You are on page 1of 6

De Oosterschelde open of dicht

DrS.Parma

R ecd~ lang vóór de ramp van 1953 zijn er ueltaplan ncn gemaakt. Het voorn aamste doel
was het nagaa n van de mogelij khedc rJ om meI behulp van grote zoetwaterbc kkc ns de
con tinue verz ilting ~'an hel westen vlln on~ land te rug te dringen. D<: afdamming van Briclsc
M aas en Botiek zijn uitvloeisels van Ucl.e plannen.
Va naf fcbruui 1953 werd het verkrijgen vlln een maximale veiligheid het hoofdmotief. Op
grond ~an het reeds verrichte ondcrwck kon de regeri ng al kort na de ramp lIan de
\'olksvertegenYioordi&îng een plan lIanbieden, waarin werd voorgesteld de zccgaten in
ZW·Nederl!md door middel van zover mogelijk zeewaarts gelegen dammen af te ~I uiten.
Met het oog op sche.!pvliartbellingen werden WCSIerschelde en Nieuwe Wa terweg buiten
dit plan gehouden.
In november 1957 werd de Dcltawct, een zg. raamwet, doo r de: Tweede Kamer met grote
mee rderheid ungenomcn. De tracerin g en hoogten van de damm en en de verdere
inric htingszaken worden doo r ministeriële besluiten ofkoninklijke besluiten geregeld.
Na de voltooiing van het Deltaplan zal ec n zeer grote veiligheid tegen het gevaar va n
stormvloeden zijn verkregen. Als afgeleide voordelen zijn genoemd de mogelij kheid van het
construeren van drinkwaterbckk ens, de mogelij kh eid tot vcrziltingsbcstrijding, de mogelijk
hcid tOt de on tsJuitinll \'anreereatiegebieden, bcterehcrcikhaarh ciden daardoor een betere
mogelijkheid tOt indust rievestigin g. Als enig groot nadeel werd het wegl'allen van de sc haal·
en schelpdie rcultures genoemd. Zo is de nationaal-economisc he sebade van de door de
delta .... erken bedreigde visserij kon geleden geschat op minimaal 575 ml n gu lden' .
In de jaren vijllig ee bter speelden de conseq uenties van het Deltapl an voor hee milieu ttn
volstrek t ondergesdti1r.te rol. I ntus~n i~ hee in7.icht gegroeid dat hee natuurlij k milie u
diverse funeriCli be7.it di e voor de mens van groot belang zijn, zoals regulerende functies mei
betrekking tot plage n en kl imatologische omstandigheden. ah waarschu ..... er legen sluipende
vergiftigingen in onze omgeving, als opsl agplaats voor de in een miljard jaar verz amelde en
ge n eti ~eh vlI~!geleE:rle levenserva ring en als onderzoe kterrein nodig om deze levenservari ng
aan de mens dienstbaar te make n.

Met di! inzic ht omtrent de waa rde Vlln natuurgebieden groeide het besef dal bij d~
uitvoering ~'an hel Deltaplan het mil ieu in ZW-Nederla nd onherstdbare sc hade zou tij den.
De schade wu vooral groot zij n bij verlies van de Oosterschdd~ omdat dit bekken al sinds
lang hekend stond om zijn grote biologische rij kdom. Door de toevall ige combinatie van
een aa ntal ractoren zoals een rel atief hoog en consta nt zoutgehalte. een hoog zuu~tofgehal­
te, ~tahiele walenem peralUren en een gering slibgehalte. zij n de !lora en rauna van de
Oostersehelde uitzonderlijk rijk. De ,'isflluna tdl meer dan 70 soonen ; cr komen meer dan
500 hodembcwonende diersoorten voor: o.k bodembcwonende mariene algennora bestaat
uil ca. 200 soorten; bet plank ton met minstens J{)() soorten is rij ker geschakeerd d an enig
ander zout Deltawater. De Oosu:r~hcldc kan tenslotte ah een van de rijkste Europese
vogelgebieclenwordenbesehouwd 1.
Al vllnaf het midden van de jaren zestig begonne n zich .~te mm en te verheITen tegen de
afSluitin g van de Oostersehelde". De criti ci van het Delt aplan voerden aan uat men fi od
stre ,'en naar ee n ~ynth e~ e waarin de eise n va n bescherming lege n stormvl otdrampen en
van beho ud va n natuurlij k milieu zijn gecombineerd. \l oo ral de laa wejaren isde groep van
tegemtlmden van ccn gesloten Oostersc helde sterk gegroeid en niet meer beperkt tot
Zeeland. GrOle groeperingen als de Vereniging to t be houd van de Waddenzee, de Stichting

".
Natuur en Milieu en de Vereniging Milieudefensie hebben zich in deze controverse
uitg~ sprok ~n t~g~n een getijloos, \'erzoct Zeeuws Meer. Vanaf midden 1973 hebben
ong~veer 15 organisaties zich verenigd tot het Comité Samenwerking Oostcrschclde (SOS).
Ook de politieke partijen begonnen in de Oosterseheldekwestie interesse te tonen en al. deze
activiteiten leidden er tenslotte toe dat de regering in augustus 1973 een Oostersehelde-
commissie installeerde onder voorzitterschap van Mr J. Klaasesz, die als opdracht kreeg de
minister van Verkeer en Waterstaat te rapporteren 'met betrekking tot alle vcilighcids- en
milieuaspecten die hij de Oosterseheldewerken in het geding zijn. De commissie zal de
bestaande mogelijkheden moeten bestuderen en hieruit die oplossing dienen te kiezen die
beidl'belangen-veiligheidenmilieu - hetbeste dienC'.

De in de loop der jaren sterk gepolariseerde groepen van 'afsluiters' en 'openhouders'


hebben beide als uitgangspunt dat de veiligheid tegen stormvloedrampc:n op voldoende
wijze moet worden gegarandeerd. De controverse spitst zieh toe op de interpretatie van het
woo rd 'voldoende'. D e 'afsluiters' menen dat voldoende veiligheid tegen stormvloeden
alleen is te bereiken door de afsluiting van de Oostersehelde zoals aangegeven in de
Deltawet. Zij menen tevens dat er voldoende garan ties 7.ijn te geven om ook in een
afgesloten Oostersehelde een milieu te scheppen dat aan alle eisen van natuurhehoud en
miliellh n;i~m: voldoet. De 'openho llders' menen dat de veilig heid op vold,oende wijze is
verzekerd als, nel al, lang, de Westerschelde. de dijkeil op deltahoogte worden gebracht.
Bovendien stellen zij dat bij afsluiting het milieu uit een oogpunt van natuurbehoud sterk
za] del9'ad~ren en dat de garanties voor de vereiste milieuhygiëne onvoldoende :r.ijn.

Welke mogelijkheden zijn nu naar voren gebracht om een synthese te bereiken tuss en
beveiliging tegen overstromingen en de zorg voor het milieu?

190
Rijkswate rstaat, gesteund door o.a. de waterschappen cn de landhouworganisl'Ities
proPllieert de afs luiting~. Zij staan afwijzend h:~geno\'Cr het voorstel van het enmÎte SOS
om een beveiliging Ie bewerkstelligen door de aanleg van een dam door het Keeten en het
verhogen van de bestaande dijken (het zg. plan Meijer). Rij kswaterstaat ~lelt dat het
toezicht op 9 km DcltllUllm mak kelijker is dan op 245 km d ijken, maa r zij geeft tevens toe
dat dit voor de beveiliging geen verschil behoeft Ie maken als men voor onderhoud en
bewllking mIlIIr voldoende geld over heeft. Overigens zij hi a- opgemerkt dal uit
berekening.,m van de kant van Rij kswaterstaat i~ gebleken dat de nog nà 1972 uit te geven
kosten van de primaire dam en de kosten \'an de verhoging van 245 km dijk elkaar niet veel
ontlopen?
Een twc:c:dc argument voor afsluiten is, dat het stelsel van tweede waterkeringen hiflg~ de
Oostersehelde onvoldoende is om een aanvaardhare veiligheid Ie bereiken. Langs de
Westerschelde zou dit systee m van slaperdijken wèl "oldoendc zijn. Hier is tegenin
gebracht dat cr geen algemeen aan vaarde normen zijn waaraan slaperdijken moeten
voldoen. Bovendien moet het toch mogelijk zijn aan de te stellen normen te voldoen door
op Schouwen bin nendijken aan te leggen en op Tholen. SI. Phili~land en Noord- en
Zuid·8e\·eland bestaande binncndijken wnodig te verbeteren. Tens101Ie zou door de aanleg
van een dam door het Kee(co al een belangrijk gedeelte van het gebied bevc-iligd ku nnen
worden.
Rij kswat erstaat meent dat he! nid verall\WOOfd is om het moment van ab solute vciliahcid
te verschuiven tot na 197 B, bet geplande jaar van afsluiting van de Oosters<:helde. De
'opcnhouders' van de Ooster~chelde steDen dat zelfs 1978 nog te lllilt is cn dringen aan
onmiddellijk met dijkvcrhoging te beginnen. De sto rmen uil december 1973 laten zien dllt
ee n verhete ri ng van de ~w akste delen met mag worden uitgesteld. Zij n tenslotte.de dijken
op deltahoogte ge bracht dan zou een veiligheid zijn verkregen verge1ijkbllar met d1f: ro nd de
Westerschelde en Nieuwe Waterweg.
Een veel gebruikt argument voor ufsluitinl! is, dat de beruchte dijk· cn oevervallen tot het
\·erleo.len ~ulJ en behoren. Bij dit "erschijnsel, dat niet yoorspc:lbaar optrcedt, zakken vooral
na extreme laagwalerstanden delen van dijken of \'QOfocvers in de die pte, omdat cr in de
undergrund lus;e zandlagen weg!IChuiven. Beruchte valacvoeligc gebieden bevinden zich op
Tholen. Schouwen en Noord·Be veland, maar ook langs de Wcsterschclde. Tegen dit
argumen t wordt in gebracht dat oevcr· cn dijkvallen wel zij n te voorkomen, mits men maar
geld over heeft voor besLOrtin gen op grote schIlaI.

191
Tenslone wordt gesteld dat de kwaliteit van een primaire dam veel beter lIIl zijn dan die
van een \'erhoogde en vers terkte dijk. Maar ook hier wij zen de critici op de situatie rond
Westersenelde en Nieu"'e Waterweg en ook op hel noorden Vllfl het land, waar aan de
vereiste veiligheid blijkbaar wel met een mi ndere kwaliteit van de dijk kan worden voldaan.

!Jij de aan leg van ~n Keetendam en verhoging van de dijken zal het a.qu atisehc milieu in al
zijn rij kdom kunnen blijven voortOest lla n. Bovendien zullen de slikken hun belang als
fourageerge bicd voor de vogds blijven behouden. Het grootste deel van de ~e horr~n gaat
verlOTen omdat deze ten noorden van de Keetendam zullen kom en te liggen. De veel geuit~
veronderstellin g dat bij dijk verh oging de hydrobiologisch, botanisch en ornithologisch
belangrijke inlage n op Schouwen en Noord -Beveland opgeofferd moelen wordcn, behoeft
niet juist te zijn. Het is mogelijk ini llagdijken in plallts VIUI buitendijken op te hogen en het
is ui teraard noodzakelijk dat deze werkzaamheden door biologen en landschapsdeskundi-
gen worden begeleid ' .
De voorstanders \'an een afgesloten Oostenchelde menen dat ook in het toekom~ti g
Zeeuwse Meer een goed milieu kan worden gecreëerd. Zij stellen zelfs dat het milieu in ccn
degelij k gebied beter beheerst kan worden dan in een open Ooslc:rschclde.'. Deze mening is
door de biologen fel aangevoch ten als zijnde ccn sch romelij ke overschatting van ons
kunnen'.
Als oplossing om in een Zeeuws Meer een acceptabel milieu te scheppen wordt ~indli lang
de mogelijkheid van opsplitsing van \,'QmpllrtimentCll genocmd!D. Op deze wijze louden de
vaak strijdige functies van natuurbehoud, scheepvaart en recreatie kunnen worden
gese hcidCll. Er werd aanvankelijk uit gegaan van apan.e bekkens, die gev ul d zoudenworden
met zOCt water. En hierop spitst de kri tiek van de 'openhouden ' zich toe. Dit zoete water
kan allee n maar binnenkomen via de Volkeraksluizen uit de zo lang zamer hand immers
smerigc Rijn. Deze rivier is belast mct cen overmaat aan stikstof- en fosforverhi ndin gcn.
zware metalen en pesticiden. Het is lofwaardig dat er experimenten op grote sc haal worden
uitgcvoerd om fosfaten aan het inlaa twater te onttrekken en het is waar dat in de Me rwede
ccn ste rke beri nking van aUerki schadelijke SLofTen optreedt. Maar vele critici achte n deze
feiten gee n garantie dat een Zeeuws M ~r of :tijn compartimen ten schoon water lullen
bevatten. Bovendien neemt de vervuiling van de Rijn ondanks al het internationaal overleg
nog Steeds IOC. Aan het saneren van loka le belastingen met rioolwater wordt wel aand acht
besteed. maat het is lan g niet zeker dat deze rogin gen op kon e termij n zullen slagen. Zo zal
de rioolwaterioring van de westhoek van Schouwen, die word t gebouwd op een
ve rwerk ingscapaciteit van ca. 100000 inwonersoquivalenten. in het toekomstige Zeeuwse
Meeruitmonclcn".
Van biologische zijde wordt het argument gehanteerd dat vanwege de funcûes die IUIn
natuurgebi eden worden toeg ekend de diversiteit aan milieutypen zo groot mogelijk moet
worden gehouden. Nu Lijn lOele, voedselrijke mere n in voldoende mate aanwezig, mail!'
lOute scho ne estuaria worden steeds ze ld zamer en een Oosterseheld e waar een :wuI
getijdenrnilicu wordt gehandhaafd is du s verre Ie prefereren bovcn een zoet, voedsel rijk en
wellicht \'ervuild bekken.
In de laatste jaren wordt wel gesteld. dal nicl alle eom pmtimenten zoet behoeven te
worde n, mBar dal men een westelij k compartiment zou t ka n la teu. Er lijn biolo1\iiOChe en
milieu hygiënisc he argu menten om een dergelij k mil ieu hoger te waardcr<:n dan een zoet
meer ll . Maa r in vergel ij ki ng met een getijtJenbekken is de kwaliteit, onder andere 101 uiting
komend in een sterke reductie va., de $OOncnrijkdom, zeer \'ed minder. Om aan de eis van
ccn zo groot mogelijke diversiteit !Uln milieutypen te voldoen kan men de reeds afgcsloten
maar 7.oute Grevelingen al~ zodanig handhaven. Overigens is het nog maar zccr de vraag of
er t:en van de fraai afgespiegelde inr i ehtingsmodeU~n zw worden uitgevoerd. Er dient sterk
re kcning mee te worden gehouden dllt men tenslotte zal besluiten de Oostersc helde alleen te
verzoeten lOnder dat er Jeling~Jllmmen worden aangelegd. Bovendien is er van de kant
van de Rij k.swllt~rstllat al up gewczen dat een zout westelijk bekken goed in het circuit van
een elektrische centrale op de Oosterseheldedam kan worden opgenomen waardoor het
wate r in het bekken iedere 40 dagen zou wo rden ververst lJ • Dergelij ke vetve rsingssnclh e-
den zijn vanuit het oogpunt van natuurbehoud onaanvaardbaar.

192
Behalve dijkverhoging en een Keetendam als een alternatieve bcveiligingsmcthode hceft
ook het plan van de werkgroep 'Zeeuwse Meer' sterk de aandacht getrokken. Dit
zogcnaamde 'Delftse plan' gaat uit van dc Dcltawet en houdt in dat bij de constructie van
een grote keersluis of stormvloedkering het getij in de Oostcrschcldc gehandhaafd kan
blijven". Om ~eht~r d~ afm~tingen van ~~n d~rg~lijk kunstw~rk binn~n r~delijke grenzen te
houden - en dat is dan altijd nog circa driemaal zo groot als de Haringvlietsluizen - moet
het kombergingsgebied achter de dam worden verkleind, ervan uitgaande dal het
g~tijverschil van 3 m mO~1 worden gehandhaafd. Na een uitvoerige studie, waarin allerlei
belangen tegen elkaar zijn afgewogen, wordt gesteld dat bij dammen van Kattendijke op
Zuid-Beveland naar St. Maartensdijk op Tholen en van SI. Philipsland naar de
Grevelingendam in een zo groot mogelijk gebied het getij kan blijven bestaan.
Het nadeel van dit plan is dat de Yersekse schelpdiercultur~s moeten worden heëindigd.
Bovendien 7.ullen de uit het oogpunt van natuurbehoud belangwekkende schorren en
slikken in de Oosterschc:ldekom verloren gaan. Het project is geschat op een bedrag van
l'/zmldgulden.
De biologische consequenties van een 'Delfts plan' met een gereduceerd getij van bijv. I m.
waardoor de gehele Oosterschelde als kom berging kan blijven fuugeren, zijn tot nu toe
onvoldoende bekend. Ook hier zullen echter visserij-technische bezwaren blijven bestaan".

Voor dc vollcdigheid dient temlottc ook nog het plan genoemd te worden om op de
zeekusten van Schouwen en Walcheren strekdllmmen aan te leggen, waardoor een nieuw
wad voor de kust zou kunnen ontstaan, dat de functie van de Oostersehclde zou kunnen
overnemen!';. leder technisch, yisscrijkundig en biologisch onderzoek van dit voor~tel
ontbreekt echter tot nu toe.

De 'Commissie Klaascsz' heeft de weinig benijdenswaardige taak uit de verschillende


mogelijkheden de synth~se te maken waarbij veiligheid en milieu optimaal gegarandeerd
lijn. Het eindrapport is sk chts adviserend en het is te hopen dat alle partijen zich loyaal bij
het eindoordeel zullen neerleggen. Overigens is het zeer de vraag of dit zal gebeuren. Vooral
de 'afsluiters' hehben tijdens de werkperiode van de commissie vele keren aangedrongen op
ee nonv~rkorteuitvoeringvandeDeltawet.
Mocht de commissie met een \'oorstel komen waarvoor wetswijziging noodzakelijk is, dan
zullen de beide Kamers 7ich moeten uitsprek en. Het 7.iet er naar uit dat ook na de uit~praak
van de 'Commissie Klaasesz' het laatste woord nog niet is gezegd.

Postscriptum
Intussen heeft de 'Commissie IGaasesz' haar advies uitgebracht. De oplossing die men
voorstelt kan uiterst origineel genoemd worden. De Ooste11lchelde dient te worden
afgesloten met een :!:g. blokkendam, dvn. een dam van los op elkaar geworpen
betonblokken van maximaal 40 ton, waartussen het water vrijelijk in en uit kan stromen.
Deze afsluiting zal du~danig moelen geschieden dal een afname van de getijde-amplitude
bereikt zal worden, die echter op de mosseherwaterplantsen bij Yerseke niet lager mag zijn
dan J 80 cm. Tevens lUnen de stormvloedstanden achter in de Oostersehelde dan dalen met
1.'11. 70 t:ffi. Hoewel de veiligheid op deze wijze kan wurden opgevoerd tot ti~nmaal de
huidige veiligheid, :!:al deze blokkendam slechls een tijdelijke oplossing vurmen. De
definitieve oplossing zal een slOrmvloedkering zijn in deyorm van een stclsel kokers dat
tijdens extreem hoge waterstanden kan worden afgesloten. De vei ligheid tegen stormvloed-
rampen wordt daardoor even groot als bij de oorspronkelijk gedachte afsluitdam in de
monding. Ook in deze delinitieve fase dient een gctijvcrschil bij Yerscke van minimaal I ilO
cm gehandhaafd te blijven. In de Oostersehelde zal een zout getijde-milieu blUven bestaan
met alle voordelen van dien. Door de Stichting Zeeuws Coördinatieorgaan voor Natuur-,
Landsehaps- en Milieubescherming is een boekje uitgegeven waarin wordt aangetoond dat
het plan KlaaseH en het door de 'openhouden' geponeerde plan yan dijkvcrzwaring en de
aanleg van een dam door het Keeten, elkaar in biologisch opzicht niet veel ontlopen. Beide
plannen hebben vonr- en nadelen. Uiteraard biedt het plan Klaasesz een grotere veiligheid
tegensuperstormen.

193
lITERATUUR
I. Vii'io.<;erijschap, Het , Interimrapport Inrake de gePO/gen ~'an de ajf/uiting ron de
Oostersehelde i'OOr de I';sserij, okt. 1973. 16 p.
2. WolfT. w. J., Enkele proglloscs (11'('( milieu en bewoners l'Un een qfgesfoten OoslerlChel·
de, in: 'Contactblad \'oor Oecologen', 1972. 8t:jrg. nr I, p. 9-20
3. Studiegroep Oosterscbclde I !:Ió!:l, De beI'f!llIJ;inC van hel zuidelijk Dello gebied legen
i lurm vlveden, Memorandum I aug. 1969,29 p., 9 bijl.
4. Westertt;:rp , Th. E., Nota Ormtrschelde, Nota uitgebracht aan de 2e Kamer der
Staten·Genernalindezitting 1972- 1913.nr 12449, lOp., 7 hij!.
5. Rijk swllten;t/l,llt, Het Deltaplan in her /lehl )'an de laatste omwikkelingen, febr. 1972,
S9p,
6. Blauwboek, Een pleidooi voor een afgesloten Oostersehelde uitgebracht uwr de
Gewestelijke raad Zeeland van het Landbouwsc hap en de Zeeuwse Polder- en Watt;:r-
sc hapSbond,aug. 1972,57 p.
,. Kerk , J. van de., {)eo/sluiting mn de Oostersehelde, Openbare Ui tgaven 191 1, 3ejrg,
nr4, p.I72- 11\2
8. Comité SOS, Oostersrhe/Je open, Memorandwn ui tgebracht Juur VC'feniging Milieude-
fensie, Amsterdam 1973,80 p,
9. Kritisch rommen/aar bij de RijksK'alerlWufl nufa: Hel Dellaplan in hel /fehf ~'Qn de
laalSlr! Qmwikkeli~lgcn, Studiegroep Milieu beheer van de Oecologisch.: Kring, 18 apri l
1972. lOp.
10, Santema, P., De walerhuishoudinlJ in hef DelwlJebiedin: 'Zeeuws T ijdschrift', 1967,
l7ejrg, nr$ 3/4,p, 104- 122
11. Koster, 1::::, L. C" Zuiver/ngJp/an l'Ooreen recreatiegebied: Wesler5ehouwen, 1913, 6e
jrg.nr23.p.622- 631
11. Bakker, C ., P. H. Nienhuis, W. J, WolIT, 8iulugil~'he en milieu hyglinlsche el'tlillatie
Vutl (et!n) lUW(t!) ~kken(s) in de afgeslolen OOSlCrschelde, Delta Instituu t voor Hydrobio-
logischOndeuoek. Intern r!lpport 1973- 1,58 p.. 4 bijl.
13. WemelsfekIer, P. J., Walerslaarkllndlge Wipecten ran de koelll·aten'fJtlrûellillg,
TotlromSf~eldderTechniek KJ'v.J .. 1972. l2ej rg. p. 21-46
14. Eindrapport l'On de S ledebouwkundige StIldieKroep 'Zeeuwu Meer '. T echn. Hoge-
school. Oclfi 1972. 11 hfdsl.
15. Korringa, 1'.. De Oostersehelde en de I'/surlj, Bulletin Ver. Milieuhygiëne Zeeland,
1912,3e jrg. nr4,p.I-9
16, Cyso uw, K., llel ZeeuwI Geno01schap 1'1/ de Oosierscheldc, Samenvatting van een
lezingencycl us, in: 'Zeeuws Tijdschrift', 1913, 23e jrg. nr 2, p. 17- 24

194

You might also like