7 En wat voor werk doe jij?

i 1
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Even hoesten, alstublieft. U bent te snel gereden, meneer! Schrijf dat even op. Is het zo goed of mag het nog korter? En wat ziet u hier? Naar de Grote Markt? Dat zijn twee zones. Een lekke band? Morgen kunt u het afhalen.

Wat hoort bij elkaar?

Wer sagt was? Verbinden Sie.

kapper dokter leraar politieagent fietsmonteur / fietsenmaker buschauffeur opticien

i Wie is er bedoeld? 2
Wie heien die Berufe? Notieren Sie. Manchmal gibt es nur eine Form.

%
1. 2. 3. 4. 5. die repareert je auto daar koop je brood daar krijg je een nieuwe bril hij/zij werkt in de kerk bij hem/haar leer je Nederlands

$
monteur ......................
...................... ...................... ...................... ......................

monteur ......................
...................... ...................... ...................... ......................

i 3
vracht tv cir top po schoon pre po heids wa li cus ko di tie gen li sen rec a chauf ning ta ti

Om welke beroepen gaat het?

Bilden Sie aus den Silben sechs Berufe. feur tor gent teur in cus 1. 2. 3. 4. 5. 6.

vrachtwagenchauffeur

www.hueber.de 08.5252

Max Hueber Verlag, Jens Eschmann, Hendrik Neukter

Dieses Blatt darf fotokopiert werden

7 En wat voor werk doe jij?

i Wie ben ik? 4
Spiel: Wer bin ich?

k k

Suchen Sie auf den Seiten 58/59 einen Beruf aus und schreiben Sie ihn auf einen Zettel. Jedem Teilnehmer wird ein Zettel auf den Rcken geklebt. Jetzt laufen alle durch den Raum und stellen sich gegenseitig Fragen, auf die nur mit ja oder nee geantwortet werden darf, bis alle ihren Beruf herausgefunden haben.

Werk ik meer alleen / samen me t collegas?

t met andere mensen? Heb ik op het werk veel contac

s vroeg op? Sta ik s morgen

Werken in mijn beroep meer man nen / vrouwen?

Werk ik soms laa t s avon ds?

?
Werk ik op kanto or?
n? nen / buite ik veel bin Werk

www.hueber.de 08.5252

Max Hueber Verlag, Jens Eschmann, Hendrik Neukter

Dieses Blatt darf fotokopiert werden

8 Hoe is ze?
i 1
ijs

Wat hoort bij elkaar?

Was gehrt zusammen?

brood

ijsje

koekje

broodje

koek

kopje

1.

2.

3.

4.

5.

6.

i 2
Ik krijg langzamerhand trek.

Maak de tabel af.

Ergnzen Sie die Tabelle.

Heb je ook zin in een kopje thee?

Zullen we een kopje thee drinken?

Zal ik een pilsje halen? Zullen we gaan ziten?

Je ziet slecht eruit. Heb je hulp nodig?

i 3
1 2

Kruiswoordpuzzel

t op! Le

tter IJ = n le

Lsen Sie das Kreuzwortrtsel.

Waagerecht:
1. kleine bolvormige kroketjes (bij een borrel of aperitief) 4. gehakt in de vorm van een worstje 7. sneden brood, samen met beleg geroosterd 8. caf waar men ook kan eten 9. kraam waar men snacks verkoopt 10. glaasje sterke drank

3 4 5 7 8 6

Senkrecht:
2. 3. 5. 6. een taartje gemaakt met appels een soort bier mineraalwater uit Belgi brood met ham, rosbief en/ of kaas en een spiegelei

10

www.hueber.de 08.5252

Max Hueber Verlag, Jens Eschmann, Hendrik Neukter

Dieses Blatt darf fotokopiert werden

Lsungen

Les 7
1 2. 3. 4. 5. 6. 7. politieagent leraar kapper opticien buschauffeur fietsmonteur / fietsenmaker

Les 8
1 1. 2. 3. 4. 5. 6. brood kopje ijsje koek broodje koekje

2
1. 2. 3. 4. 5. monteurmonteur bakkerbakker opticienopticien domineedomina docentdocente / leraarlerares

2
Heb je ook zin in een kopje thee?Zullen we een kopje thee drinken? Ik krijg langzamerhand trek. Zullen we iets eten? Ik heb dorst. - Zal ik een pilsje halen? Ik ben moe. - Zullen we gaan zitten? Je ziet slecht eruit. Heb je hulp nodig? Zal ik de dokter bellen?

3
1. 2. 3. 4. 5. 6. vrachtwagenchauffeur tv-presentator circusdirecteur toppoliticus politieagent schoonheidskoningin

3
1. BITTERBALLEN 2. APPELGEBAK 3. PILSJE 4. FRIKADEL 5. SPA 6. UITSMIJTER 7. TOSTI 8. EETCAF 9. PATATKRAAM 10.BORREL

4
Anstatt im Raum herumzulaufen, kann sich auch jeweils ein Teilnehmer nach vorne setzen; die brigen Teilnehmer versuchen dann mit Hilfe von ja/nein-Fragen seinen (fiktiven) Beruf zu erraten.

www.hueber.de 08.5252

Max Hueber Verlag, Jens Eschmann, Hendrik Neukter

Dieses Blatt darf fotokopiert werden