You are on page 1of 269

Lijst v an afkortingen

1e van een aantal homonymen (gelijkluidende,


doc h in betekenis v erschillende woorden)
I
I-stam (ook G-stam) van het werkwoord
II
II-stam (ook D-stam) van het werkwoord
III
III-stam (ook S-stam) van het werkwoord
IV
IV-stam (ook N-stam) van het werkw oord
aanw.
aanwijzend (voornaamwoord)
abstr.
abstract (zelfstandig naamwoord)
ABN
agemeen beschaafd nederlands
acc.
accusativus (vierde naamval)
adj.
adjectief, bijvoeglijk naamwoord
adv.
adv erbum, bijwoord
AD
Anno Domini, een jaartal na het begin van
de jaartelling
a.h.w.
als het ware
AHw
von Soden's Akkadisc hes Handw
orterbuc h
Akk.
Akkadisc h
Arab.
Arabisch
Ar.
Arameesch
Ass.
Assyrisch
astron.
astronomie, astronomische teksten
Bab.
Babylonisc h
betrek. vnw. betrekkelijk v oornaamw oord
bezit. vnw. bezittelijk v oornaamwoord
bijv.
bijvoorbeeld
bil.
bilingue (tekst in tw ee talen)
CAD
Chicago Assyrian Dictionary
CH
Codex hammurabi
cohor.
cohortativus (aansporende wijs)
conj.
conjunctie, voegw oord
D
D-stam (ook II-stam) van het werkw oord
D-tantum komt alleen in de D-stam voor
denom.
denominatief (afgeleid van een nomen)
dat.
dativus (derde naamval)
det.
determinatief
denom.
denominatief
d.m.v.
door middel van
DN
devine name, godennaam
d.w.z.
dat wil zeggen
Du
Duits
EA
taal v an de El-Amarna kleitabletten
Eng.
Engels
enk.
enkelvoud
etym.
etymologie
ext.
extispicy
fem.
feminine, vrouw elijk (grammaticaal geslacht)
g.
guurlijk
fon.compl. fonetisc h complement
F r.
F rans
gen.
genitivus of tw eede naamval
GN
Godennaam
G
G-stam (ook I-stam) van het werkw oord
Gr.
Grieks
GAG
von Sodens' Grundri
Hebr.
Hebreeuws
i.h.a.
in het algemeen
intrans.
intransitief, onovergank elijk w erkw oord
imp.
imperatief, gebiedende wijs
inf.
in nitief
i.p.v.
in plaats van
I

i.t.t.
Jur.
Lat.

in tegenstelling tot
juridisc he (teksten)
Latijn
LB
Laat-Babylonisch (de periode of de taal)
lett.
letterlijk
litt.
literair(e teksten)
LL
lexicale lijsten
loc.
locativus
m.
mannelijk (grammaticaal geslacht)
math.
mathematische (teksten)
mng.
meaning (betekenis)
mngs.
meanings (betekenissen)
mnl.
mannelijk (grammaticaal geslacht)
m v..
meervoud
MA
Middel-Assyrisch (de periode of de taal)
MB
Middel-Babylonisc h (de periode of de taal)
N
N-stam (ook IV-stam) van het werkwoord
Ned.
Nederlands
N-tantum komt alleen in de N-stam voor
NA
Neo-Assyrisch (de periode of de taal)
nom.
nominativus (eerste naamval)
nb
Nota bene
NB
Neo-Babylonisch (de periode of de taal)
n.v.
naamval
nw.
nieuw (na de Oud-Babylonisc he periode)
OAkk.
Oud-Akkadisc h
OA
Oud-Assyrisch (de periode of de taal)
OB
Oud-Babylonisch (de periode of de taal)
o.i.v.
onder invloed van
onafh.
onafhankelijk
ong.
ongev eer
o.m.
onder meer
p.
persoon, bijv. 1e p.enk. 1e persoon enkelvoud
p.vnw.
persoonlijk voornaamw oord
perf.
perfectum (tijd van een werkwoord)
part.
participium (deelwoord) van een werkwoord
PN
persoonsnaam
PNs
persoonsnamen
phon.compl. phonetic complement
pl.
plural, meervoud
pl. tantum plurale tantum (alleen in meervoud)
prec.
precativus (aansporende wijs)
pres.
presens (tijd van een werkwoord)
pret.
preteritum (tijd van een werkwoord)
p. vnw.
persoonlijk voornaamw oord

RS
taal v an de Ras-Samra
kleitabletten
Sem.
Semitisch
SB
Standaard-Babylonisch (taal)
sg.
singular, enkelvoud
subj.
subjunctivus van een werkwoord
subst.
substantief (zelfstandig naamwoord)
Sum.
Sumerisch
stat.
stativus van een werkwoord
st.abs.
status absolutus van een zelfstandig
naamwoord
s/w
Duitse werkw oorden `sein' oder `werden'
st.c.
status constructus van een zelfstandig
naamwoord
syn.
synoniem
st.r.
status rectus van een zelfstandig naamwoord
S
S-stam (ook III-stam) van het werkwoord


S-tan
tum komt alleen in de S-stam
voor

term.
t.o.v.
trans.
ult.
uncert.
v.

unkn.
verb.adj.
vent.
vgl.
vnw.
voegw.
voorz.
vr.
vnl.
wsl.
ww.
X
zelfst.
zgn.
z/w.

terminativus
ten opzic hte van
transitief, o vergank elijk w erkw
oord
ultimae, de laatste letter van de wortel
van een woord
uncertain
van
unknown
verbaal adjectief
ven tivus
vergelijk
voornaamw oord, pronomen
voegwoord, conjunctie
voorzetsel, prepositie
vrou w elijk (grammaticaal geslac
ht)
voornamelijk
w aarsc hijnlijk
w erkwoord
een geheel getal
zelfstandig
zogenaamd
w erkw oorden 'zijn' of 'w
orden'

Lijst v an symbolen

een sterretje voor een w oord betekent dat het


w oord kunstmatig geconstrueerd is en niet daadwerkelijk zo wordt aangetro en. Het sterretje wordt op twee
manieren gebruikt. De eerste manier is om de constructie van een niet-bestaand w oord aan te geven, bijv.
*krijging. De tw eede gebruikswijze is het presenteren
van een hypothetische vorm van een w oord, waaruit
een ander woord geacht wordt gev ormd te zijn,bijv.
tovenaar< *tover aar, vgl. toveren.
Een sterretje voor een hele zin duidt op een ongrammaticale zin.
< beteken t `on tstaan uit', bijv.weer < weder
> beteken t `gew orden tot',
 de hoge punt w ordt gebruikt om lettergrepen in
het Sumerisch, die ieder met een afzonderlijk teken
w eergegev enw orden, van elkaar te scheiden. Bijv.
kiengiir is het Sumerische woord voor `Sumerisch'.
 de hoge punt w ordt ook gebruikt om een samenstelling van tw ee logogrammen in het Akkadisch weer
te geven. Bijv. \e is het logogram voor `huis', gal is
het logogram voor `groot' en egal is het logogram voor
`paleis'."
- Het koppelteken w ordt gebruikt om lettergrepen in
het Akkadisc h, die ieder met een afzonderlijk teken
w eergegev en w orden,
van elkaar te scheiden. Bijv. lisa-an ak-ka-di-tim (`de Akkadisc he taal/tong')
  de accen tus accutus en de accentus gravus in Akkadisc hewoorden geven niet de klemtoon aan, maar
w orden gebruikt om gelijke lettergrepen die met verschillende spijkerschrifttek ens w orden ewergegeven van
elkaar te ondersc heiden.Bijv. lu, lu en lu geven alle
drie de klank /lu/ w eer, maar het zijn drie verschillende spijkerschrifttek ens. Tekens zonder accent zijn de
meest voorkomende, daarna die met een accentus accutus en vervolgens die met een accentus gra vus. Zijn
er nog meer vormen, dan geeft men die met indices

aan. Hierbij is lu = lu1 , lu = lu2 , lu = lu3 .

! verwijzing naar elders in de woordenlijst


% verwijzing buiten de woordenlijst
pprs ongeveer
de w ortel v an het w
oord bestaat uit de consonan-

ten p, r en s.
!xxx! tijdelijk nog niet gezet spijkerschrijfttek en (in de
voorlopige uitgave)
: : : w eglating v an een stuk an
v de oorspronkelijke tekst
% verwijst naar het glossarium
indices van cijfers aan lettergreeptekens duiden op verschillende tekens die dezelfde klank w eergev en.Bijv.
lu1 , lu2 , lu3 , lu4 etc. De vorm lux geeft een niet in de
tekenlijsten v oork omend tek
en aan.
Akkadische klanken

lange klinkers Het Latijnse alfabet levert ons slechts symbolen voor de korte klink ers a, e, i, o, u. In het Oud-Nederlands schreef men soms nog jar voor `jaar', win voor
`wijn' en port voor `poort'. In de loop der tijd zijn verschillende systemen toegepast om de lange vocaal aan
te geven. Bijv. met een verlengings -e (jaer, een, hues,
poert), een v erlengings -i (jair, ein, huis) en soms met
een v erlengings -j. De huidige Nederlandse spelling laat
daar nog restanten van zien, zoals de lange i gespeld
als ie. Het teken ij in wijn komt voort uit een lange i
en ui w as oorspronkelijk een lange u.
a lange a-klank als in aap
e lange e-klank als in leed
 lange i-klank als in dier
o lange o-klank als in loop. De /o/ en / o/ k omen niet
als betekenisonderscheidende klank voor in het Akkadisch.
u in Akkadisc he woorden: oe-klank als in kloek
u lange oe-klank als in Oehoe
h in het Akkadisc h deharde g-klank zoals in achter.
 Er komt in het Akkadisch geen andere h voor.
s. in het Akkadisc h de zogeheten tsadeh-klank, zoiets
als een ts, op te vatten als een medeklinker, die zich
onderscheidt van de s en de s.
s in het Akkadisc h de zogeheten sjin klank, uitgesproken als sj zoals in sjaal; te beschouw en als een medeklinker.
t. in het Akkadisch de thet-klank, uit te sprek en als
een t, maar op te vatten als een medeklinker die zic h
onderscheidt van de t.
Lijst van referenties

A Ch-Sin
AHw Akkadisc hes Handw
orterbuc h
BAL `bab ylonisc h-assyrisc
he Lesestucke', Rylke Borger,
Rome Biblical Institute Press, 1979, 2nd improved edition in 3 volumes.
BAM578 BAM-578
CAD Chicago Assyrian Dictionary
CH
Codex Hammurabi
CT 51,161 Hemerologische text
Ee Enu ma elis, cuniform text in `The Babylonian Epic
of Creation', by W.G.Lambert, 1977, Ed.: W.G. Lambert, Birminghamn U.K., on sale by Blackw ell's, Broad

street, Oxford, ISBN 0-9503748-0-6

erra

H.Sip
Sil-A
Sil-C
Sin1
Sin3

Hoofdstuk 2
Akkadisch vocabularium

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

alef

wortels naar von Soden's Akk. Handworterbuch

met verwijzingen naar wortels beginnend met j, w en n


(niet alle trefwoorden opgenomen in deze vocabulair)


*n p

a du
^

*n d,*w d



*n 
,*w 


j l (e 
e lu)



*n l



*n m

*n p

*w r,*n r




* u
r



*n s


s

*n 
s ,*w 
s

u


hahu
^




 
b

bb

bd



 
*wb

eb
e bu

* bt
abdu

bh

*jbh,* ph

b


eb
u ,* p


bk

ab
a ku




bl

ab
a lu,

* pl,*wbl

br

ab
a ru,
eb
e ru

bs
.

ab
as
. u,

* ps

b
s

bt

ab
a
su
ab
a tu,
n
a butu

bt
.

ebet
.u

*jd /wd

 


db

dd

dh

ed
e du
*jdh,

(ed
e h u)

dl

ed
e lu

dk

ed
e hu

dm

ad
a mu,




dp

adamatu,

adammu

dn


ndn St

dp

ed
e pu

dq

ed
e qu





dr

ad
a ru,
adru,

ed
e ru

d
s

ed
e
su

*jg (eg^
u)

 


gg

ag
a gu,

* qq

gl

*ngl

gm

ag
a mu




gr

ag
a ru,
*jgr(eg
e ru)

h


ahu
^ II,

hr

ah 
a ru




hz




b



ah 
a zu


ajj
a bu

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

2V
> C V

a
]

a{

,
+vent. am v.

ub-lam-ma ublamma

(G pret.
e

, pre x voor pers. vnw. 1 p.enk. ik, bijv. het paradigma (met G inf. para su `beslissen'): G pres. aparras `ik
beslis/zal beslissen'; G pret. aprus `ik besliste'; G perf.
aptaras `ik heb beslist';
Spellingsvoorbeelden:
V
ah-ri-a-am-ma, ahriamma



(1e p.enk. pret. + vent. am +ma v. her^u, `graven') H.Sip. 22




as-s
u-
uh, assuh


e
(G pret. 1 p.enk. v. nasa hu `uitrukken') CH-xxiv-31


a
s -ku-un, a
s kun
(G pres. 1e p.enk. v. saka nu `plaatsen', `zetten') CH-v-23
l
a
s -t
st
. ur-ma, a
. urma
(G pret. 1e p.enk. v. sat. a ru `(op)schrijven') CH-xxiv-75
al-bi-in, albin
(G pret. 1e p.enk. v. laba nu `metselen') Sil-A-67
= a-ra-am-mu, arammu, (G pres. +subj. u v.
r^
amu, `beminnen') CH-xxiv-94

8

*
CH

{a,{ a , (ook -ja en -), suf x bezit. vnw. 1ep.enk.


mijn;
-a of - a na de vocaal u ; -ja na de vocalen  of e; - na
consonanten. Voorbeelden:
belu a of belu a `mijn meesters'; bel `mijn meester';
assatu a `mijn vrouwen'; ana belja `aan mijn meester'; ana belja `aan mijn meesters'
E
be-l
-ia, bel
ja CH-xxiv-90
, suf x van pers. vnw. dativus 1e p.enk. aan
mij, voor mij, resp. tegen mij (pers. vnw. dativus 1e p.enk.). {a(m) na een consonant, {nim na een vocaal.
n.b.: een dativus kan zijn een datitivus commodi (van
de begunstigde persoon) te omschrijven met `voor',
`ten behoeve van', maar ook (met dezelfde vormen)
een dativus incommodi, als de persoon ongunstig bejegend is. Dan te omschrijven met `tegen', `ten nadele
van'. Spellingsvoorbeeden:
O i-din-nam, idinnam

{a(m), {nim

(G pret.+am v. nada nu `geven') CH-xxiv-14 Sil-A-23


O id-di-nam, iddinam
(G pret. +am v. nada nu `geven': `hij gaf mij') CH-xxiv-29
D
i
s -ru-kam, i
s rukam
(G pret. +dat. am v. sara ku `schenken': `hij schonk mij')
CH-xxiv-12

{a(m), {nim ,

suf xelement van de ventivus, formeel


identiek met dativussuf x -a(m) `aan mij', `naar mij',
resp. {nim na een vocaal. Bij werkwoorden van beweging duidt de ventivus op \beweging hierheen", bijv.
illik (G pret. v. ala ku) `hij ging' en illikam `hij kwam'.
Vaak wordt de ventivus echter stilistisch gebruikt en
hoeft niet te duiden op beweging. In een enkel geval
is de betekenis van de ventivus lexicaal bepaald, op te
zoeken in een woordenboek. De mimatie van de ventivus uitgangen -am en -nim wordt altijd geassimileerd:
*-amsu > -assu, ook *-amku > -akku; assimilatie van
n aan s is heel gewoon. De assimilatie van m aan s
komt soms voor, maar altijd bij de ventivus uitgangen
-am en -nim. Spellingsvoorbeelden:

is-ta-al-ma-am, istalmam

*V
a* C V
N H V

(G perf.vent. v. sala mu `wel zijn') CHx2

d Id

i-
s a-al-li-a-am-ma i
s alli amma

(G pres.vent. +ma v. sal^u `plonzen') CHx2


:

it-tu-ra-am-ma, itturamma
(G perf. vent. +ma v. t^aru `omkeren') CHx27x30

u
 bil

wab
a lu

(< u bilam)
`dragen') Sil-C-15


,
(G vent. +ma v. was.u^ `uitgaan') CHx3

u
-s
-a-am-ma us
.
. i amma

a alu , ww. p l of pj l a elu binden, verplichten (door


schuld)
aba , st.c. v. !abu
*ababu , !ebebu
abaku , (ww.; OA, OB, SB, NA, NB)




I. G-stam (Bab. pret. buk, pres. ibbak, perf. tabak, imp.


abuk) nemen, meenemen, brengen, halen; kopen AHw

\fortfuhren"; CAD 1 to send, to dispatch (merchandise), 2 to usher in (a person) to send away, 3 to lead
(animals, prisoners), 4 to bring along, to lead away
(NBonly: slaves, guarantors and other persons under
obliguation)
}
, lett. \voor geld/zilver nemen" ) kopen;
c;
at-ta en li-bu-uk-su
1 atta bel libuksu , (G prec. met suf x -su verwijzend
naar eerder genoemd kaspu `zilver, geld'; en hier bel
met suf x `mijn heer') `(dan) kunt gij, mijn heer, ('t
geld) nemen/houden' CT22-58,11 citaat in een brief verwijzend naar een brief waarin geld meegestuurd is;
}
, (subst.; ook apiktu;
bad5 bad5 of 
s i
si
met bad5 = si = igi), nederlaag; AHw \Niederlage";
CAD 1 decisive defeat; 2 massacre, carnage
; ww.; vanaf OA, OB;
uda;
uddu; Gstat.: droog z/w., dor z/w.
I. G-stam (pret. bal, pres. ibbal): drogen, uitdrogen; AHw
\trocknen", \austrocknen"; CAD B 1 to dry up, to dry
out;
II. D-stam (
) drogen; CAD 2 to dry
I
ti-q
 uda
1 teleqqe tubbala (G pres.2e p.enk. v. leq^
u `nemen';
D pres.2e p.enk. aba lu `droog zijn', D: `drogen'): `[deze
3 kruiden] moet je nemen, je moet (ze) drogen' BAM-

ana kaspi(m) abaku

abiktu

}C

abalu I

} C ubbulu

578-i-31

III. S-stam (

su bulu) CAD 3 to dry, to cause to dry up

}na balu , (subst.; MB, MA, SB, NB):

droog land, vasteland; AHw \trockenes Land", \Festland"; CAD arid

land, dry land

} }

}ablu , (adj.; vr. abiltu; MB, SB, NB;


; C

 ): droog, gedroogd
; AHw \trocken";
C
(D pres.2e p.enk.) BAM578-i-31
abalu II , !wabalu `dragen' etc.
aban , st.c. v. !abnu `steen'

}}

ud

ud du

uda

ud a

tubbala

abarakku ,

(subst.; st.c. abarak; !agrik!


agriq):
\Hausverwalter", \Palastverwalter", \Scha ner"
Eng.: stewart, an ocial of temple and estates;
 r):
, (subst.; vanaf OA, OB; !lu3! alu;
ba
AHw

abaru I
C
CX
lood
abaru II , (eberu), niet of zelden in G;
II. D-stam (uburru): (iem. van iets) betichten, beschul-

digen, jur.: in staat van beschuldiging stellen; een zaak aanspannen, aanhangig maken; Eng.: to accuse;
}
, D part., : beschuldiger, jur.: aanklager, degene

mubbiru

>>22x  bV
abatu I

die in staat van beschuldiging stelt.


u-te-eb-bi-ir, utebbir (D perf.) CHx126

u
-ub-bi-ir-ma, u
 bbirma (D pret.) CHx1
=
mu-ub-bi-ir-
s u, mubbir
s u (D part. +
s u)
, (ww.; met sterke alef; vanaf OB;
gul):

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

I. G-stam (pret. i but, (but), pres. i abbat (ibbat), stat.


abit) vernielen, kapotmaken, ombrengen; teloorgaan; AHw

\vernichten"; CAD 1 to destroy (buildings, objects,


people), to lay waste, to ruin (a region, people), to
collapse
II. D-stam (
als G, D pret. u abbit, ook ubbit etc.);

D pres. u abbat, ook ubbat vernielen, kapotmaken
1 mu abbit egr
u ti za ir (D part.st.c.): `die de dwarsliggers (en) de vijanden vernietigt' of (met attribuut
voor subst.): `die de dwarse vijanden vernietigd heeft'

ubbutu

Ee-vi-154

utabbutu
na butu
na butu

II/2. Dt-stam (

, passief bij D) CAD 3 to become destroyed, ruined


IV. N-stam ( 
, ingressief) CAD 4 to collapse, to
fall down
IV. N-stam ( 
, passief): `vernield worden'
etc.
2 li  abit lum
asu, (N prec.): `moge (door uw bevel)
het sterrenbeeld vernietigd worden' Ee-iv-23
3 i  abit lum
asu, (N pret.): `het sterrenbeeld werd
vernietigd' Ee-iv-25
4 su
 li  abbitma (N prec.; verwacht 1 b): `h (die,
die ene) moet omgebracht worden' Ee-vi-14
}
, (G inf. als subst.): vernietiging, annihilatie (tegendeel van schepping, creatie)
5 ab
a tu u ba n^u qibi, (G imp. v. qab^u `zeggen', `spreken', `bevelen'): `beveel vernietiging en schepping!' Ee-

abatu

iv-22
6 ban^
u aba tu schepping en vernietiging, creatie en annihilatie Ee-vi-131

}abtu, G verb.adj., (SB, NB): teloorgegaan, vernietigd, verloren, beschadigd, vergaan, te gronde gericht; AHw \ver-

nichtet", \zerstort"; CAD ruined, decayed


7 sa kma bin^
utisuma iksiru kal^u il abtu ti
(G pret. subj. v. kasa ru `herstellen'; bin^utu (abstract)
`gestalte', (concreet) `maaksel', `product'; abtu tu
adj.m.mv.): `die alle beschadigde goden hersteld heeft
overeenkomstig zijn gestalte' Ee-vi-152 \naar zijn beeld
en gelijkenis" is niet Mesopotamisch gedachtengoed,
meer \naar zijn wezen"
 a-ba-tum, aba tum (G inf.) Ee-iv-22
 a-ba-tu, aba tu (G inf.) Ee-vi-131
: I ab-tu-ti abtu ti (adj.m.mv.gen.) Ee-vi-152

C
C

}
CDC D
DV
D
*abatu II


;
;

1 b) Ee-vi-14

 abit

(N pret.) Ee-iv-25
 abit (N prec.) Ee-iv-23
 abbitma (N prec., verwacht
li-ab-bit-ma, li

i -a-bit i

li- -a-bit li

mu-ab-bit mu abbit

(D part.st.c.) Ee-vi-154

, ww.; N-tantum, G alleen in OA; verba primae


Alef, a-klasse; vanaf OA, OB;
IV. N-stam ( 
, N pret. innabit, N pres.
innabbit): vluchten, wegvluchten (naar = ana of ana
qereb), de vlucht nemen, op de vlucht gaan; CAD 1 to
run away, to ee
}
, N part., , (subst.; ook munnabittu; mv.
munnabtu en munnabtu tu; vanaf OA, OB): vluchteling,
gevluchte persoon; AHw \Fluchtling"; CAD fugitive,
refugee
F : in-na-bi-tu, innabitu

na butu, nabutu

munnabtu

N N

(N pret. subj., blijkbaar niet >innabtu) CHx136

it-ta-bi-it, ittabit (N perf.) CHx136


= F ^ mu-na-ab-tim, munnabtim (N part.gen.)

CHx136

Abattu , onbekende plaats ergens in het westen van Mesopotamie


abbu, abb , (mv. v. !abu `vader') Verdubbeling van de

consonant in het mv., evenals bij ahu `broer', mv.



ahh u .



ab-b
e-e-
s u abb
e
s u (st.c.mv. + 
s u) Ee-vii-139
, (subst.; st.c. abbuti, met suf x abbutta-; OB, SB;
 r): slaven-haardracht, wicht, (soort haarlok, haarga
dracht karakteristiek voor slaven). Slaven mogen niet
de stadspoort uit en moeten mede daarom herkenbaar
zijn. (Niet denken aan katoenplantageslavernij). CAD
1 a characteristic hair style for slaves, 2 hair forming
the abbuttu-lock, 3 part of the head where the abbuttu
grows, 4 a metal clasp to hold the abbuttu lock
, (subst.) vaderschap !abu
abgal , W
abgal = apkal = nunme; !apkallu `wijze'
etc.
, st.c. van abum `vader' + suf x - `mijn', dus `mijn
vader'
a-bi, ab Ee-i-49
,(
bad5 bad5 , !ab
a ku), `nederlaag'
, G pret. 1e p.enk. v. !ban^u `scheppen' etc
, (subst. m. en vr.; mv. abnu en abna tu; st.c. aban;
na4 ; ook determinatief voor steensoorten): steen,
gewichtssteen, edelsteen, halfedelsteen; pit (van dadel, vgl.
steenvrucht) waarbij de zaden in een harde steenkern
zitten; [behoort tot de groep van vrouwelijke substantieven zonder -t-, zoals de natuurlijke feminina
als ummu `moeder', verschillende lichaamsdelen, zoals
sepu `voet' en de woorden umma nu `leger', harra nu
`veldtocht', ekallu `paleis', abnu `steen' en na ru`rivier'.
Het meervoud wordt wel gevormd met -a tu(m).] AHw
\Stein"; CAD 1 stone (in natural form and location)
2 stone (prepared for speci c use); 3 mv. precious colored stone (shaped and polished); 4 mv. stone weight,
weighing stone; 5 mv. pebble, counter (for accounting);
6 hailstones; 7 bladder stone (med.); 8 stone or seed
of a plant; 9 glass
1 ina abnim rabtim, lett.: \door middel van een grote
steen" ) tegen een hoge koers CHx108
2 awlum kaspam hur
a s.am abnam u bs qa tsu id a nu
dinma, (G pret. v. nad
`geven'): `iemand geeft zilver, goud, edelstenen of zijn roerende goederen' CHx112
3 aban er^e, (ar^
u, er^u `zwanger z/w.'): zwangerschapssteen; (een om de heupen gedragen steen om zwanger
te raken en te blijven, bestaan uit een holle steen met
een klein steentje erin)
4 aban al
a di, ( : na4 tu; (w)ala du `dragen',
`voortbrengen', `verwekken'): geboortesteen, amulet ter
verlichting van geboorten
}
, ( 
[xx] na4 zulumma):
dadelpit; na4 abnu `steen', `pit' (van dadel,
vgl. `steenvrucht'), zulumma sullupu `dadel' BAM578-

abbuttu

4b

abbutu
ab

abiktu
abni
abnu

aban suluppi

i-49

4,

5V

(gen.) CHx108

absanu , (subst.; ook apsanu, < Sum.; OB, SB):


na

AHw

abnim

\Geschirr", \Joch";

CAD

juk, tuig;
rope (as part of the

yoke)
1 sutb abs
a na, (G imp. vr.enk. v. teb^u `opstaan'):
`neem het juk van ons af' Ee-i-122
F ab-sa-na, absa na Ee-i-122

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

abtu , (verb.adj. !abatu): `teloorgegaan' etc.


abtutu , (adj.m.mv. v. abtu !abatu): `teloorgegaan'

etc.
: I ab-tu-ti abtu ti (adj.m.mv.gen.) Ee-vi-152
, (subst.; mv. abbu , st.c. abi ; triptotisch declinatie in
st.c. voor suf xen enk., nom. abu-, gen. abi-, acc. aba-;
vanaf oud-akk.; ad en  abba in OB-titels):
vader (in ruime zin), soms ook (in mv.) voorvader, verwant; sjeik (West Sem.); (`vader' en ahu `broer' zijn
termen die vaak ruim gebruikt worden voor verwanten) AHw \Vater"; CAD A 1 father (natural or adoptive), also as component in the kinship terms abi abi,
abi ummi grandfather, abu ummu parents; 2 father as
form of address, honori c title; 3 mv. forefathers, ancestors; 4 Sheikh; 5 principal (of a business), master,
expert, foreman; 6 part of the seed plow
1 sa abbesu usarrih u
 zikirsu (mv. `zijn vaderen' de

oudere generatie D pret.mv.
v. sar
a hu `verheerlijken'):

`degene wiens naam zijn vaderen hebben
verheerlijkt'

abu I

Ee-vii-139

}abi abi(m) ,

grootvader, voorvader;

2 ina bt absa wasbat, (G stat. v. !was


a bu `wonen'):

`zij woont (nog) bij haar vader thuis' (gezegd bijv. van
een juridisch reeds getrouwde vrouw in CHx130)
3 il abb
usu: `de goden zijn vaderen' Ee-iv-33
d
usu abusu d Anum (G pret. subj.
4 Marduk sa : : : imb^
v. nab^
u `noemen'): `Marduk (de naam waarmee) zijn
voorvader Anum hem heeft genoemd', Ee-vi-123, bij het
begin van de opsomming en uitleg van de 50 namen van
Marduk.
}
, (subst.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta)
vaderschap;
}
, (idioom) bemiddelen, voorspraak
doen;
}
, (wala du `verwekken') lijfelijke vader;

abbutu
abbuta s.abatu
abu (w)alidu

C ,
C sb K
CSil-A-61
C

(st.c.) Sil-A-60
a-bu-
s u-nu, ab
u
s unu (st.c. +
s unu) Sil-C-57
a-bi a-[bi]-ia, abi abb
ja, `mijn voorvader'

a-bi ab


4b b

ab-b
e-e-
s u abb
e
s u (st.c.mv. + 
s u) Ee-vii-139



-
s u, il
 abb
u
s u Ee-iv-33
, !Abum OB naam van een maand
, (subst.; vanaf oud-akk.;
D amaru): zondvloed, stormvloed, vloed; AHw \Sint ut", \wasser ut";
CAD 1 Deluge as cosmic event; 2 the Deluge personi ed as the ultimate of wrath, aggressiveness, and destructiveness; 3 the Deluge mythologized as a monster
with de nite features; 4 devastating ood
1 issima belum ab
u ba, (G pret. v.nasu^ `optillen', `werpen'): `de Heer hief de stormvloed op' (deed het water
stijgen) Ee-iv-49, 75
2 sa ina kakkisu ab
u bi ikm^u sa p^uti (adj.m.mv. v.
sa p^u `stiekem' zelfst. gebruikt; G pret. v. kam^u `vastbinden'): [Marduk] `die met zijn wapen, de stormvloed, de arglistigen in de boeien sloeg/gevangen heeft
genomen' Ee-vi-126
}
, oude tell, tell van de zondvloed
}
, (ook abu ba nis; adv., terminativus !{is; SB,
NA, NB): als een stormvloed, terminativus {is meestal
als adv. bij een adjectief-stam (\op : : : wijze"); bij een
substantief (zoals hier) is het vaak een vergelijking \als

Abu II
abubu

tilli abubim
abubis

CV

dingir dingir ad ad

een : : :"; AHw \wie die Wasser ut";


ood, 2 like an abu bu-monster

C ss
Cs
Cs

CAD

1 like the

(acc.) erra-i-132
(acc.) Ee-iv-49, 75
a-bu-bi ab
u bi (gen.) Ee-vi-125
a-bu-bu ab
u bu

a-bu-ba ab
u ba

abukatu , (subst. plantennaam):

een biezensoort; AHw


eine Binzenart \Scammonia (?)";
@ akal a-bu-kat gaz
1 hl abukat tahassal (st.c. v. hlu `sap', `hars';
een biezensoort, dat blijkbaar een gom produceert;
G pres.2e p.enk. v. hasa lu ` jnstampen'): `hars/gom van
 je jnstampen' BAM578-i-18, 51
een biezensoort moet
@ a-bu-kat abukat BAM578-i-18
, (subst.vr.; st.c. abul; met suf x abulla- mv. ab gal)
ulla ti;
abul = ka
stadspoort, poort; ook
als uitdrukking in de leverschouw (extispicium) AHw
\Stadttor"; CAD 1 city gate, 2 entrance gate (of a
building or building complex, of a country, of cosmic
regions) 3 district 4 ( a tax collected at the gate) 5
(a ssure in the ominous parts of the sacri cial animal)
 galme
1 iptema ka
s ina s
. eli kilalla n (D pret. v. pet^u
`openen'; s.elu `ribbe'; kilallu `beide' in dualis): `(toen)
opende hij aan beide zijden poorten' Ee-v-9, wsl.
horizonten aan weerszijde: oost en west



abull
a ti (vr.mv.) Ee-v-9
, !abu `vader'
, (subst.; vanaf oud-akk.;
nenegar,
met voorafgaand determinatief 4 iti `maand'; vaak
afgekort tot het eerste teken 4 iti ne): de 5e OB
maand (juli/aug), %\maanden van het jaar"; CAD B
(name of the fth month)
, (subst.; mv. aburru ; vanaf OB;
7
 salla):
u
polder, ooi, beemd, rivierweide AHw etwa
\Fluwiese" CAD 1 rear, back (of a house or eld); 2
eld or pasture by the city wall
V a-bu-ur-ri, aburr (gen.mv.) CH-xxiv-35,36
V a-bur-ri, aburr, (gen.mv.) Sil-A-24
, (st.c. abat), NA vorm van !awa tu woord etc
, stad Adab, stadsgod de godin Ninhursanga.

ki
W
( 
) , Adab CH-iii-67
d iskur): regen, stortregen; weergod Adad;
, (
Adad gaat over alles wat zich aan het rnament afspeelt: het weer, donder, bliksem, regenboog; Adad
schenkt vruchtbare regens, dus schenker van rijkdom
en overvloed. Zijn stem (rigmu `roep') is de donder (in de Bijbel de stem des Heren). Zijn embleem
(het godensymbool afgebeeld op kudurru's e.d.) is de
bliksemvork. Hij is sluiswachter van hemel en aarde;
hij beheert samen met !Ea het zoete water. d Adad
is de veroorzaker van de was in de rivieren als gevolg van overvloedige regenval; Adad is ook (samen

met d Sama
s ) god van de divinatie (wichelarij, o erschouw). O erschouwgebeden beginnen steevast met
de aanroeping: d Adad bel brim (!bru `divinatie') en
d Sama

s bel dnim (!dnu `gerechtelijke uitspraak');
d Adad is vooral een god van het noordelijke Mesopotamie.
1 eqlam Adad irtahis., (G perf. v. rah 
a su `overstro
 . onder water
men'): `de stortregen/Adad
heeft de akker
gezet' CHx45

C B Cs

Cs

abullu

W

abum I
Abum II

k
a gal me
s

>*

aburru

Cs
C]

abutu
Adab
}
d Adad

ud nun

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

2 t.^
abu rigmasu eli ers.etim lirtas.in (Dt prec. v. ras. a nu
`donderen'; rigmu `roep') `moge zijn stem ten goede
over de aarde donderen' Ee-vii-120
3 k d Adad urtas.s.an (Dt pres.1e p.enk. v. ras. 
a nu I
`donderen'; sa ru `wind'): (ik waai gelijk de wind,) `ik
bulder gelijk Adad' erra-i-115
d

, d Adad CH-iii-57
, (subst.; ook adakurru; MB, SB;
!gur5!
adagur5 ):
een offerschaal CAD (a container with
a pointed bottom in ritual use for beer, wine or milk)
, !edelu `afsluiten' etc.
, (subst.; ook adannu, hada nu; st.c. hada n, adanni;
mv. adanna ti, ada na tu;  vanaf OB, MA;  
uddug4 ka, ook
e udsur): termijn; AHw \Termin"; CAD 1 a moment in time at the end of a speci ed period; 2 a period of time of predetermined length
or characterized by a sequence of speci c events
, subst.vr. !atappu `kanaal'
, (ww.
p a/u-klasse; verwant met adaru II , ook
hada ru; 1=2 dr ; vanaf OA, OB)
I. G-stam (pret. dur, pres. iddar) G-stat. (adir): donker
z/w., zwart z/w., duister z/w.; AHw A \ nster sein",
CAD A 1 to be worried, to be disturbed, to be restless,
2 to become obscured, (said of heavenly bodies, etc.)
II. D-stam (
) CAD 3 to cause annoyance, grief,
to make restless; 4 Dt passive to mng. 1

III. S-stam
( 
): CAD 5 to cause annoyance, grief, to frighten
III/2. St-stam (
, passief bij S): CAD 6 to become harrassed, worried
IV. N-stam ( 
, ingressief bij intransitieve G, vaak bij toestandsww., iets met een beginmoment), verduisteren; (van hemellichamen) CAD 7 to
become nervous, impatient, apprehensive, 8 to become
eclipsed (said of heavenly bodies)
, ww. a/u-klasse; vanaf OB;
I. G-stam (pret. dur, pres. iddar) vrezen, beduchten, bang
zijn voor; AHw B \(sich) furchten"; CAD B 1 to fear
(the deity) to respect (the oath), to show respect (to
parents) to be afraid of someone, to be in awe
1 l
a a diru ta h a zi, (G part.mv., ta h a zu `strijd'): `die


de strijd niet vrezen'
Ee-i-144
}
, (subst.; MB, SB): angst, vrees, schroom; AHw
\Furcht"; CAD fear
}
, zonder schroom, doortastend
2 adr l
a ahzu (verwacht acc. adra; la ontkenning
 zin, dus sa voorondersteld; G stat. met
in afhankelijke
subj. u v. ah a zu `leren', vaak als trans. stat.: `zich eigen

gemaakt hebbende'
= `kennen'): `die geen vrees kent'

adagurru

CO

i
s kur

*adalu
adanu

adappu
adaru I

udurru
su duru, su duru
sutaduru
na duru, nanduru

adaru II

adru
la adru

Ee-vii-4

su uduru

III. S-stam ( 
, harde alef, causatief): bang maken, beduchten;

III/2. St-stam
(alleen stat.): CAD 2 same as mng. 1
} 
, S verb.adj., , harde alef, elativisch: zeer
bang
3 ina su  
a ri su uduru qereb A., (S stat. mv.; met
su  a ri): (?) `vrolijk spel', `onstuimigheid'; Drie moge-

su uduru

lijkheden: (1e ,

transitieve stat.) `door de onstuimigheid


brachten zij paniek in A.'; (2e ) `zij brachten het inwendige van A. in paniek'; (3e ) `door de onstuimigheid
waren ze zeer bang'
IV. N-stam ( 
, passief, N pres. i  addar, N pret.

na duru

C
C

i  ader)
D a-di-ru, a diru (G part.mv.) Ee-i-144
{ a-dir, adr (acc. zonder a) Ee-vii-4
D su- -du-ru, su uduru (S verb.adj.mv. = S

stat. mv.) Ee-i-24

*adasu , !edesu `nieuw zijn' etc.


addannis , (adv. ook adannis; NA):

zeer, uiterst, in hoge


mate; CAD very, greatly
1 addannis addannis `in de hoogste mate'

itu

Addarum ,

o o

(subst.;
vanaf oud-akk.; 4
iti shekinkud, vaak afiti
e

gekort tot het eerste teken 4
s e): Adar, de 12
OB maand (feb/mrt), %\maanden van het jaar"
, (<*andi): G pret. 1e p.enk. v. !nad^u `werpen'
1 addi t^
aka, (t^u `bezweringsformule' + ka `jouw',
gen.obj. `over u'): `ik heb het machtswoord over u gesproken' Ee-i-153

ad-di, addi <*andi (G pret.) CH-xxiv-16 Ee-i-152


, nevenvorm van de god !Adad (Adad status abs.,
Addu met casus uitgangen)
ad d ad-du d Addu (= Adad) Ee-vii-119
(voorz.) , (ook adu, gadu, qadu, kadu; accepteert geen
suf xen; vanaf oud-akk.; ara; NA adu, kadu),
tot, zover als, samen met; AHw \bis"; CAD B prep.:
together with, inclusive of, pertaining to
1 adi mussa, (<*mutsa): `samen met haar echtgenoot' CHx133

addi
d

Addu

adi,

C ,
C 7

a-di adi

CHx133
,

erra-i-135

adi, (voegw.) , (ook adu, qadi, qadu, NA adu; vanaf ouda-di ul-la adi ulla

akk.; alleen in SB als c

en): totdat (voegw.); zolang


als, soms ook: zolang niet; CAD as long as, while, until,

(with negation) before


1 adi napistasu ibell^
u, (voegwoord+subj. v. bel^u `uitdoven'), lett.: `totdat zijn leven uitdooft' = `tot het
einde van zijn leven';
2 adi irb^
u, (G pret. v. rab^u `groot w.'): `totdat zij groot
werden' (opgroeiden, tot volle wasdom gekomen waren) Ee-i-11
}
, (ook ulla; idioom, ull^a < Sum. of Akk. ull^a
`de verre tijd'): tot in de verre toekomst, voor altijd, eeuwig
vgl. ultu ull^a, istu ull^a: van oudsher, van meet af aan, sinds
mensenheugenis;
} , ( ara, <Sum. ara `gang', ra is een vorm
van ww. `gaan' ) in:
X keer
12

`in 12-voud' CHx5
, (!ada ru `vrezen') `vrees'
, subst. !watmanu
p p `schrijn' etc.
, (dubbelzwak id ,  d wsl. verwant met na  a du
!n^adu `roemen', `prijzen'),
I. G-stam (pres. i- a-a-ad, i adda, pret. i-i-da, da): opmerken, bemerken; bedacht zijn op, benul hebben van; AHw
\aufmerken?";

III. S-stam
: informeren; AHw \informieren";


i-ad-da i adda (G pres.; variant: ia-a-ad, i^


ad)

adi ull^a
adi C

adru
admanu
^adu

a r
a 12 
su

adi X-su

Ee-vii-114

adu , NA vorm v. !adi, voorzetsel en voegwoord


adnatu , (subst. pl. tantum; SB) wereld (of iets dergelijks);
CAD world (as to extend and inhabitants); CH-l-18 var.
ad^u I , (subst.; pl. tantum; gen.-acc. ad^e; NA, NB): eed;
overeenkomst, afspraak, verdrag; CAD A (a type of formal

agreement)

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

agagu , (ww. a/u-klasse; vanaf OB) G stat.:

woedend z/w.,
boos z/w., verbolgen z/w.;
I. G-stam (pret. gug, G pres. iggag): boos zijn op
(op=ana); Er zijn veel woorden voor \boos zijn op",
\gaan haten" etc., vgl. kama lu+iti, aga gu, zer^u, ezezu;
AHw

\ergrimmen", \zurnen"; CAD to be angry, to


are up in anger
}
, (adj.; vanaf OB): woedend, toornig, driftig; AHw
\grimmig", \zornig"; CAD angry
1 kabattaka ezzetu aggu libbaka, (met -ka `jouw', kabattu `lever', libbu `hart'): 'uw boze lever, uw vertoornd
hart' (moge bedaren e.d.) van vertoornde goden.
}
, (adv.; vanaf OB): op woedende wijze, in woede
AHw \grimmig", \zornig"; CAD angrily
2 aggis l
u teb^u : : : (G stat.mv. v. teb^u): `(ook al) verhe en ze zich (nog zo) boos : : :' Ee-vii-12
II. D-stam (
, factitief): boos maken etc.
}
, D verb.adj., : boos gemaakt zijnd; D soms elativisch: zeer boos, razend van woede; [adj. van het purrustype, vr. purrust; %nominale typologie; verb.adj. van
de D-stam, vaak in gebruik ter aanduiding van lichamelijke gebreken; sukkuku `doof'; kubbutu `zwaar', maar
hier D elativisch]
3 uggugat, (D stat. vr.): `zij was razend van woede'

aggu

aggis

uggugu

uggugu

Ee-i-43
4 Ti
a mat sa uggugat, (D stat. vr.): `T. die woedend
was' Ee-iv-60

(/

III. S-stam (

su gugu):

toorn wekken etc.

a
ag-gi
s , aggi
s (adv.) Ee-vii-12
Z ug-gu-gat, uggugat (D stat.) Ee-i-43; iv-60
 pres.)
s
u
-
s ag-gag-ma, usaggagma (S

>

C / -i-132
/V
erra-i-127

(G pret. subj.+ ma)

agalu , (subst.; ook agallu; oud-akk., SB;


 ): een paardachtig dier: rijezel; CAD (an equid)
agammu , (subst. < Sum.; OB, SB): rietmoeras, rietlagune;
CAD marsh;
agaru , (ww. a/u-klasse; vanaf OA, OB)
erra

a-gu-gu-ma aguguma


an
se u

I. G-stam (pret. gur, pres. iggar, perf. itagar): huren,


inhuren (van mensen) AHw \mieten"; CAD 1 to hire,
to rent; 2 D as G; 3 N passive to be hired
} , G verb.adj., , (subst.; st.c. agir-; vr. agirtu; als
subst. mv. agru in NA en NB agru tu; vanaf OA, OB;

agru

J

lu hunga;
ernhunga): 1 een in
 Aries
gehuurde, huurling
; 2 het sterrenbeeld
AHw
\gemieted", \Mietling", \Mietarbeiter"; CAD 1 hired
man, hireling; 2 the constellation Aries
1 lu agram gurma, (G pret.) lett.: 'hij huurde een
huurling') `hij neemt een huurling' CHx26
} , (subst.; st.c. igir, mv. igru; in OA en NA pl.
tantum igru ; vanaf OB): huur, loon; AHw \Miete",
\Lohn"; CAD hire, rent, wages
2 ana igrim: tegen een huur
lu-  , lu agram (gurma) (acc.) CHx26
l
u
o
i-gur-ma, ( agram) 
gurma (G pret. +ma) CHx26
PV
ig-ri-im igrim (gen.) CHx34
, subst. !kappu `vleugel'
, (!aga gu) `toornig', `vertoornd'
, (!aga ru `huren') `huurling'
, (subst. < Sum.; ook aga u; st.c. aga -; vanaf OB;
aga): kroon, tiara; hoofdband, tulband; maan, soms

igru

J
V
agappu
aggu
agru
ag^u I

hun g
a

alle maanfasen i.h.a. maar speci ek: vollemaan (als S^n


met een kroon bekleed is, door vochtige of stof ge
lucht, niet de sikkelpunten bij wassende maan); aureool,
de stralenkrans van andere heldere hemellichamen; [De
kroon vertegenwoordigt de waardigheidstekens; in de
kroon van een god zetelt de goddelijke potentie] AHw
\Tiara", \Krone"; CAD A 1 crown (as insigne); 2 disk
(of the moon), corona, circle, circular shape
1 istahat. ag^
asu, (G perf.; ag^u `kroon'): `en hij [Ea]
 [Mummu's] kroon/hoofdband/tulband af'
pakte zijn
(en zo komt het dat Ea sindsdien het epitheton
Mummu draagt) Ee-i-67
2 arhisam : : : ina ag^e umus (N imp. v. nam
asu ne v. nawasu `zich voortbewegen', `weggaan'):
venvorm
`ga elke maand in de kroon op weg!' Ee-v-14 [Het beeld
van de maangod in zijn kroon: de maan als voertuig
komt wel vaker voor.]
u-mus voor N imp. kan echter ook anders gelezen worden, namelijk als (1 ) u-s.ir = us.ir D imp. v.
es.eru `aftekenen', `afbakenen': \baken de maand met
de kroon af!" of us.s.ir D pret. \hij ontwierp/plande (de
dagen) maandelijks met de kroon"
}
, lett. \halve kroon" ) halvemaan, eerste

>v

ag^u maslu

kwartier
 m ag^
3 ina u4 7ka
a masla `en op de 7e dag (straalt

C
C ?b
,
(acc. + ) Ee-i-67
C ? C , Ee-v-17
CU4 ,
(gen.) Ee-v-14,
-i-128
ag^u II , (subst. < Sum. `donker water'; vanaf ; C
C   ) vloed, vloedgolf; in LL-ii-52 bijv.
gij, maan) met halve kroon' Ee-v-17
U
a-gi-im, ag^
m (gen.) CH-iii-26
a-ga-
s u ag^
a
su


su

a-ga-a ag^
a

a-ge-e (ina) ag^


e

erra

OB


Malku:Sarru

a mi( a)

gi-ip-[su] = a-gu-u (gipsu `zwelling', `dikte', `massa')


AHw \Str
omung", \Wasser ut"; CAD B 1 ow of water, current; 2 wave, 3 destructive ooding
1 ag^
u saplutum, lett.: `het water beneden' ) grondwater

C/ >

LL-Ms-ii-52

*ag^u , !eg^u `nalatig zijn'


ah ames , (adv. %von Soden GAG x120e; ook ahamis,
a-gu-
u ag^
u

ah a jis, OA, , NA: ah a is, NA: aheis; vanaf OA, MB):



 1 each other, , one
gezamenlijk
, met/tegenelkaar; CAD
another, mutually; 2 together, jointly; 3 severally, each
in equal measure; 4 side by side, face to face, alike
, (adv. %von Soden GAG x118j; ook ahenna ; SB,
 NB, LB): deze oever, deze kant; [vgl. ahull^a:`de andere
 nearer shore
oever', `de overkant'] CAD this side, the
or bank;
}
, hierheen, hier naar toe;
, (ww. komt nauwelijks in G voor):
 I. G-stam : achterblijven
II. D-stam (
) Eng.: to tarry, to be delayed;
  , laatste; AHw \hinterer", \spaterer";
}  , achterste
}
, (adv.; SB; i.p.v. ana ahr^at, beetje afwijkens , door contaminatie
de vorm van de terminativus op {i
van de vr. vorm op {atis): voor de toekomst CAD in
the future
1 s^
asuma litta idasu nisu ahr^atas ((1 ) litta  idasu


Dtn of Gtn prec. na  a du met sterke
, `roemen', `prij2

zen'; of ( ) litta idasu Gt v. n^adu, met zwakke alef,
`letten op', `oppassen', `acht slaan op'): (1 ) `zij moeten
hem steeds tot in eeuwigheid roemen', of: (2 ) `laten zij

ahann^a

ana ahann^a
aharu
uhhuru
ahr^u
ahr^atas

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

nauwgezet acht op hem slaan tot in de verre toekomst'

Ee-vi-136
2 ahr^
atas nis `voor de toekomst der mensen', `voor

de toekomstige
mensen' Ee-vii-133
}
, tot in lengte van dagen Ee-vi-108
3 ahr^
atas u me la mas^e (masu^ `vergeten', verwacht

ahr^atas u me

 la mas^e `om niet te vergeten', `tot niet-vergeeig. ana


ting'): `tot in lengte van dagen, zolang er memorie is'
Ee-vi-108

}ahrtis , (adv.; terminativus op {is, OB literair):

voor
de toekomst AHw \fur die Zukunft" CAD in future
}  , (subst.; pl. tantum; ook ahriatu, ahr^atu;
vanaf OB): volgende; CAD 1 future; 2 prosterity,

ahrtu

H ?
ahatu
progeny

ah-ra-ta
s ahr^
ata
s

Ee-vi-108, vii-132

, (subst.; st.c. ah a t; vanaf oud-akk.; mv. in OB:


 ahh a tu; mv. in OA: ah
 ua tu;
nin;
nin9 ): zuster;



CAD 1 (real) sister, also as components in kinship
terms; 2 sister (as designation of a rank or status);
3 one another
}
, oudste zuster;
}
, tante (vaderszijde);
}
, tante (moederszijde);
}
, neef (oom/tante-zegger);
p
, (ww. a/u-klasse, hz vanaf oud-akk.; verba pri mae Alef, a-klasse):

G-stat., (net als lama du vaak als trans. stat.): \zich
eigengemaakt hebbende" ) kennen
G-stat.: (met een vrouw) getrouwd zijn;
1 (sa) adr l
a ahzu (la ontkenning in afhankelijke zin,

dus sa voorondersteld;
G stat. met subj. u; verwacht
acc. adra `angst'): `die geen vrees kent' Ee-vii-4
2 summa awlum assatam huzma, (G pret.): `indien
 neemt' CHx128
een man een vrouw ten huwelijk
I. G-stam (pret. huz, pres. ihhaz): nemen, grijpen,
 ; ook een ww. van
pakken, (tot vrouw nemen:) trouwen
denken (geestelijke beweging, vgl. Ned. \grijpen" in
\begrijpen"): leren, zich iets eigen maken, concipieren, het
plan opvatten (ook in Ned. \vatten = pakken") kiezen
(een weg), inslaan (een weg); AHw \nehmen", \heiraten", \lernen"; CAD 1 to seize, to hold a person; 2
to take a wife, to marry 3 to hold, to possess, to take
over, to take to (a region); 4 to learn, to understand; 5
to mount (an object in precious metal) 6 in idiomatic
phrases
 a-hi-zu a hizu (G part.) Ee-vii-129
 ah-zu ahzu (G stat.subj.) Ee-vii-4
N
i-hu-uz-ma, 
huzma (G pret. +ma) CHx128


I/2. Gt-stam (
) CAD 7 to be interconnected

II. D-stam (
, Ass.: ahhuzu) CAD 8 to mount (an
  materials),
 to mary
object in precious
II/2. Dt-stam (
)
 , causatief/factitief): laten nemen
III. S-stam (
etc.; onderwijzen; (een weg) doen nemen/kiezen; instrueren; CAD 9 to teach, to educate, to inform, to instruct,
to incite, to make take a wife, to make hold, to have
(an object) mounted (in precious metal), to kindle a
re, to make a person liable for debts, stat.: to have a
claim on income
3 imnasu u
 sahiz, (S pret.; imnu `rechter kant'), lett.:

`hij liet zijn rechter
hand hem [het wapen] pakken' )
`hij nam hem in zijn rechter hand' Ee-iv-37

ahatu rabtu
ahat abi
ahat ummi
mar ahati
ahazu

C t V

ithuzu
uhhuzu
utahhuzu
su huzu

>b U ( sutahuzu
NT

 inf gen.) CH-v-18


(S

 pret.) Ee-iv-37
(S


s u-hu-zi-im 
su
 huzim




u
-
s
a-hi-iz


III/2. St-stam
(

u

s ahiz

): CAD 10 to be induced, in


uenced to be set a ame
IV. N-stam (
, passief): CAD 11 to be married

IV. N-stam (
, ingressief): CAD 11 to are up
(said of re) 
}
, N part., , adj.; SB: CAD aring-up (said of

re), enthusiastic
}
+

, (raq^u `verbergen';
marqtu `wijkplaats', `toevluchtsoord') toevlucht nemen/zoeken;
} 
, (ook a hizia nu; suf x !{a nu, {a n met in
dividualiserende kracht:
\lid van de klasse van"; OB,
): bruidegom CAD (a person who is atking a woman
in marriage), bridegroom;
}
, (subst.; ook ah u zatu), huwelijk, huwelijks
geschenk; trouwerij; CAD 1 marriage
gift; 2 a marriagelike relationship of dependency and protection between
an unprotected female and the head of a household;
}  , (subst. pl. tantum; OB, Mari, MB, NB, SB):
vatting (voor stenen); CAD mountings (for setting
stones and decorating costly objects)
}  , (subst.; MB, SB, NB;  nigzu): kennis,
geestelijke bagage (wat je hebt geleerd) CAD A knowledge, instruction, precepts;
}  , (subst. Gt-vorm bij !ahazu; st.c. tah az;
mv. ta h a za tu; b me; a me6 ): veldslag, strijd,
oorlog; misschien ook: oorlogsmacht; (eig.: handgemeen)
een subst. bij de Gt-betekenis van wederkerigheid; \het
elkaar aanvatten"; [tapra s-nomen, vr. tapra st, (%nominale typologie); vaak voor \de reciproke actie", een
subst. bij de Gt-betekenis van wederkerigheid, vgl. bijv.
tamh a ru `veldslag'] AHw \Kampf", \Schlacht"; Eng.:
 combat;
battle,
a h a zi u qabli: `Istar, meesteres van de
4 d Istar belet t

veldslag en de strijd';
5 l
a a diru ta h a zi, (G part.mv. v. ada ru): `die de strijd

niet vrezen' Ee-i-144
6 usziz imnussu t
a h a za rasba, (S pret. v.izuzzu

`staan'; rasbu `angstverwekkend'):
`hij [Marduk] plaatste aan zijn rechter zijde Geduchte Strijd' (naam van
een paard) Ee-iv-55
7 dingirdingir s
a me = ilu sa ta h a zi `de goden van

de strijd' Ee-iv-92
8 iks.uru t
a h a zu (G pret. subj. v. kas. a ru `knopen'):

`(en die) de oorlog
heeft/had georganiseerd' Ee-vi-24
9 rissu-ma libbasu epis t
a h a zi (< *irissu G pret.
eresu +2  acc:; 1e acc. -su; 2e acc. epis ta h a zi) `zijn
hart verlande van hem strijd te voeren' erra-i-6
T ta-h[a-zi], tahazi (gen.) Ee-i-144, vii-105

ta-ha-za, t
a h
a za (acc.) Ee-iv-55


 ta-ha-zu, ta h a zu Ee-vi-24, 30
b sa , (ilu ) sa ta h a zi Ee-iv-92
, (adv. < ah^e + ann^u %von Soden GAG x120g;
 ook ahenn^u, ana ahenn^u, ahinnu ; SB): ieder voor zich;
 , apart, speciaal


afzonderlijk
AHw \jeder/s f
ur sich"; CAD
ahenna each separately, singly;
, Ass.: D imp. (Bab.: uhhiz) v. !ah a zu `nemen'; verba
  primae Alef, a-klasse 


nanhuzu
nanhuzu
munnahzu
marqtu ahazu

ahizanu

ahuzzatu

ihzu

ihzu

tahazu

M
MJ
M

ahenn^a
ahhiz

m
e

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

ahh u tu , (subst.; suf x !{utu, {ut vormt abstracta bijahu


`broer'): Eng.: brotherhood, brotherliness; status of
brother
, Ass.: D stat. v. !ah a zu (Bab.: uhhuz); verba pri  mae Alef, a-klasse


, Ass.: D inf. of verb.adj. v. !ah a zu (Bab.: uhhuzu);
  verba primae Alef, a-klasse


, (adv. bij !ah a ru `achterblijven')
 , G pret. 1e p.enk. v. !her^u `graven'


V
ah-ri-a-am-ma, ahriamma



ahhuz
ahhuzu
ahr^atas
ahri

KC


s e
s

sesani; in PNs en NA (zelden


): broeder, broer, soms in een zwakke, bleke betekenis \iemand lid van de club"; ook ahu aham
 abu
: : : \de een [subject] : : : de ander [object]" (`vader'
en `broer' zijn termen die vaak ruim gebruikt worden
voor verwanten)
Verdubbeling van de consonant in het mv., evenals bij
abu `vader', mv. abbu . `mijn broeder' is in brieven soms
de aanspreekwijze van de ene koning tot de andere.
Als deze daar niet van gediend is, kan hij antwoorden: `ik kan mij niet herinneren familie te zijn'. AHw
\Bruder"; CAD 1 (real) brother, also as component
in kinship terms; 2 brother, colleague, associate (as a
term for a speci c social, political, legal, or emotional
relationship) 3 ahu aha, ahu ana ahi etc. one another;
4 ahu rab^u (also rabiahi, title of afunctionary of the
 or temple)

palace
1 ahum aham immar, (G pres. v. am
a ru `zien') `de een

ziet de ander'
2 ahum ana ahim ul iraggam, (G pres. v. rag
a mu

 geen claim leggen op een ander'
`claimen')
`men zal
3 GN-ahhe-irba/erba (G pret. v. r^
abu, ria bu `vervan
gen'; persoonsnaam:
`GN-heeft-mij-broers-vervangen'
bijv.. S^n-ahhe-erba Sanherib S^n is hier subject, dus
erba is in 3e p.enk.
de ww.-vorm
}
, oudste broer
}   , jongere broer
}
, oom van vaders(moeders)zijde
}
, neef (zoon van oom)
 , nicht (dochter van oom)
}
 , neef (oomzegger)
}

}
, nicht (oomzegster)
}  , (een soort Gt-vorm van een nomen) broeder,
litt. nevenvorm, waarin het Gt-aspect (reciprook) benadrukt wordt: medebroeder
4 ina il
a ni athesu, (bijstelling bij il; SB gen. e i.p.v.
), lett.: `onder de goden zijn broers', `onder zijn medegoden' Ee-i-20
5 linnadnamma isten ahusun, (N prec. v. nad
a nu `ge u `broer' in de zwakke beteven' + dat -am + ma; ah

kenis `iem. lid van de club'):
lett. `moge een van hun
broers aan mij gegeven worden' ) `laat een hunner
aan mij uitgeleverd worden' Ee-vi-13, waarin een god
moet worden omgebracht om uit zijn bloed de mens te
vormen.
OB ook
NB) <

als

pab

ahu rab^u
ahu s.ihru
ahu abi/ummi
mar ahi
marat ahi
mar ah abi
mar (marat) ah abi
athu

Ee-i-20

N L

aham nad^u

(G pret. 1e p.enk. + vent. am +ma v. her^u, `graven') H.Sip. 22




ahrtis , (!aharu): `voor de toekomst'


ahrtu , (!aharu): `volgende'
ahr^u , (!aharu `achterblijven'), (in plaats:) `achterste', (in
tijd:) `laatste'
ahhu , mv. v. !ahu `broer'
ahu I , (subst.; mv. ahhu; vanaf oud-akk.; K , in

at-he-e-
su
 ath
e
su

;
 ):
mv. zeldz.; vanaf OB, MA;
a
zag; j
gu
arm; zijde; oever, kust; AHw \Arm", \Seite"; CAD
B 1 (human) arm; 2 side (of a human), ank (of an
animal), wing (of an army) 3 bank (of a canal, river),
shore (of the sea), side, edge (of localities and objects);
4 sleeve or armhole ap, mv. ah a tu; 5 half, half share,
rst half 6 arm or handle of an instrument
}
, lett.: de arm laten hangen ) werkloos
toezien, niets ondernemen, verwaarlozen, in gebreke blijven;
1 ahsu iddima: `maar hij onderneemt niets', CHx44

4!


ahu II , (subst.; st.c. ah, vaak
geschreven als a-ah of ahi;



C b
C ,

,
(+su) CHx44


, `mijn arm' CH-xxiv-16

a-ah-
s u ah
su

ahu^ , (adj. < ahu II +, vr. ahtu; Ass. ahiu; vanaf OA,
a-hi

ah


J bar): \van de rand" ) vreemd, ander, buitengewoon, buitenlands, extracanoniek (bibliotheekterm) AHw
OB;

\auf der Seite", CAD 1 strange (person), foreigner,


outsider, alien (object); 2 additional, extraordinary; 3
strange, abnormal, estranged, unusual, ill-portending;
4 hostile
}
, CHx40; beetje lastig: een ilkum-goed, waar
op de normale
regels niet van toepassing zijn, en dan
overdrachtelijk gebruikt als persoonsaanduiding; v. Soden: iem. die voor een ander de ilkum-dienst verricht;
die een ander vervangt; `ilkum-plichtige';
1 eqel ahu
^: een speciaal soort akker, waarop norma van toepassing zijn; tegenover eqel biltim
le regels niet
akker, waarop belasting/pachtsom rust. list
}  , gesubstantiveerde vr. vorm v. ahu^; st.c. aht;
mv. ahia tu; Eng.: additional payment; extisspicy ook

misfortune,
adverse feature, secrecy; mv. also outskirts,
dependents
N
il-kum a-hu-u-um, ilkum ahu^m

ilku ahu^

ahtu

CHx40

ahull^a ,

>

(adv. %von Soden GAG x118j; ook ahullu ,



ahullua ; SB, NA, NB, LB): de andere oever, overkant

[vgl. ahann^a: `deze oever', `deze kant'] CAD beyond,
on the other shore or bank;
of , vetitivus partikel (negatieve wens of krachtig verzoek, ontkenning van de imperativus) \moge niet". ai
voor een preteritumwerkwoordsvorm met een vocaal.
De vorm voor een consonant is het partikel e, bijv.
aj imhur (met G pret. v. mah a ru) `moge hij niet ont aj imras (met G pret.
 v. mara su) `moge hij
vangen',
.
.
niet ziek worden', e tat.rudassi (met G pret. 2e p.enk.
v. t.ar
a du) `moge U haar niet sturen!'/ `stuur haar niet
(naar mij)!' De vetitivus is praktisch uitwisselbaar met
de prohibitief (= la +pres.) en verdwijnt in het latere
Akkadisch.

ai aj

, CH-xxiv-92

a ilu , MA vorm van !awlu


ajabba , (subst.; ook ajjabba, Sum. C    ; Mari,
SB*): zee, open zee; AHw \groes Meer"
aj
a
bu
, !ajja bu, `vijand'
d Aja, Ajja : Een godin, gemalin van Sama

s
d
CC
,
CH-ii-28
ajjabba , !ajabba, `zee'
ajjabu , (subst.; ook ajabu, hajabu, jabu; vanaf OB): vij

a ai

a ab ba

a-a Ajja/Aja

and ong. synonym met !za eru, G part. v. z^eru, `hater',

10

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

`vijand' [parra s-type nomen en adjectieven (%nominale typologie) voor beroepen in ruime zin (beetje participiaal); ook gewoonten en zaken die men \pleegt
te doen"; nappa hu `smid', dajja nu `rechter', sarra qu

`dief', wassa bu `bewoner',
`huurder'] AHw \feindlich",
\Feind"; CAD 1 enemy, 2 in aja b akali (name of a
plant)
a-a-bi, ajja b (mv.) CH-iii-47
, !ajj^u
,
, (subst.; vanaf oud-akk.; p
gudsisa
met voorafgaand determinatief 4 iti `maand'; vaak
iti
e
afgekort tot het eerste teken 4
gud): de 2 OB
maand (april/mei), %\maanden van het jaar"; CAD B
(name of the second month)
, (vnw.; ook aj^u, ajju, j^u, vr. aj^utu; gespeld als
ia-
u): welke?, wat? AHw \welcher?" CAD 1 who?,
which?, what? (interr.) 2 who, which, what (inde nite)
}
, (adv.) waar?
, (onbepaald vnw. < ajjum + ma; ook
ajumma, ja umma; vanaf OB;
ia-um-ma): vr.
ajtumma enige, iemand, wie dan ook; la ajjuma geen
enkele; AHw \welcher auch immer", \irgend einer";
CAD someone, something

ajju-um-ma ajjumma Ee-vii-152


, vnw. vr. v. !ajj^u wat? welke?
, (subst. !aklu onder !aka lu `eten'; $ ninda =
 = na  n
gu7 = ku
g `mond'  `brood'; vanaf oudakk.): brood;

CC

ajjanu
Ajjarum

)
)

ajj^u

ajjanu
ajjumma

aj^utu
akalu

>

akalu , (ww. a/u-klasse, p kl , verba primae Alef, a-klasse,


ninda

akala

(gen.) BAM578-i-29, 38


= ku = nang `mond'  `brood'):


I. G-stam (pret. kul, pres. ikkal, stat. akil, imp. akul,
zie verder tabel) eten; (van lichaamsdelen) pijn doen,
zeer doen [voor `pijn doen' zie ook !zaqa tu, meestal
in D: zuqqutu `steken', `prikken'; !mah a s.u ook `slaan';
 term.] AHw
!lapatu, maar akalu is de meest algemene
\essen", \fressen"; CAD 1 to eat, to consume, to provide for oneself; 2 to take for oneself, to pocket (silver,
goods, pro ts), to enjoy (something or the use of something), to have the usufruct (of a eld, etc.) to use, to
consume 3 to decrease (in measuring the rate of incline,
math.) 4 to bite; 5 to ravage, to consume, to destroy
(said of gods, re, and other agents); 6 to irritate, to
hurt (of ailing bodyparts) 7 (in idiomatic uses)
1 sa ak
a lim, lett.: \dat van eten", `dat wat men kan
eten') voedsel, brood (in ruime zin), bestaansmiddelen,
levensonderhoud, middelen van bestaan; bijv.
2 ina btsu sa ak
a lim ibassi (G pres. v. !basu^ `zijn')
`in zijn huis zijn er (voldoende) middelen van bestaan'
$

gu7

CHx133

logogra sch:

$

 -
di
s
na
sag
sa
s u ku-su
3 summa amelu res libbsu ikkalsu (G pres.; resu
`kop', `top'): `indien iemand pijn heeft aan zijn bovenbuik' BAM578-i-1
$
kim-s.a-su grII -su kuII -su
4 kims. 
asu sepasu ikallasu (G pres.3e vr.mv. v. aka lu
`eten', maar ook gezegd van lichaamsdelen: `pijn doen';
lichaamsdelen in dualis, in logogrammen aangegeven
met
ii; in dualis krijgen predicaat en attribuut de
uitgangen vr.mv.: `zijn onderbenen en zijn voeten doen

J ! : !
:

:!

hem pijn' BAM578-i-46


, reciprook) CAD 8 to eat, to swallow up each other

III. S-stam
(
): CAD 9 to give to eat, to feed, to
support, to privide for, to fatten, to give medication to
steep an object in a liquid, to destroy in a re (with
isa tu) 10 OA: sa kulu to satisfy a claimant

III/2. St-stam
(
) math.: vermenigvuldigen,
kwadrateren CAD 11 to multiply, to square (math.)
IV. N-stam (
, passief) CAD 12 to be consumed,
to be used up, etc.
} , (subst.; ook akalu; st.c. akal vanaf oud-akk.;
ninda,
nindame
s;
nindahia): brood,

maaltijd, eten, voedel; AHw \Brot";

K

ninda
u kas
la
akala u sikara mut.t.u
1
 in med./therapeutische teksten ( ) sam
5 (K la
. a du
2
`aanbinden'; ( ) mat.u^ (vaag eigenschapsww.) `gering
zijn', vaak `te gering zijn', `tekort schieten' D mut.t.u^
`gering maken'; idioom: inf + mut.t.u^ D stat. lett.: `hij
is gering gemaakt/hij komt tekort' ) `iets in geringe
mate kunnen doen'; hier met ellips voor `nuttigen'): `hij
verdraagt geen brood en bier' of: `hij kan geen brood
en bier tot zich nemen' BAM578-i-29
F
$
#
N

di
s na ninda
ku
ka
s
nag-ma
u-nap-paq

atkalu
su kulu

I/2. Gt-stam (

sutakulu
nankulu

aklu

U
U

U C

U

V >

6 summa amelu akla ikkal sikara isattima unappaq (


ak(a)lu `brood'; $ ku aka lu `eten'; D pres. v.

ninda

napa qu in D `zich verstoppen', `verharden', `hard worden/maken', medisch: `aan verstopping leiden'): `indien iemand van brood eten en bier drinken [van dagelijkse kost] verstopping krijgt' BAM578-i-38
}
, (subst.; in SB ma ka l^u; vanaf OB): o erspijzen, spijzen, maaltijd; CAD 1 food, meal, food o ering
to gods; 2 hurt (?)
}
, (subst.; st.c. ukulla -; NA: akull^u;

 gal):
sa
voeding, voer AHw \Verplegungs(ration)",
\Verkostigung"; \Viehfutter"; Eng.: food allotment,
food supply, fodder;
}
, (subst.; st.c. ukulti-; met suf x ukulta-;
mv. ukla tu): Eng.: food, food supply provisions, feeding;


s a a-ka-lim, 
s a ak
a lim CHx133
 ; ma-ka-li, ma kal (mv.) CH-iii-34, IV.36
$
ikkal (G pres. ak
a lu) BAM578-i-1, 46

makalu

ukull^u

ukultu

aV C
k
u

paradigma voor verba primae aleph, de a-groep:


pres.
pret.
perf.
part.
imp.
inf.
V.A.
stat.

Gt

Gtn

ikkal,takkal


tappal


tanakkal


kul,t
a kul


tapal


takkal


takal

*
tatpal


tatakkal

a kilu


m
u taplum

*m
u takkilu

akul

athaz

atakkal

ak
a lu

athuzu

atakkulu

aklum

*athuzu

*atakkulu

akil

*athuz

*atakku







11

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

pres.
pret.
perf.
part.
imp.
inf.
V.A.
stat.

Dt

uhhaz


u
 tahhiz

u
 tatahhiz

m
u tahhizu

*utahhiz

utahhuzu

|
|

u
s akkal

u
s takkal

u
s tanakkal

u
s
a kil

u
s t
a kil

u
s takkil

u
s t
a kil

u
s tat
a kil

*u
s takkil

mu
s
a kilu

mu
s t
a kilu

mu
s takkilu


su
 kil


s ut
a kil


s utakkil


su
 kulu


s ut
a kulu


s utakkulu


su
 kulu

*
s ut
a kulu

*
s utakkulu


su
 kul


s ut
a kul


s utakkul

pres.
pret.
perf.
part.
imp.
inf.
V.A.
stat.

*
u tanah haz


uhhiz

u
 tahhiz

muhhizu

uhhiz

uhhuzu

uhhuzu

uhhuz


S

pres.
pret.
perf.
part.
imp.
inf.
V.A.
stat.

Dtn

u
 tahhaz


St

u
 tahhiz



*
u tatahhiz




utahhuzu

|

m
u tahhizu
utahhiz

*utah huzu


Stn

Ntn

innahhaz

ittanahhaz

innahiz

ittanhaz



ittanhaz

munnah zu

nanhiz

nanhuzu

nanhuzu

nanhuz




|
|
|
|
|
|



akappu , subst. !kappu `vleugel'


akas.u, ekes.u , (ww.) G stat.: halstarrig zijn, hartnekkig zijn;
AHw etwa \hartn
ackig sein"
}aks.u , (adj.; ook eks.u, waks.u; OB, MB, SB): wild, gevaarlijk; halstarrig?, hartnekkig?; AHw etwa \hartnackig"
CAD

dangerous, overbearing, terrible;

ak^e (voegw.) , !k (voegw.) `zoals', `wanneer', `dat' etc.


ak^e (voorz.) , !k (voorz.) `zoals', `als', etc.
ak^ (voegw.) , !k (voegw.) `zoals', `wanneer', `dat' etc.
ak^ (voorz.) , e!k (voorz.) `zoals', `als', etc.
akil , G stat. 3 m.enk.: !akalu `eten', vr. vorm is aklat
akilu , G part. !akalu `eten'; verba primae Alef, a-klasse
aktu , (subst.vr.; leenwoord vanaf OB): feest, nieuwjaarsfeest (belangrijk feest) AHw \(Neujahrs-)Fest", \Fest-

haus" CAD (a festival and the temple in which the


festival is celebrated)
, (Sum. uitspraak Agade), de stad en de landstreek
Akkad
ki

( 
 ) , Akkadum (stad en landstreek)

Akkad

C?

CH-iv-50

a

a k
a d
e

(gen.), CH-v-9

Akkad^u , (denom.adj.; st.c. akkad-; vr. akkadtu; vanaf


oud-akk.): Akkadisch
akkma , !kma
(voorz.)
akla , G pret. 1e p.enk. v. !kal^u
aklu , G verb.adj. !akalu `eten'; verba primae Alef, a-klasse
aklu , subst.; !waklu `opzichter', etc.
aktam , (subst. plantennaam): wonderolie, ricinusolie castorak-ka-di-im Akkadim

olie;
AHw eine P anze, \Ricinus (?)";
[aktam betekent ook: `ik bedek', maar wsl. zonder verband. aktam is de ricinus-boom en het product: ricinus-

olie, castorolie, ook `wonderolie', heden bij de drogist


verkrijgbaar als een sterk purgeermiddel. Het wordt
bereid uit geschilde zaden van ricinus communus, wonderboom, een kruidachtige tot 2 m. hoge plant uit de
familie van de wolfsmelkachtigen (zaden giftig voor
vee, de olie niet). De zaden bestaan voor bijna de helft

uit olie. De olie werd gebruikt als smeermiddel voor


vliegtuigmotoren, als laxans, bij zeepbereiding, in de
leerbewerking en sinds vroeg-Egyptische tijden als verlichtingsolie.
aktam wordt vaak genoemd samen met het onbekende maar ook veel voorkomende mastakal en ook
met tamarisk. Zeepkruid? Zeepkruidplanten bevatten
saponinen (giftig) die schuimen in water en gebruikt
kan worden voor wassen en reinigen van wollen stoffen. Een geneeskruid tegen reumatiek, jicht, huidziekten etc.
a
 E u ak-tam u in6 us
1 aktam mastakal `wonderolie en mastakal-kruid'

> }>
> }
ak^u
BAM578-i-13

a u ak-tam aktam BAM578-i-13, 51


, (subst. en adj. < Sum.; ook mak^u; vr. aku tu; OB, SB):
invalide, verminkte, gebrekkige; AHw I \Kruppel"; CAD
B 1 crippled, deformed,; 2 cripple
, G imp. !aka lu `eten'; verba primae Alef, a-klasse
, st.c. v. ! a lu `stad'
, (subst. < Sum.; NA;

d aladd lamma): een beschermgodheid; afgebeeld als
stier op de paleistoren (NA); CAD bull colossos with
human head;
, ww. 6 ala du, late vorm van !wala du `baren', `verwekken', `voortbrengen'
, (ww.; vanaf oud-akk.; du/gin; onregelmatig
ww.),
I. G-stam (pret illik, pres. illak, perf. ittalak, imp. alik)
gaan, gaan naar (acc.) [In Sem. talen zijn ww. van
beweging vaak transitief, waarbij de accusativus aangeeft `de plaats waarheen/-over/-langs/-uit/-op/-in'];
AHw \gehen"; CAD (28 pages) 1 to go, to move, to
proceed; 2 to come; 3 to move about, to walk about,
to live, to behave, to act, to serve, to do service, to be
loose and movable, to be displaced, to be on the move,
(said of eyes) to uctuate (said of prices), to run (said
of water), to burn, to go (said of res), to blow (said
of wind), to fall (said of rain), to trail (said of smoke),
to come, to pass (said of time), to run (said of a road),
to t, to be meant for; 4 (in idiomatic expressions);

akul
al
Aladlamm^u

C B

aladu
alaku

C

logogra sch:


s
ina ka-su mal-da-ris du-ku
1 m^
u ina p^su maldaris illaku (
du-ku
G pres.mv. omdat m^u pl. tantum; masdaris, maldaris
`durend', `steeds' bij sada ru `regelmatig zijn', `iets
steeds maar doen' als een soort hulpwerkwoord): `het
water loop steeds uit zijn mond' (`hij kwijlt voortdurend') BAM578-i-27
} +
, aan (zijn) zijde gaan; escorteren, begeleiden, meestal in de betekenis van helpen, beschermen;
CAD 4c3'a' to accompany, to walk alongside, 4c3'b'
to assist, to protect
2 ana idsu al
a ku: `aan zijn zijde gaan'; `escorteren'
3 id
usu ala ku, (locativus): `aan zijn zijde gaan'; `escorteren'
4 u il
u res. u su a liku idisu, (G part. v. ala ku, lett. `aan
zijn zijde gaan'): `zijn helpers, die hem begeleiden' Ee-

a me
s

idu alaku

iv-69
5 id
usu la tallikkima, (loc. +su; G pres. 2e p.enk.),

lett.: `aan zijn zijde bent u niet gegaan'

`u heeft

12

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

hem niet beschermd' Ee-i-114


(suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; bij res.u `helper', G part. v. ras.u^ `hardlopen',
`te hulp komen'): X te hulp komen;
}
+
, (suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; bij sbu `grijzaard'): oud worden, een hoge leeftijd

}res.u t X + ala ku ,

sbutu alaku

bereiken

}tapp^ut X + ala ku ,

(G part.; suf x !{u tu, {u t


vormt abstracta; bij tapp^u `kamaraad', `maat',
`makker', `compagnon'): vriend van X worden;
}
, (girru `weg', `veldtocht'): veldtocht;
}
, G part., (subst.; OA, OB, Mari: `die gaat'): als
subst. lett. \de gaande", ook: ) bode; CAD traveller,
messenger
}
, (subst.; mv. a liku t pani, a liku pani; ong.
syn. met a liku t mahri; OA, OB, Mari, MB, NA, NB;

duigi): leider, aanvoerder Ee-iv-105 CAD 1 leader;
2 superior; 3 (member of a class of workers)
}
, (subst.; OB, SB; mahru `voorkant'):

 ; (ook temlett.: die vooropgaat
) leider, aanvoerder
poreel), voorganger CAD herald, forerunner
}
, (G part.; imnu `rechter kant'), lett. `iem.
die aan de rechter kant loopt' ) (als a lik idi) helper,
begeleider;
}
, (subst.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta;
bij G part.; SB*): (ambt van) bode
}
+gen. , (syn. met a lik pa ni), lett.: die
 leiding, leiderschap, aanvoerderschap; CAD
voorop gaat )
leadership (of the army)
6 
a liku t mahri pa n umma ni, (umma nu `leger'; pa n
 redundant, soort contaminatie): lei`voor', eigenlijk

alak girri
aliku
alik pani

alik mahri
alik imni

alikutu
alikut mahri

ding over het leger Ee-i-149

} a lik idi , (subst.; OB, Mari, SB):

helper, begeleider,
(lett. `die aan iem. zijde loopt'); CAD 1 person asigned
to escort diplomats, foreigners, and persons in need of
surveillance; 2 helper, protector, partner
7 ana d 
Id ala ku: `naar de Rivier gaan' ) `zich werpen' (in de rivier om het godsoordeel van de waterproef te ondergaan, ook !sal^u `plonzen' en !nad^u
`werpen');
8 warki X al
a ku: `X volgen' (lett. `achter X gaan');
}
, dood gaan, sterven, overlijden;
(lett.: \naar de (lots-)bestemming gaan"); vgl. mu t
smtim: `natuurlijke dood' en mu t la smtim: `onnatuurlijke dood'. CAD to die
I/2. Gt-stam (
, bij ww. v. beweging: seperatief)
weggaan; CAD 5 to go away
I/3. Gtn-stam (atalluku, italluku, habitatief, iteratief):
gaan, wandelen; ook in de zin van: levenswandel; CAD 6
to go, to walk about, to live, to act, to be in motion,
(frequentative to mngs. 1-4)
9 ina n
u risu namri littallaku sunu kajja n (Gtn prec.;
kajja n `voor altijd', `duurzaam'; `regelmatig', `rustig'):
`moge z in zijn stralend licht' duurzaam (kunnen)
wandelen' Ee-vi-128

III. S-stam
(
, causatief): CAD 7 to t, to correspond, to be tting, (causative to mngs. 1-4)
}
, X volgzaam maken;
}
, (subst.; st.c. alakti; met suf x
alakta-; mv. alka tu ook met onregelm. litt. mv. (met
reduplicatie) alkaka tu; vanaf oud-akk.; ara):
het gaan, gang, gang van zaken, wandel, looprichting, het

ana smti alaku:


atluku

su luku
(w)arki X su luku
alkatu, alaktu

optreden, handelswijze, levenswandel, levenswijze, het reilen


en zeilen; loop/baan (van sterren)
CAD 1 gait;

2 behavior, customary ways, activities, experiences; 3


road, way, course; 4 passage, advance, movement, traf c, ow (of water), blaze (of re); 5 caravan
10 l
a t.abat alkatsunu, (G stat. v. t.^abu `aangenaam z.'):
`hun optreden was onaangenaam' Ee-i-28
11 imtars.amma alkatsunu elija, (G perf. v. maras.u +
eli `mishagen'): `hun wandel is mij ergelijk geworden'
Ee-i-37
12 usahhir
u alkatsunu, (D pret. mv. v. sah a ru, in D


`toewenden'), lett.: \zij wenden om hun looprichting"
) `zij maakten rechtsomkeert' (de goden die Tiamat's
hulptroepen vormden bliezen de aftocht) Ee-iv-108
13 lusannima alkak
a t il lunakkil (2D cohor.; san^u,
(1 ) `herhalen', (2 ) `wijzigen'; naka lu in D: `vervolmaken'; alkaka t st.c. v. soort litt. mv. v. alaktu), twee mogelijkheden: (1 ) `ik [Marduk] wil opnieuw de levenswijze der goden vervolmaken', (maar wat is dan de eerste
keer? bouw universum? de bevrijding van Tia mat?) of
absoluut gebruikt, (2 ) `ik wil een verandering aanbrengen en de levenswijze der goden verbeteren' Ee-vi-9
14 alkak
a t ers.etim u(w)as.s.ir (D pret. v. es.eru `tekenen'): `hij [Marduk] regelde de gang van zaken op aarde' Ee-vi-43
15 alkatsunu is.batuma u dd
u manza ssun (G pret.
subj. v. s.aba tu `grijpen', hier in de betekenis `ter hand
nemen', `initieren'; D pret. subj. v. D-tantum: wuddu
!*wad^u `vaststellen'): `[Marduk] die de loop der sterren instelt en die hun standplaats toewees' Ee-vii-17
}
, (subst.; mv. ma laka ni; oud-akk., OB, Mari,
SB, NA, NB): gang, loop, wandel; CAD 1 march,
marching, advance; 2 course of a river or canal, watercourse; 3 passage, access, course of a procession; 4
distance
16 inat.t.alma esi m
a laksu, (G pres. v.nat. a lu; G stat. v.
esu^ `verward zijn'): `hij keek en zijn gang/wandel was
verstoord' Ee-iv-67
} , subst.; st.c. ilik; mv. ilku en ilkatu: leendienst,
herendienst, ook: de goederen (akker, huis CHx38), die
doorvoor verkregen werden: ilkum-goed, leengoed
17 ilik (eqlim) al
a ku: leendienst (van de akker) uitvoeren/verrichten/op zich nemen;
18 ina eqlim sa ilkisu ul ana assatisu isat.t.ar, (met
sat. a ru `schrijven', +ana `overschrijven naar', `schriftelijk op naam stellen van'): `hij zal niet de akker van
zijn ilkumgoed (schriftelijk) op naam van zijn vrouw
stellen' CHx38
19 iliksu al
a ku: zijn leendienst verrichten (bijv. het
bewerken van het land)
20 suma iliksu llak, (G pres.): `hijzelf moet zijn leendienst verrichten' CHx27x30
}
, CHx40; persoonsaanduiding, beetje lastig,
 iem. die voor een ander de ilkum-dienst verv. Soden:
richt; die een ander vervangt; ilkum-plichtige; ahu^ in
speciale bet.: `ander', `vreemd', `buitengewoon',`buitenlands'; zie voorbeeld 1 (en verder) onder !ahu^ op

pag. 9
De vormen van ala ku zijn onregelmatig:

malaku

ilku

ilku ahu^

13

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

pres.
pret.
perf.
imp.

Gt

Gtn

illak

ittallak

ittanallak

illik

ittalak

ittallak

ittalak

ittatlak

ittatallak

alik

atlak

C? V
,
C;  ,
C? '
C;
,
CSil-A-107
*

a-lid

(G imp. + ma) Ee-iv-31


a-li-ku 
a liku (G part.) Ee-iv-69
a-lik pa-ni, 
a lik p
a ni (G part. st.c.) Ee-iv-105
a-li-kut 
a lik
u t (abstr. G part. st.c.) Ee-i-149
a-ta-al-lu-kam, atallukam (Gtn. acc.inf.)

a-lik-ma alikma

**
*N

gaan' Sil-C-80

ni-il-la-ak

nillak

(G pres. 1e p.mv.) `wij

 @ al-ka-k[at], alkaka t (st.c.) Ee-vi-9, vi-43


?  K al-kat-su-nu, alkatsunu `hun optreden' Ee-i-28
@  al-kat-su, alkatsu Ee-vii-144
7 a it-ta-la-ak, (iliksu) ittalak (G perf.) CHx27
;P
i-li-ik-
s u, ilik
s u (st.c. v. ilkum +
s u)

b
ab b
V:! V
CHx27x30x31

7a
CHx27x30x31

;

i-il-la-ak (ilik
s u) illak

(G pres.)

,
CHx38
 pres.vent.) erra-i-98
[ ], sulika (S
ma-lak-
su
, m
a lak
s u (st.c. + 
s u) Ee-iv-67
e
V;
tal-li-ki-ma, tallikkima (G pres. 2 p.enk. + ki
+ ma) Ee-i-114
N
il-kum a-hu-u-um, ilkum ahu^m
CHx40


s a il-ki-
su 
s a ilki
su


s u-li-k a

>

alaktu , ook alkatu, (met onregelmatig, litt. mv. alkakatu):

zie onder !ala ku `gang', `wandel', `het optreden' `handelswijze', `levenswijze'


, (ww. a/a-klasse; OB, SB):
I. G-stam (pret. lul, pres. illal) ophangen (ina = aan);
(ook als doodstraf), zie ook !hala lu (met
= ha en
 hangen als afschrik
a4 ) [ophangen en het lijk laten
wekkend voorbeeld en als deel van de straf komt veel
voor in de Oude Orient, ook in de bijbel en nog steeds
in Iran]; AHw II \aufhangen"; CAD A 1 to suspend,
to hang
1 qastu u ispatu idussu lul, (G pret.): `hij hing boog
en koker [pijl en boog] aan zijn zijde' Ee-iv-38
2 idussa lul, (G pret.): `aan haar zijkant maakte hij
vast' (wat precies is niet duidelijk) Ee-iv-51
I/2. Gt-stam (
) CAD 2 to be tangled, to be girt,
to become allied,
II. D-stam (
, bet. als G)
II/2. Dt-stam (
, passief bij D)
 i-ha-al-la-lu-su, ihallalusu

7



alalu I

itlulu
(h)ullulu
(h)utallulu

M*  b

(G pres. 3e mv. + su) CHx21

i-lul, 
lul (G pret.) Ee-iv-38, 51

alalu II , (ww. niet in G; vanaf OB):


I/2. Gt-stam (atlulu) een vreugdelied zingen;
CAD 1
to shout ala la, to brag, to boast

III. S-stam
(s u lulu): juichen, jubelen; AHw III \jauchzen" CAD 2 to hail, to acclaim
alattu , G part. vr. !waladu `dragen', `baren'
albin , G pret. 1e p.enk. v. !labanu `metselen'
* , (G pret. 1ep.enk.) Sil-A-67
ald^u , (subst. < Sum.; OB; *  ): een hoeveelheid
al-bi-in albin


al du

graan voor de zaai CAD store of barley (reserved for


sowing and feeding the plowing oxen)
, (adv.) waar?
, G part. v. !wala du: `verwekker'

ali
alidu

(G part.st.c.) Ee-i-19
, a littum (G part. vr.) Sin3-47
a-lit-ta-
su
-nu, 
a litta
s unu (G part.vr. + 
s unu)

a lid


a-lit-tum

De S-stam (inf su luku) is regelmatig.

7a

C ,
C
CEe-iv-80
! K
C; b

[]

alik , G imp. v. !alaku

[ ],

a-l i -di- 
su

a lidi

su

(G part. + su) Ee-vii-5

ga!, ga op weg!, ga erop af!; verba

primae Alef, a-klasse


1 alikma sa Ti
a mat napsatus puru ma, (G imp. v.

para u `afsnijden'): `ga! en snij de keel van Tia mat
door!' Ee-iv-31

C? V
,
(G imp. + ) Ee-iv-31
`de gaande', ook: ) `bode'
C ;  , (G part.) Ee-iv-69
alikutu , suf x !{utu, {ut vormt abstracta bij G part.
a liku (`de gaande', `bode') v. !ala ku (`gaan')
C;
,
(st.c.) Ee-i-149
aliku , (G part. v. !alaku `gaan'): `die gaat' als subst. lett.
a-lik-ma alikma

a-li-ku

alittu ,

ma

a liku


a-li-kut

a lik

ut

(< *(w)a lidtu, G part. vr. v. !wala du `dragen', `baren'): `zij die gebaard heeft' ) `vruchtbare
vrouw' zie voorbeeld 2 (en verder) onder !wala du op
pag. 252
K a-lit-ta-su-nu, a littasunu (G part.vr. + sunu)

C !
C
Ee-iv-80

(G part. vr.) Sin3-47

alkat , st.c. v. G inf. !alaku `gaan'

*
alkakatu
!
*
alkatu

a-lit-tum

?K

a littum


al-k
at-su-nu alkatsunu

`hun optreden' Ee-i-28

(G inf. st.c. +sunu)

, onregelmatig, soort litt. mv. (met reduplicatie)


alaktu `gang', `wandel', `levenswijze'
 @ al-ka-kat, alkaka t (st.c.) Ee-vi-9, vi-43
, ook alaktu, (met onregelmatig, litt. mv. alkaka tu):
zie onder !ala ku `gang', `wandel', `het optreden' `handelswijze', `levenswijze'
, (subst.): eik, eikensap, en alles wat op een eikel
lijkt, bijv. voorwerp van hout plug, zetpil; AHw \Eiche
(?)", \Eichenzapfchen";
K alla-nu du-us
1 all
a nu teppus (alla nu hier `zetpil'; G pres. 2e p.enk.
v. epesu `maken'): `[met dat spul gekneed uit die ingredienten] een plug/zetpil samenstellen' BAM578-i-49
K alla-nu alla nu (`zetpil') BAM578-i-49
, (subst.; ook ellatu, elletu, ellutu, illitu, zie illitu
onder !wala du) geboorte, herkomst, afkomst
, (subst. < Sum.; vanaf oud-akk.;
gi
s al): hak,
houweel, bijl, scho el AHw \Haue", \Hacke"; CAD
hoe
1 d Anunnaki itruk
u alla, (G pret. mv. v. tara ku
`slaan', `kloppen'): `de Anunnaki staken de spade'
(`sloegen met een houweel', om de klei te delven, die
wordt afgestoken) Ee-vi-59
7 al-la, alla (acc.) Ee-vi-59
, (subst.; st.c. almatti; met suf x almatta- mv.

;
almana tu; K =  numusu; K
nuku
s u
vanaf OB): weduwe; AHw \Witwe"; CAD woman without support, widow [samen met eku tu `wees' de typisch
rechteloze zonder bescherming van man of ouder, vaak
met weinig middelen van bestaan]
K =    , almattim (gen.) CH-xxiv-61
, (subst.; st.c. alap; mv. alpu vanaf oud-akk.;
gud,
gu4 . Sum. gu4 (d)):
os, stier, rund; AHw I \Rind",
\Ochse"; CAD 1 bull, ox; 2 (head of) cattle; 3 beef
van het Semitische woord alpu is de naam van de
letter alef afgeleid (zgn. acrofonisch principe, vgl. ons
v.

allanu

allatu
allu

(*

almattu

alpu

nu mu su

14

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

leesplankje \de a van aap"). In het oudste alfabet (Proto-Sinatisch, 15e eeuw v.C.) werd als symbool voor deze letter een stierekop gebruikt. Het symbool bestaat
uit een ovaaltje (kop) met twee uitsteeksels (hoornen).
Via de Funiciers is dit symbool tenslotte als de letter
in het Grieks terecht gekomen en als A in het Latijnse
alfabet. De \pootjes" van de letter A en de uitsteeksels van de zijn dus afkomstig van de hoorns van de
alpum. logogra sch:
!uzu!
!uzu! 5
K 9
uzu gud
uzu 
s ah
nu u
s -ta-mah-har
sr alpi
sr sah^
la ustamahhar

 pres. v. maha ru \elkaar ontmoeten"):
1 (St
`rundvlees

en varkensvlees : : : kan hij niet binnenhouden' = `hij
moet kotsen'; maar wsl. dietistisch voorschrift \dit niet
eten", `vasten' `voedselverbod' BAM578-i-2
, (< assi; in later tijd (na MB) wordt door dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten s, z), G pret.
1e p.enk. v. !sas^u `roepen'
1 alsika bel: `ik heb u, mijn heer, (aan)geroepen' Sin1-

alsi

20b
2 alsika belum: `ik heb u, heer, (aan)geroepen' Sin3-61
p  al-si-ka, alsika (G pret. v. sas^u + ka) Sin3-61
, (st.c. v. ! a lu + suf x -su) `zijn stad'

alsu
alt.u , (zie wast.u onder !wasat.u) `moeilijk', `trots' etc.
alu , (subst.; soms vr.; st.c. al of ali; mv. alu, alani, alanu

in OB omina; vanaf oud-akk.; & uru): stad, plaats;


AHw I \Ortschaft", \Stadt"; CAD 1 city; 2 city (as
social organization); 3 village, manor, estate; 4 fort,
military strong point
1 
a lsu: `zijn stad'
2 
a lu u rabia nu, `de stad en de burgemeester'
}
, (libbu `hart', `binnenste'): stadsbewoner,

sa libbi ali


}il a lsu , `stadsgod', schutspatroon van de stad
} a l belu ti , (suf x !{utu, {ut vormt abstracta; bij
belu `heer'): residentie;
} a l sarru ti , (suf x !{utu, {ut vormt abstracta; bij
stedeling

sarru `koning'): residentie



3 Suanna
a l sar ila ni (st.c. v. a lu `stad' en sarru `kon
ing') `(De krijger Erra begaf zich naar) Suanna,
de stad
van de koning der goden' (epitheton van Marduk) erra-

i-124

&
&
&

, a lsu, `zijn stad' CHx27x135


, a lja, `mijn stad' CH-xxiv-47

l-
s u, il a
 l

s u `stadsgod' CHx32

uru-
su
uru-ia

{am, {nim , ook -a; suf xelement van de ventivus, formeel


identiek met dativussuf x -a(m) `aan mij', !-a
amahhum , (subst. < Sum. amah; SB*; ook amuhhu):
stadsmuur; AHw \Mauerring (?)" CAD city wall
amaru , (ww. a/u-klasse, p mr verba primae Alef, auru

;
klasse; vanaf oud-akk.;
igi;
igila

igidu8 ),
I. G-stam (pret. mur, pres. immar, stat. amir, imp.
amur): zien, waarnemen, bezien, gewaar worden, aankijken;
inzien in de zin van bevatten, doorgronden; onderzoeken, inspecteren; AHw \sehen"; CAD (23 pages) A 1 to see, to
behold, to look at (in general), to experience, to come
across, to nd (an object, merchandise, a site); to nd
out, to discover, to notice (a person); 2 to nd (after
searching), to select, to sight, to look up (information),
to nd a result (in math., astron.), to come to know, to

realize, to see, to learn by experience (especially stat.


and Gtn) to observe (ominous pheneomena), to witness
(an event), to examine (a person), to keep an eye on
(a person) to inspect, to check, to muster (people), to
look after, to take care of, to look (said of gods) with
favor upon (human beings) to go to see (a person), to
visit, to have an audience; 3 to read (a tablet, a document, an inscription); 4 G imp. amur look!, behold!,
see! (as an interjection) 5 (in idiomatic phrases)
1 ana am
a ri k^ata, (G inf. gen.; onafh. p. vnw. 2e p.enk.): `om u [S^n] te zien' Sin1-8
2 
a mersunu, lett.: `die hen ziet' ) `wie hen (ook)
aankijkt' Ee-i-139
3 mursun
u tima, (G pret. +sunu ti+ma): `hij keek hen
aan' Sil-C-7

ta-mar sum-ma ububuul


babbar
4 tammar summa bubu tu pes.^
at (G pres.2e p.enk. OBachtige schrijfwijze; bubu tu `buil';
babbar, ud is
afgeleid van
, of:
, pictogram van de opgaande
zon aan de horizon en krijgt daardoor de betekenissen
`dag', `wit', `stralend'; hier stat.vr. pes.^at `is wit' of adj.
pes.tu `wit'): `(na het aanleggen van een compres met
medicamenten) kijken/onderzoeken/inspecteren of de
buil wit is' BAM578-i-8
[Uniek geval: de prognose (en mag je aannemen: de
therapie) wordt bepaald aan de hand van een proefneming en is dus afhankelijk van de ondervinding]
5 dn-GN-l^
umur PN `Moge-ik-GN's-oordeel-zien';
ook dn-ili-l^umur
}
, G part., ;
}
, G verb.adj., , (st.c. amir-), Eng.: seen, checked;
}
, (G pres. immar, subj. +ma): hij zal
(be-)zien, ook: met dien verstande dat
}
, (!{is = ana ama ri), lett.: `om te zien/bevatten/doorgronden'
6 am
a ris pasqa, (= ana ama ri; ama ru `zien'; acc.adv.
v. pasqu `moeilijk', `benauwd'): `moeilijk te zien/doorgronden/in te zien' Ee-i-94

III. S-stam
(
, causatief) CAD 6 to have (someone) visit, meet (another person)
IV. N-stam (
, de initiele alef is een n geworden
o.i.v. de n-preformatief; passief): gezien worden, waargenomen worden; CAD 7 to be seen, to appear, to occur, to
be found, discovered, to be inspected, checked, picked
out to be observed, sighted
IV. N-stam (
, reciprook): elkaar zien; CAD 8
to meet (to see each other), to be in opposition, to be
seen together
7 innammar
u (N pres. mv.) `zij zien elkaar'
 ):
}
, (subst.;
igila
geschenk, begroetingsgeschenk; bezichtiging; astron.: waarneming, observatie; zichtbaar wording, verschijning (van een
hemellichaam)
}
, (met zelfst. sa), lett.
\dat van waarneming" ) ook: waarneming, observa-

3 V

}
 }

amera, amiru
amru
immaruma
amaris

su maru
nanmuru

nanmuru

tamartu, tamurtu

sa tamartu, sa tamurtu

tie

8 sa t
a marti amelu ti, lett.: \de waarneming der
mensheid" ACh-Sin-i-7, d.w.z. \alles wat onderwerp is
van de waarneming; de zaken die de mens observeert"
K a-me-er-su-nu, a mersunu (G part. st.c.

C !

+sunu) Ee-i-139

15

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

CV V
C V
CV s

(G inf. gen.) Sin1-8


,
(G pret.1e p.enk.) erra-i-136
a-ma-ri
s , am
a ri
s (= ana am
a ri) Ee-i-94

D
i-im-ma-ar-ru-ma, immaruma
(G pres. +ma) CHx9
=
K I i-mu-ur-su-nu-ti-ma,

mur
s un
u tima (G pret. +
s un
u ti+ma) Sil-C-7
=D i-mu-ru-ma, imuru ma (G pret. subj. mv.)
Ee-iv-70

i-mur-
s u-ma, 
mur
s uma (G pret. + 
s u+ma)
Ee-i-89
; =D
li-mu-ru-ma l
mur
u ma (G prec.) erra-i-75
 -
su
 = t
a martu (`waarneming') ACh-Sin-i-11
, <*amatsu, st.c. v. amtu +suf x, `zijn slavin',
a-ma-ri (ana) am
a ri
a-mur-ma amurma

V V
?b V
V
b V
V

!
amassu
igi l
a

(bepaald, maar ook onbepaald: `een slavin van hem');


!amtu `slavin'
ama , ( ama): ummu moeder: ummusu zijn moe-

-su

der

1 d Damkina

-su : : :, (= ammasu): `Damkina [gemalin van Ea], als zijn moeder, : : : (lag met hem in het
kraambed); \in de hoedanigheid van" (predicatief) Eeama

i-84

amatsu , st.c. v. SB vorm v. !awatu `woord' plus sux su

C n C n , (st.c.) -i-130
amatu , vorm v. !awatu `woord';
CV CI
,
(mv.) Ee-i-34
CV
,
(enk.) Ee-i-125
Cn
,
(st.c. + ) Ee-iv-15

`zijn woord, bevel, gebod, waarchuwing'


 a-mat-su, ama tsu (st.c. +su) Ee-vii-151,

erra-i-122

a-mat am
at

a-ma-a-ti am
a ti

a-ma-tum am
a tum

amelu , (subst.; J

ka

 ; laat, OB !aw
lu
 lum; in therapeutische teksten en omina (1e mill.) F na): man,
mens, OB ook pregnant: patricier, soms ook gewoon iemand.
F
di
s na z
e gig
1 summa amelu marta marus. (marta `gal', acc. v.
betrekking; G stat. v. mara s.u): `indien een man ziek
is aan de gal' BAM578-i-14
F
am
e lu BAM578-i-14
; a-me-li ameli (gen.)

C

na

erra-i-15

amelutu , !awlutu `mensheid'; suf x !{utu, {ut vormt

C 
C  }
C  :

abstracta.

,
Sin3-38
,
(acc.) Ee-vi-33
a-me-lu-tu, am
e l
u tu (toch acc.) Ee-vi-35
[a-me]-lu-tum am
e l
u tum

a-me-lu-tam am
e l
u tam

ammatu I , (subst.; st.c. ammat; mv. ammatu; >


el; (eenheid van lengte, ong. 50 cm);

Eng.: elbow

AHw


ku
s ):
\Elle";

ammatu II , (subst.; NA abbatu; SB*):

litt. voor aarde,


hapax legomenon, (Gr. hapax = een keer), unieke woor-

den die in de betekenis maar een keer in de bronnen


worden aangetroffen; zoals dit woord in Ee-i-2 AHw II
ein Wort fur \Erde?" CAD earth
1 saplis ammatum suma l
a zakrat: (en toen) `daarbeneden de aarde (nog) niet benoemd was'
am-ma-tum/tu4 , ammatum Ee-i-2
, Koning van Babylon 1683-1647
, (in OB reeds vaak zonder
mimatie; an(a) mni lett. `tot wat' )): waarom?; zie
ook !mnum; AHw \warum?"
, (subst. wsl. (h)ammu; OB*; West-Sem. woord):
 people (?) alternatief voor
volk, volkstam, CAD
nisu , wsl. een \Noord-Akkadisch" dialectwoord,

Amm-ditana
ammni(m), an(a) mni(m)
ammu

amnu
amru
amtu

amat ekallim
amat muskenim

.
.DW

g
eme s
u

, amtu

CHx15

*am^u , !aw^u `spreken'


amuhhum , subst. !amahhu `stadsmuur'
amurru , (subst.; ook ammur^u; MB, SB, NB; 3 :
gem
e 
egal

ekallim

  ): westen, westenwind; CAD 1 west (as one


of the four cardinal points); 2 west wind; 3 Perseus,
litt.: \west star";
:   , amurru Ee-iv-43
d
, God van de nomaden
, (subst.vr.; amuttu; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta, bij amtu `slavin', `dienstmaagd'; vanaf OB;
g
eme met fon. complement):
betrekking/positie
van dienstmaagd AHw I \Magdschaft", \Stellung als
Sklavin"; CAD C status of a female slave
 ): lever,
, (subst.vr.; mv. zeldz.; vanaf OB;
ba
leveromen, levervoorteken, voorteken; AHw \Schafsleber",
\Leber", \Leberomen"; CAD A 1 liver (examined by
the haruspex); 2 omen
an ,

}
, hemel, lucht, hemelgewelf, rmaim mar tu

Amurru(m)
amutu I

erra

SB

a-mat-ka am
a tka

dat in West-Semitische talen als  ammu bekend


is. Zit in Amoritische namen als Hammurabi en

Ammis.aderqa.

am-mi, ammi (gen.) CH-iv-54


, G pret. 1e p.enk. v. !man^u `tellen' etc.
, verb.adj. bij !ama ru `zien'
, (subst.; andu; st.c. amat; mv. ama tu vanaf oudakk.;
g
eme =
+ munus+kur, `vrouw' +
`buitenland'; s
sagg
eme):
vrouwelijke bediende, maagd, slavin (m. slaaf is !wardu) AHw \Magd",
\Sklavin"; CAD slave girl, servant girl
}
, paleisslavin
}
, slavin van een horige
1 amtu halqu: voortvluchtige slavin CHx16

2 amassu <*amatsu `zijn slavin', maar ook onbepaald
`een slavin van hem' CHx119

 , amassu<*amat + 
s u CHx119

amutu II

im mar tu

sam^u I, sama u
an, ana , (voorz.; apocope vorm an; vanaf oud-akk., OA,
ment

OB; an in

oud-akk. en in OB, SB litt.; vanaf MB

):

di
s

naar, aan, voor, in ruil voor, als reactie op, vanwege,


naar de mate van AHw \zu" (in der Richtung); \nach";

to, up to, toward, against, upon,


ana wordt gebruikt ter omschrijving van de dativus.
n.b.: een dativus kan zijn een datitivus commodi (van
de begunstigde persoon) te omschrijven met `voor',
`ten behoeve van', maar ook (met de zelfde vormen)
een dativus incommodi, als de persoon ongunstig bejegend is. Dan te omschrijven met `tegen', `ten nadele
van'.
1 an il, (3 teken an = ana) `voor de goden';
ook: `tegen de goden' (dativus incommodi):
2 ah 
a zu an il, (ah a zu `grijpen', hier:) `(boze plannen)
 tegen de goden'
beramen
3 ana su
a ti, ook: `in ruil daarvoor'
4 ana pansu, (temporeel): `v
oor hem' of modaal: `ten
aanzien van', `derhalve'
5 ana X-su: `X keer', bijv. ana salssu `voor de derde
keer', `in drievoud', `drievoudig'
} +inf in gen. , om te; bijv. ana parasim : `om te
beslissen' (in nitiefzin)
6 ana l
a epes anni, (G inf. st.c. v. epesu `bouwen' etc.;
CAD

ana

16

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

anni alternatief voor arni; gen.obj. v. arnu `straf' etc.):


lett.: `ter niet-making van fouten' ) `opdat er geen
fouten gemaakt zouden worden' (in nitiefzin kan ook
passief weergegeven worden)
7 ana : : : l
a eg^u mana ma, (G inf. mana ma `iemand'):
lett.: `(opdat) niemand zou verwaarlozen' (voorafgegaan door het vorige voorbeeld) Ee-v-7
mana ma is hier subject in in nitiefzin; een in nitiefzin met subject, een constructie die het Ned. niet kent,
behalve in een archasch voorbeeld: `ieder meent zijn
uil een valk te zijn', waaruit (na omzetting tot `: : :, dat
zijn uil een valk is') blijkt dat uil het logisch subject is;
F a-na, ana
an
, an il Ee-i-128
, (ww. a/a-klasse; vanaf OA, OB): G-stat.: moe

z/w.
I. G-stam (pret. nah, pres. innah): zuchten, moe wor inspannen,aftobben, bekommeren;
den, zich vermoeien, zich
AHw \m
ude sein", \ermuden"; CAD A 1 to toil, to
exert oneself, 2 to become tired, exhausted, to have had
enough; 3 to become weakened, to fall onto disrepair
(said of buildings)
1 id^
asu anh a (G stat.vr.mv. v. id^u `arm'; in dualis krij en attribuut de uitgangen vr.mv.) `zijn
gen predicaat
armen zijn moe' erra-i-15
}  , G verb.adj., , (OB, SB, NB): moe, vermoeid;
AHw \m
ude"; CAD 1 exhausted, weary; 2 in disrepair, eroded (said of buildings and walls)
}  , (subst.): vermoeienis, vermoeidheid;
2 anah 
a la du , (G pret. mv. pro stativo v. id^u `we kennen geen vermoeidheid' (gezegd van paarten'): `zij
den in Ee-iv-54)
}  , (suf x !{utu, {ut vormt abstracta): verval,
aftakeling; AHw \Erm
udung", \Verfall";
3 rub^
u arku anhussu : : : luter (D prec. v. t^aru `terugk
eren', D `restaureren')
`moge een toekomstige vorst zijn
verval restaureren' yos-ix-71,33

III. S-stam
(
) CAD 4 to make (someone) work
hard, to worry; 5to have a hard time (?), to linger on
(?), to be painfull (?), to last
}
, S verb.adj., , elativisch: zeer moe;
 , (adv.): zeer moeizaam
}

III/2. St-stam
(
) CAD to be dejected, to be in

pain
} 
, kommervol, zucht, moeite, bouwval
lig
F
a-na-ha, anah 
a (acc.) Ee-iv-54


a-ni-ha-am, a niham (G part.) Sil-C-34

an-ha, anh 
a (G stat.mv.) erra-i-15


N  an-hu-su anhussu (`zijn verval') yos-ix-71,33
, (onafhank., losstaand ofwel absoluut pers. vnw.
1e p.enk.; vanaf oud-akk.): ik; AHw \ich"; CAD I;
markeert substantief (PNs) als 1e (en niet 3e ) persoon,
bijv.
1 Hammurabi : : : an
a ku : : : askun: `ik H. stelde : : :'
 `ik ben H.'
en niet:
2 an
a kuma: ik ben (met -ma van de nominale zin);
gebruik met voorzetsels:
3 kma j^
ati: `zoals jij'
4 ana j^
asi taddinam, (2e p.enk. nada nu `geven' + dativus -am; pleonastisch): `jij geeft aan m' (emfase)
5 an
a ku u k^ata, (zelfst. vnw.): `ik met jou' een enkele

anahu I

dingir dingir

anhu

anahu

anhu tu

su nuhu

su nuhu
su nuhis

sutanuhu
tanehu, tanhu

C M
C M
M

anaku

keer wordt u als het voorzetsel `met' gebruikt; v. Soden


GAG x114i, !u (voorz.)
6 an
a ku u k^asi i niprus sasma, (cohor v. epesu;
sasmu `tweekamp'): `(kom op!) laat ik met u strijd leveren!', of (wens- of gebodsvorm, ook soms het presens,
in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan
om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de
indicativus gebruikt): `opdat ik met u strijd levere!'
Ee-iv-86

gebruik met werkwoord.:


7 j^
ati gimlanni, (!gama lu): `verleen m een gunst'

CF 
,
CC FF  V  C ,
(`ik met u') Ee-iv-86

CH-i-53, erra-i-121
CH-xxiv-42,43
a-na-ku u
 ka-a-
s i, an
a ku

a-na-ku an
a ku

a-na-ku-ma an
a kuma

u k^
a
si

Die van de 3e p. worden vaak anaforisch gebruikt,


d.w.z. terugverwijzend naar iem. die of iets dat uit het
verband genoegzaam blijkt;
dnim sua ti: `die rechtzaak', `dit vonnis';
Het gehele vormenbestand is:
1e c. enk.
2e m.enk.
2e vr.enk.
3e m.enk.
3e vr.enk.
1e c. mv.
2e m.mv.
2e vr.mv.
3e m.mv.
3e vr.mv.

Nom.

Gen./Acc.

Datief

an
a ku

j^
ati

j^
a
s im

atta

k^
ati (k^
ata)

k^
a
s im

atti

k^
ati

k^
a
s im


su



s
a ti/u,


s u
a
s im


s



s i
a ti,

(s^
ati/u)

(s^
a
s im)


s i
a
s im,

Nom.

(su
a ti, 
s^
ati)
(s
a
s im,
Gen./Acc. Datief

n
nu

ni
a ti

ni
a
s im

attunu

kun
u ti

kun
u
s im

attina

kin
a ti

*kin
a
s im


s unu


s un
u ti


s un
u
s im


s ina


s in
a ti

*
s in
a
s im


s^
a
s im)

ana mnim, ammni(m) , !ammni(m): `waarom'


anantu , (subst.; OB, SB; OB mv. ananatu, SB mv.

anna tu): Bab. (dichterlijk) voor strijd, weerstand, AHw


\Widerstand", \Kampf"; CAD a poetic term for battle, strife
1 dek^
u ananta, (inf dek^u `doen oprijzen', `ontketenen'): `het ontketenen van de strijd' (beide niet gebruikelijke woorden) Ee-i-150
2 sumela ananta, (usziz, S pret. v. izuzzu erbij denken): `links (plaat ste hij) Strijd', naam van een paard
in Ee-iv-56
F a-na-an-ta, ananta (acc.) Ee-i-150, iv-56, 78
, !amtu `slavin'
, (subst. < Sum.; OB, Mari, MB, SB, NB): scherm,
dak, beschutting; CAD 1 canopy, cover; 2 protection;
, (Sum. an `hemel', durun/dur = ku `zitten'/`gaan zitten'; lett. `hemel van het zitten'): Andurrunna, benaming (in Ee-i-24) voor de verblijfplaats
(woonoord) van de goden; komt ook wel buiten de
Enu ma elis voor; ook wel de naam van het tempelvertrek, de vergaderzaal van de goden.

F 

, Andurunna Ee-i-24
, (!dara ru) vrijlating, vrijheid
an , ( an onder meer = sam^e `hemel'): sam^e:
`hemel'
1 nann
a ru an-e = nanna ru sam^e: `het hemelse licht',
gezegd van de maangod S^n in Sin1-1 en Sin3-36, vanwege zijn heldere nachtelijke verschijning.

andu
andullu
Andurunna

anduraru
-e

an durun na

17

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

2 asared an-e u ki-tim = sam^e u ers.etim: `de leider


van (de bewoners van) hemel en aarde', bekend epitheton van goden, in Sin3-39 van S^n
3 dingirdingir sa
 an e u ki tim = (ana belu t) il sa
sam^e u ers.etim `(de heerschappij over) de goden van
hemel en aarde' Ee-vi-100

^
-e u
-tim, 
s am^
e u ers
. etim Sin3-39

-e

, sam^e ellu ti `reine hemel' Sin3-61

^


s
a
-e u
-tim, il


4
4
U 4
an

an

ki

k
u me
s

dingir dingir

an

Ee-vi-100

ki

anna , (acc.adv.; ook als annama, anni, ann^u indeclinabel;



sa 
s am^
e u ers
. etim

OB, SB): ja, inderdaad, zie hier, zie daar, hiermee, voila,
AHw \ja", \gewi" CAD yes,
consent,

K
annu I

answer to a query (usually through extispicy)


1 annu knu: betrouwbaar ja-woord
, variant < !arnu `zonde', `schuld' etc.
an-ni, anni (gen.) Ee-v-7, vi-16, vii-156
, Bijnaam van de godin !Istar
, Oergod, (Sum. an `hemel', s ar `3600', veel,
totaliteit): In het scheppingsepos Enu ma elis samen
met Kisar het eerste godenpaar dat, als personi catie van hemel en aarde, geschapen wordt door de oerpersonen !Tia mat en !Aps^u. Het ouderpaar AnsarKisar verwekt de hemelgod Anum. Ansar is uiteindelijk in Enu ma elis de overgrootvader van Marduk (in
de lijn Ansar{Anum{Ea{Marduk). Ansar als oergod
komt ook wel elders voor, maar is meestal een vorm
van Anum en niet zozeer zijn vader. Kisar (Sum. ki
`aarde') is in het epos slechts een analogie uitgelokt
door Ansar.
De naam Ansar wordt door assimilatie gelezen als
Assar. In de Assyrische versie van Enu ma elis is de
naam van Marduk vervangen door Assur, die als geaccepteerde spelling ook ansar heeft: er zijn dus twee
Ansars. Door de spelling is Ansar, een vorm van de
hemelgod, een beetje Assur geworden.
1 Ansar d Kisar ibb^
anu : `Ansar en Kisar werden geschapen' Ee-i-12
2 Ansar lugal dingirdingir = Ansar sar il, `Ansar
koning der goden' Ee-iv-83 Epitheton van Ansar, die
a.h.w. op teken-niveau een verklaring geeft voor de
naam Ansar: lugal is ook sar en dingir
is ook an.

An-
s
ar, An
s ar Ee-i-12
An-sar

, Ansar sar il

annu II
Annunitum
Ansar

approval, positive answer


1 annam bab^li subat narm^ekun (subtu `woning',
`plek'; narm^u `verblijfplaats'): `Zie hier Babel, uw verblijfplaats' Ee-vi-72
O an-nam, annam Ee-vi-72
, (subst.; Ass. annuku; vanaf OA, OB; F
anna, naga): tin, soms ook lood; CAD tin
, (adv.; bij !amm^u) `hier'
, (adv.; bij !amm^u) `hier'
, (adv.; bij !amm^u) `hier' (aan deze kant, dichtsbijzijnd)
, (vr. bij !ann^u, vr. vaak wat bij ons het neutrum is): die, deze
1 Ti
a mat annta ina sem^sa, (ina + G inf. gen. + sa
v. sem^
u `horen'; Tia mat casus pendens, weer opgepakt
door -sa; het voorzetsel ina komt graag direct voor de
inf.; een evt. object komt vaak voor het voorzetsel),
lett.: \T. dit in haar horen" ) temporele bijzin: `toen
T. dit hoorde' Ee-i-41, iv-87
2 d Marduk annta ina sem^esu, lett.: \M. dit in zijn
horen" ) temporele bijzin: `toen M. dit hoorde' Ee-vi-

annaku
ann^anu
annkiam
ann^s
anntu(m)

an-ni-ta

ann
ta

an-ni-
u anni^
u

anniu tu(m)/ann^uttu(m), vr. anntu , mv. annia tu,



ann^atu; vanaf oud-akk., OA, OB;
s e
s ): die, deze
(hierheen wijzend);
Komt ook voor als annu tin met nunatie. Normaal
wordt nunatie alleen gebruikt bij de dualis uitgangen,
maar dit woord vormt daarop de enige uitzondering,
wsl. onder Westsemitische invloed.
vgl. ull^u, (vr. ulltu ): aanwijzend vnw. `die', `dat'
(daarheen wijzend), ook met normale adjectivische verbuiging. Ook onafhankelijk gebruik, bijv.
1 anntam liqbi (qab^
u `zeggen'): `laat hem dit zeggen',
of ter wijziging van een nomen: sarru ull^u `die koning'
2 Tiamat annta ina sem^esa, (bijzin met inf., v
oor de
hoofdzin), lett.: \Tiamat dit in haar horen" ) `terwijl
Tiamat dit hoort' Ee-i-41
 an-ni-

lu
u
3 amelu anni^
u `deze mijnheer'; [in een contract na de
opsomming van de naam, vader's naam etc. van een
contractant] T97-ii-8
3 uhia ses
4 3 samm^e ann^
uti(ann^uti mv.; na een opsomming):
`deze drie kruiden' BAM578-i-31

an-ni-
u anni^
u T97-ii-8

J >
Q > CK

>

Ee-i-41, iv-87, vi-55

anniu , (onverkorte vorm bij !ann^u)


>
T97-ii-8
anniutu(m) , (m.mv. bij !ann^u): die, deze
ann^u , (aanwijzend vnw. m.; ook aniu, hanniu; m.mv.

, annta (vr. acc.) Ee-i-41


BAM578-i-31

an-ni-ta

ann^
uti

, (subst.; st.c. anni-, met suf x anna- OB, Mari,


MB, SB, NB): ja, jawoord, toezegging; AHw I \Jawort",
\Zusage"; CAD 1 consent, approval; 2 positive divine

nu dan;

55


s e
s

lugal dingir dingir

(epitheton) Ee-iv-83

{anu(m), -an+ uitgangen ,

suf x met de betekenis lid


van de klasse van : : :], vooral na participia en parra snomina, bijv. uit G part. na dinu ) na dina nu, `verko-

per', `schenker'; a.h.w.: `de verkoper in dit geval' (incidenteel, eenmaligheid, de suf x heeft een individualiserende kracht); Het Nederlands kent dit onderscheid
niet, de vertaling is meestal hetzelfde als het grondwoord.
1 sajj
a ma nu, koper; koper in dit geval, desbetreffende
koper
2 sarraq
a nu, dief, dief in dit geval
3 s. 
a bitannisu (<part. G +suf x v. s.aba tu), `degene

die hem (in dit geval) gegrepen heeft'

Anukki , incidentele verkorting voor !Anunnaki


CK

d A-nu-u[k-ki], d Anukki, (inciden.

verkorting) Ee-i-156

Anum , ( d

 r, nooit met determi, ook:


an
sa
d


natief * an of * an s ar): de god Anum;
1 Anu rab^
u abu il, (CH, Epiloog, 45): `de grote
Anum, vader der goden';
2 Anu sa Anunnaki;
3 d Anum an-e = d Anum sam^e: `O, Anum van de
hemel' (in directe rede) Sin1-9
[Anum en Enlil zijn beide gelijkelijk koning van hemel
an

18

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

en aarde. Er is in de godenwereld een gedeeld koningschap. Dit blijkt uit de meeste teksten, maar ook uit
de afbeeldingen op !kudurru's (grenssteles). Goden
worden daarop aangeduid met emblemen of symbolen.
In het algemeen dragen alle goden een kroon (tiara)
met 1 a 3 paar horens. Anum en Enlil hebben beiden
als embleem een muts/kroon met wel tien paar horens.
Ze delen dus hetzelfde embleem. Anum en Enlil staan
boven aan deze afbeeldingen, soms samen met de moedergodin. Deze hierarchische volgorde weerspiegelt de
volgorde in de godenlijsten. Mythologisch gesproken
is Anum |in tegenstelling tot Enlil| een wat bleke
godheid. Een enkele keer blijkt wel een onderlinge taakverdeling en is Anum de koning der goden en Enlil de
heer van hemel en aarde.]

, Anum CH-i-1

-nim, Anim (gen.) CH-ii-46
d
d Anum Ee-i-14

a-num,
d
K a-nu-um, d Anum Ee-vi-94
d a-num-ma d Anum+ma erra-iii-D11

: (ook annumma, anummi, anummu < ann^u +
ma; OB, Mari): nu, hiermee, hierbij, bij deze;
AHw \nun", \nunmehr"; CAD now, here
: Anunnaki-goden, verzamelnaam, soms voor
de goden van hemel en aarde, soms alleen voor die van
de onderwereld; Anunnaki is een leenwoord uit het Sumerisch (anun(n)a(k)), zaad (nakomelingschap) van
de (-ak) vorst (nun), (als collectief) de nazaten van de
hemelgod An (Sum.) of Anum (Akk.). Het woord is
in het Akkadisch indeclinabel (enk. *Anunnaku komt
niet voor). De goden tezamen worden de Anunnaki genoemd (bijv. in Ee-i-156; de goden in het algemeen, of in
Ee-vi-46 Anunnaki sa sam^e u ers.etim `De A., de goden
van hemel en aarde'), maar soms worden ze verdeeld
naar goden van hemel en aarde. Er is dan een di erentiatie in de aanduiding: de Igigi en de Anunnaki.
De !Igigi zijn dan de hemelgoden en de Anunnaki de
goden van de onderwereld, het dodenrijk. Er is soms
sprake van 600 goden (Anunnaki en Igigi), bijv. in het
Enu ma elis-epos:
1 ina sam^e u ers.etim 600 (gisu) ustesib (S perf. v.
wasa bu `zitten'): `(aldus) gaf hij de 600 [goden] een
plaats inhemel en aarde' Ee-vi-44
azu `verdelen';
2 d Marduk lugal il uza iz (G pret. v. z^
lugal 
s arru als bijstelling; il object bij z^azu, hoewel
op zichzelf sar il of bel il `koning der goden' zou kunnen, omdat Marduk koning der goden over hemel en
aarde is): 'Marduk, de koning, deelde de goden in' of:
`Marduk, koning der goden, verdeelde (alle Anunnaki
over boven en beneden)' Ee-vi-39 (met het object in de
volgende zin:)
3 d Anunnaki gimratsunu elis u saplis (elis u saplis
als bijstelling bij A.; gimratsunu `hun totaal'): `alle
Anunnaki, boven en beneden', of (als bijwoordelijke
bepaling bij z^azu): `(hij verdeelde) alle Anunnaki (over
de gebieden) boven en beneden' Ee-vi-40
d A-nun-na-ki, d Anunnaki CH-i-2,
WF

C
C
C V
anumma
an

an

Anunnaki

C
Ee-vi-40, 46, 59 etc.
CK
verkorting Ee-i-156

d A-nu-u[k-ki], d Anukki, inciden.

Anutu , (subst.; ook Enutu; suf x !{utu, {ut vormt ab-

d anum of
d dis): Anustracta; SB, NB;
schap, Anu-waardigheid, opperheerschappij; AHw \Anuwurde", \Gottheit"; CAD function, rank of the highest
god (i.e. Anu)
1 innanu : : : leq^
u d Anu ti, (G stat. subj. v. leq^u `nemen'; innanu voegwoord): `nu hij [Kingu] dan de waardigheid van Anu aanvaard heeft' Ee-i-159
2 taskuns(u) ana par
a s. d Enu ti, (G pret. 2e p.enk. v.
saka nu + su met apocope van de u; para s.u `ambt'
etc.): `gij hebt hem aangesteld in het ambt van de Anuwaardigheid' Ee-iv-82
K I d a-nu-ti, d Anu ti Ee-i-159

K I d e-nu-ti, d Enu ti (gen.) Ee-iv-82

anzagar , Zaqqu, `droomgod'
1 Zaqqu ilu sa sun
a ti: `Z., de god van de dromen'

JM

Sin1-25

, Zaqqu Sin1-25

anzillu , (subst.; OB, SB): het afschuwelijke;


misdaad; CAD abomination, villainy
Anz^u , mythische reuzenvogel
apalu I , (ww. a/u-klasse; vanaf OA, OB):
anz
agar

overtreding,

I. G-stam (pret. pul, perf. tapal, pres. ippal, Ass. eppal,


stat. apil) i.h.a. reageren (op passende wijze) ) verantwoorden, antwoorden; of (als er niets gevraagd wordt:)
het woord nemen; voldoen, betalen (wat men schuldig
is); genoegdoening geven, schadeloos stellen, afbetalen; vergelden; AHw I \begleichen", \antworten"; CAD A 1

to satisfy a legimate demand, to give (a person or an


institution) satisfaction on a legimate claim, 2 to answer a question, to echo, to respond; 3 to correspond;
4 to result (in math. and astron.)
1 tamk
a ram ippal, (G pres.): `hij moet de koopman ten
volle betalen';
2 pulma d Mummu, (G pret.): `(en) Mummu nam het
woord' Ee-i-47
3 pulsuma d Ea am^
atam iqabbisu (G pret.; G pres.
v. qab^
u `spreken'): `Ea antwoordde hem/richtte het
woord tot hem, en spreekt tot hem (aldus):' (volgt directe rede) Ee-vi-11 (pres. na pret. omstandigheidszin:
`terwijl hij tot hem zei'/ `al zeggende')
4 pul
usuma d Igigi (G pret. mv. + dat. of acc. -su):
`de Igigi antwoordden hem' Ee-vi-27
I/2. Gt-stam (
) CAD 5 to reciprocate, to discuss,
to correspond;
II. D-stam (
, zeldzaam) CAD 6 to pay a debt, to
perform a service; 7 to make somebody responsible 8
Dtn passive to mng. 7

III. S-stam
(
, causatief) CAD 9 to make somebody answer, to make admit
IV. N-stam (passief) CAD 10 to be treated, to be answered, (passive to mngs. 1 and 2)

i-pul-ma, 
pulma (G pret. + ma) Ee-i-47

i-pul-
s u-ma, 
pul
s uma (G pret. +
s u+ma)

atpulu
uppulu
su pulu

V

bV
Ee-vi-11
sbV
+ + ) Ee-vi-27

i-pu-lu-
s u-ma 
pul
u
s uma

aparu , (ww.; zelden eperu; vanaf OB)



su

(G pret. mv.

ma

I. G-stam (pres. ippir, pret. pir, perf. taper, teper,


stat. apir): bekleden (van het hoofd), aan het hoofd
bedekken; (vaak van kronen gezegd) als een muts dragen AHw \den Kopf bedecken", \auf den Kopf setzen";
CAD

1 to provide with a headdress, to put a covering

19

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

on someone's head; 2 stat. to be covered, coated


1 melamm^e rasubbati apir r
asussu, (G stat.;
rasubbatu `geduchtheid'; rasu = resu `hoofd', locativus):
`zijn hoofd was bedekt met een huiveringwekkende uitstraling' Ee-iv-58
} , G verb.adj., , (st.c. apir-) met bedekt hoofd
I/2. Gt-stam (
, passief): bedekt z/w. (aan het
hoofd)
2 saq^s itbur, (= etpur, Gt stat.; saq^
u `hoog z/w.'),
lett.: \hij was op hoge wijze aan het hoofd bedekt",
`hoog was zijn hoofdbedekking' Ee-i-103
I/2. Gt-stam (
, re exief): zichzelf op het hoofd zet-

apru

atpuru

ten
II. D-stam (

atpuru
uppuru, als G) CAD 3 to provide with a

headdress, to put a covering on someone's head;


IV. N-stam (passief) CAD 4 to be crowned, covered
a-pi-ir, apir (G stat.) Ee-iv-58

C
N
]
aparu !

it-pur

of

it-bur itpur

(Gt pret. v. apa ru) Ee-i-103

, eperu
, !epesu
, !epesu `maken', `bouwen'
, st.c. v. !aplu
mul gi
s
apin , ( 8 mulapin, mul determinatief voor
sterren, apin !epinnu `ploeg') `Ploeg(ster)'
8 c

apasu
apasu
apil

dish

mul gi
s

9 C? '

d
apin En-l
l

a-lik pa-ni

b}
me
s

mul


s u-ut

d En-ll

Epinnu Enlil, 
a lik p
a ni kakkab
 
su
 t Enlil

De ploeg, Enlil, die de sterren van Enlil voorgaat Mul.Apin,


I-1
, G stat. v. !apa ru (het hoofd) `bekleden'
, st.c. v. apru, !apa ru (het hoofd) `bekleden'

apir
apir
apkallu ,

(subst.; ook abgallu; Sum.; vanaf OB; W


= abgal = apkal; nun ook vaak voor de stad
Eridu en voor de god Enki; me, !m^e en !pars.u):
raadsheer (wijze man); AHw \Weisser"; CAD 1 wise
man, expert; 2 (a mythological) sage; 3 (a priest or
exorcist)
[Apkallu's zijn magiers/wijzen in dienst van Ea, die onder meer de consecratie (heiliging, wijding, inzegening)
van godenbeelden tot taak hadden; Ea is patroon van
twee gildes, die van de handwerklieden (die de vervaardiging van de godenbeelden tot taak hadden) en deze
\intelectuele" Apkullu-club. De inwijding van godenbeelden (onder meer de zgn. mondwassing) vond daadwerkelijk plaats door priesters, maar die spelen dan de
rol van Apkallu. De Apkallu's hebben zelf niet de rang
van priester. Ea zelf heet ook wel `de Apkallu', maar in
mv. worden deze wijzen bedoeld. Zo komen onder meer
voor in bezweringen, wijdingen en reinigingen]
1 apkal il: `de (funktie van) raadsheer onder de goden' (gezegd van d Ea). Bijv. de 7 (of 5) koningen van
voor de zondvloed (in ieder van de 7 steden) hebben
raadsheren (die vaak tot epiteta van de koning worden). Zij worden verantwoordelijk gesteld voor grote
uitvindingen, zoals het schrift, de landbouw, stedebouw, divinatie (wiggelarij) en cultuurinstellingen..
2 apkal il: Apkal der goden, epitheton van d Ea; Ee-i-80
3 abgal dingirmes = apkal il, epitheton van Marduk
`Marduk, de wijgeer der goden' Ee-iv-93
W


, apkal il (Ea en Marduk in

nun me

 

abgal dingir me


s

resp.) Ee-i-80, iv-93

aplu I , (subst.; vr. apiltu, aplatu; st.c. apil; vanaf OA, OB;

ibila = turus): erfzoon, oudste zoon, eerstgeborene; AHw B \Erbe", \Sohn"; CAD 1 heir, oldest
son, son; 2 oldest daughter, heiress
1 d Anum apilsunu, (st.c. +sunu): (nominale zin)
d
` Anum werd hun eerstgeborene' (van Ansar en Kisar)
Ee-i-14
2 sa apla l
a su^ tusarsa

ibila (apla), (G pret. subj. i


s u^
`hebben'; S pret. 2e p.enk. rasu^ `krijgen'): `degene die
geen zoon heeft, bezorgt gij [S^n] een zoon' [een voorbeeld waarin de fonetisch gespelde vorm ap-la naast
de logogra sche vorm ibila in dezelfde zin voorkomt]

Sin3-46
3 GN-b
a n(i)-apli G stat. part. v. ban^u `scheppen'

met gen. objectivus; persoonsnaam: `GN-schept-eenerfzoon', bijv. Assurbanipal


4 GN-n
a din-apli G stat. part. v. nada nu `geven' met
gen. objectivus; persoonsnaam: `GN-geeft-een-erfzoon'
5 GN-n
a s.ir-apli met G stat. v. nas. a ru `bewaren', `GNbehoedt-de-erfzoon'
}
, (suf x !{u tu, {u t vormt abstracta): erfe-

aplutu

nis

, aplum, CH-iv-69
7 ap-la, apla (acc.) Sin3-46

a-pil-
s u, apil
s u (st.c. +
s u) Sil-C-21
K a-pil-su-nu, apilsunu Ee-i-14
, (subst., een van de weinige met een a-voorslag
vocaal;
hangt samen met pulhu `vrees'; mv. apluh a tu,
 , bepantsering; AHw
apluh a nu; OB, SB): pantser

\pantzer";
CAD armor, coat of mail
1 apluhti pulh 
a ti: (een mantel van) `een vreselijke be een
 opeenvolging van phlp , pplh, pplh,
pantsering',
phlp in Ee-iv-57 (!halapu)




2 apluh 
a ti s. a la ti attukama (attu+sux `behorende

bij', `zijnde
van') `pantser en strijd zijn van u' erra-

bb
apluhtu

ibila

C
C

iii-D14

 M CI

ap-luh-ti apluhti

(gen.) Ee-iv-57
erra-iii-D14



apparu , (subst.; <Sum.,
vanaf OA, OB; SB ook ippa ru;
ap-lu-ha-a-ti apluh 
a ti

mv. appa ra tu;


ambar; U
giambar),
moeras, ook als bewust aangelegd verdedigingswerk; AHw
\Rohricht", \Sumpf"; CAD reed marsh, reed bed, lagoon

''
appu

, appa ram Sil-C-136

ambar

ap-pa-ra-am, appa ram (acc.) H.Sip. 18,19


V ap-pa-ri, appa ri (na-zu-zu = ap-pa-ri) LL-Ms-ii-73
, (subst.; st.c. appi; met suf x appa-; dualis appa n;
mv. appa tu; pars-type nomen < * anpum; mv. appa tu
vanaf oud-akk., OB;  kir4 = ka): neus; AHw
\Nase"; CAD 1 nose; 2 tip, crown, end, rim, edge;
3 spur of land, causeway, bund [pars- (of pers) type nomen (vr. parsat (perset), %nominale typologie)
voor primaire, niet van ww. afgeleide nomen zoals kalbu
`hond', kalbatu `teef'; mar u > ma ru `zoon', ma rtu
`dochter']
}
+
, (laba nu I `zich neerwerpen'): `zich
deemoedig neerwerpen', `zich prosterneren' (zich plat
op de aarde werpen als gebedshouding van opperste deemoed); `een voetval doen', `zich verootmoedigen'
1 ana zikrisu qab^e i nilbin appa (cohortativus, zelfaansporing v. laba nu; qab^e gen. `spreken', verwacht eig.

labanu appa

20

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

zikrasu ana qab^e, de neiging bestaat om alles na ana in


de genitief te zetten; zikru `naam'; ana `in reactie op'),
lett.: `in reactie op het uitspreken van zijn naam, laten
wij ons prosterneren' ) `als zijn naam genoemd wordt,
laten wij ons deemoedig ter aarde werpen' Ee-vi-102

ap-pa, appa (acc.) Ee-vi-102


, (adv.; ook appunna, appu na -ma; vanaf oudakk.): bovendien, daarenboven; AHw \obendrein",
\auerdem"; CAD moreover, in addition, besides, furthermore, indeed, as well
1 app
u nama isten esret kma su^ati ustabsi, (S perf.
v. basu
^, S: `creeren'): `daarenboven schiep zij (er nog
eens) elf net zo'
F
ap-pu-na-ma, app
u nama (+ma) Ee-i-146
, (adv.) Eng.: please
, (verb.adj. bij !apa ru): met bedekt hoofd
, (subst. < Sum.; vanaf OB;  abzu): ondergronds water;
AHw \untererdisches Suwasser",
\Grundwasser"; CAD 1 deep water, sea, cosmic subterranean water, 2 (a personi ed mythological gure)
3 waterbasin in the temple
Aps^u is het domein van de god Ea, zie ook aldaar. Aps^u
representeert de opslag van zoet water, dat zich onder
meer bevindt onder de aarde, het grondwater. Men kan
erbij door een gat te graven. De opslag van dit water
wordt op verscheidene wijzen voorgesteld. Soms als een
kubusvormige voorraad, ook treft men wel de gedachte
aan dat de Aps^u een opslagruimte van waterkruiken is
of een grote waterzak van leer voor het hemelwater. De
Aps^u grenst aan het dodenrijk en is daar soms bijna
equivalent mee. De Aps^u voedt de rivieren wat betreft
hun continue wateraanvoer. De god Ea is heer van het
water, koning van de wellen en beheerst deze water
toevoer. Op rolzegels zien we de Aps^u als tempel met
Ea zittend op een schrijn waar water doorheenloopt.
De periodieke wisselingen van het water (het wassende
water, het water van de regens) wordt beheerd door
de god !Adad. Ea en Adad leveren samen de vruchtbaarheid van het water. In het scheppingsepos Enu ma
elis is Aps^u (naast !Tia mat) de tweede oerpersoon,
een soort oergod die bestond voor de goden geschapen
waren. Hij wordt daar genoemd:
1 Aps^
uma rest^u (<restiu, `oudste (zoon)', `eerstgeborene', `de oeroude'; de -t- is geen vrouwelijke t, maar
deel van het morfeem -tiu dat van een substantiefstam
een adjectief maakt): `de oeroude Aps^u' Ee-i-3
2 Aps^
u za ri il rabiu tim: `Aps^u de verwekker van de
grote goden' Ee-i-29
Hij wordt voorgesteld als iemand met kosmische afmetingen. De personi catie van Aps^u (als iemand die
het woord voert) is uniek voor het Enu ma elis-epos,
wsl. uitgelokt door de personi catie van Tia mat. Elders treft men Aps^u slechts aan in zijn zakelijke betekenis: het ondergrondse water.
Tia mat, Aps^u en Mummu missen het godendeterminatief. Dit staat los van hun mogelijk boosaardige inborst, want demonen e.d. hebben wel een godendeterminatief.
  , Aps^u Ee-i-29 etc.
, (subst. < Sum.) vastgesteld aandeel, aandeel CAD
portion, agreed portion;
, (subst.; ook abu; mv. apu ; OB, Mari, MA, SB; U

'

appuna

s V

apputtu
apru
aps^u

apsit^u
apu

zu ab

 ): riet, rietbos, rietkraag; AHw \Rohricht"; CAD


A reed thicket, canebrake
1 kma is
a tim ezzetim sa apim, (met isa tu `vuur',
ezzetu `kwaad'): `als een hevig vuur van het riet') `hevige rietbrand' (dat in korte tijd alles verwoestend is)
2 ina api d Girraku ina qsi magsar
a k (Girru, de vuurgod; qsu `kreupelhout'; magsa ru `bijl' hier apocope
van -a ku): `in het riet ben ik [Erra] het Vuur, in het
bos ben ik een strijdbijl' erra-i-113
3 apu sa nereba l
a su^ (G pret. subj. v. isu^ `hebben'):
lett. `rietbos waar voor geldt de doorgang is er niet' )
gi
s gi

Cs
C

het ondoordringbare rietbos


a-pu apu

erra-i-72

erra-i-72

(st.c.gen.) erra-i-113

ap^u I , (ww.; adj.; litt. woord; ook ab^u, ep^u, SB) bewolkt, in
a-pi api

wolken gehuld, omvloerst; AHw I etwa \umwolkt"; CAD

B to become dim, to become cloudy, (said only of the


eyes)
1 s
a kin namirti ana nisu apa ti, (vr.mv.; G part.
saka nu `zetten', `te weeg brengen'; namirtu `schijnsel'),
lett.: `die helder schijnsel te weeg brengt voor door wolken omhulde mensen' Sin1-3
}
, (vr.mv.; zelfst.): omwolkten, een aanduiding
voor nisu mensen, de Sumeriers, later alle Mesopotamiers !s.alma t qaqqadi `zwarthoofdigen'
2 ai immasi ina ap^
ati (N vetitivus = ai + pret. v.
masu^ `vergeten'): `hij [Tutu] worde niet vergeten onder
de omwolkten' Ee-vii-18
3 sa naphar gimir ap^
atu, (i.p.v. ap^ati: `de omwolkten'
duidt hierwsl. op `de mensen'; naphar, gimir woorden
voor `alle'): `de mensen al te gader'(dan ook met twee
keer een woord voor \alle" vertaald) Sin3-40

apati

C' }
C' CI

a-pa-t
u ap^
atu

(vr.mv.) Sin3-40
(vr.mv.) Sin1-3, Ee-vii-18

ap^u , ww. !wap^u `zichtbaar worden', `verschijnen' etc.


aqaru , ww. waqaru `kostbaar z/w.' etc.
aqdamu , subst.; mogelijk N.W.-semitisch voor `oude tijden'
aqq^ , <*anq^ G pret. 1e p.enk. v. !naq^u `plengen'
etc.
e
a

apa-a-ti

) Sin1-20b

ap
a ti

aq-q
-ka aqq^
ka

(G pret. 1 p.enk. v. naq^u +

aqru , (verb.adj. !waqaru): `kostbaar' etc.


aq^u , (!waq^u), komt hoofdzakelijk in de Dt voor; vormen
lijken op !qu u `wachten' (op iemand)
II/2. Dt-stam ((w)utaqq^
u): `letten op', `acht slaan op',
ka



>

>

`geduldig wachten'
~
u
-taq-qu-
u utaqq^
u (Dt pret.subj.mv.)
Ee-vii-4

aradu , (ook eredu, !waradu `afdalen')


arah , (st.c. v. subst.vr. arhu II ): koe
arahu I , (ww.; warahu; vanaf OB):

I. G-stam (pret. rah, pres. *irrah, stat. aruh): zich haas


ten, iets snel doen, korte metten maken
met  AHw \eilig

sein", \eilen"; CAD 1 to hasten, to hurry, to come


quickly, to come promptly;
II. D-stam (
, als G) CAD 2 same mngs. 3 to send
in a hurry 4 to frighten (?)
}  , (adv.; term.; oud-akk., OA, OB, MA, SB, NA):
vlug, snel, spoedig, dadelijk, schielijk, ijlings; AHw \eilig",
\eiligst"; CAD promptly, soon, in time, without delay

arhis

urruhu

Sin3-55


arahu II , (ww. i/i-klasse
of erehu

ar-hi
s arhi
s

p  rh SB):
?

21

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

I. G-stam (pret. rih, pres. irrih):

vernietigen, beetje
 ook wel gezegd van een hond
duister woord, wordt
(`naar de keel vliegen'). AHw \aufzehren", \vernichten"; CAD C to attack, to rush against
 pret.) Sil-C-122
V
u
-
s a-ri-ih, u
sa
 rih (S


, (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;
vanaf OA;
g
d(da)):
I. G-stam (pret. rik, pres. irrik, G-stat. arik): lang zijn;
AHw \lang sein"; CAD 1 to become long, to last
long, to be long-lasting; 2 to last too long, to be delayed;
1 is.u arik lu istenumma (is.u `hout'; G stat. \het hout
is lang" of vanwege PN \Langhout" een status abs.;
nominale zin): `de eerste (naam) zij Langhout' Ee-vi-89
2 arik-den-ili PN `God-wachtlang-met-zijn-oordeel'
}
, lett.: zijn staf lang maken ) zijn regeringstijd verlengen (concretum pro abstracto)
} , G verb.adj., , (ook irku; st.c. arik-; vr. ariktu,
araktu; vanaf OA, OB;
( ) gd(da)): lang; AHw
I \lang"; CAD 1 long; 2 tall
3 (sa) u
 m arku tim: tot in lengte van dagen
4 rub^
u arku anhussu : : : luter (D prec. v. t^aru `terugk
eren', D `restaureren';
anh u tu `verval') `moge een toekomstige vorst zijn verval restaureren' yos-ix-71,r.33
II. D-stam (
, factitief, D pret. urrik): lang maken,
verlengen; (in tijdsduur) overtreffen; CAD 3 to extend (in
space), to lengthen, to prolong, to extend, to add to,
to delay; 4 to attain length, 5 to be protracted;
5 urrik
u u m, (D pret.mv.): `ze maakten de dagen
lang' ) `ze overtreffen de duur (van hun jeugd)' Ee-

>a
sO

araku

hat.t.asu araku
arku

sO

urruku

i-13

su ruku


III. S-stam
(
): (tijdsperiode) verlengen, prolongeren; CAD 6 to lengthen, to prolong
}
, (subst.; OB, MB, SB): lengte, duur; AHw

maraku
CAD length, extend
}mu raku , (subst.; MB, SB; sO
\Lange";

>
? 

duur; AHw \Lange"; CAD length

): lengte,

g
d da

(G stat.) Ee-vi-89
(`toekomstig') yos-ix-71,33
ur-ri-ku, urrik
u (D pret.mv.) Ee-i-13

a-rik arik

ar-ku-
u ark^
u

arammu , (subst.; OB, MB, SB, NB): dam; CAD 1 wharf,


embarkment (of a canal); 2 ramp, causeway;
aran , st.c. v. !arnu : `zonde', `misdaad'; `straf'
araqu , !waraqu `groen zijn'
araru I , (ww. a/u-klasse; vanaf oud-akk.)

I. G-stam (pret. rur, pres. irrar): vervloeken; AHw I

\ver uchen"; CAD 1 to curse, 2 to treat with disrespect, to insult, to disown, to disavow
1 erreta ar
a ru: (met een vloek) vervloeken;
2 uzakkir
u ma ana rama nsunu ara ru (D pret. mv. v.
zaka ru `spreken', `noemen', `zweren'; verwacht ara ra
object bij uzakkiru ): `zij spraken een vervloeking over
zichzelf uit' Ee-vi-97, conditioneel bedoeld: \moge ik
vervloekt zijn als ik u zou afvallen"
}
, (subst.; NA, SB): vervloeking; CAD curse
}
, (mv. erretu): vervloeking;
3 erret il `vervloeking door de god', (mv. erret il)
D a-ra-ru
p, araru (vervloeking) Ee-vi-97
, (ww.; 6 rr ; ook tara ru, hara ru en ereru),
I. G-stam (G pres. irrur, G pret. rur,ihrur, G perf. itarur
 al die r's in het
= G pret. v. tara ru): sidderen, trillen (met
woord hoor je 't trillen); akkeren ) opbranden; AHw

araru
erretu

CH

araru II

\zittern", \ ackern", \brennen", \aufbrennen";


1 itrura isd
asu, (G pret. vr.mv. v. tara ru; a geen vent.
maar de dualis isdasu; in dualis krijgen predicaat en
attribuut de uitgangen vr.mv.): `haar benen sidderden', `zij stond te trillen op haar grondvesten' Ee-iv-90
2 b
u lum lrurma litu r ana t.it.t.i (G prec. v. ara ru;
G prec. v. t^aru `omkeren'): `laat het vee sidderen en
tot stof weerkeren' erra-i-74
l
u
 ra
 r): mole}
, (subst. < Sum.;
a
naar; [voor `malen' ook !t.^enu met zelfde logogram
 ra
 r] AHw \M
a
uller";
D
it-ru-ra, itrura, (G perf.vr.mv. of G pret. v.

ararru

N H
N ?V
tar
a ru

) Ee-iv-90

D
;D

it-tar-ru

itarr
u

(N pret. mv.) Ee-iv-108


(G prec. + -ma)

li-ru-ur-ma l
rurma

erra-i-74

arasu , (ww. Ass. vorm v. !eresu I ): (een akker) cultiveren


etc.
arba u, erb^u , (vr. erbetti, arbattu; U
): vier;


limmu

-su = erbe enasu (dualis erbe, acc. nu), lett.


\4 zijn zijn ogen", `zijn ogen zijn 4 in getal' Ee-i-95
2 s
a r erbetti sa puluht, (hier telwoord in status rec.
 status abs., dus anders dan geen het getelde in st.c. of
woonlijk, telwoord in st.abs. en het getelde in st. rect.:
sare erbet): `(hij creeerde) de vier winden, die vrees
aanjagen' Ee-i-115


ar-ba-im, arba im CH-v-11,12
^ er-be-tim, erbettim Sil-C-126
^ er-be-tim, erbettim (gen.), CH-ii-2,3,4

I er-bet-ti, erbett (status rec. gen. mv.) Ee-i-115


1 4

II
igi


D
U : !

II

(\4 zijn zijn ogen") Ee-i-95

arbu , (adj.; MB, SB): woest, onbebouwd, verwilderd; CAD


uncultivated ( eld)
arbu , (subst.; SB): voortvluchtig; vluchteling, deserteur ;
CAD fugitive, person without family;
}arbu tu , (suf x !{utu, {ut vormt abstracta), bij
4

igi

-
su
 erbe en
a
su

arbu `vluchteling': vlucht bij arbu `woest': verwoesting,


vernieling, ontvolking
, !wardu `slaaf', `dienaar'
, (subst. vogelnaam;
N nigibmusen ): duif;
}
, (subst. plantennaam) duivepoepkruid;
1 rikibti argabi (Np
N u5 -nigibmusen ; Np
u5 rak
a bu `berijden' (van dier; ook sexueel, gezegd van
dieren) + afleidingen; rikibtu `de daad van het rijden'

ardu
argabu
rikibti argabi

U

U

) `paring', `copulatie' (van dieren)

mu
s en
n
igib
, de vogel `argabu', een soort duif (die voortdurend aan het
paren is); hier het plantje met die naam): \duivepoepkruid" BAM578-i-52
mu
s en
N

argabu (`duif') BAM578-i-52
, (subst.; SB, NB, NA): roodpurper wol; CAD
1 red purple wool; 2 tribute;
, (adv. !ara hu I ): `snel', `spoedig', `schielijk', `da delijk'


U

argamannu
arhis

n
ig ib

Sin3-55


arhisam , adv. !warh
isam, maandelijks
arhu , !warhu maand
arhu II , (subst.vr.; st.c. arah; mv. arh atu; ): koe
aribu , (subst.; ook !erb^u I ) sprinkhaan, ook collectief:
sprinkhaanzwerm; AHw \Heuschrecke";
aribu , (subst.): raaf;
ar-hi
s arhi
s

b
a

22

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

artu , (subst.; mv. ariatu, ar^atu; vanaf OA, MB):


schilddrager; een naam voor de planeet Venus

schild,

1
shield; 2 shield-bearer; 3 (a name of the planet Venus)
, ook ark^a !warka `erna', `achter' etc.
, (adv.; ook warka nis, arka nus; SB, NB): terug,
terugwaarts; later; AHw \zur
uck"; CAD 1 afterward,
later on; 2 backward
1 bini ark
a nis (G imp.; arka nis `terugwaarts', gezegd
tegen de vollemaan, wanneer deze via laatste kwartier tot nieuwemaan u m bubbilum krimpt), lett.: \bouw
af!" ) `groei terug!' Ee-v-20

ar-ka-ni
s , ark
a ni
s (adv.) Ee-v-20
, adv. !warka num `later', `daarna'
, !warkatu `achterkant', `rug', `achterhoede'
 I ar-ka-ti, arkati (gen.) Ee-iv-96
, adv. !warka `erna', `achter' etc.
, SB voor !warksu = warku + su

-
su
, ark

s u Ee-iv-48
, adv. !warka `erna', `achter' etc.
, (verb.adj. bij !ara ku `lang zijn'): lang;
, subst. asmar^u `speer'
, een bokkensoort; bok
, (subst.; ook annu; st.c. aran ; mv. arnu ; vanaf oudakk.; O~
namtagga):
zonde, blaam, misdaad;
straf (vooral in verbinding met !emedu en !nasu^;
Sum. leenwoord voor `zonde' ook !sertu); gebrek, fout,
misser [Zonde: Door een misstap is men in staat van onreinheid tegenover de god getreden: taboe geschonden?
eed niet gehouden? Men kan echter ook zonder het zelf
te weten een misstap begaan hebben] AHw \Schuld",
\Unrecht", \Sunde"; CAD 1 guilt, wrongdoing, misdeed, o ense; 2 punishment, ne
1 sinnistum s arnam ul su: `deze vrouw zal geen
straf hebben' ) `treft geen blaam' CHx134
}
, < arni, lett.: die van de zonde ) zonCAD

arka
arkanis


arkanu
arkatu

arki
arksu
!
arku
arku
armar^u
armu
arnu

eger

sa anni

daar
2 sa anni linnadinma (N prec. v. nad
a nu): `laat de

zondaar (aan mij) gegeven worden' Ee-vi-16


3 sa arn su
^ tapat.t.ar arn, (su^ G pret. `hebben';
G pres. 2e p.enk. v. pat. a ru `loskopen', `voldoen', `afdoen'): `hij die zonden heeft, die zonden voldoet gij
[S^n]' ) `gij voldoet zonden van degene die zonden
heeft' (S^n is behulpzaam bij de afdoening van schulden, maar niet zonder meer door kwijtschelding) Sin354
4 sa anni u gillati maharsu ba  u
 (G stat.mv. v. ba u^

 hem passeren' ) `gaan vrij`komen, arriveren'; `langs


uit'; gillatu `misdaad'; sa gillati `die van misdaad' )
`misdadiger'): `zondaars en misdadigers gaan bij hem
vrij-uit' Ee-vii-156
5 lipat.t.ira(m) arnja, (G prec. vent. 3e p.enk. v. pat. 
a ru
i.h.a. \losmaken"): `moge hij mij van mijn zonden verlossen', `laat hij mijn zonden ongedaan maken', `opdat
hij mijn zonden inlost/afdoet/opheft' Sin1-26a
6 ana l
a epes anni, (G inf. st.c. v. epesu): lett.: \tot
niet-making van fouten", in nitief kan ook passief
weergegeven worden: `opdat er geen fouten gemaakt
zouden worden' Ee-v-7
7 arnussu l
usassa^ (formeel loc. < *arnumsu, verwacht aramsu `zijn straf'; S cohor. 1e p.enk. v. nasu^;
< lu + *usansia vent.; ongebruikelijk lu-u-sa-: : : met
extra u gespeld): `ik wil (hem) zijn straf doen dragen'

(wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van consequentie
\en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus
gebruikt): `opdat ik (hem) zijn straf laat dragen' Ee-vi-

22
2 !
26

O ar-nam, arnam (acc.) CHx134


ar-ni, arn (mv.) Sin3-54

ar-ni-ia arn

ja (mv. + {ia `mijn') Sin1-26a
K ar-nu-us-su, arnussu (loc.) Ee-vi-26
an-ni, anni (gen.) Ee-v-7 sa an-ni, sa
(gen.`zondaar') Ee-vii-156

arqu , warqum `groen' !waraqu `groen/geel zijn'


arsuppu , (subst. < Sum.; ook ersuppu; OB, NB, SB):
anni

karper; AHw \Karpfen", \Barbe"; CAD 1 carp (?),

2 (a cereal) 3 (a kind of apple)


1 ml(i) arsuppu, (mlu `vloed'): karpervloed, kennelijk een prematuur hoogwater met veel karpers in
maart i.p.v. april/mei; LL-Malku:sarru-ii-63 mi-li ar-supu = mu-u har-pu (harpu `vroeg')
mi-li ar-su-pu mli arsuppu
;


LL-Ms-ii-63

ar^u , ww. !war^u `leiden', `opvoeden' etc.


ar^u , (subst. < Sum.; vanaf OB): CAD 1 product (in multiplication); 2 mathematical table, ephemeris;
ar^u , (ww. ar^u (sterke alef); MB, SB; 
=
):



buru8

I. G-stam (pres. i arru)

hal

IV
\(sich) erbrechen"; CAD B 1 to vomit;

# :

ka
s bir
nag
tu-sa-a -ras-su
1 hqa isatti tusa r^
assu (bi asud = kasbir hqu
 bier', `scharbier', vgl. h^aqu `mengen'; # nag
`dun
= \mond  water" G pres.3e p.enk. v. sat^u `drinken';
S pres. vent. -^assu < -a+am+su v. 1 ar^u dat evenals par^u `braken', `overgeven' betekent, S: `tot braken
brengen'): `dun bier moet hij drinken en je moet hem
laten braken' BAM578-i-16
D #

D
ana sa sub nag-ma i-ar-ru
2 ana libbi tanaddi isatti i arru (ana libbi vaak als
adv. iets met `er': `erin', `eruit', `erbij'; D sub
G pres.2e p.enk. v. nad^u `werpen', dus samen: `erbij
doen'; # nag G pres.3e p.enk. v. sat^u `drinken' en
ar^u `braken'): `[honing en alie] moet je er bij doen,
drinken en braken' BAM578-i-18

#

ba-lu
pa-tan nag-ma hal

3 balu pat
a n isattima i arru (# nag G pres. v.
sat^u `drinken'; hal ar^u `braken', variant heeft inder
daad i-ar-ru): `[mengsel
van 12 kruiden] moet hij op
nuchtere maag drinken en (dan) moet hij braken' BAM578-i-52 (Medicijn tegen galaandoeningen, die ze blijkbaar met braakmiddelen te lijf gaan)

U

ina ge-si-su
z
e
i-ar-ru
4 ina ges^su marta i arru (gesu
^ `oprispen', `boeren';
G pres. v. ar^u `braken'): `(en) terwijl hij boert, geeft hij
gal op' BAM578-ii-20

III. S-stam
(  , causatief) CAD B 2 to induce vomiting;
:
tu-sa-a -ras-su tusa r^assu

Cu

U !

V 2

'B

braken, overgeven;

su r^u

U !

 pres. vent. -^assu


(S

+am+su) BAM578-i-16
(G pres.) BAM578-i-18

< -a

i-
ar-ru i arru

AHw

23

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

 i-ar-ru i arru BAM578-ii-20


  i arru BAM578-i-52
, ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;
I. G-stam (pret. ri, pres. irri): G-stat.: zwanger z/w.,
zwanger raken; AHw V \schwanger sein", \empfangen";
Eng.: to conceive, to become pregnant
1 aban er^e: zwangerschapssteen (!abnu steen)
}
, (vr. v. adj.): zwangere vrouw; AHw
I \Schwangere" Eng.: pregnant;
}
, (subst.; SB): zwangersschap; AHw \Schwangerschaft"; CAD pregnancy
2 zera u mer^e ul is.s.abbat, (wsl. G pres. is.abbat): (de
onvruchtbare vrouw) `is niet ontvankelijk voor zaad en
zwangerschap' Sin3-47
V
me-re-e m
e r^
e (acc.) Sin3-47
 za
 g):
, (subst.; ook asakku; Sum.; OB, SB;
a
kwaal, vaag voor aandoeningen; ook gepersoni ceerd:
een bepaalde demon; AHw I \ein Krankheitsdamon";
CAD A a demon and the diseases it causes
, ww. !wasa mum `passend zijn'
, epitheton van Marduk in Ee-vi-101, 147, de
 in de rij van 50 van het enu ma elis-epos;
zevende
eig. een godheid op zichzelf, de goddelijke asipu (bezweringspriester), !d Namtila, de genezende god. De
betekenis van de naam is onduidelijk, maar wel veel
uitgelegd, ook in de oudheid. A. is wsl. oorspronkelijk
ki
de stadsgod van het plaatsje Kuar(a),
haa ,
een satellietstad van Eridu, daarbij geannexeerd, maar
waarvan weinig bekend is. Het valt al heel vroeg onder het gezag van Eridu met stadsgod Enki/Ea, die
de god van veel zaken is, o.a. bezweringen en genezingen. A. gold dan als de zoon van Enki/Ea en wat
betreft bezwering en genezing de gedelegeerde hulp, de
uitvoerende instantie van Enki/Ea Asarluhi is met al de riten
lerlei taken van de Asiputu belast. Hij voert
uit, maar krijgt ze van zijn vader Enki/Ea. Op een gegeven moment in de loop van het 2e millenium wordt
A. gezien als manifestatie van Marduk (stadsgod van
Babel), waardoor Marduk de zoon is van Ea/Enki. In
An-Anum, de kanonieke godenlijst, wordt A. gelijkgesteld met Marduk, als oudste zoon van Enki/Ea. Op
deze manier wordt Babel langs geneaologische lijnen
geassocieerd met Eridu.
u;
1 d Asarluhi ittabi sussu, (< *intabi G perf. v. nab^
 s u `zijn naam'): `hij [Ansar] noemde hem
sussu < sum
[Marduk] Asarluhi' Ee-vi-101 of misschien omstandig van het eerste deel als hoofdzin:
heidszin, afhankelijk
`(Ansar gaf hem een hoge plaats) door hem Asarluhi

te noemen'. [Ansar, de oudste van de jongere goede
goden in het Enu ma elis-epos].

ar^u, er^u

hal

artum, ertum
mer^u

asakku

N'

as
amu
d Asarluhi

MC

J
asaru !
!asar!

d)

Asar-l
u-hi

, d Asarluhi Ee-vi-101, 147




eseru `opsluiten', `gevangen nemen'

asim , G stat. bij !wasamu `passend zijn'


asru , (subst. bij !eseru `opsluiten'): `gevangene', `krijgsgevangene'
askaru , subst.; !uskaru `maansikkel'
askuppatu , (subst.vr.; ook askuppu;   of
na4

i dib

; vanaf OB): stenen plaat, drempel, deurdrempel;


slab, threshold, doorsill;
, (subst., poetisch; ook azlu; mv. aslu ; OB, SB): schaap,
edelschaap; AHw eine Art \Edelschaf"; CAD young

na4

kun4

CAD

aslu

male sheep (as poetic term)

asma , G stat.vr.mv. bij !wasamu `passend zijn'

1 q
a tasu asma (qa tu `hand'; in dualis krijgen predicaat en attribuut de uitgangen vr.mv.; (w)asa mu
`passend zijn'): `zijn handen geschikt zijn om [Erra's
woeste wapenen te voeren] erra-i-4

as-ma asm
a (G stat.vr.mv.) erra-i-4
, (subst.; ook azmar^u, ismar^u, izmar^u, azzam^u,
MB, SB, NB, LB armar^
u; mv. azmar^u, azmara n^u):
speer, lans; AHw \Lanze"; CAD azmar^u lance;
, subst.; !uska ru `maansikkel'
, G pret. 1e p.enk. v. !sara qu `uitstrooien'
  as-ruq-ka, asruqka (G pret. 1e p.enk. + ka

asmar^u

asqaru
asruq

i.p.v. ku(m) dativus) Sin1-20a

assammu , (subst. < Sum.); Eng.: jug


assinnu , (subst.; ook isinn^u, isinnu; vr. assinnatu; SB,

J? *

 

 ur sal)
NA, NB;
lu
jongen van plezier, veile
knaap; AHw etwa \Buhlknabe" (in Kult) CAD (a mem-

ber of the cultic personnel of Istar)

asu , (subst.vr. plantennaam; ook asu, assu; vanaf oudakk.;


s im
g
ir): (welriekende plant) myrthenheide (altijd-groene heester waaruit olie wordt gewonnen), heidetakje; AHw \Myrte"; CAD A myrtle;


s im

`heide takjes' BAM578-i-48

as^u(m) , (subst. <Sum.; vr. as^atu; gen. as^m of as^em, acc.


g
ir

asu

as^am of asiam; st.c. asi; mv. as^u; vanaf oud-akk.;


 (lu)azu): arts CHx224 AHw \Arzt"; CAD A
physician;
, (subst.; Sum.) fundament, dat wat van aarde opgeworpen is. AHw \Grundmauer";
, subst. azaru, `moeraskat'
, <*as.tabat, G perf. 1e p.enk. v. !s.aba tu `grijpen'
, ww. !was.u^ `te voorschijn komen' etc.

a-s
e (st.c. inf.) Ee-iv-42
. e-e, (w)as
.^
, ww. !wasa bu `zitten', `wonen'
, G pres. v. sada du `verduren' etc.
a-sad-da-ad, asaddad (G pres. 1e p.enk. v.

asurr^u
as.aru
as.s.abat
as.u^
C 4
asabu
asaddad

C n O) Sin3-58

asam , G pret. 1e p.enk. v. !s^amu, I, `kopen'


asamsu tu , (subst.; ook asamsuttu; mv.

s ad
a du

asams^atu,
asamsua tu; vanaf OB): onweder, onweerswolken, wervelwind; AHw \Gewitter(wolke/sturm)"; CAD dust
storm
1 ibni imhulla meh^
a asamsu tum: `hij [Marduk] schiep

 een orkaan en onweerswolken'
een boosaardige
wind,

C> b

Ee-iv-45

a-
s am-
s u-tum a
s am
su
 tum

Ee-iv-45

(toch acc.)

asar (voegw.) , (st.c. v. !asru `plaats'; maar ook als be-

trek. vnw., voorz. of voegw. in gebruik;


ki; vanaf
OA, OB): erin daarin, waar, waarheen, terwijl, zodra etc.
CAD 1 where, whereto, wherefrom; 2 as soon as, while;
3 if, in case, 4 what;
1 asar atta taqabb^
u, (<taqabbiu G pres. subj. v.qab^u):
`(overal) waar gij [S^n] beveelt' Sin3-43

Sin3-43

asar (voorz.) , (st.c. v. !asru `plaats'; maar ook als bea-


s ar

a
s ar

trek. vnw., voorz. of voegw. in gebruik; vanaf OA, OB):


naar, aan, in; CAD with, before, in the presence of,
from, instead of
, (adj. <asar+edu, CAD asaridu, vr. asarittu;
vanaf oud-akk.; OB s
sagkal; sag `hoofd', kal
`sterk'; /r/ klank verhindert soms elisie voorafgaande

asaredu

24

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

vocaal, vgl. zikaru, eperu, labiru, asaredu etc., dus geen


contractie tot *asred): eerste plaats, eerste, voornaamste; aanvoerder, leider, leidsman; AHw \allererster", \vornehmster"; CAD 1 rst in rank, foremost 2 lead (animal), high ranking, (court ocial) vanguard, leader, 3
(qualifying an object)
1 d S^n asared il: `Sin, de aanvoerder onder de goden' [Sum. gedachtengoed: de maangod S^n is de leider
der \planeten" (waaronder ook zon en maan): hij is de
grootste en snelste] Sin1-1
2 asared sam^e u ers.etim: `de leider van (de bewoners
van) hemel en aarde', bekend epitheton van goden, in
Sin3-39 van S^n
V
a-
s a-re-ed, a
s ar
e d (st.c.) CH-iv-23
s


, asared il Sin1-1
V a-sa-re-du, asaredu Ee-iv-70

Ca N
B 
CU
CU:

sag kal dingir me


s

(st.c.) Sin3-39

asaris , adv. daar


asaru I , (ww. a/u-klasse):
a-
s
a-red a
s ar
ed

I. G-stam (pret. sur, pres. assar, stat. asir): zorgen


voor, verzorgen; de zorg hebben voor AHw I etwa \ord-

nend uberwachen", \betreuen"; CAD A 1 to muster,


to organize, to marhal (forces), to provide with food
rations, to check, to control, to instruct
}
, G part., (subst.; OA, SB): verzorger,
raadgever; AHw etwa \Betreuer"; CAD supervisor,
helper
1 
aser
il kala ma (epitheton van Marduk; G part.st.c.): `(M.
als) verzorger aller goden' Ee-vi-143
2 d Asaru sa kma sumisuma suru il sm
a ti `A.
heeft de zorg {zoals zijn naam (al zegt){ voor de goden
van de lotsbeschikking' Ee-vii-123
a-se-er, aser, G part.st.c. CH-iii-68
a-ser, aser, G part.st.c. Ee-vi-143
D i-su-ru suru (G pret. subj.) Ee-vii-123
, !*wasa ru, *masa ru, D-tantum `vrijlaten' etc.
, !eseru, `recht
p zijn' etc.
, (ww. u/u-klasse; ? ss, ook: esesu, hasasu; van
af OA, OB):
I. G-stam (pres. issus, pret. sus, perf. tasus): bedroeven; G stat.: bedrukt z/w., bedroefd z/w.; AHw III \sich
betruben", CAD A 1 to become worried, to become
disturbed 2 to cause distress,
1 tasus libb: `mijn hart is bedrukt geraakt' Sin3-60
I/3. Gtn-stam (itassusu) CAD 3 to su er from spasm, to
be distraught, to be in continual distress T ziir
II. D-stam (
) kwellen, mishandelen CHx116 AHw
\betruben"; CAD 4 to cause distress, to mistreat a
person 5 Dt to become apprehensive

III. S-stam
(
, elativisch) CAD 6 to become
(very) worried
i-ta-su-us, tasus (G perf.) Sin3-60
, < asibu , G stat. v. !wasa bu `zitten', `wonen'

, (of ase  e): G pres. 1e p.enk. v. !se u^ `zoeken';
n.b. een dubbele alef wordt nooit geschreven, een enkele nog wel eens, maar meestal alleen als vocaalbreuk
a-u, u-i, etc.

aseru, asiru

Co
C

b
asaru II

asaru III
asasu

ussusu

asbu
ase i

Co

sutasusu

 i

(G pres. 1e p.enk.) Sin1-21

asib , ook wasib G stat. v. !wasabu `zitten', wonen' etc.


asm , G pret. 1e p.enk. v. !seiamu `bestemmen'; verba mea-
s e- i a
se

diae vocalis -i-; G pres. 1 p.enk. is asam

Asimbabbar , (

 d asim5 babbar; as `een', `uniek'; babbar `stralend wit'; niet duidelijk of dit
Sum. woord voor de maangod op zijn Akkadisch
gelezen werd, mogelijk het Akkadische epitheton
Narams.it): epitheton of verschijningsvorm van de
maangod S^n
 d  5
, d Asimbabbar Sin1-19
,
(subst.;
wasipu;
vanaf
MB, MA;
J J lu masmas): bezweerder, geestenbezweerder; CAD exorcist
, (subst. < Sum.; vanaf OA, OB;
!ashab!
l
u
a
s gab):
leerbewerker CHx274 AHw \Lederarbeiter";
CAD letherworker;
, subst.; !uska ru `maansikkel'
, (subst. < Sum.; st.c. asla k; mv. asla ku ; vanl
u
 g(ud))
af oud-akk.;
tu
wasman; AHw
\Wascher"; CAD fuller, washerman

, (subst.vr.; st.c. asal; mv. asla tu;
e
s ):
eenheid
van lengte, ong. 60 m = 120 ammatu Eng.: rope
, (subst.vr.; ook asnan; normaal zonder casus uitd setir): graangodin
gangen; OB, MB, SB;
) graan (zgn. re catie, vgl. Ceres, Bacchus, Venus)
AHw \Korn", \Getreide"; CAD grain, cereal (as a
generic term)
1 b
a n^u Asnan u lahri (G part. v. ban^u `scheppen';

asnan hier zonder godendeterminatief;
lahru `moederschaap', `drachtige ooi', `ooi met lam', ook gewoon
`schaap'): `(Marduk als d Gilim) die graan en vee heeft
geschapen' Ee-vii-79 [die dus de akkerbouw en veeteelt
heeft uitgevonden, waar de economie op gebouwd was]
F as-na-an asnan (`graan') Ee-vii-79
, subst.; !uska ru `maansikkel'
, (subst. m. en vr.; ook asaru; st.c. asar; mv. asru en
asra tu OA: isru; st.c. asar; vanaf oud-akk., OA, OB
ki): plaats, plek, daar waar (soms niet vertalen);
soms speciale betekenis, pregnant, vooral in met het
Enu ma elis-epos samenhangende teksten: hemel (in
LL-Ms-ii-104 as-[r]u = s
a-mu-u) of pregnant heiligdom,
dan vaak in mv. of vr.mv.; AHw III \Ort", \Stelle",
\Statte"; CAD A 1 place, site, location, emplacement;
2 region, country, city, building complex, sacred place,
cosmic locality, 3 (in idiomatic expressions)
1 ana asri sak
a nam, lett.: `op zijn plaats zetten' )
`realiseren'
2 ana asrsu turru(m), (D v. t^
aru): restaureren
3 asrukka, < asrum + ka, locativus + ka: `op uw
plaats' (heiligdom)
}
, als acc.adv. (= ina asrisu = asrusu (locativus)): daarin, daar ter plaatse daar ter plekke
4 i niddi parakku nemeda asarsu (< *nindi G cohor.
1e p.mv. v. nad^u; nemedu `stut', `steunpilaar', `heiligdom'): `laten we een schrijn stichten en daarin een
heiligdom (oprichten)' Ee-vi-53
}
, (adv.) daar;
}
, (= ana asri; adv.; ook asaris; OB, SB): daarheen;
AHw I \dorthin", \dort"; CAD A there,
thereto
5 asris Ti
a mat panussu iskun, (G pret. v. saka nu;
verwacht pansu): `hij ging naar Tia mat' Ee-iv-60
}
, (< asrum (locativus) + aanwijzend su):

asipu

askapu

}
J

askaru
aslaku

aslu
d A
snan

a
s im

babbar

J}

ow

asqaru
asru

asarsu

asranu
asris

asrussu

daar ter plaatse daar ter plekke

25

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

6 asrussu gipar(r)u usarsidma, (S pret. v. *ras


a du,
S-tantum): `op die plaats grondvestte hij zijn cella/hei-

ligdom' Ee-i-77
7 nug
a asrussu hid^utasa tasba ma, (G imp. mv. v.
 ssu loc. bij eerste zinsdeel \jubelt
nag^u `juichen'; asru
aldaar" of bij het tweede hid^utu `vreugde' \over dat

oord"; G imp. mv. uit de nevenvorm
tasa bu v. wasa bu
`zitten'), lett.: `jubelt aldaar en neem plaats/verwijlt
in zijn vreugde' (objectief: vreugde as.russu over dat
oord; of subjectief: in de vreugde die hij verschaft) Ee-

C !

vi-73

a-
s ar-
su

a
s ar
su

74

asrukka , < asruk + ka G pret. 1e p.enk. v. !saraku `geven' + p. vnw. ka: `ik geef jou'
asrukka , < asrum + ka, locativus + ka: `op uw

plaats'

74

a

s -ruk-ka a
s rukka

(loc. asrum +ka) Ee-iv-12,

asrussu , (< !asrum (locativus) + aanwijzend su): `daar


ter plaatse', `daar ter plekke'
assabu , subst. !wassabu `huurder', `bewoner'
assatti , adv. < ana satti; ook assatta; !satti (bij
!suati) CAD for this reason, thereupon, therefore;
assatu , (subst.vr.; stam * ant-; st.c. enk. assat; soms st.c.


asti; met suf x nom./acc. assat-; gen. assati-; mv.


assa tu; vanaf oud-akk.;
dam):
echtgenote, gemalin, vrouw;
AHw \Gattin", \Gemahlin"; CAD
wife; een vrouw is handelingsbekwaam, zij kan in het
zakelijk verkeer meedoen, kan bezit hebben etc. In contracten wordt wel bij haar naam wel vermeld (naast
de naam van de vader) de naam van de echtgenoot,
bijv.:
1 munus PN1 dumumunus p PN2 dam p PN3 (met
dumumunus hier st.c. m
a rat `dochter van'; en dam hier
st.c. assat `echtgenoot van') T97-ii-2
2 ina eqlim sa ilkisu ul ana assatisu isat.t.ar, (met
sat. a ru `schrijven', +ana `overschrijven naar', `schriftelijk op naam stellen van'): `hij zal niet de akker van
zijn ilkumgoed (schriftelijk) op naam van zijn vrouw
stellen' CHx38
3 assat awlim: vrouw van een man/patricier, patriciersvrouw, getrouwde vrouw CHx129


a
s -
s a-at a-wi-lim, a
s
s at aw
lim (st.c.)

a C 
a b
assu(m)
CHx129

Ee-vi-12

S!
assu(m)
~

I
a
s -
s a-ti-
s u a
s
s ati
s u (gen.) CHx38
(voorz.) , (voorz.; ook assa, assuma; met suf x
assumja, assumka, etc.; OA assumi; vanaf OB): vanwege, betreffende, wat betreft, aangaande, ter zake van
AHw \wegen", \um { willen"; CAD concerning, on
behalf of, on account of, because of, with respect to,
related to
1 assum il bukrsun: `aangaande de goden hun kinderen' Ee-i-34
2 assum lemneti ikpudu, (lemneti vr.mv. `het boze';
G pret. subj. v. kapa du `plannen', `beramen'): `vanwege
de boze dingen die hij had beraamd' Ee-i-52
3 assu tapsuhti sa il, (tapsuhtu, tech. term `rust', be


Ee-i-34,52
(voorz.) Ee-vi-12 erra-i-107, 131

a
s -
s um a
s
s um

a

s -
su


a
s
su

(voegw.) (vanaf OB): omdat; AHw \weil",


\darum", \da"; CAD 1 because, on account of the
fact that, 2 so that; 3 that
1 assu + inf.: opdat
2 assu l
a ishutu zikr (G pret. subj.mv. v. sah a tu II
 `naam, roem' met sux - `mijn'):

`schuwen'; zikru
`omdat zij mijn naam niet geeerbiedigd hebben' of `omdat zij mijn roem geen recht gedaan hebben' (zal ik de
toorn van Marduk wekken) erra-i-121

(acc.adv.) Ee-vi-53

V
a
s -ri-
s u, (ana) a
s r

s u (`op zijn plaats') CH-i-65
 V as-ri, asr (st.c.mv.) CH-xxiv-17
D
a

s -ru-u
s -
s u, a
s ru
s
s u (loc. + 
s u) Ee-i-77
s as-ris, asris Ee-iv-60
  as-ruk-ka, asrukka (loc. asrum +ka) Ee-iv-12,

SS
S

daard zijn na toorn): `ter zake van de rust der goden'

Sb

Assur ,

a

s -
s u a
s
su

erra-i-121

stadsgod van de stad Assur en later de oppergod van de Assyriers. In de 8e en 7e eeuw is Assur
wat Marduk is voor de Babyloniers. Zijn oorspronkelijke karakter en funkties zijn moeilijk na te gaan wegens
de assimilatie van de eigenschappen van veel andere
(opper)goden. Hij is vereenzelvigd met andere goden,
zonder dat deze daarna hun eigen identiteit verliezen
of worden \afgeschaft" Bijv.
Assur = de hemelgod Anu. Assur heeft de Anu tu,
Anu-waardigheid, ge-usurpeerd, zoals blijkt uit het
overnemen van de epitheta van Anu (-abi il `vader
der goden', en -bel il `heer der goden'). Dat blijkt ook
uit een geliefde orthogra e van zijn naam, het logo r, waarin de n geassimileerd met de
gram
an
sa
s wordt uitgesproken (niet de aloude god ansar uit
het Enu ma-elis-epos). Buiten dit epos is ansar een
bepaalde naam voor de hemelgod.
Meer nog dan Anu is Assur de oppergod Enlil. Assur is
enl
il il
 , de Enlil der goden, waarbij Enlil zelf gewoon
blijft bestaan. De tempel van Assur heet de !Esarra,
een bijnaam van de Ekur-tempel van Enlil en die ook
als bijstelling heeft: tamst bt Enlil sa sam^e, het evenbeeld van het hemelhuis van Enlil. Assur is ook de
lotsbeslisser, de funktie van Enlil bij uitstek en verder
de `heer der landen', ook een epitheton van Enlil, baas
van het gehele aardrijk, inclusief de vreemde naties die
hij dus ook als plaag op de mensen kan afsturen.
De echtgenote van Assur, serua , heet vaak Antu,
dus evenals de echtgenote van Anu. Als logogram ook
d ninlil, d
e naam voor de vrouw van Enlil, maar uit
te spreken als Mullissu < *Mun-lil-tu. u(mun) is de
!emesal-uitspraak van Sum. en of nin.
Ook Assur = Marduk (die al veel overgenomen heeft
van Ea). Dit blijkt expliciet uit de Assyrische versie
van het Enu ma-elis-epos. Deze tekst is identiek aan de
Babylonische handschriften, maar de naam van Marduk is overal vervangen door Assur in de schrijfwijze ansar (wat een logische probleem geeft met de in
dit epos functionerende ansar). Ook hier geldt dat
Marduk niet tegelijk is afgeschaft. Marduk kan nog
steeds in een bepaalde hoedanigheid worden aangeroepen (bijv. in verdragen of bij het afleggen van de eed).
In opsommingen kunnen de namen van Assur en Marduk samen voorkomen.
Op babylonische !kudurru's staan afbeeldingen van
goden, waarin Anu en Enlil gerepresenteerd worden
door een veel-hoornig hoofddeksel (tot wel 10 paar
hoorns). Op Assyrische kudurru's staan drie van die

26

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

mijters getekend: Assur, Anu en Enlil. Ook dat wijst


op de gelijkheid in rang, maar ook op het in waarde
laten van de oude goden.
!shur3! d a-sur Assur, (spelling oudtijds)
 e d as-sur Assur
e d as-sur Assur, (gangbare spelling)
e d a-sur Assur, (MA PN assur-iddin) T97-ii-2
d a-sur4 Assur yos-ix-71,5

, stad,
uru
ki uru
&
( 

) ,
A
s
s ur CH-iv-58
, persoonsnaam: G stat. part. v.
ban^u `scheppen' met gen. objectivus; `Assur-schepteen-erfzoon'
,
persoonsnaam
`Assur-heeft-gegeven'
d A-sur-i-din (d assur-iddin) T97-ii-2
e
, (subst.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta): huwelijk, status van gehuwde vrouw
, (subst.; vanaf OA, OB;
s
2 saggeme2 arad; in OB ook
s2
g
emesagarad en
2 gemearad):
personeel, het geheel van slaven en bedienden; AHw
\Gesinde"; CAD slaves (collective), servants
, G stat. + dat. -a v. !wasa t.u `moeilijkheden ondervinden'

SC

Assur
C
d A
ssur-ban(i)-apli
p

pd

a lal sar

Assur-iddin

assu tu
astapiru

ast.a

SO

(G stat.+dat. -a) erra-i-135

ast.u , ook alt.u; zie wast.u onder !wasat.u `moeilijk', `trots'


etc.
asu , subst.vr.; plantennaam; asu `myrthe'
asu^ , Ass. vorm v. !esu^ `verwarren' etc ;
asu^ , (subst. ook hasu^, usu^; OB, MB, SB, NB): hoofdpijn AHw (ein Kopfkrankheit) CAD 1 (a disease)
2 in sammi as^ (name of a plant)
J>

a

s -t
st
. a a
.a

> C >

21 sla u a-si-i
 hier geen determinatief voor
a sammi as^ (
u
1 q^
kruidachtigen, medicijnen (inclusief mineralen); st.c. v.
sammu `kruid' ook sam; asu^ `hoofdpijn'): ` 12 q^a hoofdpijnkruid' BAM578-i-5


a-si-a pa-sit-tum u
lu-ba-t.i gig
2 asia p
asittum u luba t.i marus. (pasittum G part.vr.
v. pas
a t.u `uitwissen', `verdelgen'; part.vr. `verdelgster'
(ook naam van Lamastu, die babies verdelgt, hier de
naam van een ziekte); luba t.u `verstopping', een buikziekte; gig G stat. marus. `is ziek aan'): `dan is hij ziek
aan de asu^-hoofdpijn, de pasittum-ziekte of de luba t.ubuikziekte' BAM578-ii-18
a-si-i as^ (gen.) BAM578-i-5
1
2

C C' :

C
C C

^asu , (ww.

p s):

a-
s i-a a
s ia

(`hoofdpijn') BAM578-ii-18

I. G-stam (pres. i ^as; pret. i s): misselijk zijn, kokhalsen;



 -
sa
s u ia- a-as

1 libbasu i ^
as (G pres. v. ^asu; pre x ia- is gek, i.p.v..
i-), lett. `zijn buik/maag is misselijk' ) `hij is kotsmis-

!S

selijk' BAM578-i-47 (lichaamsdelen, ziektes etc. zijn in


het Akk. vaak subject)
V
7 sa-su ana pa-re-e i-tene-eb l-lac
2 libbasu ana par^e tenell^
a (Gtn pres. vent. -^a < -ia v.
el^u; lijkt op een glosse, een verklarende noot die in de

!' 4 x

contekst is geraakt, ter verklaring van het voorgaande


i ^as): `zijn maag komt tot brakens toe steeds omhoog'

BAM578-i-47

(G pres.) BAM578-i-47

ata isu , (subst. plantennaam): nieskruid, nieswortel;


ia- a-
a
s i ^
a
s

> nn
atakkal

etwa \weie Nieswurz";


kurkur

at
a i
su

BAM578-i-52

, Gtn imp. v. !aka lu `eten'


, Gtn inf. v. !aka lu `eten'
, Gtn inf. v. !ala ku `gaan'

a-ta-al-lu-kam, atallukam (Gtn inf.acc.)

atakkulu
atalluku

u


AHw

*

atanu , (subst.vr.; vanaf oud-akk.; *


Sil-A-107


eme = an
s esal,
+hub; X eme5 ): ezelin; AHw \Eselin"; CAD 1
mare; 2 she-ass,Eindexass, she-ass donkey mare;
, (subst.vr.; ook adappu, at.appu; mv. atappu , atappa tu OB, Mari, MB, SB; <
pa5 ):
sloot, gracht,
greppel, klein kanaal AHw \(kleiner) Kanal"; CAD 1 (a
small branch of a canal); 2 (a major canal)
, G stat. v. !wata ru `uitsteken', `uitmunten'
a-tar, atar (G stat.) Ee-i-92
, (subst.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta bij
 !athu `broeder'; st.c. athu^t) Eng.: brotherly attitude,

relationship,
partnership;
, G stat. v. !aka lu `eten'; verba primae Alef, a-klasse
, Gt inf. v. !aka lu `eten'; verba primae Alef, a-klasse
, (subst. < Sum.; ook askuppu; OB, MB, SB, NB;

adkid):
rietmatvlechter; AHw \Rohrmatten echter"; CAD (a craftman making objects of reeds)
, in LL-Ms-ii-95: at-kusu = a-la-ku, !Gt v. ala ku
`(weg)gaan'
, Gt inf. v. !ala ku `gaan'
, (subst.; atu a, ut^u; vanaf OB;
ludu8 ):
deurwachter, portier; AHw II \Pfordner", \T
urhuter";
CAD A doorkeeper;
, subst.vr. !atappu `kanaal'
, Gt imp. v. !ah a zu `grijpen'


, subst. !watmanu
`schrijn' etc.
, (subst.mv.; vanaf OA, OB; Gt verb.adj. !ahu) `broe der', litt. nevenvorm, waarin het Gt-aspect (reciprook)

benadrukt wordt: medebroeders; AHw \Genossen",
\Gefahrten"; CAD members of a group of persons of
equal status and age, partners in an ahh u tu relation
ship
1 ina il
a ni athesu, (bijstelling bij il; SB gen. e i.p.v.
), lett.: `onder de goden zijn broers', `onder zijn medegoden' Ee-i-20

 at-he-e-su, athesu Ee-i-20


, Gt inf. v. !ah a zu `grijpen'
 , (onregelm.) Gtimp. v. !ala ku
, (!watmanu): tempel, cella, heiligdom, schrijn
zie voorbeeld 1 (en verder) onder !watmanu op
pag. 260
at-ma-an, atman (st.c.) Ee-i-80
, Gt v. !aw^u `spreken'
, naam van de hoofdpersoon in het gelijknamige
 De naam betekent `uitmunten in wijsheid' (met
epos.
atra verb.adj. v. !(w)ata ru `uitmunten' en hassu `ver
standig', `wijs' !hasa su)

, (G stat.mv. v. !wata ru `overtre en')
D at-ru, (w)atru (G stat. mv.) Ee-i-12
sal

atappu

atar
C
athu^tu

atkul
atkulu
atkuppu

atkusu
atluku
at^u

at.appu
athaz
at.manu
athu^

athuzu
atlak
atmanu

atm^u, atw^u
Atrahasis
atru

27

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

atta , (< * anta


); onafhank., losstaand ofwel absoluut pers.
vnw. 2e m.enk. jij, gij
}attama , -ma of ter markering van het kernwoord


van de zin, of ter markering van een nominale zin: jij
bent, gij zijt
1 atta mars. 
a ta: `jij bent zelf ziek'
2 s.arr atta: `jij bent mn koning'
3 sar m
a tim atta: `jij bent koning van het land'

4 h
a ir ed^u atta, (h a iru `gemaal'; - `mijn'; ed^u `de
 `wees mijn enige
 echtgenoot' Ee-i-155
enige'):
5 attama kabt
a ta ina il rabu t, (stat. kaba tu +-ta 2e p.enk.): `gij [Marduk] staat in aanzien te midden van
de grote goden' (gij zijt de meest geeerde) Ee-iv-3
u terru gimillini: `O Marduk, gij
6 d Marduk attama m
zijt onze wreker' (lett. `de teruggever van onze vergelding; -ni `onze'; hier mu terru i.p.v. st.c. mu ter) Ee-iv-13
7 asar atta taqabb^
u (<taqabbiu, G pres. subj. v. qab^u):
`(overal) waar gij [S^n] beveelt' Sin3-43
at-ta, atta (zelfst. p. vnw.) Ee-i-155

at-ta-ma, attama (+ma) (zelfst. p. vnw.)

Ee-iv-3,13

atti , onafhank.,e losstaand ofwel absoluut pers. vnw.

nominatief 2 vr.enk. u, jij, gij, gij zijt


1 ul ummu atti: `gij zijt geen echte moeder' Ee-i-120
2 u atti 
a littasunu, (G part.vr. a littu `voortbrengster'): `en u, hun voortbrengster, : : :' Ee-iv-80
I at-ti, atti (zelfst. p. vnw.) Ee-i-119, iv-80
, onafhank., losstaand ofwel absoluut pers. vnw. nominatief 2e vr.mv. jullie (vr.)
, (met sux) behorende bij, zijnde van;
}
behorende bij u, zijnde van u
1 apluh 
a ti s. a la ti attukama (attu+sux `behorende

bij', `zijnde
van') `pantser en strijd zijn van u' erra-

attina
attu
attuka
iii-D14

:

erra-iii-D14

at-tu-ka-ma attukama

(attu+ka+ma)

attunu , onafhank.,
losstaand ofwel absoluut pers. vnw.
e

nominatief 2 m.mv. jullie, gij


1 attunuma: jullie (m.) zijn, gij (m.mv.) zijt; een nominale zin.
2 sa attunu tustaddin
a : (St2 pres. 2e p.mv. v. nada nu
`beraadslagen') `wat jullie (in je beraad) hebben afgesproken' Ee-i-126
3 k n^
asima attunu sumesu zukra (G imp.mv. v.
zaka ru `spreken'): `zoals w (enerzijds) spreekt (ook)
g (anderzijds/op uw beurt) zijn namen uit' Ee-vi-160
:K
at-tu-nu-ma, attunuma Sil-C-39
: K at-tu-nu, attunu Ee-vi-160
: K [sa at-tu-]nu, sa attunu Ee-i-126
, (Gt v. !aw^u `spreken')
, <*at.tarda, G perf. 1e p.enk. v. !t.ara du `zenden'
, (subst.; st.c. awa t; mv. aw^atum < awa + a tum,
am^atu; SB ama tu; OA awutu, MA, NA abutu; vanaf
oud-akk.;  inim): woord, bevel, zaak, aangelegenheid, kwestie; woord (orakel), teken (orakel) (de woorden
van de godheid); toespraak; AHw \Wort", \Angelegenheit"; CAD 1 spoken word, utterance, formula; 2 news,
report, message, rumor, secret, interpretation, plan,
thought; 3 wording, text, content, terms of an agreement; 4 command, order, decision; 5 legal case, case in
court, legal transaction; 6 matter, a air, thing
1 am
a tum t.b elsa, (G pret. v. t. a bu +eli verkort tot

atw^u
at.t.ara
awatum

el, `tot vreugde stemmen'): `de toespraak stemde haar


aangenaam' Ee-i-125
2 aw
a t iqb^u kort voor awa tam sa iqb^u (G pret. subj.
v. qab^
u `spreken'), lett.: `het woord dat hij spreekt'
) `de kwestie waarover hij gesproken heeft', ) `zijn
aantijgingen' ,
3 am
a ti imtalliku , (Gt mv. v. mala ku): zij bespraken de
kwesties, zij bediscussieerden Ee-i-34
4 l
u saqa ta ama tka, (prec. + G stat. 2e m.enk. v. saq^u
`verheven zijn'; verwacht 3e vr.enk., maar die worden
vaak voor elkaar gebruikt: parsat voor parsa ta en v.v.;
wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een
mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt, hier na een voorafgaande ma): `opdat uw
woord verheven zij' Ee-iv-15
5 pulsuma d Ea am^
atam iqabbisu (G pret. v. apa lu
`antwoorden'; G pres. v. qab^u `spreken'): `Ea antwoordde hem/richtte het woord tot hem, en spreekt tot hem
(aldus):' (volgt directe rede) Ee-vi-11 (in de opeenvolging pret.-pres. , duidt de pres. vaak op een omstandigheid bij de hoofdhandeling van het pret., de zgn.
presens van de omstandigheidszin: `terwijl hij tot hem
zei'/`al zeggende')
a-wa-at, aw^at (st.c.enk.) CH-xxiv-89
a-wa-at , awa t (st.c.mv.) Sil-C-30
I
a-wa-ti-ia, aw^
at
ja `mijn uitspraken' CH-xxiv-74

:
a-wa-tu-
u-a, aw^
at
u a, `mijn woorden',

C
C
C
CCH-xxiv-81
 >C
CV CI
CV
Cn ,
Cn
Cn

,
(mv.) Ee-i-34
,
(enk.) Ee-i-125
a-mat am
a t (st.c.) Ee-iv-15
a-mat-ka, am
a tka (st.c. +ka) Ee-iv-15
a-mat-su, am
a tsu (st.c. +
s u) erra-i-122
a-ma-a-ti am
a ti

a-ma-tum am
a tum

awlum , (vr. bij awlu; mv. awlatu)

vrouw(e), dame; ook


epitheton van de godin Belessunu Eng.: woman, free
woman, lady;
, (subst.; ook awelu, NB amelu, amlu; mv. awlu ;
 ):
vanaf oud-akk.;
lu
man, mens, OB: patricier,
soms ook gewoon iemand; ook F na in latere medische en ominateksten. AHw \Mensch", \Burger";
CAD 1 human being (in contrast to gods and animals)
man, person, somebody, anybody, (negated) nobody,
one (another); 2 grown man, male; 3 free man, gentleman; 4 man (as designation of a person in relation to
another person, to an organization, to a city)
1 dish na gidim dib-suma (= summa amelu et.emmu
is.batsuma, amelu casus pendens, nom.): `indien een
man, een dodenschim heeft hem gepakt' ) `indien een
dodenschim iemand heeft gegrepen' (d.w.z. iem. ondervindt de nadelige gevolgen van een schim) KAR184-1
2 luszizma lull^
a lu amelu sumsu (S cohor. v. izuzzu
in S: `creeren'; lull^a Sumerisme voor `mens'; geleerd
woord, daarom misschien te vertalen met `home sapiens' of `species homo'): `ik wil de species homo maken,
zijn naam zij \mens" ' (creatie van de mens in het
schepping epos Enu ma elis) Ee-vi-6

awlum

C5
C 


a C 

CHx129

,
,

a-wi-lum aw
lum
a-wi-lam aw
lam
a
s -
s a-at

CHx1
(acc.) CHx1
a-wi-lim, a
s
s at

aw
lim

(gen.)

28

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

C F @  , V

(creatie van de mens) Ee-vi-6


, summa amelu
is
. batsuma KAR184-1
a-me-lu am
e lu

dish na gidim dib-suma

awlutu , subst.; collectivum; OA awluttu, SB: amlutu,


et
.emmu

amelu tu, ameluttu, MA a luttu, suf x !{u tu, {u t


vormt abstracta;
 ux (gi
O 1
namlu
s gal);
O 1
 lux (gi
namlu
s gal); O 1
namux lu; O
 lu
;
 me
 hia:
namlu
lu
s;
lu
 onderscheidt
mensheid, de mens, menselijkheid, wat mens
van dier; ook: humaniteit; ook wel \een individu van
de mensensoort": personeel, lid van het personeel )
slaaf AHw \Menschheit", \Menschlichkeit"; CAD 1
mankind, the human species, man, human being, people (old and young, male and female), somebody, anybody; 2 soldier, workman, retainer, slave; 3 status of
being freeborn, behaviour of a gentleman, mature old
age
1 zer awl
u tim: `een mensenkind', een menselijke nakomeling.
2 bel amel
u tu, (i.p.v. amelu ti): heer der mensheid (zo
wordt |ongebruikelijk| de god S^n genoemd in Sin338, meestal is dit epitheton genoemd bij d Anu)
3 ina d
a mesu ibn^a ame u tam (G pret. subj.; da mu
`bloed'): `uit zijn [Kungu's] bloed schiep hij [Ea] de
mensheid' (volgens Marduk's plan) Ee-vi-33
4 ina d
a mesu ibn^a ame u tam (G pret. subj.; da mu
`bloed'): `uit zijn [Kungu's] bloed schiep hij [Ea] de
mensheid' (volgens Marduk's plan) Ee-vi-33
5 ultu amel
u tu ibn^u d Ea ersu (G pret. subj. v. ban^u):
`toen de wijze Ea de mensheid had geschapen' Ee-vi-35
[a-me]-lu-tum, amelu tum Sin3-38

C 
C  }
C  :

JJ J

J

JC

,
(acc.) Ee-vi-33
a-me-lu-tu, am
e l
u tu (toch acc.) Ee-vi-34

a-me-lu-tam am
e l
u tam

aw^u(m) , (ww. -u; drievoudig zwak

p

u , waarin de
2 w
middelste radicaal w als sterk vervoegd wordt; SB am^u;
denominatief: een ww. waarvan het subst. de grondvorm is en die dan altijd primair toestandsww. zijn;
van awa tu `woord', `aangelegenheid'; OA, OB, SB):
I. G-stam (pret. wu, pres. iwwu, imp. awu): spreken,
komt vanwege het wederkerige aspect vrijwel uitsluitend in de Gt voor (in OB niet in G). CAD 1 to argue
in court (OA only)
I/2. Gt-stam (
, pret. tawu, tamu/i, pres.
tawwu, tammu, imp. atwu, atama/i) spreken (itti =
met) AHw \sprechen"; CAD 2 to discuss, to talk over,
to negotiate with somebody, (with isti, itti ) to argue,
to think, to ponder; 3 to speak to somebody;

i-ta-mi itammi (Gt pres. !aw^


u) erra-i-7
e

ta-ta-mi, t
a tammi (Gt pres.2 p.enk.)

atw^u, atm^u

C
N}atwu>>libbu
erra-iii-D15

(Gt pret.enk.) Sil-C-31


, tawu (Gt pret.mv.) Sil-C-69
it-mu-
u, itm^
u (< *itma
u ; Gt pret.mv.) Ee-vi-98
i-ta-a-wu 
tawu
i-ta-wu-
u

+
+ suf. , idioom, lett.: \in zijn/haar
hart overleggen" ) bedenken, overwegen, plannen, van
plan zijn;
1 u t
a tammi ina libbika umma leq^u set.ut (Gt pres.2e p.enk.pf Gt pret.2e p.enk.; sj et.ut `mijn minachting') en
u [Erra] overwoog aldus: `zij hebben minachting jegens
mij tentoongespreid' erra-iii-D15
Het volgende voorbeeld is met St maar dat hoeft niet

per se, een variant geeft Gt pret. i-ta-mu-u, ita m^u


2 ina m^e u samni itm^
u (Gt pret. mv.; m^u `water';
samnu `olie'), lett.: \zij zwoeren bij/met water en olie"
Ee-vi-98

Een eed afleggen bij water en olie komt vaak voor,


o.m. bij verdragen en contracten. Contractanten drinken het water en smeerden hun lichaam met olie in.
Eedaflegging heeft een bezwerend karakter. De kracht
van de eed gaat in het water en de olie zitten, die het
lijf binnendringen en verblijft daarmee permanent in
de contractant. In sommige teksten wordt dit ook expliciet gezegd. Bijv. in de zgn. vazallenverdragen van
Assurbanipal wordt ook bij water en olie gezworen.
Over de voorwaardelijke vervloekingen (bij niet-nakoming) wordt gezegd: `zoals de olie uw vlees binnendringt, zo moge de goden deze vervloeking uw vlees
laten binnengaan' en `moge de vervloeking uw botten
binnendringen als olie'. Ook in het OT, psalm 109,
wordt gezegd: `die vervloeking moge in hem binnen
dringen als water en als olie in zijn botten'.
III/2. St-stam (
, reciprook, St pret.
usta wu, usta mu):
overleggen (met elkaar); CAD 4 to discuss, to consider,
to ponder; 5 to recite, (causative mng. to 3)
 pret. subj.) `wat hij had
3 sa ina libbsu ust
a m^u (St
bedacht' Ee-vi-4
4 ust
a m^u ina saplka, (St pret.): (ze hebben met z'n
allen plaatsgenomen en) `overlegen met elkaar aan uw
voeten' Sin1-14
5 sa ina libbsu ust
a m^u (St pret. subj.) `wat hij had
bedacht' Ee-vi-4
t pret.) Sin1-14
=
u
s -ta-mu-
u, u
s t
a m^
u (S
t pret. subj. am^u)
=
u
s -ta-mu-
u, u
s t
a m^
u (S

su taw^u, su tam^u

Ee-vi-4

>>

}ta wtu ,

(subst. ook tamittu, ta mtu, ta tum):


orakelvraag + orakelantwoord, orakelraadpleging AHw
\Anfragebeantwortung";
6 t
a mit il tanamdin, (G pres. 2e p.enk. v. nada nu; in
afhankelijke zin: pres. zin van consequentie): `opdat gij
[S^n] de goden antwoord geeft' Sin1-16
7 u
 m tamittka, (nominale zin): (de nieuwemaansdag
is) `de dag van uw orakelantwoord/orakelraadpleging'
Sin1-17

E ta-mit, ta mit (st.c.) Sin1-16


E I  ta-mit-ti-ka, tamittka (`orakelantwoord' +

azaru , (subst. ook azzaru, as.aru; h C V V    ):


moeraskat; AHw \Sump uchs"; CAD lynx;
azkur , G pret. 1e p.enk. v. !zakaru `spreken', `aanroepen'
) Sin1-17

ka

sa a ri ri

n
azmar^u
etc.

az-kur azkur

(G pret. 1e p.enk.) Sin1-20b

, subst. !asmar^u `speer'

azzaru , subst. azaru


, `moeraskat'
azzaz , G pres. 1e p.enk. v. !izuzzu `staan'
e

az-za-az azzaz

(G pres. 1 p.enk.) Sin1-21

b
(Woorden met b vaak afkomstig uit het Hurritisch, zie ook
onder p)

29

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

verbale wortels naar von Soden's Akk. Handworterbuch

(niet alle trefwoorden opgenomen in deze vocabulair)




b 1l

ba 
a lu

b
n

b
n(a)

brr

bar
a ru

b 2l

b^
alu

b
t

bi
a tu,

brs
.

bar
as
.u

b 4l

b^
elu,




b^
atu


s up^
elu

b 1? r

b

s

br
s

bar
a
su

bk


bak^
u

bsl

bas
a lu

b^
aru, I

bkr

bak
a ru, wqr

bsm

b^
eru

bl


bel^
u

bsr

bussuru

blkt

nabalkutu

bs
.l

bas
. iltu,

*wqr

b 3r

b 1
s

*psr

ba 
a
su

*psl

b ?
s

b^
e
su

bll

b
a 1

b^
a u,I

blm

b
a
s

b^
a
su

bls
.

bbl

bab
a lu

blt
.

bdd

bad
a du

blt
.

bdh

bad
a hu

bn


ban^
u,II,IV

b
s
s

bd


bed^
u

bnn

bunnunu,

bt /


bal
a lu

bs
.r

bas
a ru
.

bs
.s
.

bas
as
.
.u

bal
as
.u

b
s


ba
su
^

bal
at
.u

b
sl

ba
s
a lu

*plt
.

b
sm

ba
s
a mu,

II

*pnn
bdl

*bt
.l,btl

pet^
u,

of

mubatt
tu

bqm

baq
a mu

bqn

baq
a nu

bqq

baq
q
a tu,

btl

bat
u l(t)u

baqqu

btq

bat
a qu

bdq

*btq

bdr

budduru

bh


*b 


bqr

baq
a ru, wqr

btr

butturu

bhl

bah u
 l
a tu


bah 
a ru

buhhusu

buhhus
u
 .
beh 
a
su

bahu
^


bq
s

baq
a
su

bt

.

*bd


br 4?

ber^
u II

bt
.l

bat
a lu
.

brh

bar
a hu,

b
u



bhr

bhs

bhs
.
bh
s

bh u


b
d
b
l

b^
a u,
II

birihhu

b
ul

bullu

br


bar^
u, I

b
ur

b^
aru, III

bi
a tu

brk

berku

b
u
s

b
a
s ,p
u
s

bi
a du

brkt

lees:

bz /h

buzzu u

b
ul

brm

bar
a mu I,II

bzr

*pzr

brq

bar
a qu



prqd

ba alu , (ww. i/i-klasse; ook b^alu) AHw \abnormal gro,




lichtstark sein"; Eng.: to be(come) abnormally large,


important
, ww. variant v. !waba lu, aba lu (zie ook aldaar;
in OB alleen baba lu; andere nevenvorm zaba lu, taba lu;
De vormen met t-in x komen van taba lu en hebben
daardoor dubbele t; afgeleide vormen hebben meestal
initiele b; vanaf oud-akk.; !tum3! tum):
I. G-stam (pret. ubil, mv. ublu of ubilu ; pres. ubbal,
G imp. bil): brengen, dragen; wegbrengen, wegnemen )
roven, inpikken; CAD A 1 to bring, to transport (staples,
materials, nished objects, etc.) to there destination;
2 to bring perons and animals for a speci c purpose;
3 to carry a load, to carry water, (said of a river) to
carry an (unborn) child (said of a pregnant woman) 4
to carry o , to sweep away (said of water, wind, human, and other agents) to die (with smtu as subject as
a euphemism) 5 (in idiomatic uses and special mngs.)
to fetch a price, to be worth, to speak, to complain, to
bring word, to want, desire, to yearn for, to determine;
6 Gt
I/3. Gtn-stam CAD 7 to handle an object, , to direct,
to manage, to organize, to support (persons) also as
frequentative to mngs. 1-5
II. D-stam (
) CAD 8 to juggle;
III. S-stam (
, causatief): laten brengen ) verzenden, versturen, transporteren (van spullen, voor brieven
en berichten !sapa ru). In brieven treft men vaak het

babalu

ubbulu
su bulu

verzoek su bitam `breng mij', `stuur mij (spoedig)';


CAD 9 to send (merchandise, staples, gifts, tablets,
persons, etc.), to have carry away;
1 mimma sa su
 bulu, (S stat. + subj. -u): `alles wat op
transport is gesteld' CHx112;
III/2. St-stam (suta bulu, suta pulu) CAD 10 to mix ingredients, to evaluate, to calculate (ominous features)
to discuss, to argue a matter, to think, to ponder, to
understand, to move (?), to confuse
IV. N-stam (passief)
}
, transportgoed
2 ana sb
u ltim usa lsu, lett.: `hij laat hem ter transport dragen' ) `hij laat het als transportgoed verhuizen' CHx112;
3 bel sb
u ltim: `de eigenaar van het transportgoed'
CHx112;
}
, (subst.; ook met hulpvocaal bibbulu,
mv. bibla tu, st.c. bibil; vanaf OB): \het brengen, het
wegbrengen", maar ook: \het gebrachte" ) geschenk,
kado; pirs-type nomen (vr. pirist, %nominale typologie) geeft meestal de daad zelf weer (bijv. `zending' bij
`zenden') of dat wat eruit resulteert (bijv. \de zending
werd bij de grens tegengehouden"); nomina actioni van
eigenlijke ww. met betekenisovergang naar het concrete: bijv. siprum `zending' bij sapa ru `sturen';
AHw \Bringen", \Gebrachtes", \Gabe"; CAD 1 marriage gift; 2 mv. produce
}
, (subst.; zelden bibla t libbi; \wat het hart
brengt" )): wens, plan; voorkeur, favoriet; o er CAD 3
spontaneous wish, (of a king or god), voluntary o ering, appetite, wish (object of a wish), favorite
c
bi-bil sa d En-ll
4 bibil libbi d Enlil [de koning is de uitverkorene van
Anum en] `de voorkeur van Enlil' (Anum en Enlil
stellen koningen aan en kunnen ze dus maken en
breken)
}
, (subst.): CAD 4 pilfering
}
, (subst.): CAD 5 reconciliation
}
, (subst. <*bilbulum; ook bumbulu
<*bulbulu; vanaf OB): hoogwater (van rivier), was op de
rivier, hoge waterstand, vloed; nieuwemaan, de periode dat
de maan \weggebracht is" naar de onderwereld. Als
logogram:
 a ud `dag';
udnaam, ook
udna
n
a = nu `slapen', `zich neerleggen' [nieuwemaansdag
(de astronomische nieuwemaan: conjunctie van de
maan met de zon), de dag dat de maan slaapt, bij uitstek de dag van de tovenarij en de dag van de kispum,
de dodenofferlithurgie, omdat de maangod S^n in de
onderwereld is en de hele kosmos in het teken van de
dood staat];
[Het gebruikelijke woord voor de seizoensoverstroming
van de rivieren in april/mei is mlu, !mal^u I ]
AHw \Hoch ut", \Neumondstag"; CAD 1 ood; 2 day
of disappearance of the moon
 ba-bl, ba bil, (G part.st.c.)CH-ii-20
;

bi-bil li-ib-bi-ia, bibil libb


ja Sil-C-35
 pret. + su) CHx112

u
-
s a-b
l-
s u, u
s
a bil
s u (S
^ si-bu-ul-tim, sbu ltim (gen.) CHx112
, subst. < ba bu + -a nu !ba bu `buiten'
, adj. !ba bu `buiten'

sbultu, sebultu
biblu, bublu

bibil libbi

bibil qati
bibil pan
bibbulu, bubbulu

} C

> s
a b
babanu
baban^u

} C

30

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

babil , G part. v. !babalu.


Babil(l)u , (OB-vorm: (

)ki ; jonge vorm:


ki


kadingirme s
): de stad Babylon (een oorspronkelijk
pre-Sumerische toponymvorm Babill + uitgang)
1 ips
a ma kadingirmeski (G imp. mv. v.epesu):
`bouwt Babel!' Ee-vi-57
2 sa teris
a sipirsu (G pret. 2e p.mv. v.eresu `wensen',
`begeren'; sipru `werk'): `wiens bouw gij hebt verlangd'
rest v. Ee-vi-57
ki

( 

) , B
a bilu CH-i-16
ki



, Babel Ee-vi-57
, (subst.; vr. v. !ba bu; mv. baba ti, in OA ba aba tum;
U daggia of met
gi4 ): stadsdistrict )
districtsbestuur, stadsdeelraad, wijkraad; ook economisch
tech. betekenis
AHw \Torbereich", \Stadtviertel", \Quartier"; CAD 1
quarter of a city, neighborhood, ward (as a subdivision
of a city's population) 2 an amount of staples, nished
goods or merchandise outstanding (i.e., not at hand at
the time of accounting but whose delivery or payment
is expected with certainty in the near future) 3 loss,
de cit
, (subst.; st.c. ba b; mv. ba bu , ba ba nu, ba ba tu; vanaf
oud-akk.; ka): poort, sluis, deur;
AHw I \Tor"; CAD A 1 opening, doorway, door, gate,
entrance (to a house, a building or a part thereof, to
a palace, a temple or part thereof, to a city, to a cosmic locality); 2 city quarter; 3 opening (of a canal, an
object, of a part of the body) 5 opening, beginning (in
transfered mngs.) 6 item, section
}
, paleispoort, in de leverschouw ook benaming van deel van de lever; CAD 4 umbilical ssure
of the liver; meni
}
, (subst. < ba bu + suf x !{a nu, {a n met
individualiserende kracht: \lid van de klasse van"; MB,
SB, NB; ka-a-ni of -nu; F ka-an-na):
buiten de poort, buiten; AHw \am Tor", \auen"; CAD
1 outside; 2 (personnel stationed outside the palace)
}
, (adj. < ba ba nu + -; SB, NA, NB): buitenste; AHw \auerer"; CAD outer
, stad Bad-tibira in het zuiden, nabij Uruk; het
huidige Tell Mada in.
, (subst. pl. tantum; ook ba ula tu; b^ula tu; oud akk., OB, MB, SB): onderdanen, troepen, mannen AHw
\Mannen", \Truppen"; CAD 1 subjects, population;
2 soldiers, workman (only in Sarr. and Senn.);

, part.bij !b^eru, b^aru verschijnen, zich openbaren

, (subst.; Ass. afleiding v. bu  u^) uitverkoren, uitgezochte; AHw \das Gesuchte"
&

uru ba-it dingirme
s
1 
a l ba  it ila ni 'de stad, uitverkorene van de goden'
) 'de door de goden uitverkozen stad' [Assur] yos-ix dingir ra
ka

H

babtu

k
a dingir ra

k
a dingir me
s

babu

bab ekalli
babanu

baban^u
Bad-tibira
bahu latu
ba iru
ba tu

71,25

bak^u , (ww.; vanaf OA, OB; C




ba-it ba

 it

(st.c.) yos-ix-71,25

):


r

I. G-stam (pret. ibki; pres. ibakki; stat. baki) wenen, huilen


(muhhi `om'); AHw \weinen"; CAD 1 to shed tears; to

 distress; 2 to complain in tears; 3 to wail (over


cry in
a dead person), to mourn; 4 to howl (said of animals
producing mournful sounds);
1 ikkaru ina muhhi : : : ibakki s.arpis (G pres. v. bak^
u+


muhhi `huilen om'; ikkaru `akkerbouwer'; s.arpis `luid



en bitter'):
`de boer weent luid en bitter over : : :' erra-

i-84

subk^u


III. S-stam
(

) CAD 5 to be drenched with tears,


to institute a wailing;

}
, (subst.; OB, MB, SB, NB;
r): het bewenen; AHw \Weinen", \Beweinung"; CAD 1 weeping,
tears; 2 sorrow, grief; 3 wailing, mourning (over the
dead);
N
i-bak-ki ibakki (G pres.) erra-i-84
, (ww. a/u-klasse;
hihi): mengen; AHw \be 
sprengen", \vermischen", \legieren";

ina iudu hihi
 
1 ina lip^i taballal ( i afgeleid van
pictogram
voor een zalfvaatje, Sum. , `olie', het teken gaat ook
staan voor ni `geur', omdat het verwijst naar welriekende olie, en ook zal `glimmen' (zoals na insmeren met olie);
udu `schaap'; 
iudu (dierlijk) `vet';
G pres. 2e p.enk. v. bala lu `mengen'): `in vet moet je
mengen' BAM578-i-49

biktu

balalu

balas.u

hihi

 

taballal

(G pres.2e p.enk.) BAM578-i-49

, (ww. i/i-klasse;

SB):

I. G-stam (alleen in inf. en stat.) uitpuilen, uitsteken;


AHw

\hervorragen", \hervorstehen", \hervortreten",


\heraustreten"; CAD 1 to stare, to stare with wide
open eyes; 2 (uncert. mng.)
II. D-stam (
) staren; met uitpuilende ogen kijken
(ana `naar') CHx159 CAD 3 (same mngs.)
, (ww. u/u-klasse; vanaf oud-akk.; I 7 ti(la);
din): G-stat.: gezond zijn;
I. G-stam : leven, in leven blijven; genezen (intrans.), beter
worden;
[Voor `genezen', `beter worden' zijn vier termen. De
twee frequentste zijn bala t.u en !n^esu, daarnaast regelmatig !sala mu (eig.: `ongedeerd z/w.') en, minder vaak, n^ahu, eig. `tot rust komen'. Voor `genezen',
 genezen', `iem. beter maken') is alleen
trans. (dus `iem.
bullut.u, D v. bala t.u, in gebruik.]
AHw II \leben"; CAD 1 to get well, to recover from a
sickness; 2 to be vigorous, in full health, to keep well,
to live long; 3 to be alive, to stay alive, to escape, to
live, to obtain food (to keep alive); 4 to become a credit
item;
}
(subst.) , (vanaf oud-akk.; I 7 ti(la);
din): leven;
AHw I \Leben"; CAD 1 life, vigor, good health, (held
and dispensed by the gods) immortality; 2 life, lifetime,
duration of life, 3 coming year; 4 provisions; 5 OA:
small pro t sucient only for a bare living
} , G verb.adj., , (st.c. balit-; vr. balittu < *balit.tu de
consonanten d en t. assilileren volledig aan de t van het
vr.enk.; vanaf OB; I 7 ti(la); I 7 luti(la)):
levend; gezond, ook: nancieel gezond, kapitaalkrachtig;
AHw \lebend", \lebendig"; CAD 1 alive, safe and
sound, surviving, taken alive; 2 healthy, intact,
sparkling, fresh, raw
}
, (subst.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; OB, Mari, NA, SB, NB; I ti;
din) \toestand
van levend zijn" AHw \lebend(ig)er Zustand"; CAD
state of being alive, in good health, in vigor, in fresh
(untouched) state;

balat.u

bullus.u

balat.u

balt.u

balt.u tu

31

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

}bult.u ,

(subst.; vanaf

OA, OB;

leven, gedurende het leven;

I7

ti( la)

): bij

CHx170, 171 CAD 1 life,

lifetime; 2 health, vigor, (in bulut. libbi) happiness, luxuriance; 3 remedy, medication, 4 prescription;
II. D-stam (
, factitief): doen leven, in leven laten,
genezen (trans.), beter maken; In persoonsnamen, bijv.
d Sin-muballit (stat. van het part.) `S^n is een genezer';
.
CAD 5 to heal (a person), 6 to keep (somebody) alive
and in good health, 7 to provide with food; 8 to spare,
to pardon, to keep safe, intact, 9 OA to credit an
amount (to a person)
1 sarrum warassu uballat., (D stat.): `de koning laat
zijn dienaar in leven' (spaart hem de doodstraf),

bullut.u

CHx129

logogra sch: I ana ti-su


2 ana bullut.su (D inf. gen. factitief v. bal
a t.u in D `ge-

nezen'): `om hem te genezen'/`ter genezing' BAM578-i-2,


30 [waarna een recept volgt]
 K I u-sam-ra-su-ma nu ti
3 usamrassuma ul uballut. (S pres. v. mar
a s.u factitief:
`ziek maken'; I ti hier D pres. v. bala t.u): `het zal hem
zo ziek maken dat hij niet geneest' BAM578-i-10 [na de
constatering van een zwarte buil]
7 F I la ta-na-k[ud ti-ut.
4 l
a tanakkud uballut. (G pres.2e p.enk. v. naka du u/uklasse `zich zorgen maken', `hartkloppingen krijgen';
D pres. 3e p.enk. v. bala t.u): `maak je geen zorgen; hij
zal genezen/hij wordt (heus) beter' BAM578-i-41
II/3. Dtn-stam (
, passief bij D) CAD 11 to be
provided with food (passive to mng. 7) to be saved
(passive to mng. 8)
IV/3. Ntn-stam CAD 13 to recover
7
[ba]-la-t
.am, ba-la-t
.am, (acc.) Sil-A-89
 7 u-ba-la-at., uballat. (D stat.) CHx129
=
mu-ba-l
-it
., muballit
. (D part. st.c.), CH-ii-37
KI
ul uballat
. (D pres.`hij zal niet genezen')

>>H V

butallut.u

> -N
}
N
nu ti

BAM578-i-10

e
I
-ut
. tanakkud uballut
. (D pres.2 p.enk.) BAM578-i-41
d
d Sin-muballit,
c  =
-mu-ba-l
-it
.,
.
ti

CH-iv-70

zuen

balittu , vr. adj. !baltu


balu, ina bali (voorz.;. ook balum, bali, bala, bal; met suf-

x balukka, bulussu etc.; vanaf oud-akk., OA, OB; syllabisch zelden als bala, bal; K
nume(a)): ontstentenis, wat er niet is ) zonder, zonder toestemming van,
in : : : afwezigheid (uitgedrukt in de suf x)
AHw \ohne"; CAD without, without the consent of,
apart from, in the absence of
1 balum sib u riks
a tim: `zonder getuigen en contract'

C

CHx123
2 ina balka: zonder u Sin3-47

'B
 'B
FK

dis
s na nu

pa-tan

!patanu
`eten'): `indien een man, nog voor hij iets gegeten heeft'
3 summa amelu balu pat
a n (status abs. v.

BAM578-i-27


#

ba-lu
pa-tan nag-ma hal

4 balu pat
a n isattima i arru (# nag = \mond 
water" G pres. v. sat^u `drinken'; hal ar^u `braken', vari
ant heeft inderdaad i-ar-ru): `[mengsel
van 12 kruiden]
moet hij op nuchtere maag drinken en (dan) moet hij
braken' BAM578-i-52 (Medicijn tegen galaandoeningen,

die ze blijkbaar met braakmiddelen te lijf gaan)



ba-lum, balum CHx113x123
 ;  ba-li-ka, (ina) balka st.c. gen. + ka Sin3-41f,

!

'
B
BAM578-i-52
47

;


ba-li-
su
 (ina) bal

su

st.c. gen. + su Ee-vii-112


(status abs.)

ba-lu pa-tan balu pat


an

bal^u , (!bel^u `uitdoven')


baluhhu , (subst. plantennaam; ook bulluhum):

een plant
(boom) galbanum, moederhars; [een gomhars afkomstig
van een in Perzie voorkomende schermbloemige plant
(Lat. Ferula galbani ora); het merg van planten in deze
familie werd van oudsher ook als tonder gebruikt, de
licht ontvlambare stof in een tondeldoos om vuur te
maken] AHw \Galbanum-Kraut (?)"; CAD (a tree and
its resin, possibly galbanum)

s im
:
hal tu-sal-lat

1 baluhhu tusallat (baluhhu een boom; sal
a tu a/u

klasse ook i/i-klasse `instukken snijden', D pres.,
multipliciteit van object): `baluhhu-boom moet je in

repen/stukken snijden' BAM578-i-39
 sim  baluhhu BAM578-i-39
, (adv.; bij ba mtu `helft'): Eng.: in half
, (ww. -i; du;
d
m; in oud-akk. en
OB: 
bad
m), G-stat. (bani);
I. G-stam (pret. ibni, pres. ibanni, imp. bini, stat. bani;
vaak geschreven met een -u aan het eind, ook al wordt
-i verwacht, bijv. ba-nu-u voor st.c. en stat.):
maken, bouwen, scheppen; (2 acc. `iets bouwen tot');
Algemeen ww. dat zowel mensen als goden als subject kan hebben, evenals de vergelijkbare ww. epesu
`maken' en basa mu `vormen'
AHw IV \schaffen", \bauen"; CAD 1 to build, to construct, to form (a city, building, wall, canal, or parts
thereof, a tomb, etc.), to make, to manifacture, to
shape (a stela, statue, implement, boat), to construct
(a geometric gure in math.); 2 to engender, to produce; 3 to create (said of a deity); 4 to devise a plan,
to act in a speci c way, to create a situation
1 ban^
u aba tu schepping en vernietiging, creatie en annihi-

*n

bam^a
ban^u, baniu

hal

latie Ee-vi-131
2 ina d
a mesu ibn^a amelu tam (G pret. subj.; da mu

`bloed'): `uit zijn [Kungu's] bloed schiep hij [Ea] de


mensheid' (volgens Marduk's plan) Ee-vi-33
3 ultu amel
u tu ibn^u d Ea ersu (G pret. subj.): `toen de
wijze Ea de mensheid had geschapen' Ee-vi-35
4 s
a re sa ibnu , (G pret. subj.; sa ru `wind'): `de
winden (acc.) die hij [Marduk] geschapen heeft' Ee-iv-47
5 bini ark
a nis (G imp.; arka nis `terugwaarts', gezegd
tegen de vollemaan, wanneer deze via laatste kwartier tot nieuwemaan u m bubbilum krimpt), lett.: \bouw
af!" ) `groei terug!' Ee-v-20
6 ibann^
a nikla te (G pres. loos vent.; pres. futurum;
nikiltu `mooie dingen'): `hij [Marduk] gaat mooie
kunstwerken scheppen' Ee-vi-2
 u18 lu-a am
7 lubn^ma lu
e lu (G cohor.; logogram lull^a
geleerd woord voor `mens'; amelu `mens' een bijstelling): `ik wil homo sapiens, de mens, scheppen' Ee-vi-7
8 libnima sipta il
u linuhu (G prec. + ma en G prec.mv.
 een bezwering maken/uitv. n^
ahu): `laat hij [Marduk]

vinden, opdat de goden tot rust komen/bedaren' Eevii-11 [een bezwering in dit geval niet bestemd tegen

32

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

boze demonen, maar eerder een gebed dat de goden


doet bedaren]
u tuquntu (Kingu-ma, nominale
9 d Kingu-ma sa ibn^
zin; G pret. subj. v. ban^u): `het was Kingu, die de oorlog
heeft aangesticht' Ee-vi-29
10 ina paramahi sa ibn
u subatsu (G pret. subj. mv.;

paramahu `verheven
schrijn'; subatsu, acc., `woning'):

`in de tempel,
die zij hadden gebouwd als/tot zijn woning' (noodde hij [Marduk] hen aan zijn dis) Ee-vi-70
} , G verb.adj., (st.c. bani-; vr. bantu; vanaf OB; in
PNs du):
AHw II \gut", \sch
on"; CAD well-formed, well-shaped,
of good quality, (said of staples, objects), ne, beautiful
(said of persons and animals) friendly, propitious
}
, G part., , (vr. ba ntu, st.c. ba n^u/^/^a triptotisch; SB ook de apocope vorm ba n; vanaf oud-akk.):
schepper, bouwer, maker, voortbrenger, die geschapen heeft;
CAD A 1 creator, begetter; 2 in b
a n sipri (an
ewer)
11 an il b
a nsun, (met sun = sunu `hen'):
`voor/tegen de goden, die hen geschapen hebben' Ee-i-

ban^u

ban^u

128
12 b
a n^u se e u q^e (ba-nu-u): [Marduk in de hoedanigd Asarri:]

heid van
`schepper van graan en vlas' Ee-vii-2
13 b
a n tedistisunu (`vernieuwing', bij edesu; hier
apocope ba n i.p.v. ba ni): `[Marduk] die hun vernieuwing geschapen heeft' Ee-vii-9 [de godencultus bewerkstelligt de vernieuwing/verkwikking van het godenleven; De \vernieuwing" ondergaan zij door de gestage
voedselvoorziening, waardoor hun leven in stand blijft.]

III. S-stam
(
, causatief): bouwen laten; CAD 6 to
build, to create (poetic use for ban^u)
IV. N-stam (
, passief) CAD 7 (passive to mngs.
1, 2, and 3)
14 ibban^
uma ila nu qerebsun, (N pret. mv.): `(en toen)
werden de goden te midden van hen geschapen' Ee-i-9
15 ina qereb Aps^ ibbani d Marduk, (N pret.): `binnen
in de Aps^u [de woning] werd Marduk geschapen' Ee-i-81
16 lum
asu ittabni, (N perf.): `het sterrenbeeld werd
(weer) geschapen' Ee-iv-26
}
, (subst.; mv. bin^atu; OB, MB, SB, NB): enk.:
gestalte, vorm, mv. ledematen;
AHw \Gestalt", \Gestaltung"; CAD 1 creation, creature; 2 form, structure; 3 (an abnormal growth) 4 eggs,
roe; 5 (an item of jewelry) 6 (unkn. mng.)
}
, (subst. pl. tantum; OB, SB; in OB binia tu):
ledematen; CAD 1 limbs; 2 (part of a boat and other
structures)
}
, (subst.vr.; MB, SB, NB; du): enk.: (abstract) gestalte, vorm, (concreet) maaksel, schepsel, product;
AHw \Erzeugnis", \Gesch
opf", \Product"; CAD 1
make-up, form, gure, shape, structure, construction;
2 creation, creature, product; 3 sh eggs, roe
17 s.alm
a t qaqqa di bin^atussu (pseudo-locativus): `de
zwarthoofdigen, zijn schepselen' Ee-vi-107
18 sa kma bin^
utisuma iksiru kal^u il abtu ti (G pret.
subj. v. kasa ru `herstellen'; abtu tu adj.m.mv. v. abtu bij
!abatu, adj.: `teloor gegaan', `verloren', `ten gronde
gericht', `beschadigde'): `die alle beschadigde goden
hersteld heeft overeenkomstig zijn gestalte' Ee-vi-152

subn^u
nabn^u

bintu

bin^atu

bin^utu

\naar zijn beeld en gelijkenis" is niet Mesopotamisch


gedachtengoed, meer \naar zijn wezen"
}
, (acc.adv. v. bin^utu, een acc. van betrekking,
die uitdrukt \in het opzicht waarin"): `wat betreft gestalte/vorm/uiterlijk'
19 mur
u ma qasta k nukkulat bin^uta (G pret. mv.
v.am
a ru `zien'; qastu `boog'; k leidt objectzin in;
D stat. v. naka lu, als verb.adj. D elativisch): `zij zagen hoe kunstig vervaardigd de boog is, wat betreft de
makelij/vorm/uiterlijk' (object is in de toestand van
kunstvaardigheid) Ee-vi-83
}
, (subst.; SB): schepsel, creatuur, gedrocht; gestalte, vorm;
AHw \Erschaffung", \Gesch
opf", \Gestalt"; CAD
1 o spring, progeny, product; 2 habitat, place of
growth; ; 3 living creature; 4 appearance, stature, features
20 samhat nabntsu, (G stat. vr.enk. v. samh 
a tu): `zijn
gestalte was statig', `hij was statig' Ee-i-87 
21 u isten esret nabnt: `en (hij [Marduk] bevestigde
teugels aan) de elf creaturen' Ee-iv-115
 ba-ni, ba ni (G part.gen.) H.Sip. 6
K
ba-nu-
u, b
a n^
u (G part.) Ee-vii-2
 ba-an, ba n (G part.st.c. apocope) Ee-vii-9

ba-ni-
s u, b
a n

s u, (G part. + 
s u) H.Bars. 32

bin^uta

nabntu

>
b

CH-iv-27,28

I

ba-ni-ti-ia

b
a n
t
ja

(G part.st.c. + ia)

 , (G pret.) Sil-C-134
K>
,
(G pret. subj.) Ee-iv-47
K
,
(G pret. subj. mv.) Ee-vi-70
CH-ii-14,15
b
,
(subj.pret. + )

,
(G imp.) Sil-C-86
F C
,
(G pres. vent.) Ee-vi-2,
vii-112

,
(N pret. v.
) Ee-i-81
 )Ee-i-9
K>V
,
(N pret.mv. +
K>
Ee-vi-29
N 2| V ,, (G, (Npret.perf.)subj.)(GEe-iv-26
cohor.) Ee-vi-7
Sil-A-43

ib-ni

ibni

ib-nu-
u ibn
u

ib-nu-u ibn
u

ib-ni-
u-
su

ibniu
su


su

bi-ni bini

i-ban-na-a ibann^
a

ib-ba-ni ibbani

ban^
u

ib-ba-nu-
u-ma ibban
u ma

ma

ib-nu-
u ibn^
u

c V

it-tab-ni

ittabni

lu-ub-ni-ma lubn^
ma

lib-ni-ma, libnima (G prec.) Ee-vii-11


 nab-nit-su, nabntsu (nabntu + su) Ee-i-87
I nab-ni-ti, nabnt (acc. mv.) Ee-iv-115
F
bi-na-tu
s -
su
, bin^
atu
s
s u (pseudo-loc vr.mv. +

!
K
K I! V
Ee-vi-152
K !
Ee-vii-113

) Ee-vi-107


su

bi-nu-ta

bin^
uta

(acc.adv.) Ee-vi-84
, bin^utisuma (adj. + su + ma)

bi-nu-ti-
su
-ma

bi-nu-tu
s -
su


bin^
utu
s
su

(loc. + su +

baniu , (!ban^u)
baqamu , (ww. a/u-klasse; ook baqanu):

ma

I. G-stam (pret. ibqum; pres. ibaqqam; stat. baqim)


uitplukken (van haar, baard); AHw \ausraufen",

\scheren";

CAD

1 to pluck;

buqqumu
subqumu
baqaru, paqaru , (ww. a/u-klasse):

II. D-stam (
) CAD 2 to pluck;

III. S-stam
(
) CAD 3 to have sheep plucked;
IV. N-stam (nabqumu) CAD 4 to be plucked
I. G-stam : jur.: claimen (gerechtelijk), opeisen;
AHw

\Anspruch geltend machen", \vindizieren";

33

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

Eng.: to claim, to lay claim to; to cotest, to bring suit


(against someone acc.; for something acc. or ana, assu)
}
, G verb.adj., , (mv. baqru ) Eng.: legal claims,
IV. N-stam (
, passief): teruggevorderd worden;
1 ul ibbaqar: (verkopen) `zonder recht op terugvordering'

ib-ba-qar, ibbaqar (N pres.) CHx118
, vr. baqartum in oud-akk. PNs !waqa ru `kostbaar' etc.
, (ww.; OB, NA, SB)
I. G-stam (alleen stat. barum) G stat.: bont zijn, veelkleurig zijn; CAD B 1 to be multocolored, speckled,
pied, variegated,

baqru

baqrum
baramu

nabquru

}barmu, G verb.adj., bont


II. D-stam (

burrumu

) CAD 2 to color, to twine in several colors


 na) bonte kle}
, (subst.; vanaf OB; r
gu
dingstof; CAD A trim wooven of several colors (used to
decorate garments)
}
, (adj.; st.c. bitra m-): veelkleurig Eng.:
brightly colored, multicolored
}
, Gt verb.adj., , bet. als verb.adj. G barmu
, (ww. i-klasse; vanaf OB;
hihi)

I. G-stam (pret. ibriq; pres. ibarriq):  bliksemen
; AHw
\blitzen", \leuchten"; CAD 1 to ash (said of lightning), to strike with lightning;
III. S-stam (subruqu, causatief) `iem. met de bliksem
treffen' CAD 2 to cause the lightning to strike
1 u ana subruq ulmesu ser
u ti (S inf v. bara qu; ulmu
`bijl'; sertu I `grimmig'): `en om met zijn geduchte bijlen te doen bliksemen' erra-i-5
D  sub-ruq subruq (S infst.c.) erra-i-5
, (ww. u/u-klasse) twinkelen; AHw \ immern";
}
, ook mas.s.artu sa bara rtu c W k
e
 san) 1 nachtwake
ennunusan; c W !usan2!
ennunu
die begin met de schemering; avondwake
, (subst.; mv. barbaru ; vanaf oud-akk., OB;
J
urbar(ra); met bar `buitengebied', `buitenkant'); vgl. urgi6 , kalbu `hond'; urmah, nesu

`leeuw'; echter ursag, qarra du `held', `voorvechter'; ur in Sumerische persoonsnamen wel `Man
van : : :', vgl. Urd Nammu, Urd Ningirsu, Urd Zababa;
Ur
edubba; wsl. niet hetzelfde woord als ur `hond';
wolf; CAD 1 wolf; 2 (a star)

1 nesu u barbaru sumqut
u bu l d Sakkan
(SJstat v.
maqa tu `vallen', trans. stat.; S `afslachten'; dqvee van

Sakkan
ook `vee'): `leeuw en wolf slachten het vee af'

birmu

bitramu
bitrumu
baraqu

bararu
barartu
barbaru

erra-i-85

JD

erra-i-85

bartu , !brtu, birtu


barkanu , adv. !warkanu `later', `daarna'
barmu , (verb.adj. !baramu `bont z.') `bont'
Barsipa : de stad Borsippa, zusterstad van Babel (op 25
bar-baru barbaru

km afstand bij het huidige Birs Nimrud), met de tempel !E-zida oorspr. van Marduk; later van Nab^u, de
zoon van Marduk, de secretaris der goden, god van de
schrijfkunst en letteren.
ki
JT
bar-s
-pa-ki, bars
pa
(stad Borsippa)

'

H.Bars. 33

& J T

Borsippa) CH-iii-12

uru

ki
Bar-s
-p
a

uru

ki

Barsipa

(stad

barqu , !warqump onder !waraqu `groen/geel zijn'


bar^u I , (ww. br; vanaf oud-akk., OA, OB):

I. G-stam (pret. ibri, pres. ibarri, stat. bari in colofons


ook bar): zien, i.h.a. \actief zien" ) (be)kijken, waarnemen, speuren, spieden, observeren, onderzoeken, verschijnen,
schouwen, inspecteren (van de leverschouw)
AHw

I \sehen", \schauen"; CAD 1 to look upon, to


keep an eye on, to watch over, to inspect, to observe; 2
to inspect exta, to observe omens, to check, to establish by observation; 3 to collate a tablet (tech. term in
colophons);
1 qablus Ti
a mat ibarri, (G pres.; qablus grammaticaal onduidelijk): `hij inspecteerde het strijdtoneel van
Tia mat'
2 u in
a (n) : : : ibarr^a gimreti, (G pres. 3e vr.mv., als
het subject in dualis is, verschijnt de niete ww.-vorm
in vr.mv.): `en de ogen kunnen alles zien' Ee-i-98
I/2. Gt-stam (
) CAD 4 to look at, to consider, to
search;
} , Gt verb.adj., (SB) imposant; zeldzaam adj.;
pitrus-vorm bij bar^u `schouwen', verb.adj. `te zien',
`zichtbaar'; bitr^u Gt intensief t.o.v. G, dus lett. `zeer
zichtbaar' ) `zeer de moeite van het zien waard' of
`erg in het oog lopend'; bijv `imposant' (dat iets van
beide heeft); AHw \betrachtlich", \prachtig"; CAD
outstanding, superb;
3 d Gilim mustappik kar^e till bitr^
uti (Gtn part. v.
sapa ku `optasten'; Gtn \her en der"; kar^u zijn de gedorste graankorrels, ook wel eens waar je een graanhoop opslaat: `schuur'; bitr^u hier als een predicativum
van het object `als imposante heuvels', `tot enorme
hopen'): `G. die her en der graan in enorme hopen opwerpt'

III. S-stam
(
, causatief): iem. iets zien laten; CAD
5 to show, to exhibit, to divulge, to reveal (in a dream
or vision)
} , G part., , (subst.; st.c. bari-; L
l
u

ma
s 
s ug
dg
d): orakelpriester, waarzegger, wichelaar
AHw \Opferschaupriester", \Opferschauer" Eng.: diviner, haruspex
} , (subst.; ook beru; vanaf OB; J mas): divinatie, wichelarij, offerschouw, raadpleging in het orakel, orakel sessie;
AHw \Opferschau"; CAD A divination
O erschouwgebeden beginnen steevast met de aanroe
ping: d Adad bel brim, d Sama
s bel dnim
}
, (subst.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta;
vanaf OB;
 luhal; O namuzu): weten der tekens: disciplina mesopotaschap van de divinatie, leer
mia;
AHw \Arbeit/Weisheit usw. des Opferschauers"; CAD
1 act of divination, 2 lore, craft of the diviner; 3 (designation of the series of extispicy texts)
e
J
i-bar-ra-a, ibarr^
a, (G pres. 3 vr.mv.) Ee-i-98
J V a-bar-ri, abarri, (G pres. 1e p.enk.) erra-i-116
, !ber^u `hongerig zijn'
,
p

, (ww. - /a-, b 1? r ; vanaf OB)

I. G-stam : (pres. iba ar, ib^ar; pret. iba r; perf. ibta r):
vangen, (vissen, vogels) (met een net);
AHw I \fangen" (mit dem Netz, usw.) CAD ba  
a ru
to catch sh, to sh, to catch birds, to hunt, to catch

bitr^u

bitr^u

subr^u

bar^u
bru

bar^utu

HC

bar^u II
*bar^u, *ber^u III
b^aru I, ba aru

J b ss

34

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

animals, to capture persons to catch a criminal


(subst.; ook ba eru; vanaf OB;


s u ha
s uhax (pe
s )),
visser; in CHx26
32,36-41 soldaat, beroepssoldaat
, geen gewone infanterist
(!red^u), maar meer een soort commando; mogelijk
degene die het \wapen van het net" hanteert.
AHw \Fanger"; CAD 1 sherman, hunter; 2 (a class
of soldiers)
, (ww.)
I. G-stam (G pres. ib^ar, mv. iburru ) zich vertonen, verschijnen;
II. D-stam : aantonen, duidelijk maken, ophelderen CHx23
x120 x240;
, (subst.; ook besa mu, SB): zak, boetekleed;
AHw I \Sack", \B
uergewand"; CAD 1 coarse, irregular wool fabric (mainly used for sacks) 2 sack
, (ww. i/i-klasse, (litt. woord); ook pasa mu):
I. G-stam (pret. ibsim, pres. ibassim, stat. basim):
vormen, afbeelden; creeren, scheppen, vervaardigen (met
vakmanschap), fabriceren ontwikkelen; verfraaien, kunstig
maken;
AHw II \bilden", \formen"; CAD 1 to fashion, to form,
to build, to design, to lay out, to pertain to; 2 to create
1 ibsim qasta: `hij [Marduk] vervaardigde een boog'

}ba iru, G part., ,


M  ;

bZ

b^aru II

basamu I

basamu II

Ee-iv-35
2 ibsimsumma us.rat kal^, (G pret. + sum; us.urtu

`plan', `teken'): `hij vormde zich een beeld van alles'


Ee-i-61
3 d Anunnaki

kal^sunu parakksunu
ibtasmu
(G perf.mv.; parakku `schrijn', `kapel'): `(en toen) alle
Anunnaki hun eigen kapel hadden vervaardigd' Ee-vi68

bussumu

II. D-stam (

): ong. als G. CAD 2 to build, to


fashion, to create
4 ubassim manz
a za, (D pret.; manza zu = mazza zu
`standplaats'; !izuzzu): `hij [Marduk] maakte een
standplaats [voor de grote goden]' Ee-v-1
IV. N-stam (
, passief) CAD 4 (passive to mng.
1)
J V i-bar-ri, ibarri (G pres.) Ee-iv-65
ib-sim, ibsim (G pret.) Ee-iv-35
~
ib-
s im-
s um-ma, ib
s im
s umma (G pret. +

nabsumu


 ) Ee-i-61V
?=


s um

> S
bastu

ib-ta
s -mu ib-ta
s -mu

(G perf.) Ee-vi-68

 u-ba-as-sim, ubassim (D pret.) Ee-v-1


, subst., vr. verb.adj. !basu^
, (subst.; OB, SB;
!tur3! mussatur): 1
basmu-slang, een mythische gifslang; 2 het sterrenbeeld

basmu

Hydra
AHw

\(mythische) Giftschlange"; CAD 1 (a horned


serpent) 2 the constellation Hydra 3 (a plant)
1 usziz basmu, (S pret. v. izuzzu, usuzzu S: `tot stand
brengen'): `zij creeerde een basmu-slang' Ee-i-141
, (subst.; st.c. basti; met suf x basta-): Eng.: dignity, pride, good looks
, (ww.),
I. G-stam (pres. ib^as, mv. ibassu ; pret. ibas) zich
schamen, te schande worden; AHw \sich schamen",
\zuschanden werden";
1 atkal-GN-ul-ab
as PN `in-mijn-vertrouwen-op-GNben-ik-niet-beschaamd'

bastu
b^asu

2 l
a -abassi-GN PN `GN-laat-mij-niet-beschaamd!'
3 aj-ab
as-GN
PN

`GN-laat-mij-niet-te-schande-worden!'
4 t
a kilka ul ib^as PN `wie-op-u-vertrouwt-wordt-nietbeschaamd!'

 l voor
, (ww. -, vanaf oud-akk.; P gal;
ga
ittabsi, N perf.):
I. G-stam (pres. 3e p.enk. ibassi met eventueel toch subject in mv., pret. ibsi, stat. basi; zelden in 1e of 2e
persoon): zijn, er zijn, voorhanden zijn, ten deel vallen,
zich bevinden;
AHw \(vorhanden) sein", \existieren"; CAD 1 to exist,
to be in existence and available, to be on hand, to be in
evidence, to happen, to occur, (in OA) to be in storage,
in safekeeping 2 (ibassi) it is certain, certainly
1 ibassi: er is (G pres. 3e p.enk. v. basu
^ `zijn')
2 l
u basima nann^usu (G stat. komt niet zoveel voor,
met lu precativisch: `het zij er', `moge er zijn'; met
lu af rmatief: `die zijn er waarlijk/heuselijk'; nann^usu
locativus): [vergeving en bestraf ng] `moge er zijn op
zijn gebod' Ee-vi-132 of armatief: `die hangen waarlijk
van zijn bevel af'
3 ibsi libbukki, (G pret.; <*libbum-ki, loc. = ana
libbki): `hij kwam niet in uw hart' Ee-i-117 (pret soms
ingressief)
}
, (subst.; st.c. bs(i); ook busu en busu; OB, SB):
bezit, bezitting, roerend goed;
AHw \bewegliche Habe, Besitz"; CAD movable property
4 bs qatsu, (q
a tu `hand'): `(en) zijn (overige) roerende goederen' CHx112
} , G verb.adj., , (st.c. basi-; in de woordenboeken
onder part. basu^) Eng.: on hand, available, present;
}
, G verb.adj. vr., , (gesubstantifeerd; zelfde bet.
als bsu en als busu): bezit, bezitting, roerend goed; AHw
\Vorhandenes", \(beweglicher) Besitz" Eng.: moveable property, valuables, goods; stock, what's on hand
III. S-stam (
, S pret. usabsi): bestaan laten, doen
bestaan ontstaan laten, doen ontstaan ter wereld laten komen (kinderen); voortbrengen, planten (van gewas, graan);
AHw \erzeugen", \erschaffen"; \hervorbringen"
(Wort, Beschworung)
CAD 3 to make (physical) objects into excistence (either in a natural or a supernatural way), to create a
situation; (with ht.u and similar nouns) to commit a

crime

5 ina eqlim se am l
a ustabsi: `hij beplant de akker
niet met graan/gerst' CHx42
6 es.meta lusabsima (S cohor.; es.emtu `beenderen'):
`(en) ik wil gebeente het aanzien geven' (om samen
met samengebald bloed daarmee de mens te scheppen)
Ee-vi-5 (bloed en beenderen worden als de basisingredienten gezien voor het lichaam)
IV. N-stam (
, ingressief bij intransitieve G, vaak
bij toestandsww., iets met een beginmoment, N pret.
ibbasi, N perf. ittabsi): er komen, ontstaan, tot stand komen, optreden, intreden, groeien (gewas);
AHw \ins Sein treten", \entstehen"; \reif werden";
\eintreten", \geschehen" (Ereignis) CAD 4 to come
into existence, to come available, (in OA) to be held in
storage, safekeeping

ba-
s i-ma ba
s ima (G stat. + ma) Ee-vi-132

W:

basu^

bsu

basu^
bastu

subsu^

nabsu

35

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

 ,
; ~V
(prec. +
+
 ' V
b>

(G pret.) Ee-i-117
,

s um
ma), \moge hem geworden", Sil-C-42
 cohor.) Ee-vi-5
lu-
s ab-
s i-ma, lu
s ab
s ima (S
ib-ba-a
s -
s u-
u, ibba
s
su
 (N pres. subj.) CHx5
 perf.) CHx42
|
u
s -tab-
s i, u
s tab
s i (S
bi-is, bis (st.c.) CHx112
ib-
si

li-ib-
s i-
s um-ma lib
s i
s umma

*ba u^ II

bataqu , (ww. a/u-klasse; ook badaqu; vanaf oud-akk.):

I. G-stam (pret. ibtuq, pres. ibattaq, stat. batiq): afsnijden, doorsnijden, afrukken (ultu qereb `van')
AHw
CAD

\abschneiden", \durchschneiden", \abreien";


1 to cut o , to take away (by cutting o ), to
deduct 2 to cut through (mountains) 3 to pierce (dikes,
canals) to divert water; 4 to roughhew a statue (in the
quarry) 5 to stop work, to become cheap; 6 to accuse,
to denounce; 7 (in idiomatic phrases with ama tu, qa tu,
zittu)
II. D-stam (
): breuk veroorzaken; CAD 8 to cut
o , to take away (by cutting o ), to cut through, to
divide 9 Dtn (passive to D mng. 8)
1 qerbsa ubattiqa, (D pret. vent.): `hij brak haar ingewanden' Ee-iv-102
IV. N-stam (
, passief) CAD 10 (passive to
mngs. 1, 2, 4 , 7)
}
, (subst.; MA*) soms: verklikker, aanbrenger;
CAD informer;
}
, (subst.; st.c. bitiqti; met suf x bitiqta-; mv.
bitqa tu; OA, OB, MA): nadeel, schade, verlies CHx45 x102;
CAD 1 amount outstanding, de cit; 2 loss; 3 damages,
compensation;

}
, (subst.; OA, OB, SB; in OA:

buttuqa u pl. tantum): verlies, aftrek, korting teloorgang,
afname, vermindering;
AHw \Verlust", \Abzug"; CAD de ciency, loss
2 s.tu hulluqq^
u butuqq^u nusurr^u magal saknunimma,
 woorden voor \verlies"; magal `zeer'; G stat.
(allemaal
saka nu: `is gezet voor mij' ) `ik heb te lijden van'): `ik
lijd in hoge mate verlies, teloorgang en vermindering'

buttuqu

batiqanu
bitiqtu

nabtuqu

butuqq^u, butuqqa u

Sin3-59

}butuqtu , (subst.; st.c. butuqti; mv. butuqatu): Eng.:

s> >
>
b^atu

ood, sluice channel

bu-tuq-qu-
u, butuqq^
u Sin3-59
E I > u-bat-ti-qa, ubattiqa (D pret. vent.) Ee-iv-102
, !bia tu `overnachten'
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam (pret. ibt.il; pres. ibat.t.il; stat. bat.il) ophouden;
CAD 1 to stop, to interrupt (an activity), to cease (regular deliveries), to come to an end (said of supplies);

III. S-stam
(
) CAD 2 to discontinue, to interrupt
IV. N-stam (
) CAD 3 to fall into disuse, to cease,
to stop, to absent oneself;
} , G verb.adj., (vr. bat.iltu; OB, SB): afgeschaft, onderbreking; AHw \auer Gebrauch gekommen"; CAD
1 interrupted, omitted, in disuse; 2 (a person) likely to
stop work; subst.: interruption, cessation of work

, Westsem. ww. voor `gaan';
I. G-stam (pres. ib^a , pret. iba , perf. ibta ) passeren,
langsgaan, intrekken, komen, arriveren; in LL-Ms-ii-100 ba- u = e-te-qu, !etequ `passeren'; AHw \entlang gehen";
Eng.: to walk along
1 sa anni u gillati maharsu ba  u
 (G stat.mv. v. ba u^;

`langs hem passeren' ) `gaan vrij-uit'; annu < arnu

bat.alu

bat.lu

ba u^ I

subt.ulu
nabt.ulu

`zonde'; sa anni `die van zonde' ) `zondaar'): `zondaars en boosdoeners gaan bij hem vrij-uit' Ee-vii-156
 u ba u

ba- u-
 (G stat.mv.) Ee-vii-156

, (ww. D-tantum; vanaf OB)
II. D-stam (   ): zoeken (ina qa t `van iemand') rekenschap en verantwoording eisen ; CAD 1 to look for, to
search for, (with leq^u) to select, to take over; 2 to examine, to search through, to look up in records; 3 to wish,
to ask, to intend; 4 (ina qa ti bu  u^) to call (someone)
to account; 5 to le a lawsuit/complaint;

, stadsgodin van de stad Lagas

, (subst. pl. tantum; ook bahula tu, b^ula tu passief
 onderdanen, onderdeelwoord bij !b^elu `overheersen'):
horigen, beheersten

7 ba- u-u-la-tum, ba u la tum (pl. tantum)

>

ib
si

bu u^

Ba u
ba ulatu
d

>

Ee-vi-114

baz(a)hatu , (Noordwestsem.) Eng.: military outpost


bel , st.c. enk. v. !belu `heer'
bel , G imp. v. !b^elu `heersen'; verba mediae Alef, e-klasse;
mv. is bela
be-l, bel met sux !- `mijn heer'; ook voor bel
E
,
(`mijn heer') Ee-vi-49
d B
eltu , (vr. v. belu): Meesteres, aanduiding voor verschillende godinnen
beltu , (subst.vr. bij m. belu; ook poetisch belatu, beletu;
en

be-l
 b
e l


st.c. belet; mv. beletu; vanaf oud-akk.; belatu in OA, ,


nin; !gashan!
ga
s an):
meesteres, heerseres,
vrouwe, eigenares;
AHw \Herrin", \Besitzerin (von)"; CAD 1 lady; 2 mistress, owner of property,
, (ww. -; ook bal^u; vanaf OB):
I. G-stam (pret. ibli, pres. ibelli, stat. beli, imp. bili): uitgaan, vergaan, uitdoven;
AHw II \erloschen", \vergehen"; CAD 1 to become
extinguished, to come to an end, to burst (said of bubbles)
II. D-stam (
, factitief): uitdoven, blussen, uitblussen
) verdelgen, verwoesten, vernietigen;
AHw \ausl
oschen", \vernichten"; CAD 2 to extinguish, to put out, to exterminate
1 samm imta bull^, (als object; D inf.; sammu `kruid';
imtu `gif'): `(hij houdt) kruiden om gif te blussen (vast
in zijn hand)' Ee-iv-62
2 napsatus uballi, (D pret.): `hij bluste haar leven uit',
`hij smoorde haar leven' Ee-iv-103

;
ana ububuul bu-le-e
3 ana bubu ti bull^e (D inf. gen.; bubu tu `buil'; na de
constatering van een koortsig symptoom met builen):
`om de buil uit te blussen/af te koelen' BAM578-i-10
(volgt therapie)
; bul-li-i, bull^ (D inf.) Ee-iv-62
;
bu-ul-li-im, (ana) bull^
m (D inf.gen. `om te
MB;

bel^u

bull^u

s 4


s

>> 4
belu

blussen') CHx25

; u-be-el-li, ubelli (D pret.) CH-xxiv-32


; u-bal-li, uballi (D pret.) Ee-iv-103
, (subst.; voor vr. vorm !beltu; mv. belu ; st.c. enk.
bel(i); met suf x nom./acc. bel-, gen. beli-; st.c. mv.
nom. belu , gen./acc bel-; vanaf oud-akk.; c en, n.b.
en ook voor b
e l met - voor `mijn heer'): heer, meester,
eigenaar, bezitter; Heer (Marduk);
AHw I \Herr", \Besitzer (von)" CAD 1 master, ruler;
2 owner (of property), oce holder

36

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

1 d en Bel, epitheton, later persoonsnaam van Marduk


2 en en en, bel bel: heer der heren, opperheer
3 l
u belum il sa sam^e u ers.etim kalisun (be-lum/lu4

i.p.v. st.c. bel): `[Marduk, die] waarlijk de meester van


al de goden van hemel en aarde is' (of: met lu precativisch) `hij zij de meester : : :' Ee-vi-141
}
, beedigde vazal/bondgenoot;
}
, (ook wel inbu bel arhi; inbu `vrucht';
 maangod S^n):
(w)arhu `maand'; epitheton van de

Heer van de maansikkel (resp. `vruchtheer' naar analogie van de vrucht die groeit), meer in het bijzonder
de eerstedags maansikkel, de eerste zichtbaarheid.
}
, beedigde vazal/bondgenoot
}
, ( a lu `stad'; subst.; vanaf OA, OB;
c&
 )enuru(me
(lu
s )): stadsvorst;
CAD 1 ruler of a city; 2 (an ocial)
}
, (arnu `zonde'): zondaar
}
, (subst.; btu `huis'; c
en 
e): huisbaas;
stamhoofd CAD owner of the house; (NB) chief of a
tribe
}
, (subst.; dnu `vonnis', `oordeel', `orakeluitspraak'; bij d^anu `rechtzitting houden'): Heer van de
 a mas);
orakel-uitspraken (epitheton van de zonnegod S
tegenstander in een rechtszitting Eng.: adversary (in
court)
}  , (subst.; ht.u^ `fout', `gebrek', `zonde'; bij
hat.u^ `iets missen'; NA, SB, NB): zondaar, boosdoener,
misdadiger; CAD malefactor
} 
, (subst.; hubullu `rentedragende schuld';

OB, Mari): schuldeiser, crediteur; CAD creditor
}
, Heer der bronnen, epitheton van de (water)god Ea, Sum. Enki.
}
, (subst.; narkabtu `strijdkaros'): berij-

bel ad^e u mamiti


bel arhi

bel ad^e u mamiti


bel ali

bel arni
bel bti

bel dni
bel ht.i

bel hubulli
bel nagb
bel narkabti
der van de strijdwagen
}bel niq^ , (niq^u `o er'): o eraar
}bel pa hati , (J c O
 ): stadhouder
}bel salmi , (salmu `eendracht', `vrede'): bondgenoot
}bel simmi , (simmu `wond'): gewonde
}bel tasm^e u maga ri , `Heer van verhoring en inwild
l
u

en nam

liging' in Ee-vii-20 gezegd van Tutu. [epitheton van


veel goden; verhoring/inwilliging (het betekent hetzelfde) van smeekbeden om \reiniging" opdat men niet
buitengesloten is]
E
be-lum, b
e lum CH-ii-37, Ee-vi-141
E;
be-li-im, b
e lim (gen.), H.Bars. 2,3
E
be-el, b
e l (st.c.) CH-i-4
E
be-l
-
s u, bel

s u CH-ii-9
E
be-l
-
s u, bel

s u H.Bars. 8
E  be-lu-su, belu ssu <*belu tsu Sil-C-1
E pbe-l-ia, bela H.Sip. 44
, (ww. b l ; ook be  a lu; verba mediae Alef, e-klasse):
I. G-stam (pret. ibel, mv. ibelu , pres. ib^el, imp. bel, stat.
bal): heersen, overheersen, in bezit nemen
AHw II \herrschen", \beherrschen", \verf
ugen"; CAD
1 to excersize rulership, to rule (said of kings and
gods), to be in authority (oner persons, property, etc.)
to have power of disposition (over money and goods)
II. D-stam (   ) CAD 2 to make somebody a ruler,
an owner

b^elu

bb


bu ulu

IV. N-stam (passief) CAD 3 to be ruled over (passive to

mng. 1)

}ba u la tu , (subst. pl. tantum; ook bahulatu, b^ulatu,


passief deelwoord bij b^elu; oud-akk., OB, MB, SB):
onderdanen, onderhorigen, beheersten; CAD 1 subjects,

population; 2 soldiers, workmen (only in Sar. and


Senn.)
1 ba  u
 la tu lu hissusa ilasina lizzakra (Gt stat. <
*hitsusa v. hasasu `wijs zijn', Gt: `verstaan', `begrij `bedenken';

pen',
Gt pret v. zaka ru `de naam noemen'):
`laat zij, de onderdanen, (erop) bedacht zijn dat ze
hun (persoonlijke) god aanroepen' Ee-vi-114 of `zij, die
onderhorig zijn'

7 ba- u-u-la-tum, ba u la tum (pl. tantum)

>

Ee-vi-114

belutu , (subst.; suf x !{utu, {ut vormt abstracta; vanaf oud-akk.; c en met fonetisch complement): heer
(abstractum: het ambt van heer, het heer-zijn); opperheerschappij; st.c. belu t + gen.obj.: : :: heerschappij over

:::

AHw

\Herrschaft"; CAD 1 rule, dominion, rulership,


position of supreme power, (referring to kings and
deities) 2 position of owner, master (in private context) 3 (a special social or legal relationship)
1 ana bel
u t il sa sam^e u ers.etim sunu uktinnusu
(D perf. v. k^anu, D: `vestigen', `bevestigen'; sunu beetje overbodig: `zij op hun beurt'): `zij bevestigden hem
[Marduk] in de heerschappij over de goden van hemel
en aarde' Ee-vi-100 (vgl. \bevestigen"/\installeren" in
het ambt van dominee)
E
be-lu-ut, b
e l
u t (st.c.) Sil-A-8, Ee-vi-100
I  be-lu-ti-ka, belu tika (st.c.+ka) erra-i-128
c
I -u-ti, belu ti (gen.) Ee-vii-106
, (subst.; vaak in mv. bennu ): een ziekte, epilepsie?
, !brtu, birtu
, !brtu, birtu
,
I. G-stam : verschijnen, zich openbaren, te voorschijn komen,
zichtbaar worden, zich manifesteren; komt veel voor in
PNs, bijv. libu r + GN `hij trede helder te voorschijn'
(a.h.w. zichtbaar worden van de godheid, om hulp te
bieden)
II. D-stam (
, factitief): duidelijk maken, nauwkeurig uit de doeken doen, nauwkeurig omschrijven, jur.: het
wettige en overtuigende bewijs leveren aantonen, bewijzen
(syn. met kunnu D v. !k^anu.)

u
-ba-ar-ma, ub
a rma (D pres.) CHx23
, (ww.; Ass. be  a ru(m); vanaf oud-akk.; J bar)
I. G-stam (pres. ib^er, pret. iber; imp. ber, br; Ass.
pres. ibe  ar, perf. ibte ar) zoeken, opzoeken, uitzoeken,
speuren naar, selecteren, kiezen; AHw \auswahlen", \aussuchen"; CAD A 1 to select, to choose; 2 to examine;
N passive bij 2 : to be examined
K
u nuluhha te-be-er

1 nuhurtu teb^er (pseudo-logogram nuluhha met


luh `wassen' lett. \de ongewassene", ook een soort dui
velsdrek (Lat. Asa Foetida; !(w)edu) een plant dat
een doordringende geur na kneuzing van de blaadjes
verspreidt; G pres.2e p.enk. v. b^eru `selecteren'): `stinkkruid moet je uitzoeken' BAM578-i-39
te-be-er teb^er (G pres.2e p.enk.) BAM578-i-39

}


>

bennu
berittu
bertu
b^eru, b^aru

en

burru

> V

b^eru

> AMx
x

37

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

beru , (subst.; st.c. ber; s

): eenheid van lengte,


A 1 \mile" (a measure of
length used for measuring long distances over 10 km);
2 double hour (twelfth part of a full day) 3 (twelfth
part of a circle: 30o )
, (ww. denominatief: een ww. waarvan het
subst. de grondvorm is en die dan altijd primair toestandsww. zijn; van btu `huis'; Ass. bia du):
I. G-stam (pres. ibat, pret. ib^at) overnachten, logeren, de
nacht doorbrengen; denominatief (thuis ben je alleen `s
nachts);
}
, onder de sterren overnachten; van
bijv. een magische drank of een medicijn. Deze uitdrukling komt veel voor, soms verbijzonderd met een
expliciete sternaam voor de magische potentialisering
van het medicijn, bijv. de ster van Gula, godin der geneeskunde (ook pleiaden).

E ina ul tus-bat
1 ina ul tusb^
at
ul hier kakkabu `ster' naast
e
mul, maar in deze uitdrukking altijd ul; G pres.2 p.enk. v. b^atu, bia tu `overnachten', `logeren': `(dan) moet
je (de drank) een nacht onder de sterren laten staan'
twee mijl, twee uur;

danna

CAD

biatu, b^atu

ina kakkibi b^atu

BAM578-i-18

}nubattu , (subst.; vanaf OA(?), OB):


) slaapplaats, pleisterplaats;

eig. avondrust

A 1 evening, evening time; 2 bivouac, overnight


stay; 3 eve of a feast, evening ceremonies
2 kummukku l
u nubattani i nisapsih qerbussu (<

*kummumku locativus; S prec. v. pasa hu `rust hebben';

factitieve S toch weer intransitief `rust vinden'; nubattu + sux ni `onze'; < *qerbumsu locativus`in zijn
binnenste'): `uw slaapvertrek zij onze slaapplaats, opdat wij daarin rust vinden' Ee-vi-52 (wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak
weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg,
bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt)
K E nu-bat-ta-ni, nubattani (+ ni `onze') Ee-vi-52
E tus-bat tusb^at (G pres.2e p.enk.) BAM578-i-18
, (subst.) moe on, wild schaap; AHw eine Art Muf on;

bi-i[b]-ba-ku bibbaku (st.c.+ ku) erra-i-117
, (!waba lu `dragen'): hoogwater (van rivier), vloed;
nieuwemaan zie voorbeeld 3 (en verder) onder !waba lu
op pag. 251

b[u-ub-bi-l]m, bubbilum Ee-v-21


, (subst.) Eng.: plague
, (subst.; !waba lu `dragen'): gift
, G imp. v. !(w/b)aba lu `dragen' etc.
 un, !wab
, (subst.; vanaf OA, OB;
gun = gu
a lu
`dragen'): opbrengst, last, talent, manlast (60 mine, ong.
30 kg, %\gewichtseenheden"); afdracht, pachtsom (als
deel van de opbrengst); zie verder onder !waba lu op
pag. 251
F ^ na-si bi-il-tim nasi biltim CHx36
 bi-lat-su bilatsu (st.c.+su) erra-i-135
, subst. bij !ban^u `bouwen', `scheppen'; vr.mv. v.
!bin^utu `schepsel', `produkt'
F
bi-na-tu
s -
su
, bin^
atu
s
s u (pseudo-loc. vr.mv. +
CAD

bibbu

 

bibbulu

s2

bibbu
biblu
bil
biltu

n
bin^atu

!
) Ee-vi-107

bin^atu ,

su

(subst. bij !ban^u `bouwen', `scheppen'): (abstract) `gestalte', (concreet): `schepsel', `produkt',
`maaksel'

K I

Ee-vi-152

!V

bi-nu-ti-
su
-ma bin^
uti
s uma

(adj. + su+ ma)

bini , G imp.m. (vr. bin^, mv. bin^a, binia) v. !ban^u

,
(G imp.m.) Sil-C-86, Ee-v-20
binnu , subst. !bennu een ziekte
bnu , (subst.; vanaf oud-akk., OB; ( !shinig!
bi-ni bini

gi
s


s inig

):

tamarisk (een boomsoort)


1 ina bni quddusi, (D verb.adj. v.qad
asu `rein

z/w.'; elativisch): `met een (tak van een) hoogheilige


tamarisk' Sin1-20b

K !shinig! ina agis sunu gis sinig
2 ina m^e sun^e bni (betre ende een recept; wsl. wordt
bedoeld \zaden van : : :"): `met water van de kuisboom
(tamarisk)' BAM578-i-13

C( b

!shinig!

gi
s

BAM578-i-13

bintu , (mv. biniatu, bin^atu, !ban^u), enk.: `gestalte',


`vorm', mv. `ledematen'
bin^uta , (bij !ban^u `bouwen', `scheppen'; acc. adverbialis,
s inig

b
nu

een acc. van betrekking, die uitdrukt: \in het opzicht


waarin") `wat betreft gestalte/vorm/uiterlijk'
K bi-nu-ta, bin^uta (acc.adv.) Ee-vi-84
, (bij !ban^u `bouwen', `scheppen'; vr.mv. is bin^atu)
enk.: `gestalte', `vorm', mv. `ledematen'
, (voorz.; ook bri, beri, bari, ook als birt st.c. v. vr.vorm !birtu; vanaf OA, OB; OA alleen bari; V  F
dalbana): tussen;
AHw (bri) \zwischen"; CAD 1 between, amidst,
among, in common; 2 biri : : : biri (same mngs.)
}
+ suf x , in zijn/hun midden, tussen;
 v. rab^u `groot
1 ina brisunu s^
asu usrabbis(u), (SD
maken'), lett.: `te midden van hen maakte ze hem
groot' Ee-i-148
 is een zeldzame vorm die alleen in literai[De SD
re teksten voorkomt. De betekenis is meestal factitief, dus als D. De vormen worden gekenmerkt door
de toevoeging van een s tussen de preformatieven in
de D-stam: D pres. uparras )usparras; D pret. uparris
)usparris)]
2 d Kingu sa irtabb^
u ina brisun, (Gtn pret. subj. v.
rab^u): `K. die steeds groter in hun midden was geworden' Ee-iv-119
}
, uit (uit een groep)
V K bi-ri-su-nu, brisunu (+ sunu) Ee-i-148
V
bi-ri-
su
-un, b
ri
s un (+ 
s un) Ee-iv-119
, (subst.; st.c. birt) Eng.: interval, intervening
space; ext.: border area of the liver;
, (subst.; Ass. burku; mv. vaak in dualis; vanaf OB):
knie;
AHw \Knie"; CAD 1 knee, 2 lap (of human beings,
gods, and images) 3 (a euphemism for male and female
sexual parts)
1 usbamma birk
asu, (S pret. v. wasa bu; obl. dualis
zou zijn birk(n)su; nom. dualis: birka (n)su; hier acc.):
`hij [Abzu] ging op zijn knieen zitten' (voor zijn zoon,
zo blij was hij) Ee-i-54

bir-ka-a-
su
, birk
a
s u (acc.) Ee-i-54
, (subst.; vanaf OB;

nimgir): bliksem; CAD


1 lightning; 2 lightning bolt, thunderbolt (as representation of lightning)
Bliksem en bliksemschichten zijn godenattributen van
belangrijke goden, bijv. het embleem van Adad, maar

bin^utu
biri

ina bru

ultu bri-

birtu
birku

birqu

!8

C!

38

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

ook (zoals in de volgende voorbeeld) van Marduk (vgl.


Jupiter en Zeus).
1 iskun birqa ina pansu, (G pret. v. sak
a nu): `hij
[Marduk] plaatste de bliksem voor zich' Ee-iv-39


, birqa (acc.) Ee-iv-39
, (subst.; ook bartu, berittu, bistu, bertu)
, (subst.; st.c. birti-; mv. bira tu, bira na tu) Eng.:
citadel, castle, fort;
, (!bar^u): `divinatie', (wichelarij)
, (<*btsu), !btu+ suf x su `zijn huis'
, !brtu, birtu
, (!basu^ `voorhanden zijn'): `bezit', `roerende goederen'; [pirs-type nomen (vr. pirist, %nominale typologie) geeft meestal de daad zelf weer (bijv. `zending' bij
`zenden') of dat wat eruit resulteert (bijv. \de zending
werd bij de grens tegengehouden"); nomina actioni van
eigenlijke ww. met betekenisovergang naar het concrete: bijv. siprum `zending' bij sapa ru `sturen']
1 bs qatsu, (q
a tu `hand'): `(en) zijn (overige) roerende goederen' CHx112
bi-is, bs (st.c.) CHx112
, stad,
uru ki uru
&
,
B
t-Karkara CH-iii-61
, (vr., maar geldt als m.), mv. v. !btu
, subst. !bata qu nadeel, schade, verlies; zie verder
onder !bata qu op pag. 35
, (subst.; st.c. bitiq) Eng.: opening (of a canal); divering (of water); cutting (zeldz.) (a measure/amount
(of silver, our))
, (adj.; !bara mu `bont z.') veelkleurig
, (zeldz. ww. Gt, niet in G) Eng.: to last, to be continuous

III. S-stam
(
, lex.) Eng.: to remain, to continue,
to make last;
, (Gt verb.adj. bij !bara mu `bont z.') bont
, (subst.; st.c. bt(i); mv. bta tu; in Ass. vaak het m.
mv. btu ; vanaf oud-akk.;
e):
1 huis, tempel;
2vertrek (in een huis) kamer, localiteit, 3 have en goed
(alle bezittingen), huishouden als economische eenheid;
vgl. Gr. o  ) eco-nomie \(staats-)huishoudkunde";
4 ook: familie (in vaderlijke lijn);
AHw \Haus"; CAD 1 house, dwelling place, shelter
(of an animal), temple, palace; 2 manor, estate, encampment (of nomads); 3 room (of a house, a palace,
a temple), cabin (of a boat), tomb; 4 container, repository, housing; 5 place, plot, area, region; 6 household,
family, royal house; 7 estate, aggregate of property of
all kinds
1 bssu <*btsu: `zijn huis'
2 ana bt sanm erebu, lett.: `het huis van een ander
binnengaan' ) `samenwonen met een andere man', `intrek nemen bij een ander' CHx133
}
,(
 eaba of ead), lett.: `huis
van vader' ) familie
3 bt mubbirsu: `have en goed van zijn aanklager'
(CHx2)
4 ina bt absa wasbat, (G stat. v. was
a bu `wonen'):
`zij woont (nog) bij haar vader thuis' (gezegd bijv. van
een juridisch reeds getrouwde vrouw in CHx130)
5 ana btsa t^
aru: `naar haar huis terugkeren', CHx131
(het huis van een getrouwde vrouw betreft altijd haar
eigen familie en niet die van haar echtgenoot; wsl. bet.

brtu, birtu

nim g
ir

birtu
bru
bssu
bistu
bsu

Bt Karkara

btatu
bitiqtu
bitqu
bitramu
bitr^u
bitrumu
btu

bt abi

im

sutebr^u

DC

de uitdrukking dat zij ook de bruidschat meeneemt.)

}bt emi , (zeldz.; emu `schoonvader', `vader van de


vrouw') bruiloft Eng.: wedding

}bt emu ti ,

het huis waar een bruiloft plaatsvindt Eng.:


house in which a wedding is held
}
, ( F ekurunna) lett.: lett. bierhuis; taveerne, kroeg
}
, (subst.; ook bt sikri; OA, OB, SB;
F ekurunna) bierhuis; taveerne, kroeg; CAD tavern, brewery
}
, raadhuis
6 d Asar-alim sa ina bt milki kabtu su
 turu miliksu
(nominale zin; kabtu stat. kabit + subj.u; S verb.adj.
v. wat
a ru met subj. u): `A. wiens raad in het raadhuis
gewichtig en uitmuntend is' Ee-vii-3
}
, tempel CHx32
}
, (subst.; du ru `stadsmuur', `vesting'; mv.
ba
 d): ommuurde stad,
bt du ra ni; F, SB*;
e
vesting; CAD fortress
}
, (subst.; makku ru `bezit'; OB, SB, NA,
n
NB, LB;
e
gga): voorraadkamer, schatkamer;
CAD storehouse, treasury
}
, (subst.; SB; nis.irtu `geheim', `het bewaarde', `schat' !nas. a ru `bewaren'): schatkamer; CAD
1 treasure house; 2 forti cation; 3 hyposoma
}
, (subst.; s.eru `vrije veld'; SB*; !edin! ):
tent; CAD pavilion, tent
}
, (tukla tu mv. v. tukultu `onderwerp van
vertrouwen'): toevluchtsoord
}
, (t.uppu `kleitablet';
 edubba)
school Eng.: tablet house, school, archive;
}
, Eng.: built-on property

bt sbim D
bt sikarim

bt milki

bt ili
bt duri

bt makkuri

DU?

bt nis.irti

bt s.eri
bt tuklati
bt t.uppi
btu epsu

, btim CH-ii-30


e

^ bi-tim, btim (gen.) CH-ii-66


, zie ook pu{, bu en pu zijn hetzelfde teken

, (subst.) Eng.: cheerfulness, prosperity
, (!waba lu `dragen'; subst. <*bilbulum; ook bumbulu <*bulbulu; vanaf OB): hoogwater
(van rivier), was op de rivier, hoge waterstand, vloed;
nieuwemaan, de periode dat de maan \weggebracht is"
naar de onderwereld. zie voorbeeld 3 (en verder) onder
!wabalu op pag. 251

b[u-ub-bi-l]m, bubbilum Ee-v-21


, (subst.; st.c. bubu t; mv. bubu  a tu, bub^atu) Eng.:
hunger, famine, sustenance

 bu
 bu
 ul):
, (subst.;

u
buil; AHw
\Eiter", \Eiterblaschen";

ta-mar sum-ma ububuul

bu{
bu aru
bubbulu, bublu, biblu

s2

bubutu
bubu tu


3 V }

babbar

 

1 tammar summa bubu tu pes.^


at (G pres.2e p.enk.
v.am
a ru `kijken' (OB-achtige schrijfwijze);
babbar,

is afgeleid van
, of:
, pictogram van de
opgaande zon aan de horizon en krijgt daardoor de betekenissen `dag', `wit', `stralend'; hier stat.vr. pes.^at `is
wit' of adj. pes.tu `wit'): `(na het aanleggen van een
compres met medicamenten) kijken/onderzoeken/inspecteren of de buil wit is' BAM578-i-8
[Uniek geval: de prognose (en mag je aannemen: de
therapie) wordt bepaald aan de hand van een proefneming en is dus afhankelijk van de ondervinding]



 
bubu tu BAM578-i-8
ud

 b
u
u b
u ul

39

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

budu , (subst.vr.; st.c. bud(i); dualis budan): schouder;


Eng.: shoulder
bukru , (subst.; st.c. bukur-, poetisch bukra-; OB, SB, NB,

LB): eerstgeborene, i.h.a. nakomeling, zoon (een litt.


term, maar in Westsemitische talen het gewone woord;
litt. vaak gewoon voor kinderen)
AHw \Erstgeborener"; CAD son, child;
1 Ansar d Anum bukrasu, (Anum subject, Ansar casus pendens): `Anum, Ansar's eersgeborene' Ee-i-15
2 ana il bukrsunu (st.c. + sunu) `aan de goden hun
kinderen' Ee-i-56
3 ina il bukresa: `onder de goden haar nakomelingen/kinderen' Ee-i-147

bu-uk-ra-
s u, bukra
s u (st.c. + 
s u) Ee-i-15
V
bu-uk-re-
s a, bukre
s a (st.c. + 
s a) Ee-i-147
V K bu-uk-ri-su-nu, bukrisunu (st.c. gen. +

sss Habb
) Ee-i-56

bull^u , (adj.; st.c. bullu-): bet. onbekend


bullut.u , (D v. !balat.u:) `genezen'
bult.u , !balat.u:
bulu , (subst.; vanaf OB; L 

s unu

): vee, groep

AHw \Getier",

\Vieh"; CAD 1 herd of cattle, sheep, or


horses; 2 wild animals (as a collective, referring mainly
to herds of quadrupeds)


1 b
u l d Sakkan
(bu lu `vee', `groep dieren'; d Sakkan
god
van de wilde dieren): gedierte des velds, ook gewoon vee

2 nesu u barbaru sumqut
u bu l d Sakkan
(SJstat v.
maqa tu `vallen', trans. stat.; S `afslachten'): `leeuw en
wolf slachten het vee af' erra-i-85

s5
s
bunnan^u !

erra-i-83
(st.c.) erra-i-77

bu-lum b
u lum

bu-ul b
ul

bunnann^u :

bunnann^u , (subst. pl. tantum; ook bunnan^u ; SB):

mv.

gezicht, uiterlijk voorkomen, uiterlijk;


AHw (bun
a n^u) \Gestalt", \Geschichtszuge"; CAD 1

general regiosn of the face (especially the eyes and the


nose) 2 outer appearance, gure, likeness, features
, bu nu : mv. gezicht, gelaatstrekken, omtrek, omlijning;
(hangt samen met !ba n^u)
, (subst.; ook bunnu ; bij ban^u; mv. bu nu ; vanaf
OB): mv. gezicht, gelaatstrekken omtrek, omlijning; (hangt
samen met !ba n^u) CAD A 1 (usually plural) features,
face; 2 plan, shape (of an object), appearance (of the
weather) 3 ana bu ni in view of,

bu-ni-
s u, b
u n

s u Sil-C-6
K bu-ni-su-nu, bu nsunu (bu nu /bunnu + sunu)

bunnu
bunu

ss bb
Sil-A-85

buqlu , (subst. ook buqulu; OA, OB, MB, SB, NB; !munu4!
): mout (ontkiemend gerst); CAD malt, green
malt, dried malt;
J>
p!munu4! 21 sla pappasi munu4
1
1 2 q^
a pappasi buqli (pappa su `brei', `gerstebrei', bijna
alle graan was gerst); ` 21 q^a moutbrei' BAM578-i-3

''

munu4

!munu4!

burasu ,

munu

buqlu

BAM578-i-3

burku
buru I


s im li

( >(

(subst.; vanaf oud-akk. OB;


; gis li;
gi
s

; simli;
;
s imli;
;
u

gi
s 
s imli):
jeneverbes; [Er zijn veel soorten jeneverbessen; sterk
aromatisch en ook als reukwaar in gebruik (wierook);
; li staat ook voor de jeneverbesstruik] CAD 1 juniper tree; 2 (an aromatic substance onbtained from

buru II

burtu

buru III

ma
s an
se

dieren;

the juniper tree)


J > ; 21 sla simli
1 12 q^
a burasa ` 21 q^a jeneverbessen' BAM578-i-3, 30
;

bur
a
s u BAM578-i-3, 30, 49
, (Ass. vorm voor !birku): `knie'
, (subst.; MB, SB, NA; mv. bu ru , NA: bu ru ni):
bron;
AHw I \Zisterne", \Brunnen"; CAD 1 pit, hole; 2 well,
pond, pool
, (subst.; ook pu ru; vanaf OB
amar): kalf, stierkalf;
AHw \Stierkalb", \Kalb"; CAD A 1 young calf, (without regard to sex) 2 male calf just before full maturity
(litt. only) 3 foal, kid (the young of quadrupeds)
}
, (subst.vr.; ook vr. bij bu ru `bron'; vanaf OB,
MA): koekalf; AHw II \Kuh";
d


, d Marduk CH-i-8
, (subst. < Sum.; CAD buru; zelden syllabisch,
meestal bur; oud-akk., OB. SB) bu ru, een oppervlakte maat; = 18 ik^u, ong. 64800m2 ;
r
bu
e, per buru-oppervlak CHx44
i
 , per b
u ru-oppervlak CHx44
, (subst.; !ber^u II ; NA) honger;
AHw IV \Hunger"; CAD starvation
, (subst.; onregelm. st.c. bussurat): Eng.: (good)
news, message
, (subst. ook bus.nu, bis.innu; U 
 lumma):
gizu
pit, lont; plantennaam: bus.innu-kruid
Logogram met moeilijke lezing; U gi qan^u `riet', afgeleid van pictogram dat riet voorstelt , Sum. gi
is `riet'; Ned. kanaal < Lat. canalis v. canna [riet]
< Gr. kanna [rieten mat] is verwant met het Sem.
woord qan^u, Hebr. qa ne; zulum(ma) suluppu `dadel'
(met steenachtige vrucht, die in een bolster zitten); Er
zijn drie lezingen voor de plantennaam gizulumma
(1 ) ku ru, (onderdeel van) een rietachtige plant; (2 )
kurs.iptu vlinder, een kruid met als dierennaam `vlinder': \vlinderkruid"; (3 ) bus.innu dat steeds in de betekenis `lont', `de pit van een lamp' voorkomt, dus de
(hennep-achtige) plant die daarvoor gebruikt werd;
CAD 1 (a plant) 2 lamp wick; 3 in bt bus.inni lamp
H
U

4
buru IV

amar utu

iku

iku
b
ur
e

bussurtu
bus.innu

numun

 

5V

5V


 lum ma
gi zu

5V

1 zer bus.inni `zaad van bus.innu-kruid' BAM578-i-19


U
 

bus
. innu BAM578-i-19

busanu , (subst. plantenaam; >


gi z
u lum ma

> }> > }

(?);

u


): wilde wijn

hab

a u-utu u hab u ak-tam



1 sammi-samsi b
usa nu aktam (lett. \zonnekruid",
niet onze zonnebloem): `zonnekruid, wilde wijn en wonderolie' BAM578-i-51

>
bust.tu

u


hab

b
u
s
a nu

(wilde wijn?) BAM578-i-51

, (subst.; later bult.ittu, Ass. balt.ittu; OB, SB; I


antibal): houtworm;
AHw \Holzwurm"; CAD (a wood-eating insect), wood
fretter, wood beetle
, (subst.; ook busu^, busiu, bij basu^; vanaf OB; P
7 nggal(la); in SB ook
n
g
s u): have, goed,
roerend goed, bezit;
AHw \bewegliche Habe", \Besitz"; CAD valuables,
goods, movable property

busu

Ub

40

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

butuqq^u , (ook butuqqa u; !bataqu `afsnijden' etc.):

s> >

lies, aftrek, etc.

ver-

Sin3-59

butuqtu , (!bataqu `afsnijden') `kanaal'

(s }

cohortativus ,

bu-tuq-qu-
u butuqq^
u

i ni-pu-us, i npus (cohor. v. epesu) Ee-i-126


e

i ni-is
. -lal, i nis
. lal (cohor. 1 p.mv.) Ee-i-40,122
i ni-is-du-ud, i nisdud (cohor.) Ee-i-46

41

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

}da ma tu , (subst.; als adj. ook da matu, vr.mv. bij

(Voor woorden met d zie ook onder t. en vooral bij woorden


afkomstig uit het Hurritisch ook onder t).
verbale wortels naar von Soden's Akk. Handworterbuch

(niet alle trefwoorden opgenomen in deze vocabulair)




d q
nA voor
dgl
dag
a lu
d b
ook *d p,
*t
b
.

d/t

. 

*dmq
d
e qtu

dgr

d/ 2 m

da 
a mu I

d 1? s
.

d^
as
.u

dg
s

*dk
s

d ?m

da 
a mu II

dbb

dab
a bu

dhd

nA voor

*t
.hd

dbk

*tbk

dhh

*thh

dnn

dbq

dh


*dh u
,

da 
a pu,

dbr




d n




d 3p

d^
epu
dhr

dahru



dh u





dahu
^


dhs

duhhusu

d
n

di
a nu

II

dm

dab
a ru,
*dpr

dmm





dr






t
.h ,I,II

dar^
u,

dumm^
u,

der^
u,

*dw
u

*t

.r

dam
a mu

drk

*t
.mm

dar
a ku,
I,II

(d^
anu)

dmq

dam
a qu

(d
q)

*d q

dmr

*t
.mr

d

s

di
a
su

dms
.

dam
as
.u

drs

(d^
a
s u)

dm
s

dam
a
su

dr
s?

dk


dek^
u

dm
u

*dw
u

dkk

dak
a ku,

dn


dan^
u

d
s 1

de
su
^

dnn

dan
a nu,

d
s m?

du
s
s umu

d
sn

da
s nu

I,II;
*dqq

I|III

drr

dar
a ku,
I,II;*t
. rr

dar
as
.u
dar
a
s u?
t
s
.r

dkm

dak
a mu

dnp

*t
.np

d
sp

da
s
a pu

dk
s

dak
a
su

dpn

dap
a nu,

d
uk

d^
aku

dlp

*dlp

d
ul

d^
alu

dlq

dal
a qu?

dpp

*dbb

d
um

da 
a mu,

dl
u

dal^
u

dpr

duppuru,
d
ur

dr
I,

*dkk I

d
u
s

d

s

daq
a
su

dw
u

daw^
u

I,II.

*dbr,*t
.pr
dqq
dq
s?

II

daq
a qu,

d
u ru I

D-stam , gemarkeerd door verdubbeling van de middelste


radikaal en de preformatief-vocaal u- i.p.v. i- en a- in

pres., pret., en perf.


Betekenis: (1 ) in zowel toestandsww. als entische
(=aktie-) ww.: factitief, d.w.z. de causatief van de toestand van de G stat.
(2 ) in entische ww.: multipliciteit van de werking of
van het object. G: seberu `breken', D: subburu `verbrijzelen'
1 isbir, (G pret.): `hij brak' (een voorwerp);
2 usebbir, (D pret.): `hij brak' (vele voorwerpen), of:
`hij verbrijzelde' (een voorwerp)
Dt-stam , passief bij de D-stam. Er zijn sporenaanwijzingen voor het bestaan van een Dt2 als D van de Gt, zoals
 2 bestaat als S van Gt.
er ook een St

, (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.,
pd m , meestal
maar dit ww. soms ook u/u-klasse;
sterke alef; zeldzaam Bab. litt. woord OB):
I. G-stam (pret. id im, pres. ida um, stat. da um): donker z/w., donkerkleurig z/w.;
AHw I \dunkelfarbig sein"; CAD to become dark
} 
, G verb.adj., , (vr. da matu; SB; Q
mud;
dara4 ; vr.mv. als rode klei in gebruik
als kleurstof ook
!sig7! !sig7! imsig7 sig7 ): donker,

da amu

da mu, damu I

donkerkleurig
AHw

\dunkel";

CAD

dark-colored, dark red

da mu): duisternis
II. D-stam (  
, factitief): verduisteren (ook astron.: van de zon) AHw \verdunkeln";
II. D-stam (  
, elativisch): zeer donker;
AHw \sehr dunkel"

, (ww. i/i-klasse; NA, SB):
I. G-stam (pret. id ip, pres. ida ip, imp. di ip): neerwerpen, wegstoten;
AHw \wegstoen", \stoen", \anstoen";
CAD to push, to press, to knock over
}  , G part., , (met sterke alef)
1 d
a ipu zajjr, (G part.): `die vijanden neerstoot' Ee-

da apu, d^epu

du umu
du umu

da ipu

iv-30

}da jjpatu ,

die neerwerpt

2 d
a jjpat kala muttendi: `die alle samenzweerders (?)
neerwerpt' Ee-iv-56



da- -i-pu, d
a ipu (G part.) Ee-iv-30
!pad! da-ajji-i-pat, da jjpat (G part.) Ee-iv-56

O D s
O
dababu

, (ww. u/u-klasse; vanaf oud-akk., later OA en OB;


  kaka = du11 du11 ):
I. G-stam (pres. idabbub; pret. idbub, stat. dabib, imp.
dubub): spreken;
AHw II \sprechen", \reden"; CAD 1 to speak, to talk,
to tell, to relate; 2 to recite, to speak aloud; 3 to discuss a topic, to come to an agreement, to negotiate; 4
to plead in court, to litigate; 5 to complain, to protest,
to interfere; 6 to divise a plot, to conspire against somebody; 7 in itti (issi) libbi daba bu to ponder, to think,
to mutter to oneself, to worry;
II. D-stam (
): CAD 8 to make recite, to grumble, to pester a person, to complain to a person, to
entreat, to rave (said of a madman)
III. S-stam (
) CAD 9 to get (a woman), to talk
(to a stranger), to make somebody recite (a prayer),
to make somebody plaid a case, to make a statement,
to give cause to complain, to cause plotting
}
, (inf. als subst.; ook dabbu, dabu bu; vanaf OB;   kaka = du11 du11 ): redevoering, toespraak, gesprek;
AHw I \Rede"; CAD 1 speach, words; 2 statement, report, rumor, wording; 3 agreement; 4 plea, complaint,
lawsuit
1 tussa dab
a bu, (tussu `bedrog', `laster') kwaadspre-

dubbubu

sudbubu

dababu

N ss

ken

(G pret.mv.) Ee-vii-157

dabaru , (ww.; ook daparu):


}dabru, G verb.adj., (ook dapru; zeldzaam woord SB):
id-bu-bu idbub
u

agressief, woest;
AHw

etwa \aggressiv"; CAD erce, mighty


-me dabru ti: `woeste Stormen' Ee-i-143
D I da-ab-ru-ti dabru ti (vr.mv.) Ee-i-143
, (subst. < Sum.; ook dubd^u; in SB ext.
bad5 ,
bad5 bad5 ; triptotisch): nederlaag, bloedbad;
AHw \Niederlage"; CAD 1 defeat; 2 bloody battle,
massacre, carnage, a ray of battle, corpses on the battle eld
, (subst. bij daba bu `spreken') advocaat, aanklager;
AHw \Prozevertreter";
1 GN-d
a bib PN `GN-is-mijn-advocaat'
2 GN-d
a bib-ner PN met G imp. v. neru `doden';
`GN-dood-mijn-aanklager!'

u4

dabd^u

dabibu

42

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

dadmu , (subst.; pl. tantum; gen. en acc. dadm^e, in OB

zelden SB ook dadm; vanaf OB): gehucht, dorp, nederzetting;


AHw \Ortschaften", \Wohnst
atten"; CAD the inhabitated world (settlements and inhabitants)
1 sar gimir dadme, (gimru `totaalheid'; dadme gen.):
`koning van al het bewoonde land' erra-i-1

da-ad-mi, dadm
 CH-iv-24,25,26

da-
ad-me, dadm
e erra-i-1,107
dagal , ( dagal onder meer = !rapasu `breed
z/w.'): rapsata (acc.) `breed'

[ -ta], (ers.eta) rapasta (acc.) (`de ganze

OO -ta

daga l

(aarde)') Sin1-7

dagalu , (ww. a/u-klasse)

I. G-stam Eng.: to look (at, upon), with ana, (ina) pa n:

to wait upon, to attend to, to belong to


: een Amoritische en West-Sem. god. Een belangrijke god van de stad Terga bij Mari; god van het graan;
in de Bijbel Dagon als god van de Filistijnen.

d Da-gan, d Dagan CH-iv-27,28
, (!d^anu, dia nu): rechter

Dagan

dajjanu

O CCCC
O
dajjanutu

(gen.) CH-xxiv-85
da-a-a-ni, dajjan (gen.mv.) CHx5
da-a-a-nim

dajj
a nim

, (suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; !d^anu,


dia nu): `rechterschap', `ambt van rechter'
, (G part. v. !da  a pu: `neerwerpen'): `die neerwerpt'
!pad! da-ajji-i-pat, da jjpat (G part.) Ee-iv-56
, (ww. a/u-klasse, Ass. ook dua ku; vanaf OA, OB;

gaz; E
u
s ):
I. G-stam (pret. idu k, pres. id^ak, Ass. iduak, imp. du k,
stat. dk): doden, ombrengen, terechtstellen; bijv. G pres.
3e mv. idukku `(dan) zullen ze hem doden'; (voor dood
gaan, sterven !m^atu);
AHw \t
oten", \schlagen"; CAD 1 to kill (a person
or an animal); 2 to murder, to execute; 3 to break a
tablet; 4 to let (a date palm) die; 5 to defeat; 6 in d^aku
itti to ght;
1 idukk
usuma, (G pres. 3e mv. +su+ma): `dan zullen
ze hem terechtstellen' CHx21
I/2. Gt-stam (
, reciprook) CAD 7 to ght;
II. D-stam (
) CAD 8 to smite
III. S-stam (
, causatief): (iem.) laten vermoorden,
laten doden (door huurmoordenaar) bijv. mu ta usdk
`zij heeft haar man laten doden'; CAD 9 to have a
person killed
IV. N-stam (
, passief), bijv. N pres. idd^ak
<*ind^ak, `(dan) zal hij gedood worden';
CAD 10 to be killed
a id-da-ak, idd^ak <*ind^ak (N pres.) CHx1
, (ww. a/u-klasse): G stat. in de war zijn, troebel z/w.;
I.G-stam : (water) omroeren, vertroebelen ) verstoren, in
beroering brengen
AHw \tr
uben", \aufstoren"; CAD 1 to stir up, to roil
(water), to blur (eyes); 2 to disturb (persons, a country), to embarrass, to denounce, to interfere, to confuse, to make unintelligible (said of divine and royal
utterances)
1 dalhat Ti
a matma, (G stat. 3e vr.enk.): `T. was in de

war' Ee-i-109
2 dalh u
 nimma, (G stat. mv. +nim+ma): `zij verstoor a mat's binnenste) Ee-i-23
den' (Ti

dajjpatu

OD

d^aku

tiduku
dukk^u
suduku

NO

dalahu

*naduku

}libba (+ gen.) dala hu , (libbum `hart', `binnenste'):


iem. (gen.) in verwarring brengen

}karas (+gen.) dala hu , (karsu, karasu ook: `binnenste'): iem. (gen.) in verwarring brengen
II. D-stam (
, elativisch): totaal verward z/w.;
 , factitief): CAD 3 to disturb, to
II. D-stam (

dulluhu
dulluh u
hurry
} , D verb.adj., dulluh u, elativisch: totaal verward; [adj.

van het purrus-type, vr. purrust; %nominale typologie;


verb.adj. van de D-stam, vaak in gebruik ter aanduiding van lichamelijke gebreken; sukkuku `doof'; kubbutu
`zwaar', maar hier D elativisch]
}
, (term., adv.): verward, totaal verward, op
troebelewijze, op rusteloze wijze
III. S-stam (
, causatief), ook: verstoren, in be
roering brengen; CAD
4 to stir up, to disturb (poetic
only)
3 sudluh u
 karsakima, (S stat. mv. transitief!): `zij (de
winden) hebben uw binnenste verstoord' ) `zij hebben
u in de war gebracht' Ee-i-116
IV. N-stam (
, ingressief, passief): CAD 5 to be
come muddied, roiled,
blurred, to be or become troubled, confused, embarrassed, to be thrown into confusion
4 liddalham
a lihalliqa mehertasin (N prec.vr.mv. v.

a qu `kwijt raken'; mehertu
dala hu; G prec.vr.mv.
v. hal



`opbrengst'): `moge de [kolkende zeeen] vertroubeld
raken, en zo hun opbrengsten vernietigen/verliezen'
erra-i-70 (opbrengst is zeebanket: wier, vissen, schaaldieren)
V dal-hat, dalhat (G stat. 3e vr.enk.) Ee-i-109
VN
dal-hu-nim-ma, dalh u
 nimma (G stat. mv.



dulluhis

sudluhu

nadluhu

' V
}
bb }} 
dalalu I

+nim +ma) Ee-i-23

Ee-i-119

dul-lu-hi
s dulluhi
s

(D met terminativus {is)

N su-ud-lu-hu, sudluhu (S inf, locativus) Ee-iv-47


N su-ud-lu-hu, sudluh u (S stat. mv.) Ee-i-116
, (ww.) G stat.: armzalig z/w., armetierig z/w.;
AHw \k
ummerlich sein";
, (ww. a/u-klasse; ook tala lu; vanaf oud-akk.):
I. G-stam (pret. idlul, pres. idallal, stat. dalil, imp. *dulul): huldigen, prijzen, lof verkondigen, lof (be-)zingen; lof:

dalalu II

{ (be-)zingen
AHw

II \huldigen", \preisen"; CAD A to proclaim, to


glorify
}
, (subst.; NA dillu; meestal in mv.; vanaf OB;
|
katab(me
s )): huldiging, lofprijs;
AHw \Huldigung(en)", \Lobpreis" CAD fame, praise,
glory
1 dallka dal
a lu: `uw lof verkondigen'
2 dallka ludlul, (G prec. 1e p.enk.): `moge ik uw lof
verkondigen'; wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van
consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan
om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de
indicativus gebruikt; (\dan zal ik"): `dan zal ik uw lof
zingen' Sin1-27, Sin3-69
 da-l-l-ka, dallika (+ ka; spell. altijd zo)

dallu

5c

Sin1-27, Sin3-69
e
lud-lul, ludlul (G prec. 1 p.enk. v. dal
a lu) Sin1-27
Sin3-69

dalapu , (ww. i/i-klasse; ook dalabu):

43

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

I. G-stam (pret. idlip, pres. idallip, stat. dalip, imp.


dilip): rusteloos z/w., slapeloos z/w.;
AHw

\aufstoren", \schlaflos sein"; CAD 1 to be or


stay awake, to be sleepless, to work ceaselessly, to continue to work into the night, to drag on, to linger on;
2 to keep (someone) awake, to harass

}dalpu, G verb.adj., slapeloos

1 k sa ameli dalpi `als een slapeloos mens, [z


o moe
zijn zijn armen]' erra-i-15

sudlupu) CAD 4 to harras


III. S-stam
(

}dalapis , (adv.: op de wijze van dalapu)

O Z

wakkere toestand

wakend, in

, dalapis (adv.) Ee-i-66


dal-pi, dalpi (adj.) erra-i-15
da-la-pi
s

dalpu , (G verb.adj. dalapu): `slapeloos'


daltu , (subst.) Eng.: door, door-leaf
d^alu , (ww.; a/u-klasse; OB, SB, NA):

I. G-stam (pret. idu l, pres. id^al, Ass. idual): ronddolen,


dwalen (om iets heen), drentelen, ijsberen, in rep en roer zijn,
rusteloos op en neer lopen; AHw \umhergehen", \herum-

laufen"; CAD 1 to wander about in despair, to prowl,


to disport oneself, to move (unnaturally)
1 il
u idullusu, (G pres. mv.): `de goden dwaalden om
hem [Marduk] heen' (wellicht om bescherming te zoeken) Ee-iv-63, 64
2 il
u idullu (G pres. mv.; in de opeenvolging pret.pres. , duidt de pres. vaak op een omstandigheid bij de
hoofdhandeling van het pret., de zgn. presens van de
omstandigheidszin) `(terwijl) de goden rusteloos heen
en weer drentelden' Ee-i-57
3 dulluhis tadull, (G pres. 2e p.enk.; dulluhis `totaal
 `jij doolt totaal verward rond' Ee-i-119

verward'):
4 urra u m
usi idullu, (verwacht id^ul; vorm idullu onduidelijk (geen mv.; geen subj.); lijkt erop dat hier pres
bedoeld is): `zij doolde dag en nacht rond' Ee-i-109
II. D-stam (
) CAD 3 to show indi erence;
III. S-stam (
) CAD 4 to show indi erence;

i-dul-lu, idull
u (G pres. mv.) Ee-i-57, 109?

i-dul-lu-
s u, idull
u
s u (G pres. mv.) Ee-iv-63,

dullu
sudl^u

 b

damamu
64

e
ta-dul-li, tadull
 (G pres. 2 p.enk.) Ee-i-119

;
, (ww. u/u-klasse; vanaf OB):
I. G-stam (pret. idmum, pres. idammum): klagen (als
klachten uiten)
AHw \jammern", \klagen"; CAD 1 to mourn
I/3. Gtn-stam
(
,
iteratief,
duratief; Gtn pret. iddammam, Gtn pres. iddanammam
of iddanammum): (steeds weer, gedurig) jammeren, klagen;
III. S-stam (
, causatief), CAD to cause to
mourne
}
, (subst.; zeldzaam SB): geweeklaag, gejammer;
AHw II \Gejammer"; CAD B moaning
1 mal
u duma n, (G stat. mv.): `zij zijn vol met gejammer'
du-ma-ni, duma n (mv. acc.) Ee-iv113
, (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;

vanaf oud-akk.;
sig5 ; zelden
s a6 )
I. G-stam (pret. idmiq) G-stat. goed zijn, (ook goed zijn
voor in medisch/hygienische zin) gunstig zijn (ook van
voortekens),
, hij is goed;

ditammumu

dumanu

damaqu

sudmumu

damiq

AHw

\gut sein, werden" CAD 1 to improve (intrans.),


to prosper, to have good luck, fortune, to be propitious,
to be pleasing;
1 urh lidmiq, (G prec.; urhu `weg'): `moge mijn

 mijn levensloop goed
pad/levensloop
goed zijn', `opdat
is' Sin1-24b
II. D-stam (
, factitief): goed maken (reputatie); CAD 2 to improve (trans.), to embellish, to
make pleasing, to make prospitious, to be gracious,
to do a favor, to treat kindly, to approve, to do good
deeds, to execute eciency;
III. S-stam (
), CAD 4 to provide with propitious omens
}
, G verb.adj., , (< *damiqum; ook danqu, dequ;
st.c. damiq ; vr. damiqtu, deqtu, damqatu; vanaf OAkk;
sig5 ): goed, gunstig; AHw \gut"; [nomen/adjectief
van het paris-type, (vr. parist; %nominale typologie);
vaak als nominale formatie bij adj. of verb.adj., vooral
de vr. vorm: damiqtu `het goede', `geluk', `gunst'; kittu
< *kintu `waarheid']
CAD 1 good, ne, pleasant; 2 beautiful, handsome, 3
of good family, well-to-do; 4 expert, well-trained; 5 of
good quality, in good condition; 6 gracious, favorable;
7 propitious; 8 e ective; 9 canonical
}
, (als subst.; OA, Mari, SB;
sig5 ): CAD
good fortune, good luck, kindness
}
,
(subst.vr.; parist-nomen;
gesubstantiveerd; st.c. damiqti; vanaf OA, OB): iets goeds,
het goede (i.t.t. lemuttu `het kwade'); [nomen/adjectief
van het paris-type, (vr. parist; %nominale typologie);
vaak als nominale formatie bij adj. of verb.adj., vooral
de vr. vorm: damiqtu `het goede', `geluk', `gunst'; kittu
< *kintu `waarheid']
CAD 1 favor, good will, luck, fame, recommendation; 2
damqa ti goodness (in gen.), good relations, good news,
good luck
}
, (subst. m.; ook dunqu, na Oud-Bab. wordt
vaak m>n voor een dentaal of een s, s., q of k; vanaf OB;
sig5 ): het goede, reputatie, gunst, succes; [purs-type
nomen, vr. purust %nominale typologie; vaak voor abstracta uit adjectieven; pulhu `vrees'; dumqu `het goe
de', murs.u `ziekte']
AHw \Gutes", \das Gute";
CAD 1 good luck, good fortune, 2 favor, (divine) grace;
3 well-being, prosperity, fortune, pro t, fame; 4 recommendation; 5 gratitude; 6 beauty; 7 choice thing,
treasure, darling
2 igirr^e dumqi u msari, (igurr^
u `reputatie'): (bezorg
mij) `een gunstige reputatie van gerechtigheid/rechtschapenheid' Sin1-22 [Een heel algemene reden voor een
gebed, waarin de smekeling zijn nood klaagt en vraagt
om eerherstel, vooral bij superieuren, die soms expliciet worden opgesomd: god, koning en notabelen.]
}
, verkorte vorm van dumuqq^u
}
, dankbaarheid; en waar je dat mee concretiseerd: geschenk, dankgeschenk, dankbetuiging, dank
3 mn^
u dumq^ani ina mahrika (mn^u `wat?'; verwacht
 dumq^u verkorte (syncope)
dumq^uni, sux -ni `onze';
vorm v. dumuqq^u): `wat is ons geschenk ten overstaan
van u' = \hoe kunnen wij u bedanken" Ee-vi-50
}
, (subst.; st.c. tadmiqti, met suf x
tadmiqta-): renteloos voorschot; AHw \Gutmachung";

dummuqu

damqu

sudmuqu

damqu
damiqtu

dumqu

dumq^u
dumuqq^u
tadmiqtu

44

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

O-O ?

Eng.: interest-free advance (for a business trip)


P da-mi-iq-tum, damiqtum Sil-C-41
P ^ da-mi-iq-tim, damiqtim CH-iv-56,57
dam-qa-am, damqam CH-xxiv-7
> I dam-qa-a-[ti] damq^ati (gen.) Ee-vii-81
> dum-qa, dumqa (acc.) Sin3-48
> dum-qa-a-ni, dumq^ani (+ni) Ee-vi-50
P lid-m-iq, liqmiq (G prec.) Sin1-24b

, (!da  a mu, da mu I ): `duisternis'
: godin, gemalin van !d Enki,
<
Sum. dam `echtgenote', gal `groot'; nun `vorst', damgal
`hoofdvrouw van de vorst'. Het logogram W nun verwijst vaak naar Enki's domein. d nun slaat op Enki,
ook het nun in Damgalnunna. vgl. bijv. nunki = de
stad Eridu d D. behoort tot de d nungalene: `grote
vorsten', een begrip voor een groep goden die ongeveer parallel loopt met de Akkadische term !Igigi.
De gemalin van Ea, Akkadisch equivalent van Enki,
is in Akkadische teksten meestal d Damkina genoemd.
Damkina is (quasi?) Sumerisch, `ware gemalin',

W F d Dam-gal-nun-na, d Damgalnunna

- C
C
?

da
matu
d Damgalnunna

-W

CH-iv-17,18

Damkina , een godheid,


-F d
,d
Ee-i-84
d Damu ,
da mu, damu I , (!da amu, damu I ): `donker'
damu II , (subst.; m.; mv. damu; CAD heeft damu; st.c.
d

dam-ki-na

Damkina

dam(i); vanaf OA, OB; zowel enk. als in mv. in gebruik), bloed;
AHw \Blut"; CAD 1 blood; 2 bloodshed, slaying,
blood money; 3 kin
1 imtu kma d
a mu : `gif i.p.v. bloed' (verwacht gen.,
in SB verdringt nom.mv. de obl.mv.)
2 s
a ru da msa ana puzra tim lbillu ni(m), (G prec.
vent. v. waba lu `(weg)dragen'; sa ru `wind' puzru `geheim'): `Moge de winden haar bloed naar het verborgene wegbrengen' (= brengen naar een plaats waar niets
van terug kan komen ) de \buitenste duisternis") Eeiv-32
3

da m luks.urma (G cohor.1e p.enk. v. kas. a ru `knopen';


of ook da mi in enk.): `ik [Marduk] wil bloed samenballen' (om samen met beenderen), daaruit de mens
de creeren' Ee-vi-5 (bloed en beenderen worden als de
basisingredienten gezien voor het lichaam)
4 d
a mesu iptar  u (G pret. met harde alef v. pet^u `openen'): `zij sneden zijn [Kungu's] bloed af' Ee-vi-32 (proleptisch voor: \zijn keel afsnijden zodat het bloed eruit
spatte") om daar vervolgens de mens uit te creeren:
5 ina d
a mesu ibn^a amelu tam (G pret. subj. v. ban^u):
`uit zijn [Kungu's] bloed schiep hij [Ea] de mensheid'
(volgens Marduk's plan) Ee-vi-33
= da-mu, da mu (enk.) (of da mu mv.) Ee-i-136

OOO a
O!
damqu
damtu
-}
dananu

mv. Ee-vi-5
(mv. + sa) Ee-iv-32
da-me-
su
, d
a m
e
s u (acc.) Ee-vi-32

da-mi d
a mi

da-mi
sa

of

d
a m


d
a m

sa

, (st.c. damiq , vr. damiqtu , !dama qu): `goed'


, laag aarde;
,

dam-tam damtam

Sil-C-111

B?

van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;


pdnn, (ww.
Ass. ook da  a nu; vanaf OA, OB;
kalga):

G-stat. (danin): machtig z/w., krachtig z/w.;


1 danin, (G stat.): `hij is sterk', maar stat. vaak als
dan bij ww. met gelijke 2e en 3e radicaal.
I. G-stam (pret. idnin, pres. idannin): macht (hebben),
kracht (hebben);
AHw
CAD

\stark sein/werden", \machtig sein/werden";


1 to become strong;
II. D-stam (
): sterk maken;
CAD 2 to
strengthen, to increase, to reinforce, to make valid, to
speak severly, to deliver promptly, to bequeath
2 sigar
u udannina, (D pret. vent.; sigaru `slot'), lett.:
\hij versterkte grendels" ) `hij maakte sterke grendels' Ee-v-10
II/2. Dt-stam (
) CAD 2 to become stronger;
3 (with reduplicated nal radical) to become of even
thickness, to contend for superiority
}
, G verb.adj., , (vr. dannatu gesubstantifeerd,
zie hieronder; vanaf oud-akk.; OB gespeld als
da-num; status abs. dan, vr. da- -tu;
kal(ga)):
machtig, sterk; soms superlatief: de sterkste; van vloeistoffen: geconcentreerd, onverdund;
AHw I \stark", \m
achtig"; CAD 1 solid, strong, hard,
heavy, thick, massive, forti ed, steady, loud; 2 legitimate, binding, reliable; 3 strong, powerful, mighty,
great; 4 erce, savage, dicult, dangerous, serious,
grave, obstinate, dicult, dangerous, bad, tyrannical,
harsh, pressing, urgent, essential, imperative;
K lugal dan-nu
3 sarru dannu `machtige koning', ook superlatief:
4 d Nergal dannu ina il: `Nergal, de sterkste der goden'
5 ana dannim: `aan een sterker iemand' CHx34 (superieur, bijv. of cier t.o.v. soldaat, docent t.o.v. student)
6 gest.u
^ dannu `de sterke leidsman' Ee-vi-148
7 ina sasme danni t.u sub
a tni (G pret. subj. v. et.eru
`redden', `verlossen', `bevrijden'): `(die) in de harde
oorlog onze woningen redde' Ee-vi-150
8 ina qsi danni (qsu `struikgewas'): `in het dichte
bos, `in het ondoordringbare struikgewas' erra-i-71
S  !geshtin!
K
#

dunnunu

dutannunu

dannu

B? O5

B? 'B

d
su

ina

ge
s tin kal ga nu

pa-tan [nag]

9 tas^
ak ina kara ni danni la pata n isatti (S sud
G pres.2e p.enk. v. s^aku ` jnstampen'; gestin kara nu

B?

`wijn', `wijnstok';
kalga dannu `sterk', `geconcentreerd', `onverdund'; G pres.3e p.enk. v. sat^u `drinken'): `moet je jnstampen en met geconcentreerde/onverdunde wijn op nuchtere maag drinken' BAM578-i-31

}dannatu ,

*B?

(subst.vr. bij dannu; st.c. dannat; vankalag;


kikal;
salkalaga):
hongersnood, moeilijke tijden; militaire dienst;
AHw \das Starke", \Festung"; CAD 1 famine, distress, hard times; 2 fortress, forti ed place; 3 ground,
terrain, bottom of a foundation pit; 4 bad weather; 5
(a part of the lungs) 6 (a mark of the exta predicting
distress) 7 (a part of the construction of a window) 8
valid tablet,
}
, met geweld
}
, (adv.; vanaf oud-akk.): CAD 1 greatly, very;
2 severely
af

OA, OB;

dananis
dannis

45

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

}dannu tu ,

(subst.vr.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; ook da nu tu; st.c. dannu t; vanaf OA, OB): vestingwerk;
AHw \St
arke", \Macht"; CAD 1 strength, power; 2
harshness, violence; 3 fortress
}
, (subst.) lett. `vaste grond', ook wel
`burgt' ) onderwereld een van de vele woorden voor
\onderwereld", \alles onder de aarde", \de wereld
der doden", maar soms gebruikt in tegenstelling tot
`hemel' en omvat dan vaak ook de aarde zelf, de wereld der mensen; er zijn tientallen woorden voor dit
begrip; vgl. ers.etu `aarde', saplis `onder', `wereld der
doden' met elis `boven', de wereld der mensen; AHw
\Unterwelt";
}
, (subst.; mv. dunna ti; vanaf oud-akk.): CAD
1 (physical) strength, power; 2 force, violence; 3 severity (of cold weather) 4 fort, forti ed home and area; 5
foundation, depth, rm ground, bedrock; 6 lump
}
, (subst.; st.c. tadninti, met suf x tadninta): AHw \Verstarkung"; Eng.: strengthening
F dan-na-at, (ina) dannat (sarrim) `in dienst van

dannnu

dunnu

tadnintu

B
BO
BO 5
BB
N(  O
dannatu B
dannnu
dannu B
OB 5
B(  O

de koning' CHx27
dan-nim,

(gen.) CHx34
(gen.) CH-xxiv-22
dan-nu-um, dannum CH-i-37,38
da-n
um, dannum, (oude orthogra e) CH-ii-23
K dan-nu, dannu, Ee-vi-148
dan-ni, danni, Ee-vi-150
F id-ni-na idnina (G pret.vr.mv.) erra-i-89
gi
s
gi
s

da-an-nim,
kakkim dannim
CH-xxiv-22
,
kalag; vr. v. !dannu

(ana) dannim

da-an-nim dannim

tukul

, (subst. bij !dana nu `sterk zijn') `onderwereld'


, ( kalag); vr. dannatu; !dana nu: machtig, sterk;
soms superlatief: de sterkste; van vloeistoffen: geconcentreerd, onverdund;
K dan-nu-um, dannum CH-i-37,38
da-n
um, dannum, (oude orthogra e) CH-ii-23
K

, Ee-vi-148
dan-ni, danni, Ee-vi-150

dan-nu dannu

CH-xxiv-22

gi
s

tukul

da-an-nim

d^anu, dianu , (ww.; vanaf oud-akk.):

gi
s

kakkim dannim

AHw

\richten"; CAD 1 to judge, to render judgement,


(mostly with dnu as object) 2 to start a lawsuit;
1 p GN-idnanni persoonsnaamGN-heeft-mij-gericht
II. D-stam (dunnu) CAD 3 to start litigation
IV. N-stam (
, passief) CAD 4 to be judged
}
, een oordeel vellen, een oordeel uitspreken, tot een oordeel komen, gerechtelijke uitspraak doen;
CAD 1 to judge, to render judgement,
}
, (subst.; Ass. ook da   a nu, dija nu; vr.
daja ntu, dija ntu; vanaf oud-akk., OA;
dikud
(kud = ku5 = tar); ook
ludikud); rechter;
[parra s-type nomen en adjectieven (%nominale typologie) voor beroepen in ruime zin (beetje participiaal);
ook gewoonten en zaken die men \pleegt te doen"; nappa hu `smid', dajja nu `rechter', sarra qu `dief', wassa bu

`bewoner',
`huurder']
AHw \Richter"; CAD judge

nadunu
dnam d^anu

(subst.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; OB, SB, NB;
diku5 met fonetisch complement): rechterschap, ambt van rechter; CAD 1 status
and function as judge; 2 judicial procedure
}
, (subst.; mv. dna tu, dnia tu; vanaf oud-akk.,
OA;
di(ku5 )): oordeel, wettelijke zaak, vonnis,
gerechtelijke uitpraak, proces, rechtzitting; soms concreet:
wetsbepalingen; ook: orakeluitspraak, uitspraak,
speci
aal in de o er/leverschouw door Sama
s , de goddelijke
dajja nu. Hij heet daarom in o erschouwgebeden bel
dni(m).
AHw \Rechtsspruch", \Proze"; CAD 1 decision, verdict, judgement, punishment; 2 legal practise, law, article of law; 3 case, lawsuit; 4 claim (in the sense of
justi ed claim); 5 court (locality and procedure)
2 dn m
a tim: `recht over het land' (spreken)
3 ina dinim: in een proces-situatie, in een geding, in het

dnu

kader van een rechtszaak


4 ina dnim was.u
^: `ter rechtzitting verschijnen'
5 dn napistim: halszaak, `een zaak omtrent een le-

vensdelict', `een misdaad waarop de doodstraf staat'


6 dnam idn, (G pret., CHx5) `hij wijst vonnis'
7 dn kitti u msari, (kittu `recht'; msaru `rechtvaardigheid'): (gij [S^n] verschaft de zwakke) `recht' Sin3-45
8 dnum su
 rugumm^am ul su lett. `dit proces heeft
geen rechtseis' ) `in dit proces is de eis niet ontvankelijk' CHx123
9 innamar-dn-ili
persoonsnaamGods-vonnis-is-gewezen
F di-na-a-at, dina t (st.c. vr.mv.) CH-xxiv-1,2

C C
O CC
*daparu

di-a-nim di anim

(gen.), CH-xxiv-70

di-in, dn (st.c.) CH-xxiv-70, Sin3-45


K da-a-a-nu-um, dajja num CHx5
, (ww. D-tantum):
II. D-stam (
, ook dubburu) vertrekken, weggaan,
verhuizen, de wijk nemen, zich in den vreemde begeven;
AHw \sich entfernen"; CAD 1 to go away, to absent
oneself; 2 to expel (a person) to remove (an object)
II/2. Dt-stam (
, passief bij D) CAD 3 to be
removed
ud-da-ap-p-ir, uddappir <*udtappir

duppuru

dutappuru

}O

(D perf.) CHx30x31

I. G-stam (pret. idn, pres. id^an, idian): richten, rechtzitting houden, vonnissen;

dajjanu

}dajja nu tu ,

dararu , (ww.; OB, zeldz. in SB):

I. G-stam (pres. idarrar): de vrije loop krijgen;


AHw

I etwa \freien Lauf bekommen"; CAD A to become free (of a task), to move about freely, to run o
}
, (subst.; OA, OB, Mari, SB, NA, NB; ook
andara ru, indura ru, addura ru, in NA dura ru;
U amaargi): vrijlating, vrijheid bijv. nadat koningen schuldverplichtingen van tijd tot tijd vervallen verklaarden, zoals reeds in de oudste tijden voorkwam.
AHw \Zustand der Lastenbefreiung", \Freistellung von
Abgaben"; CAD remission of (commercial) debts,
manumission (of private slaves), canceling of services
(illegally imposed on free persons)
1 andurarsunu issakkan, (N pres. v. sak
a nu): `hun
vrijlating zal worden voltrokken' CHx117

K an-du-ra-ar-su-nu, andura rsunu

anduraru

Hb

(st.c. +sunu) CHx117

darasu , (ww.; i/i-klasse)

I. G-stam Eng.: to trample upon, to throw over, back

46

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

dar^u, dariu , (adv.;

pdr, st.c. dar; vr. dartu, vr.mv.

daria tu; vanaf OB): durend, altijddurend; de stam is of


dari- of da ri-. Van Soden kiest voor -a - in verb.adj. en
part.
AHw \dauernd", \ewig"; CAD 1 everlasting, enduring,
perpetual; 2 durable, lasting
}
, (subst.; pl. tantum; ook da r^atu; vr.mv. bij
da r^u; vanaf OB): eeuwigheid;
AHw \Dauer", \Ewigkeit"; CAD eternity;
}
, voor altijd/eeuwig, tot in lengte van
dagen
1 ana d
a r^ati ludlul dallka, (G prec. 1e p.enk. v. dallu
`prijzen'): `moge ik voor altijd uw lof verkondigen';
wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van consequentie
\en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus
gebruikt; (\dan zal ik"): `dan zal ik voor altijd uw lof
zingen' Sin1-27, Sin3-69
}
, voor eeuwig (da r is een status absolutus).
}
, (adv.; term.; vanaf OB): eeuwig; CAD forever
}
, (subst.; OB): CAD continuity, lastingness;

dariatu

ana dariatu

ana dar
dar^s
dartu

OOO }
O C
O
das.tu

da-ar d
ar

(status abs.), Sil-A-28

& da-r-is, da r^s CH-iv-21


& da-r-tam, da ritam, CH-i-21
& da-r-um, da rium, CH-v-1,2
& ^ da-r-a-tim, da riatim (gen.) H.Sip. 34
, (subst.)
p Eng.: deception
, (ww. d s. verba mediae Alef, a-klasse; vanaf OB):
I. G-stam (pres. id^as., mv. ida s.s. u ; pret. ida s., mv. ida s. u ;
stat. da s.): irriteren, kwellen, benauwen, plagen, chicaneren;
AHw etwa \drangsalieren", \bedr
angen"; CAD 1 to
treat with injustice, to treat with disrespect, 2 to dupe,
to cheat
1 issu m
a ru abb^esunu id^as.s.u, (G pret. v. sas^u; G pres.
v. d^
as.u, %pres. na pret.): `de zonen schreeuwden, en
kwelden daarmee hun vaderen' Ee-iv-79

i-da-as
as
. -s
. u, id^
.s
. u (G pres.) Ee-iv-79
, (denominatief: een ww. waarvan het subst. de
grondvorm is en die dan altijd primair toestandsww.
zijn; v. adj. !daspu)
I. G-stam : honingzoet z/w., zoet z/w. AHw \honigs
u
sein"; CAD to be sweet
}
, G verb.adj., , (SB, NB): honingzoet, zoet; AHw
\honigsu"; CAD sweet;
1 sikaru daspu: `honingzoet bier', `mede' (= een biersoort: door gisting uit gekruide honing bereide drank)
2 aqq^ka rest^
a sikara daspa, (<*anqi + ka, G pret. 1e p.enk. v. naq^u `offeren'; restu `het beste', hier als adj.
voor het subst.):
`ik heb voor u kostelijk en zoet bier geplengd' Sin1-20b
}
, D verb.adj., , (elativisch; vr. dussuptu; Ass.
dassapu; vanaf OB): gezoet, mierzoet; AHw \gesut",
\sehr su" CAD sweet;
3 sikar naspi dussupi ul ubbalu m^e n
a di (nasa pu
`wegblazen'; D pret. v. waba lu `dragen'; na du `leren
veld es') `[zelfs] mierzoet naspu-bier weegt niet op
tegen water uit de veld es' erra-i-58 een loflied op
de ontberingen van de miltaire veldtocht; naspu-bier
\doorblazen-bier" een betere kwaliteit bier, waain de

d^as.u

O
dasapu

daspu

dussupu

koolzuur (met een riet) is weggeblazen; op afbeeldingen


zie je Sumeriers wel bier drinken uit een riet;

O S 'b 

da-
a
s -pa da
s pa

erra-i-58

(acc.) Sin1-20b
,
(D verb.adj.gen.)

du-u
s -
s u-pi du
s
s upi

dasgarinnum , subst.; !taskarinnu, buksboom


daspu , (adj. v. !dasapu `honingzoet z/w.'): zoet
O S ' , (acc.) Sin1-20b
dasu^ , !desu^ `gedijen'
dek^u , (ww. zelden dak^u, ongebruikelijk woord; vanaf OB):
da-
a
s -pa da
s pa

I. G-stam (pret. idki, pres. idekke, idakke, stat. deki):


ww. met vrij algemene neutrale bet.: iets van iets verwijderen; doen oprijzen, tot opstaan brengen, ontketenen (van
strijd), opwekken, tevoorschijn roepen ) opheffen, wegjagen;
AHw \zum Aufstehen bringen"; CAD 1 to

move to another location, to remove, to clear away; 2 to make rise


and depart, to arouse (from sleep or rest) 3 to collect
taxes, etc., to summon ocials, to call up corvee workers, to mobilize, to raise, to lift up; 4 to call up soldiers
and dispatch them, to move troops (into battle); 5 (an
unidenti ed agriculural activity)
1 kapid libbakima dek^ ananta (trans. G stat. v. kap
a du
met object: G inf. st.c. v. dek^u; anantu `strijd'): `uw hart
beraamt het ontketenen van de strijd' ) `in uw hart
beraamt gij : : :' Ee-iv-78
@ sa udda de-kat
2 sa s.eta dek^
at (dek^at stat. v. G part. v. dek^u `te voorschijn roepen', hier ) `opheffen', `wegjagen'): `[kamille
en modder] die de hitte [koortsig symptoom] opheft'

U }O

BAM578-i-11

sudk^u
C V


III. S-stam
(

), zeldz.; Eng.: to persuade

(G inf. st.c.) Ee-iv-78


(G part.stat.) BAM578-i-11
e
a-de-ki-ma adekkima (G pres.1 p.enk.)

de-ki deki

de-k
at d
e kat

erra-i-123

d^epu, da apu , (!da apu `neerwerpen', `wegstoten')


desu^ , (ww.; vanaf OB):


I. G-stam : gedijen, tieren, ontspruiten; (gezegd van gewas-

sen, kuddes);
AHw \sprossen";

CAD 1 to be or become abundant,


(MB, SB, NB): overvloed CAD

}desu^, G verb.adj., ,

abundant, numerous; Een van de vele woorden voor


het begrip overvloed en rijkdom; vgl. desu^, hegallu,

his.bu, lul^u, masr^u, nuhsu, t.uhdu;



II. D-stam : rijkelijk voorzien, rijkelijk voorhanden doen zijn,
doen gedijen/ontspruiten; oreren, tot bloei brengen; tot
wasdom brengen; CAD 2 to make abundant, fertile,
to provide abundantly, lavishly; 3 Dt to become abundant, fertile
1 mudessu
^ urqti (D part. v. desu^; urqtu nevenvorm
van warqtu): `die groene gewassen doet gedijen', of:
`die de planten wasdom schenkt' Ee-vii-69
III/II. SD-stam CAD 4 to provide abundantly
=
mu-de-e
s -
s i, mude
s
s^
 (D part.) CH-iii-33
=
mu-de
s -
s u-u mude
s
su
^ (D part.) Ee-vii-69

bU C

dianu !

lid-de
s -
s
a-a lidde
s
s^
a

(Dt prec.vent.) Ee-vii-150

, ( d^anu `vonnissen')
, (subst.; st.c. dibbat; mv. dibba tu met enk. bet.;
bij !daba bu `spreken') Eng.: agreement
, (subst.; st.c. dikis; mv. diksu ) Eng.: wound, ext.:
severed part
, (subst.; ook dilibat) stad 40 km ten ZW van Babel,

dibbatu
diksu
Dilbat

47

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

huidige ruine heuvel Tell Delem; Laat Bab. muldilbad


de planeet Venus; veelal dil+bad in ligatuur E
ki
E
Dil-bat , Dilbat, CH-iii-19,20
, een vestingwerk Dimat-Enlil, dimat is st.c.
v. !dimtu
d  ki ,

c
 

Dimat-Enlil

JM

b
ad an za k
ar

d
ki
(Dimat- Ellil) , Sil-A-41

dimkurkurrra

ki

(stadsnaam

en l
il

Sum.:

mens wordt geschapen om het werk van de goden op


zich te nemen: `opdat z, de goden, rust genieten') Ee-

vi-8
3 mid dulli ilma il umtassir (G pret. emedu `zetten
tegen'; D perf. v. D-tatum mussuru, !*wasa ru): `hij

legde (de mensheid) de dienst/arbeid der goden op en


stelde de goden (daarmee) vrij' Ee-vi-34
4 dulla sa il miduni s^
asu (miduni rare vorm v.
emedu; Ass. subj. is op {uni, moet hier wel subj. zijn,
afhankelijk van ultu in r. 35; s^asu onafhank. pron.):
`(en toen) hij hem de dienst der goden had opgelegd'

nn H

dimkurkurra; dim `paal', `stut'; kur `land': \stut der

n nH

landen") naam voor de stad Babel;


ki
^



, dimkurkurrraki erra-iv-2
, (subst.; st.c. dimat; mv. dima tu;
 r): toren, nederzetting, district; Eng.: tower, foranzaga
ti ed area, settlement, district;
,
(subst.
< Sum.; SB*;
dingirug5 ):
dode god, de
dingirugg^u, een bepaalde klasse van doden. CAD dead
god; Vaak de oudste goden die ooit de heerschappij
hadden, maar die hun macht afgestaan hebben (soms
vrijwillig, soms als resultaat van een machtstrijd door
oorlog). vgl. de Titanenstrijd van de oudste goden in
de Griekse mythologie. De Mesopotamische dingirugg^u
waren hier een soort voorloper van.
1 ikmisuma itti dingirugg^e su
a ta imnisu, (G pret. v.
kam^u `binden' en G pret. v. man^u `tellen', `reciteren'):
`hij [Marduk] bond hem [Kingu] vast en rekende hem
tot de dode goden' Ee-iv-120


e (gen.) Ee-iv-120
5 -e dingirugg^
, (mv. dna tu, !d^anu): `oordeel' etc.
di-in, dn (st.c.) Sin3-45
, (subst., vr. en m.; leenwoord < Sum.; st.c. dipa r;
mv. dipa ra tu; OB, Mari, SB, NB; mv. dipa ra tu in SB,
en dipa ra nu, NB; izigar met det.
gi
s ): fakkel, toorts (om licht te geven)
AHw \Fackel"; CAD torch
1 sarhat dip
a raka (stat. vr. v. sara hu `prachtig',
 `uw fakkel is majesteitelijk' Sin1-6

`heerlijk')
2 atta dip
a ruma inat.t.alu nu rka (atta nominale zin `gij
zijt'; G pres.3e p.mv. v. nat. a lu `aanschouwen') `gij zijt
(dan) een fakkel en zij kunnen uw licht aanschouwen'

dimtu

dingirugg^u

dnu

diparu

?4

dingir ug

'' H V
erra-i-10


D

erra-i-10

JM

dim kur kur ra

(acc. + ka) Sin1-6


di-pa-ru-um-ma dip
a ruma (+ ma)

di-pa-ra-ka dip
a raka

diskarinnum , subst.; !taskarinnu, buksboom


dsu , (subst.; st.c. ds(i); mv. dsu): Eng.: green grass,
herbage, spring pasture, spring-(time)
di tu , (subst.; mv. di atu; bij e.d.^u) Eng.: notice, information
dullu , (subst.; m.; st.c. dulli-; vanaf OAkk; mv. soms dull


Ee-vi-36
5 dulli il
a ni midma sunu ippash u (G pret. v. emedu
+ 2 acc. `zetten tegen'; N pret. v. pasa hu `tot rust

 der goden
komen'): [de mensen] `die legde hij de arbeid
op zodat z rust kregen' Ee-vi-130

dulluhis

Ee-vi-8

}

dumanu
dumqu
dumq^u

Dumuzi
dunqu
duppuru

duru I

,


of dulla ti): werk; dienst, arbeid, werk, dienst, ritueel;


AHw \M
uhe", \Arbeit", \Dienst"; CAD 1 misery,
hardship; 2 corvee work, forced labor, royal service,
3 work (i.e., work to be performed, nished product,
material, compensation for work, technique, craft) 4
ritual, 5 medical treatment
1 Dulli-il
a ni, Dulli-il: dienst van/voor de goden (de
tempeldienst, cultus en zijn voorbereidende werkzaamheden, die goden aan mensen hebben uitbesteed; in
mythen de raison-d'^etre van de mensen.)
2 l
u endu dullu ila nima (G stat.prec. v. emedu): `moge
zij [de mensen] belast zijn met de arbeid der goden' (de

dul-lu dullu

; dul-li, dulli (acc.) Ee-vi-130


, (term. !{is; adv. v. D dulluhu, !dala hu `ver


troebelen')
`totaal verward'

dul-lu-hi
s , dulluhi
s Ee-i-119


, (!dama mu `jammeren'): `geweeklaag' `gejammer'
du-ma-ni, duma n (mv. acc.) Ee-iv113
, (!dama qu), het goede, reputatie, succes; zie verder
onder !dama qu op pag. 43
, (verkorte vorm v. dumuqq^u, !dama qu):
1 dumq^
ani (+ sux -ni): `ons geschenk' Ee-vi-50
> dum-qa-a-ni, dumq^ani (+ni) Ee-vi-50
, (subst.; H F sumununna) 4e maand in de
OB kalender, juni-juli
, < dumqu, m voor s,s., q of k wordt vaak n;
!damaqu
, (ww. niet in G)
II. D-stam Eng.: to go away, to absent oneself
duranki , l
logogram voor de stad Nippur.
Het is de Sumerische naam (lett.: de dur `band/schakel/spil' van an `hemel' en ki `aarde') en kan opgevat
worden als een epitheton voor Nippur, en wel speciaal
de citadel (de \acropolis") van Nippur.
, (subst.; m.; st.c. du r(i); mv. du ra nu ; vanaf oud d; mv.
 dba
 d en
akk.;
ba
ba
 dme
ba
s ): muur, stadsmuur, vestingwerken;
AHw I \Mauer", \Ringmauer", \Stadtmauer"; CAD
A 1 city wall, forti cation wall; 2 inner city wall; 3
fortress; 4 enclosure of a house; 5 (in names of parts
of the human and animal body)
b
ad

(acc.), H.Sip. 11,12


, du ra ni (acc.mv.) Sil-A-57

d
u ram

duru II , (subst.; st.c. dur(i)) AHw \lange Zeit", \Dauer";


Eng.: continuity, permanent status of property
dussupu , (adj.; st.c. dussup-) Eng.: sweet
b
adme
s

e{
e

, pre x voor pers. vnw. 1e p.enk. ik in werkwoorden


die met een alef beginnen en van de zgn. e-groep zijn
(woorden die beginnen met 3 6 , zie het paradigma
onder epesu). De klankwet (Umlaut) is: 3 7 a >e.
, vetitivus partikel (negatieve wens of krachtig verzoek)
\moge niet", voor een preteritumwerkwoordsvorm met

48

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

een consonant. Historisch is het de ontkenning van de


precativus/ cohortativus en de imperativus. Voor een
vocaal is het vetitivus partikel ! a , ai, of aj, bijv. aj
imhur (pret. v. mah a ru) `moge hij niet ontvangen', aj
 (pret. v. mar
 a su) `moge ik niet ziek worden',
amras
.
.
e tat.rudassi (met pret. v. t.ara du) `moge U haar niet
sturen'/`stuur haar niet!'

CH-xxiv-92


Ea , (Sum.: dEnki): Ea de (water)god
,

DC

a-im-hur ai-imhur

Sum. enki, fonetisch meestal


e-a; de god van het vernuft en de
god `van het zoete water', de rivieren, meren, en het
ondergrondse water, de abzu, !Aps^u. Men dacht zich
een soort waterbasin onder het aardoppervlak waaruit onder meer het grondwater voortkomt. Vanwege
de connectie met water is Enki/Ea ook de god van de
wassing, reiniging en de witte magie. Ea heet bel nagb
Heer der bronnen en sar aps, koning van de Apsi . Op
rolzegels zien we de Aps^u als tempel met Ea zittend op
een schrijn waar water doorheenloopt. In de Iconogra e ziet men Ea tronend in de Aps^u, met waterstromen
uit zijn schouders.
Ea is de god van de wijsheid, die de mensheid goed
gezind is. Hij is god van de ambachten en kunsten. Ea
schept de mens in samenwerking met de moedergodin;
in het Enu ma elis-epos naar een concept van Marduk
uit het bloed van de overwonnen oergod Kingu.
a sis mimm^ama, (G part. v. hasa su): `Ea, die
1 d Ea h 
 Ee-i-60

alles weet'
2 melamm^esu itbala(m) (G perf. v. wab
a la of G pret.
v. tab
a lu `dragen'): `(en) hij [Ea] nam zijn [Mummu's]
melammu weg' (en neemt daarmee het goddelijke ornaat van Mummu over: en zo komt het dat Ea Mummu
heet (een epitheton van Ea) en in de Aps^u woont) Eei-68

}dEa (ster/sterrenbeeld)

3 manz
a z d Enlil u d Ea
ukn ittisu, (D pret. v. k^anu `vast maken'): `hij vestigde
de positie van (de ster/het sterrenbeeld) Enlil en van
Ea erbij/ernaast' (kennelijk bij Neberu) Ee-v-8
4 ultu amel
u tu ibn^u d Ea ersu (G pret. subj. v. ban^u;
ersu `wijs', `kundig'; epitheton van Ea): `toen de wijze
Ea de mensheid had geschapen' Ee-vi-35
5 ina nikl
a ti sa d Marduk ibn^a d Nudimmud (niklu
slaande op een gedachte, een concept, namelijk het
scheppen van de mens hier: `genie'): `met de kunstigheid van Marduk heeft Nudimmud (= Ea) het gemaakt' = `dankzij het genie van Marduk : : :' Ee-vi38 De naam Nudimmud werd oudtijds opgevat (volksetymologie) als `de bloedbouwer', `die van bloed iets
schept' (dm `bouwer', `vervaardiger'; mud `bloed'; nu
als lu een pre x `mens', `hij die')
d  , d Enki/Ea, CH-i-9,10
c
d e-a, d Ea, Sil-A-5, Ee-i-60 etc.


de-a er-su, d Ea ersu Ee-vi-35
, (tempelnaam;
 eabzu): Aps^u-tempel,
een tempelnaam (!aps^u = ondergronds water): Eabzu is de tempel in Eridu van de god !Enki/Ea, de
god van het (zoete) water: meren, rivieren, maar ook
de abzu, het ondergrondse water. De E-abzu is een van
de meest eerbiedwaardige cultus-centra van het oude
Mesopotamie en staat als nummer vier in een Babylonische tempellijst (1e millenium), die hierarchisch

DD CC
E-abzu

en ki

geordend lijkt (naar beroemdheid, kosmologisch belang of naar de veronderstelde oudheid). Deze lijst
bestaat uit drie kolommen. In de eerste staat de tempelnaam (eabzu), in de tweede een omschrijving (bt
d
e-a `huis van Ea') en met in de derde kolom een
geogra sche aanduiding (sa eriduki `die van de stad
Eridu')

 E-abzu
, Eabzu, CH-ii-1
, (tempelnaam;
F eanna): Eanna-tempel, de belangrijkste tempel van Inanna/Istar en An
(Anu) te Uruk. Zoals alle tempelnamen is dit Sumerisch Eanna met an `hemel' of de god `Anum' en na
afkomstig van -a de Sumerische genitief waarbij de n
van de inhaakspelling is, dus het Huis des hemels, Huis
van An. De naam werd reeds genoemd door Nara m-S^n
van Akkad en werd onder meer herbouwd door Ur
nammu en Sulgi.
Er zijn nog vijf andere tempels/heiligdommen met de naam eanna, onder meer in Girsu,
gewijd aan de godin Inanna

F E-an-na
, Eanna, CH-ii-42,43
, (tempelnaam;
ebabbar): E-babbar-tem

pel, de naam van de tempel van de zonnegod Sama
s
(Sumerisch utu) en zijn eega Aja in de stad Sippar;

ook de tempel van Sama
s en Aja te Larsa. De tem
pelnaam bevat het logogram utu, Sama
s , ook babbar pes
. u^ `wit': `het witte huis', `het stralende huis',
dus gra sch-etymologisch de naam van de god die er

woont. De Ebabbar van Sama
s te Sippar is een belangrijke tempel: staat als nummer twee in een Babylonische tempellijst (1e millenium), die hierarchisch
geordend lijkt (naar beroemdheid, kosmologisch belang of naar de veronderstelde oudheid). Deze lijst
bestaat uit drie kolommen. In de eerste staat de tempelnaam (ebabbarra), in de tweede een omschrijving


(bt d Sama
s `huis van Sama
s ') en met in de derde
kolom een geogra sche aanduiding (sa Sipparki `die
van de stad Sippar') De Ebabbar-tempel te Larsa staat
als nummer zeven.

D}

E-anna

E-babbar

D}
ebaru

, CH-ii-29,30


E-babbar
Ebabbar

, ww. Ass. vorm v. !eberu `overschrijden'


(ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;
p , b(b)
):
4
I. G-stam (pret. bib; pres. ibbib; perf. tebib, Ass. tabib)
G-stat. (ebi): puur z/w., heilig z/w., rein z/w.; rein soms
ook in de zin van `onschuldig' (dan meestal !zak^u);
AHw \licht sein", \rein sein";
II. D-stam (
, factitief): reinigen, weer rein maken,
voor onschuldig houden; `reinigen' heeft de jur. betekenis voor rein verklaren, d.w.z. voor onschuldig houden; AHw
\reinigen";
1 utebbibassu, (<*utenbibamsuma, D perf. +vent.
am +su): `hij houdt hem voor onschuldig' CHx2
}
, D part., : die rein maakt, etc.
} , G verb.adj., , (vr. ebbetu) rein, heilig;
 synonym !elelu, D: ullulu
 
u
-te-eb-bi-ba-a
s -
s u, utebbiba
s
su

ebebu

ubbubu

mubbib
ebbu

>x b
2 
eberu I

, (perf.D+vent. am +su) CHx2

<*utenbibam
s uma

mu-ub-bi-ib, mubbib (D part. st.c.) CH-i-66


, (ww. i/i-klasse, Ass. eba ru, soms als eperu)
I. G-stam : (pres. ibbir, pret. bir, perf. tebir) overschrijden; oversteken AHw \
uberschreiten";
I/2. Gt-stam (iteratief)
doorkruisen (bijv. van de

49

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

zee);
1 sa Ti
a mat rapasta tibbiru uzzussu (G perf. of
Gt pret. subj. < *tenbiru; uzzussu < *uzzumsu locativus, dus als ina uzzissu adv. `toornig'): `die de brede
Tia mat (oceaan) keer op keer heeft overgestoken in
zijn toorn' Ee-vii-74

III. S-stam
vent.: hierheen brengen
I D i-ti-ib-bi-ru tibbiru (Gt pres., Gtn pret.)


Ee-vii-74
x  D
Ee-vii-128
 D

i-te-eb-bi-ru 
tebberu

(Gt pres., Gtn pret.)

(G pres.mv.) Ee-vii-125

eberu II , (!abaru)
ebi , G stat. v. !ebebu `puur z/w.'
eblu , (subst.; st.c. ebel; E ) Eng.: rope, eenheid
van oppervlak = 6 ik^u = ong. 2.16 ha
eburu , (subst.; st.c. ebur; 6
) oogst, oogsttijd;
ib-bi-ru ibbir
u

e
s e3

buru14

zomer; AHw \Ernte", \Sommer"; Eng.: harvest(time),

crop, summer
1 ina eb
u rim: `in de oogsttijd' CHx111
6
u rim CHx111
14 , eb
, (adj. bij !edesu `nieuw zijn'; ook eddesu) immer
nieuw, verniewd
, (ww. u/u-klasse): G-stat.: scherp z/w., spits z/w.;
AHw \Spitzig s/w.";
II. D-stam (
, factitief): spits maken, in %hendiadys: zich haasten, iets gauw doen; AHw \spitzig s/w.";
Eng.: to be(come) pointed
, (ww. G allen in verb.adj.)
}  , G verb.adj., , st.c. edih Eng.: covered with
patches or a network
II. D-stam (
) Eng.: to cover completely with

(patches etc.) (patches
etc.)
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam (perf. tedil, Ass. etedil) afsluiten, vergrendelen, dichtdoen; AHw \verriegeln", \abriegeln"; Eng.:
to close, to lock (trans.)
II. D-stam (
, bet. als G), ook: afsluiten, vergrendelen, dichtdoen AHw \verriegln";
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam : bekleden (met 2 acc. voor `met wat' en
`wie'); AHw \bekleiden";
II. D-stam (
, bet. als G) bekleden (met 2 acc.)
II/2. Dt-stam (
, re exief): zich bekleden (met
= acc.)
1 su
^ u tadiq, (Dt pret.; su^ `zichzelf'): `en h [Ea] bekleedde zich er zelf mee' (met de zojuist afgepakte
kroon van Mummu; en zo komt het dat Ea sindsdien
het epitheton Mummu draagt) Ee-i-68
IV. N-stam (
, re exief): zich bekleden met; om-

eddessu^
ededu

buru

edehu
edhu
edelu

edequ

uddudu

udduhu

udullu

udduqu
utadduqu
nanduqu

hangen
2 nadiq
a kakk^ekun (N imp.vr.mv.; apocope v. -kunu

bezit. vnw.2e p.mv.) `bekleed u met uw wapenen' erra-

>
ederu
i-8

P u-ta-di-iq, u tadiq (Dt pret.) Ee-i-68


F
> na-an-di-qa nandiqa (N imp.mv.) erra-i-8
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam : omarmen, omhelzen; AHw \umfassen",
\umarmen"; Eng.: to hug, to embrace
1 d Mummu tedir kisadsu, (G perf.): `hij omhelsde
Mummu zijn nek' Ee-i-53
IV. N-stam (
, reciprook) Eng.: to embrace one

nenduru

another
{ i-te-dir, tedir (G perf.) Ee-i-53
, (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;
gibil):
I. G-stam : nieuw z/w.; AHw \neu s/w."; Eng.: to
be(come) new
} , G verb.adj., , (adj. < *edsu; vr. essetu, soms
edistu) nieuw, vers; AHw \neu"; Eng.: new, fresh

edesu

essu

> &

u


 ku
u
s lagab gibil

1 irr^
u essu (

gibil ed
esu `nieuw zijn', essu
`nieuw', `vers'): `een verse/nieuwe colocynthis' BAM578i-38 [klimop-achtige plant met augurkvormige vrucht
van de familie der komkommerachtigen]
}
, (subst.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta;
bij essu): het nieuwe AHw \Neuheit";
2 t.uppam essam l
a ist.ur, (G pret. v. sat. a ru; t.uppu
`kleitablet'): `hij schrijft niet een nieuw contract'
CHx72+e
}
, (adj.; ook eddesu): immer nieuw, ver-

essu tu

eddessu^

nieuwd
3 d S^n eddessu
^: (de maangod) `S^n, die zich immer

vernieuwd' Sin1-1

uddusu

II. D-stam (

): vernieuwen, restaureren; Eng.: to


renew, to restore
4 luddis nar^eja u temenneja (D prec.) 'moge hij mijn
stele en mijn stichtingsoorkonde restaureren'
}
, D part., :
II/2. Dt-stam (
): nieuw gemaakt worden, zich

muddis

vernieuwen

}tedistu ,

utaddusu

vernieuwing AHw \Erneuerung";

5 b
a n tedistisunu (hier apocope ba n i.p.v. ba ni):
`[Marduk] die hun vernieuwing geschapen heeft' Ee-vii9 [de godencultus bewerkstelligt de vernieuwing/ver-

kwikking van het godenleven; De \vernieuwing" ondergaan zij door de gestage voedselvoorziening, waardoor
hun leven in stand blijft.]

x Nb
 }
x }
b
Sil-A-92

u
-t e-e d-de-
su u
 tedde
su

(Dt pres.)

lu-ud-di-is luddis (D prec.) YOS-ix-71,34


mu-ud-di-is, muddis (D part.st.c.) CH-ii-34
I K te-dis-ti-su-nu tedistisunu (+sunu) Ee-vii-9

e
s
s u (`nieuw') BAM578-i-38
, verb.adj. bij !edehu `bedekken'
 , !edu of !wedu `alleen'

=

edhu
edis
4 , Ee-i-118
edu , (latere vorm van !wedu)
gibil

e-di
s 
e di
s

enige

1 h
a ir ed^u atta, (h a iru `gemaal'; - `mijn'): `wees

 Ee-i-155
mijn enige echtgenoot'

}edis , (terminativus !{is achter adjectiva is meestal adverbiaal): enig (in zijn soort), alleen, uniek (soort
telwoord: de stam ed is in andere Semitische talen
`een', maar Akkadisch heeft daarvoor isten); afgezonderd, teruggetrokken, in afzondering
2 uggugat edis.s.isa, (D stat. v. ag
a gu): `zij alleen was
razend van woede' Ee-i-43

e-du-
u, 
e du Ee-i-155

444 >a
ed^u !

e-di
s

, ww.


e di
s

Ee-i-118
, edis(s)isa (+ sa) Ee-i-43

e-di
s -
s i-
sa

id^u, `weten', `kennen'

E-dubba , (tempelnaam; edubba)

Opslag Huis, ook gelezen als ekis ib(3) ba, Edubba-tempel, tempel van de

50

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

god Zababa te Kis. Deze tempel staat als nummer


tien in een Babylonische tempellijst (1e millenium),
die hierarchisch geordend lijkt (naar beroemdheid, kosmologisch belang of naar de veronderstelde oudheid).
Deze lijst bestaat uit drie kolommen. In de eerste staat
de tempelnaam (edubba), in de tweede een omschrijving (bt d Zaba4 ba4 `huis van Zababa') en met in de
derde kolom een geogra sche aanduiding (sa Kiski `die
van de stad Kis')
, tempelnaam, een naam voor de tempel van
Enki/Ea, soms zo ongeveer synoniem met het !Eabzu
1 E-sarramma p
a nukka E-engurrama qatukka (loc. <
*pa numka i.p.v. ina panikka) lett. \het Esarra is voor
u" of \is in uw aangezicht" ) `E. is tot uw [Erra's]
beschikking en E. is op uw handen' erra-iii-D7 Hier is
het Esarra de woning van de hemelgoden, m.a.w. de
gehele kosmos, van zenit tot nadir, staat tot Erra's beschikking.

E-engurra

D HV
e elu



e-engur-ra-ma

p  l

, (ww. i/i-klasse; dubbelzwak


of
? ook
a a lu)
I. G-stam (pres. i  il, pret.  il(?), imp. e il) binden,
ook door een overeenkomst ) verplichten (door schuld);
aanbinden (bijv. v. dieren) [een van de weinige woorden
met twee alefs, de initiele en de expliciet aangegevene;
n.b. een dubbele alef wordt nooit geschreven, een enkele nog wel eens, maar meestal alleen als vocaalbreuk
a-u, u-i, etc.] AHw \binden", \anbinden"; Eng.: to
bind (by an agreement, by magic)

} 
,
(mv.

ook elletu) schuld, onbetaalbare
schuld (bedrag van
de schuld, maar ook de situatie van schuld ) schuldverplichting); het gaat hierbij om een schuld, die men
niet meer kan afbetalen (faillisement). Van deze schuld
kan men zichzelf niet meer bevrijden, maar moest men
worden losgekocht (!pat. a ru). Dit woord voor schuld
is later in de religieuze taal overgenomen met de betekenis `schuld', `zonde'; [nomen van het pirist(um)-type; %nominale typologie; met soms de betekenis van
een verplichting]: `dat je tot een schuld verplicht bent';
AHw \Verbindlichkeit", \Verschuldung";
1 e iltu is.bassuma, (<*is.batsu+ma, G pret. v. s.ab
a tu
`grijpen'), lett.: \schuld(en) grijpen hem" ) `hij raakt
in de schulden', CHx119, schulden waarvan de termijn
verstreken is en geen uitstel van betaling mogelijk is;
dus opeisbare schulden ) `hij kan zijn schulden niet
voldoen', `hij is insolvabel'
I
i-il-ti-
s u, ilti
s u, (st.c. gen. +
s u) CHx38
e-il-tum, e iltum (`schuld')
I
i-hi-il-ti-
s u, ehiltu CHx39


: e-hi-il-tu, ehiltu CHx117x119
, ook: i iltu, ehiltu, ihiltu, !e elu


, (tempelnaam;
egalmah): verheven paleis, de


 als Nin-Isinna van
tempel van de stadsgodin Gula
de stad Isin. Uit het Sumerisch: Egal `paleis' en
mah `verheven'. Ze heeft ook andere namen, onder
 Gula (<Sum. stat. determinatief v. gal; het gal
meer
uit Egalmah): `de Grote/Grootste'; Er zijn nog
vijf andere tempels/heiligdommen m met de naam

e iltu, i iltu, ehiltu, ihiltu

4 bb
4
e iltu


pj  l

(tempelnaam) erra-iii-D7

E-galmah

DW

egalmah



9

, CH-ii-54



E-gal-mah
Egalmah

egeru , (ww. i/i-klasse

pjgr of p  gr ):
3

I. G-stam : dwarsliggen, hinderen; AHw etwa \sich quer

daruberlegen";

}egru , (adj.)

dwarsliggend, zelfst. de dwarsligger AHw


\uber Kreuz", \quer liegend";
1 mu abbit egr
u ti za ir (D part.st.c. v. aba tu `vernielen'): `die de dwarsliggers (en) de vijanden vernietigt'
of (met attribuut voor subst.): `die de dwarse vijanden
vernietigd heeft' Ee-vi-154
P D I eg-ru-ti, egru ti Ee-vi-154
, !igirr^u `reputatie', `orakelwoord' etc.
, !igirr^u `reputatie', `orakelwoord' etc.
, G pret. 1e p.enk. v. !eg^u

egerr^u
egirr^u
egu
4 / , , (pret. 1ep.enk.), CH-xxiv-15
eg^u , (ww. -/u; dubbelzwak p g) G-stat.: nalatig zijn, bee-gu


e gu

hoeftig zijn (ana = `voor', `tegenover') Eng.: to become


careless, negligent, concerning: ana or assu
I. G-stam (pret. gi, gu; pres. iggi, iggu, in OB soms als
pret.) verwaarlozen, gebrek leiden; AHw V \ermuden",

\nachlassig sein"
1 bel btim sa g
u ma, (G pret. subj. + emfatisch -ma):
`de huiseigenaar, die immers nalatig was' CHx125
2 ana : : : l
a eg^u mana ma, (G inf.): lett.: `(opdat) niemand zou verwaarlozen' (voorafgegaan door: `opdat er
geen fouten gemaakt zouden worden') Ee-v-7
mana ma is hier subject in in nitief zin;
een in nitiefzin met subject, een constructie die het
Ned. niet kent, behalve in een archasch voorbeeld: `ieder meent zijn uil een valk te zijn', waaruit (na omzetting tot `: : :, dat zijn uil een valk is') blijkt dat uil het
logisch subject is;
}
, (subst.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta)
Eng.: negligence

eg^utu

4 // V
V
4
/>
egutu !
E-halanki
D
ehiltu, ihiltu, e iltu, i iltu !

PU

, (pret. 1e p.enk.), CH-xxiv-15


i-gu-ma, 
g
u ma (G pret. subj. +ma) CHx125
ig-gi-ma, iggima (G pres. +ma) Ee-vii-149
e-gu-
u, eg^
u (G inf.) Ee-v-7

e-gu


e gu

eg^u
, (tempelnaam, wsl. syn. met !Esangila)
 

e-hal-an-ki Ehalanki erra-i-128
 


, e elu `schuld'


, (subst.vr. zelden m.; st.c. ekal; met suf x ekalla; mv. ekalla tu; < Sum. egal, e `huis', gal `groot'):
paleis, koninklijk paleis, plaats van het koninklijk bestuur, soms vertalen met staat; [behoort tot de groep
van vrouwelijke substantieven zonder -t-, zoals de natuurlijke feminina als ummu `moeder', verschillende lichaamsdelen, zoals sepu `voet' en de woorden umma nu
`leger', harra nu `veldtocht', ekallu `paleis', abnu `steen'
en na ru`rivier'. Het meervoud wordt wel gevormd met
-a tu(m).] AHw \Palast", \Konigshof"; Eng.: (royal)
palace ba b ekallim ext.: palace gate the unbilical ssure
1 ekallum ipat.t.arsu: `de staat zal hem vrij kopen' (een
slaaf met losgeld) CHx32
, (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.)
I. G-stam donker zijn/worden; AHw \dunkel s/w.";
} , G verb.adj., , (vr. ekletu, vr.mv. ekletu): donker,
duister; AHw \dunkel", \ nster";
}
, (subst.; oorsponkelijk vr.mv. bij eklu?) duisternis; AHw \Dunkelheit", \Finsternis";
1 eklet l
a nawa rim: `een duisternis die niet (meer) op-

ekallu

ekelu
eklu
ekletu

51

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

klaart'

}uklu , (subst.):

donker; AHw \Dunkel";


2 d S^n munammir ukli: `Sin, die het donker doet op-

lichten', `die licht in de duisternis brengt' Sin1-2


; uk-li, ukli (gen.) Sin1-2
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam Eng.: to take away (someone of something
2acc.), to conquer, to annex, to snatch away, to absorb
}
, G verb.adj., (st.c. ekim-) Eng.: taken away etc.,
ext.: also stunted,stunted (ext.) atrophiedatrophied
(ext.)
, (tempelnaam; ekis nugal): Ekisnugal, tempel van de maangod Nannu/S^n in Ur. De Sumerische naam hangt samen met gis nu `licht' en gal,
het werkwoord `voorzien (zijnd) van', equivalent met
gar: huis waar het (maan-)licht is. Het is een belangrijke tempel en staat als nummer zes in een Babylonische tempellijst (1e millenium), die hierarchisch geordend lijkt (naar beroemdheid, kosmologisch belang of
naar de veronderstelde oudheid). Deze lijst bestaat
uit drie kolommen. In de eerste staat de tempelnaam
(ekis nugal), in de tweede een omschrijving (bt d S^n
`huis van S^n') en met in de derde kolom een geogra sche aanduiding (sa uriki `die van de stad Ur')

K P E-ki
s -nu-g
al, Eki
s nugal (tempel v. S^
 n te Ur)

ekemu

ekmu

E-kisnugal

CH-ii-20,21

ekkal , Ass. G pres. v. !akalu `eten'; verba primae Alef,


a-klasse; Bab: ikkal
ekmu , verb.adj. bij !ekemu
ekul , Ass.: G pret. v. !akalu `eten'; verba primae Alef,
a-klasse; Bab.: kul
E-kurru , (tempelnaam; D n ekur): de Ekur-tempel (huis

!Enlil in !Nippur. De tempel werd gezien als een van de belangrijkste: staat als
nummer een in een Babylonische tempellijst (1e millenium), die hierarchisch geordend lijkt (naar beroemdheid, kosmologisch belang of naar de veronderstelde
oudheid). Deze lijst bestaat uit drie kolommen. In de
eerste staat de tempelnaam (ekur), in de tweede een
omschrijving (bt d En-ll `huis van Enlil') en met in de
derde kolom een geogra sche aanduiding (sa Nippurki
`die van de stad Nippur')
Berg) van de oppergod

Dn

CH-i-62

*ek^u , (ww. niet in G)


}eku tu , (subst.; vorm is vr.enk. v.*ek^u K 


E-kur
Ekur

):
wees; [samen met almattu `weduwe' de typische rechteloze zonder bescherming van ouder of man, vaak met
weinig middelen van bestaan] AHw 1 in NB etwa \verarmung"; 2 Stand eines Madschens ohne Familie;
K

, eku tim (gen.) CH-xxiv-61
, subst. !*ek^u
, !eli (voorz.) op
, (adv. met sux, zeldz.) buiten AHw \auer";
1 ela s^
asu `buiten hem', `zonder hem';
7 e-la ela (adv.) Ee-vii-114
, vr.mv.; ook eltu, elijatu, !altu
7 I e-la-a-ti, el^ati Ee-v-11
, (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;
 ; G-stat.: puur z/w., heilig z/w., rein z/w., zuiver z/w.,
ku
maagdelijk z/w., zonder smet z/w.; ong. syn met !ebebu;
vrij van schulden zijn; [i.h.a. alles wat met goden te ma-

ekutu
el
ela

4
el^atu
4
elelu

nu s
g

nu s
g

ken heeft; `rein zijn' heeft de jur. betekenis geen schuld


hebben] AHw II \rein s/w.", \frei sein"; Eng.: to
be(come) pure, clean, free of debt,
 , ook vaak
}
, G verb.adj., , (vr. elletu;
ku
!sikil, met klankwaarde el): rein, puur, heilig, glanzend, stralend  synonym ubbubu D v. !ebebu
AHw \rein", \frei", \hell"; Eng.: clean, pure, holy,
free,
1 ina qereb elli Aps^ibbani d Marduk, (N pret. v. ban^
u):
`in het reine/heilige Aps^u werd Marduk geboren' Ee-i82;
[het adjectief ellu komt vaak voor het subst.; misschien
vanwege het feit dat het hier logogra sch geschreven is
en kuabzu op te vatten is als een samengesteld logogra sch teken]
2 ta asu ellu, (verwacht acc. ellam; t^
u `bezwering'):
(hij maakte een) `heilige magische formule' Ee-i-62
3 ellu Anu `de reine Anum' [adjectief voorop geplaatst; komt een enkele keer voor, vooral bij epitheta,
wanneer de eigenschap een wezenlijk onderdeel is van
het substantivum; bijv. eristu Mami `de wijze Mami']
4 sa ukinnu ana il sam^e ell
u ti (D pret. subj. v. k^anu):
`die de reine hemelen van de goden heeft ingesteld' Ee-

ellu/ebbu

vii-16

II. D-stam (

u llulu

): reinigen, weer rein maken; `reinigen'


heeft de jur. betekenis voor rein verklaren, d.w.z. voor onschuldig houden, AHw II \reinigen"; Eng.: to purify,
to keep pure, to declare innocent, free (of debt), to
consecrate (to a god)
5 lillil sag^sunuma sunu l
u pash u (D prec.; sag^u

`kapel'; G stat.mv. v. pasa hu): `hij [Marduk]
reinige hun

heiligdom, opdat z rust genieten' Ee-vii-10
[wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een
mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt]; In Ee-vii-10 gaat de lof op Marduk over
in een wens. Cultische onreinheid kan letterlijk vuilheid zijn. Vuil brengt onrust; de goden worden daarover boos. Er moet reinheid heersen en dit zal gebeuren
via het instituut de mens.
}
, D part., `die zuivert', etc.
6 d Namsub ilu ellu mullilu alaktini (D part., verwacht
st.c. mullil): `N. de reine god, die ons pad zuivert/ons
gedrag heeft gereinigd' Ee-vi-156
II/2. Dt-stam (
, passief of re exief): zich reinigen, gereinigd worden
7 l^
utellil ana ku, (Dt prec. 1e p.enk.): `opdat ik gereinigd worde', `moge ik mij reinigen' Sin1-26b
}
, (subst. ook tliltu; NA: telissu): reiniging;
AHw \Reinigung"; Eng.: puri cation
8 mukl telilti (D part. v. D-tantum kullu !*k^
alu): `die
reiniging vasthoudt/`houder van het reinigingsambt'

mullilu

u tallulu

teliltu

4 5 , , CH-iii-55, Ee-i-62
4^
,
(vr. gen.) CH-iv-22
4  I [ ], (vr. gen.) Ee-vii-16
4 
,
`reine hemel' Sin3-61
1 p.enk.)
9
,
(verwacht:
, Dt prec.
Sin1-26b
;P
,
(D prec.) Ee-vii-10
;
,
(D part.) Ee-vi-156
Ee-vii-19

el-lum ellum

el-lu-tim ell
u tim

el-lu- ti

ell
u ti

an-e k
ume
s


s am^
e ell
u ti

lu-ta-l
l l^
u tallil

li-lil lillil

mul-li-lu mulillu

l^
utallil

52

xP

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

(gen.) Ee-vii-19

elenu , (voorz.; adv.; OB ook elianum, NB, LB ook el^anu,


te-lil-ti t
e lilti

als voorz. ook elen, ela n < el(u) + a n-um; voorz. met
suf x elenukka, etc. anta; ook  ugu):
\dat wat zich boven bevindt", boven; AHw \oberhalb",
\oben", \obendrein" Eng.: above, upstream, byond,
besides, in addition;
, (alternatieve locativus, typisch NB vorm <
elenussu < *elenumsu): bovenop;
1 s
a pik sad^ elenus Tia mat (G part. v. sapa ku `uitstorten'; sad^u `berg'): `[Marduk als d Sirsir] die het gebergte uitstorte bovenop Tia mat'
; K e-le-nu-us elenus (locatief) Ee-vii-70
, (subst.vr.; ook m.; st.c. elep, met suf x eleppa-;
mv. eleppa tu, elepp/ee tu; z gis ma): schip; [behoort tot de groep van vrouwelijke substantieven zonder -t-, zoals de natuurlijke feminina als ummu `moeder', verschillende lichaamsdelen, zoals sepu `voet'
en de woorden umma nu `leger', harra nu `veldtocht',
 `rivier'. Het meerekallu `paleis', abnu `steen' en na ru
voud wordt wel gevormd met -a tu(m).] AHw \Schi ";
Eng.: ship, boat;
, (ww. i/i-klasse) ontspruiten; AHw \sprieen";
}
, nakomeling, achterachterkleinzoon;
ontstaan uit de directe genitiefverbinding lip lpim >
liplippim, [de zgn. kwantiteitsmetathesis: bij verkorting
van lange vocaal ontstaat een dubbele consonant; vocaal en consonant ruilen hun kwantiteit;  en p ) i en
pp]; in later tijd geschreven als

 (g)
 (g), vanwege 
 =l
sa
sa
sa
b/p (< sa = libbu
`hart').
;
;
li-ip-li-ip-p, liplippi CH-iv-67
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam : jubelen, juichen; AHw \schwellen", \jubeln",
\jauchzen"; Eng.: to rejoice
} , (subst.; st.c. ulus.) vreugde; AHw \Jubel",
\Jauchzen"; Eng.: joy, rejoycing, exultation,
1 uls.a(m) epesu (epesu `doen'): Eng.: to rejoice, to
make love;
} , (adv. bij els.u): jubelend; AHw \jubelnd",
\jauchzend";
II. D-stam (
, bet. als S)
III. S-stam (
, causatief): jubelen laten, juichen laten;
T el-s.-is, els.is, Sil-C-68
, G imp. v. !el^u `hoog zijn', `omhoog gaan'
(voorz.) , (in litt. ook el; voorz. dat suf xen accepteerd
elsu etc.): op, boven, over; ook: tegen; `meer dan'
(comparatief) AHw \auf", \uber", \zu lasten von",
\gegen", \mehr als"; Eng.: on, upon, over, above, towards, against, byond, more than
1 eli m^
ati `over het land' bijv. in `wanneer de nieuwemaan over het land zichtbaar wordt' Ee-v-15
2 (sa) zikr p^su nusasq^
u eli ila ni ebbesu (< sasqiu
S pret. subj. 1e mv. v. saq^u S: `zeer verheven maken';
zikr p^su lett.: `uitspraken van zijn mond'; eli als comperatief gebruikt): `wiens bevelen wij hoger/belangrijker maakten dan (die van) de goden zijn vaderen' (of:
`: : : boven die van de goden hebben gesteld') Ee-vi-140
3 idnin
a eli emu qini (G pret.vr.mv. v. dana nu `sterk
z/w.'; eli als comperatief gebruikt; -ni bezit. vnw.
`onze'): [onze bogen] 'worden sterker dan onze kracht',

elenus

4
eleppu

elepu
liplippu, liplpu

eles.u

 

uls.u

els.is

eli
eli

ullus.u
su lus.u

`zijn te sterk geworden voor onze armen', `gaan onze


kracht te boven' erra-i-89
}
, `erop', (vaak elativisch) meer dan
}
, uitdrukking: meer dan vroeger
4 eli kalsunu d Anukki, (volgt op Gtn v. rab^
u `steeds
groter worden'): `groter dan alle goden' Ee-i-156
; e-li, eli, CH-iv-47
;
F e-li sa pa-na, ell sa pa na, Sil-C-12

, eli Ee-i-156

^
-tim, eli ers
. etim (+--tim) Ee-vii-69
, !el^u
, (< voorz. eli + suf x -ja) `op mij' !eli
, (< voorz. eli + suf x -ka) `op jou' (m.; vr. is elki)
!eli
, (adv.): boven; vaak duidend op de wereld der mensen,
tegendeel van !saplis `onder', de wereld der doden;
maar ook: qboven = `hemel' en `onder' = `aarde'; AHw
\oben", \noch dazu";
1 elis u saplis, lett.: boven en onder (vaak bedoeld
als overal, hemel en onderwereld);
2 En
u ma elis: `toen daarboven : : :' (de hemel nog
geen naam had) beginwoorden van het zogenoemde
Babylonische scheppingsepos
3 d Anunnaki gimratsunu elis u saplis (elis u saplis
als bijstelling bij A.; gimratsunu `hun totaal'): `alle
Anunnaki, boven en beneden', of (als bijwoordelijke
bepaling bij z^azu `verdelen' in r. 39): `(hij verdeelde)
alle Anunnaki (over de gebieden) boven en beneden'

elsu
el sa pana

44 a '

eliatu
ugu

ugu ki

elja
elka
elis

Ee-vi-40

Betekenis onduidelijk in volgende voorbeeld (v.Soden:


`luide', `luidkeels'):
4 mn^
a t.ubba ti elis nasatima, (G stat. 2e p.vr. v. nasu^
`dragen'; t.ubba tu `vriendelijkheid', `vrede'): lett. \wat
draagt gij luidkeels vriendelijkheid?" ) (?) `waarom
brengt gij zo luidkeels vrede ter sprake?' Ee-iv-77
5 qibtussu l
u su turat elis u saplis (S stat. prec. v.
wata ru `zeer uitmuntend zijn'; qibtussu pseudo-locativus: `op zijn bevel' heeft geen zin, we nemen het als
nom.): `zijn bevel zij boven en onder zeer uitmuntend'
Ee-vi-104 of (wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van
consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan
om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de
indicativus gebruikt): `zodat zijn bevelsvoering in de
hemel en op aarde als de hoogste geldt'
; e-li-is, elis, (adv.) CH-xxiv-30

4
4y
elsu <
4 b
eltu I

e-li
s eli
s

(adv.) Ee-i-1, iv-77, vi-40, vi-104

( voorz. eli + su; vr. is elsa) erop, op hem; van


eli: `op'
;
e-li-
s u, el

s u, Sil-C-111
, (vr. v. el^u; ook el^atu, elia tu, elijatu): bovenste,
hoogste, bovenste deel van de mond, bovenwereld (= op
het aardoppervlak)
}
, lett.: \hoogste punt van de hemel" )
zenit; logogram anpa;
pa is oorspronkelijk een pictogram van een tak. Het heeft ook tak, stok als lezing
en pa = gidru hat.t.u `(herders-)staf', `skepter'; pa staat

dan ook voor ugula
= pa (w)aklu opzichter, iemand die
op zijn staf leunt. anpa zenit is het punt aan de hemel
(an) waar de staf naar wijst (recht omhoog); via `stok'
pa = s
g mah 
a su `slaan';
 . , ook: zenit;
}

el^at sam^e

el^at sa sam^e

'

53

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

}ela tu/eltu sam^e ,

zenit;

1 ina kabattsama istakan el^


ati (Gt pret. of G perf. v.

saka nu, Gt. temporeel intensief: `duurzaam vestigen';


kabattu `lever', `lijf', `binnenste'; el^ati hier als ellips?),
(beetje raadselachtig: -sa kan haast alleen maar op
Tia mat slaan, uit haar lijf worden hemel en aarde gevormd): `in haar binnenste vestigde hij het zenit' of
(van Soden:) `de bovenwereld vestigde hij in haar binnenste' Ee-v-11
2 res
a n elia tu, (Sum. idioom; resu `bovenste', `eersste', `beste') `opgewektheid', (lett. `opgeheven hoofd',
attribuut na dualis komt in 3e vr.mv.)
}
, (acc.adv.): hogelijk, luid, op hoge
toon
3 ana Tiamat elltamma izakkarsi: `en sprak Tiamat
op luide toon toe' (ma ter markering van het voorwerp
van informatie) Ee-i-36
4 issima Ti
a mat sitmuris elta, (G pret. v. sas^u;
sitmuris `onstuimig'): `zij slaakte luid en zeer woedend
een kreet' Ee-iv-89
;
el-li-tam-ma, ell
tamma (acc.adv. + ma)

elta, ellta

}V

44
ellatu

Ee-i-36

; e-li-ta, elta (acc.adv.) Ee-iv-89


7 I e-la-ti, el^ati (acc.) Ee-v-11
, (subst.; ook elletu, ellutu, illatu, zie illitu onder
!waladu) geboorte, herkomst, afkomst
, (adv.; !eltu I ) `op hoge toon'
, uitspraak van !Enlil
, !Enlilu tu
;
, (adj.;
ku
sikil; !el
e lu `rein zijn'): puur, heilig, glanzend, stralend; zie voorbeeld 1 (en verder) onder
!elelu op pag. 51

ellta
Ellil
Ellilutu
ellu

45
4^
4I
4 

, CH-iii-55, Ee-i-62
(vr. gen.) CH-iv-22
el-lu-[ti], ell
u ti (vr. gen.) Ee-vii-16
-e

, sam^e ellu ti `reine hemel' Sin3-61

el-lum ellum

el-lu-tim ell
u tim

ellutu , (subst.; ook elletu, ellatu, illitu, zie illitu onder


!waladu) geboorte, herkomst, afkomst
elu , nevenvorm v. voorz. !eli (de eindvocaal werd in later
an

k
u me
s

tijd als stomme-e uitgesproken en nu eens met -u dan


weer met -i gespeld)

4
el^u

e-lu elu

Ee-i-42

, (ww. -i; dubbelzwak) G-stat.: hoog zijn, verheven zijn


I. G-stam (pret. li, pres. illi, perf. teli, imp. eli): omhoog gaan, zich opwaarts begeven; ; AHw IV \aufsteigen",

\emporsteigen"; stat. \hoch sein"; \auftreten", \auftauchen"; Eng.: to go up, to ascend, vent. to come up,
to emerge, to appear;
} , G verb.adj., , (st.c. ele-; vr. eltu): hoog, verheven
AHw I \hoch"; Eng.: high, tall, exalted;
1 ibn^
uma ziqqurat Apsu elte, (G pret. mv. v. ban^u
`bouwen'): `zij bouwden de hoge/verheven tempeltoren
[bij de Esagila] naar (analogie van) de Apsu' Ee-vi-63
}
, G verb.adj. vr.mv., , (gesubstantifeerd vr.mv. v.
el^u): Eng.: addional sum,
I/2. Gt-stam (
, bij ww. v. beweging: seperatief,`weg
van'), (pres. telli), + ina , lett.: wegvliegen uit ) omhoog gaan van, uit iets weggaan ) verliezen verbeuren, verspelen, kwijtraken, verduisteren; AHw \hinwegsteigen",
\aufsteigen";
2 ina kaspsu telli, (Gt pres.): `(dan) zal hij zijn geld
kwijtraken' CHx35

el^u

eliatu

etl^u

I/3. Gtn-stam (iteratief, pret. telli); steeds weer omhoog


gaan;

! ' 4 4x

V
7
su ana pa-re-e e-te-ne-la-a
3 libbasu ana par^e etenell^
a (G inf. gen. v. par^u
`braken'; Gtn pres.vent. v. el^u in Gtn `steeds weer omhoog gaan'; zonder vent. tenelli, hier een Ass. 3e p.enk.
met e-): `tot brakens toe komt zijn maag steeds weer
omhoog' of vrij: `(indien een man zonder dat hij gegeten heeft) oprispingen heeft' BAM578-i-27
II. D-stam (
, factitief): hoog maken, verhogen, verheffen; verheven maken; AHw \erhohen";
4 sim
a t d Marduk ull^u sunu uskennu (D pret. mv.;
pres. mv. v. 4-rad. sukenu `zich neerwerpen'; omstandigheidspresens: \maakten zijn lot verheven, terwijl
: : :"): `zij gaven Marduk hoge lotsbestemmingen, terwijl z zichzelf ter aarde wierpen' Ee-vi-96
5 i nulli sumsu (D cohor. = i + pret. 1e p.mv.): `(komaan) laat ons zijn naam verhogen'/ `laten wij zijn
naam hoogmaken' Ee-vi-164
}
, D part., ;
} , D verb.adj., , elativisch: zeer verheven
6 ull^
uma ina il, (D stat., qua vorm ook D pret.): `hij
is zeer de verhevenste/hoogste onder de goden' Ee-i-99
III. S-stam (causatief; pres. uselle, pret. useli, perf.
usteli)

; i-te-el-li telli (Gt pres., ook Gtn pret.)



sa

ull^u

mull^u

ull^u

x4
4 C
44x x C
>>  >
C

 V
Elulum
CHx35

; ^

Sil-A-103, 104

e-li-a-tim eli
a tim

(3e vr.mv. acc.-gen.)

;
e-li-te, el
te (verb.adj. vr.) Ee-vi-63
7 e-te-ne-la-a etenell^a (Gtn pres.)

BAM578-i-27

CH-xxiv-66

u
-ul-li ulli

(D pret.), Sil-C-143
,
(D pret. 3e m.mv.)

u
-u[l]-lu-
u ull^
u

7 ul-la-a-am, ull^am (D inf.acc.) Sil-C-13


; u-ul-li, ulli (D pret.) H.Sip. 17
= ; , mu-ul-li, mulli (D part. st.c.) CH-??-42,43
K ; nu-ul-li i nulli (D cohor.D pret.1e p.mv.) Ee-vi-164
,

ul-lu-ma ull^
uma

(D stat.) Ee-i-99

, (subst.; ook Elu num; later Ulu lum;


g
d
e
kin inanna): in OB de 6 maand: augustus-september
, !Elu num
, (voegw.) Eng.: where(ever)
, (tempelnaam; 9 emah): Verheven Huis, een

 van de Moedergotempel,
in de klassieke theologie
din: Dingirmah/Belet-il/ninmah, onder meer te Ba
 van Umma (rivaal
bel. Ook de tempel
van god S ara
van Lagas) heette Emah (Er zijn bijna twintig andere
tempels/heiligdommen met de naam emah).

9 -mah, Emah, CH-iii-68,69
, (soms: Imar): een stad in Noord-Mesopotamie,
aan de bovenloop van de Eufraat, kruispunt van het
oost-west verkeer.
, (subst.; plantennaam; ook endu, imdu): een soort
Cypresse; (altijd groene naaldboom); AHw ein immergrune Zypresse;
J >


s im
1
s
la
im-di
2
1
1 2 q^
a imdi (imdu ook emdu een of andere Cypresse):
` 12 q^a cypresse' BAM578-i-3

Elunum
ema
E-mah

Emar
emdu


e

54

_
e[m-di
mun
e]me-sal-lim
2 emdi t. 
a bat emesallim (_ mun t. a bu `zout';
emesal `vrouwetong' met
sal `vrouw', maar
ook `dun', ` jn': \ jnproeverszout?"): een bepaalde
varieteit zout BAM578-i-48

s im

s im

im-di
imdi (gen.) BAM578-i-3

s im

e[m-di emdi BAM578-i-48


, (ww. i/i-klasse; OA, vroeg-OB a/u-klasse) G-stat.:
endu < emdu < *emidu [na Oud-Bab. wordt vaak m>n
voor een dentaal of een s, s., q of k]
I. G-stam intrans. (oppervlakken die elkaar raken): leunen tegen, zetten tegen, liggen langs, schurken tegen; over
elkaar heen liggen (in omina: van leverdelen); tegen elkaar
aanliggen (ook in vijandige zin: strijd leveren)
I. G-stam trans. iets ergens tegenaan zetten (2 acc.), opleggen (van boete), belasten; zijn toevlucht nemen tot; AHw
\anlehnen", \auferlegen"; Eng.: to lean against, to
tough, to cling to, to reach, to stand near/by, to place,
to lean (something against something 2acc.) to load,
to impose (taxes, punishment, etc.: acc.; on someone
acc.)
1 endmma, (G imp. 2e p.enk.; < emd + vent. -m +
ma; na Oud-Bab. wordt vaak m>n voor een dentaal of
een s, s., q of k), lett.: \leun tegen mij!" ) kom op!
2 l
u endu dullu ila nima (G stat.prec.; dullu `werk', `ritueel'): `moge zij [de mensen] belast zijn met de arbeid
der goden' (de mens wordt geschapen om het werk van
de goden op zich te nemen: `opdat z, de goden, rust
genieten') Ee-vi-8
3 mid dulli ilma il umtassir (G pret.; dullu
ook: `dienst', `arbeid'; D perf. v. D-tatum mussuru,
!*wasaru): `hij legde (de mensheid) de dienst/arbeid
der goden op en stelde de goden (daarmee) vrij' Ee-vi-34
4 dulla sa il miduni sa
^su (miduni rare vorm, Ass.
subj. is op {uni, moet hier wel subj. zijn, afhankelijk
van ultu in r. 35; sasu onafhank. pron.): `(en toen) hij
hem de dienst der goden had opgelegd' Ee-vi-36
}
+
, (tubqu `hol', `gat', `uithoek'
`schuilhoek'): in alle hoeken toevlucht zoeken
5 end
u tubqa ti, (G stat. mv. < emdu < *emidu ): `ze
hadden in alle uithoeken hun toevlucht gezocht' Ee-iv
s im

emedu

tubqati emedu

113

}arnam + emedu , (arnu ook annu `straf', `zonde'):

straf opleggen
6 annam med
usuma, (G pret. mv. +2 acc.): `zij leg-

den hem (die) straf op' Ee-vi-32


): bij elkaar klitten
), ong. als G trans.: aanleggen (iets
tegen iets anders, 2 acc.); Eng.: to lean, push, rest,
set something on, against something
III/2 St2 -stam (
): verenigen
7 s. 
a bam itti s. a bim sutemid: `verenig de troepen met
(andere) troepen'
Eng.: to bring into contact, to join, to unite, to add
IV. N-stam (
, passief), (N pret. innemid; soms
assimilatie van m>n: N pret. mv. innemdu >innendu ):
i.h.a. \tegen elkaar aan gaan zitten" ) leunen tegen,
belast worden, opgelegd worden; zich verzamelen, verenigd
worden, tezamen komen, tezamen groeperen, (in vijandige zin), samenzweren, de confrontatie zoeken, handgemeen

etmudu
ummudu

I/2. Gt-stam (
II. D-stam (

sutamudu

nenmudu

raken

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

8 innen
u ma Tia mat d Marduk (N pret. mv.): `T. en
M. namen het tegen elkaar op' Ee-iv-93
}
, (subst.; vanaf oud-akk.): stut, steunpilaar,
sokkel; ook hele schrijn, heiligdom;
AHw \St
utze"; CAD 1 support; 2 (a piece of furniture)
3 cult platform, cult foundation, 4 (an astron. term);
5 (unkn. mng. in the name of a calamity)
c en-du, endu (< emdu), (G stat. mv.) Ee-iv-113, vi-8
e
c
en-di-im-ma, end
mma (G imp. 2 p.enk. vent.

nemedu

V
 bV
V
>
-m

) Ee-iv-86

ma

i-me-du-
s u-ma 
med
u
s uma

Ee-vi-32

(G pret.mv.)

i-mi-du-ni miduni (Ass. subj.) Ee-vi-36


E i-mid-ma midma (G pret. +ma) Ee-vi-130

 u-um-mi-su, ummissu <*ummidsu

,V

(D pret.) H.Sip. 23,24

*emequ , (ww.)

in-nen-du-ma innend
u ma

+ma) Ee-i-21, iv-93

n
e-me-du n
e medu

(N pret. mv.

Ee-vi-53

I. G-stam wijs zijn; AHw I \weise sein";



III/2. St-stam
(
): (vurig) smeken, bidden +
ana `tot'; AHw \inbrunstig ehen";
}
, St part., ;

sutamuqu
mustemiqum
}nemequ , (subst.; vanaf OB; O 
wijsheid, verstand, inzicht; synoniem met

  ):
!uznu; AHw
 zu
nam ku

\Weisheit"; CAD knowledge, experience, wisdom (referring to the body of experiences, knowledge, skills,
and traditions which are the basis of a craft or occupation, or form the basis of civilization as a whole),
skill, cunning
}
, G verb.adj., : wijs, verstandig; AHw
\weise", \klug";
=
mu-us-te-mi-qum, mustemiqum

emqu, enqu

4
ememu

t part.) CH-ii-19; CH-iv-65


(S
em-qum, emqum, CH-iv-7,8
= e-mu-uq, emu q (st.c.), Sil-A-37, 38

, (ww. i/i-klasse; Ass. ema mu; ni):


I. G-stam warm zijn, heet zijn; AHw \hei sein, werden";
F

di
s

U*


gaba-su

na

7
u sa-sal-la-su

ne me
s

1 summa amelu irassu u sasallasu emm


a ( ne
afgeleid van , pictogram voor vuurplaats, en staat
voor alles wat met `hitte' te maken heeft; ememu `heet
zijn', `ummu' `hitte', bahru `heet', `gaar'; hier ememu
`warm/heet zijn' (ook kum) hier G stat. 3e vr.mv.; of Gtn
itenemma ; in dualis krijgen predicaat en attribuut de
uitgangen vr.mv.; mes kan op mv. duiden of op Gtn):
`indien een man, zijn borst en zijn rug zijn heet' ) `hij
is koortsig' BAM578-i-50


emm
a (G stat.vr.mv.) BAM578-i-50
, tempelnaam; tempel van !Istar van
!Nineve

E-mesmes

ne me
s

D::

, Emesmes, CH-iv-61

Emete-ursag , tempelnaam, de tempel van de god Zababa



e-mes-mes

in Kis. Sumerisch: ursag `held' en emete heeft het Akkadische equivalent simtu `sieraad'.

s E-me-te-ur-sag
, Emete-ursag, CH-ii-62
, subst.; Ass. vorm v. !immeru `schaap'
, (ook enqu, !*emequ): wijs, verstandig
em-qum, emqum, CH-iv-7,8
= e-mu-uq, emu q (st.c.), Sil-A-37, 38

Dx ?
4

emmeru
emqu

55

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

emu , (subst.; st.c.met suf x triptotisch: emu-, eme-, ema-

) schoonvader (vader van de vrouw) Eng.: father-inlaw (wife'spfather)


, ( 2 w, !ew^u): `zich veranderen in', `worden tot';

i-te-mi, 
temi (G perf.) Ee-iv-88
 ): kracht,
, (subst. bij *emequ; NA ook ama qu;
a
strijdmacht; een woord voor \arm" en verschijnt daardoor wel in de dualis; AHw \Armkraft", \Macht",
\Gewalt";
1 ina em
u q rama n-: op eigen kracht
2 em
u qa n pungul, (dualis; <*puggal D pret. v. paga lu
`sterk z.', D: `zeer sterk'): `hij is zeer sterk in kracht'

em^u, ew^u

ensu

emuqu

Ee-i-18
3 em
u q la sana n, (sana n in status abs.): `ongeevenaarde kracht' Sin1-19
4 tamt.^
ati emu q(n), (tamt.tu `gebrek'): `vermindering
van kracht', `krachtverlies' Sin3-58 (in alle opzichten:

fysisch, mentaal en maatschappelijk)


5 idnin
a eli emu qini (G pret.vr.mv. v. dana nu `sterk
z/w.'; eli als comperatief gebruikt; -ni bezit. vnw.
`onze'): [onze bogen] 'worden sterker dan onze kracht',
`zijn te sterk geworden voor onze armen', `gaan onze
kracht te boven' erra-i-89
= e-mu-uq, emu q (st.c.), Sil-C-132
= e-mu-qan, emu qa n (dualis) Ee-i-18
 e-muq, emu q (st.c.) Sin1-19

444
N

, emu q(n) (dualis, mv.) Sin3-58


a

en , c
enmeli = ensi , c ;
}  , eig. G part. v. !sa alu `vragen' (om een
orakel); `droomuitlegger'
, (< emd), G imp.vr.enk. v. !emedu `leunen
tegen'
e
c
en-di-im-ma, end
mma (G imp. 2 p.enk. vent.

end

sa ilu

V
+

) Ee-iv-86

endu , subst.; plantennaam; !emdu


endu , < emdu < *emidu, G stat. mv. v. !emedu `leunen
-m

ma

tegen'
c en-du
p , endu (< emdu, G stat. mv.) Ee-iv-113, vi-8
, (ww. ? nn ): bestraffen (door goden); AHw \sundigen";
1 napsura enema (N inf. en G inf.): vergeving en be-

enenu

straf ng Ee-vi-131

(acc.) Ee-vi-131

enequ , (ww. <*janaqu; i/i-klasse),


en
e-na en
e na

I. G-stam :

zuigen (van kind aan de borst);


AHw
\saugen";
1 teniqma s.erret d istar
a ti, (G perf.; s.ertu, ook
s.erretu `tepel', `borst'): `hij [Marduk] zoog aan goddelijke borsten' Ee-i-85

III. S-stam
(
, causatief, ww. komt veel in de S
voor): zogen; AHw \saugen";
}
, (subst.; st.c. tenq) zuigeling; AHw
\Saugen", \Saugelohn", \Saugling"; Eng.: suckling
baby
I
i-te9 -niq-ma, 
t
e niqma (G perf.) Ee-i-85
, (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.)
G-stat.: zwak z/w.; bouwvallig z/w.;
I. G-stam (pret. nis, pres. innis verzwakken, vervallen;
AHw \schwach s/w.";
1 maqtu sa nisu, (G pret. subj.; maqtu `gevallene'),

tenqu

enesu

su nuqu

3V

lett.: `de gevallene waarvoor geldt hij is zwak' ) `degene die verzwakt is geraakt' (in sociale zin en niet
zozeer fysiek) Sin3-44
} , G verb.adj., , st.c. enis-; in ensu geen assimilatie van de n; komt regelmatig voor in verb.adj. met
tweede radix n, zoals ensum, kankum (`verzegeld') en
Sum. leenwoorden zoals Entum `hoge priesteres'; zwak,
(ook: de juridisch zwakke partij); bouwvallig; AHw I
\schwach"; Eng.: weak, powerless;
2 dannu u ensu: de sterke en de zwakke
3 dn kitti tusamhar ensa, (S pret. 2e p.enk. v.
 kittu `recht'): `gij [S^n] vermah a ru; dnu `oordeel';

schaft de zwakke recht' Sin3-45
[de goden nemen het op voor de zwakke en behoeftige, een algemene gedachte die later ook in de bijbel
(in legio psalmen) terug te vinden is. De tegenstelling
dat God geen erbarmen heeft met de aanzienlijken en
rijken is echter typisch bijbels]
II. D-stam (
): verzwakken (bijv. een koe door de
honger); AHw \schwachen";

i-ni-
s u, 
ni
s u (G pret. subj.) Sin3-44
c en-sa-am, ensam (acc.), CH-i-37,38
c
en-
sa
, en
s a (acc.) Sin3-45
, de (zoet)watergod (Akkadisch Ea, zie aldaar). Enki
is onder meer sar aps^, Koning van de !Aps^u en bel
nagb, heer der bronnen.
, Ellil, oppergod, de luchtgod, de tweede van de
vier hoofdgoden. De eerste is An (Anu), koning van de
hemel, de (stam-)vader der goden. Enlil is koning van
het aardrijk, het gebied tussen hemel en aarde. [Vergelijk: Enki/Ea is koning van de Aps^u, het gebied onder
de aarde. Enki/Ea deelt de macht over de onderaardse
domeinen met !Ereskigal, koningin van de onderwereld/dodenrijk.]
Enlil is voorzitter van de godenvergadering, bestemmer van de lotsbepalingen, degene die andere goden
toestemming moet geven, hij is de beschermer etc. Hij
is d enkurkur, en `heer', kur `land', dus Heer der Landen; het epitheton van Enlil. Hij is dus niet alleen
heerser over Mesopotamie, maar ook over alle vreemde
landen (alle gebieden met mensen). In het Enu ma-elisepos tablet 7, r. 136 staat abu d Enlil `vader Enlil' deze
(meest essentiele) waardigheid af aan Marduk.
1 d enkurkur sumsu ittabi abu d Enlil (ittabi <
*intabi G perf. v. nab^u) `vader Enlil ggaf hem [Marduk]
de naam Enkurkur' Ee-vii-136 Anu is de eigenlijke vader
der goden, vooral de stamvader; Enlil is van dezelfde
generatie als Anu, broer/neef?
}
(ster/sterrenbeeld) 2 manza z d Enlil u d Ea
ukn ittisu, (D pret. v. k^anu `vast maken'): `hij vestigde
de positie van (de ster/het sterrenbeeld) Enlil en van
Ea erbij/ernaast' (kennelijk bij Neberu) Ee-v-8
d  , d Enlil CH-i-3,4
c
d  l
d Enlil(la) (Sumerisme) ACh-Sin-i-5
c
a,
d
c


, d Enkurkur (Heer der landen)

aU b

Enki

Enlil

ennusu

Enlil

9nn9

Ee-vii-136

en l
l

en l
l

en kur kur

Enlilutu , (subst.; ook Ellilutu, Illilutu, suf x !{utu, {ut

vormt abstracta): Enlilschap, (de functie als die van


Enlil/Ellil), hegemonie, opperheerschappij; [Bijv. Marduk (als stadsgod van het steeds belangrijker wordende Babylon) krijgt in de loop van het eerste millenium

56

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

van de goden die boven hem staan het Enlilschap over


het mensdom.] AHw \Ellil-wurde"; vgl. !Anu tu en
!Ea u tu;
d  -ut, d Ellil
c
u t (st.c.) CH-i-11,12
, tempelnaam, een tempel van Ningirru te Girsu,
ninnu = 50: huis 50.

E-ninnu

9}

en l
l

CH-iii-46

enqu , (< emqu G verb.adj. v. !*emequ): `wijs' etc.


ensu , (G verb.adj. v. !enesu): zwak, bouwvallig;

E-ninnu

Eninnu

1 dannu u ensu: `de sterke en de zwakke';


zie voorbeeld 2 (en verder) onder !enesu op
pag. 55
c en-sa-am, ensam (acc.), CH-xxiv-59
c
en-
s
a, en
s a (acc.) Sin3-45
, (subst.; vr. v. enu < Sum.; geen assimilatie van
de n; komt regelmatig voor in verb.adj. met tweede
radix n, zoals ensum, kankum (`verzegeld') en Sum.
leenwoorden zoals Entum `hoge priesteres';

nindingir(ra)) priesteres (van hele hoge rang), CH x110
x127 x178f. Het logogram staat ook voor !ugbabtu, een
iets minder hoog geplaatste priesteres; voor `verblijf
van de entu-priesteres' !gipar(r)u; AHw \hohe Priesterin"; Eng.: high priestess;


, entim (gen.) CHx127
, (vr. !entu)
e mill. graag met het de, (subst.;
igi, in het 1
terminatief
ii voor de dualis; vr.mv. 
e na tu) !nu
`oog'
1 4 igiII -su
 = erbe enasu (dualis erbe, acc. nu), lett.
`4 zijn zijn ogen', `zijn ogen zijn 4 in getal' Ee-i-95

entu

enu
enu

nin dingir

:!

II

en^u , (ww. i-klasse):


4

igi

-
su


erbe en
a
su

(\4 zijn zijn ogen") Ee-i-95

I. G-stam (pres. inni; intrans.): veranderen,


I. G-stam (trans.), wijzigen; AHw III \umwenden",

\andern"; Eng.: to change, to revert, to revoke


1 wark
a numma dinsu teni: (over een rechter, CHx5)
`en later/daarna zijn uitspraak verandert/wijzigt'
I/3. Gtn-stam (iteratief) steeds veranderen;
f

K
mu
s me
s -
s u i-te-nen-nu-u
2 zm
usu tenenn^u (Gtn pres. v. en^u `veranderen'; f

mu
s z
 mu `gelaat'; er zijn veel uitdrukkingen voor het
veranderen van gezicht. bijv. bij boos worden, hier misschien van kleur? vaak als symptoom van pijn): `zijn
gelaat vertrekt' (van pijn) BAM578-i-29
IV. N-stam (
, passief)
3 l
a innenn^a qibtka, (N pres. vent.; qibtu `bevel'):
`uw gebod zal/kan niet veranderd worden' Ee-iv-7
4 k^
ata qibtka la innenn^a, (N pres. mv. vent. < -ia(m);
k^ata is proleptisch t.o.v. {ka): `wat u betreft: uw bevelen mogen/kunnen niet veranderd worden'Ee-i-158

F in-nen-na-a, inenn^a (N pres. vent. -a(m))

x,

!

nan^u

, C
Ee-iv-7
,FC
Ee-i-158
x,K
BAM578-i-29

in-nen-na-a

innenn^
a

i-te-nen-nu-u 
tenenn^
u

(N pres. mv. vent.)


(Gtn pres.)

(G stat.vr.) Ee-vii-151

enuma (voegw.) , (!inuma; ook inu; voegw.):


e-na-at en^
at

V
4
V
enutu, Enutu
toen

K
K

,
,

i-nu-ma in
u ma

e-nu-ma en
u ma

, suf x

CH-v-14,15, Ee-i-1
Ee-i-113

wanneer,

!{utu, {ut vormt abstracta;

I:

abstractum < Sum. en een bepaalde priester, maar


heeft meer betekenissen, in Akk. en alleen `heer'
II: < !Anu tu en !belu tu, abstractum: `En-schap',
`En-waardigheid', heerschappij, opperheerschappij, dominantie AHw 1 \Herrschaft"; 2 \Stellung des hohen
Priesterin";
1 en
u ssu lu su turat (S stat.prec. v. wata ru `uitmunten'): `zijn heerschappij zij zeer uitmuntend' of (consecutief met het volgende): `moge zijn heerschappij zo
uitnemend zijn, dat (hij zijn gelijke niet heeft) Ee-vi-106

K I d e-nu-ti, d Enu ti (gen.) Ee-iv-82
K
 e-nu-us-su, enu ssu (< *enu tsu) Ee-vi-106
, (subst.vr.; ook ezzum, inzum, izzum; mv. enzetu;
z uz): geit; mul enzu astron. sterrenbeeld de Geit
ong. het huidige sterrenbeeld Lyra (De Lier), dat geldt
als het astrale evenbeeld van Gula, de godin van de
geneeskunst; AHw \Ziege"; Eng.: she-goat, Lyra
z
ana igi mul uz gar-an
1 ana mahar mul enzi tasakkan (mul enzu ook: ezzu,
 `Geit'; men kent ook de associatie gal-geit,
sterrenbeeld
zoals blijkt uit bezweringen; `voor het sterrenbeeld
Geit neerzetten' betekent tenminste een hele nacht laten staan en is als zodanig dus een variant op de uitdrukking ina kakkabi tusb^at, S pres. v. b^atu): `voor Enzi
moet je neerzetten' BAM578-i-40
z mul mul enzi BAM578-i-40
, ww. !eberu `overschrijden'
, (subst.; LB ook ipiru; st.c. eper; mv. ep(e)ru
vaak met enk. bet.; /r/ klank verhindert soms elisie
voorafgaande vocaal, vgl. zikaru, eperu, labiru, asaredu
 , /r/ klank verhindert soms elisie
etc.;
saharha

voorafgaande vocaal,
vgl. zikaru, eperu, labiru, asaredu
etc.) stof, losse aarde (ook in mv.); AHw \Erde",
\Staub"; Eng.: dust, (loose) earth
V e-pe-ri, eper (gen.mv.), H.Sip. 13
V e-pe-ri, eper (gen.enk.), Sil-C-137
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam : onderhouden, de kost geven, verzorgen; AHw
\verkostigen", \versorgen";
} , (subst.; st.c. ipir; mv. ipru;  seba): levensonderhoud; AHw \Gerstenration", \Verp egung";
Eng.: barley ration, food allowance;
, !eberu I `overschrijden'
, (zelden, meestal !apa ru): (het hoofd) bedekken, op het hoofd zetten

4t
4
enzu

eperu
eperu, epru

z
u

4
4
eperu I

ipru

eperu II
eperu III

N]

, it-pur of

(Gt pret. v. apa ru) Ee-i-103

epesu , (ww. in G stat. en D)


I. G-stam AHw \zu schwierig sein"; Eng.: to object
epesu , (ww. e/u-klasse en later soms u/u-klasse;
it-bur itpur


du

):

I. G-stam (pres. ippes/ippus; pret. pus, Ass. epus)


maken, opnieuw maken, doen,
vervaardigen, verrichten, ondernemen, uitoefenen, uitvoeren, voeren (oorlog)
bouwen, in de praktijk vaak herbouwen/restaureren, een

van de taken van de koning: het restaureren van de


vaak al na enkele decennia tot runes vervallen tempels en palijzen; AHw \machen", \tun", \bauen",
\ausuben", \durchfuhren", \ausfuhren", \veranstalten";
1 i npus u
 mu, (cohortativus, aansporende wijs, altijd
in 1e p.mv.): `laten we (dat) vandaag/meteen doen'

57

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

2 ips
a ma kadingirmeski (G imp. mv.): `bouwt Babel!' Ee-vi-57
3 iddin
usumma sarru t il epesa, (G pret. 3e mv. v.
nada nu + dat. sum + ma; G inf. acc. v. epesu `doen',
`uitvoeren'; nada nu + inf. acc.: `toelaten te'): `zij [de
anddere goden] stonden hem [Marduk] de uitoefening
van het koningsschap toe', toe', Ee-vi-99
4 lpusma re u
^t s.alma t qaqqa di (G prec.; re u^tu `herderschap'): `laat hij [Marduk] het herderschap over de
zwarthoofdigen uitoefenen' Ee-vi-107
5 ina Esagila rasbi tepusu
 taqribtu (G perf. mv.;
rasbu `ontzagwekkend'; taqribtu de ceremonie van de
`voorbede', waarin de lotsbestemmingen worden toegedeeld): `(toen) verrichtten zij in het eerbiedwaardige
Esagila een voorbede' Ee-vi-77
6 z
a ninu ssun lpusa (< *za ninu tsun; G prec. vr.mv.
verwijzend naar `het volk' vr.mv. via s.alma t qaqqa di):
`(en) laat z (dan) hun verzorging op zich nemen' Eevi-110 (ondergeschikt gemaakt aan Ee-vi-109: `laat h de
o ers instellen')
}
+
, (acc. v. ala ku `gaan'): reizen
}
+
, (acc.mv. v. kakku `wapen'): lett.:
\het wapen doen" ) vechten, oorlogvoeren
} +
, (ww. idioom < Sum.), lett.: \de mond
(open) doen" ) het woord nemen/voeren, toespreken,
bijv.
7 Aps^
u p^asu pusamma (G pret. vent.) `Aps^u nam het
woord', `Aps^u ging spreken' Ee-i-35
asunu pusuma (G pret. mv.): `(en
8 d Anunnaki p^
toen) namen de Anunnaki het woord' Ee-vi-47
e-pe-sa-am, epesam (G inf. acc.) Sil-A-96, 97
(ina)
e-p
e-
s i-im, ep
e
s im (G inf. gen.) CHx42
i-pu-us, pus (G pret.) Sil-C-141

[i]-pu-
s u, 
pu
s u (G pret. subj.) Sil-A-62

i-pu-
s u-ma, 
p
u
s uma (G pret. mv.) Ee-vi-47

i-pu-
s am-ma, 
pu
s amma (G pret. vent. +ma)

alaka epesu
kakk epesu
p^u epesu

4 4a
ssb
sb
s>VV
xx sb
 sb
4s
s V
sU
s
s

Ee-i-35

(G perf. mv.) Ee-vi-77


i-te-ep-pu-
s u, 
teppu
s u (G perf. subj.)

i-te-pu-
su 
tepu
su


Ee-vi-85

Sil-A-68

;
;

(G pret. 1e p.enk.)
(G prec. +

ma

(G prec.) Sil-C-47
(G prec.vr.mv.) Ee-vi-110
e
n
pu
s (G cohor.; G pret.1 mv.)

li-pu-u
s l
pu
s

li-pu-
s
a

l
pu
s
a

ni-pu-u
s (i)

d
u-u
s

 pu
3 s

li-pu-
u
s -ma l
pu
s ma

Ee-vi-107

Ee-i-126

e-pu-u
s 
e pu
s <*a

(G pres.2e p.enk.) BAM578-i-49


(G imp. mv.) Ee-vi-57

teppu
s

iteppusu

ip-
s
a-ma ip
s
a ma

 UV

I/3. Gtn-stam (
, iteratief)
9 sap
a rsa teppusu muru (sapa ru `werpnet';
Gtn pret. subj., iteratief vanwege 'net'; G pret. mv. v.
ama ru `kijken naar'): `zij namen het net, dat hij had

x  sb

gemaakt, in ogenschouw' Ee-vi-83

i-te-ep-pu-
s u, 
teppu
s u (Gtn pret. subj.)
Ee-vi-83, vi-112

uppusu
muppisu
cerer, sorceress;
II/2. Dt-stam (uteppusu)

II. D-stam (
, factitief, niet algemeen in OB; bet.
ong. als G) AHw OB \berechnen";
}
, D part., , subst.; vr. muppistu; SB: CAD sor-

su pusu
sutepusu
*nenpusum


III. S-stam
(

, causatief) AHw 1 \machen lassen"


etc.; 2 \ausuben lassen", \durchfuhren lassen",
III/2. St-stam (
, causatief) Eng.: to get busy,
active,
IV. N-stam (
), OB: pres. inneppes, pret. innepis, perf. *ittenpes;
IV. N-stam (SB en NB: inneppus, innepus, ittenpus):
doen, maken;
}
, (gesubstantiveerd vr. v. verb.adj. epsum; NB
ook epsetu; st.c. epis, litt. ook epsa met hulpvocaal u;
mv. epsetu; in Ee-vi-85 st.c. aps^et of mv. apset): handeling, arbeid, bezigheid, werk, daad; gedoe; religieus: rite;
AHw \Werk", \Tat";
10 aps^et teppusu (G perf. subj. v. epesu): `het werkstuk dat hij gemaakt had' Ee-vi-85
11 seh^
at(i) epsetsu, (G stat. v. sehu^ `in oproer zijn'):
 daad was opstandig' ) `zijn activiteit was
lett.: `zijn
in moeilijkheden, ondervond obstructie' (door de magische blik van Marduk) Ee-iv-68; in seh^ati: de eindvocaal

moet een zgn. overhangende (overtollige)
vocaal zijn;
e
komt vaker voor in stat. 3 p. vr.enk. v. verba ultimae
voc.; i.p.v. de uitgang -^at ziet men dan -^atu/-^ati/-^ata ,
bijv. in Ee-vi-122: su-pa-a-tu = sup^atu `zij is zichtbaar
gemaakt'; vgl. von Soden GAGx75.c, x75.b noot 11;
x105k; x18e
12 epset
asu likilla (D prec. 3e vr.mv. v. kal^u): `moge
zij zijn werken in gedachte houden' Ee-vii-18
13 kal^
a epsetusu ja nu (kal^u `totaliteit'; ja nu een substantief dat non-existentie uitdrukt) 'Er is geen enkele
rite van hem' CT51,161,r. 11
} + sux +
, (idioom < Sum.; het substantief bij de werwoordelijke uitdrukking p^a epesu), lett.:
\de daad van de mond", \mondmaaksel" ) toespraak,
bevel, woord, antwoord, last, instructie
14 epsa p^kunu d Girra linh, (D prec. v. n^
ahu `rust

 Girra'
hebben'): `jullie toespraak kalmere
(de vuurgod)

epistu

p^

episu

Ee-i-161
15 epsu p^ka li  abit lum
asu, (N prec. v. aba tu I met

sterke alef; epsu(m) locativus= ina epes p^ka): `moge


door uw bevel het sterrenbeeld vernietigd worden' Eeiv-23
16 epsu psu ana d Ea, (locativus): `met zijn toespraak tot Ea' Ee-vi-3
17 epsu psu il
u upaqqusu, (locativus; D pret. v.

!puqqu): ( ) `op zijn woord letten de goden op hem'


1

of (2 ) als casus pendens en -su resumptief: `de goden


sloegen acht op zijn toespraak' Ee-vi-19
18 epsu p^su il
u lipiqqsu (prec. v. D-tantum puqqu
`letten op', `aandacht schenken aan'; epsu locativus,
als ana epis of ina epis: `op zijn bevel'): `laten de goden acht slaan op hem, op zijn bevel' Ee-vi-104 of (met
-su resumptief): `laten de goden op zijn bevel achtslaan'; of (cf. von Soden -su = Marduk): `laten ze op
hem letten, wanneer hij een bevel geeft'
 !dugud! e-pis ka-su dugud
19 epis p^su kabit (!dugud! dugud G stat. v. kab
a tu
`zwaar zijn'), lett. \het doen van zijn mond is zwaar"
) `het spreken valt hem zwaar'/`zijn spreken is moeizaam' BAM578-i-50 (ook van oren gezegd: `doof'; elders,
bijv. in het enu ma elis-epos juist in de betekenis: \wat
hij zegt is gewichtig")
}
, (st.c. epset, voor su . epseta=, ook epset=,

4Z

epsetu

58

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

poetisch voor epistu), ook: arbeid, werk, daad, handeling;


20 imtars.amma epsetasun elisa, (G perf.vent. v.
maras.u +eli `iem. mishagen'): `hun daad mishaagde
haar' Ee-i-27
21 seh^
at(i) epsetsu, (G stat. v.sehu^ `in opstand zijn'; -i
 vocaal): `zijn daad was
 in opstand' ) `zijn
overtollige
[Kingu's] activiteit ondervond obstructie' (door de magische blik van Marduk) Ee-iv-68
:
ep-
s e-tu-
s u, ep
s
e t
u
s u CH-iv-46

ep-
s e-ta-
s u-un, ep
s eta
s un (vr.enk. +
s un)

o b
Ee-i-27
o b8
ob
:
:
a ,
! ,
 !  !
 b  b
b ,
H.Sip.a27: b

(vr.mv. +su) Ee-vii-18


,
(+ su) Ee-iv-68
ap-
s et ap
s^
et (st.c. i.p.v. ep
s^
et) Ee-vi-85
ep-
s a ep
s a (litt. st.c.), Ee-i-161
ep-
su
 ep
s u Ee-iv-23
ep-
su
 pi-i-
su
, ep
s u p^

s u Ee-vi-19
ep-
s u pi-i-
s u, ep
s u p^

s u Ee-vi-103
ep-
s u ep
s u Ee-vi-3
ep-
s a-tu-
s u, ep
s
a t
u
s u (st.c. vr.mv. +
s u),
ep-
s e-ta-
s u ep
s
e t
a
su

ep-
s et-su ep
s etsu

}tepsu , zie itpesu hieronder


}itpesu , (ook: tepsu): vrij lett.: bedreven; dqzeer
doenig ) wijs, ink, knap, bekwaam;
[pitra s-type nomen (%nominale typologie); iets Gtachtigs: wel eens intensief: \zeer", bijv. itpesu `bekwaam' bij epesu `vervaardigen'] AHw \erfahren",
\tuchtig";
22 itpesu, (als bijstelling in Ee-i-59): `wijs'

b
NN a

,
,

it-pe-
s u itp
e
su
it-pe-
s a itp
e
sa

logogra sch:

0K

alla-nu


du

(st.c.+ su) Ee-i-59


(st.c.+ sa) Ee-vii-117

-us

23 all
a nu teppus (alla nu `eik', `eikensap', en alles wat

op een eikel lijkt, bijv. voorwerp van hout `plug', `zetpil'; G pres. 2e p.enk. v. epesu `maken'): `[met dat spul
gekneed uit die ingredienten] een plug/zetpil samenstellen' BAM578-i-49
paradigma voor verba primae aleph, de e-groep:
pres.
pret.
perf.
part.
imp.
inf.
V.A.
stat.
pres.
pret.
perf.
part.
imp.
inf.
V.A.
stat.

Gt

Gtn

ippe
s


terrub


teneppe
s


pu
s


terub


teppe
s


tepe
s

*
teterub

*
teteppe
s


e pi
su

m
u teppi
su

epu
s

etrub

*eteppe
s

ep
e
su

*etrubu

iteppu
su

ep
su

epi
s

*etrub

S

*eteppu
s

uppe
s

u
s eppe
s

inneppe
s

uppi
s

u
s
e pi
s

innepi
s

u
 teppi
s

u
s t
e pi
s

*ittenpe
s

muppi
su

mu
s
e pi
su

munnep
su

uppi
s


su
 pi
s

uppu
su


su
 pu
su

*nenpu
su

|
uppu
s

su
 pu
s
|
volledige vervoeging van de G-tijden
Presens-G
Preteritum-G
Perfectum-G
uppu
su

3e enk. irrub
2e m.enk. terrub
2e vr.enk. terrub
1e enk. errub


su
 pu
su


rub


terub

t
e rub

t
e terub

t
e rub


t
e terb



e rub


e terub

3e m.mv. irrub
u
3e vr.mv. irrub
a
2e mv. terrub
a
1e mv. nirrub


rub
u


terb
u


rub
a


terb
a

t
e rub
a

t
e terb
a

n
rub

n
terub

epinnu , (subst. < Sum. zowel m. als vr.; ( 8

apin;
mv. epinnetu) zaadploeg CHx259; AHw \Saatp ug";
[ook !maja ru]; etymologie onbekend, meer een soort
vore-trekkende ploeg; een ploeg in de oudheid is meer
een soort woelstok, de echte kerende ploeg ontstond
pas in de Karolingische tijd. Dat hangt samen met het
juk. In de oudheid lag het juk rond de nek, later vanaf de borst/schoften, waardoor een grotere trekkracht
mogelijk is.
mul gi
s
, (subst.;
8 mul gis apin; mul determinatief voor sterren, apin !epinnu `ploeg')

Epinnu

(8

gi
s

9
' b}

Ploeg(ster)

c
d En-ll
1 Epinnu Enlil (`De ploeg, Enlil') Mul.Apin, I-1

c
a-lik pa-ni mulmul gis su-ut d En-ll
2 Epinnu Enlil, 
a lik pa ni kakkab su t Enlil ('die de
sterren van Enlil voorgaat') Mul.Apin, I-1
, ass. voor pir: G pret. v. !apa ru
, G stat. v. !epesu
, subst. !epesu werk, daad, handeling, gedoe
, G part. v. !epesu
, Ass.: D imp. v. !epesu `maken' etc.; verba primae
Alef, e-klasse; (Bab.: uppis)
, Ass.: D stat. v. !epesu `maken' etc.; verba primae
Alef, e-klasse; (Bab.: uppus)
, Ass.: D inf. en D verb.adj. v. !epesu `maken' etc.;
verba primae Alef, e-klasse; (Bab.: uppusu)
, (subst.): Eng.: leprosy
1 epqa ma^
u Eng.: to become covered with leprosy
, !eperu
, (subst.; poetische nevenvorm v. epistu, !epesu):
werk, daad, bezigheid, handeling, gedoe; religieus: rite;

ep-
s e-ta-
s u-un ep
s eta
s un (vr.enk. +
s un)
dish

mul gi
s

C?

apin

epir
epis
epistu
episu
eppis
eppus
eppusu
epqu
epru
epsetu

o b8
ob
Ee-i-27

(vr.mv. +su) Ee-vii-18

epsu , G verb.adj. v. !epesu `maken' etc.


epus , G imp. v.e!epesu `maken' etc.
epus , G pret. 1 p.enk. v. !epesu `maken' e
4s ,
(pret. 1 p.enk.) Sil-A-68
eqletu , vr.mv. v. eqlu ( ph.ql ): akker, veldp
eqlu , (subst.; st.c. eqel mv. eqletu (vr.); h.ql ; C  ):
ep-
s e-ta-
s u ep
s
e t
a
su

e-pu-u
s 
e pu
s <*a

 pu
3 s


a 
sa

veld, akker AHw \Feld", \Gelande"; Eng.: plot of land,

eld, area, region


1 eqel nid^
utim: woeste grond, onbebouwd land;

C b b

 -
su u

s u, eqel
s u u kir^
a
s u,
6 -
`zijn akker en boomgaard', CHx27
, Ass. vorm v. !erebu `binnenkomen' etc.

a 
sa

kiri

erabu
erbe- 

 m , (< Sum.; niet duidelijk hoe uit te spreken);


ta a
getal + taam: in viervoud, in vier keer, voor de vierde

keer
1 irtib
u erbe-taam hassa(n)', (< irtabu G perf. mv.;
dualis hassu `oren'): `de oren groeiden alle vier', `elk

der vier oren [van Marduk] werden groter en groter'


(symbool van wijsheid) Ee-i-97
4  , erbe-  , Ee-i-97

U C

m
ta a

m
ta a

59

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

erbet , G stat. 3e vr.enk. v. !erebu `binnentreden', 3e m.enk.


is ereb
erbettu , (ook irbettu; ||
; vr. v. !erb^u, status abs.

limmu

erbet): vier;
1 is.midsimma erbet nas.mad, (G pret. + dat. sim v.
s.ama du `aanspannen'; erbet vr. status abs. `vier'): `hij
[Marduk] spande een vierspan in' Ee-iv-51
, (subst. <erbiu; ook erbu, erebu, ereb^u, aribu):
sprinkhaan; collectief: sprinkhanen, sprinkhaanzwerm; AHw
\Heuschrecke";
}
, lett. aanval van sprinkhanen, sprinkhanenplaag
, (vr. erbettu , ook !arba u, status abs. erbet):
vier
1 4 igiII -su
 = erbe enasu (dualis erbe, acc. nu), lett.
\4 zijn zijn ogen", `zijn ogen zijn 4 in getal' Ee-i-95
2 s
a r erbetti sa puluht, (hier telwoord in st. rec. en
het getelde in st.c. of status abs., dus anders dan gewoonlijk, telwoord in status abs. en het getelde in status rec.: sare erbet): `(hij creeerde) de vier winden, die
vrees aanjagen' Ee-i-115
^ er-be-tim, erbettim (gen.), CH-ii-2,3,4

I er-bet-ti, erbett (status rec. gen. mv.) Ee-i-115

erb^u I

tib^ut erb^
erb^u II

U : !

II

(\4 zijn zijn ogen") Ee-i-95

ereb^u , subst. ook erebu; !erb^u I , `sprinkhaan'; `sprinkhaanzwerm';


erebu , (ww.; Bab. u/u-klasse, Ass. a/u-klasse; p rb verba
4

igi

-
su
 erbe en
a
su

primae Alef, e-klasse; Ass.: era bu; : ku4 )


I. G-stam (pres. irrub, met sux -ma irrumma, pret.
rub) binnenkomen, (de onderwereld) binnengaan, binnentreden; meestal met ana, bijv. ana bti erub `ik trad het
huis binnen';
erebu is tegendeel van !was.u^ `uitgaan'; AHw \eintreten", \untergehen" (Sonne), \hineingehen", (in
vent.:) \hinauskommen", \Hinausgehen"; \eindringen" (feindlich); Eng.: to enter, to arrive, to invade;
}
, (subst.; pars-nomen; ook irbu): lett.: binnentreding ) inkomen; als term bij o ers: gave; [pars(of pers) type nomen (vr. parsat (perset), %nominale typologie) voor primaire, niet van ww. afgeleide nomen zoals kalbu `hond', kalbatu `teef'; mar u >
ma ru `zoon', ma rtu `dochter'] AHw I \Einkommen"; II
\Untergang", \Sonnenuntergang";
d
}
, zonsondergang ) westen; ereb hangt
samen met Arabisch ma_greb, `het westen', ook de benaming in het Arabisch van de regio Marokko, Algerije en Tunesie. Vergelijk Arabisch algarve < al-_garbah
( al is het lidwoord, g_ arbah hangt samen met ma_grab),
een landstreek in het zuiden van Portugal, maar `ten
westen' van het door de Moren bezette deel van het
Iberisch schiereiland;
1 ana bt sanm erebu, lett.: `het huis van een ander
binnengaan' ) samenwonen met een andere man, intrek

erbu

ereb Samas

nemen bij een ander CHx133


III. S-stam (
, causatief) AHw \hineinbringen",

su rubu

\hineinfuhren";
2 imhulla usteriba, (S perf. vent.): `zij (Ti
a mat) liet
 ulla-wind binnen' Ee-iv-98
de Imh
D
[i-ir]-ru-ub, irrub (G pres.) CHx133x134
D
i-te-ru-ub, 
terub (G perf.) CHx110 x133b x135
x

x 22
o s

136

li-
s e-ri-bu

li
s
e rib
u

 prec.mv.) Ee-vi-110
(S

2V
Bb V
x
eredu
D

er-ru-ub-ma errubma

erra-i-125

K
D

i-rib-
s u-nu irib
s unu

erra-i-125

(G pres.< irrub+ma)

(st.c. erbu) Ee-vii-111


(G pres.< irrub+ma)

i-ru-um-ma irrumma

V  us-te-ri-ba, usteriba (S perf. vent.) Ee-iv-98


, (ook: ara du), !wara du `afdalen'
, (subst. < Sum.; plantennaam; ook erinnu):
ceder (welriekende, altijd groene naaldboom); AHw
\Zeder";
e gis eren gis surmin
1 erenu surmenu (opsomming van welriekende planten voor een recept): `ceder, cypres : : :' BAM578-i-48

erenu

((
(
erepu
gi
s

eren

er
e nu

BAM578-i-48

, (ww. u/u-klasse; denominatief: een ww. waarvan


het subst. de grondvorm is en die dan altijd primair
toestandsww. zijn; bij erpetu, urpatu `wolk';
{
imdir)
I. G-stam AHw \sich umwolken";
} , G verb.adj., , ( { imdir) bewolkt;
}
, (subst.;
{ imdir) wolk; bewolking;
AHw \Wolke";
 prec. v. kas. a bu in
1 Mummu erpeti listaks.ibamma (St
G `verminderen', met vent. -am en sux ma): `moge hij
[Adad] als Mummu de wolken tot ontlading brengen'

erpu
erpetu

Ee-vii-121

}urpu , (subst.; m. en vr.;

king; AHw \Wolke", \Gewolk";

}urpatu ,

) wolk; bewol-

im dir

(subst.;
{ imdir) wolk; bewolking;
\Wolke";

I er-pe-e-ti erpeti (acc.) Ee-vii-121


, (subst.vr.; st.c. ereq; met suf x ereqqa-; mv.
ereeetu;
upgisjmargdda): Eng.: wagon,
cart (astron.pa constellation)

, (ww.
a ru II ; ook tara ru, hara ru,
6 rr !ar
G pres. irrur, G pret. rur, ihrur, G perf. itarur =G pret.

v. tar
a ru):
I. G-stam : sidderen, trillen (met al die r's in het woord
hoor je 't trillen); akkeren ) opbranden; zie voorbeeld
1 (en verder) onder !ara ru op pag. 21
D
it-ru-ra, itrura, (G perf.vr.mv. of G pret. v.

4

AHw

ereqqu
ereru

( 3 sO

N H

) Ee-iv-90

Ereskigal , (Sum. eres een woord voor `meesteres', kigal


tar
a ru

`groot land' = `dodenrijk') koningin van de onderwereld


, (ww.; Bab. i/i-klasse, oud-akk., Ass. a/u-klasse;
oud-akk. erasum, arasum; Ass. arasu(m))
I. G-stam : cultiveren (een akker), ploegen, in cultuur brengen, bebouwen; bewerken; spec.: inzaaien; AHw \besaen";
}
, (subst.; parra s-nomen; oud-akk. ook

arrasum):
landbewerker, boer, pachtboer, landarbeider [parra s-type
nomen en adjectieven (%nominale typologie) voor beroepen in ruime zin (beetje participiaal); ook gewoonten en zaken die men \pleegt te doen"; nappa hu `smid',

dajja nu `rechter', sarra qu `dief', wassa bu `bewoner',
`huurder'] AHw \Landpachter", \Landwirt";
}
, (subst.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; bij erresu): bedrijf van de landarbeider ) landbewerking, pacht (van land); AHw \Pacht zur Feldbestellung";
1 ana erresu
 tim sus.u, (S v. !was.u^ `uitgaan', `te

eresu I

erresu

erresu tu

60

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

voorschijn komen'): `een akker pachten', `pachten'


2 ana erresu
 tim uses.ima (S pres. v. !was.u^ + ma),
CHx42
3 eqlam sus.u, ook:

een akker pachten, pachten; [De


pachtsom bedraagt meestal 1=3 tot 1=2 van de opbrengst, bij boomgaarden tot 2=3.]
V ^ er-re-su-tim, (ana) erresu tim (gen.) CHx42
V
er-re-
s i-im, err
e
s im (gen.) CHx45
, (ww. i/i-klasse; Ass. erasu)
I. G-stam : wensen, vragen om; verlangen, opeisen, vorderen (iets van iem. 2 acc.); AHw II \verlangen", \fordern", \erbitten", \wunchen"; Eng.: to ask, to request
(something acc., from someone acc. or itti), to desire,
to wish;
1 sa teris
a sipirsu (G pret. 2e p.mv.; sipru `werk'):
[bouwt Babel!] `wiens bouw gij hebt verlangd' Ee-vi-57
2 rissu-ma libbasu epis t
a h a zi (< *irissu G pret.
eresu +2  acc:; 1e acc. -su; 2e acc. epis ta h a zi) `zijn
hart verlande van hem strijd te voeren' erra-i-6
}
, (subst.; ook iristu; st.c. vr. ersat):
wens, verlangen, eis, vereiste, behoefte; zie voor eristu
`wijs' verb.adj. vr.enk. v. !ersu; AHw \Verlangen",
\Bedarf";
3 erista eresu, (paranomastisch: een wens wensen):

eresu II

eristu, erestu

wensen
4 zanan
u tu ersat parak ilma, (nominale zin): `verzor-

ging is de behoefte van een godentempel' Ee-iv-11


1
>
sI
s
la e-ri
s -ti asa
3
5 13 q^
a eristi eqli (een plantennaam in een recept, lett.
\behoefte van het veld", een gen.subj.: waar het veld
behoefe aan heeft of graag mee bedekt wordt, bijv. te
vertalen met \akkerverlangen"): ` 13 q^a \akkerverlangen" ' BAM578-i-5
V i-ir-ri-is, rris (G pres.) `zal opeisen' CHx30
s
i-ris-su-ma, 
rissu-ma (G pret.+
s u) erra-i-6
s I e-ris-ti, eristi (gen.) BAM578-i-5

er-
s at, er
s at Ee-iv-11
V te-ri-sa, terisa (G pret. 2e p.mv.) Ee-vi-57
, ww. i/i-klasse, !irsu
, (!eristu), verb.adj.vr.enk.: `wijs'
, G stat. v. !erebu
uru
, (subst.; & W
Eriduki ; ook geschreven als
& eridu8 ): de stad Eridu;
Eridu is een van de oudste Mesopotamische steden gelegen in het uiterste zuiden aan een meer of (toenmalige) binnenzee aan de monding van een zijarm van de
Eufraat. De beschermgod is de (water)god Enki (Akkadisch Ea). Diens tempel, de E-abzu, is vele malen herbouwd, in Ur-III tot aan Nebukadnezar-II toe. Diepgravingen tot aan de natuurlijke bodem tonen in de
diepste (genummerd xvii) laag resten van muren.
uru
ki
&W
Eridu , Eridu, CH-i-64,65
&

8 Eridu
, (of erestu), verb.adj.vr.enk. v. !ersu : `wijs'; zie
voorbeeld 2 (en verder) onder !ersu op pag. 60
V p
e-ri-i
s -tum, eri
s tum CH-iii-28,29
, (subst. rnn !irnittu): zege, triomf overwinning
, (subst. !erepu) wolk;

I er-pe-e-ti erpeti (acc.) Ee-vii-121


, de stadsgod van de stad !Kuta, een onderwereld guur, ook wel oorlogsgod, die de (vervelende) bijverschijnselen van de oorlog veroorzaakt. Later onstaat

4n V
x U
eresu III

erestu
erib
Eridu

eristu

eri du

ernettu
erpetu
4
Erra

een syncretisme met de god Nergal. Erra is, ondanks


hetpSum. uiterlijk van het woord, een Semitische naam
( rr , `droogte', `dorheid', !urruru, aan het vuur
drogen)

2
Er-ra
, Erra, CH-ii-69erra-i-5
p
, (subst.; h.rt), !eresu II : boer, pachtboer
, (subst. bij erresu, !eresu II ): het bedrijf van de
landarbeider ) de landbewerking, `pacht (van land)'; zie
voorbeeld 1 (en verder) onder !eresu II op pag. 59
, (subst.; mv. erretu , !ara ru I `vervloeken') ver-

erresu
erresu tu

erretu
vloeking
err^u , subst. plantennaam!irr^u
erru , (subst.; mv. erru) darm; mv. ingewanden AHw
\Darm", in mv. \Eingeweide"; Eng.: in mv. intestines
errub , G pres. 1e p.enk. v. !erebu `binnengaan' etc.
erub , G imp. v.e!erebu
erub , G pret. 1 p.enk. v. !erebu `binnengaan'
erub , G pret. v. !erebu `maken'; verba primae Alef, eklasse; Bab.: rub
ers.etu , (subst.; parsat- (perset) nomen; st.c. ers.et; mv.

ers.etu;
ki):
aarde, land, landstreek, streek, grondgebied, bodem; soms ook: onderwereld; een van de vele
woorden voor \onderwereld", \alles onder de aarde",
\de wereld der doden", maar soms gebruikt in tegenstelling tot `hemel' en omvat dan vaak ook de aarde
zelf, de wereld der mensen; er zijn tientallen woorden
voor dit begrip; vgl. ers.etu `aarde', saplis `onder', `wereld der doden' met elis `boven', de wereld der mensen; [pars- (of pers) type nomen (vr. parsat (perset),
%nominale typologie) voor primaire, niet van ww. afgeleide nomen zoals kalbu `hond', kalbatu `teef'; mar u
> ma ru `zoon', ma rtu `dochter'] AHw \Erde", \Unterwelt", \land"; logogra sch:
1 mal^
u ki-ta dagal-ta = mal^u ers.eta rapasta, (acc.):
(het maanlicht van S^n) `vult de wijde aarde', `vult
gans de aarde' Sin1-7

^
gi
s hurme
s
an-e
u ki-tim

2 us.r
a t sam^e u ers.etim (st.c. mv. v. us.urtu): `het ontwerp van hemel en aarde' ACh-Sin-i-6 (de tekeningen,
de plannen: hoe hemel en aarde in elkaar steken)
W

^
^
h
enun
ugu
ki-tim
dagal-tim

3 musaznin nuhsi eli ers.etim rapastim (henun nuhsu
 rapsu `wijd', `breed'):`die rijkdom

`overvloed'; dagal
doet regenen over de ganze aarde' (het wijde land) Ee-

( 

vii-69

er-s
. e-et, ers
. et (st.c.) Sil-C-110
^ er-s.e-tim, ers.etim (gen.), CH-i-5
-ta, ers.eta (acc.) Sin1-7
, st.c. vr. v. eristu: !eresu

er-
s at, er
s at Ee-iv-11
, (adj.; ook zelfstandig; st.c. eris) wijze, kundige;
epitheton van d Ea AHw \weise"; Eng.: wise, clever,
skillful
1 d Ea ersu `de wijze d Ea' Ee-vi-35
}
, (of erestu, verb.adj.vr.enk.) wijs;
2 eristu Mami `de wijze Mami' [adjectief voorop geplaatst; komt een enkele keer voor, vooral bij epitheta,
wanneer de eigenschap een wezenlijk onderdeel is van
het substantivum; bijv. ellu Anu `de reine Anum']
er-su, ersu Ee-vi-35

ersat
n
ersu I

eristu

ki

61

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

CH-iii-28,29

ersu II , G verb.adj. v. !eresu I


ersu III , (G verb.adj. v. !eresu II `wensen') `gewenst'
^eru , (ww. e/e-klasse)
I. G-stam Eng.: to awaken, to be(come) awake, alert
}eru, G verb.adj., (st.c. er) Eng.: awake, alert, watchful,
E-sagila , (tempelnaam; D s @ esaglad, ook gee-ri-i
s -tum eri
s tum

schreven als esaggl): E-sagila-tempel van Marduk


te Babylon (g als ng uitspreken), met de tempeltoren (de ziqqurat) Etemenanki, die in Gen.11:4,5 misschien op de achtergrond staat en door Herodotus genoemd wordt. Na de plundering van Babylon door
Takult{Ninurta I werd het kultus-beeld van Marduk verhuisd naar Assyrie, later aan het eind van de
Kassietenperiode naar Elam en tenslotte teruggehaald
door Nebukadnezzar I. De E-sagila is een belangrijke
tempel en staat als nummer drie in een Babylonische tempellijst (1e millenium), die hierarchisch geordend lijkt (naar beroemdheid, kosmologisch belang of
naar de veronderstelde oudheid). Deze lijst bestaat
uit drie kolommen. In de eerste staat de tempelnaam
(esagl), in de tweede een omschrijving (bt d Marduk
`huis van Marduk') en met in de derde kolom een geogra sche aanduiding (sa ba biliki `die van de stad Babel')
1 Esagila mehret Apsi, (epitheton van Esagila; mehret
subst. `evenbeeld'): `Esagila, het evenbeeld van de
Apsu' Ee-vi-61 (waar Marduk's vader Ea woont)


2 Su-anna-ma
tapaqqid E-sagila-ma
tuma  ar (Sjuanna, lett. \hand van An", een andere naam voor de
stad Babel; G pres.2e p.enk. v. paqa du; G pres.2e p.enk.
v. ma  
a ru, nevenvorm van !w^aru, in D mu urru `op daarover voert gij het
dragen|, `bevelen geven') `S,
gezag , het E. bestuurt gij' erra-iii-D8

s
E-sag-
la, E-sagila CH-ii-12, erra-i-125
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam Eng.: to assign
, (ww.)
I. G-stam alleen G-stat. esil: opblazen, doen opzwellen;
AHw \aufbl
ahen";
IV. N-stam (
, passief): opgeblazen worden
IV. N-stam (
, ingressief bij intransitieve G, vaak
bij toestandsww., iets met een beginmoment): opge-

D @

esehu
eselu

nensulu
nensulu

zwollen raken
1 innesil libbasama, (N pret.): `haar buik raakte opge-

zwollen' Ee-iv-100
in-ne-sil, innesil (N pret.) Ee-iv-100
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam Eng.: to collect, to gather up
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam : inkrassen, inkerven; AHw \einritzen", \(Bild)
einschneiden";
} , (subst.; ook isqu, esqu; st.c. isiq, mv. meestal
als vr.mv. isqatu): aandeel, deel, lot, taak, bestemming;
in profane teksten deel van inkomen, inkomen (verbonden aan een tempeldienst); tech. betekenis: aandeel in
de cultusdienst, Elke god heeft een isqu, datgene wat
hem in een godenvergadering als taak is toebedeeld,
zijn bestemming. Ook (NB): (tempel)-praebende; AHw
\Los", \Anteil";
1 ana d Anunnaki sa sam^e u ers.etim uza  izu isqat-

esepu
esequ

isqu

sun (D pret. subj. v. z^azu `delen'; verwacht in vr.mv.


isqatisun, hier litt. vorm): `(en toen) hij [Marduk] aan
de goden van hemel en aarde hun aandelen had toegewezen' Ee-vi-46
2 mu add^
u isqisun (D part. bij D mudd^u !*wad^u):
`[Marduk] die hun (o er)aandeel in de cultus toewijst'

(b 8
(b8
eseru I
Ee-vii-7

is-qat-su-un isqatsun

) Ee-vi-46

(st.c.vr.mv. verwacht

isqati
s un

is-q
-
s u-un isqi
s un

(st.c. gen.) Ee-vii-7

, (ww. i/i-klasse; Ass. asa ru)


I. G-stam (pret. sir, pres. issir) opsluiten (in 't gevang),
gevangen nemen; AHw II \einschlieen"; Eng.: to enclose, to shut in
1 d Mummu tasir, (G perf.): `hij [Ea] zette Mummu
gevangen', `hij sloot M. op' Ee-i-70
2 sirsun
u tima, (G pret. + sunu ti + ma): `hij nam
hen gevangen' Ee-iv-111
}
, gevangene, krijgsgevangene; AHw \gefangener", \Kriegsgefangener";
}
, (subst.; ook mesiru; OB, MB, SB): omsluiting, omsingeling; AHw \Einschlieung"; CAD 1 imprisonment, detainment; 2 diculties, hard times
3 bt meseri, (subst.; MB, SB): lett.: \huis der omsluiting", een bepaald rituaal, waarin een huis omgeven
wordt met allerlei voorwerpen; CAD (a ritual enclosure)
i-ta-sr, tasir (G perf.) Ee-i-70

K I i-s.r-su-nu-ti-ma, sirsunu tima (G pret.

asru
meseru

s! V

+sunu ti + ma) Ee-iv-111

eseru II , (ww. i/i-klasse)

I. G-stam Eng.: to press (someone: acc., for payment:

acc.), to put under pressure


, bet. ong. als G)
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam Eng.: to harvest, to reap
}
, G part., , st.c. es.id; mv. es.idu : Eng.: harvester
, (ook es.metu, es.entu, es.ettu; st.c. es.emti, met suf x es.emta-; litt. mv. es.metu ; !pad! grpaddu):
been (van skelet); beenderen, gebeente AHw \Knochen";
Eng.: bone;
1 es.meta lusabsima (S cohor. v. basu
^ `er doen zijn',
`het aanzijn geven'): `(en) ik wil gebeente het aanzien
geven' (om samen met samengebald bloed daarmee de
mens te scheppen) Ee-vi-5
(bloed en beenderen worden als de basisingredienten
gezien voor het lichaam)
es.-me-ta, es.meta Ee-vi-5
, !es.emtu
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam : ruiken (trans.); ook rieken, ruiken (intrans.);
(bijv. `de wierook riekt', intrans. en `jij ruikt het',
trans.); AHw \riechen";
II. D-stam (
, bet. ong. als G) ruiken etc.; AHw
\beriechen", \beschnu eln";
III. S-stam (factitief, causatief): doen rieken, laten rui-

us.s.uru

II. D-stam (

es.edu
esidu
es.emtu.

(

es.entu
es.enu

us.s.unu

ken

1 lises.in qutrinn (S prec.; mv. v. qutrenu, qutrnu,


ook qutre/i nnu `wierook', `reuko er'): `moge hij geuroffers doen ruiken', `moge hij welriekende reukoffers
instellen Ee-vi-111

; li-se-sp
s
es
. i-in, li
. in (S prec.) Ee-vi-111

, (ww. i/i-klasse;
s.r < *jes.eru; Ass. es. a ru;

es.eru

62

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

I. G-stam : tekenen (van plattegrond e.d.); markeren, ontwerpen AHw \zeichnen";


II. D-stam (
): ong. als G. regelen, organiseren
1 alkak
a t ers.etim u(w)as.s.ir (D pret.; alkaka t litt.
vorm v. ala ktu `wandel', `gedrag', `het reilen en zeilen'):

us.s.uru

`hij [Marduk] regelde de gang van zaken op aarde' Eevi-43

}is.ratu , (vr.; vr.mv. is is.ratu):

plattegrond, ontwerp;
(iets wat is afgegrensd, speciaal:) perceel, perceel bouwland; in een commentaartekst staat: is.ratu = tawwertu
bouwland; AHw \Grundri", \Grundplan";
2 d Asarri s
a rik meresti sa is.ra ta ukinnu (D pret.
subj. v. k^anu, D `vaststellen'; merestu `cultuurland'):
`A. schenker van het cultuurland, die de percelen vaststelt' Ee-vii-1
}
, (subst.; st.c. us.urti{; litt. st.c. us.rat; vr.mv.
us.ura tu; r verhindert meestal elisie tot us.ra tu;
gi
s -hur): tekening, bouwplan, plan; ook abstr.: plan, wet,
regel, regeling, ontwerp, instelling, de funkties en instituties (culten en ambten) van de stedelijke samenleving,
die door de goden verdeeld worden, vaak samen genoemd met de m^e. Als er iets concreets mee bedoeld
is, zijn het de \beroepen, ambachten en ambten". vgl.
de oude term uit de statenvertaling van de bijbel: \de
wetten en inzettingen".
astron.: halo, waarmee hemellichamen kunnen worden
omringd, wsl. de enigzins kruisvormige stralenkrans
die je op rolzegels ziet. AHw \Zeichnung", \Vorzeichnung", \Planung";
3 S^us.urta lami (G stat. v. lam^
u, law^u `omgeven'): `de
maan is omgeven met een halo'
4 ibsimsumma us.rat kal^, (G pret. v. bas
a mu II `afbeelden'): `hij vormde zich een beeld van alles' Ee-i-61
5 mis.r
a ta u as.s.ir, (D pret.; mis.ru `grens', mv. `gebied'): `hij bakende de grenzen af' Ee-v-3
6 istu u
 mi sa satti us.s.iru us.ura ti (D pret. subj.): `nadat hij de regelingen van het jaar had ontworpen' Ee-v-5
7 kunn
a t^ereti napharsina us.ura ti (D stat. vr.mv. v.
k^anu, D: `bepalen'; t^ertu `gebod', `order', `orakel'):
`vastgesteld werden al hun besluiten en wetten/instellingen' Ee-vi-78 (bij de zgn. taqribtu, de ceremonie van
de voorbede in de eerbiedwaardige Esagila)

us.urtu

(  4

logogra sch:

 

gi
s hur me
s an

-e u

-tim

ki

8 us.r
a t sam^e u ers.etim (st.c. mv.): `het ontwerp van
hemel en aarde' ACh-Sin-i-6 (de tekeningen, de plannen:

(  V

hoe hemel en aarde in elkaar steken)


gi
s hur nigin-ma

9 us.urta talammima (
gi
s hur us
. urtu `tekening', `plan', maar ook geleerd woord < Sum. gishurru
`silhouet', `omtrek';
nigin o.m. law^
u, lam^u `iets
omgeven/omsingelen met' (2 acc., hier G pres.2e p.enk.): `je moet (rond de pot) een tekening trekken'
BAM578-i-40 (zie ook onder !law^
u, lam^u)
}
, (G inf. gen. etequ `overschrijden'):
onneembare barriere die god noch mens kan overschrijden; bezwering in consecratieformules bij het maken
van wijwater; ook !zisurr^u `magische meelcircel'
is.-ra-ta ts.ra ta (acc.mv.) Ee-vii-1

^ u-s.u-ra-tim, CH-iii-31,32


:
u
-s
-ra-tu-
u-a, us
ratu a (vr.mv.
.u
.u

us.urtu la eteqi

>>( H HH > C

>> ++ HH C
t(
(( 
>> v v
>> v v
es.ettu !

+-a) CH-xxiv-91

I u-s.u-ra-ti, us.ura ti (vr.mv.) Ee-v-5


I u-s.u-ra-a-ti, us.ura ti (vr.mv.) Ee-vi-78

(st.c.) Ee-i-61
BAM578-i-40

, us.ura ti (gen. vr.mv.) Ee-i-79

, us.ura t (st.c. vr.mv.) ACh-Sin-i-6

 sir (D pret.) Ee-v-3

u
-as
-s
. . ir, u ss
..
u
-s
ir
,
us
ir
(D
imp.)
Ee-v-14
.
.
u
-s
. ir, us
.s
. ir (D pret.) Ee-v-14

u
-as
. -s
. ir, u(w)as
.s
. ir (D pret.) Ee-vi-43
us
. -rat us
. rat

gi
s hur

us
. urta

gi
s -hur-me
s
gi
s -hur-me
s

esentu : `been', `beenderen' (van skelet)

.
es.idu , G part.
bij !esedu `oogsten'
es.metu , litt. voor !. es.emtu : `been',
skelet)

(

`beenderen' (van

Ee-vi-5

es.u , (Ass.; Bab.: s.u, ms.u, ws.u, verb.adj. bij !w^as.u; vr.
istu, s. > s voor vr. t): weinig, gering (in aantal)
es aru , Ass.
vorm v. !eseru `juist zijn' etc.
Esarra (tempelnaam; esarra): `Huis van het Univeres
. -me-ta es
. meta

sum', naam (epitheton) van de (!Ekur) tempel van


!Enlil te !Nippur. Mythologisch en theologisch: de
tweede hemel tussen de opperhemel waar Anu zetelt en
de nederhemel: de sfeer van de hemellichamen. Esarra
is dus de tussen-hemel, woonoord der goden (speciaal
de hemelgoden, de Igigi).
In Assyrie is Esarra de naam van de tempel van de
Assyrische oppergod !Assur te Assur.
1 E-sarramma p
a nukka E-engurrama qatukka (loc. <
*pa numka i.p.v. ina panikka) lett. \het Esarra is voor
u" of \is in uw aangezicht" ) `E. is tot uw [Erra's] beschikking en E. is op uw handen' erra-iii-d7 Hier is het
Esarra de woning van de hemelgoden; en E-engurra,
een naam van de tempel van Enki/Ea (zo ongeveer
synoniem met de onderwereld, het Abzu) is het heiligdom van Enki/Ea. m.a.w. de gehele kosmos, van zenit
tot nadir, staat tot Erra's beschikking.

DH

Ee-vi-66

esbir , G pret. 1e p.enk.


v. seberu `breken'
esebbir , G pres. 1e p.enk. v. seberu `breken'
eser , G imp. v. !eseru
esertu , (mv. esretu; OB meestal isertu; litt. woord): heiligdom, kapel
}esretu , (mv.; OB meestal isertum): heiligdom, kapel;
AHw


e-
sa
r-ra e
s arra

\Kapelle", \Heiligtum";

1 lipaqqid
a esressun (D prec. vr.mv. v. paqa du `zorgen

voor'; subject is `het volk' de s.alma t qaqqa di `zwarthoofdigen'; D bij trans. ww. vaak alleen vanwege meervoudig object; < *esretsun mv. + sun): `(en) laat z
(dan) hun heiligdommen verzorgen' Ee-vi-110
als zin van doelstelling afhankelijk genomen van
r. 109.
V I es-re-e-ti, esreti (mv.) Ee-i-76
V 
e
s -re-es-su-un, e
s r
e ssun (mv. +
s un)

(4 8
Ee-vi-110

eseru , (ww. van dep i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;

Ass.: esa ru;


jsr , verba primae Jod, de vormenopbouw is dezelfde als e-klasse van de verba primae
 ): GAlef;voor paradigma zie na epesu; (p
sisa
stat. (isar): recht zijn, juist zijn, welgesteld zijn;
I. G-stam : in orde komen, gedijen; voorspoedig verlopen;
medisch: beter worden, ook wel \de darmen recht

63

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

maken" ) ontlasting lozen; AHw \in Ordnung sein,


kommen", \zugehen auf";
1 pad
a n lsir, (G prec.; pada nu `pad', `weg'): `moge
mijn route/levensloop voorspoedig verlopen', `opdat
mijn weg gedije' Sin1-24b
;
p
li-pit suII -su si[sa]
2 lipit q
a tsu isser (G pres. v. eseru) [na het doen van
schenkingen op deze gunstige dag] '(dan) zal zijn zijn
handwerk/maaksel gedijen' CT51,161,r. 13

III. S-stam
(
, factitief): recht maken, leiden, toezichthouden, in orde brengen; AHw \in Ordnung bringen";

III/2. St-stam
(
, als S): in orde houden, langs
rechte banen leiden, recht verschaffen, leiden, voorop gaan,
de weg wijzen, toezicht houden op; ook wel:
laten gedijen ) vruchtbaar zijn, baren;

sutesuru is een eigenschap van de zonnegod Sama
s:
hij is de gids en helpt de mensen aan recht met zijn
aanwijzingen. Hij leidt ze langs rechte banen, zowel
letterlijk als guurlijk dus ook moreel.
}
, St part., : die leidt, die stuurt, die recht
verschaft (+ acc.)
3 musteser t^eret d Anum : : : (St2 part. v. eseru):
`[Marduk] die de beslissingen van d A. : : : stuurt/recht
leidt' Ee-vii-6 [Marduk wordt de topgod, die de leiding
in handden heeft en een gidsfunctie heeft, maar de andere drie oppergoden Anum, Enlil, Ea behouden hun
zeggenschap en beslissingsbevoegdheid]
III/2 St2 -stam + kakki gebruiksklaar maken (van wapen),

Db:!

susuru

sutesuru

musteseru

in gereedheid brengen (van wapen)


 2 pret.): `de heer ging voorop',
4 ustesirma belum, (St

`de heer wees de weg' (`weg' hier elliptisch) Ee-iv-59

}msaru , (subst.; mesaru, meseru; vanaf oud-akk.;


Up
  ): gerechtigheid ) edict, dat maat-


n
g si sa

schappelijke misstanden moet opheffen en zo rechtvaardige verhoudingen moet creeren; behelst een reeks
bepalingen ter bewerkstelliging hiervan.
AHw \Gerechtigkeit"; CAD A 1 redress (as a legislative act to remedy certain economic malfunctions, OB
only); 2 justice (in general); 3 (name of a month in OB
Alalakh)
5 dn kitti u msari, (dnu `oordeel'; kittu `recht'):
`een oordeel van recht en gerechtigheid' Sin3-45 (S^n
verschaft de zwakke recht)
; G li-sir, lisir (G prec.) Sin1-24b

bb xx bb ?
bo
vx
aaH
?
xx o V
!
esi
4
estu
4
esme
V

CH-xxiv-62

 st.c.), CH-v-16
(S
t2 gen.)

s u-te-
s u-ri-im, 
s ute
s urim (S
,


s u-te-
s u-ur 
s ut
e
s ur

mu-su-se-er, musu ser (S part.) CH-iv-54


mus-te-ser, musteser (St2 part.) Ee-vii-6
V
mi-
s a-ri-im,m

s arim (gen.) CH-xxiv-1,2
i-sa-ra-at, isarat (stat. 3e vr.enk.)

CH-xxiv-44,45

G us-[te]s-s[er], ustesser (St2 pres.) Sin3-43

us-[t]e-se-er, usteser (St2 pret.) Sil-C-97


t2 pret.) Ee-iv-59
G
u
s -te-
s ir-ma, u
s te
s irma (S
p
 , i
s
s er (G pres. e
s
e ru) CT51,161,r. 13
, G stat. v. esu^ `verwarren'
si s
a

e-
s i e
si

(G stat.) Ee-iv-67

, G verb.adj. vr. (!esu^), `verwarring'


e-si-ta, esta (vr.acc.) Ee-i-49
, G pret. 1e p.enk. v. !sem^u `luisteren' etc.

Esnunna ,

plaatsnaam, ook Isnunna genoemd; het


huidige Tell Asmar; belangrijke stad ten oorsten van
de Tigris;
W F , is-nun-naki , isnunnaki Sil-C-116
, (subst. !isqu onder !esequ): `aandeel', `lot', `taak',
`bestemming'
, (dualis; gen./acc. esr) twintig;
, status abs. vr. !esru `tien'

esqu
esra
esret
: , (status abs.) Ee-i-103
esret , (status abs. v. *esirtu): eentiende;
esretu , (mv. v. !esertu; OB meestal isertu; litt. woord;
e
s -ret e
s ret

1
10

(4 8

ook in mv.): heiligdom, kapel


V I es-re-e-ti, esreti (mv.) Ee-i-76
V 
e
s -re-es-su-un, e
s r
e ssun (mv. +
s un)
Ee-vi-110

esru , (status abs. eser, vr. esertu, st.c. vr. es(e)ret):

tien,
tiental; AHw \zehnter", \Zehntel";
1 melamm^e esret il: `(hij [Marduk] is bekleed met)

het aureool van (wel) tien goden' (namelijk 10 paar


hoorns op hun kroon) Ee-i-103

(status abs.) Ee-i-103

estar , !istar: godin `Istar' en het zelfstandig naamwoord


`godin'
esu^ , -i, (dubbelzwak p s; ook asu^), G-stat. (3ep.enk.
e
s -ret e
s ret

esi): in verwarring zijn; (betekenis ook bijna als pret.:


`in verwarring gebracht worden')
I. G-stam : verwarren, verstoren; met veel afgeleide woorden die alle ongeveer hetzelfde betekenen. AHw V
\verwirren";
} , (G inf. als subst.): verwarring, chaos, blindheid;
1 esu
 Tia matma, (G stat. mv., maar hier transitief):
`ze brachten Tia mat in verwarring' Ee-i-22 (In het
Enu ma elis-epos staan veel transitieve stat.)
2 nit.ilsun si, (G pret.; nit.lu `gezichtsvermogen'): `(zodra zij de krijger zagen) raakte hun blik in verwarring'

esu^

Ee-iv-70

}tesu^ ,
rung";

verwarring, troebelen, onlusten; AHw \Verwir-

}estu, istu, G verb.adj. vr., , verwarring,

rebellie (in eigen leger, i.h.a. politieke revolutie), chaos (vr.verb.adj.


gesubstantiveerd in gebruik voor abstract begrip, vgl.
!lemuttum); AHw \Verwirrung";
3 hulliqamma ab alkata esta, (hier als adj. in acc. bij
 `gedrag'; D imp. v. hala qu): `mijn vader, verdelg
alkata

het verwarde gedrag!' Ee-i-49
}
, (subst.; OB): verwarring, rep en roer, radeloosheid; daardoor soms ook: opstand, rebellie; CAD
confusion, blindness
4 ina mstim, (adverbiaal): `in een toestand van verwarring'

mstu

4b >
4
4
Esumesa

, (G stat. mv.) Ee-i-22


(G stat.) Ee-iv-67
e-si-ta, esta (vr.acc.) Ee-i-49
i-
s i, 

s i (G pret. v. e
su
^ `verwarren') Ee-iv-70
, (tempelnaam; e s ume s a4 ), Esumesa-tempel,
e-
s u-
u e
su


e-
s i e
si

tempel van de god Ninurta te Nippur, reeds bekend


uit de Vroeg-dynastische periode. Deze tempel staat
als nummer acht in een Babylonische tempellijst (1e
millenium), die hierarchisch geordend lijkt (naar beroemdheid, kosmologisch belang of naar de veronderstelde oudheid). Deze lijst bestaat uit drie kolommen.

64

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

In de eerste staat de tempelnaam (e s ume s a4 ), in de


tweede een omschrijving (bt d ninurta `huis van Ninurta') en met in de derde kolom een geogra sche aanduiding (sa nippurki `die van de stad Nippur')
, Ass.: G perf. v. !aka lu `eten'; verba primae Alef,
a-klasse, Bab: takal
, Ass.: Gt perf. v. !aka lu `eten' verba primae Alef,
a-klasse, Bab.: takkal
, Ass.: Gtn pret. v. !aka lu `eten' verba primae Alef,
a-klasse, Bab.: takkal
, Ass.: Gtn pres. v. !aka lu `eten'; verba primae
Alef, a-klasse, Bab: tanakkal
, Ass.: G perf. en Gt pret. v. !erebu `binnenkomen';
verba primae Alef, e-klasse; Bab.: terub
, Gt pres. v. !erebu `binnenkomen'; verba primae
Alef, e-klasse; Bab.: terrub
, (adj. gesubstantifeerd; ook itellu; st.c. etel; Ass.
etallu): heerser; prins AHw \Herrscher", \Furst";
1 d S^n ilu etellu: `S^n, god en heerser' Sin3-36

etakal
etakkal
etakkal
etanakkal
etarab
etarrab
etellu

4x 4
4
Etemennanki
Dx
E

,
,

e-te-el etel

(st.c.), CH-iii-70
Sin3-36

e-tel-lu etellu

, (tempelnaam) tempeltoren
c

e-te-me-en-an-ki Etemennanki

etequ , (ww. i/i-klasse; Ass. etaqu(m); 


erra-i-128

dib

),

I. G-stam : passeren (van grens = it^u) (naar buitenland), overschrijden, voorbijgaan; maar ook: verstrijken

(van tijd); [i.h.a. \langs iets gaan", \over iets heengaan", \met iets in aanraking komen"] AHw \durchgehen", \vorbeigehen", \passieren"; \uberschreiten"
Eng.: to pass along, to pass by; to advance, to elapse;
to pass through, across, to exceed, to transgress, to
avoid
I/3. Gtn-stam (iteratief)
1 k titurri tittiqu asar sasmesa (Gtn pret. v. etequ
`passeren'; subj. hangt af van voorafgaande sa; asar
hier adv. `waar', `op de plaats waar'; sasmu `strijd'
`waar haar slagveld is' of `op de plaats van het gevecht met haar'): `en die haar [Tia mat, de oceaan],
overal waar hij met haar slag moest leveren, over wist
te steken als was zij een brug' Ee-vii-75 [d.w.z. hij, Marduk, ging niet ten onder in het oneidige water, maar
schreedt over haar als was zij een brug, dus zonder weg
te zinken]
III. S-stam (
, causatief) voorbij laten gaan,
etc.;
2 tamk
a rum usetteq, (G pres. of useteq pret.): `de
koopman heeft (zijn betalingstermijn) voorbij laten
gaan' CHx118
3 it^
ukka la ittiq, (locativus it^um + ka; la +pres. is prohibitief) `laat (niemand) uw grens overschijden' Ee-iv-10
I P it-ti-iq, ittiq (G pres.) Ee-iv-10
I I i-ti-it-ti-qu tittiqu

su tuqu

NN
>ox
eterrub

(Gtn pret.) Ee-vii-75

P u-se-te-eq, usetteq (S pres.) CHx118


, Gtn imp. v. !erebu `binnengaan' etc.
, G perf. 1e p.enk. v. !erebu `binnengaan' etc.
, Gt v. !el^u `omhoog gaan'
, Gt imp. en Gt stat. v. !erebu
, Gt inf. v. !erebu
, (denominatief: een ww. waarvan het subst. de
grondvorm is en die dan altijd primair toestandsww.

eterub
etl^u
etrub
etrubu
et.elu

zijn; v. et.lu): G-stat.: mannelijk z/w.; AHw \mannlich


sein", \zum Mann werden";
II. D-stam (
, elativisch): zeer mannelijk z/w.
1 ut.t.ulat s.tasu, (D stat. vr.): `zijn verschijning is zeer
mannelijk' Ee-i-88
} , (subst.; mv. als een adj. et.lutu; gurus, het
teken kal): jonge man (in de kracht van zijn leven),
kerel, vent; AHw \mannlich", \(junger) Mann"; Eng.:
young man, youth
2 sa et.lu u ardatu ina sulmi ittanarr^
u (Gtn pres. subj.
v. war^
u in Gtn `leiden'; !wardatu `jonge vrouw'): `die
man en vrouw behouden en wel leidt' erra-i-22 (jongeman en jongevrouw; adolescent, jongeling)
}
, (subst.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta):
jongelingsschap; AHw \Mannheit", \Mannestum";
7 et.-la, et.la (acc.) erra-i-22

ut.t.ulu

et.lu

et.lutu

NS n
}
et.emmu

ut
.-t
.u-lat ut
.t
.ulat

(D stat. vr.) Ee-i-88

, (subst. <Sum.; ook it.emmum, OA ook


et.ammum;
gidim, [gidim =
+  =
2
+(sahar  sila), met sahar `stof', sila `straat'; een
3
 vorm heeft
5 
2
variante
i.p.v.
])
6
3
dodengeest, (doden) schim, spook, zwervende ziel [in
vervloekingen: `zijn et.emmu moge dorst lijden']. AHw
\Totengeist";
1 nsu
 u et.emmu : levende en overleden verwanten
logogra sch: F

di
s na gidim dib-suma
2 summa amelu et.emmu is.batsuma, (amelu `man' casus pendens (nom.); et.emmu `schim' (nom., subject);
is.bat G pret., suf. < su+ma): `indien een man, een dodenschim heeft hem gepakt' ) `indien een dodenschim
iemand heeft gegrepen' (d.w.z. iem. ondervindt de nadelige gevolgen van een schim) KAR184-1

@

<

<

et.eru I , (ww. i/i-klasse; Ass. et.aru; p tr )


I. G-stam : (iem. iets, 2 acc.) ontnemen, wegnemen, afpak, et.emmu KAR184-1

gidim

ken, iem. beroven van; (een zoon onthouden, d.w.z. geen

zoon krijgen);
redden; AHw \wegnehmen", \retten";
1 et.ir napist, (G imp.): `red mijn ziel' Sin3-64
2 il abbsu t.eru ina saps
a qi (G pret. subj.; sapsa qu
`nood', `benauwenis', `benardheid'): `(Marduk die zo)
de goden zijn vaderen uit de nood redde' Ee-vi-126
3 ina sasme danni t.eru sub
a tni (G pret. subj.; sasmu
`tweekamp'): `(die) in de harde oorlog onze woningen
redde' Ee-vi-150
}
, G part., : redder
4 et.ereta d Sin: `gij zijt een redder, o Sin' Sin3-64
}
+
, lett. het leven redden, ) het vege

et.eru
napistu et.eru
lijf redden

5 naps
a tus et.eru, (G inf. locativus, bij inf. soms in
de betekenis \om te"), lett.: `om zijn leven te redden'
(Ee-iv-109, verwacht {sunu `hun leven')
D e-t.e-ru, et.eru (G inf. loc.) Ee-iv-109
V e-t.e-re-ta, et.ereta (stat. 2e p.enk. v. part.)

4
4

Sin3-64

D i-t.e-ru t.eru (G pret. subj.) Ee-vi-126, 150


TI
-ir
-ti, et
s t
 Sin3-64
.ir napi
!et.elu `jong man', `kerel', `vent'
, (tempelnaam; Sum. eu4 galgal(la) ): Eudgalgal-tempel, tempel van de storm/onweersgod
Adad te Karkara. ud/u4 is hier: `storm': huis Grote Stor-

et.lu
E-udgalgal

kar

zi

65

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

D }W W

men

E-ulmas , (tempelnaam; D J
CH-iii-64



E-ud-gal-gal
E-udgalgal

mensen in het land'): `onder de mensen ben ik koning, onder de goden ben ik geducht' (of elativisch `de
meest boze') erra-i-110
6 sa ana nas^e kakke ezz
u ti qa tasu asma (G inf.gen.
nasu^ `dragen'; qa tu `hand'; asma stat.vr.mv. v.
(w)asa mu `passend zijn'): `[Isum] wiens handen geschikt zijn om zijn [Erra's] woeste wapenen te voeren'

(tempel v. Adad)

eulma

s ): tempel van
de godin Istar te Akkad, o.m. bekend van de mythe
`Inanna's afdaling' (naar de onderwereld).
J -ul-mas, E-ulmas (tempel v. Istar te Akkad)


e

ew^u, em^u , (ww. i/i-klasse; litt.; drievoudig zwak p


CH-iv-49


,
2 w
waarin de middelste radicaal als sterk vervoegd wordt):
I. G-stam (pres. iwwi, pret. wi, perf. tewi) zich veranderen in, worden tot; AHw \werden zu"; Eng.: to become,
to turn, to change (ana/-is: into)
1 mahh u
 tis temi, (G perf.): \zij werd tot een doldries werd/raakt razend/doldriest' Ee-iv-88
te" )`zij

i-te-mi, 
temi (G perf.) Ee-iv-88
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam (pret. zib, pres. izzib) verlaten, achterlaten, opgeven, scheiden (huwelijk), (een document) uitreiken, in de
plaats stellen; AHw \verlassen", \hinterlassen"; Eng.:
to leave, to leave behind, to abandon, to neglect, to
entrust, to divorce, to make out legal document
III. S-stam (
, G trans. dan S vaak causatief): opstellen laten; Eng.: to cause to leave, to save (persons,
cities)
1 kunukkam su
 zubu: `een akte laten opstellen' (nalatenschap)
2 kunnukam usezib, (S pres., CHx5): `hij laat een acte
opmaken'
}
, (subst.; uzubba -) Eng.: divorce, divorcepayment
}
, voorz. < G imp.; !ezib
, (ww. i/i-klasse) aangorden, omgorden AHw \gurten"; Eng.: to gird
IV. N-stam (
, passief, re exief) Eng.: to gird

oneself, to be girded
, (ww. u/u-klasse, later meestal i/i-klasse; vgl. de
vormen met die van izuzzu `staan') G-stat.: boos z/w.,
woedend z/w. (op = itti); AHw \z
urnen", \in Wut geraten";
1 zuz, (G pret., ingressief): `zij werd boos' Ee-i-42; Er
zijn veel woorden voor \boos zijn op", \gaan haten"
etc., vgl. kama lu+iti, aga gu, zer^u, ezezu;
2 d Mersakusu eziz u must
a l (M. epitheton van Marduk; G stat.; en de tegenstelling musta lu Gt part. bij
sa  a lu `bedachtzaam', `bezonnen'): 'M. kan boos zijn,
maar ook weloverwogen' Ee-vi-137
}
, (mv. uzza tu), toorn (zowel enk. als mv.);
} , adv. vr. ezzetu ; ook uzzu; [n.b. ezzu ook subst.
!enzu `geit']: kwaad, woedend, toornig; geducht; AHw
\zornig", \wutend";
3 kabattaka ezzetu aggu libbaka, (met -ka `jouw', kabattu `lever', libbu `hart', aggu `vertoornd'): 'uw boze
lever, uw vertoornd hart' (moge bedaren e.d., gezegd
van vertoornde goden)
4 ezz
u tum tu15 mes = ezzu tum sa ru , (m.mv.): `de
woeste winden' adjectief vooropgeplaatst; komt een enkele keer voor, vooral bij epitheta, wanneer de eigenschap een wezenlijk onderdeel is van het substantivum,
bijv. ellu Anu `de reine Anum', eristu Mami `de wijze
Mami';
5 ina m
a ti sarra ku ina ila ni ezza ku (nominale zin
met suf x -ku `ik ben'; `ma tu' `land' maar ook `de

ezebu

su zubu

uzubb^u
ezib, ezub
ezehu
nezuhu
ezezu

uzzatu
ezzu

erra-i-4

}ussu(m) ,
\Zorn";

(subst. ook ezzu): toorn, woede;

AHw

}uzzussu , (< *uzzumsu locativus, dus als ina uzzissu

instrumenteel en adv.): toornig;


7 sa Ti
a mat rapasta tibbiru uzzussu (G perf. of
Gt pret. subj. < *tenbiru `oversteken', Gt `doorkruisen'): `die de brede Tia mat (oceaan) keer op keer
heeft overgestoken in zijn toorn' Ee-vii-74

i-zu-uz-ma, 
zuzma (G pret. +ma) Ee-i-42
 ez-zu-tum, ezzu tum (m.mv.) Ee-iv-99
 : ez-zu-tu, ezzu tu (m.mv.) erra-i-98

(( t V
(4 J (
tt J b !
ezib

ez-za-ku ezz
a ku

(nominale zin+ku) erra-i-110

T
e-zi-iz, eziz (G stat.) Ee-vi-137
 uz-zu-us-su uzzussu (locativus +su) Ee-vii-74
uz-za-
s u uzza
su

(acc. +su) Ee-vii-154

, (voorz.; OB ook ezub, zonder suxen; G imp. v. ezebu


`achterlaten', dus \zie af van!": afgezien van, naast AHw

\abgesehen von", \Auer
(da)"; Eng.: apart from,
besides
, tempelnaam;
T
ezida, het Ware Huis,

Ezida-tempel, tempel van d Marduk (als Tutu) te Borsippa, later ook die van d Nabu, de zoon van Marduk,
secretaris der goden, god van de schrijfkunst. Tempel hersteld en herbouwd door Hammurabi. Er zijn
nog drie andere tempels/heiligdommen met de naam
ezida. Die in Borsippa behoort tot de belangrijke

tempels en staat als nummer vijf in een Babylonische
tempellijst (1e millenium), die hierarchisch geordend
lijkt (naar beroemdheid, kosmologisch belang of naar
de veronderstelde oudheid). Deze lijst bestaat uit drie
kolommen. In de eerste staat de tempelnaam (ezida),
in de tweede een omschrijving (bt d Nab^u `huis van
Nab^u') en met in de derde kolom een geogra sche aanduiding (sa bar-sipaki `die van de stad Borsippa')

T
E-zi-da
, E-zida CH-iii-15
, voorz.; OB vorm van !ezib `naast'
, subst.; ook !enzu `geit'
, ook uzzu; vr. ezzetu, !ezezu kwaad, woedend
 ez-zu-tum, ezzu tum (m.mv.) Ee-iv-99
, subst.; enzu `geit'

E-zida

D O

D O

ezub
ezzu
ezzu
(
ezzum

g
(Voor woorden met g, zie ook onder q en k, vooral als ze
van Hurritische oorsprong zijn.)

66

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

wortels naar von Soden's Akk. Handworterbuch

(niet alle trefwoorden opgenomen in deze vocabulair)




g s

g 
s

g^
esu,

glm
s

nagalmu
su

g^
e
su

glp

*qlp

g^
e
su

gl
s

gil
s u,

grd

*ql
s

g u


gar
a du,
qrd I,II

grh

*gr
s

*kbb,kpp

glt/d

gal
a t/du

gr


ger^
u

gbh

gubbuhu,

glt
u

negelt^
u

grm

gar
a mu

qubbuhu?

gml

gam
a lu

grn

*qrn

gds
.

*kb/ps
.

gmm

gam
a mu,

grr

*qrr,

gb
s

*gp
s

gdd

gad
a du,

gmr

gam
a ru

*qdd

gmt

gummutu

gad
a mu,

gnh

gan
a hu

gr
s

gar
a
s u,

*qdm

gn


gen^
u

qr
s


nagar
su

ghb

guhhubu

 

gnn

gan
a nu,

qr
su


idem

g


g^
a u

*qnn

gs
.s
.

*ks
.s
.

g
r

gi
a rum

gns
.

gan
as
.u

g
sr

ga
sa
 ru

g

s

g^
a
s u II

gp


gep^
u

g
s
s

ga
sa

su

*g
su


gp

idem

g
su


ge
su
^

gullubu,

gpr

gap
a ru

g
u
s

g^
a
s u,I




gdm



glb

*qmm

grs
.

gar
as
. u,
*krs
.

gall
a bu

gp
s

gap
a
su

gz


gutezz^
u

*glt

grb

gar
a bu,

gzz

gaz
a zu

gl


gal^
u,

gu(r)rubtu

*ql
u
*qll

G-stam van het sterke werkwoord ,


G stativus, persoonsvormen ,
3m
3f
2m
2f
1c

paris

mv.

parsat
pars
a ta
pars
a ti
pars
a ku

G imperativus, persoonsvormen ,
inf.
m.enk.
vr.enk.
mv.
inf.
m.enk.
vr.enk.
mv.

pars
u
pars
a
pars
a tunu
pars
a tina
pars
a nu

i-klasse

rap
a dum

paq
a sum

(rennen)

(toevertrouwen)

rupud

piqid

rupd


piqd


rupd
a

piqd
a

a-klasse

a/u-klasse

s
a tum
. ab

par
a sum

grijpen

beslissen

s
. abat

purus

s

. abt

pursi

s
a
. abt

pursa

inf.

mv.

3m
3f
2m
2f
1c

3c
2m
2f
1c
3m
3f
2c
1c

a/u-klasse

a/a-klasse

par
a su

s
a tu
. ab

`scheiden'

`grijpen'

iprus

is
. bat

taprus

tas
. bat

taprus


tas

. bat

aprus

as
. bat

iprus
u

is
u
. bat

iprus
a

is
a
. bat

taprus
a

tas
a
. bat

niprus

nis
. bat

3c
2m
2f
1c
3m
3f
2c
1c

u/u-klasse

i/i-klasse

rap
a du

paq
a du

`rennen'

`vertrouwen'

irpud

ipqid

tarpud

tapqid

tarpud


tapqit


arpud

apqid

irpud
u

ipqid
u

irpud
a

ipqid
a

tarpud
a

tapqid
a

nirpud

3c

iprus

2m
2f
1c

enk.

nipqid

mv.

taprus

3m
3f
2c

iprus
u
iprus
a
taprus
a

taprus


1c

aprus

G presens, persoonsvormen ,
3c

iparras

2m
2f
1c

mv.

taparras

niprus

3m
3f
2c

iparras
u
iparras
a
taparras
a

taparras


1c

aparras

G perfectum, persoonsvormen ,
enkelvoud

2m
2f
1c

u-klasse

G preteritum, persoonsvormen ,

enk.

enk.

3c

gal
a lu,

enk.

mv.


s ugarruru

gld

gll

enk.

gar
a du,

gbb

inf.

iptaras
taptaras
taptars


<

3m
3f
2c

niparras

meervoud
iptars
u
iptars
a

<
<

*iptaras
u
*iptars
a

taptars
a

*taptaras


1c

gabarahhu , (subst. <Sum. qab `borst', rag `slaan', van


aptaras

niptaras

hart tegen de borst; vanaf OB; in OB vaak kabarahh u;




gabarah): aandoening, vertwijfeling, wanhoop;


AHw \Brustschlagen", \Vertweifelung (?)" CAD rebellion
, (subst.vr.; < Sum.; soms m.; ook gabr^u;
mv. gabra n^u; vanaf MB; V gabari; V
gabaari): tegenstand, tegenstander, opstand, wantoestand;
AHw \Kopie", \Gegner"; CAD 1 duplicate, copy, answer; 2 opponent, corresponding entry, 3 epact
(voorz.) , !adi, (voorz.)
(voegw.) , !adi, (voegw.)
, (subst. <Sum. gagi4 a; stam gagi-; OB en SB omen
 gi4 a; of U
 gia met detexts;
ga
ga
terminatief
ki):
soort klooster; AHw \eine Art Frauenkloster"; CAD
cloister (a building or section of the temple district,
reserved for women of the nadtu-class)
1 nadum sa ina gag^m l
a wasbat: `priesteres die niet
in een klooster woont' CHx110

 4  , gag^
m CHx110
, (ww. D-tantum; vanaf OB):
}
, (subst.; st.c. galla b; sui) kapper,
Eng.: barber;
II. D-stam (
): scheren, afscheren, kaalscheren;
AHw II \scheren", \rasieren"; CAD 1 to shave (i.e. to
cut and shave hair of head or body); 2 to consecrate a
priest (by shaving the hair of his head and body) 3 to
rob, to dispoil (a house); 4 (in qaqqada sa eqli gullubu)
mng. uncert.;
1 muttassu gullubu, (muttatu + su `de helft'): `hem
voor de helft kaalscheren' CHx127 een smadelijke behandeling als afschrikwekkende maatregel; overal: hoofd-,
baard-, borst- en schaamhaar
e
7
u
-gal-la-bu, ugallabu (D pres. 3 mv.) CHx127

gabar^u

gadu,
gadu,
gag^u

FC

FC

*galabu
gallabu

g
a gi

gullubu

>W s

67

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

galatu , (ww. u/u-klasse, zelden i/i-klasse; ook galadu;


vanaf

OB;

luh

en

AA




): G-stat. (galit):

luh luh



onrustig zijn,
I. G-stam (pret. iglut, pres. igallut, imp. gulut): schrikken, sidderen; AHw \zittern", \erschrecken"; CAD 1 to

twitch, to quiver, to have a premuture emission, to be


or become frightened, to fear;
} , G verb.adj., , rollend, kolkend, golvend (gezegd van
de zee) AHw etwa \wogend"
1 t^
ama ti galla ti lismama (G prec. v. sem^u `horen')
`laat de rollende/kolkende zeeen 't horen' erra-i-70
7 I gal-la-ti, galla ti (acc.vr.mv.) erra-i-70
}
, angstaanjagend
2 narkabta u
 mu la mahri galitta irkab, (G pret. v.
 `strijdwagen'): `hij [Marraka bu `berijden'; narkabtu
duk] besteeg de onoverwinnelijke Storm als strijdwagen' (de storm gezien als strijdkaros) Ee-iv-50
ga-lit-ta, galitta Ee-iv-50
II. D-stam (
, factitief): verschrikken; CAD 2 to
frighten, to cause trouble, to scare away

gallu

Wgalittu
?

gullutu

d Igigima

sahtu ka d Anunnakima gultuka (G stat.trans.



sah a tu `vermijden';
D stat.trans.) 'de Igigi schuwen u,

de Anunnaki voelen huiver voor u' erra-iii-D10
:  gal-tu-ka galtuka (stat.+ka) erra-iii-D10
}
, D part., , OB, Mari, SB: rustverstoorder, onruststoker, verschrikker; CAD troublemaker, intimidator;
= ; mu-gal-li-tam, mugallitam (D part.)

Wmugallitu
W }

CH-xxiv-38


III. S-stam
(

sulutu) CAD 3 to frighten, to inspire fear,

to inspire awe or respect 4 SD to frighten

galittu , (!galatu `schrikken'): `angstaanjagend'


? , Ee-iv-50
gall^u , (subst. < Sum.; SB): gall^u-demon, kwade demon/duiga-lit-ta galitta

vel; ;

AHw \ein b
oser Damon"; CAD (an evil demon)
1 milla gall^e: de schare gall^u-demonen (kwade demonen); afleiding van milla onduidelijk, mogelijk een
woord voor volheid en hangt dan samen met mal^u I
`vol zijn'; of een variant voor mlu `vloed'
;
gal-le-e, gall^
e (gen.) Ee-iv-116
, (ww. i/i-klasse; vanaf oud-akk.) G-stat.: genadig
zijn;
I. G-stam (pret. igmil, pres. igammil, stat. gamil, imp.
gimil): genade tonen, sparen, ontzien (niet vernietigen
na verovering), begenadigen; AHw \Vergeltbares tun",
\vergelten", \schonen"; CAD 1 to be obliging, to perform a king act, to act so as to please, to come to an
agreement; 2 to spare, to save; 3 St sutagmulu to make
mutual concession
}
, (adj. vr. ga miltu; vanaf OB): AHw \schonend"; CAD merciful, forbearing;
}
, (adj. SB): meedogenloos, niets ontziend;
CAD merciless
1 j^
ati gimlanni, (!j^ati `mij'): `verleen m een gunst'
2 sunuti igammila, (G pres. 3e p.enk. vent. -a(m); pres.
voor duurzame toestand): `zij spaarde hen (toch)' Ee-

W 4
gamalu

gamilu
la gamilu

i-28

}napista + gama lu ,

lett.: `het leven sparen'

sparen, redden
3 belum sa takluka napistasu gimilma, (G imp.; -ka

hier dativisch; taklu `vertrouwend', subj.stat. < takilu): `O Heer, redt degenen die op u zijn vertrouwen
heeft gesteld' Ee-iv-17
}
, (adj. parras-type; sparend,
ontziend, genadig; [parras-type nomen, %nominale typologie];
AHw \viel schonend"; CAD gamm
a lu, vr. gamma ltu
SB* merciful
bijv. stativisch gebruikt 2e p.enk.:
4 gammalata d Sin: `gij zijt genadig' Sin3-65

}
, (subst.; st.c. gimil; vanaf OA, OB;
s u):
genade; voorkeur, vergelding; ook positieve vergelding:
vergoeding; AHw \Vergeltung"; CAD 1 an act of kindness, favor, complaisance, mercy;
5 gimilla sukna(m), (G imp. mv. v. sak
a nu + dat.
-a(m)), idioom: wees mij genadig Sin3-65
6 gimilla + suf x of gen. t^
aru, (t^aru `omkeren') `iets
op iem. wreken', `vergelden'; ook positief: `vergoeden';
de persoon als genitief bij gimillu); bijv. CAD 2 to return an act of kindness, to wreak vengeance
7 gimillasunu terr (G imp. vr.enk. v. t^
aru), lett.: `doe
hun vergelding terug ) `wreek hen', `neem voor hen
wraak' Ee-i-123
8 d Marduk attama m
u terru gimillini, (G part. v. t^aru
`keren'): `O Marduk, gij zijt onze wreker' (lett.:
`de teruggever van onze vergelding; -ni `onze'; hier
mu terru i.p.v. st.c. mu ter) Ee-iv-13
9 m
a ru muter gimillini (-ni `ons'): `de zoon die ons
gewroken heeft' Ee-vi-105
}
, (adj.; vr. gitma ltu; vanaf OB): volmaakt,
perfect, edel; [pitra s-type nomen (%nominale typologie); iets Gt-achtigs: wel eens intensief: \zeer", bijv.
itpesu `bekwaam' bij epesu `vervaardigen']
AHw \vollkommen"; CAD 1 equal (in size, rank, etc.)
2 nobel, perfect (describing gods, kings, etc., and certain animals as perfect specimens, used exclusively as
a poetic term)
}
, G verb.adj. m.mv., , volmaakt, perfect
ga-mi-il, ga mil (G part.st.c.) CH-ii-32,33
!gam! 7 gam-ma-la-ta, gammalata (G stat. 2e p.enk.

gammalu, gammal^u

gimillu

gitmalu

gitmalutu
?
V
? V
N V 5
NV
b

v. adj) Sin3-65

U
gi-mil-ma, gimilma, (G imp. +ma) Ee-iv-17

7 i-ga-m-la, igammila (G pres. 3e p.enk. vent.


) Ee-i-28

-a(m)

P
U
U

(G pret. subj.) CH-iv-29


CH-iii-36,37
go i-it-ma-[l]u-tum, gitma lu tum
(adj.m.mv.) Sil-C-54
U 7 K gi-mil-la-su-nu, gimillasunu (acc. + sunu)
Ee-i-123
U ; gi-mil-li-ni, gimillini (+ ni) Ee-iv-13, vi-105
U 7 gi-mil-la, gimilla (acc.) Sin3-65
ig-mi-lu igmilu

gi-it-ma-lum gitm
a lum

gamaru , (ww. a/u-klasse)


e

I. G-stam (Gt pret. 3 mv. igdamru , <*igtamru ) G stat.


klaar z/w.; eindigen, aan zijn eind brengen, eind, aan zijn {
brengen' voltooien, afmaken ) `afmaken' in de zin van
vernietigen, kapot maken; totaal beheersen; AHw II \zu

Ende bringen"; CAD 1 to bring to an end, i.e. 1a to


annihilate, 1b to use up, 1c to spend, 1d to settle, 1e
to encompass, to control, to possess in full, 1f to nish
2 to come to an end,
1 t
a mtamma dalh a ta saddema gamra ta (transitieve

G stat.vr.mv.) 'u [Erra:
uw wind] maakt de zee troebel

68

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

en u vernietigt de bergen'erra-iii-D5
!gam!
gam-ra-ta gamra ta (G stat.vr.mv.)
erra-iii-D5

gummuru

II. D-stam (
, bet. als G), beeindigen, voltooien;
ook volledig betalen; beheersen CAD 3 D gummuru (mng.

as 1a, 1b) 3c to pay or deliver in full 3d to encompass,


to control, 3e to use one's full strength, to concentrate,
3f to render a nal verdict, 3g to nish;
d en-ll gu-u[m!garza! c

garza ana
mur]
2 pars.u ana d enlil gummur `de ceremonie voor Enlil
is voltooid' CT51,161,r. 11
; 5 N;
CAD 4 S
}
, (subst.; OB, Mari, in speciale bet. NB) geheel, totaal; AHw \gesamtheit"; CAD A 1 totality;
completion 2 in NB termination; 3 in NB (grammatical
term)
3 naphar ers.etimma gammar
a ta matumma beleta

(Gstattrans.;
meestal gamra ta) `u heerst over de gehele aarde en alle landen' erra-iii-D4
}
, (subst.; pirs-nomen; st.c. gimrat, gimret; vanaf OB, MA): totaalheid, geheel; [pirs-type nomen (vr.
pirist, %nominale typologie) geeft meestal de daad zelf
weer (bijv. `zending' bij `zenden') of dat wat eruit resulteert (bijv. \de zending werd bij de grens tegengehouden"); nomina actioni van eigenlijke ww. met betekenisovergang naar het concrete: bijv. siprum `zending'
bij sapa ru `sturen'];
AHw \Gesamtheit"; \Kosten"; CAD 1 totality, all; 2
universe; 3 expenses
}
, G verb.adj., , st.c. gimir-; kan volgen op een
ander adj.: Eng.: nished, settled; complete, entire,
full;
}
+ gen. , (st.c. v. verb.adj. gamru-) alle,
geheel;
4 gimir m
a tim: al het land
}
+suf x , geheel, totaal
5 gimratsunu: `hun geheel' Ee-i-154
6 niddinka sarr
u tum kissat kal gimreti, (G pret. als
synchroon pres. v. nada nu) `wij geven u hierbij het
koningschap over het totaal van het hele universum'

9/

gamartu

gimru

gamru
gimir

gimer

Ee-iv-14
7 u in
a (n)

: : : ibarr^a gimreti, (G pres. 3e vr.mv. v.


bar^u; als het subject in dualis is, verschijnt de niete ww.-vorm in vr.mv.): `en de ogen kunnen alles zien'

 b
[
H
8
Ee-i-98

V I gim-re-ti, gimreti (gen. vr.) Ee-iv-14


V gim-ri, gimri (st.c.) Ee-vii-142
U K gi-me-er-su-nu, gimersu nu (st.c. +sunu),
Sil-C-115

(st.c.), erra-i-1
d e
,
gimratsunu (st.c. +sunu) Ee-i-154

gim-ras-su-un,
gimratsunu (st.c. +sunu) Ee-vii-118
gi-mir gimir

K

gim-ra- at -su-nu

gamirutu(m) : CAD: gamu tu overpowering strength


vaardigheid, bekwaamheid, knapheid
gammalu, gammal^u I , (adj. parras-vorm; !gamalu):

`sparend', `ontziend', `genadig'; [parras-type nomen,


%nominale typologie]; bijv. stativisch gebruikt 2e p.enk.:
1 gammalata d Sin: `gij zijt genadig' Sin3-65

!gam! 7
adj.) Sin3-65

gam-ma-la-ta gammalata

(stat. 2e p.enk. v.

gammalu II , (subst.; ook gamlu; F): kameel; CAD camel


gamru , (verb.adj. bij !gamaru `klaar z.') `klaar'
gana , (Sum. gana `kom!') kom op!
gannu , (ook: ganunu, ginnu) !ganunu grote ruimte,
tempelvertrek, woning
ganunu , (subst. <Sum.; in OB, MdA, NA gannu, in SB,

ginu nu; litt. woord; vanaf OB, MA; in OB W


; en W F ganunna): grote ruimte, tempelvertrek, woning; AHw \ein groer Raum"; CAD 1
storage room, storage building; 2 living quarters,
1 sa saphi tupahhara gan
u nsu, (D pres. 2e p. v. pah a ru



D `verzamelen'; saphu `verstrooid'): lett.: `van deverstrooide zijn woninggij verzamelt' ) `gij verzamelt de
dakloze in zijn (eigen) woning' ) `gij [S^n] bezorgt de
dakloze een thuis' Sin3-53
W
ga-nun-
s u, gan
u n
s u (st.c. +
s u) Sin3-53
, (ww. u/u-klasse; vanaf OB): G-stat.: machtig z/w.,
indrukwekkend z/w., van gewicht z/w.; AHw \massig sein,
werden"; CAD to be huge, to ne massive
}
, G verb.adj., , vr. gapustu; vanaf Ur III: imposant, indrukwekkend, van gewicht; AHw \massig", \stolz";
CAD huge, overbearing, proud;
1 gaps
a t^eretusa, (G stat., t^ertu `order', `aanwijzing'):
`haar bevelen zijn (zo) krachtdadig (dat)' Ee-i-145
}
, (subst.; vanaf OB): zwelling, dikte, massa;

vloed, vloedgolf; in LL-Malku:Sarru
-ii-52 gi-ip-[su]= a-guu !ag^u II , (< Sum. `donker water');
AHw \Masse"; CAD 1 mass, expanse, might; 2 (a deformation of part of the exta)

gap-
s a, gap
s a Ee-i-145
U
gi-ip-[
s u], gip
s u = ag^
u LL-M
s -ii-52
, subst. !kappu `vleugel'
, (ww.; ook kara nu, AHw qara nu; OB, SB, NA):
I. G-stam (pret. igrun, imp. gurun): CAD to store, to
pile up in heaps
II. D-stam (
, bet. als G): ophopen, optasten (van
graan);
}
, (subst.; mv. burunne en gurunneti vanaf OB):
hoop, stapel;
CAD heap,
mound;
1 gurun salm
a t umma na tsu: `een hoop lijken van
zijn troepen'
=
V mu-ga-ar-ri-in, mugarrin (D part.
NB

 nun
ga

? b

gapasu

gapsu

gipsu

a b

gappu
garanu

gurrunu
gurunnu, qurunnu

st.c.) CH-iii-21

gararu , (ww. u/u-klasse; ook qararu)

I. G-stam Eng.: to roll, to turn over; to twist, to grow

crooked;

}garru, G verb.adj., , st.c. garir- Eng.: round, bulging


garru , (verb.adj. bij !gararu) `rond'
gar^u , ww. !ger^u, `strijd voeren tegen' etc.
gar^u , (G part. v. !ger^u), litt.: tegenstander, vijand
V!
,
(gen. + ) Ee-i-74
gas.as.u , !kas.as.u `knarsen' (van tanden)

ga-re-
su
 (eli) gar^
e
su


su

gasaru , (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.


< Sum. woord

guru
s voor `man' of `kerel', `adolescent', iem. in de kracht van zijn leven; of omgekeerd;
het Sum. woord is een leenwoord uit het Semitisch): Gstat.: sterk z/w., geweldig z/w., superieur z/w., ook: man
z/w., kerel z/w.;
AHw \
uberlegen stark sein, werden"; CAD 1 to

69

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

be(come) (all) powerful;


1 gaser ultu ulla (G stat.; ultu ulla idioom `van oudsher'): `hij is van meet af aan heel sterk' Ee-i-88
}
, G verb.adj., , ook gesru, gisru; st.c. gaser-,
gasir-; vr. gasratu, gesratu, gisirtu; vanaf OB: geweldig, krijgshaftig, stoer; superieur;
AHw \
uberlegen stark"; CAD strong
2 gasir il
a ni rab^uti, (hier: elativisch): (S^n) `de
sterkste/krijsghaftigste onder de grote goden' Sin3-37
3 ina d Igigi qard
a ku ina d Anunnaki gasraku (nominale zin met sux -ku `ik ben') `onder de Igigi ben ik
[Erra] heldhaftig (of elativisch: de heldhaftigste), onder
de Anunakki ben ik machtig (de machtigste)' erra-i-111
II. D-stam (
, factitief): sterk maken; CAD 2
to concentrate (troops)
II. D-stam (
, elativisch): zeer sterk
4 gussur ma adis ana Ansar, (D stat.; ma adis
`veel'): `hij is zeer veel machtiger dan Ansar'
}
, (subst.; OB, Mari, MB, SB): 1 de machtige,
enorme kracht; 2 bijl, strijdbijl CAD 1 strength, power,
force; 2 (an ax); 3 (uncert. mng.)
 bij raba bu `zwak worden',
5 magsaru lisrabbib, (SD
`verlammen', `versagen'): `moge (jullie opgehoopte gif)
de enorme kracht doen verzwakken' Ee-i-162
 is een zeldzame vorm die alleen in literai[De SD
re teksten voorkomt. De betekenis is meestal factitief, dus als D. De vormen worden gekenmerkt door
de toevoeging van een s tussen de preformatieven in
de D-stam: D pres. uparras )usparras; D pret. uparris
)usparris)]
6 ina api d Girraku ina qsi magsar
a k (apu `riet';
Girru, de vuurgod; qsu `kreupelhout'; magsa ru `bijl'
hier apocope van -a ku): `in het riet ben ik [Erra] het
Vuur, in het bos ben ik een strijdbijl' erra-i-113
II/2. Dt-stam (
, re exief): zich inspannen;
CAD 3 to show oneself superior in strength
7 nsu
 ugdassara ana ama ri k^ata, (Dt pres. vr.mv.;
de t van de -t-in x > stemhebbende d na de eerste
radicaal g; assimilatie G inf. gen. v. ama ru): `de mensen spannen zich in om u [S^n] te zien' Sin1-8
V
ga-a
s -ri-im, ga
s rim (gen.) CH-iii-22,23
ga-ser, gaser (G stat.) Ee-i-88
G ga-sir, gasir (st.c.) Sin3-37

ga
s -ra-ku, ga
s r
a ku (st.c. +ku) erra-i-111

ug-da-
s
a-ra, ugda
s
s ar
a (Dt pres. vr.mv. met

gasru

gussuru
gussuru

magsaru

gutassuru

???
HOU H
VV aU *
-gt-

>

a
a

-gd-) Sin1-8

erra-i-113

ma-ag-
s a-ru mag
s aru

Ee-i-162
(-a k<

ma- *ag -
s
a-rak mag
s ar
ak

-
a ku

gassu , (subst.; st.c. gass) Eng.: impaling stake


gasir , st.c. v. G verb.adj. gasru, !gasaru `sterk z/w.',

etc.
G ga-sir, gasir (st.c.) Sin3-37
, G verb.adj. bij !gasa ru `sterk z/w.', etc.
, de vuurgod, zie !Girra
, (subst., m. en vr.; st.c. gerri; mv. gerru en gerretu)
Eng.: road, path, journey, (business) trip caravan, military campaign, expeditionary force, travel provisions
, (ww. i/i-klasse; ook gar^u; vanaf OB):
I. G-stam (pret. igri, pres. igerri/igarri, stat. geri, gari):
strijd voeren tegen, in vete liggen; procederen, een proces
voeren;

gasru
Gerra
gerru
ger^u

AHw \befehden", \prozessieren"; CAD 1

to be hostile,
to start a lawsuit;
} , G part., , ook gar^u, litt. woord; vanaf OB: tegenstander, vijand; AHw \Feind", \Gegner"; CAD foe,
adversary
II. D-stam (
) CAD 2 to open up hostilities, to
make war, to start a lawsuit; 3 itegr^u to quarrel
V ga-re-su, (eli) gar^esu (gen. + su) Ee-i-74
, (subst. < Sum.; st.c. gerseqqa -;

g
rs
ga) Eng.: an attendant, domestic, (attached to
the palace or tempel)
, (subst.; SB litt. woord < Sum.): leidsman, leider;
CAD leader
1 gest.u
^ dannu `de sterke leidsman' Ee-vi-148

ger^u

gurr^u

gerseqq^u

gest.u^

(S>

ge
s -t
u ge
st
^
.u-
.u

Ee-vi-148

gewichtseenheden , De grootste eenheid is j gu of


 un = gun, biltu `talent', `manlast' (dat wat
gu
een man kan dragen), ong. 30 kg. Onderverdeeld in 60
F mana, man^u `mine' van ong. 500 gr. 1 mine is
weer onderverdeeld in 60 sjekels (sikkels): siqlu, (
g
in) van ca. 8.3 gram. Een sjekel is onderverdeeld in
180 ut.t.atu, se, `graankorrels'. 60 gin vormen 1 mana
!man^u `mine', dus ong. 500 gram.
, (ww. v. geluid; SB*):
I. G-stam (pres. igessu, stat. gesi): boeren, opboeren,
oprispen; ook wel brullen; AHw \aufstoen", \rulpsen";
CAD to belch;

U

F
ina ge-si-su
z
e
im-ta-na-a 
1 ina ges^su marta imtan^
a (Gtn pres. v. m^a u `overgeven', `kotsen'): `(en die) bij zijn opboeren/al boerend
gal opgeeft' BAM578-i-1
U

 ina ge-si-su marta i-ar-ru


2 ina ges^su marta i arru (gesu
^ `oprispen', `boeren';
G pres. v. ar^u `braken'): `(en) terwijl hij boert, geeft hij
gal op' BAM578-ii-20
U
ge-
s i-
s u ge
s^

s u (G inf.gen. +
s u) BAM578-i-1,

gesu^

b 2

ii-20

Gibil , andere naam voor !Girra/Gerra, de vuurgod


gigun(n)^u , (<*giguna u, Sum., st.c. gigunn^e; mv. gig

gun^u): tempelterras, tempeltoren, het heiligdom op


de tempeltoren Eng.: a sacred building, temple
tower
U
gi-gu-ne-e, gigunn^
e (st.c.mv.) CH-ii-28
, (subst.; st.c. gilitti, met suf x gilitta-) Eng.: fright,
terror
, (subst.; ook gelletu; st.c. gillat) misdaad, onrecht,
zonde; AHw \Unrecht", \Sunde"; Eng.: crime
}
, lett.: `die van misdaad' ) boosdoener,
misdadiger;
1 sa anni u gillati maharsu ba  u
 (G stat.mv. v. ba u^
`langs hem passeren' ) `gaan vrij-uit'; annu < arnu
`zonde'; sa anni `die van zonde' ) `zondaar'): `zondaars en boosdoeners/misdadigers gaan bij hem vrijuit' Ee-vii-156
7 I gl-la-ti gillati (gen.) Ee-vii-156
, G imp. v. !gama lu
U
gi-mil-ma, gimilma (G imp. v. gam
a lu) Ee-iv-17
, !gama lu: genade; voorkeur; vergelding, ook positief: vergoeding
1 gimilla sukna(m), (G imp. mv. v. sak
a nu), idioom:
`wees mij genadig' Sin3-65
2 gimill
a +suf x of gen. t^aru, (t^aru `omkeren') `iets op

gilittu
gillatu
sa gillati

gimil
gimillu

70

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

iem. wreken', `vergelden'; ook positief: `vergoeden'; de


persoon als genitief bij gimillu; bijv.
3 gimill
asunu terr (G imp. vr.enk. v. t^aru), lett.: \doe
hun vergelding terug" ) `wreek hen', `neem voor hen
wraak' Ee-i-123
4 d Marduk attama m
u terru gimillini: `O Marduk, gij
zijt onze wreker' (lett.: \de teruggever van onze vergelding"; -ni `onze'; hier mu terru i.p.v. st.c. mu ter)
Ee-iv-13
5 m
a ru muter gimillini (-ni `ons'): `de zoon die ons
gewroken heeft'/`onze wreker' Ee-vi-105, vi-163
6 gimil-GN persoonsnaam: Genade(gave)-van-GN
7 GN-g
a mil
(G stat. part.) persoonsnaam:

Genade(gave)-van-GN
8 GN-igmilanni (G pret. met dativus -anni) persoonsnaam: GN-is-mij-genadig-geweest/heeft-mij-gespaard
9 GN-gimilanni (G imp. met dativus -anni) persoonsnaam: GN-wees-mij-genadig/spaar-mij

U 7

Ee-i-123

U ;
vi-105, 163

U 7

gi-mil-la-
s u-nu gimill
a
s unu

gi-mil-li-ni

gimillini

(acc. + sunu)

(+ ni) Ee-iv-13,

(acc.) Sin3-65

gimir , st.c. v. !gimru, ook !gamaru


gimlu , (subst.; zeldz.) Eng.: reserve ox
gimru , (subst.; pirs-nomen; !gamaru; st.c. gimir; st.c. vr.
gi-mil-la gimilla

gimrat, gimret): `totaalheid', `geheel'; [pirs-type nomen


(vr. pirist, %nominale typologie) geeft meestal de daad
zelf weer (bijv. `zending' bij `zenden') of dat wat eruit
resulteert (bijv. \de zending werd bij de grens tegengehouden"); nomina actioni van eigenlijke ww. met betekenisovergang naar het concrete: bijv. siprum `zending'
bij sapa ru `sturen'];
1 gimir + gen.: `alle', `geheel', bijv.
2 gimir m
a tim `al het land'
3 gimratsunu `hun geheel' Ee-i-154
zie voorbeeld 5 (en verder) onder !gama ru op
pag. 68
 K gim-ra-d ate -su-nu, gimratsunu

H
H

ginnu

(st.c. +sunu) Ee-i-154


Ee-vi-79

K

gim-ra-s
u-nu gimrassunu

(st.c. +sunu)

V I gim-re-ti, gimreti (gen.) Ee-iv-14


, (ook: ganu nu, gannu) !ganu nu `grote ruimte',
`tempelvertrek', `woning'
, (subst. <Sum. gi `riet'; ook gipa ru, mipa ru,
miparru; Ass. gibaru; MA, SB): 1 godenwoning (in de
cella), woning, rietwoning; 2 weide; AHw \Wohnung von
enu-priest or entu-priestess"; \Gotteswohnung"; CAD
1 residence of enu-priest or entu-priestess; 2 part of a
private house; 3 pasture, meadow; 4 taboo
1 asrussu gipar(r)u usarsidma, (S pret. v. *ras
a du,
S-tantum): `op die plaats grondvestte hij [Ea] zijn
cella/heiligdom [de Aps^u]' Ee-i-77
2 (en
u ma) giparra la kis.s.uru , (Ee-i-6, in de oertijd toen er nog) `geen weiden waren gevlochten'
(<*kits.aru Gt stat. 3e m.enk. subj. v. !kas. a ru `in elkaar vlechten')
U
gi-pa-ra, giparra (acc.), Ee-i-6
, (!gapasu `van gewicht zijn'): zwelling, dikte, massa;

vloed, vloedgolf; in LL-Malku:Sarru
-ii-52 gi-ip-[su]= a-guu !ag^u II , (< Sum. `donker water')

gipar(r)u

gipsu

'H

b

[ ],

LL-Ms-ii-52

Girra , (subst., eigennaam; Sum. gibil, U


gi-ip- 
su

gip
su

ag^
u

;
is ook ne `vuur'; ne afgeleid van , pictogram voor vuurplaats, en staat voor alles wat met
`hitte' te maken heeft; ememu `heet zijn', `ummu' `hitte', bahru `heet', `gaar'; ook
J d gisbar): vuur;
vuurgod Girra (ook Gerra); (vuur in de verschijningsvorm van de god)
1 d Girra ittanpah, (Ntn pret. (habitatief/iteratief) v.

napa hu): `(dan) wordt
Girra/vuur ontstoken' Ee-i-96

2 kma Girra himit.ka, (himt.u `brand', `hitte', `gloed'):

`uw gloed is als die van Girra'
Sin1-6
d
3 ina api Girraku (apu `riet'; nominale zin met sux
-ku `ik ben') `in het riet ben ik [Erra] het Vuur' erra-i-

113

bil gi


J d  , d Girra (vuurgod) Ee-i-96
U d  , Girra Sin1-6
, een stad,
ki



, Girsu CH-iii-41,42
, (leenwoord < Sum.) schorpioenmens, mythisch
monster genoemd in het Enu ma elis-epos; gir `schorpioen'; | tab `dubbel', `tweeling'; lu `mens', `mensheid'

|
&

  8 , girtabbilu Ee-i-142
, (subst. <Sum.; OB*): standplaats, positie, sterpositie; AHw \Standort (von Sternen)"; CAD position
(of a star)
1 uknma gisgallasa itti il ath^esa (D pret. v. k^
anu
 `(ster)positie'): `hij
`vast z.', D: `vaststellen'; gisgallu
stelde haar [de boog(ster)] standplaats vast te midden
van de goden haar broeders' Ee-vi-91
U
7 gi-is-gal-la-sa, gisgallasa (acc.) Ee-vi-91
gis ,
determinatief voor hout, boomsoorten
, (subst. < Sum.;
gi
s hur): patroon, silhouet, omtrek; vergelijk usurtu: `plan',
 `tekening' dat
.
hetzelfde logogram heeft; AHw \Vorzeichnung";
gi
s hur nigin-ma

1 us.urta talammima (
gi
s hur us
. urtu `tekening', `plan', maar ook geleerd woord < Sum. gishurru
`silhouet', `omtrek';
nigin o.m. law^
u, lam^u `iets
omgeven/omsingelen met', 2 acc., hier G pres.2e p.enk.): `je moet (rond de pot) een tekening trekken'
gi
s bar

Girsu

girtabbilu
gisgallu

bil gi

g
r su

g
ir tab l
u u

(W
(
gishur(r)u

(  V

( 

BAM578-i-40

gi
s -hur-me
s

2 (atman) us.ur
a ti, ((w)atmanu `tempel', `kapel'):
`schrijn der tekeningen' Ee-i-79 [geestelijke plannen, de

( 
(
gisimmaru

lotsbeslissingen]


, us.ura ti (gen. vr.mv.) Ee-i-79


BAM578-i-40

gi
s -hur-me
s

gi
s hur

us
. urta

(d

, (subst. m. en vr. < Sum.; st.c. gisimmar; mv.


gi
s
gisimmara tu;
gi
s immar, teken met klankwaarde sa6 ): palm, dadelpalm; AHw \Dattelpalme";
Eng.: date palm
, (!gama lu): `volmaakt', `edel'; [pitra s-type
nomen (%nominale typologie); iets Gt-achtigs: wel
eens intensief: \zeer", bijv. itpesu `bekwaam' bij epesu
`vervaardigen']
}
, G verb.adj. m.mv., , volmaakt, perfect
U
gi-it-ma-lum CH-iii-36,37
U
go i-it-ma-[l]u-tum, gitma lu tum

gitmalu

gitmalutu

NN VV 5

(adj.m.mv.) Sil-C-54

71

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

GN-in-persoonsnamen 1 gimil-GN `Genade(gave)-van-

GN'
2 GN-g
a mil (G stat. part.) `Genade(gave)-van-GN'
3 GN-igmilanni (G pret. met dativus -anni) `GN-ismij-genadig-geweest/heeft-mij-gespaard'
4 GN-gimilanni (G imp. met dativus -anni) `GN-weesmij-genadig/spaar-mij'
5 GN-gimilanni (G imp. met dativus -anni) `GN-weesmij-genadig/spaar-mij!'
6 GN-iddinam `GN-heeft-mij-gegeven' (G pret. en
dat. -am);
7 GN-n
a din-apli `GN-geeft-een-erfzoon' (G stat. van
part. (eigenschap, maar ook entisch ww., hier vertaalt
met pres..
8 Nidinti-GN `Gave-van-GN'
9 p lipit-GN `Schepsel-van-GN'
10 serikti-GN Geschenk-van-GN
11 GN-leqe-unninn `GN-aanvaard-mijn-smeekbede!',
bijv.: S^n-leqi-ennemu (imp. `S^n, aanvaard mijn
gebed!';
12 GN-ism^
anni met G pret. `GN-heeft-mij-verhoord'
13 GN-sem^
anni met G imp. `hoor-mij-GN!'
14 GN-magir G stat.`GN-is-goedgunstig'
15 GN-mugur/mug(u)ranni
D imp.`Verhoor-(mij-)GN!'
16 migir-GN `Verhoring-van-GN'
17 GN-idnanni `GN-heeft-mij-gericht'
18 innamar-dn-ili `Gods-vonnis-is-gewezen'
19 dn-GN-l^
umur `Moge-ik-GN's-oordeel-zien'; ook
dn-ili-l^umur
20 arik-den-ili `God-wachtlang-met-zijn-oordeel'
21 GN-d
a bib `GN-is-mijn-advocaat'
22 GN-d
a bib-ner met G imp. v. neru `doden'; `GNdood-mijn-aanklager!'
23 GN-muballit. (stat. van het part.) `GN-is-eengenezer'
24 GN-bal
a ssu-iqbi < *bala t.su `zijn leven' met G pret.
v. qab^
u `GN-heeft-bevolen-dat-hij-leeft'
25 GN-n
a s.ir-apli met G stat. v. nas. a ru `bewaren',
`GN-behoedt-de-erfzoon'
26 GN-kudurr(a)-us. ir met D imp. v. nas. 
a ru D
d
`beschermen': `GN-behoed-de-erfprins!' bijv. Nab^ukudurru-us.ir `Nebukadnezar'
27 GN-re ^ `GN-is-mijn-herder'
28 s.ill-GN nominale zin `GN-is-mijn-schild'
29 GN-s.ul
u l nominale zin `GN-is-mijn-scherm'
30 GN-lamass `GN-is-mijn-schutse'
31 GNsalim met G stat. v. sala mu `GN-is-verzoeningsgezind',
`GN-betoont-zich-een-vriend'
32 GN(vr.)-remeniat `GN-is-barmhartig'
33 GN-remanni (r^emu `zich erbarmen') `GN-erbarmu-mijner!'
34 GN-tajj
a r `GN-is-vol-ontferming'
35 p Tukult-d Ninurta = `N. is mijn betrouwe'; vgl.
het Wilhelmus \Mijn schild ende betrouwe zijt Gij, o
God, mijn Heer"
36 ana-dn-GN-atkal G pret. v.tak
a lu `vertrouwen
hechten aan' `ik-vertrouwde-op-het-oordeel-van-GN'

37 atkal-GN-ul-ab
as
`in-mijn-vertrouwen-op-GN-ben-ik-niet-beschaamd'
38 l
a -abassi-GN `GN-laat-mij-niet-beschaamd!'
39 aj-ab
as-GN
`GN-laat-mij-niet-te-schande-worden!'
40 nar
a m-GN `beminde-van-GN', vgl. de naam
Nara m-S^n, de op een na laatste koning van de Akkad-dynastie;
41 ir
a m-GN `GN-bemind'
42 GN-r
a m met G imp. vr. (voor vr. naam) `beminGN!'
43 GN-r
a ma met G imp. mv. `bemin-(o-mensen)-GN!'
44 GN-res.i-kni `GN-helpt-de-rechtschapene'
45 GN-p
a t.ir G part. stat. `GN-is-losser'
, (subst.) boomstam, boom; AHw \Baum(stamm)"

gubnu

1 liktappiru gupn
usu (Dtprec. of Gtnprec. v. kapa ru
`afwissen'): `Moge zijn boomstammen worden weggevaagd' erra-i-71
K gup-nusu gupnusu (st.c.mv.+su) erra-i-71
, (subst.; st.c. gubur) Eng.: shepherd's hut
, godin van de geneeskunst, stadsgodin van de
stad Isin, samengevallen met ninisinna (`meesteres
van Isin') en nintinug7=5 ga `de meesteres (nin) die
de doden (ug7 ) tot leven maakt (ti(n))'. In het Akkadisch muballit.at mt `genezeres der doden'. [`de doden levend maken' is vaak een epitheton van de goden,
vooral de goddelijke genezers zoals Marduk, ook wel

Sama
s en veel godinnen, waaronder de godin Gula.
muballit.at mt `genezeres der doden' is niet letterlijk \doen opstaan uit de dood". In Mesopotamie is
het dodenrijk het land vanwaar niemand wederkeert.
Het slaat op doodzieke mensen, ten dode opgeschreven maar toch weer genezen. In de oudheid is ziekte
een broertje dood.]
: een plaatsnaam (Kullaba?)
uru
ki
& 7
Gu-la, Gulabadu, Sil-A-53
, D v. !*gala bu `scheren', `afscheren'
, (subst.vr.; ook gulgullatu; mv. gulgullu en gulgulla tu; vanaf OB): schedel (vgl. de berg Golgota, een
berg als een schedel) een woord waarvan de stam een
reduplicatie heeft. Dit is vaak het geval bij woorden
voor lichaamsdelen, in het bijzonder qaqqadu < qadqad
`hoofd', gulgullum `schedel', kimkimmu `polsgewricht'.
AHw \Sch
adel"; CAD 1 skull; 2 (container shaped like
a human skull)
, (D, niet in G, !*gala bu) `scheren'
, (subst.; ook qurqurru; st.c. gurgur;
!urudu!
l
u
tibira met tibira = urudu-nagar met urudu er^
u
`koper' determinatief voor metaalwaren, en naga ru
`timmerman') metaalbewerker Eng.: woodworker, metalworker
: Heer Goudsmid, , , een schutspatroon
van de goudsmeden, gezel van Ea in het Bt mummu
(!mummu), het tempelatelier, waar goden(beelden)
vervaardigd en gerestaureerd worden; mythologisch
door Ea en zijn gezellen, die dus patronen van werklieden zijn.
, (subst. < Sum.; st.c. gusur; NA gasu ru;
 r): AHw \gef
gi
s u
allter Baumstamm" \Balken" Eng.:
beam, log

gubru
d Gula

Gulabadu
/
gullubu
gulgullu

gullubu
gurgurru
d

b
ad

Guskin-banda

gusu ru

72

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

}habtu, G verb.adj., , st.c. habit-

h
ababu ,

(ww. u/u-klasse) AHw \murmeln", \zirpen",


\zwitchern"; Eng.: to murmer, to whisper; to chirp;
to caress
, (ww. a/u-klasse, soms ook i/i-klasse; vanaf oud akk.):
I. G-stam (pret. ihbul, soms ook ihbil, pres. ihabbal, soms

onrecht doen,
ook ihabbil, stat.habil, ihbil): (iem.=acc.)



benadelen, beschadigen, verdrukken i.h.a., maar speci ek:
misbruik maken van machtspositie, overweldigen;
AHw II \Gewalt (an)tun", \Unrecht (an)tun" CAD A
1 to oppress, to wrong (a person); to ravage, to take
away, to undo;
1 ana l
a habal ens.im: `om de zwakke geen onrecht te

doen';
II. D-stam (
) CAD 2 to damage (denominative
from hibiltu), to destroy (LB only), to do wrong (to a
 3 Dt hutabbulu passive;
person);
IV. N-stam ( 
, passief) CAD 4 (passive)
} , (adj.;vr. habiltu) verdrukte; AHw \dem Unrecht geschah"; CAD unjustly treated, wronged person
2 ana hablim sutesurim: `om de verdrukte recht te

verschaffen'
}
, (subst.; st.c. hibilti-, met suf x hibilta-; mv.

hibla tu) Eng.: damage, wrong;
 ;
ha-ba-li-im, hab
a lim CH-i-39



ha-ba-lim, hab
a lim (gen.) CH-xxiv-60



ih-ta-ba-al ihtabbal (G perf.) CHx34


, (ww.; OA, OB, MB, , NA):
 I. G-stam (pret. ihbul, pres. ihabbal): CAD B to borrow,
(stat.) to owe, to acquire on credit, (basically \to assume a nancial obligation")
}
, (subst.; oud-akk., OB, Mari, OA, MA;
ur5 ra): rentedragende schuld
CAD 1 obligation,
debt (with interest) 2 interest

habalu I

hubbulu

nahbulu

hablu

hibiltu

*
habalu II
M
M

Hhubullu
H
habaru I

5 r[a],

ur

hubullim

CHx70+c

, (ww. u/u-klasse; vanaf OB):


 I. G-stam (pret. ihbur): lawaai maken; AHw I \larmen";

CAD A to be noisy
} , G verb.adj., , st.c. habur- Eng.: noisy
}
, (subst.; SB): lawaai, herrie, geroep, geraas; [Deze minder gebruikelijke term komt voor
in het Atrahasis-epos; `lawaai' meestal !rugmu ;
hubu ru meer algemeen: `de menselijke activiteiten',
vgl. \makkers staakt uw wild geraas"]
AHw \L
armen"; CAD B din;
N
 hu-bur-si[n] (st.c.+-sin) erra-i-73
, (ww. a/u-klasse; vanaf OB):
 I. G-stam (pret. ihbus, stat. habis in mootjes hakken; jn

hakken
AHw \zerkleinern" CAD 1 to break into pieces; 2 to
chop up; 3 (uncert. mng.)
, (ww. a/u-klasse; vanaf OB):
 I. G-stam (pret. ihbut, pres. ihabbat, stat. habit): roven;


 to plunder;
CAD A 1 to rob, to take away by force;
2 to commit a robbery; 3 to snatch
1 alpam hab
a tu: `een rund roven'
, (subst.; st.c. habba t; OB, EA, SB, NB; in
}
 ): rover; CAD 1 robber; 2
omina
h lusagaz
(uncert. mng.)

habru
huburu

habasu
habatu

habbatu

beroofd, geroofd; AHw


\geraubt (Mensch)"; CAD (released or runaway) prisoner robbed, plundered
2 awlu habtu: beroofde man
}
, (subst.; OB, EA, MA, SB, NA, NB): roof, buit,
krijgsgevangene; CAD 1 robbery; 2 booty, loot; 3 captive, prisoner of war
3 hubta hab
a tu: \een roof roven" ) roven, een roof


uitvoeren
(diefstal
met geweld)
4 hubtum ihhabtu (N pret. subj.) `de roof is gepleegd',


CHx23
5 alpam hab
a tu: `een rund roven'
IV. N-stam (
, passief)
 , hubtam (acc. `roof') CHx22
N hu-ub-tam


hubtu

nahbutu
}
s}V
M
M
2M

ih-bu-ut-ma ihbutma

(G pret. +ma), CHx22

 ha-ab-ba-tum, habba tum CHx23


ha-ab-tum, habtum CHx23
N
hu-ub-tum, hubtum (`roof') CHx23
: ih-ha-ab-tu, ihhabtu (N pret. subj.) CHx23
, (!haba lu `onrecht doen'): `verdrukte'
, (!haba tu `roven'): `rover'
a ru `lawaai maken'): `luidruchtig'
, (!hab

, (!haba tu `roven'): `beroofd', `geroofd'

, subst.;
!adanu termijn;
, !ada ru II `donker zijn' etc.
, (adv.. v. !had^u): vrolijk, blij, verheugd
 later ook i/i-klasse; st.c. hadi ; van, (ww. u/u-klasse,

af OAkk):
I. G-stam (OB en OA pret. ihdu, pres. ihaddu, imp. hudu;
 v. het type
 ban^u vaak
 gelater ihdi, ihaddi, hidi; ww.



schreven met een -u aan het eind, ook al wordt -i verwacht, bijv. ha-nu-u):
 , (over = ana);
(zich) verheugen
AHw \sich freuen"; CAD 1 to be happy, to rejoice; 2
to be pleased; 3 to be weldisposed toward, to welcome
a person; 4 to be agreeable;
1 ihd^
uma ilu ismu siqa rsun (G pret.mv. v. had^u en
u `luisteren naar'; sigru alternatief voor
 zikru
sem^
`naam', `roem', `bevel'): `de goden verheuden zich (zodra) zij hun aansporing hoorden' ) ` verheugd gaven
de goden gehoor aan hun aansporing' Ee-vi-161
2 ihdusumma Abzu, (G pret. eig. ihdi): `Abzu verheug over hem' Ee-i-51

de zich
} , G verb.adj., , st.c. hadi-; Eng.: happy, joyful, rejoicing
II. D-stam (
, factitief): gelukkig maken, blij maken;

CAD 5 to make happy;
}  , D part., : bijv. muhaddi libbi Istar `die het
hart van Istar blij maakt'
IV. N-stam (
, ingressief): CAD 6 to come to an

agreement
}
, (adv.; vanaf OB): vrolijk, blij, verheugd; AHw
\freudig"; CAD joyfully, happily
}
, (subst.; vanaf oud-akk.;
vreugde; AHw \Freude"; CAD hidu tu joy,
 lme
hu
s ):


merry-making
3 hid^
uta imla, (G pret. v. mal^u `zich vullen'): `hij geraakte vol vreugde' Ee-i-90
4 hid^
utasa tasba ma, (G imp. uit de nevenvorm tasa bu
 a bu, lett.: `neem plaats/verwijlt in zijn vreugde'
v. was
) (objectief: vreugde as.russu `over dat oord'; of subjectief: in de vreugde die hij verschaft) Ee-vi-73

hablu
habbatu
habru
habtu
hadanu
hadaru
had^s
had^u

had^u

hudd^u
muhaddi
nahd^u
had^s
hid^utu, hed^utu

&

73

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

}h u du , (in h u d libbim ):

VV
M
M

} b
ha iru
!
M
ha irutu !
M

blij gemoed Eng.: joy

ih-du-ma ihd^
uma

Sil-C-61

(G pret., object: libbasunu)

ih-du-ma ihd^
uma (G pret.mv. +ma) Ee-vi-161


~
ih-du-
s um-ma, ihdu
s umma (G pret. + ma,

eig. ihdi) Ee-i-51

=
mu-ha-ad-di, muhaddi (D part.) CH-iii-53


ha-di-is, had^s, Sil-A-6
^ hi-du-tim, hid^utim, (gen.) Sil-C-28
hi-du-ta, hid^uta (acc.) Ee-i-90

hi-du-ta-
s u, hid^
uta
s u (acc. + 
s u) Ee-vi-73


N ;

h[u-u]d li-ib-bi-im, h u
 d libbim


Sil-A-106

, (subst.; h^aru, hia ru `kiezen') `gemaal', `echtge


noot'

V ha- -i-ri, h a ir (+ - `mijn') Ee-i-155

, ( h^aru, hia ru `kiezen'; suf x !{u tu, {u t
 vormt abstracta): partnerschap, gemaal, echtgenoot

 u tiki (abstr. + ki)
DI
ha- i-ru-ti-ki, h 
a ir




Ee-iv-81

hajabu , !ajjabu, `vijand'


halalu I , (ww. a/u-klasse; ook !alalu I, `ophangen' ook

ala lu met
ha = a4 ) [ophangen en het lijk laten

hangen als afschrikwekkend
voorbeeld en als deel van
de straf komt veel voor in de Oude Orient (ook in de
bijbel en nog steeds in Iran)]

7
i-ha-al-la-lu-
s u, ihallal
u
su



M*  b

(G pres. 3e mv. +su), CHx21

i-lul, 
lul (G pret.) Ee-iv-38, 51

halalu II , (ww. a/u-klasse; vanaf OB):


IV. N-stam (nahallulu, onregelm.): wegsluipen; AHw
 CAD A to creep, to steel, to slink
IV \schleichen";
halapu , (ww. u/u-klasse; ook halabu; vanaf OB): G-stat.:

bekleed zijn met


I. G-stam (pret. ihlup, pres. ihallup): bekleden; AHw I

 CAD A 1 to slip in or through, to


\hineinschlupfen";
enter surreptitiously; 2 to cover, to clothe
I/2. Gt-stam (
) bekleed zijn met AHw I (stat.)

\ist ganz bekleidet
mit"; ; CAD 3 to be intertwined
(said of trees);
II. D-stam (
) CAD 4 to coat (with bronze) 5

(uncert. mng.)
IV. N-stam : (
, passief): AHw I \sich bekleiden

mit";
} 
, (subst.; mv. nahlapa tu; vanaf OA, OB;
 j tuggu; j
 g)gu
 e
(a);
j
(tu
 hia):
gu
omhulsel, kleed, mantel; CAD 1 wrap, outer

garment
(worn by soldiers and as festive apparel); 2
facing, coating; 3 leather or metal armor
1 nahlapta halipma, (G stat. + ma): `hij was bekleed
 mantel' Ee-iv-57 met als bijstelling apluhti
met een

pulh a ti (een mantel van)
`een p
vreselijke
bepantsering',
p
p
p

een opeenvolging van hlp , plh, plh, hlp (een



soort rijm)

hitlupu

nahlaptu

}C

McV

B
halaqu
F

hullupu
nahlupu

ha-lip-ma halipma

(G stat. +

) Ee-iv-57

ma

na-ah-lap-ta, nahlapta (acc.) Ee-iv-57


, (ww. i/i-klasse; ook helequ; vanaf OB; !gur10!
 zah in verscheidene gra sche varianten): G stat. (haliq):
 zijn, verdwenen zijn; verloren zijn, verloren gaan, verkwijt
nield z/w.;
I. G-stam (pret. ihliq, pres. ihalliq): kwijtraken, verliezen,
 van, er niet
 meer zijn; te gronde gaan;
buiten bereik komen
AHw \verschwinden", \zugrundegehen", \ iehen";

1 to disappear, to vanish, to become missing or


lost, to perish; 2 to escape, to ee;
1 awlum sa mimmusu halqu, (subj. -u): `een man,
die iets kwijt is', CHx9; 
2 liddalham
a lihalliqa mehertasin (N prec. v. dala hu
 raken';

 v. hala qu; mehertu `op
`vertroubeld
G prec.


brengst') `moge de [kolkende zeeen] vertroubeld raken,
en zo hun opbrengsten vernietigen/verliezen' erra-i-70
(opbrengst is zeebanket: wier, vissen, schaaldieren)
}
, (als subst.) teloorgang, ondergang;
3 hal
a q a lsu: `de teloorgang van zijn stad';
} , G verb.adj., , st.c. haliq-; vr. haliqtu; vanaf OB;
 h of !gur10!
 h):
za
za
voortvluchtig, het verlorene;
 G stat. `hij is kwijt'); AHw \verloren",
(n.b. ook
\ uchtig"; CAD 1 lost (object); 2 missing (animal or
person) 3 ruined ( eld)
II. D-stam (
): vernielen, vernietigen, verdelgen, te
 , ontvallen aan, onttrekken (aan iem. contgronde richten
role); CAD 3 to make disappear, to cause a loss
4 hulliqamma ab alkata esta, (D imp.): `mijn vader,
 het verwarde gedrag!' Ee-i-49
verdelg
} , (subst.; vanaf OB): verloren goed, verloren voorwerp; AHw \verlorenes Gut"; CAD 1 lost object; 2
loss
5 mimmasu halqam: `zijn verloren goed', CHx9

}
, (subst.;
ook haluqq^u, hu/aluqqa um, hulq^u;


vanaf oud-akk.): verlies; AHw \Verlust";
CAD 1 lost
merchandise; 2 (commercial) losses
6 s.tu hulluqq^
u butuqq^u nusurr^u magal saknunimma,
 woorden voor \verlies"; magal `zeer'; G stat.
(allemaal
saka nu: `is gezet voor mij' ) `ik heb te lijden van'): `ik
lijd in hoge mate verlies, teloorgang en vermindering'
CAD

halaqu
halqu

MC

hulluqu

hulqu

huluqq^u

Sin3-59

suhluqu) CAD to help to escape, to cause



III/2. St-stam
(sutahluqu, betekenis als S)

III/II. SD-stam
 is
(factitief, pres. ushallaq, pret. ushalliq) (De SD


III. S-stam (

losses;

een zeldzame vorm die alleen in literaire teksten voorkomt. De betekenis is meestal factitief, dus als D. De
vormen worden gekenmerkt door de toevoeging van een
s tussen de preformatieven in de D-stam: D pres. uparras )usparras; D pret. uparris )usparris)): te gronde
richten, radicaal beeindigen, verloren laten gaan; CAD 5
to destroy
7 lushalliqma alkatsunu, (SD prec.): `ik wil hun gedrag
 richten' Ee-i-39
te gronde
 pres. 1e p.mv.; pres. potentialis):
8 nushallaqma, (SD

(waarom) `zouden wij verloren laten gaan' Ee-i-45
N
hu-ul-lu-q
-im, hulluqim,



V

? b

>

 ?V

(D inf. gen.) CH-i-36


; !gam!
hul-li-qam-ma, hulliqamma (D imp. +


ma) Ee-i-49

hal-q
u, halq
u (G stat. subj.-u) CHx9


 hal-qa-am, halqam (acc.), CHx9
N

hu-lu-uq-
s u, huluq
s u CHx9


N

hu-lu-uq-qu-
u, hulluqqu^
u Sin3-59


N
hu-ul-q
-im, hulqim CHx9


; P ih-ta-li-iq, ihtalliq, (G perf.) CHx20
;  ; > li-hal-li-qa, lihalliqa (G prec.vr.mv.)
erra-i-70
D prec.)

lu-u
s -hal-liq-ma, lu
s halliqma (S


Ee-i-39

74

:V
> ?:

Ke 

1 p.mv.) Ee-i-45

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

nu-u
s -hal-laq-ma nu
s hallaqma

D, pres.
(S

 pres.1e p.enk.) erra-i-146



u
-hal-laq, uhallaq (S


 pret.2e p.enk.) erra-i-146
:
tu-hal-liq, tuhalliq (S


, (ww. a/u-klasse) Eng.: to press, to squeeze out
, oppergod van de Urarteers
 st.c. halli-, met suf x halla-) Eng.: crotch,
, (subst.;
 Eng.: hind legs
}
, dualis,subst.; achterpoten
, (subst.; ook: hulluqq^u, hu/alluqa um;


!halaqu): `verlies'
N

hu-lu-uq-qu-
u, hulluqqu^
u Sin3-59


, (verb.adj. bij !hala qu): `verloren'
, (subst.; mv. hals.u ) Eng.: forti cation, fortress
, (litt.ww. a/u-klasse)
I. G-stam verzamelen; AHw \Sammeln", \Vereinigen";
II. D-stam (
, bet. ong. als G)

1 gimir pars.ima hamm
a ta (G stat.vr.mv.trans.) `Alle
 gij verzameld' ) `Alle ambten
rituele functies hebt
bekleedt gij/oefent gij uit' erra-iii-D9
ha-am-ma-ta hamma ta (G stat.) erra-iii-D9
, (ww.):
I. G-stam : uitdrogen; AHw \austrocknen";
II. D-stam stat. (
, elativisch): zeer droog, zeer

uitgedroogd, kurkdroog
1 hummur
a na tu ni, (D stat. mv. vr.mv. (hier geen
 v. nu `ogen' + suf x ni): `onze ogen zijn zeer
dualis)
droog' Ee-i-121
II. D-stam (
, factitief, betekenis als G) uit
drogen
e
N=
hu-um-mu-ra, hummur
a (D stat. 3 p.mv.)



hdalas.u
H aldia, Haldi
hallu
halan
halluqq^u

halqu
hals.u
hamamu

hamaru

>

hummumu

hummuru

hummuru

Ee-i-121

hamas.u , (ww. a/u-klasse; vanaf OB)

I. G-stam (pres. ihammas., stat. hamis.): AHw \fort-

reien";

CAD

II. D-stam (


1 to take o (clothing)
by force;
) roven, plunderen; CAD 2 to

hummus.u
suhmus.u


strip, to rob;

III. S-stam (
) CAD 3 to cause to rob, to de
spoil
, (ww. u/u-klasse; vanaf OB):
 I. G-stam (pret. ihmuut, pres. ihammut, stat. hamut):
.
.
.



AHw II \eilen", \sich beeilen"; CAD A 1 to hasten,
to be quick 2 to be (too) soon; 3 D hummut.u to send
 promptly, to
quickly, to hasten; 4 S suhmut.u to send

do quickly, to be in good time, to deliver in good time
, (ww. a/u-klasse; vanaf OB; logogra sch |
 tab; fonetisch
: : : ha-mat.- ook: ha-sat !hamsu


`vijf');
G stat.: heet zijn;
I. G-stam (pret. ihmut., pres. ihammat., stat. hamit.):
 , verzengen;  AHw III \brennen",

branden, verbranden
\verbrennen"; CAD B 1 to burn, to be in amed;
II. D-stam (
) CAD 2 to burn, to make glow,
to heat, to cause fever, to make feverish, restless;
III. S-stam (
) CAD 3 to burn, to set aglow, to
make restless 
 part., : immer brandend
}
, Stn

1 nabla mustahmit.u, (Stn part.): `(zijn lichaam werd
gevuld met) een immer brandende vlam' Ee-iv-40
}
, (subst.; ook hint.u; SB; |  tab(ba)):

brand, hitte, gloed; AHw \Versengen";
CAD 1 scorching; 2 fever; 3 anxiety
2 kma Girra himit.ka: `uw gloed is als die van (de
vuurgod) Girra'Sin1-6

hamat.u, I

hamat.u, II

Mn

hummut.u
suhmut.u
mustahmit.u
himt.u

Ee-iv-40

S

mu
s -tah-m
-t
s tahmit
.u mu
.u

tn part.)
(S

hamis , (num. 5; vr. hamsat, hamset, hansat, hanset) vijf;


!hamsu
hamma u , (subst.; ook hamm^u, hammamu; vanaf OB;


U imgi): rebel; CAD usurper (king), rebel;


1 sar hamm
a i: usurpator, rebellenkoning
 sar ha-am-ma-i, sar hamma i (gen.mv.)

Sil-C-113

hamm^u , (subst.; mv.) Eng.: rebels


}sar hamm^e , usurpator (wederrechterlijke heerser);
Eng.: usurper king
hammu , (subst.; vr. hammatu) AHw \Familienoberhaupt"; Eng.: head of the family
hamiltu , (< hamistu, in later tijd (na MB) wordt door

dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten s,


z): vr. v. hamis !hamsu getal `vijf'

, (!h^aru `kiezen')
`echtgenoot'


, vr. v. hamis !hamsu getal `vijf'

 ): Hammurabi, de vijfde ko, (of Hammurapi
 ning in de Amoritische dynastie van Babylon
= ha-am-mu-ra-b, H ammurabi CH-i-28
, (indeclinabel; ook hassa , hansa , dualis v.
 !hamsu, st.c. hamsa t): in dualis

het getal vijftig


1 il
u rab^utu hamsa tsunu usibu ma (G pret. mv. v.
wasa bu): `de 50 grote goden namen plaats' Ee-vi-80
p F ha-sat-si-na hassatsina (< hamsa t +sina)

hamiru
hamistu
Hammurabi

hamsa

Mn
MEe-vi-80
nb K
Ee-i-104

ha-am-
s at-
s u-nu ham
s
a t
s unu

(st.c. +sunu)

hamsisu : vijf maal !hamsu


hamsu , (adj.; ook hassu; vr. hamsat, hassat [OA], hamset

[OB], hansat, hamisti [SB], hamilti, hamultu [NB]; van (rangtelwoord)




af OA,OB): vijfde
eenvijfde
CAD fth;
}
, (nom. vr. hamistu, hamiltu, hamultu): getal



vijf;
}
, (num.; indeclinabel; ook hassa , hansa , du het getal

alis v. hamsu; vanaf Ur-III): in dualis
vijftig;

De vormen van het telwoord in de dualis doen dienst
als de tientallen. In het Hebreeuws heeft het meervoud
die functie. CAD 1 fty; 2 (a eld held in feudal tenure
by 50 men)
1 pulh 
a tu hamatsina, (met onduidelijke herkomst van
 worden als < hamsat- vr.-vorm `vijf',
t; kanopgevat

maar hier < hamsa `vijftig', zoals
blijkt uit Ee-vi-80),

lett. (bijstelling): \vreeswekkendheden, hun vijftigtal"
2 i nimb^ema hass
a sumesu (G cohor. 1e p.mv. v. nab^u

`noemen'; < nibbi < ninbi): `kom, laten we hem (dus)
zijn 50 namen geven' Ee-vi-121 (In tablet iv volgen de
50 namen van Marduk)
3 hams
a sumesu imbu `ze gaven hem zijn vijftig na Ee-vii-144 aan het eind van de opsomming
men'
~ ha-a[m]-sum, hamsum Sil-A-62
p F ha-sat-si-na hassatsina (< hamsat +sina)

hamis
hamsa

M
MEe-i-104
n
M a C

(50) Ee-vii-144


h amu , (mv.) AH w \Abfalle";
Eng.: litter (of leaves, etc.)
hamultu , (< hamistu, in later tijd (na MB) wordt door
ha-an-
s a-a han
s
a

dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten s, z):


vr. v. hamis !hamsu getal `vijf'
 ann^u aanwijzend

,!
vnw.
, ook hamsa , hassa , dualis v. !hamsu, in dualis




hanniu
hansa

75

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

aC
hapatu


het getal `vijftig'



ha-an-
s a-a han
s
a (50) Ee-vii-144


, (ww. i/i-klasse en u/u-klasse) AHw \ubermachtig
s/w." Eng.: to be(come) powerful, to prevail
} , G verb.adj., , st.c. hapit- Eng.: powerful, triumphant
, (G verb.adj. bij !hapa tu) Eng.: powerful, tri
umphant
, !hep^u `vernietigen' etc.

, (ww.;
ook hia qu; MB, NA, SB)
I. G-stam (pret. ihq, pres. ihiaq, ih^aq; mv. iheqqu) door ; AHw \mischen",


eenmengen, mengen
\vermischen";
CAD A 1 to mix liquids; 2 to mix with (in armed con ict, to be intermixed)
1 m^esunu istenis ihiqq
u ma, (G pres. 3e p.mv.): `(terwijl) ze eerst hun wateren dooreenmengden' Ee-i-5
(pres. voor de gaande actie, in omstandigheidszin)
[Achtergrond van het \mengen van wateren": in de
moerasdelta van Zuid-Mesopotamie ontstaat in het
brakke water (mengen van zout (Tia mat) en zoet
(Aps^u) water) rietvelden, moeras, drijvende eilanden
en tenslotte nieuw land.]
e

i-hi-qu-
u-ma, ihiqq
u ma (G pres. 3 p.mv.)



haptu
haptu
hap^u
h^aqu I

>V

harabu I , (ww. u/u-klasse, NB, SB; C V C   ): Gstat.: woest z/w., dor z/w. CAD 1 to lie waste;
III. S-stam (suhrubu) CAD 2 to lay waste;
 harbu t; suf x !{u tu, {u t vormt ab}harbu tu , (st.c.

Ee-i-5

a ri a

stracta): woestheid, dorheid, doodsheid Eng.: devastation


,
 }
, (subst.; SB*) minnaar, liefje (in de erotische
 bijv. Tamus is de harmu van Istar; soms te vertasfeer,
 ; CAD (male) lover;
len met: gemaal, echtgenoot
1 elu harmesa: (en schreewde) `tegen haar minnaar'

Ee-i-42, 113, 117
2 haramki, (st.c. +ki): `uw gemaal' Ee-i-113
} 
, (subst.vr.; ook harintu, harmatu; st.c. harmti; mv.



m

harma tu; vanaf OB;
karkid): prostitue
e;
soms vertalen met gemalin, echtgenote AHw \Abgesonderte"; \Prostituierte" Eng.: prostitute

ha-ram-ki, haramki (st.c. +ki) Ee-i-113,117




, (ww. u/u-klasse; ook hara bu; vanaf OB;
nim)
 G stat.: vroeg z/w.; CAD to be early
}
, vroeg, prematuur
1 ml(i) harpu, (mlu `vloed'): `vroeg hoogwater' (in
 april/mei; ook de mli arsuppu `de karpermaart, i.p.v.
vloed' genoemd in LL-Malku:sarru-ii-63 mi-li ar-su-pu =
mu-u har-pu

haramu
harmu

harimtu

harapu
harpu

*9

s
hararu p

har-pu (m^
u) har-pu



(verb.adj.) LL-Ms-ii-63

rr !ara ru II ; ook tara ru, ereru)


 I. G-stam (pres. irrur, pret. rur, ihrur, perf. itarur =
 al die r's in het
pret. v. tara ru): sidderen, trillen (met
woord hoor je 't trillen); akkeren ) opbranden
D
it-ru-ra, itrura, (G perf.vr.mv. of G pret. v.

,(

N H

) Ee-iv-90

haras.u , (ww. a/u-klasse, vanaf OA, OB)


tar
a ru

I. G-stam (pres. iharras., pret. ihrus., stat. haris.) CAD 1


to cut down, tocut o , 2 to set, to determine;
3 to
incise, to cut in deeply, 4 to make clear, to satisfy; 5
to become ready, to consider (as), to adjust;
II. D-stam (
): CAD 6 to cut o ;


hurrus.u

sutahrus.u

 2 -stam (
III/2 St
): aftrekken (ina = van),
 ; CAD to deduct, to correverrekenen, verdisconteren

spond;
 2 pret.; n.b. pret. onder1 summa : : : l
a ustahris., (St

 ): `indien hij niet
scheidt zich niet van de gewone St
(rente) verrekent' CHx72+e

V
u
s -ta-ah-ri-is
s tahris
. u

 .

t2 pret.) CHx72+e


(S

harasu , (ww. i/i-klasse; SB; NA)

I. G-stam : in het kraambed liggen CAD 1 to plant trees,

2 to bind; 3 (uncert. mng. said of human body and


parts of the body)
1 d Damkina ummasu harsassu, (G stat. harsat + su;
 assimilatie tot -ss-): `Damhier ts > ss, dus hier geen
kina [gemalin van Ea] lag met hem [Marduk] in het
kraambed' Ee-i-84

har-
s
a-as-
s u, har
s as
s u (G stat. + 
s u) Ee-i-84


, (!hara bu I `woest z/w.', `onbebouwd z/w.'):
 woestheid, doodsheid
, (!hara mu) `prostituee'


, (subst.vr.;
zelden m.; mv. harra na tu; vanaf oud akk.; kaskal): !harru en ! suf x -a nu; [behoort

tot de groep van vrouwelijke
substantieven zonder -t-,
zoals de natuurlijke feminina als ummu `moeder', verschillende lichaamsdelen, zoals sepu `voet' en de woorden umma nu `leger', harra nu `veldtocht', ekallu `paleis', abnu `steen' en naru `rivier'. Het meervoud wordt
wel gevormd met -a tu(m).] weg, route, astron.: baan
(van hemellichaam) ; reis, zakenreis, karavaan; milit.:
expeditie, expeditieleger, expeditiemacht, veldtocht, leger op
veldtocht (i.t.t. de kazerne), krijgsdienst, het dienst nemen;
CAD 1 highway, road, path, way; 2 trip, journey, travel;
3 business trip, 4 caravan 5 business venture, 6 business capital, 7 military expedition, campaign
1 ina harranim wasibma, (G stat. v. was
a bu `wonen',

`zich bevinden'):
op reis zijn CHx112

2 ana harr
a n d Sama
s , het pad van Samas, de zonnebaan

Ee-v-21
}
, een weg kiezen/nemen, een weg inslaan
3 uruh sulmi u tasm^e ustas.bit
us(u) harra nu,


 2 pret.
(St
mv. v. s.aba tu; urhu ook `pad') `zij lieten hem
een pad van veiligheid en gehoorzaamheid nemen (als
route)' Ee-iv-34

U b

harbutu
harimtu
harranu

harranam/usam/rdam s.abatu

MH
H
H
H

ha-ra-nim harranim

(gen.) CHx112

K har-ra-nu, harra nu Ee-iv-34


har-ra-ni, harra ni (acc.) erra-i-96
kaskal-a[m]

, harra nam, Sil-C-98



,


harru , (subst.; mv. harratu; vanaf OB;

har-ra-an (ana) harran (


s arrim)


CHx26, Ee-v-21

(st.c. gen.),

 r) waterloop,
su
\Wassergraben"; CAD 1 topographical feature,
depression (topographical feature) 2 watercourse
, - I. G-stam

: kiezen (partner), uitzoeken ) huwen, beminnen, de echt onderhouden met AHw \erwahlen", \aussuchen"; Eng.: to choose a mate
}  
, (G part.; st.c. h a ir,


h a wir): echtgenoot, gemaal
 d

1 Kingu h 
a risa: `Kingu haar [Tia mat's] gemaal' Ee
iv-66
}
, (subst.; vr. gesubstantiveerde vorm


AHw

h^aru, hiaru

ha iru, hawiru, hamiru


hrtu, hratu

76

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

van G verb.adj.; st.c. hrti, met suf x hrta-; mv.




hra tu) echtgenote, gemalin
van gelijke status
als de
echtgenoot;
2 d Ea u d Damkina hratus, (hratu + su): `Ea en
 Ee-i-78
Damkina, zijn echtgenote'

3 h
a ir ed^u atta, (- `mijn'; ed^u `de enige'): `wees
 enige echtgenoot' Ee-i-155
mijn
} 
, (suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; bij
h a iru): partnerschap, echtgenoot, gemaal;

4 tamb^e d Kingu ana h 
a iru tiki, (e i.p.v. i; G pret. 2e 
p.enk. door dissimilatie < tabb^e < *tanb^e): `u benoemt
K. tot uw echtgenoot', `u hebt K. geroepen tot uw partnerschap/om uw partner te zijn' Ee-iv-81
V
ha-wi-ri-
s a, h 
a wiri
s a `haar echtgenoot'



ha irutu

M a
M V 
M VU 
M H D I
Ee-iv-81
CHx135


  (+-
ha- -i-ri, h 
a ir
 `mijn') Ee-i-155
 

ha- i-ri-
s
a, h 
a ri
s a (+ 
s a) Ee-iv-66

hi-ra-tu
s h
ratu
s



(< hratusu) Ee-i-78



, 
(abstr. + ki)


ha- i-ru-ti-ki h 
a ir
u tiki

hasasu , (ww. a/u-klasse) G-stat.:

verstandig zijn, wijs z/w.;


I. G-stam : denken, doorgronden, nadenken over, overleggen;
zich herinneren Eng.: to heed, to think of, to be mindfull,

to care for, to remember, to refer to, to mention; to


plan
}
, G part., : (hij) die weet, kenner
a sis mimm^ama: `Ea, die alles weet' Ee-i-60
1 d Ea h 
 (
I/2. Gt-stam
, reciprook): verstaan, begrijpen,
(zich) bedenken, indachtig zijn, (erop) bedacht zijn
2 ba  u
 la tu lu hissusa ilasina lizzakra (ba  u la tu `on vr.mv. < *hitsusa ; Gt pret. v. zaka ru
derdanen'; Gt stat.
`de naam noemen'): `laat zij, de onderdanen, (erop)
bedacht zijn dat ze hun (persoonlijke) god aanroepen'

hasasu

hitsusu

Ee-vi-114

}hasa sis , (!{is;

= ana hasa si): `om te doorgron


den'
3 has
a sis la nat.^a, (nat.u^ `ge-eigend'): \niet mogelijk
omte begrijpen" ) `ze kunnen niet doorgrond worden' Ee-i-94
4 sipru su
 la nat.u^ hasa sis (nat.u^ G verb.adj. `ge-ei
gend zijn', hier predicatief
gebruikt, hoewel in dat geval meestal de stat. nat.^ gebruikt wordt; hasa sis = ana
hasa sim `om te begrijpen'): `die daad [het scheppen
van de mens] is niet geschikt om te begrijpen' Ee-vi-37
}
I: oor;
II: verstand, wijsheid; (vgl. Ned. \het zit tussen de
oren"); Eng.: understanding, wisdom;
5 hasis, (G stat.): `hij is wijs' Ee-i-18

6 irtib^
u erbe-taam hassa (n)', (< irtab^u G perf. mv.;
dualis hassu, `oren'): `de oren groeiden alle vier', `elk
der vier oren [van Marduk] werd groter en groter' (symbool van wijsheid) Ee-i-97
} , G verb.adj., , st.c. hassis-; verstandig, wijs; vgl.
de naam !Atrahasis van het gelijknamige epos, atrahas.is uitmunten in wijsheid
(met atra verb.adj. v.
(w)ata ru) Eng.: intelligent

hassu

hassu

M K , (G stat.) Ee-i-18
M K  ,  (G part.) Ee-i-60
M p h  ,  (acc.) Ee-vii-117
M h K  ,  (= 
ha-sis

hasis

ha-sis

h
a sis

(
hassu !


ha-si-sa

hasisa

ha-sa-si
s

has
a si
s

ana has
a si

) Ee-i-94, vi-37

 h hi-is-su-sa, hissusa (Gt stat. vr.mv.) Ee-vi-114


, ( hasa su `denken') `verstand'


hassu , !hasasu
has.abu I , a/u-klasse:
I. G-stam : afbreken
has.abu II , G-stat.: groen z/w.
}his.bu , rijke opbrengst
(   (gen. `rijke opbrengst')
CH-ii-45
has.s.nu , (subst.; ook has.s.innu; mv. has.s.nu, has.s.innu)
bijl; AHw \Axt" Eng.: ax
hasahu , (ww.; Bab. i/i-klasse, Ass. a/a-klasse soms u/uhi-is
. -bi-im his
. bim

klasse)

I. G-stam (alg.:) hunkeren naar, (pregnant: naar voed-

sel); AHw \brauchen", \begehren"; Eng.: to desire,


to require, need
}  , behoefte;
}   , honger, hongersnood
}  , (subst.; st.c. husah) honger Eng.: hunger,
need
IV. N-stam (
, passief)
  gaz): jnstampen; AHw
, (ww. a/u-klasse;
 \zerstoen", \zerschlagen";
O tesbi gaz sim
1 istenis tahassal tanappi ( tesbi istenis

`bijeen', `bijelkaar',
`samen' waarin bi element
voor bijwoorden; gaz hasa lu ` jnstampen' of
 vijzel) of zeldzamer
de synoniemen sak^u, z^aku (met
kasa mu ` jnsnijden', bijv. in recepten O gaz-sim
G pres. 2e p.enk. takassim `moet je jnsnijden'; hier
gaz voor G pres.2e p.enk. v.hasa lu en O sim voor
G pres.2e p.enk. v. nap^u of sah a lu `zeven', `ziften'): `[dit
mensel] moet je jnstampenen zeven' BAM578-i-7
@ akal a-bu-kat gaz
2 hl abukat tahassal (st.c. v. hlu `sap', `hars';


 biezensoort, dat
abukatu
is een plantennaam,
wsl. een
blijkbaar een gom produceert; G pres.2e p.enk. v. hasa lu
 je
` jnstampen'): `hars/gom van een biezensoort moet
jnstampen' BAM578-i-18

taha
s
s al (G pres.) BAM578-i-7

, ook hamsa , hansa , dualis v. !hamsu, in dualis
 het getal `vijftig' 

ha-
s
a-a, ha
s
s
a (50) Ee-vi-121
pF



hisihtu
hasahhu
husahu

hasalu

nuhsuhu

C B Cs

hassa

MUC

gaz

hasu^ , (subst.; st.c. hasi-;


AHw \Lunge"; Eng.: lung;
hat^u , -i,
ha-
s at-si-na ha
s
s atsina

MI

Mn

(< hamsat +sina) Ee-i-104



ur5

, het teken

): long;

har

I. G-stam : neerslaan
,

(G part.) Sil-A-56



hat.tu , Eng.:
o ense
( )hat.t.atu , ( mv. v. !hat.t.u): staf, skepter;
( )hat.t.u , (subst. gewoonl. vr., tweede t. geassimileerd
ha-ti h 
a ti

gi
s
gi
s

'

van vr. t; st.c. hat.t.i, met suf x hat.t.a-; mv. hat.t. a tu;

s

gi
gidri, hendur, het teken pa; (
determinatief voor
houtsoorten; pa is oorspronkelijk een pictogram van
een tak. Het heeft ook `tak', `stok' als lezing en pa =
gidru hat
tu `(herders-)staf', `skepter'; pa staat dan ook
 .. = pa (w)aklu `opzichter', iemand die op zijn
voor ugula
staf leunt. anpa `zenit' is het punt aan de hemel (an)
waar de staf naar wijst (recht omhoog); via `stok' pa
= sg mah a s.u `slaan'):
 ; Eng.: scepter, Sta , stick, branch;
staf, skepter
1 hat.t.isu ar
a ku, lett.: \zijn staf lang maken" = `zijn

regeringstijd
verlengen' (concretum pro abstracto)

'

77

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

2 us.s.ib
usu hat.t.a kuss^a u pal^a, (D pret. v. was. a bu `toe su(m)): `(en) zij gaven hem [Marduk]
voegen' + dat.
(daarbij) scepter, troon en koningsstaf' Ee-iv-29 (de regalia, die de waardigheid van de koning symboliseren)

('

V : gis hendur is-re-tu


3 hat.t.u isretu `een rechtvaardige skepter', `de legit staf' (gegeven aan de koning op bevel van Enlil
ieme

en Sama
s)
} 
,(
papa, 
s a `die van'): sergeant,
commandant, centurio, sergeant majoor; CHx33; iem. die
manschappen van voetvolk onder zich heeft, verantwoordelijk voor een peleton (onderof cier). Er zijn drie
lezingen van papa. (1 ) pa = hendur = hat.t., in mv.
 ) wakil
) (sa) hat.t. atim; (2 ) papa = ugulahendur
hat.t.im met waklum `opzichter'/`opziener met de staf'
en (3 ) pa rabi hattim/hatt a tim rabi ook `opzichter
..
..
voor nomen in de gen. dieeen beroepsgroep aanduiden
(hoewel rabi- opzichzelf geen lezing is van pa).

ha-at
-ti-im, hat
tim (gen.) CH-iii-25
 ..
 ..

sa hat.t.atim

''

'
M
(( '' b
'S

, hat.t.a (acc.) Ee-iv-29



-
s u, hat
ta
s u (+
s u), CH-xxiv-44,45
 ..
hat
-t
u
,
h
at
t
u
(toch
st.c.),
erra-i-3
 . .  ..

gi
s

pa

gi
s

gidri

hat.u^ , (ww. i/i-klasse)

I. G-stam : iets missen (tegendeel van rasu^ krijgen); mislopen Eng.: to make a mistake, to fail, to miss; to commit

an o ense, to trespass
1 ul ihat.t.i dumqa, (G pres.): `hij zal het goede niet
 Sin3-48
mislopen'
}
, (subst.; st.c. hit.t.-) Eng.: damage, negligence,

fault, crime
} , (subst.; st.c. ht.(i)-) Eng.: fault, damage, offense, crime, negligence

i-ha-at
-ti, ihatti (G pres.) Sin3-48
 . .  ..
, (part. !h^aru `kiezen') `echtgenoot'

, !had^u `zich verheugen'
, !hid^utu `vreugde' onder !had^u
, (subst. < Sum.; ook hengallu st.c. hegal; met
 suf x hegalla-; Sum. hegal bet. `er zal zijn';
 1

 
 l): overvloed AHw \Uber u"
h
ega
Eng.: abundance,
abundant yield Een van de vele woorden voor het begrip overvloed en rijkdom; vgl. desu^, hegallu, his.bu,


lul^u, masr^u, nuhsu, t.uhdu;


1 sa sukussu hegalli us.s.abu ana m
a ti (D pret. subj.;
 , maar eindvocalen klinken in hoge
verwacht sukussi
mate gelijk; ma tu `land' bijna syn. met `mensen'):
`[Marduk] die akker na akker van overvloed geeft aan
het land' (erbij geven) Ee-vii-8
P he-gal, hegallim, CH-ii-20, Ee-vii-8
d
,
(subst.
eigennaam;
ook
Hendursagga)
1 d Hendursanga apil d Enlil, `H. de oudste zoon van
Enlil', erra-i-2
s ? d hendur-sag-ga, hendursanga, erra-i-2
, (ww. - ,-e) G-stat. (3e p.enk. hepi) `is kapot'; woord
 dat als technische term oudtijds gebruikt werd om lacunes in afschriften op te vullen; bij de huidige reconstructie kan dat lastig zijn, omdat niet is aangegeven
hoe groot de breuk is;
I. G-stam : splijten, breken, stukbreken, kapotbreken vernietigen, vernielen, verbreken; Eng.: to smash, to destroy,

hit.tu
ht.u

hawiru
hed^u
hed^utu
hegallu

Hendursanga

hep^u

'

to wreck; to break, invalidate (a tablet, document) to


split, to divide
1 ihtepi karassa, (G perf.; < karas + sa): `(een pijl
die)haar borst brak' Ee-iv-101
}hep^u, G verb.adj., , st.c. hepi- Eng.: smashed, broken,
split
} +
, contract verbreken
II. D-stam (
, bet. als G):
IV. N-stam (
, passief):

2 t.uppasu ihheppe, (N pres.): `zijn contract zal wor [het stukmaken van een klei-oorkonde
den verbroken'
als op zichzelf letterlijke handeling kan ook overdrachtelijk opgevat worden.]
}
, breuk
 ih-te-pi, ihtepi (G perf.) Ee-iv-101


ih-he-ep-pe ihheppe, (N pres.) CHx37
, -i, -e,
 I. G-stam (ook ventivus): graven, uitgraven, baggeren, uitbaggeren; Eng.: to dig
}
, stadsgracht, kanaal
V ih-ri, ihri (G pret.) Sil-C-135
e
V
ah-ri-a-am-ma, ahriamma (1 p.enk. pret.,



hep^u t.uppu
hupp^u
nahp^u

hepu/h^epu
x



her^u
hirtu

C V

hialu
-am

vent. +ma), H.Sip. 22

V  hi-ri-su, hirissu, <*hiritsu) Sil-C-135


V hi-ri-tum, hirtum LL-Ms-ii-67
, (ww.; ook h^alu):
 , uitscheiden (van bloed en etter); in
I. G-stam afscheiden
barensweeen liggen AHw \Kreien";

7 zumes-su i-hi-la

1 sinn
asu ihlla (G pres. 3e p.mv. v. hia lu of G pret.mv.

 toch met mes):
ihilla ;  zu sinnu `tand' hier dualis

[hij heeft koorts en] `zijn tanden geven een afscheiding'
(`zijn tanden vloeien') BAM578-i-50
7 i-hi-la ihlla (G pres.mv.) BAM578-i-50
, ww.; !h^aqu I qmengen

, !h^aru, `kiezen',
`uitzoeken' `huwen'
, (ww. a/i-klasse; litt.) AHw \hineilen"; Eng.: to
hasten, to hurry
, (ww. a/i-klasse; litt.) AHw \uberwachen", \uberprufen", \wagen"; Eng.: to watch over, to take care
of; to examine, to search, to explore
, (subst. bij !haba lu `beschadigen') `schade'
, (!had^u `zichverheugen') vreugde
^ hi-du-tim, hid^utim, Sil-C-28

hi-du-ta-
s u, hid^
uta
s u (acc. + 
s u) Ee-vi-73


, (subst.; vanaf OB;
akal): uitvloeisel, sap, hars,
gom; akal lett. `sterk water/vocht' met a `water' en
kal = dannu `sterk' ) h
 lu `uitvloeisel', uit bomen dus

`hars', `gom';
} sim   , (buluhhi een Sum. leenwoord: een
struik waaruit gom vloeit als je 'm kerft, Lat. galbanum): galbanum-struik
!kisal!
 10 kisal akal sim buluh

1 10 kisal hl baluhhi (kisal gewichtseenheid): `10



kisal van de galbanum-struik' BAM578-i-6
@ akal a-bu-kat gaz
2 hl abukat tahassal (st.c. v. hlu `sap', `hars';


 biezensoort, dat
abukatu
is een plantennaam,
wsl. een
blijkbaar een gom produceert; G pres.2e p.enk. v. hasa lu
 je
` jnstampen'): `hars/gom van een biezensoort moet
jnstampen' BAM578-i-18

!

hiaqu I
hiaru
hiasu
hiat.u
hibiltu
hid^utu

hlu


CB

hl buluhhi

C B Cs
CB

CB

akal

h
lu

(`gom') BAM578-i-6, 18

78

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

himetu , (Ass. himatu; W F


inunna) boter, botervet;
\Butter";
 
$
F
ga ku
inunna 
s e
s: : :
1 sisba lkul himeta lippasis (ga sisbu `melk'; lkul
a lu `eten'; ses pasasu `zalven', hier
prec. v. ku ak
N prec. te lezen: lippasis) 'hij gelieve melk te eten en
zich met botervet in te zalven', CT51-161,r. 6; wat hem
dan te beurt zal vallen is onleesbaar;
, (!hama t.u `heet zijn'): `brand', `hitte',
`gloed' 
1 kma Girra himit.ka: `uw gloed is als die van (de
vuurgod) Girra'Sin1-6
, (verb.adj. bij hia qum, h^aqu `mengen';
 s bir): 
ka
s bir; bi asud = ka
dun, vermengd, aangelengd; subst.: dun bier, scharbier

# :

ka
s bir
nag
tu-sa-a -ras-su
1 hqa isatti tusa r^
assu (hqu `dun bier', `scharbier',
vgl. h^aqu `mengen'; #  nag = \mond  water"
 e p.enk. v. sat^u `drinken'; S pres. vent.. -^assu
G pres.3
< -a+am+su v. 1 ar^u (sterke alef) dat evenals par^u
`braken', `overgeven' betekent, S: `tot braken brengen'): `dun bier moet hij drinken en je moet hem laten
braken' BAM578-i-16

h
qu BAM578-i-16

, (!h^aru, hia ru `kiezen', `uitzoeken'): `echtgenote',

`gemalin'

AHw

himt.u
hqu

Cu

ka
s bir

(< hratusu) Ee-i-78

hratus , < !hratu +suf x su 


hirtu , (vr. v. !her^u), `stadsgracht', `kanaal'
hrtu , (!h^aru, hiaru `kiezen', `uitzoeken'): echtgenote, gemalin
his.bu , !*has.abu, `rijke opbrengst' Een van de vele woorhi-ra-tu
s h
ratu
s

den voor het begrip overvloed en rijkdom; vgl. desu^,


hegallu, his.bu, lul^u, masr^u, nuhsu, t.uhdu;
  hi-is.-bi-im (gen.), CH-ii-44,45



, (!hasa hu), `behoefte'
 , schuldbekentenis
 
met voorgeschiedenis, bijv. als er al
 een deel van de schuld betaald is en de transactie over
een restschuld gaat of een schuld na aanbetaling.
, (subst. bij !hatu^ `iets missen')
 , (subst.; bij !hatu^. `iets missen')

 .
, (!haba tu `roven')
roof, buit, krijgsgevangene;
 N
 hu-ub-tum, hubtum CHx23



, (subst.;
ur5 ra, !hab
a lu II ): rentedra gende schuld

, Hubur, naam van de onderwereldrivier
 1 Umma
 Hubur pa tiqat kala mu, (G part. vr. v. pata qu

`vervaardigen'):
`Moeder Hubur, die alles geschapen
heeft' (Hubur, in het Enuma elis-epos een epitheton
a mat, is de naam van de onderwereldrivier)
voor Ti
verwacht: Ummu en kala mi (gen.) Ee-i-133
N
hu-bur, Hubur Ee-i-133


, bierpul

, (!haba ru I ) `lawaai'


, niet-rentedragende
lening, waarbij de rente di rect al bij de hoofdsom is inbegrepen en dat als totaalbedrag volgens contract moet worden terugbetaald.
, (in h u d libbim bij !had^u): blij gemoed
 N ;



h[u-u]d li-ib-bi-im, h u
 d libbim



hisihtu
hisu^

hit.tu
ht.u
hubtu
2
hubullu
Hubur

huburu I
huburu II
hubuttatu
hu du

Sil-A-106

hullulu , D bij !alalu `ophangen'


hulluqq^u , (ook: halluqq^u, hu/alluqa um; !halaqu):


ver-

Sin3-59


hulluqu , D v. !halaqu :`vernielen' etc.
hulqu , (!halaqu): `verloren voorwerp'
humus.s.ru , (subst.) Eng.: mouse
huppudu , (ww. in D, niet in G) Eng.: to blind
huras.u , (subst.; st.c. huras.-; U
, =
hu-lu-uq-qu-
u hulluqqu^
u

gu
s kin

 gi
ku

):

goud
1 awlum kaspam hur
a sam abnam u bis qatsu ida nu.`geven'): `iemand geeft zilver,
dinma, (G pret. v. nad

(
(
hurhuda

goud, edelstenen of zijn roerende goederen' CHx112


U
, hara s.um CHx112

gi
s
, (subst. plantennaam;
hab): looiersboom;

AHw \Gerber-Sumach";

Cu h uratu

U !

Cu
hratu
H

>

lies

gu
s kin

gi
s

hab

1 hu
 ratu of puquttu een doornige plant in gebruik in
de looi-industrie BAM578-i-52
gi
s
hu
 ratu BAM578-i-52
 


hab

, (subst.; ook ur udu; st.c. hurhud, ur ud) Eng.:


 throat, windpipe
 
, de tempel van Inanna/Istar in Kis.
Sumerisch: hursag `gebergte', en ka lamma is de genitivus van kalam, `van het land'.
s
hur-sag-kalam-ma, hursagkalamma (tempel



Hursagkalamma

8V
hursanu
<

van Istar in Kis) CH-ii-67

, (subst. Sum.; pl. tantum; ook hursa nu; SB:


 , gebergte;
s hur sag; vanaf oud-akk.) berggebied

AHw \Gebirge";
1 hurs
a ni zaqru ti (zaqru `spits' adj.m.mv.): bergtoppen; erra-i-69
h hur-sa-a-ni hursa ni (pl. tantum) erra-i-69
, (!kusarikku)
, (subst. bij !hasa hu) `honger'

 

husarikku
husahu

i{

, pre x pers. vnw. 3e p.enk. en mv. hij, zij; met


inf. para su `beslissen' als paradigma: G pres. iparras `hij beslist/zal beslissen', iparrasu /a `zij beslissen
(m./vr.)'; G pret. iprus `hij besliste', iprusu `zij beslisten';
Spellingsvoorbeelden G pres. sterke w.w.
De syllabe-grens in het presens is zodanig (i-pa-ra-as
of i-par-ras) dat de pre x i{ meestal expliciet gespeld
wordt met bijvoorbeeld:

i-za-kar-ma, izakkarma (G pres. +ma v. zak


a ru

JV

`spreken') `hij moet een eed (nis

a V
? sV

) afleggen', CHx20x131

ilim

En ook als 2e en 3e radix zwak is:

= i-sa-am-mu-ma, isammuma

(G pres. (expliciet met -mm-)+ma v. s^amu `kopen') CHx39



i-q
a-ab-bu-ma, iqabbuma (G pres. + ma v.
qab^
u `spreken'), CHx9

Spellingsvoorbeelden G pres. w.w. primae aleph


De pre x i{ in G pres. van werkwoorden met een
initiele alef wordt meestal dubbel geschreven (maar is
geen lange ):

D
i-im-ma-ar-ru-ma, immaruma

V V

(G pres.+ma v. ama ru `zien'), CHx9


V i-ir-ri-is, rris (G pres. v. eresu I ) `opeisen',
CHx30

Spellingsvoorbeelden G pres. w.w. primae n


Voorbeelden van de pre x i{ in G pres. van werkwoor-

79

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

>
>b

den met een initiele n (niet dubbel geschreven):


F
i-na-ad-du-
u-
s i, (ana m^
e) innadd
u
si
(G pres. 3e p.mv. +si v. nad^u

F
nat
^, nad^
u
.u

`werpen') CHx108
, inaddusu (G pres. v.

i-na-ad-du-
u-
su

`slaan') CHx127

Spellingsvoorbeelden G pret. sterke w.w.


Bij G pret. is de syllabegrens zodanig (ip-rus, ip-ru-us)
dat de pre x i{ zich in de spelling verbind met de eerste
consonnant:
D
i
s -ru-kam, i
s rukam

( V

s>
b

(G pret. + dat. am v. sara ku `geven'), `hij gaf mij'


CH-xxiv-12

is
a tu
. -ba-at-ma, is
. batma, (G pret. +ma v. s
. ab
`grijpen') CHx30
ib-ni, ibni (G pret. v. ban^u `scheppen') Sil-C-134
P
iq-bu-
u (subj. v. qab^
u `spreken') CHx3
P ik-su-du, iksudu (G pret. subj. v. kasa du
`bereiken'), CH-iv-9,10

Spellingsvoorbeelden G pret. w.w. primae aleph


Bij werkwoorden met een initiele alef komt in G pret. het
teken i- weer terug, de uitspraak is dan een lange ,
i >:
N
i-hu-uz-ma, 
huzma (G pret. +ma v. ah 
a zu




tV
/V
s

`grijpen') CHx128

i-gu-ma 
g
u ma

z.') CHx125

(G pret. subj. +ma v. eg^u `nalatig

i-pu-us, pus (G pret. v. epesu `maken') Sil-C-141


?? Een enkele keer wordt de i{ in de G pret. ook expliciet toegevoegd:
P
i-ik-mi, ikmi, (G pret. v. kam^
u `(vast)binden')
Sil-C-118

Spellingsvoorbeelden G pres. w.w. primae n


In G pret. bij werkwoorden met een initiele n, assimileert de n op de gebruikelijke wijze:
O id-di-nam, iddinam (G pret. +am v. nada nu

N

N V
NV

`geven': `hij gaf mij') CH-xxiv-29


e

ib-bi-
u, ibbi
u <*inbi
u , (G pret. 3 m.mv. v.
nab^
u, `noemen') CH-i-17
e
K
id-di-nu-ma, iddinuma (G pret. 3 p.mv. +ma
v. nada nu `geven') CHx27
id-di-ma, iddima (G pret. +ma v. nad^
u I
`werpen'), CHx30x135

Spellingsvoorbeelden G pret. holle w.w.


De pre x i{ bij holle werkwoorden (met een vocaal als
tweede radicaal) verschijnt weer als i:
F
i-na-ar, in
a r (G pret. v. n^
aru `doden') Sil-C-114

i-q
-ip-ma, iq
pma (G pret. v. q^
apu II

V
a b

V

(J

`toevertrouwen') CHx107

i-q
-
s u, iq

s u, (subj. v. q^
a
s u `schenken') CH-iv-1,2

= i-sa-mu, isamu (G pret. subj. v. s^amu `kopen')


CHx9
=, i-si-mu, ismu (subj.pret. v. s^amu II `vaststellen'),
CH-iv-21

i-si-ma-am, ismam (G pret. +am v. s^amu II


`vaststellen') CH-xxiv-27

Spellingsvoorbeelden G perf. sterke w.w.

im-ta-har, imtahar (G perf. v. mah 


a ru



`ontvangen') CHx108

{

Of met assimilatie:
 is.-s.a-ba-at, is.s.abat <*is.tabat (G perf. v. s.aba tu
`grijpen') CHx9

2 bel
u a of belu a `mijn meesters';
3 ana belja `aan mijn meester'; ana belja `aan mijn

, (ook -ja en -a), suf x bezit. vnw. 1e p.enk. mijn; vaak


moeilijk te herkennen omdat de lange  vaak niet expliciet wordt aan-gegeven; -a of a na de vocaal u ; -ja na
de vocalen  of e; - na consonanten. Voorbeelden:
1 bel `mijn meester';

meesters'
4 assat
u a `mijn vrouwen'
E
be-l
-ia, bel
a, H.Sip. 44
, (suf x bezit. vnw. 1e p.enk. `mijn', !-a)
E
be-l
-ia, bel
ja, `mijn heer' CH-xxiv-90
, N pret. (met sterke alef) v. !aba tu I `vernielen'
etc.

{ia

i abbit


CD
i abbut


etc.

i -a-bit i

 abit

(N pret.) Ee-iv-25

, G pres. (met sterke alef) v.

!abatu I

`vernielen'

Iabusu : een plaatsnaam (met een vestingwerk)


&s~
,
Sil-A-50
Iamutbalim ,
cUs W
6,
, Sil-C-105
i^ati : e mij (onafhank. losstaand of absoluut p. vnw.
uru

Ia-bu-
s u[m]

kiengisag

ki

Iabubini

Iam
u tbalim

1 p.gen/acc);
1 ana i^
ati voor mij; voor vormenbestand en toelichting, zie onder ana ku. bijv. ana i^ati `voor mij', kima
i^ati `zoals ik'
I ia-ti, i^ati CH-i-31
, G pres. v. !ban^u `scheppen' etc.
: `er is' (3e p.enk.pres. v. !basu^ `zijn')
, N pres. v. (4-rad.) !nabalkutu
, N pret. v. (4-rad.) !nabalkutu
, N pret. v. !ba n^u `scheppen'
 ib-ba-ni, ibbani (N pret. v. ban^u) Ee-i-81
K
ib-ba-nu-
u-ma, ibban
u ma (N pret. mv.

ibanni
ibassi
ibbalakkat/it
ibbalkit
ibbani


+ ) Ee-i-9> V
ibbassi , N pres. v. !basu^ `zijn' etc.
 b>
,
CH 5
ma

ib-ba-a
s -
s u-
u ibba
s
su


(N pres. subj.)

ibbir , G pres. v. !eberu `overschrijden'


ibbiu , (<*inbiu): G pret. 3e p.mv. v. nab^u; soms dissimilatie ibbi > imbi
ibb^u , (subst.; Sum. leenwoord < imba; st.c. ibba-) gebrek,
x

 s>
,
imb^u
 s> ,+ )VCH-xxiv-40,41
(G pret. +

verlies; AHw \Verlust"; Eng.: loss, de cit

CHx120

ibb^u , G pret. v. nab^u `noemen'; soms dissimilatie ibbu >


i-ib-bu-
u-um ibb^
um

ib-bu-
u-nin-ni-ma ibb
u ninnima

ib^el , G pres. v. !b^elu `heersen'; verba mediae Alef, e-klasse; G pres. mv. ibellu
ibel , G pret. v. !b^elu `heersen'; verba mediae Alef, e-klasse; G pret. mv. ibelu
bir , G pret. v. !eberu `overschrijden'
ibiss^u , (subst. < Sum.; OA ibissa um; st.c. ibissa-) AHw
\Geldverlust"; Eng.: nancial loss
ibn^a, ibnia , G pret. 3e vr.mv. v. !ban^u `scheppen' etc.
ibni , G pret. v. !ban^u `scheppen'
 , (G pret.) Sil-C-134
ibn^u, ibniu , G pret. subj.e v. !ban^u `scheppen' etc.
ibn^u, ibniu , G pret. 3 m.mv. v. !ban^u `scheppen'
nim

ma

ib-ni

K

etc.

ibni

(G pret. subj. mv.) Ee-vi-70

ibru , (subst.; st.c. ibir; mv. ibru) Eng.: colleague, friend,


(person of equal status)
ibsi , G pret. v. !basu^ `zijn' etc.
 , (G pret.) Ee-i-117
ibtani , G perf. v. !ban^u `scheppen'
ib-nu-u ibn
u

ib-
si

ib
si

80

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

ibtel , G perf. v. !b^elu `heersen'; verba mediae Alef, e-klasse; mv. ibtelu
d
Id , (subst.; C d ): Id, de god Rivier (vr.); wordt

een werkwoordstijd, die qua vorm een preteritum is,


maar qua betekenis een stativus; G pret. 1e en 3e de
(pret. pro presenti) `ik/hij weet', tde `jij weet', mv.:
di/e/u , tdea vaak: >td^a `gij weet', etc.),
I. G-stam : weten, kennen, begrijpen, bekennen (van een
vrouw), beslapen;
}
, G part., , (<mu diu, (st.c. mu di/e; onregelm.
met mu- in de G; CAD mud^u ook muda u, mudd^u;
vr. mud^atu, mudu tu; vanaf oud-akk.): (de) wetende,
die alles weet, ook pregnant: wijs, onderlegd, als subst.:
terzakekundige, ingewijde; vaak ziet men de stat. van
dit part. als niete ww. vorm mu de: `hij weet/kent',
mu d^aku <mu dia ku: `ik weet/ken', wat men weet staat
dan in acc. (vaak een inf.), zie voorbeeld;
In redactionele opmerkingen die men geregeld bij \geheimwetenschappelijke" teksten als ritualen en vooral
commentaren vindt:
1 m
u d^u (la ) mu d^a (met kullumu `tonen', `in kennis
stellen', 2 acc.: iem. (van) iets)
AHw \wissend", \klug"; CAD mud^
u adj.; 1 knowing
(something or somebody), expert in a speci c craft,
wise, competent, learned, knowledgeable, expert; 2 acquaintance, person known, (but in no de nite relationship), mude sarri friend of the king
2 btam epesam m
u di: `hij weet hoe hij een huis moet
bouwen'
3 sibu m
u de hulqim: `de getuige die het verloren goed
kent' CHx9 
4 zikaram l
a id^u, lett.: (nog) geen man bekennen )
maagd zijn, bijv. assat awlim sa zikaram la id^uma een
getrouwde vrouw die (nog) maagd is CHx130 (d.w.z. juridisch reeds getrouwd, maar het huwelijk is nog niet
geconsumeerd, de verloofde woont dan nog bij vader
thuis)
5 anah 
a la du , (G pret. mv. pro stativo; ana hu `moe
 van
z/w.'):  `zij kennen geen vermoeidheid' (gezegd
paarden in Ee-iv-54)
}
, (subst.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; OB, Mari, MB, SB, NB): wetenschap, kennis; CAD
knowledge, information, wisdom
II. D-stam
, (D-tantum v. *wad^u): vaststellen, bepalen, bekend maken, beslissen, bekendheid geven,
aanwijzen, signaleren, merken, markeren;
}  , D part., 6 mu add^u isqisun (D part. bij D
mudd^u !*wad^u): `[Marduk] die hun (o er)aandeel in
de cultus toewijst' Ee-vii-7
e

i-du-
u, id^
u <ide (+subj.u, subj.pret. 3 p.enk.)


id

op z'n Sum. uitgesproken en niet als na ru `rivier': de


godheid voor rivieren en kanalen; niet alleen (soms)
rechter, maar vooral als scherprechter voltrekt zij vonnissen.
Id sal^u, (!sal^u `in de rivier springen'),
1 
het godsoordeel laten vellen, als men er langs juridische weg niet meer uitkomt. Blijven drijven duidt (anders dan bij heksen in de Middeleeuwen) op onschuld.
`de Rivier werpt hem uit' bet. vrijspraak: op de oever aanspoelen. In !namburbu-ritualen wordt onheil
onder meer afgewend door een beeldje met gepaste rituelen in de rivier te werpen. Tot de (positieve) goden
die daarbij worden aangeroepen behoort dId. Daarbij
wordt het epitheton gebruikt:
Id ba niat kala ma, (G part. st.c. vr. v. b^anu `schep2 d
pen'): `Oh Id, schepster van alles'
Id u tebbibassuma (<*u tebbibamsuma, D perf.
3 
+vent. am v. ebebu +su +ma), `Id houdt hem voor
onschuldig'.
4 d
Id sal^u: `in de rivier werpen/duiken' als godsoordeel, bijv. CHx132 na overspel maar niet betrapt, vgl.
met:
5 kas^
u (+ma) ana m^e nad^u, (!kas^u `binden'): gebonden en wel in het water gooien, als doodstraf, bijv.
CHx129 na overspel op heterdaad betrapt.
d Id, d Id (`riviergod') CHx2

, G pret. vent. v. !nad^u `werpen'

mud^u

idd^a
N O C , (G pret. vent.) Ee-iv-104
idd^ak , N pres. v. !d^aku `hij moet gedood worden', in de
id-da-a

NO
NV
N
iddin p

idd^
a

apodose van bijv. CHx1x3


a id-da-ak, idd^ak <*ind^ak (N pres.) CHx1
, G pret. v. !nad^u `werpen', `oprichten' etc.

iddi

Ee-vi-93

id-di-ma iddima

id-di iddi

(G pret. +ma) CHx30x135

mud^utu

(G pret. v. nad^u) Ee-iv-71, vi-82

, ( ndn ) G pret. 3e p.enk. v. !nada nu (`geven', `verkopen')p


, ( ndn ) G pret. 3e p.mv. v. !nada nu (`geven',
`verkopen')
K~
id-di-nu-
s um-ma, iddin
u
s umma

wudd^u, udd^u

iddinu

N V
iddu
N V

mu dd^u

(G pret.mv. + sum+ma) Ee-vi-99


, G pret.mv. v. !nad^u `werpen', `oprichten' etc.

id-du-ma, idd
u ma (G pret. subj.mv. + ma),
erra-i-122

de , G pret. 1e en 3e p.enk. v. !id^u


idi , G imp. v. !nad^u `werpen'
idi , (voorz. bij !idu `arm', `zijde'; met suf x id-, ook

ana idi, ina idi) Eng.: near, next to, beside, on the
side of, with
, N imp. v. nada nu `geven'
, (subst.) Tigris; de rivier `Tigris' (`Tigris' is een
Grieks woord, ontstaan uit idiglat; door wegvallen van
de initiele i en verwisseling van l voor r).
p P i-di-iq-lat, idiqlat LL-Ms-ii-47
, ( ndn ) G imp. vr. v. !nada nu (geven, verkopen);
G imp. mv. is idna
, -e, (ww.; dubbel zwak <*jada um; er is een nevenvorm !*wad^u, die alleen in de D voorkomt;  zu,
het werkwoord id^u heeft (evenals isu^ `hebben') maar

idin
idiqlat
idn
id^u

>
>>

CH-iii-57

i-du-
u, 
d
u (G pret. mv. pro stat.) Ee-iv-54
=
mu-du-
u, m
u d^
u (G part.) Sil-C-37
=
mu-de, m
u de (D part. gen.) CH-iii-17
=  K mu-du-su-nu, mu d^ussunu (<*mu d^utu+sunu)
CHx9

idu

= mu-ad-du-u mu add^u (D part.) Ee-vii-7


, (subst. m. en vr.; st.c. idi, zelden id; dualis ida (n);
 , dualis id
 min): oormv. idu en ida tu;
a
a
a
spronkelijk arm (lichaamsdeel;
vaak
litt.),
maar
meestp
al: kant, zijde, weerszijde; j(a)d in Hebr. `hand', vgl.
Ned. (<Jidd.) jatten Eng.: arm; side, edge; strength;
 or
goal, purpose; in sg. en m.pl.
a
abi:
wages, hire, rent, payment
1 idsunu ukassi, (D pret. v. kas^
u, lett.: `hij [Marduk]

N:

81

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

maakte hun armen vast' ) `hij sloeg hen in de boeien',


`hij legde hen handboeien aan' Ee-iv-117
2 idasu, (nom. dualis als locativus): aan zijn zijde
3 id
asu anh a (ana hu `moe zijn' G stat.vr.mv. vanwege
dualis v. id^u`arm') `zijn armen zijn moe' erra-i-15
 en niet a
me
} , (pl. tantum, toch
a
s ):
huur,
loon, honorarium
4 ina idisu al
a ku, lett.: `aan zijn zijde lopen', `hem
begeleiden, escorteren';
5 
a lik idi, (G part. v. ala ku `gaan'): `helper', `begeleider', (die aan iem. zijde loopt)
6 res. u
 su a liku idisu, (G part. mv. v. ala ku, lett. `aan
zijn zijde gaan': `zijn helpers, die hem begeleiden'):
`(zodra de goden) de heldhaftige leidsman (: : : in het
oog kregen)' Ee-iv-69
} , (een secundaire terminativus op !{us): ter
weerszijde, ter zijde
7 idus Ti
a mat: `ter (weers-)zijde van Tia mat', `aan
Tia mat's zijde' (ook wel: `naar T.'s zijde') Ee-i-129
8 qastu u spatu idussu lul, (G pret. v. al
a lu I `ophangen'; term. idus + su): `hij hing boog en koker [pijl en
boog] aan zijn zijde' Ee-iv-38

id

idus

N
O C! ! b
OCC
idullu

igaru(m)

, id (naspakim) `huur (van de opslag)' CHx121


a

i-du-us, idus Ee-i-129



i-du-u
s -
s u, idu
s
s u (term. + 
s u) Ee-iv-38

i-di-
s u, idi
s u (gen. + 
s u) Ee-iv-69

i-da-a-
su
, id
a
s u (dualis mv.) erra-i-15


i-da-a-a, id
a a (loc.) erra-i-98
, G pres. mv. v. !d^alu `drentelen'

i-dul-lu, idull
u (G pres. mv. v. d^
alu) Ee-i-57
, (subst.vr. < Sum.; st.c. iga r-; mv. iga ra tu;

egar8 ): muur, wand Eng.: wall (of a building)
, <*igtamru , Gt pret. 3e p.mv. v. !gama ru `klaar
zijn'
, (<*igtapus) Gt pret. v. !gapasu
, (subst.; P igigal, <Sum. igi `ogen', gal
`voorzien van', dus `voorzien van ogen', evenals `oren'
symbool voor `wijsheid'): wijsheid
P

-im, igigallim (gen.) CH-iii-17
P  , igigallim, CH-xxiv-26
P

-ia, igigall
ja +ia Sil-A-39
: Igigi (hemelgoden, een naam voor de grote goden)
(geen Sum. woord). In het Atrahass-epos waren de
Igigi belast met het uitvoeren van de landbouw en veeteelt. Ze waren in zekere zin de knechten van de Anunnaki. Mogelijk dat de Igigi de wat jongere goden (van
de Akkadiers) waren, terwijl de Anunnaki de oudere
(Sumerische) goden vertegenwoordigden. In het verhaal in het eerste tablet van het Atrahass-epos heerste
 een opstand uit
er ongenoegen onder de Igigi. Er breekt
onder de goden uit (zij bonzen op de deur van Enlil,
etc.), \omdat hun het juk van de arbeid was opgelegd".
Daaruit vloeit tenslotte een vergelijk voort, waarbij ter
oplossing van het probleem de mensen worden geschapen. Er zou dus sprake zijn (een theorie van von Soden) van een con ict tussen twee typen goden over \gelijkberechtiging". In andere tradities zou er juist geen
sprake zijn van een \vergelijk", maar nemen de Igigi de
macht over en verdrijven de Anunnaki naar de onderwereld. De Igigi komen aan de top, zij worden de baas
en vormen de \beraadslagende goden". Deze top wordt
tenslotte beheerst door vier of zeven oppergoden. Deze

igdamru
igdapus
igigallu


Igigi

igi g
al

igi g
al

igi g
al

opvatting van von Soden volgt niet rechtstreeks uit de


letterlijke tekst van de epen, maar kan a.h.w. tussen
de regels door te lezen zijn.
In het Enu ma elis-epos is de literaire vormgeving zo
dat Marduk iets vraagt aan de Anunnaki (Ee-vi-20, terwijl in Ee-vi-27
1 pul
usuma d Igigi ilu rab^utu (G pret. mv. v. apa lu +
dat. of acc. -su): `de Igigi, de grote goden, antwoordden
hem' Ee-vi-27
Orthogra e, OB en NB:

i-gi4 -gi4 , Igigi


late orthogra e ook:
-g-g, Igigi; waarin ook  de lezing ia = Sum.
`vijf' en is ook `2' of `2  60', zodat de spijkers ook
het getal 5+1+1 = 7 of het getal 5  2  60 = 300 symboliseren. 7 is het getal waarop het aantal oppergoden
oudtijds wel gesteld was en 300 of 600 is oudtijds ook
het totaal aantal goden (Niemand weet precies wat dat
betekent).
2 300 (5gis) ina sam^e ukn mas.s.artu (D pret. v. k^
anu
`vestigen'; mas.s.artu predicatief `als hoeder'): `hij [Marduk] plaatste (er) 300 in de hemel tot wacht' Ee-vi-42
3 ina sam^e u ers.etim 600 (gisu) ustesib (S perf. v.
wasa bu `zitten'): `(aldus) gaf hij de 600 [goden] een
plaats in hemel en aarde' Ee-vi-44, maar in het volgende is sprake van:
4 300 (5gis) d Igigi sa sam
a m u 600 (gisu) sa Apsu
kalusunu `300 Igigi des hemels en 600 van de Apsu al te
gader (verzamelden zich)' Ee-vi-69, waarin het lett. zou
gaan over 900 goden in totaal. Betekenis onduidelijk.

i-gi4 -gi4 , Igigi, CH-i-15 Sin3-39


U U I-g[i-g]i, Igigi, Sil-C-5

FF
V
:

FF
V
igirr^u U


-g
-g
 Igigi

Ee-vi-27, vi-69

, (
inimgar; Sum., ook: egirr^
u, st.c. igirr^e=,
ook igirr^=):
I: roep, reputatie;
II: soort omen, een omineus geduid (toevallig) geluid
(van de straat bijv.), godsdiensthistorisch bekend als
! ; ) orakelwoord, orakel, igirr^u-orakel
1 igirr^e dumqi u msari: (bezorg mij) `een gunstige
reputatie van gerechtigheid/rechtschapenheid' Sin1-22
[Een heel algemene reden voor een gebed, waarin de
smekeling zijn nood klaagt en vraagt om eerherstel,
vooral bij superieuren, die soms expliciet worden opgesomd: god, koning en notabelen.]


, igirr^e (st.c.) Sin1-22
 ): Eng.:
, (subst. < Sum.; st.c. igisa -;
igisa
an annual tax (collected from merchants, priests); gift,
o ering;
, (!aga ru `huren') `huur', `loon'
PV
ig-ri-im igrim (gen.), CHx34
, G pret. v. !eg^u `nalatig zijn'

i-gu-ma, 
g
u ma (G pret. subj. +ma) CHx125
, G pret. v. !aga ru `(in)huren'
o i-gur-ma, gurma (G pret. +ma) CHx26
, G pres. v. !hat.u^ `iets missen'

 -ti, ihatti (G pres.) Sin3-48
i-ha-at
 . .  ..
, G pret. v. !haba tu `roven'


ih-bu-ut-ma, ihbutma (G pret. +ma), CHx22


, G pret.mv. v. !had^u `zich verheugen'



ih-du-ma ihd^
uma (G pret.mv. +ma) Ee-vi-161


, N pret. subj. v. !haba tu `roven'

: ih-ha-ab-tu, ihhabtu (N pret. subj.) CHx23

igis^u

inim gar

igru

gu
/V
gur
V
ihat.t.i
M
ihbut
s}V
ihd^u
V
ihhabtu

82

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

ihheppe , N pres. v. !hep^u `vernietigen'


   e iltu ,!e ,e(Nlu pres.)
CH 37
ihiltu, ehiltu, i iltu,
`schuld' (speciaal


ih-he-ep-p
e ihheppe

waarvan vervaldatum is verstreken); ook godsdienstig:


`schuld', `zonde'
, G pret. v. hara ru, ook tara ru, ereru en !ara ru II
 `trillen'

, G perf. v. !haba lu; niet Gtn daar hitbulu niet
 voorkomt


, G pret. v. !aha zu `nemen'
 N
i-hu-uz-ma, 
huzma (G pret. +ma) CHx128


N  i-hu-zu, huzu, (G pret. subj.) Ee-iv-18


, G imp. v. !na a du `opletten'

, G pret. v. !na  a du `opletten'

, G pres. v. !e elu `binden'

, G pret. v. !e elu `binden'


, !e elu `schuld';


i-hi-il-tum, of: ihiltum, of: i- -il-tum,
i iltum (ook met e- geschreven).
, G pres. v. !k^anu `vast z/w.'; verba mediae vocalis
-u-,pmv. is daarom ikunnu
, ( nks , verba primae N) G imp. v. !naka su `(af)snijden', `hakken'; G imp. vr. is iks; G imp. mv. iksa
, (< *i akkal), G pres. v. !aka lu `eten', verba primae
Alef, a-klasse, Ass.: ekkal
, G pres. v. !kal^u
, (< *inkam), N pret. v. !kam^u `binden', `gevangen
nemen'
P =
ik-ka-mu-
u, ikkam^
u (<*inkam^
u N pret.

ihrur
ihtabal
huz

tV

i id
i id
i il
 il
i iltu, e iltu, ihiltu, ehiltu
ik^an
ikis
ikkal
ikkala
ikkam

>

`zitten') lett.: `moge hij in het huis der gebeden gaan


wonen' (op de troon plaatsnemen) Ee-vii-108
PV
p ik-ri-bi ikrib (gen.mv.) Ee-vii-109
, ( nks , verba primae N): G imp.vr. v. !naka su
`(af)snijden', `hakken'; G imp. mv. is iksa
, G perf. v. !kal^u
, G pret. mv. v. !kar^u `kort z/w.'
P : D ik-tu-ru, ikturu Ee-iv-60
, < *i kul, G pret. v. !aka lu `eten'; verba primae Alef,
a-klasse; Ass.: ekul
, (subst. < Sum.; stam iku-; i iku): een eenheid
van oppervlak ong. 3600m2 = 100 musaru
, 2e type mv. v. !ilu, goden
, !d Nin-ildu
, ook isdud, irdud, G pret. v. !sada du `trekken' etc.
[thesjl]

, (of ile), G pret. v. !le u^ `kunnen'

, (of il^e), G pres. v. !le u^ `kunnen'; n.b. een dubbele
alef wordt nooit geschreven, een enkele nog wel eens,
maar meestal alleen als vocaalbreuk a-u, u-i, etc.
; i-li-i, illi  i of il^ (G pres.) CHx28x29
, G pret. v. !
p el^u `hoog zijn', `omhoog gaan'
, (subst.; ld !wala du): `geboorte', `herkomst', `afkomst'
}
, (acc.adv. van betrekking): `van geboorte', \in
het opzicht van geboorte"
1 illitam su
 tur, (S stat. v. wata ru): `hij is zeer voortreffelijk wat betreft geboorte' Ee-i-100
; i-li-ta(m), ilitta (acc.adv.) Ee-i-100
, (!ala ku `gaan') `leendienst'
;P
i-li-ik-
s u, ilik
s u (st.c. +
s u) CHx27x30x31
il-kum, ilkum CHx40


s a il-ki-
s u, 
s a ilki
s u CHx38
, (onregelm.) G pres. 3e p.enk. v. !ala ku `gaan'
7 a i-li-ik-su i-il-la-ak, iliksu) illak (G pres.)

iks
iktala
ikturu
kul
ik^um
ilanu
ildu
ildud
il e
ile i
li
ilittu

ilitta

ikkaru , (subst. < Sum. apin; st.c. ikkar; mv. ikkaru; 8

ilku

ikkarutu

illi , G pres. v. !el^u `hoog ezijn', `omhoog gaan'


illik , (onregelm.) G pret. 3 p.enk. v. !alaku `gaan'
ilsi , (< issi, in later tijd (na MB) wordt door dissimilatie

subj.) Ee-i-118

): akkerbouwer, boer; AHw \Landmann"; Eng.:


farm, farm laborer, plowman
1 ikkaru ina muhhi : : : ibakki s.arpis (G pres. v. bak^
u
 sarpis `luid en bitter'): `de boer
+ muhhi `huilen om';
.
 en bitter over : : :' erra-i-84
weentluid
P  D ik-ka-ru ikkaru erra-i-84
, (subst. suf x !{u tu, {u t vormt abstracta bij
!ikkaru) AHw \Landarbeit"; Eng.: agricultural work,
plowing
, (subst. < Sum.): taboe, verbod; bijv. sommige
meelsoorten gelden als de gruwel van bepaalde demonen, het ikkibu `taboe' van de schim, de ilu lemnu
`kwaadwillende god', `demon', `duivel' AHw \Verbotenes", \nicht allen Zugangliches";
, < *inkir N pret. v. naka ru `vreemd z.'
P
D ik-ki-ru, ikkiru (N pret. subj.) CHx124
, < *inkis, verba primae N: G pret. 3e p.enk. v.
!nakasu `(af)snijden',
`hakken'
, G pret. v. !kal^u (3e m.mv. is ikl^u, 3e vr.mv. is ikl^a)
, G pret. 3e p.enk. v. !kam^u `(vast)binden'
P
i-ik-mi, ikmi, (G pret.) Sil-C-118
P
ik-mi-
s u-ma, ikmi
s uma (G pret. + 
s u + ma)
engar

ikkibu
ikkir
ikkis
ikla
ikmi

b V
ikmil

ikm^u
>
ikpud
s
ikribu !
Ei-i-69

, G pret. v. !kama lu `boos zijn op'


P
ik-mi-lu, ikmilu, (G pret. subj.) Ee-iv-76
, G pret. subj. 3e p.enk. v. !kam^u `(vast)binden'
P=
ik-mu-
u, ikm^
u (G pret. subj. v. kam^
u) Ee-i-73
, G pret. v. !kapa du `plannen', `beramen'
P ik-pu-du, ikpudu (G pret. subj.) Ee-i-52, 55
, ( kara bu, `groeten', `zegenen'): gebed, gelofte, begroeting, wijgave
1 ina bt ikrub lisibma (G prec. v. was
a bu `wonen',

b
a b
illak
CHx27x30x31

s> l voor dentalen d, t en sybillanten s, z): G pret. v.


!sas^u `roepen', ook geschreven als issi, isi
, (NB, in OB !ista nu; in later tijd (na MB) wordt
door dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten
s, z;
 ): noorden, noordenwind;
p
imsisa
, (SB vorm < istassi; in later tijd (na MB) wordt
door dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten
s, z): Gt pret. v. !sas^u `roepen'
p il-ta-si, iltassi Ee-i-42
, (!isten `een', `eerste'; in later tijd (na MB) wordt
door dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten
s, z)
, (G perf. v. !leq^u `nemen')

/lees:
il-te-q
e, ilteqe, (G perf. v. leq^
u

iltanu

iltassi
ilten

ilteqe

`nemen') CHx25x113
, ook isti G pret. v.

ilti
!sat^u `drinken'
iltu , (subst.vr. bij !ilu `god'; st.c. ilat; mv. ilatu): godin
ilu , (subst.; st.c. il(i), met suf x il of triptotisch declinatie in st.c. voor suf xen enk., nom. ilu-, gen. ili-, acc.
ila-; mv. ilu of ila nu ; dingir): god; in NB een st.c.
ilu- i.p.v. il(i)- (archaserend met behoud casusvocaal
in st.c.);
Let op:
i-lu, ook = i-dib = askuppatu

83

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

1 an il, (3 teken an = ana) `voor de goden';


ook: `tegen de goden' (dativus incommodi)
2 dingirdingirgalgal, il
u rab^utu: `de grote goden'
(niet gebruikelijk: meestal dingirgalgal)
3 dingirdingir admes-su
, il (ila ni) abbsu (acc.
mv.): `de goden zijn vaderen' Ee-vi-126
4 su
 lu ilni: `h onze (persoonlijke) god' Ee-vi-120
(Elke god gaat Marduk een naam geven. In die naam
erkent hij Marduk als persoonlijke god).
}
, kwaadwillende god, demon, duivel;
}
, (suf x !{u tu, {u t vormt abstracta): godheid, goddelijkheid Eng.: divinity, devine nature, devine
power;
5 ilussa, (<*il
u tu + sa): `haar goddelijke macht', Sil-

ilu lemnu
ilutu

C-26
6 u
 m taslti ilutka, (tasltu `pracht'; `de dag van uw

goddelijke luister', `de dag van de glorie van uw goddelijkheid' Sin1-18


7 il
u tka rab^uta: `uw grote godheid' Sin3-68
8 sunn^
at ilussu, (D stat. vr.; < *ilu tsu): `zijn [Marduk's] goddelijkheid is heel eigenaardig' (of !san^u II :
`is in tweevoud voorhanden') Ee-i-91
&

l-
s u, il a
 l

s u `stadsgod' CHx32



, il rab^utim, CH-iv-66

an



, an il rab^uti (gen.)

W Wb W W
W
t

J
5

uru

dingir gal gal

Ee-v-1


17

dingir dingir gal gal

dingirdingirgalme
s

il
 rab^
uti

(acc.) Ee-vi-15,



-us-s[u], ilussu (< il
u t
s u) Ee-i-91

F
-
s i-na, il
s ina (+
s ina) Ee-vi-116

i-lu, ilu (enk.) CH-iii-16

i-lu-s
a, ilussa, <*il
u tu + 
s a Sil-C-26

 i-lut-ka, ilu tka (st.c. ilu t + ka) Sin3-68


-l, il (mv.), CH-i-31
e


-ni, il
a n
 (2 type mv. zie fon.
dingir

dingir


complem.) Ee-i-21

dingir me
s

an
, an il Ee-i-128
I
-ti-ka, ilut
ka (+ ka) Sin1-17
, G pret. v. !hala lu, ook ala lu


i-lul, 
lul (G pret.) Ee-iv-38, 51
, een koning van de stad Isnunna, in de historische
literatuur ook Esnunna genoemd

-ni, Ilu-ni, Sil-C-116
, (< imaggar), G pres. v. !maga ru `inwilligen'
etc.; [vanaf het MB wordt een stemhebbende dubbele
middelste radicaal van een werkwoord: bb, dd, gg of zz,
vaak gedissimileerd tot resp. mb, md, mg of mz; of nb,
nd, ng of nz]
, G pres. v. !man^u `tellen' etc.
, (of vaker: Emar): een stad in Noord-Mesopotamie.
, G pres. v. !man^u `reciteren'
i-man-i, imani (G pres.) Ee-iv-91
, (G pres. v. !m^atu `sterven') `hij zal dood gaan'
, (st.c. v. !imtu): gif, venijn, zwadder

i-mat imat (st.c.) erra-i-7


, (< ibbi < *inbi), G pret. v. !nab^u `noemen'; [vanaf het MB wordt een stemhebbende dubbele middelste
radicaal van een werkwoord: bb, dd, gg of zz, vaak gedissimileerd tot resp. mb, md, mg of mz; de dubbele
consonant zelf kan ontstaan zijn uit assmilatie van n;
dus *inbi > ibbi > imbi ]
~
im-bi-
s um-ma, imbi
s umma (+ dat. nab^
u)
dingir dingir

ilul
Iluni

imangar

dingir

dingir

imannu
Imar
imanni

im^at
imat
n
imbi

Ee-i-76

s> !
V
imb^u <
s
imb^u t^amti

im-bu-
u-
su
 imbu
su

) Ee-vi-123

(<*inbu G pret. subj.

nab^
u

im-bi-ma, imbima (<*inbi G pret. nab^u) Ee-vi-88


, ( ibbiu < *inbiu), G pret. subj. v. !nab^u `noemen';
im-bu-u imb^
u

(G pret. subj.) Ee-vii-137

, (subst.;   kaaabba): wier of algachtige (plantennaam; komt veel voor, ook syllabisch;
aabba in Sum. teksten voor `zee', `open water'; cryptogra sch  ka niet `mond', maar imb^u dat volksetymologisch als een vorm van nab^u `noemen' gezien
wordt en ka = `spreken'
!kisal!   10 kisal kaaabba
1 10 kisal imb^
u t^amti `10 kisal wier' BAM578-i-6
     imb^u t^amti BAM578-i-6
, !emdu een soort Cypresse

imdu

(gen.) BAM578-i-3
imeru , (subst.; st.c. imer; mv. imeru;
ka a ab ba

im-di imdi

an
s e):
ezel
(m.); Eng.: (male) donkey; a unit of capacity (in OB
at Mari)
, (subst.; Sum. leenwoord;
im = `wind'): kwade
storm, Imhullu

1 ibni imhulla: `hij schiep de Imhullu' Ee-iv-45, een variant heeft: im-lem-na, lett.: `boze storm';
7 im-hul-la, imhulla (acc.) Ee-iv-45, 96, 98
, vr. v. !imnu `rechter kant'
, (subst.; st.c. imitti; dualis imitta (n);
zag):
Eng.: shouldr of an animal
, wsl. Ass. subj. v. !emedu in Ee-vi-36

i-mi-du-ni miduni (Ass. subj.) Ee-vi-36


imiminbi , (Sum.: im `wind'; imin `zeven'; bi `zijn';
lett.: `de winden hun zevental'): de zeven-wind; vgl.
imlimmu3 bi de `vier-wind'; speciale winden genoemd
als goddelijk wapen in het Enu ma elis-epos Ee-iv-

imhullu

imittu
imittu
miduni

46

  , imiminbi (< Sum.) Ee-iv-46


imlimm
uba , (Sum.: im `wind'; limmu `vier'; ba `zijn', `erim imin bi

van', ook `men'; lett.: `de winden hun viertal'): de


vier-wind; vgl. imiminbi `de zeven-wind'; speciale
winden als goddelijk wapen in het Enu ma elis-epos

Ee-iv-46

|| 

3 ba, imlimmu3 ba

(< Sum.) Ee-iv-46

immar , (< *inmar, G pres. enk. v. namaru jonge vorm v.


!nawaru `zien', `aankijken' etc.
}immaruma , (G pres. subj. +ma): `hij zal bezien',
imlimmu

V V
immaru (
immaru <

ook: `met dien verstande dat'

D
i-im-ma-ar-ru-ma, immaruma
(G pres. +ma) CHx9

, ( !immar! gisimmar): dadelpalm


, ( *inmaru ; G pres. mv. v. nama ru jonge vorm
van !nawa ru `zien', `aankijken' etc.
, N pret. v. !masu^ `vergeten'

immasi

VU C
V
immer <
[ !
Ee-vi-117

,(

G pret. v.

Ee-i-90

im-ma-
s i (ai) imma
si

(N vet.) Ee-vii-18
(N vet. vr.mv.)

im-ma-
s
a-a (ai) imma
s
a

*inmer, ook immir, i voor r wordt vaak e):


nawa ru `licht/helder z/w.', `stralen'
,

im-mir immir

(<

*inmir

, G pret. v. nawa ru)

immeru , (subst.; st.c. immer; mv. immeru of immeratu;

Ass. emmeru;
udu):
schaap, ram; AHw \schaf",
\Widder"; Eng.: sheep, ram
, (<*inmeru/u ) G pret. 3e p.enk. (subj.) resp.
e
3 mv. v. nama ru jonge vorm v. !nawa ru `licht/helder

immeru/u

84

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium



imna
imnisu
U
imnisu
b
imnu

z/w.', `stralen'
D im-me-ru, immeru (G pret. subj.) Ee-i-51
D
p im-me-ru
p , immeru (G pret.mv.) Ee-vi-56
, 6 mn of jmn , acc. v. !imnu `rechts'
, !imnu, `aan zijn rechter kant'

im-ni-
s
a, imni
s a (imnu + 
s a) Ee-iv-116
, eig. imnusu, G pret. v. !man^u `tellen', `reciteren'

im-ni-
s u, imni
s u (G pret. v. man^
u) Ee-iv-120
, G pret. v. !man^u `tellen' etc. (3e vr.mv. is imn^a,
3e m.mv. imn^up)
pjmn ; m. vorm zeldzaam;

, (subst.;
6 mn of
meestal vr. imittu dat dan vaak in omina als m. telt;
st.c. imitti;
zag):
rechter kant; de rechter kant
wordt over het algemeen gezien als de gunstige kant;
als windrichting is `rechts' het zuiden. Men orienteerde
zich namelijk op de opkomende zon in het oosten, het
zuiden is dan `rechts' van het oosten; vgl. de wortel
met het land Jemen = het zuiden.
}
, (adv.; acc.adv.): rechts;
1 sumela u imna `links en rechts' Ee-v-10 soms refererend aan \beide zijden" of \oost en west", maar dus
niet speci ek \links = oost" en \rechts = west"
 im-ni-ka, imnka, (+ka) Sil-C-79
F im-na, imna (acc.adv.) Ee-v-10
F
im-na-
s u, imna
s u (acc. + 
s u) Ee-iv-37
, (Sum.
!suh3! imsuh; im `wind'; suh = esu^


`verwarren'):
heftige wind, tornado
genoemd in het
Enu ma elis-epos Ee-iv-46

imnu

imna

b
imsuhhu

imtanu
!
!suh3!

,


ims
uh

imsuhhu



Ee-iv-46

, G perf. v. man^u `tellen' etc.


, (st.c. imat): gif, venijn, zwadder; (giftanden van slangen en schorpioenen, maar ook een vervaarlijk wapen
van onder meer demonen); Ned. \zwadder" is uitgespuugd speeksel, slangespog; vgl. bezwadderen;
1 sinn
asunu nas^a imta, (G stat. vr.mv. v. nasu^ `heffen'; sinnu `tand'): `(dan) dragen hun tanden gif' in
Ee-iv-53 gezegd van paarden, maar komt ook veel voor
bij demonen.
2 imtuknu kitmuru, (< imtu +kunu, apocope vorm;
verb.adj. Gt v. kama ru `ophopen'): `uw samengebalde/opgehoopte gif' Ee-i-162
3 litpata imat m
u ti (Gt prec. v. lapa tu `aanraken'; Gt
`zich inwrijven'; mu tu subst. `dood'): `smeert u in met
gif des doods/dodelijk gif' erra-i-7
: im-tu, imtu Ee-i-136
im-ta, imta (acc.) Ee-iv-53
K im-tuk-nu, imtuknu (< imtu + kunu) Ee-i-162

i-mat imat (st.c.) erra-i-7


, (subst. pl. tantum; ook int.u^; bij mat.u^ `gering zijn'):
tekort(en), verlies; AHw \Verlute", \Mangel"; Eng.:
depletion, losses [nom. vorm van het ipris(um)-type;
%nominale typologie; er zijn er niet veel met zo'n vocaalvoorslag; vgl. ikribu `gebed', ipt.iru `losgeld', isdihu
`winst', ispiku `voorraad(s-kruiken)', imt.u^ `verlies'] 
, G pret. v. !ama ru `zien', `aankijken' etc.
=
K I i-mu-ur-su-nu-ti-ma,

imtu

>
n
imt.u^
mur

?b

V
b V

aan'

=D

Ee-iv-70

Ee-i-89

, (G pret. +sunu ti+ma), Sil-C-7, `hij keek hen


mur
s un
u tima

i-mu-ru-ma 
mur
u ma

(G pret. subj. mv.)

i-mur-
s u-ma 
mur
s uma

(G pret. + su+ma)

in

=D i-mu-ru, muru (G pret. mv.) Ee-vi-83


, apocope vorm v. !ina; in;
in, in (= ina) CH-i-18
;
in li-ib-bu, in libbu (st.c. en locativus)
Sil-A-66

s

ina , (voorz.; 

ina; in litt. teksten soms apocope vorm


in; accepteert geen suxen): in, onder, te midden van,
van, met; soms temporeel te vertalen met een bijzin:
`toen : : :'; AHw \in", \an"; \durch", \aus" Eng.: in,
into, at, among, with (things), by means of, by; from,
from within (a place); partitively: out of; temporaly:
in, on, at the time of
1 ina btim: in het huis, thuis
} +inf. in gen. , terwijl, tijdens, toen; bijv. ina
para sim `toen : : : besliste',
2 Ti
a mat annta ina sem^sa, (G inf. gen. + sa v. sem^u
`horen'; annta vr. zelfst. vnw.), in nitiefzin, lett.: \T.
dit in haar horen" ) temporele bijzin: `toen T. dit
hoorde' Ee-i-41, iv-87
3 zikri il ina sem^su of mv.: zikr il, lett.: \de woorden van de goden in zijn horen" ) `(toen Marduk) de
woorden/toespraak van de goden hoorde' Ee-vi-1
4 ina res arhima nap
a hi eli m^ati (G inf. `opkomen'


(van hemellichamen),
`zichtbaar
worden'; res arhi

lett.: \het hoofd/begin van de maand" ) `de nieuwemaan', hier subject), lett.: `de nieuwemaan in het zichtbaar worden boven het land' ) `wanneer de nieuwemaan boven het land zichtbaar wordt' Ee-v-15;
een in nitiefzin met subject, een constructie die het
Ned. niet kent, behalve in een archasch voorbeeld: `ieder meent zijn uil een valk te zijn', waaruit (na omzetting tot `: : :, dat zijn uil een valk is') blijkt dat uil het
logisch subject is
5 ina res arhima nap
a hi (G inf. in gen. napa hu `op

 lett.:
komen' (van hemellichamen),
`zichtbaar worden';
`de nieuwemaan in het zichtbaar worden' ) `wanneer de nieuwemaan zichtbaar wordt/verschijnt' Ee-v15; ook in nitiefzin met subject.
}
, in nood, soms temporeel te vertalen: toen
: : : in nood waren
6 sa : : : ittadd^
u suba tni ina pusqi (Gtn pret.subj. v.
nad^u `opwerpen' < *intandiu; st.c.vr.mv. + suf. -ni
`onze'): `[Marduk] die onze woningen : : : bouwde, toen
wij in nood waren' (successievelijk, daarom Gtn) Ee-vi-

ina

ina pusqi

144

}ina + mv. , vaak superlatieve of elativische betekenis:


7 attama kabt
a ta ina il rabu t, (stat. v. kaba tu + -ta
2e p.enk.): `gij staat de meest geeerde onder de grote
goden' Ee-iv-3
F i-na, ina (voorz.) CH-i-20

, ina Ee-i-20, 79 etc.

2, ina il Ee-i-20, 99 etc
 ( ina
2, ina puhur il Ee-i-153

, (voegw.) Eng.: as long as, while
, (adv. < ina ann^a; soms ook inanni) AHw \jetzt";
Eng.: now
}
, Eng.: right now
, G pres. 3e p.enk. v. !nada nu `geven, verkopen';
wordt later (NB):
O
i-nam-din, inamdin
, G pres. mv. v. !n^adu, na  a du `roemen', `prijina

ina dingir

ina
inanna
(ina) kma inanna
inaddin

ukin dingir

inaddu

85

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

zen'
F i-na-ad-du, inaddu (G pres. mv.) Ee-vi-85


, G pres.
p v. !na adu `oppassen'
, ( nks , verba primae N): G pres. 3e p.enk. v.
!nakasu (afsnijden, hakken)
, (< inabbi), G pres. v. !nab^u `noemen'; [vanaf het
MB wordt een stemhebbende dubbele middelste radicaal van een werkwoord: bb, dd, gg of zz, vaak gedissimileerd tot resp. mb, md, mg of mz; de dubbele consonant zelf kan ontstaan zijn uit assmilatie van n; dus
*inanbi > inabbi > inambi]
, (< *inabbiu ), G pres. 3e p.mv.v. !nab^u `noemen'
e
O
i-nam-bu-u inamb^
u (G pres.3 p.mv.) Ee-vi-165
, (< inaddin), G pres. v. !nada nu `geven'; [vanaf het MB wordt een stemhebbende dubbele
middelste radicaal van een werkwoord: bb, dd, gg of zz,
vaak gedissimileerd tot resp. mb, md, mg of mz of; mb,
md, mg of mz]
O
i-nam-din, inamdin (G pres.) Ee-vi-4
, Sum. naam voor de godin !Istar, <Sum.
(N)inan(n)a `Meesteres des hemels' of `zuster van
An'.
, (met dissimilatie < inazziq), G pres. v. !naza qu
`boos worden', `verdriet hebben' [vanaf het MB wordt
een stemhebbende dubbele middelste radicaal van een
werkwoord: bb, dd, gg of zz, vaak gedissimileerd tot
resp. mb, md, mg of mz of; nb, nd, ng of nz]
, G pret. v. !n^aru `doden'
F
i-na-ar-ma, in
a rma (G pret. +ma) Sil-C-109
F
i-na-ar, in
a r (G pret.) Sil-C-114
F
i-na-ra-
a
s -
s u, in
a ra
s
s u (G pret. vent. <

ina id
inakkis
inambi

inamb^u

in^ar
inar

inimm^u

i ni ud

HS Vb

) Ee-i-69
, G pres. v. !n^aru `doden'
, G pret. v. !n^aru `doden'; De spelling i-na-ru-ma kan

{am
su

ook als presens mv. opgevat worden: inarru ma


FD
i-na-ru-ma, in
a r
u ma (G pret. mv.) Ee-i-113
, G pres. 3e p.enk. v. !nas. a ru (bewaren, houden)
, G pres. v. !naza qu `boos worden', `verdriet hebben'; vaak dissimilatie inazziq > inanziq
, (subst.; st.c. inib; mv. inbu vaak met enk. bet.;
vrucht; fruitboom; AHw \Frucht", \Geschlechtskraft"
Eng.: fruit, fruit tree; sex.: attractiveness
}
, (of kortweg bel arhi; epitheton van
 n; (w)arhu `maand'):  vruchtheer van de
de maangod S^
 van de vrucht die groeit),
maansikkel (naar analogie
meer in het bijzonder de eerstedags maansikkel, de
eerste zichtbaarheid.
Inhoudsmaten , De grootste eenheid is !kurru (< Sum.,
o gur, het Hebreeuwse `kor' (een inhoudsmaat voor
vloeisto en en graan), ong. 300 liter. vgl. Ned. \mud",
een inhoudsmaat voor droge waren, thans 100 liter. 1
gur was onderverdeeld in 5 !p
a num of ook parsiktum,
parsiktum, status abs. parsikat ( nigida) een schepel
van 60 liter. Een pa num is 6 !su tu, ban, van ong. 10
liter. Een ban is 10 q^um, sila, van ong. 1 liter. Hoeveelheden graan etc. werden gegeven van grotere naar kleinere eenheden (zoals algemeen voor numerieke notaties). Het aantal gur wordt aangegeven in horizontale
spijkers, zonder het teken gur. Het aantal nigida wordt
gegeven in vertikale spijkers, zonder het teken nigida.
Het aantal sila door gebruikelijke vertikale spijkers, nu
wel met het teken sila. Vaak wordt aan het eind van

inas.s.ar
inazziq
inbu


s e gur

inanziq
inar

inhur

VC
s
nisu
b
intu

inamdin, inandin
Inanna

de reeks maatgetallen het teken gur toegevoegd


10 o 10  , `10 kur graan' CHx44
, late vorm van het part. v. mah a ru `ontvangen',
 `zich wenden tot', `tegen over staan' etc. [na Oud-Bab.
wordt vaak m>n voor een dentaal of een s, s., q of k]
, (litt. woord < Sum. inim `woord'): woord
1 kn
a ti atam^a inimm^a ittija (beetje raadselachtig,
misschien atm^a, Gt imp v. aw^u `spreken'): `spreekt met
mij een woord als waarheid' Ee-vi-22 (\ik heb u leren
kennen als eerlijke lieden"?)

i-nim-ma-a, inimm^
a (acc.) Ee-vi-22
, G cohor. (dus 1e p.mv.) v. !epesu `maken'
etc.
i ni-pu-us, i npus (G cohor.) Ee-i-126
, G pret. subj. v. !enesu `zwak z.'

i-ni-
s u, 
ni
s u (G pret. subj. v.en
e
s u) Sin3-44
, (subst.; st.c. int; mv. inia tu; ook inittu, entu) AHw
\Mietrindergespann"; Eng.: sevices, rate of hire (of an
ox or ox team)

, (G cohor. 1e p.mv. met ventivus -a, <i niprusvorm *nin ud): `laat ons prijzen'
d u? -da? e (i) ni  uda (cohor.vent.) Ee-vi-154

ni, (< *idna ) G imp. mv. v. !nada nu `geven'


, N pres. v. N-tantum na butu `vluchten'; !*aba tu;
verba primae Alef, a-klasse
, N pret. v. N-tantum na butu `vluchten'; !*aba tu;
verba primae Alef, a-klasse
F : in-na-bi-tu, innabitu (N pret. subj.,

inbu bel arhi

i npus

inna
innabbit
innabit

blijkbaar niet >innabtu) CHx136

innab^u , N pret. subj. v. nab^u `noemen'


F

Ee-vi-155

in-na-bu-u innab^
u

(N pret. subj. v. nab^u)

innaddin , N pres. v. !nadanu `geven'


F

,
(N pres.), CH 5
innahhaz , N pres. (inf.: nanhuzu) v. !ah azu `grijpen'
innahiz , N pret. (inf.: nanhuzu) v. !ahazu `grijpen'
innakil , N pret. v. !akalu `eten', maar ook G pres. v.
!nakalu
innamer, innamir , (  ): N pret. (N inf. nanmuru) v. !ama ru `zien'; verba primae Alef, a-klasse;
innammar , N pres. (N inf. nanmuru) v. !amaru `zien';
i-na-ad-di-in

innaddin

igi ir

verba primae Alef, a-klasse; mv. innammaru `zij zien


elkaar'
, (innanu, innani; ook met dubbele n: innanna,
innanni, innannu; voegw.): nu (temporeel), nu dan,
toen; nu (modaal); of modaal: wel nu
1 innanu d Kingu susq^
u, (S stat. subj. v. saq^u `hoog
z/w.'): `nu dan K. is verhoogd/ een verheven positie
heeft' Ee-i-159
2 innanna bel sa subarr^
ani taskunuma (G pret. subj.
2e p.enk. v. saka nu; subarr^u `bevrijding'; be-l `onze
heer'; met sa van de ondergeschikte zin): `O Heer, nu
gij dan onze vrijheid hebt bewerkstelligd' (bevrijding
van Tia mat of van de arbeid, doordat de mens is geschapen) Ee-vi-49
F K in-na-nu, innanu (voegw.) Ee-i-159
d  = i-d nanna, innanna (voegw.)

i-

innana

K
innassi
!
Ee-vi-49

, N pret. v.
F

Sil-C-108


s e
s ki

nasu^ `ophe en'


,

in-na-
s i-
u

inna
s
s iu

(N pret. subj.)

innemid , N pret. (N inf. nenmudu) v. !emedu `leunen


tegen'; verba primae Alef, e-klasse

86

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

innemmid , N pres. (N inf. nenmudu) v. !emedu `leunen

tegen'; verba primae Alef, e-klasse; N pres. mv.: innemmidu `zij leunen tegen elkaar'
, N pret. mv. v. !emedu `leunen tegen'

in-nen-du-ma, innend
u ma (N pret. mv.

innendu

+ma Ee-i-21, iv-93

innepis , OB: N pret. v. !epesu `maken' etc.


inneppes , OB: N pres. v. !epesu `maken' etc.
inneppus , NB: N pres. v. !epesu `maken' etc.
innepus , NB: N pret. v. !epesu `maken' etc.
innesil , N pret. v. !eselu `opblazen'

,
(N pret.) Ee-iv-100
inn , (< *idn) G imp. vr.enk. v. !nadanu `geven'
nsu , (st.c. v. !nu +suf x su)
int.u^ , (subst. pl. tantum; ook !imt.u^ tekort(en), verlies;
inu , (voegw.; poetische variant van inuma): wanneer,
in-n
e-sil

innesil

`toen' (leidt een temporele bijzin in)


K -nu, inu, H.Bars. 24
K -nu, inu CH-i-1
, (subst.vr.; st.c. n; dualis na (n);
igi ; in eerste
mill. graag met determinatief voor de dualis ii; dualis na n, soms ook vr.mv. na tu, ook ena tu): oog;
AHw \Auge", \Quelle"; Eng.: eye, spring;
}
+
+
, (zijn) oog richten op in het oog
krijgen, begeren, (wederrechtelijk) begeerte opvatten voor
bijv.
1 nsu issima, (G pret. v. nasu
^) `hij kreeg in het oog'

nu

nasu^ na ( ana)

CHx25
2 hummur
a na tu ni (D stat. mv. v. hama ru `uitdro-

 vr.mv. `ogen' + suf x {ni) `onze ogen zijn zeer


gen',
droog' Ee-i-121. `ogen', `oren' en dergelijke lichaamsdelen gaan meestal in de dualis (in alle Semitische talen),
hier echter vr.mv.
3 s.arir nsi insu, (G stat. v. s.ar
a ru; + tweeledige
st.c.; nsu `ophef ng'), lett.: `de hef ng zijner [Marduk's] ogen is fonkelend' (van daadkracht), `hij heeft
een fonkelende oogopslag' Ee-i-87
4 4 igiII -su
 = erbe enasu (dualis erbe, acc. nu), lett.
\4 zijn zijn ogen", `zijn ogen zijn 4 in getal' Ee-i-95

i-in-
s u i
s -
s i-ma (G pres. v. na
su
^),
CHx25

b V
b

i-in-
s u, 
n
s u (+ 
s u) CHx25
F : i-na-tu-ni, na tu ni (vr.mv. +ni) Ee-i-121

i-ni-
s u, 
n

s u (gen. + 
s u) Ee-i-87

U : !
:!

igi

II

-
su
 erbe en
a
su

i nulli

inuma, enuma , (voegw.; ook poetisch/archasch inu; }


igi

u4 -ma in deze combinatie standaard voor en


u ma in
medische omina): wanneer, toen (leidt een temporele
bijzin in); AHw \als", \wenn" uns. Eng.: when, as
soon as, after, at the time that, while
1 En
u ma elis toen: { daarboven : : : (de hemelen
nog geen naam hadden) beginwoorden van het (dusgenaamde) Babylonische scheppingsepos
#
u4 -ma nag-
u
2 en
u ma ist^u # nag 4 =4 \mond  water"
G pret. ist^u v. sat^u `drinken' of G perf. istat^u) `als hij
gedronken heeft' BAM578-i-13
K i-nu-ma, inu ma CH-v-14,15, Ee-i-1

}V >

V
}V
inumsu

4 -ma

en
u ma

BAM578-i-13

, (adv.): toen (adv.), te dien dage

AHw

inusu
inusu
inzu
iphur

bb
!
b

pir
ipir
ipiru
ippal
ippalt.u^
 S>
Ee-iv-16
ippes , G pres. v. !epesu `maken' etc.
ippir , ipper, G pres. v. !aparu `bedekt zijn' (van hoofd)
ipru , (subst. !eperu `verzorgen') `levensonderhoud'
ipsa , G imp. mv. v. !epesu `bouwen'
 UV
,
(G imp. mv. + ) Ee-vi-57
ipsu , (subst. bij !epesu `maken', `doen'; ook epsu; st.c.
ipis): werk
ipte , G pret. v. !pet^u `openen'
xV
,
(G pret. + ) Ee-iv-97
ipteru , (subst.; pl. tantum; ook ipt.iru !pat.aru `losmaken'): `losgeld'
iptete , G perf. v. !pet^u `openen'
xx
,
(G perf.) CH 44 110
ipt.eru , pl. tantum: `losgeld', !pat.aru `losmaken'
ipt.iru , pl. tantum: `losgeld', !pat.aru `losmaken'
ipt.ur , G pret. v. !pat.aru `losmaken'
 l , (G pret.) Ee-i-67
pul , G pret. v. !apalu `antwoorden'
 V
,
(G pret.) Ee-i-47
pus , G pret. v. !epesu `maken', `bouwen'
ip-
s
a-ma

\in

ip
s
a ma

ip-te-ma iptema

ip-te-te iptete

ma

ma

ip-t
. ur ipt
.ur

s
sb
s> V

i-pul-ma 
pulma

,
,

(G pret.) Sil-C-141
(G pret. subj. + su) Sil-A-62
i-pu-
s am-ma, 
pu
s amma (G pret. vent. +ma)

i-pu-u
s 
pu
s

[i]-pu-
su 
pu
su

Ee-i-35

,
(\4 zijn zijn ogen") Ee-i-95
II
(4)
-
su
, erbe en
a
s u (\(4) zijn zijn ogen") Ee-i-95
, D cohor. v. !el^u, D: hoog maken'
K ; i-nu-ul-li i nulli (D cohor. v. el^u) Ee-vi-164
4

den Erwahnten Tagen"; \damals" Eng.: at the time,


then;
K
i-nu-mi-
s u, in
u m

s u CH-i-27
K

-nu-mi-
s u, inum

s u Sil-C-129
, G pret. subj. v. !n^asu `losraken', `beven'
K i-nu-su inusu, (G pret. subj.) erra-i-135
, (adv.): toen, te dien dage
K

-nu-
s u, inu
s u, Sil-A-17
, subst.; ook !enzu `geit'
, G pret. v. !pah a ru u/u-klasse `zich verzame len'

N D ip-hu-ru, iphuru (G pret. mv.) Ee-iv-74
, per, G pret. v.!apa ru `bedekt zijn' (van hoofd)
, st.c. v. ipru `levensonderhoud' !eperu `verzorgen'
, subst.; LB vorm v. !eperu `stof', `losse aarde'
, G pres. v. !apa lu `antwoorden'
, N pret. v. 4-rad. !napalt.u^: `missen', `falen'

ip-pal-t
u, (ai) ippalt
^ (N pret. vetitivus)
.u-
.u

iqabbi , G pres. v. !qab^u `spreken'

,
(G pres.) Ee-vi-3, vi-86
iqb^u , (<iqbiu) G pret. (subj.) v. !qab^u `spreken'
P s>
(G pret. subj.mv.) erra-i-93
iqq^ , (<*inq^), G pret. v. !naq^u `offeren'
irassu , (< st.c. irat + su) !irtu `borst'
iratu , vr. v. !irtu `borst'
irbettu , (ook erbettu; vr. v. !erb^u, status abs. erbet): `vier'
irbu(m) , subst. !erbu onder !erebu): lett.: binnentreding
i-qab-bi iqabbi

iq-bu-
u iqb
u

Bb

) inkomen, gave;

Ee-vii-111

irdud , ook isdud, ildud, G pret. v. !sadadu `trekken' etc.


irrimmu , (subst.; mv. irrimu): Eng.: bead
irs , G pret. v. !r^asu `blij z.', `juichen'
s
,
(G pret.) Ee-i-90
iristu , (subst. !eristu onder !eresu `wensen') wens, verlangen
Irkallum , (subst. < Sum.; ir `stad', kal = gal `groot' )
i-rib-
s u-nu irib
s unu

i-ri
s

B5

ir

s

`grote stad') naam voor de onderwereld \Hades"

ir-kal-lum Irkallum (Hades) erra-i-135


, arku (!ara ku `lang zijn') `lang'

irku

87

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

irnittu, ernettu , (subst.

prnn ; ook irnintu; st.c. irnitti,

met suf x irnitta-): zege, triomf, overwinning, strijdwens,


gesteld oorlogsdoel;
[nom. vorm van het ipris(um)type; %nominale typologie; er zijn er niet veel met
zo'n vocaalvoorslag; vgl. ikribu `gebed', ipt.iru `losgeld', isdihu `winst', ispiku `voorraad(s-kruiken)', imt.u^
 w \Kampfeswunsch"; Eng.: victory, tri`verlies'] AH
umph;
I
ir-ni-ti-
s u, irnitti
s u (+
s u) Sil-C-23
er-net-ta-su, ernettasu (acc. + su) Ee-i-74
, !warqum `groen' onder !wara qu `groen/geel zijn'
, N pres. v. !r^abu `vervangen'
V ~ i-ri-a-ab-bu-sum, irriabbusum (N pres.

irqu
irriabbu

b!

v. r^abu, `vervangen'), `zal worden vergoed' CHx23


, G pres. v. !eresu `wensen', `opeisen'
V i-ir-ri-is, rris (G pres.) CHx30

rris
irru , ingewanden
irr^u , (subst. plantennaam; ook err^u; OB, SB, NB):

een
plant: colocynthis; [klimop-achtige plant met augurkvormige vrucht van de familie der komkommerachtigen] AHw err^u wohl \Koloquinte"; CAD A (a medicinal plant of the cucurbitaceae) possibly colocynth

p
u



uku s lagabgibil
sa imsisa
1 irr^
u essu sa ilta nu ( gibil edesu `nieuw zijn',
essu `nieuw', `vers'): `een verse/nieuwe colocynthis van
de noordkant' BAM578-i-38 (waar de klimplant tegenopgroeit)

>&

>&
2
irrumma <
V!
irrur
u


BAM578-i-38

irrub , (<*i errub), G pres. v. !er


e bu `binnengaan' etc.
e


uku
s lagabgibil

irr^
u

(verba primae Alef, e-klasse; 3 p.mv. is irrubu )


D
[i-ir]-ru-ub, irrub (G pres.) CHx133x134
, ( irrub + ma), G pres. v. !erebu `binnengaan'
etc.
D
i-ru-um-ma, irrumma (G pres.) erra-i-125
, G pres. v. ara ru II `trillen' (ook tara ru, hara ru

en ereru
e
, G pret. 3 p.enk. v.!rasu^ `hebben'

ir-
s i, ir
s i (G pret.) Ee-vi-106
, G pret. 3e vr.mv. v.!rasu^ `hebben'
e

ir-
s i-a, ir
s i
a (G pret. 3 vr.mv.) CH-xxiv-92
, Gtn pret. subj. v. !rab^u
|
ir-tab-bu-u, irtabbu (Gtn pret. subj.) Ee-iv-119
, in Ee-i-97 < irtabu (door vocaalharmonie?) G perf.
mv. v. !rab^u `groot z/w.': `groeien'
I
ir-[ti]-bu-
u, irtib
u (< irtab^
u Gt pret.)

irsi

irsia
C
irtabbu
s
irtibu
Ee-i-97

s>

irtu , (subst.; vr. iratu; st.c. irat; soms geschreven met ex-

pliciete Stimmabsatz i-ir-tum, dat hier dus niet op vocaallengte duidt; gaba):
borst AHw \Brust"; Eng.: chest, breast;
1 iratus(u) usatmih (S pret. v. tam
a hu `vasthouden';
 ssu `aan zijn
verwacht eig. irassu < *iratsu of: iratu
borst') lett.: `zij liet zijn borst (de lotstafelen) vasthouden' ) `zij hing hem de lotstafelen om (als ambtsketen)' Ee-i-157

}
, lett.: \de borst keren" ) op de
vlucht slaan Eng.: to turn away, to withdraw;
2 l
a ine   u iratsun (prohibitief (la + pres.) v. n^e u
`omkeren'), lett.: `laat ze niet de borst keren' )`laat
ze niet op de vlucht slaan' Ee-i-140
3 line u
 iratsunu (G prec.mv.; vr. v. irtu + sunu
`borst'; wens- of gebodsvorm, ook soms het presens,

irtam ne u(m)

in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan
om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de
indicativus gebruikt): `zodat ze terugdeinzen'
}
, (subst.; m.: dumugaba; vr.
munusgaba): zuigeling
F 
7

di
s
na
gaba-su
u sa-sal-la-su nemes

mar(at) irti

U* !

4 summa amelu irassu u sasallasu emm


a (

ne

afgeleid van , pictogram voor vuurplaats, en staat


voor alles wat met `hitte' te maken heeft; ememu `heet
zijn', `ummu' `hitte', bahru `heet', `gaar'; hier ememu
`warm/heet zijn' (ook kum) hier G stat. 3e vr.mv. vanwege dualis; of Gtn itenemma (mes kan op mv. duiden
of op Gtn): `indien een man, zijn borst en zijn rug zijn
heet' ) `hij is koortsig' BAM578-i-50
S
i-rat-su-un, iratsun (vr.st.c. +
s un(u)

H

Ee-i-140, vii-12

i-ra-tu
s iratu
s

borst') Ee-i-157

(verwacht: iratussu `aan zijn

irru , (subst. pl. tantum; ook wirru; vanaf OB; OB ook




;

 me
wirru; !uzu!
uzu
sa
sa
s ):
ingewanden;
1 intestines; 2 gut;
N sames-su sarsar-hu


 me
1 irr
usu ittanappah u (
sa
s in mv. meest
al irru `ingewanden' (darmen, longen, ook bij leverschouw);
sar nap
a hu `aansteken', `blazen', ook:
 op tn-vorm, Ntn `opgebla`opzwellen', sarsar duidt
zen worden' of intrans. `zich opblazen', Ntn pres.mv.
ittanappah u ): `zijn ingewanden zijn opgezwollen' BAM
578-i-28

 !

CAD

rub , (< *i rub), G pret. v. !erebu `binnentreden' (mv.


rubu ; verba primae Alef, e-klasse; Ass.: erub
rur , G pret. v. !araru II `trillen' (ook tararu, hararu en
ereru)
isad^u , G pret. subj. v. !s^a du `doodslaan'
h C
,
(G pret. subj. v.
) Ee-i-73
isbus , < isbus, G pret. v. !sabasu `zich toornig afwen

i-sa-a-du is
a d^
u

(s

den'

s^
adu

(G pret. subj. mv.) Sin1-23a

isi , (ook issi): G imp. v. !nesu^, ook ness^u `ver (verwijderd) z/w.', `zich verwijderen'
isi , (<issi <issi) G pret. v. !sas^u `roepen'
Isin , stad Isin; De eerste dynastie van Isin domineert pois-bu-su isbusu

litiek-militair Zuid-Mesopotamie van  2000 1800.


De eerste koning was Isbi-Erra, generaal onder IbbiSn, laatste koning van Ur-III dynastie, van wie hij
de hegemonie overneemt. Het is een bloeiperiode van
de Sumerische letteren. Beroemd zijn de zgn. koningshymnen op de koningen van deze dynastie. Zij bezingen het sacrale huwelijk van de koning met de godin
Inanna (zie Romer, SKIZ). Er zijn veel (Sumerische)
koningsinscripties. Bekende guren uit deze dynastie
zijn: Iddindagan, Lipitistar
ki
ki
p

-si-in , Isin
CH-ii-51
, subst. !assin^u `jongen van plezier' (cultisch)
, (subst.) feest
1 ud30 kam isinnaka (acc. + sux -ka): `de 30-ste
dag is uw feest' (uit een gebed voor Sin, de maangod:
Sin1-18)
F  i-sin-na-ka, isinnaka (-a-?, nom. + ka)

isinnu
isinnu

Sin1-18

88

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

isiq , (st.c. v. isqu): zie aldaar.


ismar^u , subst. !asmar^u `speer'
isqu , (subst. bij !esequ): aandeel, lot, taak, bestemming,

etc.; zie voorbeeld 1 (en verder) onder !esequ op


pag. 61

is-qat-su-un, isqatsun (st.c.vr.mv. verwacht

(b 8
(b8
isququ


) Ee-vi-46

isqati
s un

is-q
-
s u-un isqi
s un

(st.c. gen.) Ee-vii-7

, (subst.; ook isquqqu, isquqqu; zkum): een


meelsoort, grutmeel, grutten; AHw eine Art Mehl;
>
1 sla zkum
1 1 q^
a isqu qi ( kum hasa lu `breken', `pletten',

` jnstampen', harde graankorrels
zoals gerst, boekweit
worden alleen maar verbroken; dus: `gebroken meel'
wsl. `grutmeel', `grutten'): `1 q^a grutten' BAM578-i-7
 isqu qu BAM578-i-7
, N pret. vent. v. !sapa hu `wegvagen', `verstroo

ien'

issapha

z
 kum

( ' M
issi
issi

is-sap-ha issapha

(N pret. vent.) Ee-iv-106

, (ook isi): G imp. v. !nesu^, ook ness^u `ver (verwijderd) z/w.', `zich verwijderen'
, (<issi) G pret. v. !sas.u^ `roepen'; vgl. issi < *insi
G pret. v. nasu^ `dragen' met assimilatie -ns-> -ssp is-si, issi (G pret. v. sas^u) Ee-i-30
p is-si-ma, issima (G pret. v. sas^u + ma) Ee-i-43,

(( V
issi
issu
( > !
issuk
(
!
is.^a
is.an
J V !
is.ratu !
iv-89

, NA vorm v. G pret. v. !sat^u `drinken' (ook isti, ilti)


, G pret. subj. v. sas^u `schreeuwen'

is-su-
u, issu (G pret. subj.) Ee-iv-79
, G pret. v. nas. a ku `verwijderen'
,

is-suk issuk

(G pret.) Ee-iv-101

, G imp. mv. v. was.u^


, G pret. v. s.^anu
K
i-s
a n
u ma (G pret. mv.) Ee-iv-99
. a-nu-ma, is
.
, (vr.; es.eru `ontwerpen'; vr.mv. is is.ra tu): plattegrond, ontwerp; (iets wat is afgegrensd, speciaal:) perceel,
perceel bouwland; in een commentaartekst staat: is.ratu
= tawwertu bouwland
a rik meresti sa is.ra ta ukinnu (D pret.
1 d Asarri s
subj. v. k^anu, D `vaststellen'; merestu `cultuurland'):
`A. schenker van het cultuurland, die de percelen vaststelt' Ee-vii-1
is.-ra-ta ts.ra ta (acc.mv.) Ee-vii-1
, G pret. 3e p.enk. v. nas. a ru (bewaren, houden):
, (N musen): vogel
, ( gis): boom, hout
1 is.u arik lu istenumma (is.u `hout'; G stat. \het hout
is lang" (nominale zin) of vanwege PN een status abs.
\Langhout"): `de eerste (naam) zij Langhout' Ee-vi-89

i-s
. u, is
. u (`hout') Ee-vi-89
, (verb.adj. v. !w^as.u), `weinig' (vr. istu, s. > s voor
vr. t)
na adjectief , uitgang op {is heet de terminativus. Bij
een adjectief-stam is deze meesal adverbiaal \op : : :
wijze"; \-is erachter is ana ervoor", bijv. qerbis = ana
qereb; ook na een in nitief kunnen we te betekenis omschrijven met \-is erachter is ana ervoor", bijv.:
1 am
a ris pasqa, (= ana ama ri; ama ru `zien'; acc.adv.
v. pasqu `moeilijk', `benauwd'): `moeilijk te doorgronden' Ee-i-94;
Andere voorbeelden zijn:
}  , (adv. bij arahu I `zich haasten'): `vlug',
`spoedig'

(H

is.s.ur
is.s. u ru
is.u (
s.u
{is,

arhis

}dulluh is , (adv. bij D (elativisch) v. dalahu `omroeren', `verstoren'): op troebele wijze, totaal verward

}dalapis , (adv. bij verb.adj. dalpu `slapeloos'; op de


wijze van dala pu): `wakend', `in wakkere toestand'

}da r^s , (term., adv. bij dar^u `altijd durend'): eeuwig


}els.is , (adv. bij elesu `juichen'): `jubelend'
}had^s , (adv. bij had^u): vrolijk, blij, verheugd
}kajja nis , (term. bij adj. kajjanu `regelmatig'): op
constante wijze, steeds weer, constant

}kam^s , (adv. bij verb.adj. kam^u `gebonden'):

op geboeide wijze, gevankelijk, gebonden, geboeid, in de boeien,


}
, (adv. bij adj. knu `recht', `vast', `veilig', `eerlijk', `betrouwbaar'): \op knu wijze"): heuselijk, betrouwbaar
}  , adv. bij mah ar `ten overstaan van'; (r verhindert soms elisie tot mahris) = ana mahar, ook: `ten

knis

maharis



overstaan van'
}
, (adv. bij mars.u `ziek', `slecht'): kwaadaar-

mars.is

dig

2 issima mars.is, (G pret. v. sas^


u): `zij schreeuwde
kwaadaardig' Ee-i-43
}
, (adv. bij musu `nacht'): `'s nachts'
}
, (adv. bij nakru, adj. `vijandelijk'; subst. `vijand'): op vijandelijke wijze, vijandig
}
, (adv. bij verb.adj. nawru `glanzend', `stralend'): `op stralende wijze'
}
, = ana qereb; \{is er achter, is ana er voor";
regeert een genitivus, dus soms praktisch een voorzetsel): `naar', `naar binnen', `in'
3 qerbis kummsu, (kummu `heiligdom'): `in zijn heiligdom/woonvertrek' Ee-i-75
}
, (adv. bij rab^u, rabiu `groot'): op grootse wijze
}
, (adv. bij vr. ristu `jubelkreet', `gejubel'): op
blijde wijze, blij, verheugd
}
, (adv. bij 4-rad. saqammumu): `op doodstille wijze', `doodstil'
}
, (adv.): `op veilige wijze'
}
, (adv. bij t.^abu, t.ia bu `goed z/w.'): `op goede
wijze', `vriendelijk', `goed gezind', `lankmoedig'
na substantief , uitgang op {is heet de terminativus.
Bij een adjectief-stam is deze meestal adverbiaal \op
: : : wijze"; bij een substantief is het vaak een vergelijking \als een : : :";
voorbeelden waarbij {s geen terminativus
maar ontstaan door apocope van u: {(i)s < {
(i)su:
 v. rab^u: usrabbi +
1 ina brisunu s^
asu usrabbis, (SD
su `groot maken'), lett.: `te midden van hen maakte ze
hem groot' Ee-i-148

musis
nakris
nawris
qerbis

{is,

rabis
rsis
saqummis
sulmanis
tabis

voorbeelden van terminativus bij substantief

}abu bis , (adv. bij subst. abubu `stormvloed') `als een


stormvloed'

}sasmis ,
strijd'

(adv. bij subst. sasmu `strijd'): `tot de

}sursis , (adv. bij subst. sursu `wortel'): \tot in de


wortel" ) `fundamenteel', `grondig'
}ta h a zis , (adv. bij subst. tah azu `strijd'): `tot de
strijd'

}urris , (adv. v. subst. urru `licht', `dag'): `overdag',


`bij dag'

{isa(m) , de sux {sa(m) heeft een distributief karakter en komt vooral voor in temporele adverbia, bijv.

89

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

!u misa(m) `dagelijks', met iets distributiefs: \dag in

dag uit";
1 (w)arhisa(m): `maandelijks' (\maand in maand
uit") 
2 s
a risa (sa-ri-s'a in Ee-i-110; sa ru `wind', is mogelijk van dit type, omdat een variante tekst sa-ri-sam
geeft): \wind voor wind", \de ene wind na de andere";
v. Soden vat 't op als suf x: sa resa (mv. + suf x sa):
`haar winden'
, later isabbas, G pres. v.!saba su, sabasu, sabu su
, G pres. v. !sa^hu, sia hu `groeien'
p
, OB G pres. v. !
 sa^lu `vragen'

( s 1 l verba mediae
Alef, a-klasse; G pres. mv. is isallu ; later met sterke
alef: isa  al)


i-
s al-lu-ka-ma i
s allukama (G pres. +ka

isabbus
is^ah
is^al

*

isbir
isbus
isdihu
isdu

isal, is al , OB G pret. v. !s^alu `vragen'; ps


+ma) Sin1-14, 16



1 l verba mediae Alef, a-klasse; later met sterke alef: is al; G pret.
mv. isa lu
, G pres. v. !sal^u II `plonzen'
, ook isallu, G pres. v. !sal^u I
, G pres. v. !san^u II ; sana u
, G pret. v. !s^amu I `kopen' etc.
, G pres. v. !s^amu I `kopen' etc.
, G pres. v. !sap^u II
, G stat. v. !eseru
, G pres. v. !sar^u `rijk z/w.' cryptogra sch geschreven in de apodose van omina:
i-sarru, (sar ook klankwaarde sarru) isarru
`hij zal rijk worden', ook als:
i11 -sarru, met hi als i11 .
 zijn'; ook eseru, esru, iseru,
, (adj. bij !eseru `recht
Ass. es(a)ru; vr.-vormen: isartu, ook wel isertu en
esertu): normaal, in orde; AHw A \normal", \in Ordnung";
1 hat.t.u isretu (hat.t.u subst.vr., tweede t. geassimileerd

vanvr. t): `rechtvaardige
skepter', `legitieme staf'
V : is-re-tu isretu (vr.,`recht') yos-ix-71,6
, (subst.; OB, SB, NB: musa ru, usa ru; gs): penis [bij eseru `recht zijn', dus \het rechte lichaamsdeel"] AHw B \Penis"; CAD 1 penis;

!sig7!
|
ina dur-su sig7 u-tabba-kam
1 ina suburrisu isarsu urqu utabbakam (
ku; In
dit teken zijn een aantal oorspronkelijk verschillende
tekens samengevallen. Het teken gaat terug op het pictogram dat een paar billen voorstelt. De betekenissen
hangen samen met `zitten', `installeren', `achterwerk',
 r = ku 
du
s uburru `anus', se = ku z^u `uitwerpselen';
etc.;
gs isaru `penis' of jongere nevenvorm (m)usaru;
!sig7! sig7 (w)ara qu, (w)arqu, urqu `groen/geel z.',
resp. subst. `iets groens'; D pres.vent. v. taba ku `gieten',
`uitgieten'): `er stroomt uit zijn anus en zijn penis iets
groen-geels' BAM578-i-29
}
, Eng.: glans penis;
, G pres. v. !sat^u `drinken'
, (subst.vr.; izi, vr.enk. mv. isa ta tu): vuur,
brand; vuursein, vuursignaal; med.: ontsteking; het woord
p s
is vrouwelijk, de m. nominale vorm van radix
wordt alleen gebruikt in Westsemitische dialecten en
in het Akkadisch voor de godsnaam d Isum: vizier van

isalli
isallu
isanni
isam
is^am
isappi
isar
isarru

isaru

isaru

! !

appi isaru
isatti .
isatu

>

de god Erra.

i-sa-tum, isa tum, CHx25


, G pret. 3e p.enk. v. seberu (breken) 3e p.enk.
, G pret. v.!saba su, sabasu, sabu su
, (!sada hu) `winst' (in handel), soms: `resultaat'

 het ipris(um)-type; %nominale typo[nom.
vorm van
logie; er zijn er niet veel met zo'n vocaalvoorslag; vgl.
ikribu `gebed', ipt.iru `losgeld', isdihu `winst', ispiku
`voorraad(s-kruiken)', imt.u^ `verlies'] 
, (dualis isda ): voeten, benen, fundering, grondvesten;
discipline (van leger)
}
, (ook isid sam^e; lett.: fundatie van de
hemel): horizon

1 in
u ma d Sama
s ina isid sam^e inat.t.aluka (G pres. +

-ka v. nat. a lu `zien'): `wanneer Sama
s u (S^n) ziet aan
de horizon' (vollemaan: het moment van oppositie, als
de maan opkomt terwijl de zon ondergaat) Ee-v-19
 , isdu CH-ii-25

-
s u, i
s d
a
s u CH-xxiv-69



-
s u, i
s di
s u (st.c. +
s u) Sil-C-138

is-di-si-in, isdsin (mv.)+sin, CH-iv-41

i
s -da-
s a, i
s d
a
s a, (nom. dualis +
s a) CH-i-24

i-
s id, i
s id (litt.st.c.) Ee-v-19
, ook isdud, ildud, irdud, G pret. v. !sada du
`trekken' etc.

ni-is-du-ud, (i) nisdud (G cohor.; G pret.


e

isd sam^e

bb
O a
:

suhu
s

suhu
s

isdud

suhu
s suhu
s

1 mv.) Ee-i-46

is^e, ise i , G pres. v. !se u^ `zoeken'; n.b. een dubbele




alef wordt nooit geschreven, een enkele nog wel eens,


maar meestal alleen als vocaalbreuk a-u, u-i, etc.

 ^

i-
s e- -a, i
se
a (G pres. vent. ^
a < ia(m))

oC

Ee-i-59, Ee-iv-66

ise, ise e , Gtn pret. v. !se u^ `zoeken'


iseppi , ook isappi; G pres. v. !sap^u IIp
iser , G pret. v. !eseru `juist zijn'; jsr verba primae


Jod, de vormenopbouw is dezelfde als e-klasse van de


verba primae Alef;voor paradigma zie na epesu; i>e
o.i.v. de r
, G pres. 3e p.enk. v. !seberu `breken'
, G pres. v. !sem^u `luisteren' etc.
, ook isappi; G pres. v. !sap^u II
, G pret. (pret. pro stativo) v. !isu^ `hebben'; zie ook
spellingswijzen !issi

i-
s i, i
s i (G pret. (ook 

s u) v. i
su
^; `hebben') Ee-i-20
, (meesal esi), G stat. v. !esu^ `verwarren'
, (ook esi), G pret. v. !esu^ `verwarren'; zie ook
spellingswijzen !issi

i-
s i, 

s i (G pret. v. e
su
^ `verwarren') Ee-iv-70
, litt. st.c. v. !isdu `fundament'

i-
s id, i
s id (litt.st.c.) Ee-v-19
, G pret. v. !s^ahu, sia hu `groeien'
 , (< isam): Gpres. v. !sia mu `bestemmen'; verba
mediae vocalis;

= i-si-im-mu , isimmu (G pres. subj.) Sil-C-19


, G pret. v. !sia mu `bestemmen'; verba mediae vocalis; G pres. is isam
= i-si-mu, ismu (G pret. subj.), CH-iv-21, Ee-vi-92
= i-si-mu-ma, isimu ma (G pret. mv.) Ee-iv-33

i-si-ma-am, ismam (G pret. +am) CH-xxiv-27


, (st.c. isid v. !isdu `fundament' + su . su met
assimilatie -ds- > -ss-): `zijn fundament'
, (ook estu; G verb.adj. vr. !esu^): `verwarring'
, G pret. v. !sal^u II `plonzen' etc.

isebbir
isemme
iseppi
isi
isi
si

isid
ish
is^m

V V
isissu

ism

istu
isli

90

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

Up

islu , G pret. v. !sal^u I e


ism^a, ismea , G pret. 3 vr.mv. v. !sem^u `luisteren' etc.
isme , G pret. v. !e sem^u `luisteren' etc.
ism^u , (G pret. 3 m.mv. v. !sem^u): `zij luisterden' of

`(toen) zij (het) hoorden'


=
i
s -mu-nim-ma, i
s m^
unimma (G pret. vent. mv.
+ ma) Ee-i-57

isni , G pret. v. !san^u II ; sana u


Isnunna , plaatsnaam, ook Esnunna genoemd
WF
,
Sil-C-116
ispur , G pret. v. !saparu `zenden', `sturen'
]!
,
(G pret. + ) Ee-iv-76
ispatu , koker (voor pijlen van pijl en boog)


ki

i
s -nun-na

i
s -pur-
su
 i
s pur
su


su

gen'; term. idus + su) `hij hing boog en koker [pijl en


boog] aan zijn zijde' Ee-iv-38
is-pa-tum, ispatum Ee-iv-38
, G pret. v. !sap^u II
, (mv., !sapa ku), `voorraadskruik' ) `proviandkast' [nom. vorm van het ipris(um)-type; %nominale typologie; er zijn er niet veel met zo'n vocaalvoorslag; vgl. ikribu `gebed', ipt.iru `losgeld', isdihu `winst',
ispiku `voorraad(s-kruiken)', imt.u^ `verlies'] 
, (of isqu, subst. bij !esequ): aandeel, lot, taak, bestemming, etc.;
, (subst.; ook isquqqu, isquqqu) !isqu qu `grutten'
, (mv. isretu; na OB vaak esertu, litt. woord; ook in
mv.): `heiligdom', `kapel'
V I es-re-e-ti, esreti (mv.) Ee-i-76
, (adj., vr., ook wel isertu en esertu; een van de vr.
vormen v. adj. isaru `recht' !eseru `recht z/w.';
1 hat.t.u isretu `rechtvaardige skepter', `legitieme staf'
V : is-re-tu isretu (vr.,`recht') yos-ix-71,6
, (mv. issallallu ) N pres. v. !*sala lu II , `wegsluipen'; [Onregelmatige N-stam bij geminaat-radicalen: met identieke 2e en 3e radicaal in de wortel: de
laatste radicaal voor uitgangen wordt nog eens extra
verdubbeld; zoals bijv. bij *sala lu wordt N pret. mv.
issalillu ; en N stat. mv. wordt nasallulu i.p.v. naslulu ]
, (mv. issalillu ) N pret. v. !*sala lu, I: `plunderen',
II: `wegsluipen'

;
i
s -
s a-li-il-ma, i
s
s alilma (N pret. +ma)

'

isqu
isququ
isretu

isretu

issallal
issalil

a
iss^amu
a
isatti

CHx133

, N pret. v. !s^amu, `kopen'

= is-sa-mu, iss^amu (N pret. subj.) CHx9


, G pres. v. !sat^u `drinken'
p
, G pres. v. !eseru `juist zijn'; jsr verba primae
Jod, de vormenopbouw is dezelfde als e-klasse van de
verba primae Alef;voor paradigma zie na epesu; i>e
o.i.v. de r
, (< *insi) G pret. v. nasu^ `dragen' met assimilatie ns- > -ss-; vgl. issi < *issi G pret. v. sas^u `roepen' met
assimilatie -ss-> -ss
i
s -
s i-ma, i
s
s ima (G pret. + ma) Ee-iv-37, 49, 75
, ( p ensi, <Sum. ensi(k)),) stadsvorst, OB vooral gouverneur
, G pres. v. !asasu `bedroeven' p
, OB G perf. v. !s^alu `vragen' ( s 1 l verba mediae
Alef, a-klasse; mv.: ista lu )

, Gtn pres. v. !sa  a lu `vragen'
, (later ilta nu;in later tijd (na MB) wordt door dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten s, z;
 ): noorden, noordenwind;
p
imsisa

isser
issi

issiakku, issakku
issus
istal
istana al
istanu


im si sa


Istar
U

im si s
a

im si s
a

, godin Istar, Sum. inanna, belangrijke godin van


het pantheon, godin van de liefde, godin van de oorlog
(later ook voor substantief `godin' i.h.a. (soms zonder godendeterminatief) zie hierna) Inanna <Sum.
(N)inan(n)a g inanna, het teken
is oorspronkelijk het embleem van deze godin. Meesteres des hemels
of zuster van An.
g d , d Istar, CH-ii-47
r Is8 -tar, Istar, CH-iii-54
, (NB; r udar; ook iltu; !ishtar2!
i
s tar2 ; mv. i
s tara tu): zelfstandig naamwoord godin
i.h.a. (soms zonder godendeterminatief)
1 il u istar: `mijn god en mijn godin' Sin3-67 (persoonlijke god en godin, vaak een godenechtpaar)
2 teniqma s.erret d istar
a ti, (G perf. v. enequ `zuigen';
s.ertu, ook s.erretu `tepel',`borst'): `hij [Marduk] zoog
aan goddelijke borsten' Ee-i-85
3 epsu p^su d istaris lipiqq
a (D prec. vr.mv. v. Dtantum puqqu `acht slaan op'; hier D toch intransitief;
istaris terminativus = ana istari; epsu locativus i.p.v.
ina epis) `op zijn bevel/woord, laten ze acht slaan op
de godin' Ee-vi-115 (hier wordt de cultus van de persoonlijke godin ingesteld)
4 nindab^e linnas
a ilsina d istarsin (N prec. vr.mv. v.
nasu^ `brengen', `dragen'; nindab^e `o erspijzen'; ilsina
gespeld als dingir-si-na) (1 ) met veronderstelde haplologie an ilsina: `o erspijzen worden aangedragen
(voor) hun god en hun godin', of (2 ) N v. nasu^ hier transitief, dan N ingressief `gaan dragen' en `de mensen'
(vr.mv.) als logisch subject evenals in vorige zin, dan:
`laten zij [de mensen] o ers aandragen (aan) hun god
en godin' Ee-vi-116
V is-ta-ri, istar `mijn godin' Sin3-67
r =   , istar `mijn godin' ( = Sum. `mijn')

ki

i
s nunna

1 qastu u ispatu idussu lul (G pret. v. al


a lu I `ophan-

ispi
ispiku

 

sa

1 sa ilt
a nu '[een klimplant] van de noordkant' (waar
de plant tegenopgroeit) BAM578-i-39
p
  , i
s t
a nu Ee-iv-43
p

s
a
 

s a ilt
a nu BAM578-i-39

'x

h
istar, istaru

innin

Sin3-57
!ishtar2!

u dar mu

i
s tar

2 mes,

mu

i
s tar
a ti

(gen. vr.mv.) Ee-i-85

s is-ta-ris, (d )istaris (= ana istari) Ee-vi-115


 is-tar-sin, (d )istarsin (+sin) Ee-vi-116
, vr. status abs.; !isten `een'
d ise -ta-at ist^at Ee-vi-60
, G perf. v. !s^amu `bestemmen'
= is-te-mu, istemu (G perf. subj.) Ee-i-160
, G perf. v. !sem^u `luisteren' etc.
, (status abs., vr. isti at, istet, ist^at): een,

ist^at
istem
x
isteme
isten, ilten

eerste
1 ana istissu voor de eerste keer CHx169
2 isten esret (+ status abs. 10) elf (`monsters' in Ee-

i-146, `schepsels' in Ee-iv-115


3 isten ahusun, (ahu `broer' in de zwakke betekenis

 de club'):
 lett. `moge een van hun broers'
`iem. lid van
) `een hunner' Ee-vi-13, waarin een god moet worden
omgebracht om uit zijn bloed de mens te vormen.
4 sattu ist^
at libittasu iltabnu , (sattu `jaar'; ist^at vr.,
status abs. (naamvalloos), telwoord bij het getelde in
status abs.; libittu `tichelsteen'; Gt pret. mv. v. laba nu
`metselen'): `in een jaar (= binnen een jaar) maakten

91

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

ze zijn tichelwerk' Ee-vi-60; of (minder correct met -u)


acc.adv.: `een jaar lang'; of stativus (maar dan -ma
verwacht): `het jaar was een', als omstandigheidszin
\al toen er een jaar om was"
5 is.u arik l
u istenumma (is.u `hout'; G stat. v. ara ku
`lang zijn': \het hout is lang" of vanwege PN \Langhout" een status abs.; nominale zin): `de eerste (naam)
zij Langhout' Ee-vi-89

i
s -t
en e
s -ret, i
s ten e
s ret Ee-i-146, iv-115
d ise -ta-at ist^at Ee-vi-60
K
i
s -te-nu-um-ma, i
s t
e numma (nominale zin)

:
x V
istene u^
x >
Ee-vi-89


, Gtn pret. v. !se u^ `zoeken'

 is-te-ne- -u-ka, istene  u^ka

(Gtn pret. subj. + ka) Sin3-48

istenis , (adv.):

eerste, bij elkaar, ook: gelijkelijk, in gelijke


mate bijeen, samen;
1 istenis l
u kubbutuma (D stat.prec. v. kaba tu `eren'

etc.): `moge zij [de goden] gelijkelijk eer genieten' Ee-

vi-10

t
e
s bi gaz sim

tesbi istenis `bijeen',


waarin bi element voor bijwoorden; gaz
hasa lu ` jnstampen' of de synoniemen sak^u, z^aku (met
vijzel) of zeldzamer kasa mu ` jnsnijden'; hier gaz
voor G pres.2e p.enk. v.hasa lu; `[dit mensel] moet je

eerst jnstampen' BAM578-i-7
2 istenis tahassal (

1-nis ar ar


3 istenis tet. en (G pres. 2e p.enk. v. t.^enu `malen'):
`moet je bijelkaar jnmalen' BAM578-i-49 zie ook voorbeeld 1 onder !t.^enu op pag. 240

i
s -te-ni
s , i
s t
e ni
s , Ee-i-5, vi-10


i
s t
e ni
s BAM578-i-7
, ook ilti G pret. v. !sat^u `drinken'
, G perf. mv. v. !sa^mu `vaststellen'
= is-te-mu, istemu (G perf. subj.) Ee-i-160
, (verb.adj. vr. v. !was.u), `weinig' (m. is is.u met s. > s
voor vr. t)
(voorz.) , (later ultu; ta), van(af), van, afkomstig
van, uit, weg van
(voegw.) , (later ultu): sinds, sedert, nadat
}
, (ook: u mtu ull^a): sinds lange tijd
}
, lett.: sinds de dag/tijd ) nadat (dus zelfde
als istu alleen)
1 istu u
 mi sa satti us.s.iru us.ura ti (D pret. subj. v.
es.eru `tekenen'; us.urtu `regeling'): `nadat hij de regelingen van het jaar had ontworpen' Ee-v-5
: is-tu, istu H.Sip. 40,41
:
i
s -tu 4 -mi, i
s tu u
 mi Ee-v-5
:
7 is-tu
ul-la-a, i
s tu ull^
a Sin3-58
p
, (subst.; m. s, vr. vorm is !isa tu `vuur' etc.);
vizier van de god Erra; als vizier (sukallu) is hij vooral bode en schildknaap: hij draagt de wapenen van
Erra;
1 d Isum t. 
a bihu na du (G part. v. t.aba hu `slachten';
 `Isum, de roemruchteslager/slachn^adu II `roemen'):
ter' erra-i-4
2 sa ana nas^e kakke ezz
u ti qa tasu asma (G inf.gen.
nasu^ `dragen'; qa tu `hand'; asma stat.vr.mv. v.
(w)asa mu `passend zijn'): `[Isum] wiens handen geschikt zijn om zijn [Erra's] woeste wapenen te voeren'

x
?

isti
istimu
x
stu
istu,
istu,
istu ull^a
istu u mi

t
s
s bi

}
Isu(m)

erra-i-4

su , G pret. v. !isu^


isu^ , (ww. -u)

i-
s um I
s um

erra-i-4

I. G-stam (pret. su, ook: isi; pret. pro stativo): hebben;

[defectief ww., d.w.z. slechts weinig vormen in gebruik;


vgl. !rasu, ook defectief; vgl. Du es gibt]; er ontbreekt
in het paradigma veel, dat dan aangevuld wordt met
andere stammen; vgl. Ned. `wezen' als secundair in nitivus van `zijn' en de vormen `ben', `is' etc.; bijv.
1 le u
^t sa ninam ul su (pres.) `mijn kundigheid heeft
zijn gelijke niet'
2 eli+isu, lett.: `iets (acc.) hebben t.o.v. (eli) iemand'
) (in een zaak) `van iem. een opeisbare schuld/vordering (acc.) hebben'
3 summa awlum eli awlim se am kaspam suma indien iem. bij iem. anders een (opeisbare) schuld heeft
van graan of geld' CHx113-115
4 sa apla l
a su^ tusarsa apla (G pret. subj.; S pret. 2e p.enk. rasu^ `verkrijgen'): `degene die geen zoon heeft,
bezorgt gij [S^n] een zoon' Sin3-46

i-
s u, 

s u (G pret. pro stat.) CH-xxiv-83, CHx113

i-
s i, i
s i (G pret.; ook 

s u) Ee-i-20

i-
s u-
u, 

su
^ (G pret. subj.) erra-i-72
, G pret. (ook isi) v. !isu^ `hebben'

i-
s i, i
s i (G pret.; ook 

s u) Ee-i-20
, G pret. v. !asasu `bedroeven'
, G pret. v. !asa ru `zorgen'
D i-su-ru suru (G pret. subj.) Ee-vii-123
, Gtn imp. v. !waba lu `dragen' etc.
, Gtn inf. v. !waba lu `dragen' etc.
, inf. Ntn v. (4-rad.) !nabalkutu
, G perf. v. !aka lu `eten'; verba primae Alef, a-klasse, Ass.: etakal
, Gt perf. v. !aka lu `eten' verba primae Alef, aklasse, Ass.: etakkal
, Gtn pret. v. !aka lu `eten' verba primae Alef, aklasse, Ass.: etakkal
, Gt pres. v. !aw^u, am^u `spreken'

i-ta-mi itammi (Gt pres. !aw^


u) erra-i-7

i-ta-a-mi it
a mi (Gt pres. !aw^
u) erra-i-129
, G perf. en Gt pret. v. !apa lu
, (ook tepir), G perf. en Gt pret. v. !apa ru
, Gt pres. v. !apa lu
, Gtn pres. v. !aka lu `eten'; verba primae Alef,
a-klasse, Ass.: etanakkal
, G perf. v. !eseru `opsluiten'
i-ta-sr, tasir (G perf. v. eseru) Ee-i-70
, Ntn inf v. !sala lu; [Onregelmatige N-stam bij
geminaat-radicalen: met identieke 2e en 3e radicaal in
de wortel: extra verdubbeling van de laatste radicaal
in de N inf. en N stat.]
, G perf. v. !asasu^ `bedroeven'
i-ta-su-us, tasus (G perf. v. asas^u) Sin3-60
, Gt perf. v. !aka lu `eten'; verba primae Alef, aklasse
, Gtn perf. v. !aka lu `eten'; verba primae Alef,
a-klasse
, Gt pret. v. atw^u, !aw^u `spreken'

i-ta-a-wu, 
tawu (Gt pret. enk.) Sil-C-31

i-ta-wu-
u, 
taw
u (Gt pret. mv.) Sil-C-69
, G perf. v. !waba lu, onregelmatig <ittabal (komt ook

bb >
su

sus
sur
b
itabbal

itabbulu
itablakkutu
takal
takkal
takkal
itammi

tapal
tapir
tappal
tanakkal
tasir
itaslullum

tasus
b
*tatkal
*tatakkal
tawu
itbal

C
>

92

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

voor), door contractie waardoor -ta- wegvalt, of: itbal


G pret. v. nevenvorm !taba lu
1 itbalam, G perf. vent. v. !wab
a lu, CHx9
 7 it-ba-la, itbala(m) (G perf. vent.) Ee-i-68
, G perf. v. !eberu `overschrijden'
, G perf. v. !ederu `omarmen' etc.
{ i-te-dir, tedir (G perf.) Ee-i-53
, G perf. of Gt pret. v. see el^u `hoog zijn', `omhoog gaan'
, Gt pres. of Gtn pret. v. !el^u `hoog zijn'

; i-te-el-li telli (Gt pres., ook Gtn pret.)

N
tebir
tedir
x
teli
telli
x4
temi
x
teneppes
CHx35

, G perf. v. em^u !ew^u `worden tot'


,

i-te-mi 
temi

(G perf.) Ee-iv-88

, Gtn pres. v. !epesu `maken' etc.

tepes , G perf. v. !epesu `maken' etc.


tepir , (ook tapir, G perf. en Gt pret. v. !aparu `(hoofd)
bedekken'
teppes , Gtn pret. v. !epesu `maken' etc.
teppusu , Gtn inf. v. !epesu `maken' etc.
teppusu , Gtn pret. subj. v. !epesu `maken' etc.

x  sb
tepsu
N b !
tepusu
x sb !
terrub

i-te-ep-pu-
su 
teppu
su

Ee-vi-83

, nomen, (zie itpesu


ink, knap, bekwaam
,

it-pe-
s u itp
e
su

, G perf. v.

!epesu

(Gtn pret. subj.)

`maken' etc.): wijs,

(pitra s-type bij epesu) Ee-i-59

epesu `doen', `maken' etc.


,

i-te-pu-
su 
tepu
su


(G perf. mv.) Ee-vi-77

, Gt pres. v. erebu `binnenkomen'; verba primae


Alef, e-klasse; Ass.: etarrab
, Gtn inf. v. !erebu `binnenkomen'; verba primae
Alef, e-klasse;
, G perf. en Gt pret. v. !erebu `binnenkomen'; verba
primae Alef, e-klasse; Ass.: etarab
D
i-te-ru-ub, 
terub (G perf.) CHx110 x133b

terrubu
terub

x 2

135 x136

teser , G perf. v. !eseru `juist zijn';


x

pjsr verba primae

Jod, de vormenopbouw is dezelfde als e-klasse van de


verba primae Alef;voor paradigma zie na epesu; i>e
o.i.v. de r
iti , 4 , (Sum.. itu een ablautvorm van iti `maand',
determinatief voor maandnamen) !itu (maand)
, G pret. v. !wata ru `uitsteken'
, Gt pret. v. !aw^u, am^u `spreken'
, (subst.; pitra s-nomen; ook tepsu !epesu `maken' etc.): wijs, ink, knap bekwaam; [pitra s-type nomen
(%nominale typologie); iets Gt-achtigs: wel eens intensief: \zeer", bijv. itpesu `bekwaam' bij epesu `vervaardigen']

tir
itmi
itpesu

N b
N H

(pitra s-nomen bij epesu) Ee-i-59

itruku , G pret. mv. v. !taraku `slaan', `kloppen'


N D  , (G pret.mv.) Ee-vi-59
trura , G pret. v. tararu, G perf. v. !araru II `trillen'
D

it-pe-
s u itp
e
su

it-ru-ku itruk
u

it-ru-ra 
trura

) Ee-iv-90

, (G perf.vr.mv. of G pret. v.

ittabal , (ook itbal), G perf. v. !wabalu `dragen' etc.


ittabbal , Gtn pret. v. !wabalu `dragen' etc.
ittabalakkat , N pret. v. (4-rad.) !nabalkutu
ittabalkat/it , N perf. v. (4-rad.) !nabalkutu
ittabi , < *intabi, G perf. v. !nab^u `noemen' etc.
N , (G perf.) Ee-vi-101
ittabt , N perf. v. N-tantum nabutu !*abatu II `vluchtar
a ru

it-ta-bi ittabi

N N

ten'

it-ta-bi-it, ittabit (N perf.) CHx136


, N perf. v. !ban^u `scheppen'

ittabni

N
NN
|

(N perf.) Ee-iv-26

ittadi , G perf. v. !nad^u I `werpen'


N , (G perf.) CH 43, Ee-iv-117
ittaddi , Gtn pret. v. !nad^u I `(op-)werpen'
it-tab-ni

it-ta-di

ittabni

ittadi

it-ta-di, ittaddi < *intandi (Gtn pret.) Ee-i-44


it-ta-ad-du-u, ittadd^u < *intandiu

(Gtn pret.subj.) Ee-vi-144

ittaddi , Gtn v. !wad^u


itta id , G perf. v. !na adu `oppassen'
ittal , G pres. v. !itulu `liggen'
ittalad , G perf. v. taladu, !waladu `dragen', `bevallen'


N n
N
ittalak
N

7 it-ta-la-ad, ittalad (G perf.) CHx135

it-ta-lad, ittalad (G perf.) Ee-i-134


, (onregelm.) G perf. of Gt pret. v. !ala ku `gaan';
meestal in vent.: ittalkam
7 a it-ta-la-ak, (iliksu) ittalak (G perf. v. ala ku)
CHx27

ittallak , (onregelm.) Gt pres. 3e p.enk. of Gtn pret. v.


!alaku `gaan'
ittanallak , (onregelm.) Gtn pres. 3e p.enk. v. !alaku `gaan'
ittanabbit , Ntn pres. v. N-tantum nabutu !*abatu II
`vluchten'; verba primae Alef, a-klasse
ittanablakkat , Ntn pres. v. (4-rad.) !nabalkutu
ittanamdi , Gtn pres. v. !nad^u `werpen'
N O
,
(Gtn pres.) Ee-iv-91
ittanaslal , (mv. ittanaslallu): Ntn pres. v. !salalu; [Onit-ta-nam-di ittanamdi

regelmatige N-stam bij geminaat-radicalen: met identieke 2e en 3e radicaal in de wortel: de laatste radicaal
voor uitgangen wordt nog eens extra verdubbeld; zoals
bijv. bij *sala lu wordt N pret. mv. issalillu ; en N stat.
mv. wordt nasallulu i.p.v. naslulu ]
, Gtn pres. v. !waba lu `dragen' etc.
, Ntn pres. v. !ah a zu `grijpen'
  , N perf. (nanhuzu)of Ntn perf. v. !ah a zu `grij


pen'
, Gtn pret. v. !nag^u `zich verheugen'
U it-ta-an-gi ittangi (Gtn pret.) Ee-vii-138
, Ntn pret. v. !napa hu `aanlichten', `oplichten',


`zichtbaar
worden'
| it-tan-pah, ittanpah (Ntn pret.) Ee-i-96
, N perf. (N inf. nanmuru), !ama ru `zien'; verba
primae Alef, a-klasse
, N perf. v. !rehu^ `verwekken', `begieten', etc.


it-tar-he-e-ma, ittarhema (N perf.) Ee-i-80


, N pret. <*intaris. v. !tara s.u `uitbreiden'
V
it-ta-ri-is
. -ma, ittaris
. ma (N pret.) CHx132
, N pret. mv. v. !tara ru, nevenvorm v. ara ru, ook
hara ru, ereru
 D it-tar-ru, itarru (N pret. mv.) Ee-iv-108
, G perf. v. !was.u `uitgaan'
, G perf. v. !wasa bu `zitten', `wonen'
, (mv. ittaslallu ): N perf. v. !sala lu; [Onregelmatige N-stam bij geminaat-radicalen: met identieke 2e en
3e radicaal in de wortel: de laatste radicaal voor uitgangen wordt nog eens extra verdubbeld; zoals bijv.
bij *sala lu wordt N pret. mv. issalillu ; en N stat. mv.
wordt nasallulu i.p.v. naslulu ]
, Ntn pres. v. (4-rad.) !nabalkutu
, (onregelm.) Gtn perf. 3e p.enk. v. !ala ku `gaan'
, (mv. ittataslallu ): Ntn perf. v. !sala lu; [Onregelmatige N-stam bij geminaat-radicalen: met identieke 2e en 3e radicaal in de wortel: de laatste radicaal
voor uitgangen wordt nog eens extra verdubbeld; zoals

ittanabbal
ittanahhaz
ittanhaz
ittangi
N
ittanpah

NBb

ittanmar
ittarhe
N 4V
ittaris.
N (V
ittarru

ittas.i
ittasab
ittaslal

ittatablakkat
ittatallak
ittataslal

93

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

X) L U
7?
b U

C
}
}
So C

bijv. bij *sala lu wordt N pret. mv. issalillu ; en N stat.


mv. wordt nasallulu i.p.v. naslulu ]
, G perf. v. !itu lu `liggen'
, (onregelm.) Gt perf. 3e p.enk. v. !ala ku `gaan'
, G perf. v. !izuzzu `staan'
E it-ta-ziz ittaziz (G perf.) erra-i-125
, Gt pres. mv. v. !teb^u (Gt wordt niet in v. Soden
genoemd)

ittatl
ittatlak
ittaziz
N
ittebbu

Ns

(Gt pres.mv.) Ee-iv-94

ittenmid , N perf. (N inf. nenmudu) v. !emedu `leunen


tegen'; verba primae Alef, e-klasse
itti , (voorz., ): met; ittsu met hem, tot hem, ittka
it-teb-bu ittebb
u

ki

met jou, tot jou


1 silim ittja (G imp. v. sal
a mu, `in goede verstand-

NN V bb

ittja
V

ittl

houding zijn'): `verzoen u met mij' Sin3-66


I
it-ti-
s u, itt

s u, Sil-C-68
I K it-ti-su-nu, ittisunu `tot hen' Sil-C-31
, ittja `met mij' Sin1-24a
, ittja `met mij' Sin3-66, 68, 69

ki-
a

ki-ia

!itti + suf x -ia 1e p.enk. `mij'

, (voorz..)

, ittja `met mij' Sin1-24a


-ia, itt
ja `met mij' Sin3-66, 68, 69
, G pret. v. !itu lu `liggen'
, G pres. v. !wata ru `uitsteken'
ki

ittir
ittu , (subst.)

teken, voorteken
-tum, ittum CH-iv-27
K it-ta-ku-nu, ittakunu (st.c. +kunu) Sil-C-40
, Nieuw-Ass. vorm van ittas.i; G perf. v. !was.u `uitgaan'
, (Nieuw-Ass. vorm, OB: ittasab), G perf. v.
!wasabu `zitten', `wonen'
itu , 4 , (Sum.. itu een ablautvorm van iti
maand, determinatief voor maandnamen) !warhu

(maand)
1 ituXkam 4 X
, kam een soort determinatief
na (vooral rang-) getallen, `binnen X maanden', `X
maanden lang', `X-de maand'
4

!ken! $
F
dis ina itu logoKIN U4 10kam ana XXX lis-ken ga ku

 } y ?


:::


i nun na 
s e
s

logoKIN U4 10kam ana S^n lis-ken sisba


lkul himeta lippasis ( dis betekent hier niet summa
 het staat niet voor een woord, maar heeft een
`indien';
markeerfunctie, hier een nieuw bestandsdeel; lisken
prec. v. 4-rad. sukenu `zich neerwerpen', (in gebedshouding) `neerknielen'; geen dingir voor de godsnaam
XXX voor S^n, zoals vaker in hemerologische teksten;
ga 
s isbu `melk'; lkul prec. v. ku aka lu `eten'; ses
pasasu `zalven', hier N prec. te lezen: lippasis) 'op de
tiende dag van de maand elul moet/kan hij [de raadpleger van de tekst] voor S^n neerknielen, gelieve hij
melk te eten en zich met botervet in te zalven', CT51161,r. 6; wat hem dan te beurt zal vallen is onleesbaar;
hemerologische teksten zijn lijsten van gunstige/ongunstige dagen.
2 dis ina

itu

 ra zag gar
ba

gud si sa

ki-
a

ittus.i
ittusib

 
 


Nisa nu
mrt-apr
Ajaru
apr-mei
sig4 ga
Sima nu
mei-jun

H
s unumun
Dumuzi
jun-jul

nenegar
Abu
jul-aug
d
g
kin innin
Ulu lu
aug-sep

du6 ku
Tasrtu
sep-oct
8
apindu8 a
Arahsamna oct-nov
 mu

gangan
e
Kisl
nov-dec

abba
e
t.ebetu
dec-jan
 a t.u
z
iza(an)
Sab
jan-feb


s ekinkud
Addaru
feb-mrt
De maanden worden vaak afgekort tot het eerste logogram. Deze maandnamen zijn standaard in het eerste
millenium. In het tweede millenium zijn er vaak regionale verschillen. De zesde en de twaalfde maand
kunnen geschrikkeld worden (intercalaire maand, eens
in de ong. drie jaar toe te voegen omdat 12 maanden
van ong. 29 12 dag ong. 354 dagen is en je dus ieder
jaar van ong. 365 dagen steeds 11 dagen te kort komt,
in drie jaar openlopend tot 33 dagen). Zo'n schrikkelmaand heet bijv.
{ kindiri met diri = watru
`extra';
itu
du6 ta
s rtu; sep-oct; lett. `begin' (Hebr. tesri), vgl.
D-tantum surru `beginnen'); de naam gaat terug op
een kalender die in de herfst (na de oogst) begint;
itu
apin Arahsamna; oct-nov; arah< warhu `maand' en
sama ne `het cijfer acht', de enigemaandin het kanonieke systeem met het nummer van de maand (vgl. Ned.
september (< Lat.) `de zevende maand na het begin
van het jaar in maart', evenzo october t/m december
de achtste t/m tiende maand);
, (subst.; ook et^u; st.c. it^a, it^e, mv. itu en ita tu) grens
(in abstracte zin), ook concreet: buurman
1 kma it^esu zo veel als zijn buurman, evenveel als zijn
buurman, CHx42
2 it^
ukka la ittiq (G pres. v. etequ `overschrijden', la +
pres is prohibitief; it^ukka < *it^umka locativus it^um +
ka) `laat (niemand) uw grens overschijden' Ee-iv-10
}
(vr.mv.) omgeving, buurt, gebied; quotdomein
van (gevolgd door een genitivus ep exegetum); oever
(van een rivier)
3 itti it^
at a lija Assur [toen de Tigris zijn loop verlegd
had] `weg van de omgeving van mijn stad Assur' yos-

it^u

itatu

xb

ix-71,16

>

(st.c. +su) CHx42


(+ka) Ee-iv-10

i-te-
s u (kima) it^
e
su

itulu, utulu , (ww.)

i-tuk-ka it^
ukka

I. G-stam (pret. ittl, pres. itta l, perf. ittatl, vgl. de


vormen van !ala ku en !izu zu): liggen, slapen met
(sex.) (met = itti), bijslaap verrichten, beslapen, CHx129132
1 itti zikarim san^m ina it
u lim, lett.: `in het liggen

met een andere man' ) `terwijl (zij) met een andere


man de bijslaap verricht' CHx129
2 ina s
u nisa itu lu, lett.: in haar schoot liggen ) ook:
beslapen, bijslaap verrichten;
3 kubbulu +ma +it
u lu (D v. !kaba lu `overweldigen')

>N V

verkrachten CHx130

:
i-tu-lim, (ina) it
u lim (G inf.gen.) CHx129
:
u
-tu-lim, (ina) ut
u lim (G inf.gen.) CHx131
I
it-ta-ti-il-ma, ittat
lma (G perf. +ma)

94

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

CHx130

it^ur , G pret. v. !t^aru `omkeren' etc., in %hendiadys `her-

halen'
i-tur, it^ur (G pret.) Ee-iv-26
(G pret. subj. v. !et.eru)

D i-t.e-ru t.eru (G pret. subj.) Ee-vi-126, 150


, (subst.;
esir) asfalt, teer, als kit gebruikt; ook
product in de bouw, dus niet al te dun;
1 atta mannu mimma lemnu sa s.almata kima it.t.^e
(met gim esir voor kima it.t.^; atta onafhank. p. vnw.
`jij'; mannu `wie'; mimma `welk dan ook'; lemnu
`Kwaad', `demon'; s.almu `zwart' hier als `onzichtbaar',
`ongrijpbaar'): `wie gij ook zijt, `welk boze macht dan
ook, die zwart zijt als asfalt' kar76-1 (of: `welke demon
dan ook : : :') (eerste regel van een bezwering die begint

met
en 
s iptu, ter markering)

t.eru
it.t.u^

"C

iwwallad

logogim esir kima it


e
.t
.^

(gen.) kar76-1

, N pres. v. !wala du `dragen' etc.


, N pret. v. !wala du `dragen' etc.
, G pres. v. !zaka ru `spreken' etc.

iwwallid
izakkar

JV

i-za-kar-ma, (ni
s ilim) izakkarma (G pres.
+ma), `hij moet een eed afleggen', CHx20x131
, G pres. v. !zer^u `haten'
, G pret. v. !zer^u `haten'

iz^er
izer
izmar^u , subst. !p asmar^u `speer'
izuzzu , (ww. (n)zz , ; onregelmatig, na OB:
gub

uzuzzu, MB-LB vaak usuzzu)


I. G-stam (Bij vervoegingen voor suf xen/afformatieven
verdubbeld de z; G pres. izzas `hij staat', pres. pro stativo, ook: `hij zal (gaan) staan'; G pret. izziz; G perf.
ittaziz; G imp. iziz, izizza ; part. muzzazzu):
staan, zich zetten; +dat.: ten dienste staan, ter beschikking
staan, bijstaan, helpen, staan voor, komen voor; borg staan,
pand geven (Sum. du of gub) AHw \stehen"; \sich aufhalten", \zur Verfugung stehen", \hintreten";
1 kamsaku azzaz (G stat. 1e p.enk. v.kamasu II ; G pres.
1e p.enk.): `(nu eens) kniel ik, (dan weer) sta ik' Sin1-21
2 elsa izziza, (G pret. vent.): `hij ging op, haar staan'
(Maduk in gevecht met Tia mat) Ee-iv-104
3 izuzzu +ana/ina p
a n() : in dienst staan van, dienen,
staan bij, gaan staan bij, treden, toetreden, aantreden;
Gt pres. ittazzaz;
Gtn pres. ittanazzaz; imp itazzaz, itazza ;

III. S-stam
(Vervoegingen: voor suf xen/afformatieven
verdubbeld de z; S pres. uszaz; pret. usziz; imp. suziz,
suzizza )
(een stele) plaatsen, opstellen (vaak gebruikt als saka nu);
(een koning) benoemen; (een leger) stationeren; (een
monster) tot stand brengen ) creeren AHw \aufstellen" (Stele, Bild);
4 ana s
a zuzi lu akrub (S infgen.; G pret.1e p.enk. van
kara bu) `ik beloofde om [het beeld] op te stellen' yosix-71,27
5 usziz basmu mushussu (S pret.; acc. maar geschre-

 eerde een basmu-slang en een


ven als nom.) `zij cre
mushussu-draak' Ee-i-141

6 usziz imnussu : : : (S pret.) `hij [Marduk] plaatste
aan zijn rechter zijde : : :' (volgen namen van paarden)
Ee-iv-55
7 uszizz
u ma ina birisunu lumasa isten,

(S pret.mv.): `zij plaatsten te midden van hen een eerste sterrenbeeld' Ee-iv-19

8 luszizma lull^
a lu amelu sumsu (S cohor.; lull^a Sumerisme voor `mens', geleerd woord, daarom misschien
te vertalen met `homo sapiens' of `het genus homo'): `ik
wil het genus homo maken, zijn naam zij \mens" ' (creatie van de mens in het scheppingsepos Enu ma elis)
Ee-vi-6

}mazza zu ,

(subst.; ook: manza zu, manzazzu, mazzazzu, manzanzu, muzza zu; vanaf oud-akk.;

kigub): \waar iets staat" ) standplaats, defacto vaak


tempel of de astrale verschijningsvorm (het beeld) van
de godheid; ook tech. term (astron.): positie, sterpositie,
standplaats (van sterren), plaats van de vaste sterren;
CAD 1 emplacement, stand,stand: { (base,sockle) socle
(or a stela), perching place, socket (of a door), oor (of
a chariot or wagon); 2 (a mark on the liver); 3 position, oce, rank; 4 abode, whereabouts, resting place,
military position; 5 station, position of celestial bodies (observed at sunset) 6 object given as a pledge 7
presence of a deity or a demon signifying an omen and
the feature on the liver that is associated with it; 8
excrement (?); 9 ( a math. term)
9 ubassim manz
a za, (D pret. v. basa mu `(kunstig)
maken'): `hij [Marduk] maakte een standplaats [voor
de grote goden]' Ee-v-1 (het gaat hier om de inrichting
van het rmament)
10 manz
a z d Enlil u d Ea ukn ittisu, (D pret. v. k^anu
`vast maken'): `hij vestigde de positie van (de ster/het
sterrenbeeld) Enlil en van Ea erbij/ernaast' (kennelijk
bij Neberu) Ee-v-8
11 manz
a z sam^e u ers.etim uza izu ilu gimrassunu
(D pret. mv. v. za^zu `verdelen', D vanwege meervoudig
object): `alle goden verdeelden (onderling) de standplaats van hemel en aarde' Ee-vi-79
12 usarsid manz
a z d Neberi, (S pret. v. S -tantum
*rasa du): `hij grondvestte de standplaats van d Neberu' Ee-v-6
13 alkatsunu is.batuma u dd
u manza ssun (G pret.
subj. v. s.aba tu `grijpen', hier in de betekenis `ter hand
nemen', `initieren'; D pret. subj. v. D-tantum: wuddu
!*wad^u `vaststellen'): `[Marduk] die de loop der sterren instelt en die hun standplaats toewees' Ee-vii-17
}
, (subst.; ook munzizu; oud-akk., OB):
CAD witness, attendant
az-za-az, azzaz (G pres. 1e p.enk.) Sin1-21
 iz-za-zu, izzazzu <*inzazzu (subj.), CH-ii-11
T iz-zi-za, izziza (G pret. vent.) Ee-iv-104
E it-ta-ziz ittaziz (G perf.) erra-i-125
T T [su{zi]-zi, suzizz (S imp. vr.enk.) Ee-i-123
 pret.) Ee-i-141
T
u
s -zi-iz, u
s ziz (S
E us-ziz, usziz (S pret.) Ee-iv-55
E  us-ziz-zu, uszizzu (S pret. subj.) Ee-i-74
 pret. mv.) Ee-iv-19
T
u
s -zi-zu-ma, u
s zizz
u (S
 T sa-zu-zi sa zuzi (S infgen.) yos-ix-71,27

muzzazu

(( J J J
Nb
(
a
JJ

J J

(acc.) Ee-v-1
man-za-az, manza z (st.c.) Ee-v-8, vi-79

man-za-as-su-un, [manzassun] (st.c. +
s un)
Ee-vii-17
E lu-us-ziz-ma, luszizma (S cohor.) Ee-vi-6
, <*iztakar, G perf. of Gt pret. v. !zaka ru `spreken'
man-za-za manzaza

izzakar

(( LJ

(tot/met = itti).
D

(G perf.) CHx18
(Gt pret. mv.) Ee-iv-20

iz-za-kar izzakar < iztakar

iz-zak-ru izzakr
u

95

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

izzakru , (< inzakru) N pret. mv. v. !zakaru `spreken'


izzakru , (< iztakru) G perf. of Gt pret. v. !zakaru `spre-

(L
izzas
(J
izzis
ken'

Ee-i-112

iz-zak-ru izzakr
u

(hier: G perf. <

iztakr
u

, G pres. v. !izuzzu
 iz-za-zu, izzazzu <*inzazzu (subj.), CH-ii-11
, G pret. v. !izuzzu
, subst. !enzu `geit'

izzum

{ja , (ook -a en -), suf x bezit. vnw. 1e p.enk. mijn; -ja na

nomen in gen.enk. en obl.mv.; -a na nomen in nom.mv.;


- na nomen in gen./acc.enk.; Voorbeelden:
belu a of belu a `mijn meesters'; bel `mijn meester';
assatu a `mijn vrouwen'; ana belija `aan mijn meester'; ana belja `aan mijn meesters'
E
be-l
-ia, bel
ja, `mijn heer' CH-xxiv-90
, (Ass.) !ajja bu, `vijand'
, (< !ajja nu, ook ja nu, ja na; MB, LB) is (er) niet,
zijn er niet, is niet voorhanden; substantief dat de nonexistentie aanduidt; vaak absoluut gebruikt en dan
in de vertaling aanvullen wat er niet is; AHw \ist
nicht";
1 u
 k (aj)ja nu (wanneer het tot tevredenheid is : : :)
en wanneer 't niet (tot tevredenheid is)' CT22-58,13
2 kal^
a epsetusu ja nu (kal^u `totaliteit'; epsetu
`werken, daden, bezigheden', religieus: `riten') 'Er is
geen enkele rite van hem' CT51-161,r. 11
K
(i)ja-nu
u j
a nu (`het is niet') CT22-58,13
: een koning van de stad !Mari, vader van
Jahdunlim

: een koning van de stad !Mari, zoon van
 Jagitlim, vader (of wellicht oom) van koning Zimrilim.
, onafhank., losstaand ofwel absoluut pers. vnw. datief
1e p.enk. aan mij Voor volledig vormenbestand en toelichting zie onder ana ku.
1 ana j^
asi taddinam (2e p.enk. nada nu `geven' + dativus -am) pleonastisch: `jij geeft aan mij'
, ook ij^ati, LB ook j^atu; onafhank., losstaand ofwel
absoluut pers. vnw. gen.-acc. 1e m. en vr.enk. mij
Voor volledig vormenbestand en toelichting zie onder
ana ku.
1 kma j^
ati zoals ik Ee-vii-140
2 j^
ati gimlanni, (!gama lu): `verleen m een gunst'
I ja-a-ti-ma j^ati-ma Ee-vii-140
p
: (Element van een Amoritische naam, uit twb

`antwoord', `terugkeer')
, !ajj^u vnw. `welke?', `wat?'

jabu
janu

CC

>

Jagitlim
Jahdunlim
j^asi
j^ati

Jasu b
j^u

{ka , esuf x bezit. vnw. 2e m.enk. jouw (m.), uw (bezit. vnw.

2 p.mv.); vr. vorm is -ki


V  za-i-ri-ka, za irka (+ka), `uw
haters/vijanden' Sil-C-81

{ka , suf x pers. vnw. accusativus 2e m.enk. jou,


is {ki

vr. vorm

k^a , !k am (adv.) `aldus'


kabarahhu , !gabarahhu `aandoening'
kabattu , (!kabatu `zwaar zijn') buik, lever, gemoed, even

als !libbu zetel van het gemoed, vaak parallel:


1 kabattaka ezzetu aggu libbaka (met -ka `jouw') 'uw
boze lever, uw vertoornd hart' (moge bedaren e.d. gezegd van vertoornde goden.
 E
ka-bat-ta-
s u kabatta
s u (st.c. + 
s u) Ee-vii-138
, (ww.; ook kaba du; van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.; vanaf OA, OB; !dugud! dugud):
I. G-stam (pret. ikbit, pres. ikabbit, stat. kabit): zwaar
zijn, gewichtig zijn, aanzienlijk zijn; moeizaam zijn; (`hij is
zwaar' ook in de zin van het valt hem zwaar; vgl. Mozes,
waar hij onder zijn opdracht probeert uit te komen:
`ik ben zwaar van mond en zwaar van tong' ) `ik kan
moeilijk spreken'; (van oren gezegd, ook:) doof;
AHw \schwer sein/werden"; CAD 1 to become heavy,
massive, fat, rich, lethargic; 2 to become dicult, bothersome, to become painful; 3 to become important,
honored; 4 to hatch (said of a bird)
1 attama kabt
a ta ina il rabu t (G stat. + -ta 2e p.enk.)
`gij staat in aanzien te midden van de grote goden' (gij
zijt de meest geeerde) Ee-iv-3
2 d Ninlil sa qibssa kabtat `Ninlil wier bevel van gewicht is, gewicht in de schaal legt';

!dugud!
e-pis ka-su dugud
3 epis p^su kabit (Sumerisme \het doen van zijn
mond" ) `spreken'; !dugud! dugud G stat.): lett. \het
doen van zijn mond is zwaar" ) `het spreken valt hem
zwaar'/`zijn spreken is moeizaam' BAM578-i-50 (ook van
oren gezegd: `doof'; elders, bijv. in het enu ma elis-epos
juist in de betekenis: \wat hij zegt is gewichtig")
}
, (subst.; ook kabtatu, kabittu; vanaf OB):
buik, lever (als zetel van het gemoed, evenals !libbu
`hart') ) gemoed; (vaak in gebeden: `boos gemoed en
toornig hart'); met suf xen kabattaka of kabtatka;
AHw \Leber"; \Gem
ut"; CAD 1 inside (of the body),
liver (?); 2 emotions, thoughts, mind, spirit
4 mut.ibba kabattija (D part.st.c. v. t.^
abu `aangenaam
z.', st.c. in OB mut.b, hier met hulpvocaal) `die mij
een goed gemoed geeft' ) `die mij in goede stemming
brengt' Ee-i-31
5 ismema d Ea kabattasu ittangi (G pret. v. sem^
u
`horen'; Gtn pret. v. nag^u, frequentief): lett.: [de namen
die de Igigi hadden genoemd] 'hoorde Ea, zijn gemoed
juichtte' ) `[zodra Ea de namen : : : hoorde, raakte hij
in verrukking' Ee-vii-137
}
, G verb.adj., , (vr. kabittu ; vanaf OA, OB; E
idim; !dugud!
dugud): zwaar, belangrijk (persoon), ge-

kabatu

4Z

kabattu

kabtu

eerd

AHw

\schwer", \gewichtig", \angesehen"; CAD 1


heavy, dense, abundant, substantial; 2 dangerous,
grievous, severe, serious; 3 honored, important, venerable, in uential; 4 important person, in uencial person
(at the royal court)
6 d Marduk kabt
a ta ina il rabu tu (stat. 2e p.enk.) `O,
Marduk, gij zijt geeerd onder de grote goden' Ee-iv-5
 turu miliksu
7 d Asar-alim sa ina bt milki kabtu su
(nominale zin; kabtu stat. kabit + subj. u; S verb.adj.
v. wat
a ru met subj. u): `A. wiens raad in het raadhuis

96

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

gewichtig en uitmuntend is' Ee-vii-3

}kabittu, G verb.adj. vr., , (vr. v. kabtu):

zwaar, belang-

rijk (persoon), geeerd; vaak in omina en ritualen als


substantief: aanzienlijke, bijv. in een opsomming zoals
ilu, sarru, belu, rub^u, kabtu e.d. bij wie men (geen) ge-

hoor vindt, of met wie men (niet) op goede voet staat.

kubbutu

II. D-stam (
, factitief): zwaar maken, eren, met
eerbied behandelen, eer ontvangen; CAD 5 to honor a

person, to show respect, to give honor; 6 to pay respect


to gods, to parents, to respect an oath; 7 to aggravate,
to make dicult, etc.; 8 to extinguish a re
8 istenis l
u kubbutuma (D stat.prec.): `moge zij [de
goden] gelijkelijk eer genieten' Ee-vi-10
}
, D verb.adj., , (adj.; ook kubbudu, kabbutu;
vr. kubuttu; vanaf oud-akk.): zwaar etc. [adj. van
het purrus-type, vr. purrust; %nominale typologie;
verb.adj. van de D-stam, vaak in gebruik ter aanduiding van lichamelijke gebreken; sukkuku `doof'; kubbutu
`zwaar']
CAD 1 heavy; 2 thick, squat; 3 honored
II/3. Dtn-stam (kutabbutu, passiefbij D) CAD 9 to be
honored (passive to mng. 6) 10 (uncertain mng.)

III. S-stam
(
) CAD 11 to underline the importance of, 12 to make heavy
X : kab-t[u] kabtu (stat. subj.) Ee-vii-3
X kab-ta-ta, kabta ta (G stat. 2e p.enk. -ta) Ee-iv-3,

kubbutu

sukbutu

b
s V

 E
 EI
Ee-i-31

Ee-vi-10
!dugud!

(st.c. + su) Ee-vii-138


ka-bat-ti-ia, kabattija (st.c. +-ia `mijn')

ka-bat-ta-
s u kabatta
su

kub-bu-tu-ma kubbutuma

(D stat.prec.)

(G stat.) BAM578-i-50

kabittu , (vr. v. kabtu !kabatu) zwaar, belangrijk (persoon),


dugud

kabit

geeerd; vaak in omina en ritualen als substantief: aanzienlijke,


, (adj. bij kaba ru; vr. kabartu(m)): dik; AHw

kabru(m)

*

\dick";
h !gazi!

XD I
sar
 ssa gazi
al u
kab-ru-ti
1 siqqi kas^e kabr
u ti (siqqu waarschijnlijk gekruide
saus van vis of sprinkhanen; kabru ti `dik', vr. vanwege `mosterd', dus \vissaus van dikke mosterd" en niet
\dikke mosterd-vissaus"; mosterd is bekend om zijn
digestieve eigenschappen bij vet eten, hier als braakmiddel; `vissaus van dikke mosterd (moet hij drinken)'
BAM578-i-15

XD I

(vr.gen.) BAM578-i-15

Kabta , god van de (bouw)stenen


kabtu , (E ; vr. kabittu; !kabatu) `zwaar', `belangrijk
d

kab-ru-ti kabr
u ti

idim

(persoon)', `geeerd'
X : kab-t[u] kabtu (stat. subj.) Ee-vii-3
, (adj. bij kada ru; vr. kadirtu; OB, MA, SB, NB):
wild, trots;
AHw \sich aufb
aumend", \angri sbereit"; CAD wild,
goring (bull), impetuous, proud (deity or person)
 D ka-ad-ru-um, kadrum CH-iii-8
, (subst. < *kadrau, leenwoord) geschenk (bij begroeting), ook wel negatief: steekpenning; AHw \Begruungsgeschenk";
1 il
u mahrsu liseribu kadr^asun (S prec. v. erebu `bin mahrsu `voor hem') `moge de goden hun
nenkomen';
 binnenbrengen' (bij hem presenteren,
geschenk bij hem

kadru
kadr^u

H!8

aan zijn voeten leggen) Ee-vii-110


@
k
ad-ra-
su
-un kadr^
a
s un (st.c.+ 
s un) Ee-vii-110
(voorz.) , NA vorm v. !adi, (voorz.)
(voegw.) , NA vorm v. !adi, (voegw.)

kadingirmeski , de stad Babel
1 ips
a ma kadingirmeski (G imp. mv. v.epesu):
`bouwt Babel!' Ee-vi-57
ki



, Babel Ee-vi-57
gal ,
ka
!abullu stadspoort, poort



abull
a ti (vr.mv.) Ee-v-9
, (subst.; parra s-nomen; vr. kaja ntu, kajattu; vanaf OA, OB): altijd, steeds, gedurig, permanent, duurzaam, constant; regelmatig ) normaal, rustig, langzaam
[parra s-type nomen en adjectieven (%nominale typologie) voor beroepen in ruime zin (beetje participiaal);
ook gewoonten en zaken die men \pleegt te doen"; nappa hu `smid', dajja nu `rechter', sarra qu `dief', wassa bu

`bewoner',
`huurder']
AHw \dauernd", \st
andig"; CAD kaja nu normal,
plain, permanent, constant, regular
1 biltu kaj
a nu `permanente last' ) `belasting', `tribuut';
2 ina n
u risu namri littallaku sunu kajja n (Gtn prec.
v. al
a ku `gaan', in Gtn `wandelen'): `moge z in zijn
stralend licht duurzaam (kunnen) wandelen' Ee-vi-128
}
, (OB, MB, SB, NA, NB; s sagus;
in astron. turdis), betekent als adjectief ongeveer hetzelfde als kajja nu; als subst. de planeet Saturnus, \de standvastige" (die zich slechts langzaam over
het uitspansel verplaatst); In de MULAPIN worden
voor Saturnus de volgende namen gebruikt: zibantu en
d
uduidimsagu
s de stabiele planeet en ook mul utu ster

kadu,
kadu,


W W

kajjanu

k
a dingir me
s

k
a gal me
s

kajjamanu

van de zon

}kajja nis , (term.; adv.; OB, Mari):

op constante wijze,
steeds weer, constant; CAD always, constantly
, (subst. ook kabkabu < redup. *kabkab; mv. later
vaak kakkaba nu; vanaf OA, OB;
mul; dat ook determinatief is voor sterrennamen; spelling OB: ka-akka-bu-um; NB: kak-ka-bu; een enkele keer wordt het

kakkabu

logogram
ul gebruikt):
ster;
AHw \Stern"; CAD 1 star, 2 meteor, falling
star; 3 starshaped object or formation
}
, lett. onder de sterren een nacht
doorbrengen van bijv. een magische drank of een medicijn. Deze uitdrukking komt veel voor, soms verbijzonderd met een expliciete sternaam voor de magische potentialisering van het medicijn, bijv. de ster van
Gula, godin der geneeskunde (ook pleiaden); !enzu;
mul
enzu (ong. het huidige sterrenbeeld Lyra (De Lier)
geldt als het astrale evenbeeld van Gula.

E
ina ul tus-bat
1 ina kakkabi tusbat
ul kakkabu `ster' naast
e
mul, maar in deze uitdrukking altijd ul; G pres.2 p.enk. v. b^atu, bia tu `overnachten', `logeren': ina kakkabi
tusb^at `onder de sterren een nacht laten doorbrengen';

ina kakkabi b^atu

BAM578-i-18

In het Enu ma elis-epos (in tablet v over de inrichting


van de hemel) worden de goden geidenti ceerd met een
ster of sterrenbeeld (lumasu of lumassu). Goden hebben een astrale dimensie. Naast hun beeld op aarde
(in de tempel) hebben zij hun beeld (afbeelding, even-

97

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

beeld, tamslu) aan het rmament:


2 mulmes tamslsunu lum
as uszz, (S pret. v. izuzzu
`neerzetten', `doen plaatsen'; mulmes = kakkab): `hij
[Marduk] plaatste de sterren in sterrenbeelden (als)
hun evenbeeld' Ee-v-2
 m u
3 12 itumes mulmes 3taa
s zz = 12 (w)arhu

kakkaba ni 3 ta-am iszz, (D pret. v. izuzzu): lett.: wat
betreft 12 maanden, telkens drie sterren zette hij [Marduk] neer' Ee-v-4, in totaal dus 36 sterren ten behoeve
van de tijdmeting: elke 10 dagen (3 in een maand) komt
er een andere ster op tijdens zonsondergang
d
}
, sterren(beelden) van Anu; sterren die aan de noordelijke horizon (rond het NO) opkomen (de meest noordelijke \poort passeren"): het pad
van Anu. Het sterrenbeeld van Anu maakt niet deel
uit van het pad van Anu, maar is circumpolair (altijd te zien), wat ook wel redelijk is voor de hemelgod
Anu. Dit feit is een van de argumenten die erop wijzen dat de indeling in paden van later datum is dan
de representatie van een god als sterrenbeeld aan de
hemel.
d
}
, sterren(beelden) van Ea; sterren
die aan de zuidelijke horizon opkomen (rond het ZO)
(de meest \zuidelijke poort passeren"): het pad van Ea
d
}
, de sterren(beelden) van Enlil;
sterren die aan de oostelijke horizon opkomen (de \centrale poort passeren"): het pad van Enlil. De sterren
die \geen poort passeren", de zgn. circumpolaire sterren (sterren aan de noordelijke hemel die altijd boven de horizon staan), worden soms voor het gemak
aan de sterren van Enlil toegevoegd na Enlil's eigen
sterrenbeelden, hoewel ze niet tot een van de drie paden behoren (Mul.Apin I-i-15-22). Enlil's eigen sterrenbeeld (!supa) maakt (als enige van de drie) wel deel
uit van het pad van hemzelf.

kakkabu su t Anim

kakkabu su t Ea

kakkabu su t Enlil


(acc.) Ee-v-2
 b } C
mulme
s

kakkab


23 kakkab
u 
su
t

me
s
d A-nim
23 mul

s u-ut
d Anim (de 23 sterren van Anu) Mul.Apin,

15 kakkab
u 
su
t

d Ea

23

 b } D C
(de 15 sterren van Ea) Mul.Apin, I-ii-35
33  b } c 9
I-ii-18
15

33

me
s

mul


s u-ut

d En-ll

15

mul

me
s


s u-ut

d e-a

33 kakkab
u 
su
 t Enlil

van Enlil) Mul.Apin, I-i-39

(de 33 sterren

kakku , (subst.; st.c. kakki en kak; mv. kakku; vanaf oudakk.;

(

gi
s

, zelden zonder determinatief):

tukul

wapen (godsembleem [onderscheidingsteken]); Deel cul-

tusinventaris, naast strijdkaros, troon etc. In mythen


gepersoni ceerd, ontvangt als zodanig o ers. In de
leverschouw (extispicium) kenmerk van de lever
AHw \Stock", \Wa e"; CAD 1 weapon (a speci c,
individually used weapon); 2 weapon (metaphoric for
military strength and aggressiveness), warfare, attack,
troops; 3 standard with divine symbols; 4 tool, shaft,
barb, thorn; 5 (a formation on the exta, a sign predicting certain events)
1 ina kakkim dannim, `met het machtige wapen'
 pret. v. red^u) `zij voegde
2 usraddi kakku l
a mahri (SD
 toe' Ee-i-134
onverzettelijk wapentuig
 is een zeldzame vorm die alleen in literai[De SD
re teksten voorkomt. De betekenis is meestal facti-

tief, dus als D. De vormen worden gekenmerkt door


de toevoeging van een s tussen de preformatieven in
de D-stam: D pres. uparras )usparras; D pret. uparris
)usparris)]
3 kak l
a mahra (status abs.) onweerstaanbaar wapen

Ee-iv-30
4 nasu
^ kakki (inf. nasu^ `he en', `dragen') `het he en
van het oorlogswapen' Ee-i-150
5 kakkasu uwaddi (D pret. v. *wad^
u) `(die) hij bestemde tot zijn wapen' (als zijn schiettuig) Ee-iv-35
6 kakkusu maharsun iddi (G pret. v. nad^
u `deponeren'): `(en) zijn wapen wierp hij voor hen neer' Ee-vi-82
7 kakkka lira  is
u nakireka, (D pret. prec. v. r^asu
`stukslaan'; D voor meervoudig object; nakru, nakiru,
`vijand'): `(maar) mogen uw wapenen uw vijanden vernietigen' Ee-iv-16
8 sa ina kakkisu ab
u bi ikm^u sa p^uti (G pret. v. kam^u
`vastbinden'; adj.m.mv. v. sa p^u `stiekem', zelfst. gebruikt): [Marduk] `die met zijn wapen, de stormvloed, de arglistigen in de boeien sloeg/gevangen heeft
genomen' Ee-vi-126
gi
s
gi
s

da-an-nim,
kakkim dannim

(O
( 
(! WC
(b
*kalalu
CH-xxiv-22

tukul

kak-ku kakku

Ee-i-134

, kakki (gen.) Ee-i-150


 a ka-ak, kak (la mahra) (status abs.) Ee-iv-30
gi
s
a , kakkasu rab^
-
su

a `zijn grootste
wapen' Ee-iv-49
gi
s
-
s u, kakku
s u (nom.) Ee-vi-82, 125
gi
s

tukul

tukul

gal

tukul

, (ww. niet in G);



III. S-stam
(
), (Ass. saklulu, OA, OB, MB, SB,
NA, NB): voltooien, completeren, tot een einde brengen,
volbrengen, perfect uitvoeren;
AHw II \volenden", \fertigstellen"; CAD 1 to complete a construction, to perfect (the appearance of an
artifact), to nish work on an object, to accomplish, to
carry out a task, a rite, to complete, to provide in full,
to have ready, to carry to term, to grant full measure;
III/2. St-stam (passiefbij S) CAD 2 to become fully
formed or nished, to be carried out (passive to mng.
1)
a;
u
-
s a-ak-li-lu-
s u, u
s aklilu
su

suklulu

>a
a

b

 subj.) CH-iii-27
(S

a;

CH-i-57

mu-
s a-ak-li-il mu
s aklil

 part.)
(S

kal^ama/u , !kal^u II +ma `alle'


7V
,
Ee-vi-143
*kalamu , ww. D-tantum; vanaf oud-akk.
II. D-stam (kullumu, +2 acc.): iem. iets tonen;
ka-la-ma kal^
ama

AHw

\sehen lassen", \zeigen"; CAD 1 to show, to


point out; 2 to produce a person, to produce a document, with sikkatum to show somebody the peg driven
in a eld (as a legal act accompanying the transfer of a
eld), to show an item to be accounted for, to assign,
to o er to a god; 3 to reveal (something hidden), to
expose to the sun, to disclose, reveal, explain, exhibit,
to show an (ominous) sign; 4 to advice, to instignate,
to teach, to instruct, to give an order; 5 to show a particular mood or attitude, to make someone experience
prosperity, hardship
II/2. Dt-stam (
, passief bij D) CAD 6 to be
shown, o ered, to become exposed

kutallutu

98

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium


III. S-stam
(suklumu) CAD 7 to show, to reveal, to dis-

close, to produce, to grant;


III/II. SD-stam CAD 8 to show, to disclose
}
, aanwijzing, verwijzing, instructie
onderwijzing, bekendmaking; bijv. van een tekst gezegd
\afgeschreven ana taklimti : : :" dus `om te tonen' en
niet om geheim te blijven;
1 sarru ana taklimtisu il
a nu lu su duru elis u saplis

(S pret.mv. v. ada ru `vrezen', S: `doodsbang zijn'): `de
koning op wiens verwijzing de goden boven en beneden
waarlijk huiveren' Ee-vi-142

taklimtu, taklittu

>W
!
kalbatu
~
~

u
-k
al-lam ukallam

(D pres.) CHx122

I tak-lim-ti taklimti (st.c.) Ee-vii-157


I tak-lim-ti-su taklimtisu Ee-vi-142
, (parsat-nomen; vr. v. !kalbu `hond'): `teef'
, (subst.; pars-type nomen; mv. kalbu en kalba ni;
vanaf oud-akk.;
urgi6 ;
ur):
1 hond; 2
sterrenbeeld Hercules;
[pars- (of pers) type nomen
(vr. parsat (perset), %nominale typologie) voor primaire, niet van ww. afgeleide nomen zoals kalbu `hond',
kalbatu `teef'; mar u > ma ru `zoon', ma rtu `dochter'];
vgl. urmah, nesu `leeuw'; urbar, barbaru, `wolf'; echter ursag,qarra du `held', `voorvechter'; ur in Sumerische persoonsnamen wel `Man van : : :', vgl. Urd Nammu,
Urd Ningirsu, Urd Zababa; Ur
edubba; wsl. niet hetzelfde woord als ur `hond';
AHw \Hund"; CAD 1 dog; 2 the constellation Hercules; 3 (a sh)
}
, (vr.; OB, Mari, SB;
salur): teef;
AHw \H
undin"; CAD 1 bitch, female dog; 2 (a leather
part of the plow)
, LB vorm v. kasdu, zie onder !kasa du `bereiken'
, (subst.; ook kallutu; vanaf oud-akk.;

egi4 (a);
U egia): schoondochter, bruid (de
vrouw van de aplu, de erfzoon, die beiden vaak nog in
huis wonen)
AHw \Schwiegertochter", \Braut"; CAD daughter-inlaw, wife of a son living in his fathers's household,
bride, sister-in-law
, (subst. < Sum.; vanaf oud-akk., OB;
gala =
u
s -ku): klaagpriester;
AHw III \Klagepriester", \Tempelklagepriester",
\Kultsanger";
CAD A lamentation-priest zijn gebeden zijn een
bepaalde genre geschreven in een dialect van het Sumerisch !emesal. Een omvangrijk corpus van gebeden/gezangen om de goden te bedaren of om te voorkomen dat zij in toorn ontsteken
, (ww. a/a-klasse; vanaf OA, OB;
gul):
I. G-stam (pret. ikla, pres. ikalla, imp. kila, stat. kali):
houden, terughouden, vasthouden, vastzetten; [drie woorden die op elkaar lijken en soms vergelijkbare betekenis `binden' hebben; het meest gewone woord is kam^u
`binden', `gevangen nemen'; kal^u `vastzetten' en kas^u
`boeien', `vastbinden'];
AHw V \zuruckhalten";
CAD 1 to detain, to delay, to hold back (a person),
to keep in custody, to keep in con nement, to distrain,
(with ana/ina and inf.) to prevent, to hinder; 2 to withhold, to refuse goods (merchandise, deliveries), to keep,
withhold a document, a tablet, to deny a wish, a request, to withhold tribute, gifts, to stop, to detain, to

kalbu

*?

kalbatu

kaldu
kallatu

DF C

kal^u

kal^u I

delay (a boat), to cut o , deny (water for irrigation),


to retain food, urine, etc., to block progress, a road,
to check an animal; 3 to reserve, to place at someone's
disposal, to keep available; 4 to nish, to bring to an
end; 5 (intrans.) to come to an end, to be nished, to
cease, to be delayed,
I/3. Gtn-stam (
) CAD 8 to stop repeatedly, to
hold up
II. D-stam (
) (iem. iets) onthouden, achterhouden,
vasthouden, vastzetten ook: in gedachten houden, denken
aan;
(van lichaamsdeel:) onderhevig zijn aan; CAD 7 to hold
back 8 Dt passive to mng. 7
1 epset
asu likilla (D prec. 3e vr.mv.): `moge zij zijn
werken in gedachte houden' Ee-vii-18

III. S-stam
(sukl^u) CAD 9 to cause to detain, to keep
someone from doing something, to hinder, to stop (to
cause to stop)
III/II. SD-stam CAD 10 to hold back
IV. N-stam (
, passief)
P 7
ik-ta-la-
s u, iktala
s
s u (G perf.) CHx19
; 7 li-kil-la, likilla, (D prec. 3e vr.mv.) Ee-vi-117,

kitall^u
kull^u

nakl^u
b

vii-18

kal^u II , (subst.; st.c. kala, ook kali, kal; kal is de jongere

vorm; triptotisch declinatie in st.c. voor suf xen enk.,


nom. kal^u-, gen. kal^-, acc. kal^a-; CAD heeft kalu; ook
kulu; vanaf oud-akk.; du): totaliteit, geheel; vaak
als hoeveelheidswoord en te vertalen met alle, evenals
woorden als kissatu, gimru; komt voor in st.c., maar
vaak ook na het te kwanti ceren subst. (in appositie
met het voorafgaande subst. en dus in dezelfde casus,
gevolgd door een resumptief pronomen; zie de voorbeelden;
AHw \alles", \Ganzes"; CAD whole, entirety, all
1 m
a tu kal^sa: `het gehele land'
2 ana m
a tim kal^sa `voor het gehele land'
3 eli kalsunu d Anukki (st.c. + sunu; volgt op Gtn
v. rab^
u `steeds groter worden') `groter dan alle goden'
Ee-i-156
4 niddinka sarr
u tum kissat kal gimreti (G pret. als
%synchroon pres. v. nadanu) `wij geven u hierbij het

koningschap over het totaal van het hele universum'

Ee-iv-14

}kal^ama/u , (subst.; <kal^u II +ma; litt.; vanaf OB;


C   ): alle, heel de;
AHw

 a bi
du

\alles"; CAD all, everything


5 
aser il kal^ama G part.st.c. v. asa ru, `verzorger',
`raadgever'): `verzorger aller goden' Ee-vi-143
 K
-
su
-nu, eli kal

s unu (+ 
s unu) Ee-i-156

B V!
*k^alu
,

kal kal

ugu d
u

(st.c.) Ee-iv-14
ka-la-ma, kal^
ama Ee-vi-143

7
, ww.; komt niet voor in G;
II. D-stam (
, (vanaf oud-akk.; D pret. ukl, D pres.
uk^al, ukial; zelden
dib): vasthouden, bevatten, inhouden, ophouden, houden, bevatten, dragen; van lichaamsdelen: onderhevig zijn aan;
AHw II \festhalten", \halten"; CAD 1 to hold an object (physically) to handle a tool, to hold valuables
(also documents, as security or for other reasons) to
wear, to have on one's person, to hold back, to detain
a person or an animal as a pledge, security, or for other
reasons; 2 to contain, to hold (said of containers, the

kullu

99

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

body, the soil, etc.) 3 to hold authority, to control, to


hold a city, to rule a country, to hold excersize (an
oce), to maintain a rite, to uphold laws, to keep or
have in mind, to consider as given, to have possesion
of or to hold real estate; 4 to present an o ering to a
deity (or a person), to grant a boon (said of gods) to
provide (somebody with something) to hold in store,
to put up merchandise (also slaves) for sale, to o er a
suggestion, to make a statement, a disposition, 5 (in idiomatic phrases, with kutallu, letu, p^u, pu tu, qaqqadu,
resu)
1 ina saptsu t^
a ukalla (D pres.; saptu `lippen'; t^u `bezeringsformule'): `op zijn lippen hield hij een bezwering
gereed' Ee-iv-61


 -
sa
s u ne
u-kal

>B

libbasu umma uk^al (D pres. `bevatten', van lichaamsdelen: `onderhevig zijn aan', `hebben'; de diagnose is):
`dan bevat zijn binnenste hitte' BAM578-i-9 [en is blijkbaar een curabele ziekte]
}
, D part., , (st.c. mukl): die gereed
houdt, handhaver
3 mukl b
a bi (subst.; OB, SB): lett. poortwachter )
deur; CAD 1 \gatekeeper" (a word for door); 2 doorkeeper, guard;
4 mukl telilti (D part.; teliltu `reiniging' !elelu `rein
z/w.'): `die reiniging vasthoudt/`houder van het reinigingsambt' Ee-vii-19
=
mu-ki-il, mukl (D part. st.c.) CH-iii-43
=
mu-kil, muk
l (D part. st.c.) Ee-vii-19
u-ki-il, ukl (D pret.) CH-xxiv-52

mukillu, muklu

>> B
> BV

(D pres.) Ee-iv-72
,
(D pres. vr.mv.) Ee-iv-61
li-kil-ma, lik
lma, (D prec. +ma) Ee-vii-119

u
-kal uk^
al

u
-kal-la ukall
a

k^am , !k am (adv.) `aldus'


kamalu , (ww. i/i-klasse; SB, NB):


I. G-stam (pret. ikmil) boos zijn op (op=itti); Er zijn

veel woorden voor \boos zijn op", \gaan haten" etc.,


vgl. kama lu+iti, aga gu, zer^u, ezezu;
AHw \grollen", \z
urnen"; CAD 1 to become angry,
wrathful,
1 Ti
a mat sa ikmilu, (G pret. subj.): `T. die boos was'

Ee-iv-76

kitmulu

I/2. Gt-stam (

) CAD 2 to be irascible, to be
angry with eachother;
II. D-stam (kummulu, factitief) CAD 3 to make angry
}
, D verb.adj., ,
elativisch,
m.mv.
kummulu tu): `zeer toornig'; [adj. van het purrus-type, vr. purrust; %nominale typologie; verb.adj. van de
D-stam, vaak in gebruik ter aanduiding van lichamelijke gebreken; sukkuku `doof'; kubbutu `zwaar', maar
hier D elativisch]
2 il u istar zen^
uti sabsu ti kummulu ti, (adiectiva m.mv.): `mijn boze, toornige en zeer kwade god en godin'

kummulu

Sin3-67

makmulu, ingressief) CAD 4 to become


}kummulu tu , (suf x !{utu, {ut vormt abstracta):
IV. N-stam (

angered

grote toorn, grote boosheid; ander woord voor `toorn'


zen^utu, !zen^u;

, (G pret. subj.) Ee-iv-76

ik-mi-lu ikmilu

 = I

(gen.) Sin3-67

kamantu , (subst. plantennaam; ook kamandu, kam^atu,


ku-um-mu-lu-ti kummul
u ti

>

kammantu; SB, NB;


u abduh): (planten
naam die veel voorkomt, maar niet geindenti ceerd
 b `koe', afgeleid van
is;
a
, pictogram van koeiekop)
> H
13 sla numun u abduh
1
1 3 q^
a z^e zer kama nti ` 31 q^a zaad vande kama ntu

>
kamaru

>

BAM578-i-5

u   kama nti BAM578-i-5


, (ww. a/u-klasse; OB, MB, NA, NB):
I. G-stam (pret. ikur, pres. ikammar, NA ikammir; in
math.
gar;
ulgar): ophopen, opstapelen, verstrikken; math. optellen
AHw III \schichten", \h
aufen"; CAD 1 to heap up, to
pile up, to spread (dates for sorting); 2 to add (as a
math. term)
1 pulh 
a tu elsu kamra , (G stat. vr.mv.), lett.: `vrees
wekkendheden
zijn op hem opgestapeld' Ee-i-104
I/2. Gt-stam (
) CAD 3 to accumulate, to have
in store
II. D-stam (
, als G): ophopen, opstapelen; CAD
4 to heap up, to pile up; 5 Dt passive to D
IV. N-stam (
, passief) CAD 6 to be heaped up
(said of ruin mounds and corpses)
}
, Gt verb.adj., , (vr. kitmurtu, SB*) opgehoopt,
samengebald; CAD heaped up, stacked
2 imtuknu kitmuru (< imtu +kunu, apocope vorm;
verb.adj. Gt): `uw samengebalde/opgehoopte gif' Ee-i b duh
a

kitmuru

kitmuru
kummuru
namkuru

162

}kama ris , (term.):

in een valstrik, in de val, vuik; AHw


\im Garn";
3 kam
a ris usbu, (< u sibu G pret. mv. v. wasa bu): `zij
raakten in de val', `zij kwamen in de val te zitten' Ee-

9 H
iv-112

k
am-ra kamr
a

(G stat. vr.mv.) Ee-i-104

= D kit-mu-ru, kitmuru (Gt verb.adj.) Ee-i-162


=
mu-kam-me-er, mukammer (D part.) CH-i-54
, (ww. i/i-klasse; ook kama s.u; vanaf OB)
I. G-stam (pret. ikmis, pres. ikammis, stat. kamis): inzamelen;
AHw I \einsammeln"; CAD A 1 to gather (trans.),
to collect, to bring in (barley, persons, animals, documents or objects); 2 to gather (intrans.); 3 to nish,
to complete
II. D-stam (
) CAD 4 to gather in barley, to
collect, to assemble persons; stat. to be assembled, stationed, to gather animals and objects, to prepare for
burial 5 Dt passive to mng. 1;
III. S-stam (
) CAD 6 to collect, to place
IV. N-stam (nakmusu, passief) CAD 7 (passive to mng.
1 and 3)
, (ww. i/i-klasse; ook kama s.u I , kamasu; vanaf
OB; !gam! du8 gam): G-stat.: geknield liggen
1 kamsaku, (G stat. 1e p.enk.): `ik lig geknield' Sin1-21
I. G-stam (pret. ikmis, pres. ikammis, stat. kamis): knielen, zich buigen;
AHw \sich beugen", \knien"; CAD 1 to squat, to kneel,
to kneel in prayer or in submission;
2 kams
u maharka ilu rabu tim, (G stat. mv.): `de grote
goden knielen voor u [S^n]'
3 kamsaku azzaz (G stat. en G pres. 1e p.enk. v.izuzzu):

kamasu I

kummusu
sukmusu

kamasu II

100

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

`(nu eens) kniel ik, (dan weer) sta ik' Sin1-21


, re exief) CAD 2 to kneel down,
stat. to be in a kneeling position
II. D-stam (
, bet. als G)

III. S-stam
(sukmusu, causatief)
 kam-su, kamsu (G stat. mv.) Sin1-11
e
h
kam-sa-ku, kamsaku (G stat. 1 p.enk.) Sin1-21

, !k am (adv.) `aldus'
, (ww. i/i-klasse, vanaf oud-akk., OB;
lal):
I. G-stam (pret. ikmi en ikmu, pres. ikammi, ikammu,
stat. kami, imp. kimi en kumu binden, vastbinden, boeien, gevangen nemen;
AHw III \binden"; CAD A 1 to capture of to defeat
an enemy; 2 to capture, to overcome, to ensnare (in
transferred mngs. and in magical context) 3 to attach
(as a technical term in extispicy)
[drie woorden die op elkaar lijken en soms vergelijkbare
betekenis `binden' hebben. Het meest gewone woord is
kam^u `binden', `gevangen nemen'; verder kal^u `vastzetten' en kas^u `boeien', `vastbinden']
1 ikmisuma Apsa (G pret.): `hij [Ea] boeide Aps^
u' (en
doodde hem toen) Ee-i-69
2 ultu limnesu ikm^
u isa du (asyndese van G pret. subj.
v. kam^
u en G pret. subj. v. s^adu `doodslaan'): `nadat hij
[Ea] zijn vijanden had vastgebonden en doodgeslagen'

kitmusu
kummusu

I/2. Gt-stam (

k^amma
kam^u

Ee-i-73
3 ikmisima, (G pret.): `hij nam haar gevangen' Ee-iv103
4 ikm^
usuma mahris d Ea ukallusu (G pret. subj. mv.
 v. D-tantum kullu, !*k^alu): `zij
< ikmiu ; D pret.mv.

boeiden hem en hielden hem vast/in bedwang voor Ea'

Ee-vi-31
5 sa ina kakkisu ab
u bi ikm^u sa p^uti (adj.m.mv. v.
sa p^u `stiekem', zelfst. gebruikt; G pret. v. kam^u `vast-

binden'): [Marduk] `die met zijn wapen, de stormvloed, de arglistigen in de boeien sloeg/gevangen heeft
genomen' Ee-vi-126
}
, G verb.adj., , (OB, SB;
lal):
gebonden,
geboeid;
AHw I \gebunden"; CAD captured, captive
}
, (term.; adv.; ook kames; OB, SB, NB): op geboeide wijze, gevankelijk, gebonden, geboeid, in de boeien;
CAD like a captive
IV. N-stam (
, passief): gevangen genomen worden;
CAD 4 (passive)
6 Mummu sa ikkam^
u (N pret. subj.) `Mummu die gevangen genomen werd' Ee-i-118
P
i-ik-mi, ikmi, (G pret.) Sil-C-118
P
ik-mi-
s u-ma, ikmi
s uma (G pret. + 
s u + ma)

kam^u

kam^s

nakm^u

b V
V
>
V >

kanaku
Ee-i-69

Ee-iv-103

ik-mi-
s i-ma ikmi
s ima

(G pret. + si +

ma

P=
ik-mu-
u, ikm^
u (G pret. subj.) Ee-i-73
P = ik-mu-u, ikm^u (G pret. subj.) Ee-vi-125
P = ik-mu-ma, ikm^uma (G pret.) Ee-vii-162
P =
ik-ka-mu-
u, ikkam^
u (<*inkam^
u N pret.
subj.) Ee-i-118

;P
li-ik-mi likmi (G prec.) Ee-vii-132
, (ww. denominatief: een ww. waarvan het subst.
de grondvorm is en die dan altijd primair toestandsww.
zijn; v. kunnuku a/u-klasse; vanaf oud-akk.):
I. G-stam (pret. iknuk, pres. ikannak): verzegelen, zegelen;

AHw

\siegeln", \oversiegeln"; CAD 1 to seal (by making a seal imprint on the clay tag of a container, on a
door, on a house) 2 to seal a document; 3 to place objects unders seal (for safekeeping, identi cation, etc.)
4 to give or receive under seal;
II. D-stam (
, bet. als G) CAD 5 (same mngs. 1
to 4)

III. S-stam
(
, causatief) CAD 6 (causative to
mngs. 1 to 4)
IV. N-stam (
, passief) CAD 7 (passive to mngs.
1 to 4)
}
, (subst. v. verb.adj.; m. en vr.; mv. kanka tu;
OB, Mari, MB, MA, NA): gezegelde oorkonde;
AHw \gesiegelte Urkunde"; CAD 1 sealed document;
2 sealed bag; 3 sealed tag; 4 (uncert. mng.) [nom.
vorm van het pars-type; %nominale typologie; niet
zo frequent voorkomend; passief voltooid deelwoord,
die het resultaat van het handelen weergeeft; gesubstantiveerde verb.adj.; bijv. nashu `geselecteerde' >
`gedetacheerde': kanku resultaat van kana ku]
}
, (subst.; st.c. kunuk; met suf x nom/acc.
kunukka-; gen. kunukki-; mv. kunukku , kunukka tu; vanaf OA, OB;
ki
s ib, later 
s id): rolzegel, zegel, (cylindervormige zegel) verzegelde brief, oorkonde, akte, zegelafdruk;
AHw \Siegel"; CAD 1 seal, cylinder seal; 2 seal impression produced by a cylinder seal; 3 sealed clay tablet
(legal or administrative document, also letter) 4 vertebra
, (ww. u/u-klasse, zelden i/i-klasse; vanaf oud r):
akk.;
gu
I. G-stam (pret. iknus, soms iknis, pres. ikannus, soms
ikannis, stat. kanis): zich buigen, knielen;
AHw \sich beugen", \sich unterwerfen"; CAD 1 to
submit to an overlord, a deity, to submit to a decision; 2 to bend down, to bow down; 3 (with kinsu) to
construct an incline;
I/2. Gt-stam (
, re exief) CAD 4 (only stat. attested) to subject oneself
II. D-stam (kunnusu): (zich aan iem.) onderwerpen, doen
buigen; CAD 5 to force into submission, to make submissive, to bend; 6 Dt passive to mng. 5)
III. S-stam (
) CAD 7 to subjugate, to make
submissive, to make bow;

III/II. SD-stam
CAD 8 to subjugate, to make submissive
=  mu-ka-an-ni-is, mukannis (D part.)

kanku

kunnuku
suknuku
naknuku

kunukku

kanasu

kitnusu

suknusu

CH-iv-24

k^anu , (ww. -u-, < *kuanum < *kuwanum; Ass. vorm is

kua nu vanaf oud-akk.; gin; U F gina), ook


alleen gi)
I. G-stam (pret. iku n, pres. ik^an < iku a < *ikawwan
met als altijd *aw > u ; stat. ku n): stevig z/w., vast
z/w.; duurzaam z/w.; betrouwbaar z/w.; waar zijn, vaststaan; astron.: stationair zijn (gezegd van planeten)
AHw \dauerhaft wahr, treu sein, werden"; CAD A
1 to be rm in place, to remain stationary, (said of
planets) to be secure, (said of a foundation, a rule, a
position), to last, to endure, to remain into e ect, to
be loyal, honest, reliable, correct to be well disciplined;
to remain quantitatively constant,
1 l
u knamma mahru nimbukun (G stat. + dat. am;


101

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

hier niet lu + stat. = prec.; nimbu variant v. nbu


+kun(u), adj. mahru voor subst.!) `uw vroegere woord

hebt gij waarlijk jegens
mij gestand gedaan' Ee-vi-21
2 kn, knat (G stat. 3e m. en vr.), bijv. in G prec. l
u
knat `moge zij vast zijn/betrouwbaar zijn' (van bevelen in Ee-iv-9)
I/2. Gt-stam (
, duurzaam, altijd; Gt pret. iktu n):
duurzaam vestigen, beklijven CAD 2 Gt (same mngs. as
G)
3 likt
u nu , (Gt prec. mv.): `moge ze beklijven' of (wensof gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke
zin vaak weer te geven als zin van consequentie \en
dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus
gebruikt): `opdat ze beklijven' (van maatregelen, zoals
vernietiging en schepping) Ee-iv-22
4 sunu likt
u nu , (Gt prec. mv.; wens- of gebodsvorm,
ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te
geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk
gevolg wordt de indicativus gebruikt): `opdat z dan
(op hun beurt) stand houden/blijven bestaan' Ee-vi-16
II. D-stam (
, factitief; D pret. uk^n, Ass. uka in;
D pres. uk^an, Ass. uka an; D stat. kn): stevig/sterk maken, vastmaken, bevestigen, grondvesten, vaststellen, vastleggen; jur.: wettige en overtuigende bewijs leveren, aantonen, bewijzen, (versus `weerleggen', `loochenen')
CAD 3 to place an object correctly or in a speci ed
place (said of ritual and votive objects, of tablets, food,
and other objects), to set up a stela, a boundary stone,
an inscription, an image, to place parts of a construction in correct position, to establish the foundation of
a building, to erect (a wall, a building, a city), to lay
out a watercourse, a boundary, to impose tribute, a
ne, to levy taxes, to establish regular deliveries and
o erings, to establish laws (regulations, rituals, fame),
to organize, to put in order, to assign (a person to a
position, an oce), to grant good fortune, a calamity
to assign ( elds, houses, staples, etc.) to maintain and
preserve (the rule, the life of a person, the safety of an
object, the permanance of a city) 4 to testify, to make
a statement as witness, to act as a witness, to con rm,
to certify, to establish (in math. and astron.)
5 kunn
a t^ereti napharsina us.ura ti (D stat. vr.mv.;
 `orakel'; usurtu `ontwerpen',
t^ertu `gebod', `order',
.
`plannen'): `vastgesteld werden alle besluiten en wetten/instellingen' Ee-vi-78 (bij de zgn. taqribtu, de ceremonie van de voorbede in de eerbiedwaardige Esagila)
6 uknma eli Aps^
u subatsu (D pret.) `hij [Ea] vestigde
zich op de Aps^u, zijn woning' (verklaring in Enu ma
elis, waarom Ea op de Aps^u woont) Ee-i-71
7 s
a btam sia ti ukannusima (D pres. +si+ma) `(dan)
moeten ze het overtuigende bewijs tegenover deze
waardin geven'
8 aw^
at iqb^u la uktn (D perf. en G pret. v. qab^u `spreken'; iqb^u< iqbiu) CHx3 `(en) de kwestie waarover hij
heeft gesproken, niet kan bewijzen' of `aantijging, die
hij heeft gedaan', `bewering, die hij heeft gedaan'.
9 ana bel
u t il sa sam^e u ers.etim sunu uktinnusu
(D perf. v. k^anu, D: `vestigen', `bevestigen'; sunu beetje overbodig: `zij op hun beurt'): `zij bevestigden hem
[Marduk] in de heerschappij over de goden van hemel

kitunu

kunnu

en aarde' Ee-vi-100 (vgl. \bevestigen"/\installeren" in


het ambt van dominee)
10 likn ana abbsu nindab^e rab^
utu (D prec. 3e p.enk.;
nindab^u `broodo er'): `moge hij [Marduk] voor zijn vaderen rijke/copieuze spijso ers instellen' Ee-vi-109
}
+
, ter hand stellen, overhandigen, toe-

qatu kunnu

vertrouwen
11 ana q
a ti il rabu ti ukinnu (D pret. subj.), lett.: `(en

toen zij) in de hand/macht van de grote goden (de


plannen) hadden vastgesteld' ) `(en toen ze die) aan
de grote goden hadden toevertrouwd' ACh-Sin-i-6
II/2. Dt-stam (
, passief bij D; D pret. uktn,
Ass. ukta in): vastgesteld worden etc.;
CAD 6 passive to mng. 3
12 il
u sima ti 7-sunu ana esbar uktinnu (= ana puruss^; Dt pret. mv., passief), lett.: `de goden van de
lotsbepalingen, hun zevental, werden bestemd voor de
beslissing' Ee-vi-81 (er werden 7 goden [door Marduk]
aangewezen tot het ambt van puruss^u \inwilligers".
Marduk als koning der goden wijst andere goden hun
plaats, maar niet als alleenheerser. Anu en anderen
blijven in hun souvereiniteit erkend als o.m. lotsbeslissers. Uit de tekst blijkt niet wie deze zeven zijn, waarschijnlijk Anu, Enlil, Ea, de moedergodin en de drie

astrale goden S^n, Sama
s en Istar.)
}
, (isdu in dualis `benen', `fundament'): lett. zijn fundament stevig vestigen ) vaste grond
onder de voeten geven, een stevige positie geven
13 tuk^
an isdsu (D pres. 2e p.enk.): (wie vertrouwt op
u, Sin), die `geeft u vaste grond onder de voeten' Sin3-49
}
, D part., ,
(subst.;
st.c. mukn; mv. mukinnu ; OB, NB): eig. vaststeller,
constateerder ) getuige (zie ook sbu); AHw \Zeuge";
CAD 1 witness; 2 (uncert. mng.)
}
, (< *ka imum; Ass. kenu; st.c. kn-; vr. kittu,
vr.mv. kna tu: recht, vast; ook: veilig, betrouwbaar,
oprecht, eerlijk, rechtschapen; [nomen/adjectief van het
paris-type, (vr. parist; %nominale typologie); vaak als
nominale formatie bij adj. of verb.adj., vooral de vr.
vorm: damiqtu `het goede', `geluk', `gunst'; kittu <
*kintu `waarheid']
AHw \dauerhaft", \wahr", \treu"; CAD 1 true, reliable, just; 2 honest, decent, loyal; 3 correct, normal,
regular, sound, legitimate; 4 rm (in place)
14 ina kitti u msari: in waarheid en gerechtigheid )
echt, eerlijk, oprecht Sin1-24a
15 dn kitti u msari: `een oordeel van recht en rechtvaardigheid' Sin3-45
16 GN-res.i-kni PN `GN-helpt-de-rechtschapene'
}
, (term.; adv.: \op knu wijze"; ook kenis; vanaf oud-akk., OB): heuselijk, betrouwbaar;
AHw \zuverl
assig"; CAD duly, according to expectation, in due form, correctly, truthfully, loyally, steadily,
rmly
17 knis naplisannima (N imp. v. N-tantum naplusu +
dat. nim + ma): `zie mij heuselijk aan' Sin3-62 (zodanig
dat hij, de god, het eerlijk meent')
}
, (< *kintu, vr. v. knu < *ka inum, gesubstantiveerd vr. verb.adj.): waarheid, recht (waar je je op
verlaten kunt; wordt ook van woorden gezegd); [nomen/adjectief van het paris-type, (vr. parist; %nominale typologie); vaak als nominale formatie bij adj. of

kutunnu

isdsu kunnu
mukinnu

knu

knis

kittu

102

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

verb.adj., vooral de vr. vorm: damiqtu `het goede', `geluk', `gunst'; kittu < *kintu `waarheid'];
d Kittu (d n

gzida), de vizier sukkal van Sama
s /Utu
d
aan zijn rechter zijde, naast ngsisa als vizier aan
diens linker zijde; maar in orthogra e d nggina is zij

Sama
s ' dochter.
}
, (subst.; vr.mv. v. kittu; vr.mv. voor abstracte woorden; vanaf OA, OB) recht, waarheid, betrouwbaarheid, soms lastig woord, zoiets als betrouwbare
orde, \waar je van opaan kunt"; CAD 1 truth, correct
measure, correct behaviour, justice, loyalty, stability,
permanency;
18 kn
a ti atam^a inimm^a ittija (beetje raadselachtig,
misschien atm^a, Gt imp. v. aw^u `spreken'): `spreekt met
mij een woord als waarheid' Ee-vi-22 (\ik heb u leren
kennen als eerlijke lieden"?)
19 mukn t.urri il b
a u^ kna ti (D part. v. k^anu in
D `grondvesten'; G part. v. ban^u `scheppen') `die de
band/de samenhang der doden tot stand heeft gebracht en die de scheppingsorde heeft ingesteld' Ee-

knatu

vii-80

}takittu , (subst.; st.c. takitti):

bevestiging; AHw \Bestattigung"; Eng.: con rmation


F ki-na, kna (G stat. 3e vr.mv.) CH-xxiv-69
ki-ni-is, knis, Sil-C-14


9 N }

n C
V

(adv.) Sin3-62
,
(vr.acc.), CH-v-20,21
I kit-ti, kitti (gen.) Sin1-24a, Sin3-45
F ^ ki-na-tim, kna tim (vr.mv.), CH-iv-53
F ki-na-at, knat (G stat. vr.) Ee-iv-9
ki-nat, k
nat (G stat. vr.) Ee-vii-151
F I ki-na-a-[ti], kna ti (gen.vr.mv.) Ee-vii-80
O ki-nam-ma, knamma (G stat. + dat.-am + ma)
Ee-vi-21
M F kun-na, kunna , (D stat. vr.mv.) Ee-vi-78
; P : K li-ik-tu-nu, liktu nu (Gt prec. mv.) Ee-iv-22
: K lik-tu-nu, liktu nu (Gt prec. mv.) Ee-vi-16
e
;
li-kin, lik
n, (D prec. 3 p.enk.) Ee-vi-109, vii-130
=
mu-ki-in, mukn (D part. st.c.) CH-ii-24
=
mu-kin, muk
n (D part. st.c.) Ee-vii-106
=
K mu-ki-in-nu, mukinnu (D part.) CH-iv-40
:  tu-ka-an, tuk^an (D pres. 2e p.enk.) Sin3-49
tuk-tin-ni, tuktinn (D perf. 2e p.enk.) Ee-iv-84
u-ki-in, ukn (D pret.) CH-xxiv-78, Ee-i-71
u
-kin-
s u, uk
n (D pret. + 
s u) Ee-i-61
K u-kin-nu, ukinnu (D pret. subj.) ACh-Sin-i-6,
Ee-vii-16
K ~ u-ki-in-nu-sum, ukinnusum (D pret.
3e m.mv. + sum), CH-i-26
K
u
-ki-in-nu-ma, ukinnuma (D pret. +ma)
CH-xxiv-5
K uk-tin-nu, uktinnu (Dt pret. mv.) Ee-vi-81
K
uk-tin-nu-
s u, uktinn
u
s u (D perf. mv. + 
su
Ee-vi-100
O ki-nam, knam CH-xxiv-6
ki-ni
s

k
ni
s

ki-it-tam kittam



>
>>  b
>
>
> V
b

kapadu

, (ww. u/u-klasse, minder vaak i/i-klasse; ook


kapa tu; vanaf OB):
I. G-stam (pret. ikpud, pres. ikappud): plannen, beramen
(van kwade zaken); soms transitieve stativus)
AHw \erstreben", \planen"; CAD 1 to plan, to plot, to
devise; 2 OB to take care o ; 3 Gt kitpudu same mngs.
as 1 and 2;

1 kapid libbakima dek^ ananta (G stat. object: G inf.


st.c. v. dek^u; anantu `strijd'): `uw hart beraamt het
ontketenen van de strijd' ) `in uw hart beraamt gij
: : :' Ee-iv-78
2 ezz
u kapdu (2 stat. 3e p.mv., ezezu `woedend
z/w.') `In woede ontstoken, beraamden ze boze plannen'
3 assum lemneti ikpudu (lemneti vr.mv. `het boze';
G pret. subj.) `vanwege de boze dingen die hij had beraamd' Ee-i-52
4 mimm^
u ikpudu (G pret. subj.): `alles wat hij had beraamd' Ee-i-55
5 iktapd
u ma karsussunu lemutta, (G perf. mv.; verwacht karsusunu, mogelijk locativus < *karsumsunu
= ina karsu): `zij beraamden een boos plan' Ee-i-111
II. D-stam (
, betekenis als G) CAD 4 same
mngs. as 1;
III. S-stam (
) CAD 5 to make a plot, to make
(someone) plot

ka-pid, kapid (G stat.) Ee-iv-78
X kap-du, kapdu (G stat. mv.) Ee-i-130
P ik-pu-du, ikpudu (G pret. subj.) Ee-i-52, 55
P|
ik-tap-du-ma, iktapd
u ma (G perf. mv.) Ee-i-111
, (ww. a/u-klasse; vanaf OB; o o sugurgur;
suur):
I. G-stam (pret. ikpur; pres. ikappar; G stat. kapir) afwissen, wegvagen; AHw \abschalen", \abwischen"; CAD
A 1 to whipe o ; 2 to smear on (a paint or liquid);
II. D-stam (
, bet. vaak als G) CAD 3 to whipe
o , to clean objects, to rub, to purify magically;
1 ina qsi danni liktappiru gupn
usu (Dtprec. of
Gtnprec. hebben beide li-; ww. komt veel in de D voor;
qsu `struikgewas'; gupnu `boomstam'): `In het ondoordringbare bos, moge zijn boomstammen worden weggevaagd' erra-i-71
oo
gurgur-
su
2 tukapparsu (volgt in BAM578-i-10 na de constatering van koorts; beetje raadselachtig: o gur t^aru
in Dtn (herhaald logogram) `steeds doen terug keren';
misschien sugurgur dat in het Sum. vaak alleen als
gurgur verschijnt, kap
a ru D kuppuru `afwissen' als
korte therapie?): `je moet hem afwissen' BAM578-i-10
IV. N-stam (passief) CAD 4 to be rubbed, to be
smeared;
| D lik-tap-pi-ru liktappiru (Dt of Gtn prec.)

D
s V

kuppudu
sukpudu

kaparu

kuppuru

erra-i-71

*kapatu , (ww. niet in G; D-tantum)


II. D-stam (kupputu) AHw \zusammenbringen",
\zusammenfassen";
}kippatu , (subst.) kring, ring; abstr. alles wat kring-

vormig is, vgl. Ned. `cultuurkringen', maar ook concreet `ring' om arm, door de neus etc.; vaak als ellips
\kring der landen" ) de gehele wereld; AHw \kreis",

\Ring"; Goden, met name Sama
s , worden wel afgebeeld met een grote ring en een stok in hun hand. De
kring is waarschijnlijk symbolisch voor souvereiniteit
(of wellicht concreet: de neusring waarmee de herder
zijn vee aan de leiband voert);
 s i abarri kippata kal^ama (G pres.1e p.enk. v.
1 kd Sam

bar^u \actief zien", `speuren', `spieden') `zoals Sama
s
kan ik de gehele wereld bekijken'
[k]ip-pa-ta kippata (acc.) erra-i-116

'

103

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

kappu , (subst.; ook akappu, NA agappu, gappu; vanaf OB):


vleugel; CAD 1 wing, quill, plumage, frond; 2 arm,

hand, list; 3 lobe of the lung, 4 side part of a horse bit


5 kappi ni the region of the eyebrow, the eyelid and
the eyelashes;
, !qaqqadu `hoofd' etc.
, (ww. a/u-klasse; vanaf oud-akk.):
I. G-stam : zegenen, groeten, bidden (voor of ten behoeve
van = dat., soms `tot'); ook wijden, toewijden + acc. v.
voorwerp en `voor wie' met datief; schenken van wijgeschenk; beloven, gelofte doen;
AHw \beten", \weihen", \segnen"; CAD 1 to pronounce formulas of blessing to pronounce formulas of
: : : (said of gods and divine powers and manifestations)
2 to pronounce formulas of praise, adoration, homage
and greeting, 3 to invoke blessings upon other persons
(for a speci c purpose) before the images of gods, to
pray to the gods; 4 to make the gesture of adoration
or greeting; 5 to dedicate an o ering (by pronouncing
the relevant formulas)
1 s.alam sarr
u tja epesa : : : lu akrub 'ik beloofde om
een beeld van mijn koningsschap te maken' (mijn koninklijk beeld: meestal iemand in een biddende houding)
II. D-stam
, bet. als G) CAD 6 (same mngs. as
2 but plural)
IV. N-stam (
, passief)
}
, (subst.; SB*): eerbiedwaardige (subst.);
[nom. vorm van het paru s-type; %nominale typologie; evenals het pars-type vaak het gesubstantiveerde
verb.adj., ons passief voltooid deelwoord met een potentialis karakter \moetende/kunnende : : : worden",
hier `gegroet moetende worden' ) `eerbiedwaardig']
CAD honored person
u bu nu r abi a lidisu (G part.
2 d Asar-alimnunna kar
v. wal
a du, `verwekker') `A. [epitheton van Marduk],
de eerbiedwaardige, het licht van zijn biologische
vader/zijn verwekker' Ee-vii-5
}
, (subst.; st.c. ikrib; mv. ikribu ; vanaf oudakk.): gebed, gelofte, begroeting, wijgave; idioom dus:
kara bu ana PN ina mahar GN: `bij GN voorbede doen
 het ipris(um)-type; %nomivoor PN'; [nom. vorm van
nale typologie; er zijn er niet veel met zo'n vocaalvoorslag; vgl. ikribu `gebed', ipt.iru `losgeld', isdihu `winst',
ispiku `voorraad(s-kruiken)', imt.u^ `verlies'] 
CAD 1 blessing, benediction; 2 money or goods pledges
by a vow to a deity; 3 prayer
D
ka-ru-bu, kar
u bu Ee-vii-5
e
aD
ak-ru-ub akrub (G pret.3 p.enk.) yos-ix-71,27
, (subst.; !geshtin! gestin `wijnstok' <
ge
s
`hout' en I ti(m) `leven', \levenshout"):
wijn, wijnstok;
S 
!geshtin!
K
#
d
su
ina gestin
kalga
nu pa-tan
[nag]

kaqqadu
karabu

karubu

kuburru
nakrubu

ikribu

karanu

2s

B? 'B

1 tas^
ak ina kara ni danni la pata n isatti (S sud
G pres.2e p.enk. v. sa^ku ` jnstampen'; gestin kara nu

B?

`wijn', `wijnstok';
kalga dannu `sterk', `geconcentreerd', `onverdund'; G pres.3e p.enk. v. sat^u `drinken'): `moet je jnstampen en met geconcentreerde/onverdunde wijn op nuchtere maag drinken' BAM578-i-31
!geshtin!

B?

ge
s tin kalga

(ina) kar
a ni danni

BAM578-i-31

karassa/u ,

`buik'
h

< karas + sa of -su,


,

(<

*kara
s

(<

*kara
s

ka-ras-sa karassa

iv-101



!karasu,
+


sa


su

karsu

) Ee-i-23,
) Ee-vi-138

karasu I , (subst. ook karsu, CAD karasu; OB, MA, SB,


ka-ras-su karassu

NB) legerkamp, leger;


AHw I \Feldlager"; CAD

A 1 camp, encampment of
an army
: (subst. ook karasu^; oud-akk., OB, Mari, SB)
rampspoed, nood, catastrofe;
AHw II \Katastrophe"; CAD catastrophe, annihilation, slaughter

ka-ra-
s i-im, kar
a
s im (gen.) CH-iv-13
, (subst.; ook karsu; OB, SB, NB;

u

sar
gara
s of

gara
s
): prei; CAD B 1
leek; 2 (a stone)
sar


kara
s u (`prei') BAM578-i-2
, (subst.vr.; st.c. karas soms karsa; mv. alleen in NA karsa nu; OA, OB, SB): buik, maag, inwendige, binnenste: ook overdrachtelijk, vaak  syn. met
libbum
AHw \Bauch", \Magen", \Inneres"; CAD 1 stomach,
belly, womb, body; 2 mind, heart, plan, desire; 3 inner
or lower side
1 dalh u
 nimma sa Tia mat karassa (vent. dala hu `ver +libba of +karsu `iem. in verwarring
 brentroebelen'
gen') lett. `zij verstoorden T.'s binnenste' ) `zij brachten T. buiten zinnen'
2 lemutta ittaddi ana karsisa (Gtn v. nad^
u `opwerpen')
lett. `het (geopperde) kwaad wierp zij in haar gemoed'
) `zij nam het kwaad ter harte' (ging haar aan het
hart) Ee-i-44
3 iktapd
u ma karsussunu lemutta, (G perf. mv.; verwacht karsusunu, mogelijk locativus < *karsumsunu
= ina karsu): `zij beraamden een boos plan' Ee-i-111
4 sudluh u
 karsakima, (S stat. mv. v. dala hu): `zij (de
winden) hebben uw binnenste verstoord' )`zij hebben
u in de war gebracht' Ee-i-116
5 karsasa is. 
a nu ma, (G pret. mv. v. s.^anu `doen opzellen'; karsa alt. st.c. `buik'): `(de woeste winden) bliezen
haar ingewanden op' Ee-iv-99
6 l
a it karassu (G part. stat. v. l^at.u `omvatten'; stat.
v. part. komt niet veel voor, meestal in PNs; <karasu
+ su): `zijn gemoed is veelomvattend' Ee-vi-138

h ka-ra-sa, karassa <*karassa (st.c. +sa)

karasu II

H
?

karasu III

karasu, karsu

ga ra
s

H
H
H
aa
aV
a
bt

Ee-i-23, iv-101

Ee-vi-138

>?

ka-ra-su karassu <*kara


s
su

+su) Ee-vii-155

d e

ka-ra- as -su karassu <*kara


s
su

kar-
s a-
s a kar
s a
sa

+ma) Ee-i-116

(st.c. +su)

(st.c.

(alt. st.c. + sa) Ee-iv-99


(alt. st.c. + ki

kar-
s a-ki-ma kar
s akima

kar-
s i-
sa

K

(ana) kar
s i
sa

(gen. + sa) Ee-i-44


(+sunu; ss

kar-
s u-us-s
u-nu kar
s ussunu

i.p.v. s, afwijkend) Ee-i-111

Karkaka , (!Bit Karkaka), stad,


karru II , (subst. <Sum.; vanaf OB; M

 r): knop, kapiga


teel; ook: zetel, troon (normale woord voor `troon' is
!kuss^u)

AHw

\Knauf";

CAD

knob, pommel;

104

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

1 usesibassu ina karri (S pret. vent. < -*amsu v.


wasa nu `zitten') `zij liet hem plaats nemen op een
troon' Ee-i-152
V kar-ri, (ina) karri (gen.) Ee-i-152
, !karasu `buik' etc.
, (subst. <Sum., vanaf oud-akk., OB;
gur7 ,
kara6 ) graanschuur, silo, graanhoop;
AHw \Getreidehaufen", \Speicher"; CAD A 1 pile of
barley (prepared for storage) 2 (alleen NB) property
held in common by several persons

karsu
kar^u I



gur

7 gur7 ,

kar^
e

(gen. mv.) CH-iii-21

V
ka-re-e kar^
e (gen.obj.) Ee-vii-78
, (ww. u/u-klasse, ook i/i-klasse; vanaf OB, MB;
 dda):
lugu
I. G-stam (pret. ikru en ikri, stat. *keri): kort z/w.;
AHw II \kurz sein/werden"; CAD 1 to become short
(said of time), to be short (said of breath, temper)
1 iktur
u napist (G pret. mv., verwacht iktaru ) `mijn
leven is kort', `mijn adem is kort geworden' Sin3-60
(waarschijnlijk niet zozeer levensverkorting, maar meer
algemeen idioom voor \in levensnood zijn")
II. D-stam (
): verkorten; CAD 2 to make shorter,
to cut short, to cause hardship, to reduce in size and
number;

III. S-stam
(
) CAD to cut short
P : D ik-tu-ru, ikturu (G pret. mv. met u i.p.v. a)

kar^u II

kurr^u

sukr^u

?V

Sin3-60

karu , (subst. <Sum., ook karatu; vanaf oud-akk.;


,

lik-ri likri

(G prec.) Ee-vii-131

): kade, aanlegplaats, stapelplaats, transitoplaats, markt,


marktplaats, factorij (vgl. VOC-factorij Decima).

kar

AHw

\Kai", \Wall", \Handelsambt"; CAD A 1 embankment, quaywall, mooring place; 2 harbor district,
city quarter destined for traders and sailors; 3 harbor,
trading station, community of merchants; 4 (in OB)
price of a unit of merchandise
1 k
a r sulmim veilige kade, goede/veilige ree

, ka r,

, H.Sip. 23,24

k^aru , (ww.) G stat.: versufd z/w.


II. D-stam (kurru, factitief):
kar

stand brengen
AHw

k
a rum

versu en, in versufte toe-

II \benommen sein"; CAD B to be in a depression, in a stupor


1 k
u r (D stat.) `is suf gemaakt' Ee-i-66 (ku-u-ru, u aan
het eind is onduidelijk )
D ku-u-ru, ku r(u) (D stat.) Ee-i-66
, (ww. a/u-klasse, NB i/i-klasse; OA, OB, SB;
gaz):
I. G-stam (pret. iksum, SB iksim; pres. ikassim) jnsnijden; AHw \zerschneiden"; CAD to cut down trees, to
cut wood, to cut weeds, to cut or chop herbs;
O gaz-sufsim
1 takassim (veel in recepten:) `moet je jnsnijden';
maar ook sim niet als fonetisch complement, maar als
logogram:
O gaz sim
2 tahassal tanappi ( gaz has
a lu ` jnstampen'
 vijzel) of zeldzaof de synoniemen sak^u, z^aku (met
mer kasa mu ` jnsnijden', hier gaz voor G pres.2e p.enk.
v.has
a lu en sim voor G pres.2e p.enk. v. nap^u of sah a lu

`zeven',
`ziften'): `[dit mensel] moet je jnstampen en
zeven' BAM578-i-12

>

kasamu

kasap , st.c. v. !kaspu : `zilver'


kaspu , (subst.; vanaf oud-akk.; }
geld, wit;

): zilver,

 babbar
ku

AHw

\Silber"; CAD 1 silver (as metal used for objects


and as means of payment) 2 money (as medium of
exchange), price, value, payment (usually plural)
1 (ana kaspim) nad
a nu: verkopen
2 kasap tamk
a rum isqulu (G pret. subj. v. saqa lu `betalen', eig. `afwegen') `het geld dat de koopman heeft
betaald' CHx119
3 kaspum har
a s.um u mimma sumsu `zilver, goud of
 CH
iets dergelijks'
x124
4 awlum kaspam hur
a sam abnam u bis qatsu id a nu. `geven') `iemand gaf zilver,
dinma (G pret. v. nad
goud, edelstenen of zijn roerende goederen' CHx112
 babbar = 1 mana kaspam, (acc.) 1 mine
5 1 mana ku
( 500 gr.) zilver, CHx25
1 F


, 1 mana kaspam CHx25
, (subst. pl. tantum; plantennaam; vanaf OB; kasia
sar
in NB; !gazi!
gazi = sila4
): mosterd; CAD (a
native spice plant, speci cally its pungent seeds)
sar
1 
J >!gazi!
sla gazi
2
1
1 2 q^
a kas^e (kas^u `mosterd'; komt veel voor, een plurale tantum, mv. blijkt uit attributen; hier wordt het
spreekwoordelijk kleine mosterdzaad bedoeld): ` 12 q^a
mosterdzaad' BAM578-i-4
 !gazi!
ina a gazisar
2 ina m^e kas^e ( a m^
u `water van' ) `aftreksel'; `met
aftreksel van mosterd [moet je (het) kneden en (als een
pleister) opleggen]' BAM578-i-12

kas^u

V }

1 ma na k
u babbar

kas^u , (ww. u/u, i/i-klasse, vanaf OA, OB;


!gazi!

sar

gazi

kas^
u

BAM578-i-4

):


la

I. G-stam (pret. iksi, iksu, pres. ikassi, ikassu, stat. kasi,


imp. kusu): boeien, binden vastbinden;
AHw

III \binden"; CAD 1 to put a person in fetters,


to arrest a person, to bind hands and feet; 2 to join,
to tie (objects together) to bond (bricks or blocks of
stone) 3 to paralyse limbs and parts of the body, to
bind magically; 4 to demand payment (OA only)
[drie woorden die op elkaar lijken en soms vergelijkbare
betekenis `binden' hebben; het meest gewone woord is
kam^u `binden', `gevangen nemen'; kal^u `vastzetten' en
kas^u `boeien', `vastbinden']
1 ikass^
usunutima ana m^e inadd^usunuti (G pres.;
G pres. + sunuti v. nad^u `gooien'): `(dan) zullen ze hen
geboeid te water werpen' (een op heterdaad op overspel betrap stel CHx129
II. D-stam (
, factitief of bet. als G): CAD 5 to bind,
to put in fetters, to arrest, to tie objects together, to
paralyse, to bind magically; 6 to demand payment; 7
Dt passive to mng. 1 8 N passive to mng. 2
2 idsunu ukassi, (D pret.), lett.: `hij [Marduk] maakte hun armen vast' ) `hij sloeg ze in de boeien', `hij
legde ze handboeien aan' Ee-iv-117
 p u-ka-as-si, ukassi (D pret.) Ee-iv-117
, (ww. a/u-klasse):
I. G-stam : minderen; verminderen;
t (
AHw etwa \minderen"; S
) ontlasten,
leegmaken, uitladen; ontladen, afnemen (van de maan) )
krimpen (van de maan) (i.t.t. de wassende maan) CAD
lemma sutaks.unu to reach fullness, full strength
 2 imp. vent. +ma), ge1 ina simti sutaks.ibamma (St

kuss^u

>

kas.abu

sutaks.ubu

105

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

richt tegen de maan na vollemaansdag: `neem naar behoren af!', `krimp naar behoren!' Ee-v-20
2 Mummu erpeti listaks.ibamma (St prec. met vent.
-am en sux ma): `moge hij [Adad] als Mummu de
wolken tot ontlading brengen' Ee-vii-121
~

s u-tak-s
s utaks
. i-ba-am-ma 
. ibamma

t2 imp. vent.) Ee-v-20


(S

kas.aru , (ww.
):

a/u-klasse): ook qas. a ru; vanaf

OB;

k
e
s

I. G-stam (pret. iks.ur, pres. ikas.s.ar, stat. kas.ir binden,


knopen, klitten, soms i.h.a. \tot een organisch geheel maken" ) samenballen, construeren, ordenen, praktisch een
woord voor creeren; ook: bewapenen (van soldaten) [in
woorden met 2 emfatische cons. q, t. dissimileert er een
(t.>t, q prefereert boven t.); in wortel met 2 emfatische
cons. q, s. dissimileert er een q>k ]
AHw

\knoten", \fugen", \sammeln"; CAD 1 to tie, to


bind together, to join, to construct buildings, etc. to
collect, to compose a text, to give relief, to strengthen,
(with batqu) to repair; 2 to organize, to assemble a
body of soldiers into a military formation, to form a
herd (of animals), to make regulations, to organize a
group (a country) to set up a battle (array), to prepare
for battle, to plot evil; 3 to cluster, to gather, to concentrate, to make compact; 4 to work for wages;
1 d
a m luks.urma (G cohor.1e p.enk.; da mu in enk. en
mv. `bloed'): `ik [Marduk] wil bloed samenballen' (om
samen met beenderen, daaruit de mens te creeren) Eevi-5
2 iks.uru t
a h a zu (G pret. subj.): `(en die) de oorlog

heeft/had georganiseerd'
Ee-vi-24, 30

kis.s.uru <*kits.uru): doorvlechten, vlech) tot stand brengen CAD 5 to become

I/2. Gt-stam (
ten (in elkaar)

joined, to put together


3 (en
u ma) giparra la kis.s.uru (Ee-i-6, in de oertijd toen
er nog) `geen weiden waren gevlochten' (<*kits.aru
Gt stat. 3e m.enk. subj.)
II. D-stam (
) CAD 6 to tie together, to surround (with a fence or net); 7 Dt to assemble, to make
ready for battle, to concentrate (re exive)

III. S-stam
(
) CAD 8 to join together, to make
ready for battle

III/2. St-stam
(
) CAD 9 to make ready, to
gather
IV. N-stam (
, passief) CAD 10 to be tied,
bound together (passive to mng. 1)
}
, (subst.; ook kis.aru; st.c. kis.ir; mv. kis.ru ; vanaf
oud-akk.;  kakisda; ook kes): primair
knoop, tesamenballing; meute, schare, regiment; ook huishuur CHx69+c CAD 1 knot (made for magic purposes);
2 contingent of soldiers, troop, team of workman or experts, 3 rent (payment); 4 joint of the human or animal
body, a feature of the exta; 5 kis.ir libbi anger, wrath;
6 structure, bond (of a mountain, a wall) mountain
fastness, concentration, strength; 7 joint, node, knot
(of a plant); 8 section (of a text), region; 9 possessions, treasures; 10 stricture (of the alimentary canal)
11 lump, meteorite (?) 12 clasp, handle; 13 (an astron.
term)
4 kis.ir sanat jaarhuur, huursom over een jaar
5 kis.ir sarr
u ti koninklijke garde;
6 kis.risa uptarrirma, (Dt pret. of D perf. vent. v.

kus.s.uru

kis.ru

suks.uru
sutaks.uru
naks.uru

para ru `losmaken', `ontbinden'): `haar meute verspreidde zich/ werd verspreid' of: `hij verspreide haar
meute' Ee-iv-106
P
D ik-s.u-ru, iks.uru (G pret. subj.) Ee-vi-24, 30
D ki-is.-s.u-ru, kis.s.uru (<*kits.aru (Gt stat.

+( +
 ( VU
subj.) Ee-i-6

V ki-is.-ri-sa, kis.risa Ee-iv-106

lu-uk-s
. ur-ma, luks
. urma (G prec.) Ee-vi-5
, (ww. a/u-klasse; ook gas. a s.u; vanaf OB; 
 guz):
zu
I. G-stam (pret. iks.us.; pres. ikas.s.as.) knarsen (van tanden); schuren, afslijpen; AHw I \abschleifen"; CAD
(gas. a s.u A 1 to gnash the teeth, 2 to bare the teeth, 3
to rage, to be raging;
F K
s

 -
di
s
na
nu pa-tan
sag 
sa
s u i-kas.-s.a-as-su

kas.as.u

'B

1 summa amelu l
a pata n res libbasu ikas.s.assu
(G pres. 3e p.enk. + su v. kas. a s.u < *-as.su a/u-klasse
transitief `knarsen' (van tanden), ook `schuren', `afslijpen'; hier absoluut met dativus incommodi \het knarst
tegen hem" ) `geeft hem een knagend/bijtend gevoel'): `indien een man (nog) voor hij gegeten heeft,
boven in zijn buik/maag een bijtend gevoel heeft' BAM-

J

578-ii-20

BAM578-ii-20

i-kas
. -s
. a-as-su ikas
.s
. assu

(G pres. +su)

kas.u^ , (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.):


I. G-stam (pres. ikassi; stat. kasi): koud z/w., koel z/w.;

..
.
III \kalt sein/werden"; CAD 1 to become cold,
to cool o ;
II. D-stam (
, causatief): CAD 2 to let cool o , to
allow to cool;
, soms voor pers. vnw. dativus 2e p. !k^asi(m)

ka-a-
sa
, k^
a
s a Sin1-21 Sin3-49
, (ww. a/u-klasse, vanaf oud-akk.;
kur;
 sa
 ):
sa
I. G-stam (pret. iksud, pres. ikassad, stat. kasid): bereiken, treffen, aankomen; verwezenlijken, overweldigen, grijpen
(syn. met s.aba tu), te grazen nemen, te pakken krijgen' (gezegd van boze tekenen, als het voorzegde onheil werkelijkheid wordt), veroveren (trans.), overmeesteren,  syn.
met s.abatu `grijpen';
AHw \erreichen", \ankommen", \erobern"; CAD 1 to
reach, to arrive (said of a moment of time), to reach
and equal in value, to amount to, to be sucient, to
approach (a person, an authority) with a claim, a complaint, to nd; 2 to conquer (a country, a city), to defeat (an enemy), to be victorous, to capture an enemy,
to arrest (a fugitive, a criminal), to surprise (in the
act), to seize (said of diseases, evil spirits, misfortunes,
etc.) to obtain a wish, knowledge, good health, luck, a
friend, to attain old age, to win a case, to obtain possession of objects, merchandise, etc. to get hold of (in
various shades of meaning), to nish completely;
1 nizmatam kas
a du : `een wens in vervulling doen
gaan/realiseren';
2 ina u
 me sa nikassada (G pres. 1e p.mv. vent.; ook
onder ! u mu I ): `ten dage dat wij bereikt zullen
hebben' ) `op de dag dat wij klaar zullen zijn' (\op
het moment dat wij de klus geklaard hebben") Ee-vi-54
}
, lett.: `in het bereiken' ) `toen : : : aanbrak', bijv.:
AHw

k^asa
CU
kasadu

kus.s.u^

ina kasadi

106

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

3 santa satta ina kas


a di: `toen het tweede jaar aanbrak', Ee-vi-61, maar wellicht (arriveren op zijn bestemming, dus aan het eind van het tweede jaar): `toen het
tweede jaar om was'
II. D-stam (
) CAD 4 to chase away, to pursue, to drive away, to drive into exile, to disinherit, to
drive away evil spirits to remove sins, etc. 5 to make
a journey, to drive (horses), to approach (someone), to
defeat an enemy, to conquer, to raid, to make prisoner,
to seize; 6 to send;

III. S-stam
(
, causatief)
4 usaksidassu (+suf x su) `ik/hij veroorzaakte dat
hij bereikt', vgl. iksudam `hij bereikt', vent.
5 
a lsu ustaksidassu, (S perf.vent. -ssu <-amsu, a lu
`stad'): `hij brengt hem terug naar zijn stad' CHx32.

III/2. St-stam
(
) CAD 8 (uncertain mng.)
IV. N-stam (
, passief) CAD 9 (passive to mng.
1 and 2) 10 to pertain to property, to a right (late NB
only)
}
, G verb.adj., , LB ook kaldu; vr. kasittum <
*kasidtum, de consonanten d en t. assilileren volledig
aan de t van het vr.enk.; mv. kasdu tu, vr.mv. kasda tu;
succesvol; AHw \erreicht", \erfolgreich";

ka-
s a-dam, ka
sa
 dam (acc.) Sil.A 101

ka-
s i-id, k
a
s id (G part.st.c.) Sil-C-23

ka-
s
a-di, ka
s
a di (G inf.gen.) Ee-vi-61
P ik-su-du, iksudu (G part. subj.) CH-iv-9,10
P
 ik-ta-sa-su, iktasassu (G perf. +su) CHx2
P
ik-ta-
a
s -dam, ikta
s dam (G perf. vent.)

kussudu

suksudu

sutaksudu
naksudu

kasdu

UaNba
SUO
>a
O b
CHx27x135

Ee-vi-54

CH-ii-70

ni-ka
s -
s
a-da nika
s
s ada

(<-amsu), CHx32

u
-
s a-ak-
s i-du

(G pres. 1e p.mv. vent.)

u
s ak
s idu

 pret.)
(S
,

u
s -ta-ak-
s i-da-a
s -
su

kasapu , (ww. i/i-klasse, OB, SB):

u
s taksida
s
su

I. G-stam (pret. iksip, pres. ikassip, stat. kasip beheksen; vaak als G stat. kasip `hij is behekst';
AHw

\verhexen", \behexen"; CAD to bewitch, to cast


an evil spell
}
, (subst.; vr. kassa ptu; SB) tovenaar
[parra s-type nomen en adjectieven (%nominale typologie) voor beroepen in ruime zin (beetje participiaal);
ook gewoonten en zaken die men \pleegt te doen"; nappa hu `smid', dajja nu `rechter', sarra qu `dief', wassa bu

`bewoner',
`huurder']
AHw \Hexer", \Hexenmeister"; CAD sorcerer
}
, (subst.; pl. tantum; vanaf OB): tovenarij, toverkunst, hekserij, zwarte magie;
AHw \Zauber", \Hexerei";
CAD witchcraft, sorcery; Andere benamingen voor hekserij/zwarte magie:
upsasu^ (ook witte magie), ruhu^, rus^u, zikarrud^u
[Beoefenen van zwarte magiewas een zware misdaad,
we kennen de praktijk ervan alleen via een omvangrijk corpus over de bestrijding van de zwarte magie.
De beschuldiging van zwarte magie betreft vaak naaste
verwanten, maar is moeilijk te bewijzen. Al te gretige
beschuldigingen kunnen een heel dorp ontwrichten. In
de Codex Hammurabi wordt de doodstraf gesteld op
onterechte beschuldigingen.]
, OB a/u-klasse, later i/i-klasse; ook keseru; vanaf
OB)

kassapu

kispu

kasaru

I. G-stam (pret. iksur, pres. ikassar) herstellen, restaureren;


AHw

\wiederherstellen"; CAD A 1 to repair (ruined


or damaged walls, buildings, etc.) 2 D kussuru (same
mng.)
1 sa kma bin^
utisuma iksiru kal^u il abtu ti (G pret.
subj.; bin^utu (abstract) `gestalte', (concreet) `maaksel', `product'; abtu tu adj.m.mv. v. abtu bij !aba tu,
adj.: `teloor gegaan', `verloren', `ten gronde gericht',
`beschadigde'): `die alle beschadigde goden hersteld
heeft overeenkomstig zijn gestalte' Ee-vi-152 \naar zijn
beeld en gelijkenis" is geen Mesopotamisch gedachtengoed, meer \naar zijn wezen"
, (ww. a/u-klasse; vanaf OA, OB):
I. G-stam (pret. iksus, pres. ikassas, stat. kasis): in
dienstbaarheid nemen;
AHw \in die Gewalt bekommen"; CAD 1 to extract
services for a debt or ne, to hold sway, to master; 2
N passive: to be made serve for a debt
}
, (subst. mv.; OB): dienstbaarheid (na faillissement), die ingaat na het hebben van een !e iltum
`onbetaalbare schuld'. jur. begrip voor een soort geconditioneerde slavernij (bijv. n.a.v. schulden), te vertalen
met kissatu-slavernij; Wellicht: dienst waarvoor men op
afroep beschikbaar moet zijn. CAD 1 status of a person given as a distrainee for a debt; 2 indemnity for a
lost object, replacement for a distrained person
1 bt kiss
a im huis der dienstbaarheid, gevangenis, speciale werkplaats voor tewerkgestelden (zij die hun
schulden niet meer kunnen betalen).

^ ki-is-sa-a-tim, kissatim (gen.) CHx117

^ ki-is-sa-tim, kissatim (gen.) CHx118


, (ook k^asa): onafhank., losstaand ofwel absoluut
pers. vnw. datief 2e m. en vr.enk. Voor volledig vormenbestand en toelichting zie onder !ana ku. Soms
gewoon in gebruik i.p.v. suf x {ka, bijv. in:
1 as  i k^
asa (G pres. 1e p.enk. v.se u^): `ik zoek u', in
Sin1-21 omstandigheidspresens: `terwijl ik u zoek'
2 sa ana k^
asa itkaluka (G pret. subj. v. taka lu `vertrouwen op = ana'): `wie vertrouwt op u', `degene die
zijn vertrouwen op u heeft gevestigd' Sin3-49
3 an
a ku u k^asi i niprus sasma, (G cohor. v. epesu;
sasmu `tweekamp'; een enkele keer wordt u als het
voorzetsel `met' gebruikt; v. Soden x114i): `(kom op!)
laat ik met u strijd leveren!', of (wens- of gebodsvorm,
ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te
geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk
gevolg wordt de indicativus gebruikt): `opdat ik met u
strijd levere!' Ee-iv-86
4 sa l
a kas^ama ta h a zu (sa la `zonder') `zonder u Erra]

is er tweedracht/vijandschap'
erra-iii-D13
F

a-na-ku u
 ka-a-
s i, an
a ku u k^
a
si

kasasu

kissatu

aa C

k^asi(m)

C  C
CU

(`ik met u') Ee-iv-iv-86



ka-a-
sa
, k^
a
s a Sin1-21, Sin3-49

kasisu , iem. in de status van kissatu-slavernij G part. v.


!kasasu; AHw \Schuldherr";
kasusu , (subst.; OB, SB): een godenwapen, het wapen van

Nergal, ook wel van andere goden, bijv. Anu. De aard


er van is niet duidelijk, moet iets zijn dat brand veroorzaakt. Onbekende etymologie.
AHw \eine G
otterwaffe"; CAD 1 overpowering divine

107

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

weapon; 2 annihilation, crushing defeat

kassapu , (vr. kassaptu, !kasapu) `tovenaar' [parras-ty-

pe nomen en adjectieven (%nominale typologie) voor


beroepen in ruime zin (beetje participiaal); ook gewoonten en zaken die men \pleegt te doen"; nappa hu

`smid', dajja nu `rechter', sarra qu `dief', wassa bu `bewoner', `huurder']
, onafhank., losstaand ofwel absoluut pers. vnw.
gen.-acc. 2e p.enk.; !k^ati
, (ww. u/u-klasse; vanaf OA, OB;
dul en
duldul):
I. G-stam (pret. iktum, pres. ikattam, stat. katim): bedekken, overdekken, dekken, verhullen (trans.)
AHw \bedecken"; CAD 1 to cover with garments etc.,
dust, sand, (the sky) with smoke, etc.; 2 to clap down
(said of a trap), to overwhelm, to constrict; 3 to conceal; 4 to appropriate illegally, to seize and hold persons;
1 ana l
a kata m saptsa, lett.: \tot niet-bedekken van
haar lippen" ) `zodat zij haar lippen niet kon sluiten';
of inf. passief uitgedrukt: `(zo zeer) dat haar lippen niet
meer gesloten konden worden' Ee-iv-98
II. D-stam (
) CAD 5 to cover with garments,
to provide with clothing, to cover, to close, to veil (the
eyes, the face, the lips, etc.) to cover with earth, etc., to
overwhelm, to clap down, to conceil; 6 to cover, close
a pot, a door 7 Dt passive to mng. 5 to be clothed,
covered, etc. 8 Dtn to cover the body, to cover up

III. S-stam
(suktumu) CAD 9 to cover, to overwhelm

III/2. St-stam
(
) CAD 10 to cover tightly (?)
IV. N-stam (
, passief) CAD 11 to be covered,
clothed, to overwhelm
 ka-tam, kata m (G inf. st.c.) Ee-iv-98
@ = kat-mu, katmu (G stat.mv.) erra-i-128
P ik-tum, iktum (G pret.) Sil-A-83
, onafhank., losstaand ofwel absoluut pers. vnw.
gen.-acc. 2e p.enk.
1 ana am
a ri k^ata, (G inf. gen. v. ama ru): `om u [S^n]
te zien' Sin1-8
2 an
a ku u k^ata, (zelfst.vnw.): `ik met jou' (een enkele
keer wordt u als het voorzetsel `met' gebruikt; v. Soden
x114i) Ee-iv-86
3 k^
ata qibtka la innenn^a, (N pres. mv. vent. < -iam v.
en^u `veranderen'; k^ata is proleptisch t.o.v.. {ka): `wat
u betreft: uw bevelen mogen niet veranderd worden'

k^ata, k^ati
katamu

kuttumu

sutaktumu
naktumu

k^ati, k^ata

Ee-i-158

e
ka-ta, k^
ata (onafh. p. vnw. 2 p.enk.) Ee-i-158
e
ka-a-ta, k^
ata (onafh. p. vnw. 2 p.enk.) Sin1-8



, (subst.; SB;  katar): paddestoel, zwam,
muurzwam, schimmel; AHw eine Art \Wandschwamm";
CAD 1 (a mole or mark) 2 (a fungus)
, (subst. ww.; ook kata u; OA*; (Sum. leenwoord
kata ook inimta `in opdracht van') garant voor een
lening, iemand die zich garant stelt. CAD A to take
as security
, !k (voegw.) `zoals', `wanneer', `dat' etc.
, !k (voorz.) `zoals', `als', etc.
, !k am (adv.) `aldus'
, (ww. ook kap^u) buigen; zich ombuigen AHw \beugen";
1 sa us.s.ini zaqti kep^
at(a) lisa nsu (us.s.u `pijl'; -ni
`onze'; zaqtu `spits'; G stat. kep^u `zich ombuigen', half-

katarru
kat^u

k^e
k^e
k^em
kep^u

cirkelvorm; lisa nu `tong', hier tongvormige punt): `wat


betreft onze puntige pijl: zijn punt is kromgebogen'

'

erra-i-90

d e

(G stat.) erra-i-90

Kes , stad (een andere dan Kis)

(een stad, niet: Kis) CH-iii-32


{ki , suf x bezit. vnw. 2e vr.enk. jouw
(vr.); m. vorm is -ka
{ki , suf x p. vnw. accusativus 2e vr.enk. jou, m. vorm is
{ka
{ki(m) , suf x van p. vnw. dativus 2e vr.enk. aan jou, voor
jou, m. vorm is {kum.
k (voegw.) , (ook k^e, ak^, ak^e; soms ook alternatief voor
ke- pa -ta kep^
at(a)

K
e
si

ke
si

!kma; vanaf oud-akk., OB): zoals (voegw.), wanneer,


dat (voegw.); leidt objectzin in: \(zeggen) dat : : :",

e.d.; AHw \als", \wenn", \da"; CAD when, as soon


as, after, if, in case, whether, that, because, according
to, as, just as

(maar meestal ki-i) CH-ii-31

k (voorz.) , (ook k^e, ak^, ak^e; soms ook alternatief voor
ki k


!kma; vanaf oud-akk.):

als, zoals (in vergelijkingen)


\wie"; CAD like, in the manner of, as, according
to, in stead of
ki ,
ki onder meer = itti `met'; itt
 ja: met mij
AHw

V
ka !
-ia
,

, ittja `met mij' Sin1-24a


, ittja `met mij' Sin3-68-69

ki-
a

ki-ia

k am (adv.) `aldus'


, (adv.; ook k^em, k^am, ka, k^a, kamma, k^amma; vanaf OA, OB): aldus, als volgt, zo; meestal bij een werkwoord van spreken (verba dicendi) en vaak gevolgt door
de direce rede; kan verwijzen naar iets wat komen gaat:
`hij sprak als volgt', of als afsluiting van iets dat reeds
gezegd is: `zo sprak hij';
AHw \so"; CAD 1 thus, in this manner; 2 how
1 ana Ti
a mat k am ispursu, (G pret. v. sapa ru `zenden', `sturen'): `aan Tia mat berichtte hij aldus:' Ee-iv-

kam

76
2 imbima sa qasti k am sumsa (G pret.

< ibbi <


*inbi; qastu `boog'), lett.: `hij noemde van de boog haar
namen als volgt' ) `hij gaf de boog de volgende namen' Ee-vi-88
ki-a-am k am (`aldus') Ee-iv-76; vii-76
, !k am (adv.) `aldus'
, (vr.mv. v. !kibru)

I kib-ra-a-ti, kibra ti Sin3-38


, (subst.; ook kipru(m), st.c. kipir; vr.mv.
kibra tu; vanaf oud-akk.;
kia): oever, rand; AHw
\Ufer", \Rand"; CAD 1 bank (of a canal or a river),
seashore; 2 rim, edge (of an object); 3 (unknown
mng.)
1 ina kipir d idigna ina sippi alja 'op de oever van
de Tigris op de toegangspoort van mijn stad' yos-ix-71,

kamma
kibratu
HC
kibru(m)

29

}kibra tu ,

(vr.mv.; vanaf oud-akk.;

2

):

ub me
s

windstreken, wereldstreken, met name in kibra t erbettim;

regions (refering to the four regions in the inhabitated world), edge, shore line
2 kibr
a t erbettim, (vr. vorm met st.c.): de vier wereldCAD

streken

[alle (half-barbaarse) gebieden behalve het cultuurland van de Mesopotamische beschaafde gebieden, het
land van Sumer en Akkad zelf; een Sumerisme <
ubdalimmuba met ub `hoek', da `zijde, rand', limmu

108

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

`vier' en ba `alle']; ook:


3 kibr
a tu erbettu (vr. vorm status rec.),
4 kibr
a tu arba u (m. vorm status rec.),
5 kibr
a t arba im (m. vorm met st.c.);
deze vier
gevallen zijn niet overeenkomstig de regels van de constructie van het hoofdtelwoord, dat normaal vooraf
gaat en in de status abs. staat;
6 sar kibr
a ti: `koning van de wereldstreken' Sin3-38
ki-ib-ra-at, kibra t (st.c. vr.) CH-ii-3
^ ki-ib-ra-tim, kibra tim (vr. gen) CH-i-18

I kib-ra-a-ti, kibra ti (vr. gen.) Sin3-38


, (subst.;
gig): een soort tarwe; AHw \Weizen";
een meelsoort; samen met !segussu een geliefd soort
meel. Deze twee meelsoorten gelden als de gruwel van
bepaalde demonen, het ikkibu `tabu' van de schim, de
ilu lemnu `kwaadwillende god', `demon', `duivel'
}
, (qemu `meel'): tarwebloem
>
1 sla zgig
1 1 q^
a qem kibti (
z
 q
e mu `meel'): `1 q^a tarwebloem' BAM578-i-6

H CHH

kibtu

qemkibti


kdu

z
gig

q
e m kibti

(`tarwebloem') BAM578-i-6

: (subst. ook kiddu; mv. kdu en kda tu; vanaf OA,


OB): veld, ina kdi: naar buiten;
AHw \Auenseite", \Feld"; CAD outside, region outside a city, open country
, G imp. v. !kal^u (vr. is kil^, mv. is kil^a)
, (vnw.; dualisvorm; vr. kilatta n,
kiletten; vanaf OA, OB; aJ |  mastabba): beide,
beiden; AHw \beide", \die Beiden"; CAD both, two,
pair
1 iptema abull
a ti ina s.eli kilalla n (D pret. v. pet^u `openen'; vr.mv. v. abullu `stadspoort'; s.elu `ribbe'): `(toen)
opende hij aan beide zijden poorten' Ee-v-9, waarschijnlijk horizonten aan weerszijden: oost en west
7 ki-lal-la-an kilalla n (dualis) Ee-v-9
, suf x van pers. vnw. dativus 2e vr.enk. aan jou
voor jou m. vorm is {kum.
(voorz.) , (ook kme, akkma; vanaf oud-akk.;
gim):
als (voorz.), zoals, op de manier van, zoveel als,
evenveel als; dus niet echt `als' in de betekenis `in de
hoedanigheid van' (daarvoor wordt het voorzetsel ana
gebruikt of een acc. als predicativum), maar meer overeenkomstig, naar de mate van, naar;
AHw \wie"; \als"; CAD like, in the manner of, as,
according to, corresponding to, in stead of, in lieu
of
1 kma j^
ati `zoals jij'
2 kma it^esu `zo veel als/evenveel als zijn buurman',
(!et^u)
3 kma u
 mu immeru zmusu (verwacht: um; G pret.
v. am
a ru; zmu `gezicht', `gelaatstrekken'): `zijn gelaat
werd licht als de dag', `zijn gelaat begin te stralen als
het daglicht' Ee-vi-56
4 sa kma bin^
utisuma iksiru kal^u il abtu ti (G pret.
subj. v. kasa ru `herstellen'; bin^utu (abstract) `gestalte',
(concreet) `maaksel', `produkt'; abtu tu adj.m.mv. v.
abtu bij !aba tu, adj.: `teloor gegaan', `verloren', `ten
gronde gericht', `beschadigde'): `die alle beschadigde
goden herstelt heeft overeenkomstig zijn gestalte' Eevi-152 \naar zijn beeld en gelijkenis" is niet Mesopotamisch, meer \naar zijn wezen"
}
, (praktisch adverbiaal; vrij unieke uit-

kila
kilallan, kilallu(n)

{ki(m)
kma,

kma suati

drukking in Ee-i-98): desgelijks, evenzo;


5 u in
a (n) kma sua tu, (onafh. p. vnw.), lett.: \en
de ogen eveneens deze" ) `en de ogen op hun beurt'
(kunnen alles zien) Ee-i-98

kma, (voegw.) , (ook kme; vanaf oud-akk.;


,

ki-ma k
ma

(voorz.) Ee-i-98

):

gim

zoals (voegw.), wanneer, dat (voegw.); leidt objectzin

in: \ (zeggen) dat : : :", e.d.


AHw \als", \wenn", \da"; CAD as soon as, when,
according to, in the manner of, as, that, whether, because, on account of, if, in case, so that
1 mur
u ma qasta k nukkulat bin^uta (G pret. mv.
v.am
a ru `zien'; qastu `boog'; k leidt objectzin in;
D stat. v. naka lu, als verb.adj. D elativisch; bin^utu
`vorm', `gestalte'): `zij zagen hoe kunstig vervaardigd
de boog is, wat betreft de makelij/vorm/uiterlijk' (object is in de toestand van kunstvaardigheid) Ee-vi-83
Het subject uit de objectzin wordt geisoleerd en als
object eerst genoemd na het ww. waarvan de objectzin afhankelijk is. Het zijn vooral ww. van zintuigelijke
waarneming en `spreken'. Het is eigenlijk een soort bijstellingsgeval: 2 objecten, waarbij de tweede een bijstelling is bij de eerste. Dergelijke constructies komt men
ook in het Hebreeuws tegen, bijv. in Genesis, lett.: \en
God zag het licht, dat het goed was".

kme !
,

CH-i-22
Ee-vi-84

ki-ma k
ma

ki-i k


kma (voegw. of voorz.)

kimkimmu , (subst.; ook kinkimmu <*kimkim een woord

waarvan de stam een reduplicatie heeft. Dit is vaak


het geval bij woorden voor lichaamsdelen, in het bijzonder qaqqadu < qadqad `hoofd', gulgullum `schedel',
kimkimmu `polsgewricht'.; SB*) polsgewricht;
AHw \Handwurzel", \Handgelenk"; CAD A wrist (?),
, (subst.; ook kins.u(m), kis.s.um; mv. kis.s. a tu;
OB, SB, NB; a !gam! du10 gam): schenen, onder-

kims.u(m)

been

AHw

\Unterschenkel"; CAD 1 knee, shin, calf of the


leg, legging; 2 (a measure of length, Nuzi only) 3 support; 4 (part of a lock)
$
kim-s.a-su grII -su kuII -su
1 kims. 
asu s.epasu ikallasu (G pres.3e vr.mv. v. aka lu
`eten', maar ook gezegd van lichaamsdelen: `pijn doen';
lichaamsdelen in dualis, in logogrammen aangegeven
met
ii; in dualis krijgen predicaat en attribuut
de uitgangen vr.mv.): `zijn onderbenen en zijn voeten
doen hem pijn' BAM578-i-46

J! :!
:
J!

:!

BAM578-i-46

kn , G stat. v. k^anu, mv.: kenu, vr.mv. kna


{kina , suf x bezit. vnw. 2 vr.mv. jullie (vr.); m. vorm is
-kunu
{kinasi(m) , suf x van p. vnw. dativus 2e vr.mv. aan jullie,
voor jullie, m. vorm is {kunusi(m).
{kinati , suf x p. vnw. accusativus 2e vr.mv. jullie m. vorm
is {kunu ti.
kinati , onafhank.,
losstaand ofwel absoluut pers. vnw.
e
kim-s
su
 kims
a
su
. a-
.

gen.-acc. 2 vr.mv. Voor volledig vormenbestand en


toelichting zie onder ana ku.
, casus obl. v. kna tu, vr.mv. v. kittu, vr. v. knu,
!k^anu
F I ki-na-a-ti, kna ti (vr.mv.) Ee-vi-22

knati

109

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

Kingud ,

Kingu-ma sa ibn^u tuquntu (Kingu-ma, nominale


zin; G pret. subj. v. ban^u): `het was Kingu, die de oorlog
heeft aangesticht' Ee-vi-29
d kin-gu, d Kingu Ee-i-148 ev

, adverbiaal bij knu; zie verder onder !k^anu op
pag. 101
1

knis

/

(adv.) Sin3-62

kins.u , !kims.u schenen, onderbeen


knu , (!k^anu, vr.mv. knatu): recht, vast; ook: veilig,
ki-ni
s k
ni
s

betrouwbaar, eerlijk, rechtschapen; waarheid (= kittu,


kna tu); zie voorbeeld 14 (en verder) onder !k^anu op

pag. 101

kippatu , (subst. bij !kapatu `samenvoegen') `kring', `ring'


kirbanu , (subst.; ook karbanu, kirbannu, kurbannu; vanaf
OB;

): klomp (vormloze massa), knoedel; AHw


\Klumpen"; CAD 1 clod (of earth); 2 lump (of salt,
stone, metal or slag);
}
, (subst. plantennaam; ook met kurba n;
u

 (ga) en
( ) laga
sa
i (u )
 n):
lagga
kamille(?); CAD 3 (a mediacal plant)
lag heeft veel waarden o.m. `klomp'; v.Soden kirb
a neqli `kamille?';
j
@
u



laga
sa
imgu
sa udda de-kat
1 u kirb
a n-eqli qadu tu sa s.eta dek^at
im `klei'; j
 `oever' ) imgu
 `modder', `leem', `klei'; d
gu
e k^at stat. v.
G part. v. dek^u `ontketenen', `opwekken', `te voorschijn
roepen' ) `opheffen', `wegjagen'): `kamille en modder
die de hitte [koortsig symptoom] opheft' BAM578-i-11
j u    kirba n eqli
lag

>kirb
:aCneqli?

>:

> : C
> :C

BAM578-i-11

}O

 im g
lag a 
sa
u

kir^u , (subst.; ook kiriu <*kiri u; mv. kir^u en kir^atu,; van-

af oud-akk., OB;
kiri6 ;
gi
s sar):
tuin,
boomgaard;
AHw \Garten", \Baumgarten", \Obstgarten"; CAD
garden, orchard, palm grove
 -
1 asa
s u u kiri6 -su = eqelsu u kir^asu, `zijn akker en
boomgaard', CHx27

C b b

CHx27

kisal , (subst.) !kisal!

 -
a
sa
su

u


s u,
6 -

kiri

eqel
s u u kir^
a
su

kisal gewichtseenheid van onbekende grootte, ook kisal `tempel'; niet zeker of kisal de
juiste lezing is; in gebruik bij therapeutische teksten,
recepten, fabricage van glas. Oppenheimer (zie AHw
1
sjeqel met 1 siqlu
onder kisal) suggereert 1 kisal = 20
= 8:3 gram, logogram gin; en 1 sjekel = 180 se
(te lezen als ut.t.atu `graankorrel'. Dan zou 1 kisal = 9

s e, onwaarschijnlijk weinig in verhouding met 1 liter
en voor de aard van de zaken hier genoemd. Het CAD:
het gewicht 1 kisal 22 12 se wordt ergens genoemd, dus
1 kisal > 22 12 se. Omdat 22 12 se = 81 sjekel vermoedt
men in de CAD dat 1 kisal = 1 siqlu en kisal slechts
een alternatieve schrijfwijze voor gin. Borger bestrijdt
dit weer omdat beide logogrammen in een tekst voorkomen.
, (subst.;  kakesda, !kas. a ru), eig. `knoop',
`tesamenballing', (meute, schare, regiment); ook: `huishuur';
V ki-is.-ri-sa, kis.risa Ee-iv-106
, !kims.u `schenen', `onderbeen'
, (subst.; vanaf OB) heiligdom; CAD cella, chapel

kis.ru

kis.s.u
kis.s.u

as a speci c part of a sanctuary, also a term for temple


1 ina kis.s.i sim
a ti: `in het heiligdom van de lotsbestemmingen' Ee-i-79
ki-is.-s.i, (ina) kis.s.i (gen.) Ee-i-79
: de stad Kis Belangrijke stad in Noord-Babylonie (bij
Tel el-uh^emir). Opgegraven in 1912 (door H. de Grouillac) en in 1923-33 (S. Langdon). Volgens de Sumerische
koningslijsten de eerste stad waar het koningsschap na
de zondvloed uit de hemel is afgedaald. De oudste historisch vorst van Kis van wie een inscriptie is ontdekt,
is Mebaragesi (ong. 2700 vC), die met Elam gestreden
zou hebben. Kis is tot in de Perzische tijd een belangrijke stad gebleven.
uru
ki
&
Ki
s , Ki
s CH-ii-59
, (subst.; mv. kisa da tu, vanaf oud-akk.; j gu;
zelden !uzu! j uzugu):
1 oever, kust;
2 hals, nek;
AHw \Hals", \Nacken", \Ufer"; CAD 1 neck, throat
(of a human being, a god, or an animal, often including
the head and the shoulders) 2 string of beads, necklace,
piece of juwelry or amulet worn around the neck, neck
scarf; 3 bank (of a river, canal, ditch, shore of the sea,
edge of a well, rim of a pot, etc.
1 ana kis
a d tia mtim `naar de kust van de zee'
d
2 Mummu tedir kisadsu (G perf. v. ederu `omarmen') `hij omhelsde Mummu zijn nek' Ee-i-53 (kisadsu
geassimileerd uit te spreken als kisassu)
}
+
, lett. \de nek keren" ) zich omwenden, afwenden; vgl. \met de nek aankijken"
3 ul ut^
ar(i) kisa dsa, (D pres. v. t^aru met onduidelijke
-i): `zij wendde zich niet af' Ee-iv-71
4 ikkelemmuma ul ut^
ar(i) kisa dsu (pres. v. 4-rad.
nekalm^u `boos aankijken'; D pres. v. t^aru weer met extra -i): lett.: `wordt hij boos, dan keert hij de nek niet
om' ) dan is hij omvermurmbaar boos' Ee-vii-153 n.b.
meestal zijn goden kortstondig boos en weer snel vriendelijk en genadig;
 ki-sad-su, kisa dsu (+ su, hier niet > ss) Ee-i-53,

Kis

kisadu

kisadu t^aru

n
n
Kisar

vii-153

h ki-sad-sa, kisa dsa (+ sa, hier niet > ss) Ee-iv-71


, Oergod, (Sum. ki `aarde', sar `3600', veel, totaliteit): In het scheppingsepos Enu ma elis samen met
Ansar het eerste godenpaar dat, als personi catie van
hemel en aarde, voortgebracht wordt door de oerpersonen !Tia mat en !Aps^u. Dit ouderpaar verwekt de
hemelgod Anum. Ansar als oergod komt ook wel elders
voor, maar is meestal een vorm van Anum en niet zozeer zijn vader. Kisar (Sum. ki `aarde') is in het epos
slechts een analogie uitgelokt door Ansar.
1 Ansar d Kisar ibban^
u `Ansar en Kisar werden geschapen' Ee-i-12

Ee-i-12

kispu , (pl. tantum; !kasapu): tovenarij, toverkunst, hekserij, zwarte magie;


kissan^u , (subst.; ook kissenu,kessenu, kissinnu; vanaf
Ki-
sa
r Ki
s ar

U H
U

 n
j
gu
gharra): peulvrucht; j
 ar `malen', `verma`peulvrucht',
n
ig `iets',
len'; vgl. gugal (`groot') hallu ru `kikkererwt'; j

 tur (`klein') kakk^
gu
u `linzen'
CAD (a leguminous plant)

OA, OB;

gu

110

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

U H

1
 n
 rra
J>j
s
la gu
iga
2
1 12 q^
a kissa n^e ` 12 q^a peulvruchten' BAM578-i-4
j

 
ki
s
s
a n^
e BAM578-i-4
 rra;

 ):
, (subst.;
ki
s,
ki
sa
su
heelal, wereld, wijde wereld, gezamenlijkheid, (vaak te vertalen met alle, evenals woorden als kal^u, gimru; soms
zelfs als opeenstapeling van deze woorden)
AHw \Gesamtheit", \Welt"; CAD A 1 entire inhabitated world (as a politico-religious term) 2 all, totality
1 niddinka sarr
u tum kissat kal gimreti (G pret. als
%synchroon pres. v. nadanu) `wij geven u hierbij het
koningschap over het totaal van het hele universum'

kissatu

U H

 r ra
g
u n
ig a

n
kissatu, kissatu
Ee-iv-14


sim g
ur g
ur

, (!kasasu) `dienstbaarheid'
, (subst. < Sum.; ook kisukku, hangt samen met
!ku^ `(vast)houden'; SB, NA, NB: gevangenis;
AHw I \Gef
angnis"; CAD 1 grate; 2 prison (as a poetic
term)
}
, (term.): in de gevangenis
1 kal
u kisukkis, (G stat. mv. v. !kal^u `vasthouden',
`in hechtenis nemen'): Ee-iv-114

kisukku

kisukkis

kitmuru
9
kittu <

ki-
su
k-ki
s ki
s ukki
s

(term.) Ee-iv-114

= saplu voeten onderkant


1 ina ki ta-ka = ina saplka: `aan uw voeten' Sin1-14
  -ka, saplka (st.c. +ka) Sin1-15
, Gt stat. (en verb.adj.) v. !kama ru `ophopen'
= D kit-mu-ru, kitmuru (Gt verb.adj.) Ee-i-162
, ( *kintu, parist-nomen; vr. kna tu, !k^anu `vast
z/w.'): `waarheid'; zie verder onder !k^anu op pag. 101
, (subst.; vanaf oud-akk. OB; Z gis gada):
vlas (als plant) linnen (als product) CAD 1 ax; 2 linnen
(thread and fabric)
}
, lijnzaad;
J > H Z 21 sla numun gada
1 12 q^
a zer kit^e (zerum `zaad' als collectivum; ` 12 q^a
lijnzaad' BAM578-i-3
Z
kit^
u (`vlas') BAM578-i-3
, (D inf. en D verb.adj. v. !kaba tu `zwaar maken',
`eren'): zwaar; [adj. van het purrus-type, vr. purrust;
%nominale typologie; verb.adj. van de D-stam, vaak
in gebruik ter aanduiding van lichamelijke gebreken;
sukkuku `doof'; kubbutu `zwaar']
, Demon van de misgeboorte. (vaak apotropaeisch gebruikt in PNs, d.w.z. afwendend, als bezwering
tegen dat onheil)
, (subst.; mv. kudurreti; vanaf MB, MA;
nggub): grenssteen, grensoorkonde; ook zoon in
de naam d Nab^u-kudurr(u)-us. ur ) `Nebukadnezar'
(\Nab^u behoed de zoon!")
AHw II \Grenze", \Grenzstein"; CAD 1 boundary
stone, boundary marker; 2 boundary (line); 3 region,
territory
[Vanaf Middel-Bab.: een beschreven steen van 20-40
cm, gemaakt van een donkere steensoort, vaak dioriet
of basalt, in gebruik bij grensmarkering. De teksten
zijn beschrijvingen van contracten m.b.t. stuk land,
geogra sche omschrijvingen aangevuld met aanroepingen van goden en vervloekingen voor ieder die met de

kit^u

ki ta

ki ta

zer kit^e

kubbutu

gada

Kubu

kudurru

kukru

BAM578-i-3, 30, 51 BAM578-ii-18

, kissat, kissatum, CH-i-12


ki
s -
s at, ki
s
s at (st.c.) Ee-iv-14, vii-119

ki
s

kita , (

steen knoeit. Ze bevatten soms afbeeldingen van in de


tekst genoemde goden. Kuduru's zijn vooral in gebruik
vanaf de Kassietische tijd (1600 vC). Er zijn er ong. 90
van bewaard gebleven.]
, (subst. ook kukuru; vanaf oud-akk. OB;
!gam! !gam! gis gurgur):
terebinth; [reukplant, een eikenboomachtige plant]
CAD (an aromatic plant)
J > !gam! !gam! 21 sla simgurgur
1 12 q^
a kuk(u)ra (!gam! !gam! ook: gamgam met gam
= gur): ` 12 q^a terebinth' BAM578-i-3, 30 [kukru (gurgur
> gugur > kukur), waarschijnlijk worden de nootjes
bedoeld]
!gam! !gam!


kuk(u)ru (terebinth)

kullu , (subst.; ook kulil^u, AHw ook kullulu; leenwoord <

MJ 

 u11 lu) :
Sum.; OB, SB;
N
ku6 lu
vismens,
een van de monsters, genoemd in het Enu ma elis-epos

Ee-i-143
AHw

\Fischmensch";

CAD

dragon y;

kullu , D inf. v. !*k^alu (niet in G) onder meer `vasthouden',


`bevatten', `inhouden', `ophouden'
kullulu , !kullu `vismens'
{ku(m) , suf x van p. vnw. dativus 2e m.enk. aan jou, voor
jou, vr. vorm is {ki(m).
kummu , (subst. < Sum.; OA, OB, MB, SB, NA; D W


): (goddelijk) slaapvertrek, woning;


\heiliger Raum", \Heiligtum"; CAD cella, private room (of a temple or palace)
1 kummukku l
u nubattani i nusapsih qerbussu

(< *kummumku locativus; S cohor. v. pasa hu `rust
 `rust
hebben'; factitieve S toch weer intransitief
vinden'; nubattu `avondrust', `pleisterplaats', `slaapplaats'; < *qerbumsu locativus `in zijn binnenste'): `uw
slaapvertrek zij onze slaapplaats, opdat wij daarin rust
vinden' Ee-vi-52 (wens- of gebodsvorm, ook soms het
presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin
van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat
dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt
de indicativus gebruikt)

ku-um-muk-ku, kummukku (+ku i.p.v. ka)

e nun

AHw

Ee-vi-52

kummulu , (D verb.adj. !kamalu `boos zijn op'; m.mv.


kummulu tu; D elativisch): `grote toorn', `grote boosheid'
= I ku-um-mu-lu-ti, kummulu ti (D verb.adj.

m.mv. gen.) Sin3-67

kunna , D stat. vr.mv. v. !k^anu in D: `vaststellen'


MF
,
, (D stat. vr.mv.) Ee-vi-78
kunsang^u , (subst. < Sum.) keerpunt; AHw \Bahnwendekun-na kunn
a

punkt?"
M s U kun-sag-gi kunsagg^ (gen.) Ee-vii-127
, suf x bezit. vnw. 2e m.mv. jullie; uw (bezit. vnw.
2e p.mv.); vr. vorm is -kina; soms apocope vorm {knu,
bijv.:
1 imtuknu, (< imtu +kunu, apocope vorm): `jullie gif'

{kunu

N 
a
>
kunukku
Ee-i-162

K it-ta-ku-nu, ittakunu (st.c. v. ittu


`(voor)teken' +kunu), Sil-C-40

K

toespraak') Ee-i-161

ep-
s a pi-i-ku-nu ep
s a p^
kunu

(`jullie

K im-tuk-nu, imtuknu (< imtu + kunu) Ee-i-162


, (st.c. kunuk, !kana ku): rolzegel, zegel, verzegelde

111

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

brief, oorkonde, akte


1 kunnukam usezib (S v.

opmaken'
K
ku-nu-uk-kam, kunnukam (acc.), CHx5
, onafhank., losstaand ofwel absoluut pers. vnw.
datief 2e m.mv.
, suf x p. vnw. accusativus 2e m.mv. jullie, vr.
vorm is {kina ti.
;
K I li-b sec -si-ib-ku-nu-ti, lisesibkunu ti

kunusi
{kunuti

voegen' + dat. su(m)) `(en) zij gaven hem [Marduk]


(daarbij) scepter, troon en koningsstaf' Ee-iv-29 (de regalia, die de waardigheid van de koning symboliseren)
2 iddima kuss^
a sarru ti, (G pret. v. nad^u `(neer)werpen', `oprichten'): 'hij richtte een koninklijke troon op'
(koningstroon) Ee-vi-93

!ezebu) `hij laat een acte

o 

 prec. v. !wasa bu `wonen' +kunu ti), Sil-C-52


(S

(/J

voor jullie, vr. vorm is {kinasi(m).

kur ,

}sad^u I (sadd^u I , sadu u): berg


kur , D stat. v. !k^aru `versuft z/w.'
Ee-i-66

ku-
u-ru k
u r(u)

gur

ste inhoudsmaat voor vloeisto en en graan), ong. 300


liter. vgl. Ned. \mud", een inhoudsmaat voor droge
waren, thans 100 liter. 1 gur was onderverdeeld in 5
!panum II of ook parsiktum ( nigida) van 60 liter. Zie verder onder %inhoudsmaten met voorbeelden.
10 o 10  , `10 kur graan' CHx44
, (subst.; ook ku s.u; mv. kus.s. u ; vanaf OA, OB; c
c F enteenna): kou, koude, koelte, winter; AHw
\Kalte", \Winter"; CAD 1 cold, frost, cold weather;
2 cold season, winter; 3 chill, ague (as disease)
!sed!
ne
sed
ir
tukume
s -
si
1 umma kus.s.a zu tu irtanassi ( ne afgeleid van
, pictogram voor vuurplaats, en staat voor alles wat
met `hitte' te maken heeft; ememu `heet zijn', `ummu'
`hitte', bahru `heet', `gaar'; !sed! sed kas.u^ `koud zijn',
subst. kus.s.u of met kwantiteits metathesis (korte vocaal en dubbele consonant > lange vocaal en enkele
consonant) ku s.u `koude', `koelte'; ir ook zu tu
`zweet', meestal met sterke alef; Gtn v. rasu^ `hebben',
`krijgen'): `hij heeft steeds hitte koude en zweet' )
`hij heeft het afwisselend koud en warm en hij zweet'

BAM578-i-28


s e gur

>

kusarikku , (leenwoord < Sum., ook kusarakku, lusarihhu,

husarikku; oud-akk., OB, SB; !alim! gudalim en



gudalim)
1 bisonmens, wisent (Europesche bison); genoemd als een van de monsters in het Enu ma
elis-epos; 2 een sterrenbeeld
AHw \Wisent"; CAD 1 bison (as a mythological creature) 2 (a constellation)
h ku-sa-r[ik]-kum, kusarikkum Ee-i-143
, (subst.; ook kussiu; vanaf oud-akk.;
gi
s
guza);
zetel, troon; Dit is het normale woord, zie
ook karru (in Ee-i-152)
AHw \Stuhl", \Thron"; CAD 1 chair, sedan chair; 2
throne; 3 rule, dominion, royal property and service;
4 (in ndi kuss^ a feature of the exta; 5 (name of a
month) 6 saddle; 7 (part of a chariot or a plow)
1 us.s.ib
usu hat.t.a kuss^a u pal^a (D pret. v. was. a bu `toe

kuss^u

g
u du

(D stat.; -u is onduidelijk)

kurra , !dNin-kur(ra)
kurru , D inf. v. !k^aru `versuft z/w.'
kurru , (<Sum., o , het Hebreeuwse `kor' (de groot-

kus.s.u

, kuss^a (acc.) Ee-iv-29, vi-93

guza

een stad met de onderwereldgod Nergal als stadsgod (!Erra) en wordt daarom wel gezien als de poort
naar de onderwereld. Kuta is ook wel eens de naam
van de onderwereld.
uru
ki
&j
(  8  ) , Kut^
a, CH-iii-3

kunuti , onafhank.,
losstaand ofwel absoluut pers. vnw.
gen.-acc. 2e m.mv.
{kunusi(m) , suf x van p. vnw. dativus 2e m.mv. aan jullie,

n
>

gi
s

Kut^a ,

(/J

la

, (ontkenning; vanaf oud-akk.; in MA, NA vaak laa; in NB ook la- ; K nu): niet, zonder; (zie ook ul
`niet'). AHw la \nicht", \un-"; CAD la no, not, without; Ontkenning van nomina en nominale zinnen. De
prohibitivus (een negatief bevel) wordt gevormd door
la plus presens, bijv. la tapallah (pres. v. pala hu), `wees

niet bang!', vgl. ul tapallah `jijbent niet bang'

1 l
a le u^ (G part.): `de niet-kundige'
) `de zwakkeling' Sin3-51
7 la, la CH-i-39

, (ww. u/u-klasse; MB, SB):
I. G-stam (pret. il ut; pres. ila ut) litt. woord voor: slikken, doorslikken, verzwelgen, verslinden;
AHw \schlucken", \hinunterschlucken"; CAD to swallow;
1 iptema p^sa Ti
a mat ana la  a tsu (G pret. v. pet^u
`openen'; p^u `mond'; G inf. gen.): `T. opende haar mond
om die (de wind) te verzwelgen' Ee-iv-97
7
I la- a-a-ti-sa, la a tsa (G inf. gen.) Ee-iv-97
, (ww. a/a-klasse; ook lapa pu; SB):
I. G-stam (pret. ilbub; pres. ilabbab) woeden, tieren, razen, te keer gaan;
AHw \w
uten"; CAD to rage;
1 labb
u (G stat. mv.) `zij waren in staat van razernij'

la atu

lababu

Bs

Ee-i-131

(G stat. mv.) Ee-i-131

labanu I , (ww. i/i-klasse; ook lapanu, lebenu, lepenu;

lab-bu labb
u

vanaf OB; 

 

):

l
kir4 
s u ga

I. G-stam (pret. ilbin; pres. ilabbin; stat. labin): neerwerpen, vooral in de uitdrukking met appa;
AHw

I etwa \hinwerfen"; CAD B 1 to beg humbly, to


exhibit utmost humility (in gestures) to pray contritely
(always with appu)
}
+
, (appu < * anpum `neus') zich deemoedig neerwerpen,
zich prosterneren (zich plat op
de aarde werpen als gebedshouding van opperste deemoed); een voetval doen, zich verootmoedigen
1 ana zikrisu qab^e i nilbin appa (cohortativus, zelfaansporing; qab^e gen. `spreken', verwacht eig. zikrasu
ana qab^e, de neiging bestaat om alles na ana in de genitief te zetten; zikru `naam'; ana `in reactie op'), lett.:
`in reactie op het uitspreken van zijn naam, laten wij
ons prosterneren' ) `als zijn naam genoemd wordt,
laten wij ons deemoedig ter aarde werpen' Ee-vi-102
II. D-stam (
, bet. als G) CAD 2 (same mngs.)

labanu appa

lubbunu

112

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

sulbunu) CAD 3 to act humbly;


III. S-stam
(


) Ee-vi-102

i ni-il-bi-in

i nilbin

labanu II , (ww. i/i-klasse; ook lapanu):

sulbusu


III. S-stam
(
): kleden (metaforisch); iem. met iets
bekleden (+2 acc.), bedekken, bijv. awlam s.uba tam
sulbusu lett.: `een man met een kleed kleden'

(G cohor. v.

lab
a nu

I. G-stam (pret. ilbin; pres. ilabbin; afstrijken, metselen,


tichelen, tichels maken (met libittu `tichels')

AHw II \(Ziegel) streichen, formen"; CAD A 1 to make

bricks;
1 libittasu iltabn
u , (libittu `tichelsteen'; Gt mv.): `ze
maakten zijn tichelwerk' Ee-vi-60;
II. D-stam (
) CAD 2 to thicken, to reinforce;

III. S-stam
(sulbunu, causatief) CAD 3 to have bricks
made;
}
, (subst. < *libintu; in EA labittu; mv. libna tu;
st.c. libnat en libitti vanaf oud-akk.;
sig4 ): tichel,
(ongebakken) kleisteen, tichelwerk; AHw \luftgetrockneter Ziegel"; CAD 1 brick, mud brick; 2 brickwork; 3
slab, block, cake (of material other than mud)
u-sa-al-bi-in, usalbin (S pret.)

lubbunu

libittu

>a*
7b
*D !
Sil-C-140

K
s u-nu, libitta
s unu +
s unu Sil-A-67
4 -
al-bi-in, albin (G pret. 1e p.enk.), Sil-A-67
; li-bit-ta-su, libittasu (acc. +su) Ee-vi-60
| K il-tab-nu, iltabnu Ee-vi-60
, (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;
vanaf oud-akk.; E til, = sumun, sun, bad),
I. G-stam (pret. ilbir; pres. ilabbir) oud worden; lang
duren;
AHw \alt werden", \lange dauern"; CAD 1 to last, to
endure;
I/3. Gtn-stam (
) CAD 2 to last;
II. D-stam (
) CAD 3
libirra to last a
long time, to live an old age; ; 4 to prolong, to make
last a long time;
II/3. Dtn-stam (
) CAD 5 to last long, to live
long, to endure;
III. S-stam (
) CAD 6 to live long, to last;
}
, (subst.; MB, SB, NB) CAD long duration,
longevity, growing to old age;
}
, (adv. < inf.)
1 lab
a risu m^e lett. `tot het oud worden der tijd' )
sig

labaru

litabburu
lubburu

labaru
labaris

lutabburu
sulburu

tot in lengte van dagen

7  s la-ba-ris laba ris (adv. < G inf.) Ee-vii-133


, (ww. a/a-klasse, NB i/i-klasse; vanaf OA, OB;
mu4 ;
voor litbusu, lubbusu, nalbusu, italbusu)
I. G-stam (pret. ilbas; pres. ilabbas; stat. labis) dragen
(van kleren), aanhebben (van kleren), aandoen (van
kleren); bekleed zijn met;
AHw \sich bekleiden mit (= acc.)"; CAD 1 to put on
clothing;
1 labis melamm^e esret il, (G stat. trans.): `hij [Marduk] is bekleed met het aureool van (wel) tien goden'
(n.l. 10 paar hoorns op hun kroon) Ee-i-103
I/2. Gt-stam (
, re exief) zich kleden, aantrekken;
CAD 2 to clothe oneself, to provide for one's own clothing, 3 to provide someone with clothing, to cover a
person with a garment, to clothe a (magic) gurine 5
to coat, to cover an object/building with metal/bricks
II. D-stam (
): iemand (+1e acc.) aankleden met
e
(2 acc.); CAD 3 to provide someone with clothing,
to cover a person with a garment, to clothe a (magic)
gurine 5 to coat, to cover an object/building with
metal/bricks

labasu



litbusu

lubbusu

!mng. 3) 5 to coat,
to cover an object/building with metal/bricks
2 pulh 
a ta usalbisma (S pret.) `zij bekleedde (woeste
 met een vreeswekkend uiterlijk' Ee-i-137
draken)
IV. N-stam (
) CAD 4 to be closed, robed (ceremonically) 5 to coat, to cover an object/building with
metal/bricks
=
mu-sa-al-bi-is, musalbis (S part.) CH-ii-26
AHw \verkleiden"; (
ubertr) CAD (

a* ZV
*
>
labiru(m)

nalbusu
[

 pret.) Ee-i-137
], usalbisma (S

u
-
s al- bi
s -ma

: (adj.; ook laberu(m), labru(m), laberu(m);


labru; vr. labirtu, labertu, labistu; vanaf OA, OB; E
sumun, = til, sun, bad;
libir(ra)), oud; (eigenschapsadj. van nominaal stamtype paris-; /r/ klank
verhindert soms elisie voorafgaande vocaal, vgl. zikaru,
eperu, labiru, asaredu etc.; dus niet labru)
AHw \alt"; CAD labru 1 old, ancient, past, remote
(said of buildings, temples, city walls, ruins, gods, kings
and historical persons), traditional, customary, established (said of customs, o erings, measures), inherited,
owned for a long time, native, old (said of trusted,
faithful, old retainers, long-time residents, etc.) 2 old
(as opposed to new), original, previous, former; 3 old
(as opposed to fresh), aged, stale, rancid, used (said
of objects), worn (said of garments) 4 old, abandoned,
ruined (said of private buildings)
}
, (subst.; ook libiru tu; OB, MB, SB): suf x
!{utu, {ut vormt abstracta): ouderdom;
AHw \hohes Alter"; CAD long duration, old age;
1 labir
u ta(m) ala kum oud worden, vervallen;
7 D I K [la]-[b]i-ru-ti-su-nu, labiru tsunu

NB

labirutu

(+-sunu) Sil-A-63

Lagaba , een plaats met een vestingwerk, vindplaats van

?
]

een belangrijk OB-archief van brieven.


ki
7 
la-ga-ba[ ], Lagaba, Sil-A-47
, de stad Lagas;
ki
G
7
(

 ) , Laga
s (of: (

Lagas

CH-iii-41


s ir bur la

)laki )


s irbur

Lahmu ensteLah amu I , (<Sum. lahama, vanaf oud-akk.;

in 21
eeuwse teksten van Gudea, cylinder-A; mv.
lahmu en lahma nu).
 oergod;
een
De Lahmu is de poortwachter van

de !Aps^u gezien als domein
van !Ea. Op rolzegels
zien we de Aps^u als schrijn met Ea zittend op zijn
troon vanwaar water loopt. Lahmu wordt dan afgebeeld als een stevige kerel met zes tressen (dikke vlechten haar), die de deurpost ondersteunt. Er zijn meerdere Lahmu's. In godenlijsten twee, soms 8, ook wel 50.
Gudea (op Kleicylinder A) spreekt van 50 Lahama's
van de engur (ong. synoniem met abzu). Het grote
aantal is in het scheppingsepos Enu ma elis gereduceerd tot het paar Lahmu en Lahamu (man en vrouw?
 dat nodig
 is in deze theogoHet staat er niet!) omdat
nie, naar analogie van de andere paren. Elders wordt
over Lahmu in meervoud gesproken. Ze worden ook

wel voorgesteld
als portiers van een tempel, daar waar
de zonnegod Samas dagelijks in het oosten en westen
van de onderwereld naar de hemel vertrekt en omgekeerd. De poort van Aps^u wordt gepasseerd door de
zonnegod. De Lahmu's doen hem 's avonds bij zijn in

113

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

tree in de Aps^u en onderwereld de deur open. Enki/Ea


zwaait hem uit. Lahmu en Lahamu worden verbonden
 die poort,
 als personi catie van
met de deurstijlen van
de deurpost. Zij staan met hun voeten op de aarde en
torsen met hun handen de hemel. Zij zorgen ervoor dat
het hemeldak niet op de aarde valt en bewerken zo de
scheiding tussen hemel en aarde. Ze creeren daarmee de
ruimte op aarde. Deze kosmische symboliek komt terug
in veel tempels, waarbij de deurstijlen gezien worden
als de poorten en stutten van hemel en aarde.

= d lah-mu, d Lahmu Ee-i-10, vi-157
7 = d la-ha-mu, d Lahamu Ee-i-10, vi-157
, Lahmu-monster uit Ee-i-141 AHw
 mythisches


ein
Meerungeheuer;
CAD (a monster)
d
d
7 = la-ha-mu, Lahamu Ee-i-141
, (subst.vr.; vanaf oud-akk., OB;
!U8! (udu )u8 ):
 moederschaap, drachtige ooi, ooi met lam; ook gewoon
schaap of ooi; AHw \Mutterschaf"; CAD 1 ewe, fullgrown female sheep; 2 (a poetic term for ock);
1 b
a n^u Asnan u lahri (G part. v. ban^u `scheppen';

asnan `graan' hier zonder
godendeterminatief; `(Mard
duk als Gilim) die graan en vee heeft geschapen' Eevii-79 [die dus de akkerbouw en veeteelt heeft uitgevonden, waar de economie op gebouwd was]
V lah-ri lahri (gen. `schaap') Ee-vii-79
, (subst. <Sum. lala; st.c. lal^e; vanaf oud-akk.; 7
la):
begeerte, verrukking, (hoog) genot; weelde, levens-

AM

Lahmu, Lahamu II

lahru

lal^u I

kracht


I \Fulle", \Uppigkeit";
CAD A 1 wish, desire 2
wealth, happiness, riches, desirability; 3 prime of life; 4
pleasant appearance, 5 charms (of a woman or a man),
luxury objects, sumptuous decoration, abundant vegetation,
} , weelderige rijkdom, volheid, overvloedigheid; Een
van de vele woorden voor het begrip overvloed en rijkdom; vgl. desu^, hegallu, his.bu, lul^u, masr^u, nuhsu,



t.uhdu;

AHw I \F
ulle"; CAD A splendor, glamour, abundance
}
, in de kracht van je leven
7;
la-le-
s u, lal^
e
s u, (+
s u) Sil-A-21
7 lu-la-a lul^a (acc.) erra-i-127
, !la ma
voegw. , (< la `niet' + ma, vanaf OA, OB; voordat;
AHw \bevor"; CAD before; zie ook l
a m + inf.gen.
onder la ma voorz.
voorz. , (< la `niet' + ma, voor pronominaalsuf xen
ook la mi/u-; voorz.; vanaf OA, OB): voor AHw \vor
(zeitlich)"; CAD before;
} + inf.gen. , voordat;


1 l
a m d Sama
s napa hi `voordat de zon/Sama
s is opgekomen'
2 l
a m mamma issuqusu (D pret. subj. v. nasa qu `kussen'): `voordat iemand hem gekust heeft' (als begroeting)
, (ww. a/a-klasse; vanaf OA, OB;  zu),
I. G-stam (pret. ilmad; pres. ilammad; stat. lamid; onregelm. imp. limad) leren, zich iets leren, vernemen, ervaren, doorgronden, begrijpen; gemeenschap hebben, beslapen
(een vrouw), bekennen (van een vrouw); (een ziekte)
diagnostiseren; G-stat. (als G: komt veel in stat. voor,
ook transitief: \ik ken iets = ik kan iets" (kennen en
AHw

lul^u

lal^utu

 C

lam
lama
lama

lam

lamadu

kunnen is dus hetzelfde woord in het Akk.); wat je geleerd hebt vaak in acc. van de inf.;
AHw \lernen", \kennen lernen", \erfahren"; CAD 1
to become aware, informed, to understand, to comprehend, to diagnose a disease; 2 to learn a craft, a skill,
to become knowledgeable; 3 to know sexually (only in
OA, OB) 4 to study, to take note of a message, delivery, of a matter, a prayer, to recognize a legal claim or
obligation;
1 sap
a na lamdu (G stat. mv.; sapa nu `effenen', `platwalsen') \zij zijn bekwaam in het platwalsen" ) `zij
weten te vernietigen' (gezegd van vervaarlijke paarden
in Ee-iv-54)
2 sa l
a ilammadu miliksu mamman (G pres. subj.;
milku `raad'): `voor wie geldt: niemand kan zijn raadsbesluit doorgronden' (presens potentialis) of `wiens besluit niemand doorgrond' (tijdloos presens) Sin1-9, 19
}
, G verb.adj., , passief resultatief: gekend, geleerd, bekend; vaak potentialis (woorden, hier adjectieven, die de \(on)mogelijkheid" weergeven, zoals in
het Nederlands bij woorden met sux {baar en {lijk;
potentialis karakter hebben veel passief-achtige woorden in Semitische talen): onkenbaar \onmogelijk te kennen"
3 l
a lamda ma, ongekend;
I/2. Gt-stam (
, reciprook, re exief) CAD 5 (reciprocal) to know each other, (re exive) to be experienced, to be versed;
I/3. Gtn-stam CAD 6 to become informed, to understand, to take cognizance of (same mngs. 1 and 4, but
referring to a plurality of objects)
II. D-stam (
, factitief): onderwijzen, informeren,
doceren;
AHw \unterrichten", \lehren"; CAD 7 to inform somebody, to teach somebody a craft or a skill, to charge
somebody with expenses;
}
, (subst.; ook talmedu, vr. talmittu leerling,
student; AHw \Lehrling", \ein P ug"; Eng.: student;

III. S-stam
(
) CAD 8 to cause to teach
IV. N-stam (
) CAD 9 to become known (passive to mng. 1)
lam-du, lamdu (G stat. mv.) Ee-iv-54

i-lam-ma-du, ilammadu (G pres. subj.) Sin1-9,

lamdu

litmudu

lummudu

talmdu

sulmudu
nalmudu

19; Ee-vii-118

Lamassu , (subst.vr.; dLama(r), een schutsgodin, Sum.


leenwoord; vanaf OA, OB): beschermengel, beschermgod,
beschermgeest, schutse, bescherming, geluk;
AHw

\Lebens- und Leistungskraft"; CAD 1 protective


spirit (representing and protecting the good fortune,
spiritual health and physical appearance of human beings, temples, cities and countries); 2 representation
of the lamassu-spirit; 3 representation of the human
shape; 4 (a precious stone); 5 (a star)
1 ina lamassja `door mij als beschermengel' = `door
mijn bescherming'
2 GN-lamass PN GN-is-mijn-schutse xxxxx
3 lamassi ili u m
a ti (st.c. v. lamassu): `[Marduk is] beschermgod van god en land' Ee-vi-149 (`land' hier voor
`de mensen': `goden en mensen')
L. is soms een speci eke godin, maar duidt oorspronkelijk/primair een hoedanigheid aan: de beschermfunktie waarin elke god kan optreden en de bemid-

114

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

deling die iedere godheid kan geven bij hogere godheden. L. heeft te maken met `leven', maar ook met
`groeien', `instandhouden', vgl. ah a su. Elke tempel

heeft zijn d Lama(r)/d Lamassu, die |vaak samen met
d alad/d s
e du (\genius")| vooral tot taak heeft de gebeden van de smekeling aan de god van de tempel door
te geven en verhoring te bewerkstelligen. E kal 
be = alad = 
s edu. Zo, en als beschermengel van het
individu, bemiddelt de L. bij de goden. Dankzij de
L. vind je bij de goden een willig oor voor je verzoeken.
d

-
s u, Lamass

s u CH-iv-56
7 T
la-ma-s
-ia, lamass
ja, `mijn bescherming'

VB b
lam^u
>
l^anahis

lamma

CH-xxiv-53

7 J p la-mas-si, lamassi (st.c.) Ee-vi-149


, SB vorm van !law^u `omgeven', `omsingelen'
7=
la-mu-
u, lam
u (G stat. mv.) Ee-iv-110
, (subst. < la + ana his bij inf. !ana hu `aftob + sux -s; ww. gaat vaak met de ontkenning)

ben'

onvermoeibaar


lanu , (subst.; vanaf OB; f

7F

la-na-hi-i
s l^
an
a hi
s

(la +

) Ee-vii-128

an
a hi
s

): vorm, gestalte; andere ong. synonieme woorden zijn: !mina tu en


!nabntu;
AHw \Gestalt"; CAD 1 body, gure, appearance,
stature (of persons), self, person, body, size, shape,
con guration (of objects)
1 su
 tur la nsu, (S stat. v. wata ru): `zijn gestalte is zeer
uitmuntend' (onder die van de goden) Ee-i-99
7
la-a-an-[
s u], l
a n
s u (subj. + 
s u) Ee-i-99
, (ww. a/u-klasse, ook laba tu; vanaf oud-akk.; ~
tag; ook ), ~
tagga):
I. G-stam (pret. ilput; pres. ilappat; stat. lapit) aanraken
(zowel vriendelijk als met geweld), aanpakken, aandoen,
treffen; slaan (een klap geven), verpletteren, neermaaien;
medisch (vooral in Gtn) pijn doen
AHw \eingreifen in" (mit acc.), \anfassen", \schreiben"; CAD 1 to tough lightly, to tough in a symbolic
act, to tough, cover a quadrant of the moon, to come
(accidentally) in contact, to put hands on with evil
intensions to commit a sacrilege, to apply water or
re, to smear on, to paint a surface, to write down,
to record, to fashion an object, to give a work assignment, to a ect, to attack (in the stat.), to be bad, to
be evil-portending, to be abnormal, to be anomalous,
(said of ominous features) to hurt, to bother, to strike,
to attack, to defeat, to strike a chord;
!pad! 
i-b lap-patc -su-ma
1 ilappatsuma (G pres.3e p.enk. v. lap
a tu medisch ook:
`pijn hebben', bijv. van medicijn) `het (medicijn)
zal hem aangrijpen'/`heeft een forse uitwerking'; vrij
unieke toevoeging in BAM578-i-41; het gaat daar over
de bijverschijnselen van een medicijn; dus het medicijn heeft een krachtig effect):
I/2. Gt-stam (
, re exief; ~ ~ tagtag): zich bestrijken, zich insmeren, CAD 2 to moisten (with oil
and other liquids) to write down, to smear oneself, to
bother(?) (re exive to mng. 1)
2 litpata imat m
u ti (Gt prec.; imtu `gif'; mu tu subst.
`dood'): `smeert u in met gif des doods/dodelijk gif'

lapatu

alam

litputu

erra-i-7

I/3. Gtn-stam (iteratief) \steeds slaan"

) (medisch)

pijn doen, pijn hebben; In deze betekenis logogra sch ~

;~
tagga; ook tagtag en tag(ga)me
s ; CAD
3 to touch, a ect, hurt repeatedly
~
taggame
s -
s u
3 ittanappat
asu (~
tagga ook alleen tag lap
a tu
`aanpakken', `vormen', `formeren'; 3e vr.mv. vanwege
dualis): `[heupen en schenen] doen hem pijn' BAM578-

? !

tag

i-28

lupputu

II. D-stam (

, bij entische ww. D soms voor


meervoudige werking of multipliciteit van object), betekenis als G: aanraken, neerslaan, verslaan, etc.;
AHw \anfassen", \hineinfassen"; CAD 4 to touch, to
smear, to write, to play a stringed instrument to strike,
(in the stat.) to be anomalous (said of ominous features) to make unclean, to obscure, to rub, to scratch,
to scatter, to sprinkle, to tarry, to be delayed;
}
, aanraken van de keel (bij eed afleggen); een plaats aanraken waar het leven zetelt (weg
van de adem en het voedsel), vgl. in andere talen: het
hart (\met de hand op het hart"), elders ook: de testikels of de lendenen, waar men de oorsprong van het
sperma lokaliseerde. De gedachte is dat men zijn levenszetel als onderpand en waarborg geeft, a.h.w. alsof
men daarmee zeggen wil: \zo ik mij niet aan de belofte
houd, dan moge mij de keel worden afgesneden".
4 ina m^e u samni itm^
u ulappitu napsa ti (Gt pret. mv.
v. aw^
u `spreken'; D pret. v. lapa nu `aanraken'), lett.:
\zij zwoeren bij/met water en olie en grepen (hun)
kelen" (terwijl zij (hun) kelen aanraakten/onder aanraking van de kelen) Ee-vi-98
Een eed afleggen bij water en olie komt vaak voor,
o.m. bij verdragen en contracten. Contractanten drinken het water en smeerden hun lichaam met olie in.
Eedaflegging heeft een bezwerend karakter. De kracht
van de eed gaat in het water en de olie zitten, die het
lijf binnendringen en verblijft daarmee permanent in
de contractant. In sommige teksten wordt dit ook expliciet gezegd. Bijv. bij de zgn. vazallenverdragen van
Assurbanipal wordt ook bij water en olie gezworen.
Over de voorwaardelijke vervloekingen (bij niet-nakoming) wordt gezegd: `zoals de olie uw vlees binnendringt, zo moge de goden deze vervloeking uw vlees
laten binnengaan' en `moge de vervloeking uw botten
binnendringen als olie'. Ook in het OT, psalm 109,
wordt gezegd: `die vervloeking moge in hem binnen
dringen als water en als olie in zijn botten'.
De Eed (in het Akkadisch ma mtu) wordt soms ook
gepersoni ceerd als een demon, die in de buik van de
persoon aanwezig is. Bij mijneed gaat de Eed zich verzetten. De ma mtu pakt je en voert de straf ten uitvoering. Ziekten van de buik worden vaak aan de ma mtu
toegeschreven. (vgl. ziekten van het hoofd, zoals oorsuizingen, die aan de et.emmu `schim', `spook', `geest'
worden toegeschreven. De et.emmu dringt namelijk binnen via de openingen in het hoofd, zoals oren, neus,
mond.)

III. S-stam
(
): vernietigen, stukslaan;
AHw \ruinieren", \brandschatzen"; CAD 5 to make
tough, to overthrow, to defeat, to destroy, to de le, to
spinkle;

III/2. St-stam
(
, passief bij S): `vernietigd
worden' CAD 6 to be defeated, overthrown, to be des-

lapatu napsati

sulputu

sutalputu

115

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

ecrated, de led (passive to mngs. 5) 7 to allow to be


toughed;
5 ustalpit `werd vernietigd'
IV. N-stam (nalputu, passief) CAD 8 to be touched, to
be sprinkled, to be written down, recorded, to become
a ected;
}
(subst. uit de bet. v. lapa tu `formeren' ; st.c.
lipit) ingreep; maaksel, schepsel (zowel zakelijk als persoonlijk; vgl. de naam van koning Lipit-Istar, de eerste
in de dynastie van Isin, vroeg-OB) AHw \Eingreifen",
\Eingri ";
6 p lipit-GN persoonsnaam: Schepsel-van-GN
;
p
li-pit suII -su si[sa]
7 lipit q
a tsu isser (G pres. v. eseru `in orde komen')
[na het doen van schenkingen op deze gunstige dag]
'(dan) zal zijn zijn handwerk/maaksel gedijen' CT51-

liptu

Db:!

161,r. 13

}laputt^u , (subst. <Sum.; ook lapputa um; K



; ook

; nu is andere uitspraak voor
l
u

 nda
nu ba

 nda
nu ba

l
u `man', `mens', `iemand'; banda `klein'; nu staat wel
meer voor `mens', vgl. nukiri6 = nukarribu `man' +

`tuin' ) `tuinman')
luitenant CHx33, ook (sa) !hat.t. a tim; kennelijk ook iem.
 een peleton (mobilisatie);
die belast is met ronselen van
AHw etwa \Leutnant";
!pad! 
i-b lap-patc -su-ma ilappatsuma

B V
'2 DN
>?B  !

(G pres. +ma) BAM578-i-41


;
li-p
-it, lipit, Sil-C-65
lit-pa-ta, litpata, (Gt prec.) erra-i-7
d e
lu- up -p[it], luppit, (D imp.) erra-i-97
u-lap-pi-tu4 , ulappitu (D pret. mv.) Ee-vi-98

taggame
s -
su


ittanappat
a
su

(Gtn pres. vr.mv. +su) BAM578-i-28

laputt^u , (subst. ook laputta um, lupputt^u; !lapatu; <




Sum. K nubanda, Sum. nu andere uitspraak voor


l
u `man', `mens', `iemand'; banda `klein'; oud-akk.,
OA, OB, MB, SB, NA) luitenant CHx33; AHw etwa
\Leutnant"; CAD 1 steward (as epithet of a god or
ruler); 2 lieutenant (as ocer in charge of workmen
and soldiers) 3 mayor of a city;
, een stad. In de OB-tijd rivaal eerst van de stad
Isin, dan van het babel onder Hammurabi; machtig onder koning Rm-Sn I ( 1825-1765).
ki


, Larsa, CH-ii-33
, godin, gemalin van Nergal

, (ww.; OB, SB;
s id):
I. G-stam (pret. *ilus; pres. il^as; imp. lus): kneden (van
deeg etc.); AHw \zu Teig) kneten"; CAD A to knead;

!gazi!
7
 -id
ina a gazisar
ta-la-as
la
1 ina m^e kas^e tal^
as tas.ammid ( a m^u `water van' )
`aftreksel'; G pres.2e p.enk. v. l^asu `kneden', G pres.2e p.enk. v. s.ama du `aanbinden', `opleggen', `opbinden':
`als een pleister opleggen'): `met aftreksel van mosterd
moet je (het) kneden en (als een pleister) opleggen'

Larsa

Las
l^asu.
d

ud unu

BAM578-i-12

S N
C

(G pres.) BAM578-i-12

l^at.u , (ww. <la it.um, zwakke alef; OB, MB, MA, SB):
ta-la-a
s tal^
a
s

I. G-stam (pret. ilu t.; pres. il^at.; stat. la it.) omspannen,


omvatten; AHw \umspannen"; CAD A 1 to con ne, to

keep in check (with a briddle), to curb, to control

}la itu, G part., (in part. komt de alef terug):

omvattend, omspannend
1 l
a it karassu (G part. stat. v. l^at.u `omvatten'; stat.
v. part. komt niet veel voor, meestal in PNs; <karasu
+ su): `zijn gemoed is veelomvattend' Ee-vi-138
II. D-stam (
) CAD 2 to keep in check, to curb, to

lut.t.u

N
C N
law^um, lam^u
control;
7

K

la- i-it
a it
. -su-nu l
.sunu

(G part.st.c.+sunu) Ee-vii-81

la-a- -it
a it
. l
.

(G part.st.c.) Ee-vi-138

, (ww. i/i-klasse; dubbelzwak; w tussen vocalen wordt later m; MA, NA ook lab^u; vanaf oud-akk.;
nigin;);
nig
n
I. G-stam (pret. ilmi, OA, OB ilwi; pres. ilammi, OA,
OB ilawwi; perf. iltawi, OA, OB iltami; stat. lami, lawi;
imp. liwi omgeven;
AHw \umgeben"; \belagern"; CAD 1 to move in a circle, to make a round, to circle around an object/person,
a region, to circumambulate; 2 to encircle, to arrange
decorations in a circular form, to encircle an object
with decorations, to form a circle for magic purposes
with sand, our, etc. to wall a city, a precinct, to fence
a garden, a house, etc.; to surround (in transferred
mngs.) 3 to wrap up, to pack, to wrap; 4 to besiege a
city, to surround (an enemy) to hem in (an enemy), to
throng around a person;
1 S^n us.urta lami (G stat.): `de maan is omgeven met
een halo' [de halo, waarmee hemellichamen kunnen
worden omringd, waarschijnlijk de enigzins kruisvormige stralenkrans die je op rolzegels ziet.
2 nta lam
u , (G stat. mv.): `zij zijn omgeven (met een
omsingeling)' Ee-iv-110
3 alam nta lam^
u: `een stad omsingelen'

( 

V

gi
s hur

-ma

nigin

gi
s hur us
. urtu `tekening', `plan', maar ook geleerd woord < Sum. gishurru
`silhouet', `omtrek';
nigin o.m. law^
u, lam^u `iets
omgeven/omsingelen met' (2 acc., hier G pres.2e p.enk.): `je moet (rond de pot) een tekening trekken'

4 us.urta talammima (

BAM578-i-40

[misschien een variant op de uitdrukking zisurr^a lam^u


`er een meelspoor/magische meelcirkel omheen trekken' om boze machten op een afstand te houden;
}
, (ook met !law^u `iets omgeven/omsingelen met' 2 acc.): uitdrukking er een meelspoor/magische meelcirkel omheen trekken om boze machten op een afstand te houden; er bestaat een cultusmiddelbezwering, een bekende bezwering ter zegening
van de middelen die in de cultus gebruikt worden om ze
te potentialiseren (vgl. de consecratieformules bij het
maken van wijwater). In die bezwering is sprake van
een us.urtu la eteqi (G inf. gen.), `die niet overschreden
kan worden', `een onneembare barriere' die god noch
mens kan overschrijden.]
I/2. Gt-stam (
) CAD 5 to surround completely;
I/3. Gtn-stam (
) CAD 6 to throng constantly;
II. D-stam CAD 7 to wrap, to surround completely;

III. S-stam
(
, factitief): doen omgeven ) omsingelen, omsluiten CAD 8 to encircle, to walk around a eld,
house, etc.; to surround a city with a wall, a moat, to
have someone circle, surround an object (a place), to

zisurr^a lam^u

litm^u
litamm^u
sulm^u

116

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

lummunu

arrange objects in a circle, to besiege;


5 sulm^
u qerbis Tia mat (S inf `(ten einde/om) Tia mat
daarmee [met het werpnet] te omsingelen' Ee-iv-41
6 usalmisi, (S pret. + si): `(en) omsloot haar ermee'
(`ving haar in het net') Ee-iv-95
IV. N-stam (passief) CAD to be besieged;
7=
la-mu-
u, lam
u (G stat. mv.) Ee-iv-110
 inf Ee-iv-41
!shul! =

s ul-mu-
u, 
s ulm^
u (S

>>
> *V 

 pret. + si) Ee-iv-95


(S
e
-ma talammima (G pres.2 p.enk. +ma)
BAM578-i-40

, ( zu; G part. v. !le u^ `kunnen', `in staat
,

u
-
s al-m
-
si

u
s almi
si

nigin

lej^u, le u^

zijn'): ` ink', `bekwaam', `knap', `kranig', `kundig',


`degelijk', `in staat zijnd'; ook zelfst.: `de kundige', `de
knappe' etc. zie voorbeeld 2 (en verder) onder !le u^
op pag. 117
, (ww. i/i-klasse; Ass. lama nu; vanaf OA, OB):
I. G-stam (pret. ilmin; pres. ilemmin) slecht z/w.; AHw
\bose werden", \schlecht werden" (im stat. Dt{ sein)
CAD 1 to fall into misfortune, to come upon bad times,
to turn into evil, (with libbu as subject) to become
angry;
}
, G verb.adj., , (ook subst.; stam lemun, stat.
lemun; Oud-Ass. lamnum; vr. lemuttu, lamuttu; vanaf
oud-akk.;
hul; [adjectief van het parus-type, (vr.
 typologie), dat relatief weinig voorparust; %nominale
komt; vgl. lemnu `slecht', mars.um `ziek' en de rangtelwoorden 3 10]
slecht, kwaad, boosaardig;
subst. gebruik: vijand, bijv. in eerste voorbeeld) AHw
\bose", \schlecht"; subst.: \Boser", \Feind"; CAD 1
morally bad, evil, wicked, magically evil and dangerous, ill-boding, unlucky, dangerous, hard, bitter, unhappy, fateful, bad (in taste or smell); 2 (in predicative
use) evil, unhappy, bad;
1 ultu lemnesu ikm^
u isa du, (%hendiadys van G pret.
subj. v. kam^u `vastbinden' en G pret. subj. v. s^adu
`doodslaan'): `nadat hij [Ea] zijn vijand [Mummu] had
vastgebonden, sloeg hij (hem) dood' Ee-i-73
}
, G verb.adj. vr., , (< lemuntu; Ass. meestal
lamuttu; subst. gebruik v. vr. verb.adj.; mv. lemnetu
en lemnetu; vanaf OA, OB;
hul met phonetisch
ighul; slechtheid,
compl.;
m
ihul;
n

kwaad (het), kwaadaardigheid, boze daad, misdaad;
AHw \B
oses"; CAD wickedness, misfortune, danger,
evil intentions/plans, calamity;
2 lemutta ittaddi ana karsisa (Gtn v. nad^
u `opwerpen';
lett. `het (geopperde) kwaad wierp zij in haar gemoed'
) `zij nam het kwaad ter harte' (ging haar aan het
hart) Ee-i-44
3 assum lemneti ikpudu (G pret. subj. v. kap
a du
`plannen', `beramen') `vanwege de boze dingen die hij
had beraamd' Ee-i-52
4 lemneti tese ema, (G pret. 2e p.enk. v. se u
^ `zoeken'): `gij hebt kwade dingen/snode plannen gezocht'

lemenu

lemnu

II. D-stam (
): (een zaak = awa tu) slecht
maken, ten nadele pleiten; CAD 4 to treat badly, to

defame; 5 to change into something bad (fate, a sign,


a rumor, etc.) to make someone feel bad, to make something look bad; 6 (with libbu as subject) to make angry,
to annoy, to o end, to worry; 7 (Dt) to treat each other
badly;

III/2. St-stam
(
) CAD 8 to make (two parties) enemies of each other;
; Q le-mut-ta, lemutta (verb.adj. vr. acc.) Ee-i-44
I lem-ne-e-ti, lemneti (gen. vr.mv.) Ee-i-52,

4
4!
lemnu
iv-18, 83

lem-n
e-e-
su
, lemn
e
s u (`zijn vijand') Ee-i-73
, verb.adj. v. !lemenu
, (ww. -e, ook laqa u, laq^u; vanaf oud-akk.; I ti):
I. G-stam (pret. ilqe; pres. ileqqe; stat. leqi, laqi; imp.
leqe) nemen, aannemen, aanvaarden, tot zich nemen, krijgen, terugkrijgen, ontvangen, terugnemen; inpikken; G-stat.
aanvaard hebben (vaak transitief)
AHw \nehmen", \annehmen"; CAD 1 to take (something in one's hand), to take up an object (for a speci c
purpose), to take objects or persons along, to accept,
to take over, to take in, 2 to take a wife, to adopt (a
son, a brother, etc.) to assume responsibility (for someone), to assume an obligation, to accept gifts, bribes,
to acquire, to buy; 3 to take what is one's due (shares
of an inheritance or partnership, of booty, toll, tax,
tribute, interest, rent, etc.), to take what belongs to
one; 4 to take away by force (or under threat: objects,
persons, annimals, elds, countries, etc); (in the stat.)
to be lacking; ; 5 (in idiomatic phrases)
In PNs: GN-leqe-unninn `GN-aanvaard-mijnsmeekbede!', bijv.: S^n-leqi-ennemu (imp. `S^n, aanvaard mijn gebed!';
1 innanu : : : leq^
u d Anu ti, (G stat. subj.; innanu voegwoord): `nu hij [Kingu] dan de waardigheid van Anu
aanvaard heeft' Ee-i-159
2 q
a ta t PN leq^u (vr.mv. v. qa tu `hand', < Sum.
s adupa `die de handen losmaakt'; `borg') lett. `de

handen van PN nemen' ) borgtocht nemen; PN garandeert terugbetaling van een lening
I
ti-q

uda
3 teleqqe tubbala (G pres.2e p.enk. v. leq^
u `nemen';
D pres.2e p.enk. aba lu `droog zijn', D: `drogen'): `[deze
3 kruiden] moet je nemen, je moet (ze) drogen' BAM-

leq^u

lemuttu

litmunu) CAD 2 to be angred


litammunu, frequentief) CAD 3 to be-

I/2. Gt-stam (
I/3. Gtn-stam (

}C

Ee-iv-83
5 ilu sa lemn^eti huzu, (G pret. subj. v. ah 
a zu `ne dingen heeft beraamd'
 Ee-iv-18
men'): `de god, die boze

come depressed repeatedly

sutalmunu

578-i-31

Gtn (iteratief) CAD 6 (iterative to mngs. 1-4)


II. D-stam CAD 7 to take (same mngs. as mng. 1)
III. S-stam (
, causatief) CAD 8 (causative to

mngs. 1-5)

sulq^u

IV. N-stam (passief) CAD 9 to be taken, accepted, to

>

x
@
le u^

be taken away; (passive to mngs. 1-4)


;
le-q
e-em, leq
e m (G inf. gen. CHx113
;
le-qu-
u, leq^
u (G stat. subj. Ee-i-159
;
i-le-q
e, ileqqe (G pres.) CHx9

/lees:
il-te-q
e, ilteqe, (G perf.) CHx25x113
l-qu-u, ilq^u, (G pret.) Ee-vii-162
e
I
teleqqe (G pres.2 p.enk.) BAM578-i-31
, (ww. e/e, i/i-klasse; ook le  a u, leju; dubbel zwak;
n.b. een dubbele alef wordt nooit geschreven, een enkele nog wel eens, maar meestal alleen als vocaalbreuk
ti-q


117

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

a-u, u-i, etc.; vanaf oud-akk.; 

in D en S, bijv. D liparris en S lisapris. Bijv.: limhas.



(bij mah a s.u) `moge hij aanvallen'

Gebodsvormen (imperativus, precativus) in afhankelijke zinnen (bijzinnen) geven vaak een zin van consequentie aan (\dan zal ik"). Bijv.
1 narb^ka lus
a pi (S prec. 1e p.enk. v. wap^u `duidelijk
maken'; narb^u `grootheid'): `dan zal ik uw grootheid
verheerlijken' Sin3-69
; D ~ a-na se-ri-ik-tim li-is-ru-ku-sum, ana

zu

I. G-stam (pres. ile  i of il^e; pret. il e of ile; kunnen, in


staat zijn;

AHw \verm
ogen", \konnen", \uberwinden"; CAD 1 to

be able (to do something), to be an expert, to master,


to understand (something); 2 to win (in a legal case),
to overpower someone 3 (Gt, negated) to be lost, powerless
1 ilkam alakam il^ (G pres.) `hij kan de leendienst verrichten' CHx28
} 
, G part., , (vr. le itu; ook als subst. gebruikt; vanaf oud-akk., OB;
P agal; in PNs ook
da en 
zu): ink, bekwaam, knap, kranig, kundig,
degelijk, in staat zijnd; ook zelfst.: kundige (man), knappe
(man) etc. AHw \t
uchtig", \fahig"; CAD able, capable,
skilled;
2 le u
^ le u^ti, (adj. m.mv.): knapste der knapste, allerkundigste Ee-i-80;
Deze vorm wordt wel in het Nederlands de Hebreeuwse genitief genoemd, waarbij het nomen nogeens in de
genitief herhaald wordt, of (zoals hier) met een gesubstantiveerd adiectivum; vgl. \het boek der boeken",
\koning der koningen"

}
, lett. `de niet-kundige' ) zwakkeling CAD
unskilled, powerless, unprotected;
3 l
a le ^a tasakkan resi (G pres. 2e p.enk. v. saka nu;
resu `hoofd'): `de zwakkeling plaatst gij [S^n] aan het
hoofd' (S^n verheft de zwakke) Sin3-51
}  , (subst.; OB, SB, NA, NB) bekwaamheid, kundigheid, geschiktheid; soms macht;
AHw \T
uchtigkeit", \Klugheit"; CAD 1 power,
strength; 2 victory (in a lawsuit) 3 knowledge, ability, skill;
4 le u
^t sa ninam ul isu, (G pres. v. isu^ `hebben';
G part. v. sana nu): mijn kundigheid heeft zijn gelijke niet
}  , (vr. teltu, tapras-nomen): ink, bekwaam, ervaren (iem. die veel heeft gedaan), knap, kranig; [tapra snomen, vr. tapra st, (%nominale typologie); vaak voor
\de reciproke actie", een subst. bij de Gt-betekenis van
wederkerigheid] AHw \uberaus tuchtig, fahig";
5 tele u
^, als bijstelling in Ee-i-59: `knap'
}
, (subst.; vr. v. tele u^; ook teetu, telijatu): ink,
bekwaam knap, kranig; epitheton van de godin Istar;
AHw \die u
beraus tuchtige";

III. S-stam
CAD 4 to enable someone;
; i-li-i, illi  i of il^ (G pres.) CHx28x29
; le-ju-um, le u^m, CH-i-63
;
le-u-um, le u^m , CH-xxiv-4
;
^ le-u-tim, le u^tim, CH-xxiv-28

a (G part. acc.) Sin3-51
;
le- -a, l
e ^
^t
;
le-
u-t
, le u
 `mijn kundigheid' CH-xxiv-82
; ^ te-li-tim, teltim, (vr. v. tele u^) CH-iii-49
^ Ee-i-59
;
te-le-
u, tele u

, (!le u^ `kunnen') bekwaamheid, kundigheid, geschiktheid; soms macht
, precativus 3e p.enk. en mv., drukt een gewenste actie
uit (\moge hij : : :") en wordt gevormd door het partikel
lu met preteritum. Het partikel lu verbindt zich met
de werkwoordvorm met preformatieven en wordt in OB
aangetroffen in 1e p.enk. en in 3e p.enk. en mv. en versmelt met de vocaal van de werkwoordstam. De resulterende vocaal is altijd lu{ in 1e p. en li{ in 3e p., ook

le u^, lej^u

la le u^
le u^tu

tele u^
teltu

>>
> C
xx >
le u^tu
li{


s eriktim li
s ruk
u
s um

Sil-C-153-154

, prec. mv.: `moge zij hem schenken'

~
li-ib-
s i-
s um-ma, lib
s i
s umma
(G prec. +sum+ma v. basu^ `zijn'), \moge hem geworden",
Sil-C-42
;
li-pu-us, lpus (G prec. Sil-C-47
;
K I li-b sec -si-ib-ku-nu-ti, lisesibkunu ti
 prec. v. !wasa bu `wonen'+kunu ti), Sil-C-52
(S
 prec. 1e p.enk. v. wap^u, S
:
lu-s
a-pi, lu
s
a pi (S
.
`verheerlijken') Sin3-69
e
lud-lul, ludlul (G prec. 1 p.enk. v. dal
a lu II
`prijzen') Sin3-69

, N prec. (met sterke alef) v. !aba tu I `vernieti-

so  
U
5c
li abit
CD
li addi
V


gen'

 abit (N prec. Ee-iv-23
;
li- -a-bit, li
, D prec. v. D-tantum !*wad^u

;
li-ad-di-ma, li addima (D prec. +ma)
Ee-vi-113

libbu , (subst.; st.c. libbi; met suf x nom./acc libba-; gen.


 ): hart, buik, maag, baarlibbi- vanaf oud-akk.;
sa
moeder, inwendige;
middelste, binnenste, centraal, het wezen (van goden);

 me
sa
s (in mv.) meestal irr
u ingewanden (darmen,

longen, ook bij leverschouw); [vgl. Ned. \lef", in de


betekenis van `moed', <Hebr.plew `hart', `moed' dat
op dezelfde Semitische stam lbb teruggaat.]
AHw \Leib", \Inneres", \Herz"; CAD 1 heart, abdomen, entrails, womb; 2 inside (or inner part) of a
building, an area, a region, of a container, parts of the
human body, parts of the exta, inside, pith of plants,
a type of document, etc.; 3 mind, thought, intention,
courage, wish, desire, choice, preference; 4 (in prepositional use) in, among, from, belonging to, like, instead
of, according to; 5 (ina (ana) libbi) in adverbial use, i.e.
without following sux of genitive) therefore, therein,
therefrom, etc. 6 woof; 7 heart of the datepalm (also
bud, o shoot, leaf, trunk);
1 in libbu, ook: binnen (het tijdsbestek van)
2 ina libbsu (lett. `in zijn hart') daarin, erin
3 libbukki (<*libbumki, locativus +suf x ki = ina
libbki): `in uw hart' Ee-i-117
4 hu
 d libbim (h u du alleen in deze uitdrukking) `blij


gemoed'
5 rapas libbasu lett.: `zijn hart is wijd', `wijd van hart'
) `alwetendheid'; soms `ruimhartig', `begripsvol', bijv.
in Ee-vi-138
D #

D
ana sa sub nag-ma i-ar-ru
6 ana libbi tanaddi isatti i arru (ana libbi vaak als
adv. iets met `er': `erin', `eruit', `erbij'; D sub
G pres.2e p.enk. v. nad^u `werpen', dus samen: `erbij
doen'; # nag = \mond  water" G pres.3e p.enk. v.
sat^u `drinken' en ar^u `braken'): `[honing en olie] moet
je er bij doen, drinken en braken' BAM578-i-18

V 2

118

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

7 iqabbi ana libbisu lutb^ lus.lalma, (hier libbisu als een


re exief pronomen \zichzelf"; G pres. v. qab^u `spreken';
cohor. v. teb^u `opstaan' en s.ala lu `slapen'; zie voorbeeld
2 (en verder) onder !teb^u op pag. 234): `zeggende tot
zichzelf (lett. tot zijn hart): moet ik opstaan of moet
ik slapen gaan?' erra-i-16
V
7

 -
sa
s u ana pa-re-e e-te-ne-la-a
8 libbasu ana par^e etenell^
a (G inf. gen. v. par^u
`braken'; Gtn pres.vent. v. el^u in Gtn `steeds weer omhoog gaan'; zonder vent. tenelli, hier een Ass. 3e p.enk.
met e-): `tot brakens toe komt zijn maag steeds weer
omhoog' of vrij: `(indien een man zonder dat hij gegeten heeft) oprispingen heeft' BAM578-i-27
N

 me
sa
s -
s u sarsar-hu


 me
9 irr
usu ittanappah u (
sa
s in mv. meest
al irru `ingewanden' (darmen, longen, ook bij leverschouw);
sar nap
a hu `aansteken', `blazen', ook:
 op tn-vorm, Ntn `opgebla`opzwellen', sarsar duidt
zen worden' of intrans. `zich opblazen', Ntn pres.mv.
ittanappah u ): `zijn ingewanden zijn opgezwollen' BAM
578-i-28
}
, lett. dat van haar buik ) foetus, soms
cryptogra sch geschreven met drie keer hetzelfde teken
(met sa logogram voor libbu)

 
 
 
sa
sa
sa
s a-libb-sa
} +suf. +
, idioom, lett.: \zijn/haar etc.
hart brengen" ) `het plan opvatten', het object staat
vaak in de ini nitief acc.: \het hart brengt iets te
doen", Echter in het volgende voorbeeld een (niet als
zodanig te herkennen) afhankelijke bijzin, waarin soms
het presens te vertalen met een nale bijzin (opdatzin):
10 ubbal libbasu ibann^
a nikla te (G pres. v. waba lu;
G pres. vent. v. ban^u; nikiltu `mooie dingen'; a in libbasu
hulpvocaal en geen acc.): `hij vatte het plan op kunstwerken te scheppen' Ee-vi-2
} +D
, !t.^abu, t.ia bu G: `goed zijn'; D: `behagen'; idioom, lett.: \het hart vreugde brengen" ) `blij
maken', `vreugde bezorgen', `prettig stemmen'
11 t. u
 b libbi: `welbehagen'
12 mut.b libbi d Anunnaki (D part.st.c. v. t.^
abu, libbi
gen.obj.): `die (het hart van) de Anunnaki blij
maakt/vreugde bezorgd' Ee-vi-134
}
, (resu `kop', `top', `bovenste'): bovenbuik,
epigastrium [eigenlijk een te gedetailleerde term, er
bestaan geen orgaanbeschrijvingen in het Akkadisch]
logogra sch: F s
$
 -
di
s na sag 
sa
s u kusu
13 summa amelu res libbsu ikkalsu (G pres. v. al
a ku
`eten', maar ook tech. ook: `pijn doen'): `indien iemand
pijn heeft aan zijn bovenbuik' BAM578-i-1 [gaat over
galklachten (!martu `gal') die zich inderdaad ergens
boven in de buik uiten, ergens boven de abdomen (weke
delen)]
5 sa-su i-pa-sah

14 libbasu ipassah (prognose na diagnose en therapie;

pasa hu `bedaren', `tot rust komen' bijna woord voor

`genezen',
hier G pres.): `dan zal zijn inwendige tot rust
komen' BAM578-i-8
;
li-ib-bi, libbi (st.c.), CH-ii-8

! ' 4 4x

 !

sa libbsa

libbu

wabalu

libba t.^abu

res libbi

! '


c s s
!
!
libbuk
cs !
lbil
V
libittu <
;

-um

li-ib-bu (in) libbu

+ki) Ee-i-117

(st.c. en locativus) Sil-A-66


(<*libbumki, loc. op

lib-bu-uk-ki libbukki

(a hulpvoc.) Ee-vi-2, 138


(gen. Ee-vi-134
-
su
 libb

s u (+
s u) BAM578-i-1
, (apocope vorm v. libbuka, st.c. v. libbu + sux
l
b-ba-
su
 libba
su

l
b-bi libbi



sa

-ka): uw hart etc.


lib-bu-uk, libbuk < libbuka (-ka) erra-i-14
, G prec. v. waba lu `dragen'
; li-bil-ma, lbilma (G prec.) Ee-vii-141
, ( *libintu !laba nu `metselen'): `tichel', (ongebakken) kleisteen, `tichelwerk'
, subst. !liplippu `nakomeling', `achterachterkleinzoon';
, G prec. v. !basu^
;
~
li-ib-
s i-
s um-ma, lib
s i
s umma

liblibbu
libsi

(prec. +sum+ma), \moge hem geworden", Sil-C-42


, G prec. v. !dama qu `goed z/w.'
1 urh liqmiq `moge mijn pad/levensloop goed zijn',
`opdat mijn levensloop goed is' Sin1-24b
P lid-m-iq, liqmiq (G prec.) Sin1-24b
, G prec. v. !nag^u `jubelen', `juichen'
, D prec. 3e vr.mv. v. kal^u, D: `vasthouden', ook `in

lidmiq

?

ligi
liklla

gedachte houden' etc.


; 7 li-kil-la, likilla, (D prec. 3e vr.mv.) Ee-vi-117,
vii-18

likn , D prec. 3e p.enk. v. k^anu, De: `vaststellen' etc.


;
,
, (D prec. 3 p.enk.) Ee-vi-109
likkis , ( pnks ) G prec. 3e p.enk. v. !nakasu `(af)snijden',
`hakken'
liktunu , Gt prec. mv. v. !k^anu `vast z/w.' etc.
; P: K
,
(Gt prec. mv.) Ee-iv-22
lim, lmu , (subst. < Sum.; NA ook li mu; mv. lm vanaf
li-kin

lik
n

li-ik-tu-nu likt
u n
u

oud-akk.; lim met `10' en !100! `100'): duizend,


duizendtal, AHw \tausend"; CAD one thousand;
, (subst.) mv. lm; jaareponiem, AHw

lmu, limmu

\Jahreseponym"; in de Assyrische jaarrekening worden jaren vernoemd naar een functionaris; bijvoorbeeld
in een colofon:
p d

limmu
, limmu p errba-d Sin, in het

limhas.
line u
>
linnadnam

su

xxx

jaar van Errba-Sin (yos-IV-71)


, G prec. v. !mahas.u
 , G prec.mv. v. !n^
a u, n^e u, naw^u `zich roeren'
 u line  u
;
li-ne- u-
 (G prec.mv.) Ee-vii-12
, (N prec. v. !nada nu `geven' + dat. -am):

`laat aan mij gegeven/uitgeleverd worden'


; F O li-in-na-ad-nam-ma, linnadnamma
(N prec. + dat. -am+ma) Ee-vi-13, 25
, (N prec. vr.mv. v. !nasu^ `brengen', `dragen'
;F
li-in-na-
s
a-a, linna
s
a (N prec. vr.mv.)
Ee-vi-116
, G prec.mv. v. !n^ahu `bedaren'
; K N li-nu-hu linuhu (G prec.mv.) Ee-vii-11


, G prec. 3e p.enk. v. !pat. a ru
; !pad!
li-pat
.-t
.i-ra, lipat
.t
.ira(m) (G prec. vent.)
Sin1-26a

linnasa

UC

linuhu
lipat.t.ir
H
liplippu , (subst.; ook liplpu, liblibbu, libbilibbi, lpilpi;

vanaf OB, MA;): nakomeling, achterachterkleinzoon; ontstaan uit de directe genitiefverbinding lip lpim > liplippim, (de zgn. kwantiteitsmetathesis: bij verkorting
van lange vocaal ontstaat een dubbele consonant; vocaal en consonant ruilen hun kwantiteit;  en p ) i en
pp); in later tijd geschreven als

119

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium


 (g)
 (g), vanwege 
 =l
sa
sa
sa
b/p (< sa = libbu
`hart').
CAD 1 o spring, descendant; 2 o shoot of the
datepalm
;
;
li-ip-li-ip-p, liplippi CH-iv-67

, (subst.; ook lipiu, lpu, lepu; OB, SB;
iudu en
!uzu!
uzu
iudu): (dierlijk) vet, vetweefsel AHw
II \Korperfett", \Fett"; CAD 1 adipose tissue, fat,
tallow; 2 marrow, pith;


ina iudu
hihi
 
1 ina lip^ taballal ( i afgeleid van
pictogram
voor een zalfvaatje, Sum. , `olie', het teken gaat ook
staan voor ni `geur', omdat het verwijst naar welriekende olie, en ook zal `glimmen' (zoals na insmeren met olie);
udu `schaap'; 
iudu (dierlijk) `vet';
G pres. 2e p.enk. v. bala lu `mengen'): `in vet moet je
mengen' BAM578-i-49


(ina) lip^
 (gen.) BAM578-i-49
, (subst.; ook lepu; vanaf OA, OB; in PNs
nunuz):
telg (hangt samen met elepu `groeien') AHw \Abkommling", \Nachkomme" CAD A 1 o spring, descendant, posterity; 2 generation;
, G prec. v. !epesu `maken' etc.
;
li-pu-us, lpus (G prec.) Sil-C-47
;
E li-pu-us-ma, lpusma (G prec. + ma)

 
lip^u


lpu


i udu

lpus

ss V
lir ^a

C!
lira isu
H
lre


Ee-vi-107

, G prec. v. re u^ `hoeden'



a (G prec.) Ee-vii-131
;
li-ir- a-a lir ^

, (D pret. prec. v. !r^asu, ra  a su, ook wel r^asu):
`slaan', `verslaan', `vernietigen'
;
 li-ra-i-su, lira  isu (D pret. prec.) Ee-iv-16
, (ook: lir e G prec. v. !re u^ `hoeden'), `moge hij hoeden'
1 nissu ina msarim lre `moge hij zijn volk in gerechtigheid hoeden'
, (D prec. v. !ara ku) `lang maken'
, (Gtn prec.mv. v. !rab^u)
, G prec. mv. v. !sala mu `vriendelijk z/w.'
1 lislim
u ittja `moge zij [mijn god en godin] (weer)
vrede met mij sluiten' Sin1-24a
; = lis-li-mu, lislimu Sin1-24a
, (subst.vr.; mv. lisa na tu; vanaf oud-akk.;
eme):
tong, taal; AHw \Zunge", \Sprache"; CAD 1
tongue; 2 statement, wording, report, gossip, slander; 3
commentary, synomym list; 4 language, technical language, special language, dialect, nationality, person or
people speaking a foreign language 5 person (captured)
able to give information; 6 tongue of a ame, blade of
a weapon or tool; plowshare, ingot;
1 lis
a n akkadtim (st.c.; gen.vr. v.akkadu(m) `de taal
van Akkad'
2 lis
a num akkadtum (akkad adj. `van Akkad') `de
Akkadische taal'
3 sa us.s.ini zaqti kep^
at(a) lisa nsu (us.s.u `pijl' + ni;
zaqtu `spits'; G stat. kep^u `zich ombuigen', halfcirkelvorm; lisa nu `tong', hier tongvormige punt): `wat betreft onze puntige pijl: zijn punt is kromgebogen' erra-

lirrik
lirtabb^u
lislimu

lisanu

i-90

U !

[ ]

(st.c.+su) erra-i-90

lises.in , S prec. v. !es.enu `ruiken', `rieken'


;

li-
s
a-a n -
su
 li
s
a n
su

li-
s e-s
. i-in

li
s
es
. in

 prec.) Ee-vi-111
(S

lism , G prec. 3e p.enk.


v. !si
a mu `bestemmen'; verba mediae vocalis, 1e p.enk. is lusm
lisir , G prec. v. !eseru `gedijen'

1 pad
a n lisir (G prec.; pada nu `pad', `weg'): `moge
mijn route/levensloop voorspoedig verlopen', `opdat
mijn weg gedije' Sin1-24b
; G li-sir, lisir (G prec. v. eseru) Sin1-24b
, (afwijkend < *lisrsa , naar analogie met de D):
S prec. vr.mv. v. !r^asu `juichen'
 prec. vrmv) Ee-vi-111
s
li
s -ri
s -
s
a, li
s ri
s
s
a (S

 pret.mv. v. !ra  a bu G: `beven' St
 passief bij
, St
G: `in huiver gebracht worden'
 u , (S
t pret.mv.) Ee-vi-146

li
s -tar-i-bu li
s tar ib
, Gtn pres. v. !waba lu `dragen'
;
| li-it-tab-bal, littabbal (Gtn pres.) Ee-vii-142
 ,
lu
 bad ,
lu
E
}
, !sala mu lijk;
dingir(ra) ,
lu
( )
}  , eig. G part. v. !sa alu `vragen' (om een
orakel); droomuitlegger; cryptogra sch: met lu = sa;
dingir(ra) = ilu/i; dus: 
s a-ilu/i = sa ilu/i;
: of . . . of
,(
lu), +ww.(nadruk/af rmatief): inderdaad, waarlijk; ondergaat geen crasis met volgende preformatief;
dus: lu iprus en lu aprus
1 l
u knamma mahru nimbukun (G stat. v. k^anu +
 lu + stat. = prec., maar af rdat. am; hier dus niet
matieve lu ; nimbu variant v. nbu +kun(u), adj. mahru
voor subst.!) `uw vroegere woord hebt gij waarlijkjegens mij gestand gedaan' Ee-vi-21
2 alk
a tus lu su p^at(u) (S stat. vr. su p^at, elativisch,
v. wap^
u met redundante u, zgn. overhangende vocaal,
%GAGx75b, noot 11): `zijn optreden/actie/onderneming is waarlijk schitterend' of met lu als precatief:
`zijn optreden zij luisterijk' Ee-vi-122
+ stat. , precativus, drukt een gewenste toestand
uit (\moge : : :") en komt in alle persoonsvormen
voor.
1 l
u balt. a ta `moge U in goede gezondheid zijn'
2 l
u da ri `moge het duurzaam zijn' ook in nominale
zin:
3 n
u rsu nawrum lu attunu-ma `weest zijn stralend
licht!'
Soms is niet uit te maken of lu armatief of precatief
gebruikt, bijv.
4 l
u basima nann^usu (G stat. basu^ komt niet zoveel voor, met lu precativisch: `het zij er', `moge er
zijn'; met lu armatief: `die zijn er waarlijk/heuselijk';
nann^usu locativus): [vergeving en bestraf ng] `moge er
zijn op zijn gebod' Ee-vi-132 of armatief: `die hangen
waarlijk van zijn bevel af'
+ pret. , precativus 1e p.enk., drukt een gewenste actie
uit (\ik wens : : :", vaak te vertalen met een futurum:
\ik wil : : :") en wordt gevormd door het partikel lu met
preteritum; Het partikel lu verbindt zich dan met de
werkwoordvorm (crasis van -u en vocaalpreformatief)
en wordt in OB aangetroffen in 1e p.enk. en in 3e p.enk. en mv. en wordt verbonden met de vocaal van de
werkwoordstam. De resulterende vocaal is altijd lu{ in
1e p. en li{ in 3e p, ook in D (liparris) en S (lisapris).
Bijv. 1e p. lumhas. (bij mah a s.u) `ik wil slaan', `laat mij



lisrissa

y U
y s
littabbal
J NJ
listar ibu

salamtu
sa ilu

lu ...lu
lu 

lu

lu

J H

120

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

slaan'; 3e p. limhas.; men spreekt van cohortativus, zelfaansporing: `ik wil : : :', `kom, laat ik : : :', ook in verzoek aan meerdere, dan te vertalen met `mag ik a.u.b.
: : :?'.
1 luszizma lull^
a lu amelu sumsu (S cohor. v. izuzzu

in S: `creeren'; lull^a Sumerisme voor `mens', geleerd
woord, daarom misschien te vertalen met `homo sapiens' of `genus homo'; amelu lu sumsu is een nominale zin): `ik wil het genus homo maken, zijn naam zij
\mens" ' (creatie van de mens in het scheppingsepos
Enu ma elis) Ee-vi-6
p
, (subst.; lbr `oud'; mv. luba ru ; vanaf OB;
 ghia):
g
tu
doek, (oude) lap, `oud stuk stof'; [
tu
 `kleed'] AHw \altes (gutes) Gewand"; CAD 1
= kum
clothing, garment; 2 (a speci c piece of female apparel,
NB only) 3 piece of clothg, rag;

eV
ina tughia sur-ri

1 ina lub
a ri tet.erri (e sur hier G pres.2e p.enk. v.
t.er^u `uitpersen', `smeren', `insmeren', speci ek: `uitwringen' (van pastavormige substantie): `(en) moet je
met/op een doek insmeren' BAM578-i-7

C


lubaru

C

C

lubat.u , (subst.; SB):


t
ughia

lub
a ru

BAM578-i-7

(een buikziekte) verstopping; AHw


Dt(Stuhl-)verstopfung; CAD (a disease)


a-si-a pa-sit-tum u lu-ba-t.i
gig
1 asia p
asittum u luba t.i marus. (asu^ `hoofdpijn';
pasittum G part.vr. v. pasa t.u `uitwissen', `verdelgen';
part.vr. `verdelgster' (ook naam van Lamastu, die babies verdelgt, hier de naam van een ziekte); gig G stat.
marus. `is ziek aan'): `dan is hij ziek aan de asu^-hoofdpijn, de pasittum-ziekte of de luba t.u-buikziekte' BAM-

C C

':

d Lugal-dimmer-anki Ee-vi-28, 139

lull^u I , (subst. leenwoord < Sum.; OB, SB)

Sumerisme
voor mens, geleerd woord, daarom misschien te vertalen met homo sapiens of genus homo; soms: oermens; AHw
\ursprunlicher Mensch"; CAD man;
1 luszizma lull^
a lu amelu sumsu (S cohor. v. izuzzu in
S: `creeren'; fonetisch lul-la-a; amelu lu sumsu is een
nominale zin): `ik wil het genus homo maken, zijn naam
zij \mens" ' (creatie van de mens in het scheppingsepos Enu ma elis) Ee-vi-6, daarna nog eens logogra sch
geschreven (als het ware een uitleg van dit Akkadische
leenwoord) in:
 u19 lu-a am
2 lubnima lu
e lu (G cohor. v. ban^u `scheppen'; amelu een bijstelling): `ik wil homo sapiens, de
mens, scheppen' Ee-vi-7
}
, (acc.adv., \als een lull^u"): op de wijze van een

lull^a

c C
J C
lull^u II

oermens Ee-iv-72

lu-ub-ni-ma lubn^
ma

zen'
1 dallika ludlul: `moge ik uw lof verkondigen'; wensof gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van consequentie
\en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus
gebruikt: `dan zal ik uw lof verkondigen' Sin3-69

5c
Lugal-asala
(C y
,

lud-lul ludlul

(G prec. 1e p.enk. v. dala lu) Sin3-69

, naam van een godheid,


gi
s
o 
: d



d Lugal-gis asala Sil-A-51

lugal

Lugal-dimmer-anki ,

a t

u gab[li
s]

(quasi-Sum.

lugaldmmeeranki): het epitheton van !Marduk;


lugal `koning' (Marduk is koning der goden van hemel en aarde); dimmer `heer' (in de %emesal-vorm van
het Sumerisch); an `hemel'; ki `aarde'; de naam wordt
verklaart in Ee-vi-141 (!belu), waain lugal als belum

en dimmer als dingirdingir terugkomt;


1 ana d Lugaldimmeranki m
a lik il belasun (verwacht beli (gen.), hangt af van ana): `hun heer,
d Lugaldimmeranki, raadgever van de goden' (of malik met korte a: `koning') Ee-vi-28
!dim3!


 
 ,

lugal d
m me er an ki

(acc.adv. v. lull^u I ; van Soden in:)

&
 18  -a, lull^
a Ee-vi-7
: denominatief: een ww. waarvan het subst. de
grondvorm is en die dan altijd primair toestandsww.
zijn; bij D v. !lal^u I
, postulaat: mogelijk een homoniem ontstaan uit
lul = sarru `leugen', in het Akk. in gebruik als logogram
lul = sarru; in dat geval zou lull^
u III een
geleerd woord voor leugens zijn; ter verklaring van Ee-

lull^u III

l
u u

lu

iv-72
1 ina saptsa lull^
a uka l sarra t, (D pres. v. *k^alu):

578-ii-18

lublam , (<lubilam, onregelm.), G prec. vent. v. !wabalu


lubn^ , G cohor. v. !ban^u `scheppen'
 2 V
,
(G cohor.) Ee-vi-7
ludlul , G prec. 1e p.enk. v. !dalalu II `loven', `prij-

lul-la-a lull^
a

Ee-iv-72, vi-6

lul^u

lett. `op haar lippen hield zij leugens en onwaarheden'


Ee-iv-72;
[De stijl waarin eerst een geleerd woord gebruikt wordt
en dan ter nadere verklaring een bekend woord, komt
wel vaker voor; hier zou zowel lull^a als sarra t beide
object zijn bij kullu]
7 lul-la-a, lull^a (acc. v. \lull^u III ") Ee-iv-72
, (bij !lal^u I ): weelderige rijkdom, volheid, overvloedig-

C
heid
7C

lumasu, lumassu , (subst.; SB, LB;  J


lu-la-a lul^
a

(acc.) erra-i-127

luma
s of
J
soms met si): sterrenbeeld; AHw \TierkreisSternbild"; CAD 1 (one of several stars whose helical
risings fall at or near the solstices and equinoxes, and
which therefore serve to divide the year) 2 (poetic term
for star) 3 zodiacal constellation;
1 uszizz
u ma ina birisunu lumasa isten, (S pret. mv.
v. izuzzu `staan'; S: `tot stand brengen', `plaatsen'): `zij
plaatsten te midden van hen een eerste sterrenbeeld'

 ma
lu
s

Ee-iv-19
2 epsu p^ka li  abit lum
asu, (N prec. v. aba tu I met

sterke alef; epsu(m) locativus = ina epes p^ka): `moge


door uw bevel het sterrenbeeld vernietigd worden' Ee-

iv-23
3 i  abit lum
asu, (N pret. met sterke alef v. aba tu I ):
`het sterrenbeeld werd vernietigd' Ee-iv-25
4 lum
asu ittabni, (N perf. v. ban^u): `het sterrenbeeld
werd (weer) geschapen' Ee-iv-26

In het Enu ma elis-epos (in tablet v over de inrichting


van de hemel) worden de goden geidenti ceerd met
een ster of sterrenbeeld (lumasu of lumassu). Goden
hebben een astrale dimensie. Naast hun beeld op aarde
(in de tempel) hebben zij hun beeld (afbeelding, even-

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

beeld, tamslu) aan het rmament:


5 mulmes tamslsunu lum
as uszz, (S pret. v. izuzzu
`neerzetten', `doen plaatsen'; mulmes = kakkab): `hij
[Marduk] plaatste de sterren in sterrenbeelden (als)
hun evenbeeld' Ee-v-2

VU
Vb
V

,
(acc.) Ee-iv-19
,
(nom.) Ee-iv-23; 24; 25
lu-ma-
s i, lum
a
s
 (acc. mv.) Ee-v-2
, G prec. 1e p.enk. v. !mahas.u `ik wil slaan', `laat
lu-ma-
s
a lum
a
sa

lu-ma-
s u lum
a
su

lumhas.

mij slaan'; 3e p. limhas.;
e 

lusabsi , S cohor. (1 p.enk.) v. !basu^ in S: `er doen zijn'

 ' V
 U V
Ee-vi-9
etc.

 cohor.) Ee-vi-5
(S

lusanni , D prec. v. !san^u `iets voor de 2e keer doen'


lu-
s ab-
s i-ma

lu
s ab
s ima

lu-
s
a-an-ni-ma

lu
s annima

(D prec. +ma)

lusapi , S prec. 1e p.enk. v. !wap^u; S: `duidelijk maken',

 U

`verheerlijken'

 prec. 1e p.enk. v. wap^u) Sin3-69


(S

lusass^a , S cohor. vent. 1e p.enk. v. !nasu^ `dragen'; < lu


lu-
s
a-pi lu
s
a pi

+ *usansia vent.; ongebruikelijk met extra u gespeld


als lu-u-sa-: : :):

 > USUC

lu-
u-
s
a-
a
s -
sa
-a

 cohor.1e p.enk.) Ee-vi-26


(S
, (G prec. 1e p.enk. v.

lusme

l
u
s a
s
s^
a

!sem^u `horen', `vernemen';


nb. G pret. is isme): `ik wil horen', `laat mij vernemen',
`opdat ik verneme'

lu-u
s -me, lu
s me (G prec. v. 
s em^
u) Sin1-26b
, S cohor. v. !izuzzu, in S: `creeren'
E lu-us-ziz-ma, luszizma (S cohor.) Ee-vi-6
, (Dt prec. 1e p.enk. v. !elelu G: `rein z/w.'; D `reinigen'; Dt passief of re exief): `moge ik me reinigen', `opdat ik gereinigd worde'

lu-ta-l
l, l^
u tallil (verwacht: l^
utallil, Dt prec.

 

lusziz

l^utellil

1e p.enk.) Sin1-26b

121

122

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

{ma : (emfatisch partikel ter markering van het voorwerp

van informatie)
1 ana Tiamat elltamma izakkarsi `en sprak Tiamat
op luide toon toe' Ee-i-36
, suf x ter markering van het predikaat, dat wat in logische zin voorwerp van mededeling is; in het bijzonder
bij de nominale zin
1 umm
a nsuma rema aj ursarsi `moge zijn leger geen
erbarmen doen verkrijgen/ondervinden'
2 mannumma, (mannu(m) `wie?'), nominale zin: `het
is wie die' ) `wie is het die', `degene die', in zelfstandige relatieve zin (zonder antecedent)
3 mannumma sa ibn^
u tuquntu (G pret. subj. v. ban^u;
tuquntu `strijd', `oorlog'): `wie is het die de strijd ontketende' Ee-vi-23
4 d Kingu-ma sa ibn^
u tuquntu (Kingu-ma, nominale
zin; G pret. subj. v. ban^u): `het was Kingu, die de oorlog
heeft aangesticht' Ee-vi-29
: (coordineringspartikel) staat achter de persoonsvorm in ww.Verbindt zin met het daarop volgende zin
(ook als de werkwoordsvorm zoals soms in Laat-Babylonisch voorop staat in de zin). {ma duidt dan op een
intrinsiek verband, dat van verschillende aard kan zijn.
Vaak te vertalen met \en" tussen de zinsdelen, maar
soms ook met een bijzin met de juiste keuze van het
voegwoord.
} redengevend, {ma is soms redengevend, in dat
geval de zinsdelen verbinden met een voegwoord als
\want/doordat/met dien verstande dat".
1 l
a lamda ma nukkula minna tusu, (la lamda `ongekend'; nukkula D stat. 3e vr.mv. v. naka lu in D: `artistiek vormgeven'; min^atu `ledematen'), lett.: \zijn ledematen zijn onkenbaar en fraai gemaakt" met -ma coordinerend ) `zijn ledematen zijn zo fraai, dat het 't
verstand te boven gaat' Ee-i-93
} , epexegetisch: Soms is {ma epexegetisch, d.w.z.
het tweede zinsdeel geeft een nadere uitleg van het
eerste (Ned. \en" is ook vaak epexegetisch). In dat
geval kan het tweede zinsdeel in logische of temporele
zin voorafgaan aan het eerste zinsdeel en moeten we in
de vertaling de volgorde omdraaien.
} , bijzin van consequentie: Soms moet men de zin
na {ma vertalen met een bijzin van consequentie of
doelstelling \zodat", \en dan", n.l. indien in de bijzin
de persoonsvorm van het werkwoord een ( entische of
stativische) precatief is, dus: -ma : : : liprus of -ma : : :
lu paris. In de regel is de persoonsvorm van de voorafgaande hoofdzin een gebodsvorm (imperativus of precativus).
maanden van het jaar , !itu, het determinatief voor de
naam van de maand
, een soort uitroep, die vaak in de praktijk de directe rede inleidt; waarlijk, ja, welaan; AHw etwa:
\was!?"

{ma

{ma

{ma

{ma

{ma

ma

VC
madadu

ma-a m
a

(uitroep) Ee-vii-139

, (ww. a/u-klasse; vanaf oud-akk.;

):

g
a

I. G-stam (pret. imdud, pres. imaddad, stat. madid): afmeten (van graan), toemeten (van graan); in de praktijk ) betalen, berekenen, leveren CHx44; CAD A 1 to

measure (using a measure of capacity or length), to

pay, to deliver (in a measure of capacity), to measure


(length), to survey; 2 (uncert. mng.)
I/2. Gt-stam (
, < *mitdudu) CAD 3 to correspond, to be proportional;
II. D-stam (
) CAD 4 to measure (using a measure of capacity or length), to calculate time; birt n
muddudu to make something clear to somebody;

III. S-stam
(
, causatief) CAD 5 to have somebody pay (causative to mng. 1)
i-ma-a[d-d]a-ad, imaddad (G pres.) CHx44
, (adv. !m^adu, ma a du): `zeer', `talrijk', `met vele'

, (ww. i/i-klasse; ook mia du; vanaf oudakk.; logogram met de meervoudstekens mes en
hia):

I. G-stam
(in OA, MA, NA: pret. im id, pres. ima id,
stat. ma d; in oud-akk., OB, MB: pret. imd, pres.
imiad, stat. ma d, md; in SB: pret. imd en im id,
pres. im^ad (mv. imiddu, imindu) en ima id, stat. ma d,
ma ad): veel z/w., talrijk z/w.;
AHw II \viel werden, sein", \zahlreich werden, sein";
CAD 1 to be or become much, numerous, plentiful,
abundant, to increase, to gain;


III. S-stam
(
, sumu du): CAD 2 to increase, to
enlarge (in number and size), to make much, numerous;
III. S-stam (passief): CAD 3 to become increased;
}
, G verb.adj., , (vr. mattu < *madtu, de consonanten d en t. assilileren volledig aan de t van het
vr.enk.; vanaf MB ook ma du, maddu; vr. ma attu,
NA ma assu; vanaf oud-akk.;
me
s en
hia(me
s )): veel, overvloedig, copieus, talrijk; AHw \viel",

\zahlreich";
CAD much in quantity, plentiful, abundant, large, heavy, severe, serious, many, numerous,
strong, several, plural;
}  , G verb.adj. m.mv., : zeer, grotelijks, veel, lang;
CAD d3' many people, other people, others;
1 sa istu u
 m^e ma du ti (sa istu `sinds', `sedert'; u mu
`dag'): (die) `sinds lange tijd' Sin1-23a

}
, (adv.; vanaf OA, OB;
hia):

zeer, talrijk, met velen, in hoge mate; AHw \viel", \sehr";
CAD very (much), greatly;
2 susqu m
a dis, (S stat. v. saq^u, ook al elativisch): `hij
is buitengewoon zeer verheven' Ee-i-92
3 kma u
 mu immeru zmusu ma dis (verwacht: um;
G pret. v. ama ru; zmu `gezicht', `gelaatstrekken'): `zijn
gelaat werd zo licht als de dag', `zijn gelaat begon zeer
helder te stralen als het daglicht' Ee-vi-56
ma- -du-tu, ma du tu (i.p.v. gen.: ma du ti)

middudu
muddudu

V O

sumdudu

madis
m^adu, ma adu

sum udu

madu

C

ma dutu

madis, ma dis

V }
V
magal
Sin1-23a

ma-a -di
s ma di
s

(adv.) Ee-i-92, vi-56

, (adv.; OB, MB, MA, SB, NA;

ul4 gal):
zeer, in hoge mate; heleboel AHw \sehr"; CAD very
(much), greatly, in large amounts exceedingly, abundantly
1 s.tu magal saknunimma (s.tu `verlies'; G stat.
saka nu: `is gezet voor mij' ) `ik heb te lijden van'):
`ik lijd in hoge mate verlies' Sin3-59
 h ma-gal 
D
u
s ubme
s

2 ru tu magal ittanaddi (D sub maq
a tu `vallen' dan
ru tu subject; ook nad^u `werpen' dan ru tu object; mes
voor Ntn, meestal pres.): Ntn pres. v. nad^u ittanaddi `hij
werpt steeds speeksel uit' of: ittanaqqu `hij laat steeds
speeksel vallen' BAM578-i-27

VW

123

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

C !sed! V W # } D

a sed

ma-gal

nag

i-par-ru

3 m^e kas.u
^ti isatti iparru (a m^u `water' pl. tan-

tum, maar hier zonder mes; !sed! sed kas.u^ `koud',


hier adv.m.mv.; expliciet G pres. v. par^u `braken'): `hij
drinkt een heleboel koud water (maar) braakt (het)
weer uit' BAM578-i-29

VW
magaru
o?

Sin3-59

oo?

ma-gal magal

, (ww. OB a/u-klasse, later u/u-klasse; vanaf OA,




s e(ga)
s e
s ega):
G stat. (magir) gunstig zijn, in de gunst vallen; ter wille
zijn;
I. G-stam (pret. imgur, pres. imaggar vanaf MB ook
imaggur) accoord zijn/gaan, inwilligen, toestemmen, verhoren, toestaan (met acc. van de persoon); AHw \einwilligen", \zustimmen"; CAD 1 to comply with a request,
to consent, to give permission (for an action or to a
person), (negated:) to refuse to accept a judgement, a
proposal; 2 to grant (a person something), to grant a
prayer, to agree to a demand; 3 to follow an order, to
obey; 4 to nd acceptance, favor;
1 i nimgur (i+pret 1e p.mv. = cohortatief) `laten we
overeenkomen'
2 GN-magir in PNs met G stat. GN-is-goedgunstig
3 d Enlilma magirka (actieve G stat.) `Enlil is u terwille' erra-iii-D12 (meestal wordt deze stat. (in rituelen
etc.) passief begrepen: `van hem is het verzoek ingewilligd' of `hij vindt gehoor voor zijn verzoek', maar hier
dus actieve stativus.
 ma-gir-ka magirka (G stat.+ka) erra-iii-D12
}
, G part., : als subst. `die inwilligt', als adj.
gehoorzaam; CAD obedient, submissive;
4 sukkallum l
a ma giru: (sukkalum `vizier') lett. `de er
niet mee eens zijnde vizier' Ee-i-48
}
, G verb.adj., , (subst.): inwilliging
5 bel tasm^e u mag
a ri `Heer van verhoring en inwilliging' in Ee-vii-20 gezegd van d Tutu. [epitheton van veel
goden; verhoring/inwilliging (het betekent hetzelfde)
van smeekbeden om \reiniging" opdat men niet buitengesloten is]
I/2. Gt-stam (
, reciprook) het eens zijn, het eens
zijn met (itti) iemand over (ana); AHw \einander zustimmen"; CAD 5 to agree with each other, to come to a
mutally acceptable agreement, to be friendly, gracious;
6 Gtn to be repeatedly obedient, gracious, or agreeable
to someone;
II. D-stam (
) CAD 7 to get someone to agree,
to make amicably disposed, to make obey;
6 GN-mugur/mug(u)ranni
persoonsnaam D imp.
OB;

VmZagiru

magaru

mitguru

mugguru

Verhoor-(mij-)GN!

III. S-stam
(sumguru) CAD 8 to get someone to agree,

to induce a deity to accept a prayer, a pious deed

III/2. St-stam (sutamguru) CAD 9 to make mutally sat-

ifactory agreements, to create friendly feelings between


persons (caustive to mng. 5)
IV. N-stam (
, ingressief) CAD 10 to come to
an agreement, to agree, to nd favarable acceptance, to
accept a gift (Bogh. only) 11 itamguru to be acceptable
}
, (subst.; mv. migra tu; st.c. migir; vanaf oudakk.): inwilliging, verhoring, gunsteling; AHw \Einwilligung", \Zustimmung"; CAD 1 agreement, consent;
2 person endowed with divine or royal favor, grace; 3
contendness of heart (also migir libbi)

namguru

migru



7 migir Sama
s , gunsteling van Sama
s
8 migir-GN persoonsnaam Verhoring-van-GN
mi-gi4 -ir, migir, (st.c.), CH-iii-48

F
o?
}o ? b

}mitga ru ,

gunstig, zeer gunstig; `gunstig' ook in hemerologische zin (lijst met \gunstige" dagen);

s ega mitg
a ri

logogra sch:

BAM578-i-41

o?

#
ina d u4 sege a nag-su

9 ina u
 mi mitga ri tasaqqisu (
s e(ga) 
s em^u
`luisteren', `verhoren' en mitga ru `gunstig'; # nag
= \mond  water" sat^u `drinken', maar ook saq^u II
`drenken', `te drinken geven' (trans.), een homoniem
van saq^u I `hoog zijn'; hier een soort annex \mits",
een waarschuwing aan het adres van de medicijnman,
sprekend over een recept): `je moet het hem (wel) op
een gunstige dag te drinken geven' BAM578-i-41

}
, (subst.; OB, SB;
s e(
s e)ga):
eendracht; AHw \eintrachtig"; CAD agreement, consent, concord; (negated:) disagreement, discord;
, (!gasa ru): `de machtige', `enorme kracht',
`bijl'
a D ma-ag-sa-ru, magsaru Ee-i-162
, (status abs. en st.c. v. !mah a ru), status abs.
in vaste uitdrukkingen): bijv. la mah
 a r `onweerstaan
baar', `zonder een tegenstander te hebben';
(vgl. ook
la sana n)
, (ww. a/u-klasse; vanaf oud-akk.;
I. G-stam + acc. van de persoon; (pret. imhur, pres.
 de beteimahhar, stat. mahar vaak trans., met name in



kenis `ontvangen'): ontvangen, aannemen, afnemen, ontmoeten, (zich) teweerstellen, het opnemen tegen, zich verzetten, zich tegen iem. keren (in vijandige zin, maar ook
positief:) tegenover iem. staan, iets aankunnen, zich wenden tot (positief van lagere persoon tot hogere, maar
ook aggressief); ook +2 acc.: iets van iem. accepteren,
in dank aannemen; G-stat. ook aangenaam z/w., beha

mitgur(t)u

oo?

magsaru

V a

mahar

maharu

gen
1 simatka belum l
u mahrat ilma, (G stat. vr.enk.

prec.): uw (lots-)beslissing, O heer, behage de goden'


Ee-iv-21
AHw
CAD

\gegenubertreten"; \angehen", \empfangen";


(20 pages) 1 to accept (values, staples, persons,
etc.), (in legal and adm. contexts), to take in, to collect tribute, gifts, bribes, gratuities, to receive, take in
persons, woman with their dowries, to collect objects,
to accept o erings; (with ana smi, ana/k^ kaspi) to
buy; (in nada nu u mah a ru) to sell and to buy, to do
business, to collect a liquid in a container, to take
in (food, drink, sperm, breath) to grant a prayer, to
accept a prayer (a request), to receive a report, an assignment, informations, to receive evil, contamination
from someone; 2 to approach (the king, an ocial, an
authority etc. with a demand or complaint), to pray to
a deity, to present a demand, to meet someone, to confront someone (said of diculties, evil, etc.), to meet an
obligation, to dam up; 3 to face, to rival, to match, to
withstand, to be equal, to correspond (in size or number), to be adequate, sucient; 4 to please, to welcome,
to be ready for, to meet someone; (with nu or panu
+ mah a ru) to be acceptable, agreeable, preferable;
} +  , (idioom met mah aru `ontvangen'
in de zin van `accepteren', `verdragen'; lett.: \'t oog

nu maharu

124

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

verdragen" ) `het goedkeurend oog verdragen' iets


iem. goedkeuring verdragen (iem. uitgedrukt in de sux
van nu), bevallen, aan de verwachting voldoen;
 9 V ki-i igi-ka mah-ri

2 k nka mahri, (G stat., subj. voor mahru) wanneer

't jouw goedkeuring wegdraagt, wanneer het naar uw tevredenheid is, wanneer 't je voldoet CT22-58,10
I/2. Gt-stam (
, re exief; Gt pret. imtahir en


imtahar, Gt perf. imtath
ar): elkaar ontmoeten etc.;


CAD 5 to meet each other, to move against each other,
to face each other, to be in opposition, to be of equal
size, to be level, to agree with each other
I/3. Gtn-stam (mitahhuru, frequentief) CAD 6 to ac etc., repeatedly (or from many
cept, receive staples,
persons), to collect tribute regularly, to accept o erings again and again, to approach the king or a person
in authority repeatedly, to pray to a deity again and
again, to confront, to withstand again and again;
II. D-stam (
, factitief) CAD 7 to make (i.e.
  an o ering, to send upstream (by
have one accept)
boat), to proceed upstream, to expose, to make face
(in a direction), to mix (ingredients into liquid glass);
8 to approach (a palace or a deity), to collect matter
(in a container), to oppose, to contest, to face, to steer
a boat; 9 Dtn mutahhuru to approach repeatedly;
 , st.c. mahar; met suf x
} 
, G verb.adj.,
 irtu(m); vannom/acc. mahar-; gen. mahri-; vr. mah
af oud-akk.; verb.adj. bij entische ww. passief resultatief, maar ook met potentialis-karakter: \kunnende
worden"): \geconfronteerd kunnende worden" ) confronteerbaar, (on)weerstaanbaar;
3 gapsa t^eretusa l
a mahra sinama (stat. 3e vr.mv.,

gapsu `imposant', t^ertu `order')
`haar bevelen zijn (zo)
krachtdadig, die zijn niet te weerstaan' Ee-i-145
4 kak l
a mahra (kak status abs. `wapen') `een onweer
staanbaar wapen'
Ee-iv-30
}  , G verb.adj., , (als subst. en als voorz.; vanaf
oud-akk.;
igi; st.c. mahar, acc. adverbialis, syn.

met ina mahri of mahri): voorzijde
, voor, ten overstaan


van;
AHw II 1 \Vorderseite"; 2 \vor (ihm)", \im Gegenwart
von";
CAD 1 subst.: past, bygone time; 2 prep.: before, in the
presence, in front of, (persons, objects, staples), with,
under the responsibility of in the direction of,
5 kams
u maharka ilu rabu tim, (G stat. mv. v.
 goden knielen voor u [S^n]' Sin1-11
kama su): `de grote
6 mahar ili, ten overstaan van de god

7 mahar sb, `ten overstaan van getuigen'

8 sb
u sa mahrisunu `de getuigen in wier aanwezig
heid' (ten overstaan
van wie),
9 
a liku t mahri (ook: a lik mahri) `leiding'


10 
a liku t mahri pa n umma ni (umma nu `leger'; pa n

`voor', eig. redundant) `leiding over het leger' Ee-i-149
11 kakkusu maharsun iddi (G pret. v. nad^
u `depone
ren'): `(en) zijn wapen
wierp hij voor hen neer' Ee-vi-82
}
+sux , voor
12 mn^
u dumq^ani ina mahrika (mn^u `wat?'; verwacht
dumq^uni, sux -ni `onze'; dumq^u verkorte (syncope)
vorm v. dumuqq^u `dankbaarheid', `geschenk'): `wat is
ons geschenk ten overstaan van u' = \hoe kunnen wij
u bedanken" Ee-vi-50

mithuru

muhhuru

mahru(m)

mahru

ina mahri

}ana mahri ,

adverbiale bepaling van tijd: vantevoren;


of van plaats (als ana pa ni): ervoor;
# ana igi kas nag-su
13 ana mahri sikara tasaqqisu (een soort toevoeging
met ana igi een adverbiale bepaling van tijd: ana mahri

`vantevoren', elders ook van plaats ana pa ni `ervoor';
# nag = \mond  water" sat^u `drinken', maar
ook transitief saq^u `drenken', `laten drinken', `te drinken geven'): `van te voren moet je hem (wel) bier laten
drinken' BAM578-ii-19
}  , (status abs. v. mah aru), in vaste uitdrukkingen, bijv.: la mah a r onweerstaanbaar, zonder een tegenstander te hebben 
 pret. v. red^u) `zij voeg14 usraddi kakku l
a mahri (SD
 toe' Ee-i-134
de onverzettelijk wapentuig
 is een zeldzame vorm die alleen in literaire tek[De SD
sten voorkomt. De betekenis is meestal factitief, dus
als D. De vormen worden gekenmerkt door de toevoeging van een s tussen de preformatieven in de D-stam:
D pres. uparras )usparras; D pret. uparris )usparris)]
}  , (term.; adv.; ook mahris maar r verhindert
soms elisie tot mahris; oud-akk., SB): = ana mahar,

ten overstaan van; CAD in front of
15 maharis abbesu `ten overstaan van zijn vaderen'

Ee-iv-2
}  , (subst.; st.c. tamh ar) strijd, slag; [taprasnomen, vr. tapra st, (%nominale typologie); vaak voor
\de reciproke actie", een subst. bij de Gt-betekenis van
wederkerigheid, vgl. ta h a zu `handgemeen', `gevecht'
(< \elkaar vastpakken"] AHw \Kampf", \Schlacht";
Eng.: battle
16 su
 t tamh a ru, (-sut oude m.mv. vorm van sa; verwacht: tamha ri), lett.: \die van de strijd" (van perso , soldaten Ee-i-151 (vgl. constructies als
nen) ) krijgers
sa libbsa `dat van haar buik' ) `foetus')
}  , (adv., toch komt ook pleonastisch ana mahra
voor i.p.v. ina mahri; OB, Mari, SB;
igi): CAD 1
before, earlier; 2 in front, ahead
17 (ina) mahra al
a ku (temporeel) voorafgaan, voorop
gaan = `de leiding
hebben';

III. S-stam
(
, causatief): bezorgen, verschaffen,
 synoniem met S v. rasu^ `laten hebo er brengen; ong.
ben', en dan in %hendiadys gebruikt;
CAD 10 to make (gods, spirits) accept o erings, gifts,
to o er, to hand over (staples, etc. in admin. contexts),
to make face events or objects, to face, to make accept (a dream), to transfer an evil, to have someone
collect something, to make level, to treat in the same
way;
18 dn kitti tusarsa tusamhar ensa (S pret. 2e p.enk.

v. rasu
^ en S pret. 2e p.enk. v. mah a ru; dnu `oordeel';
kittu `recht'): `gij [S^n] bezorgt enverschaft de zwakke
recht' Sin3-45

III/2. St-stam
(
, lexicaal): \elkaar ontmoeten", op weg zijn naar elkaar ) confronteren, zich gelijkstellen met, aan elkaar gelijk maken; tech. term (astron.):

in oppositie staan (als S^n en Sama
s elkaar zien), maar
ook: in conjunctie staan (als zon en maan samenvallen
aan de hemel) stat. (passief, dus): in contact/ontmoeting
gebracht zijn;
CAD 11 to assume the same rank as someone else, to
rival, to compete with someone, to make of equal size,

mahar

maharis

tamharu

mahra

sumhuru

sutamhuru

125

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

 to hand
to square (math.), to keep (food) down; 12 Stn
over;
19 sapattu l
u sutamhurat misil arhisam, (St stat.prec.
 abs. `half'; arhisam adverbiv.mah
a ru; misil status

 met de halve
e
aal): `de 15 maandsdag zij gelijkgesteld
maand', grammatikaal onduidelijk, of met sapattu locativus: `op de vollemaansdag moge zij in ontmoeting
gebracht zijn' Ee-v-18
20 l
u sutamhura t lu san^at (St stat.prec.; G stat. v.
 30e dag dan) komt U [de maan] ten
san^u): `(op de

tweede male in ontmoeting met Sama
s ' Ee-v-22

21 l
a ustamahhar (St pres. v. mah a ru \elkaar ontmoe  kan 't niet binnen

ten", CAD: `hij
houden' = `hij
moet kotsen'; maar wsl. dietistisch voorschrift \dit niet
eten", `vasten'): `voedselverbod' BAM578-i-2
IV. N-stam (
): zijn tegenstander vinden, tegenstand ondervinden, geconfronteerd worden, ontvangen worden, aangenomen worden;
CAD 13 to be handed over, to be given, to be accepted,
to be confronted (faced with a weapon, an attack, a
superior power, etc.), to become of equal size; (panu +
mah a ru) to become acceptable; to meet;
}   , (subst.; mv. mahru en in de betekenis
`prijs' mahra tu; vanaf OA, OB;
kilam =

ganba; mv. mah
 ra tu): prijs, koopprijs, handelswaarde,
 , wisselkoers;
ruilwaarde, geldkoers
AHw \Gegenwert", \Kurs", \Markt"; CAD 1 market
place; 2 commercial activity, business transactions; ;
3 tari , price equivalent, rate; 4 purchase, purchase
price
22 mahr sikarim ana mahr se im umtat.t.i (D perf. v.

mat.u^ `geringer
worden') `zeverkleint/verlaagt/vermindert de koopprijs van het bier t.o.v. de prijs van gerst'
CHx108; d.w.z. ze verkoopt minder bier voor eenzelfde
hoeveelheid gerst (te duur, boven de marktprijs)
23 mahru is.ehher (in omina) `de ruilwaarde wordt
 stijgen) ) in atie
kleiner'(= prijzen
24 mahru isaqqu ruilwaarde stijgt, prijzen dalen ) de atie 
e
9
mah-ra, mahr
a (G stat. 3 vr.mv.) Ee-i-145


9 V  mah-ri-ka, (ina) mahrka (+ka) Ee-vi-50
9 S mah-rat, (lu ) mahrat (G stat. vr.enk. prec.)

namhuru

mahru

H
VV H
VV MM
?V
M
!

>
mahru
!
Ee-iv-21

(G verb.adj.) Ee-iv-30

,
(gen.) CH-iii-72

ma-har, mahar CHx9


V ma-ha-ri-is, maharis Ee-iv-2
N
im-hu-ur-ma, imhurma (G pret. +ma) CHx33



im-ta-har, imtahar (G perf.) CHx108




9 D i-mah-ha-ru-ni imahharuni (G pres.
subj.+ ni) Ee-vii-111
9
i-mah-har-
su
 imahhar
s u (G pres.+ 
s u)


Ee-vii-154

, mahr (st.c.) CHx108

7 9 V la mah-ri, la mahri (acc.,i?) Ee-i-134
 pret. 2e p.enk.) Sin3-45
:
tu-
s am-har, tu
s amhar (S



-ka, maharka (st.c. +ka) Sin1-11

t pres. v.
9
u
s -ta-mah-har u
s tamahhar (S

mah 
a ru) BAM578-i-2

ma-ah-ra mahra




ma-ha-ri-im maharim

ki lam

igi

, (
kilam
= ganba; mv. mahra tu,
 mah a ru): `prijs', `koopprijs', `handelswaarde'
 oorspr. u/u?-klasse; Mari, SB)
, (ww.;


mahu^

imhu

I. G-stam (pret.
, ook imhi; pres. imahhu, ook

imahhi; stat. mahu): woeden, razen; AHw \rasen";

to become frenzied,



to go into trance
}   , (subst.; ook muhhu^; vanaf oud-akk., OB;
 lugubba): profeet, die in een vorm van bezetenheid visionair boodschappen ontvangt; in afgezwakte betekenis: dweper, fanaticus, een razende, een doldrieste;
AHw \Ekstatiker", \Prophet"; CAD ecstatic
}   , (vr.): profetes, etc. !mahhu;
}   , (= ana mahh u ti): `als een doldrieste'
1 mahh u
 tis temi, (G perf. v. em^u `zich veranderen in',
 worden'): \zij werd tot een doldrieste" ) `zij
`tot iets
werd/raakt doldriest/razend' Ee-iv-88
9N
mah-hu-t

s , mahh u
 ti
s (term. adv.) Ee-iv-88


, (= ana mahh u ti !mahu^): `als een doldrieste'



9N
mah-hu-t

s , mahh u
 ti
s (term. adv.) Ee-iv-88


, (
kilam =
ganba;
mv. mahra tu,
!mah a ru): `prijs', `koopprijs', `handelswaarde'
, (ww. a/a-klasse; vanaf oud-akk.;
s
g;
pa is oorspronkelijk een pictogram van een tak. Het
heeft ook `tak', `stok' als lezing en pa = gidru hat.t.u

`(herders-)staf', `skepter'; pa staat dan ook voor ugula
= pa (w)aklu `opzichter', iemand die op zijn staf leunt.
anpa `zenit' is het punt aan de hemel (an) waar de staf
naar wijst (recht omhoog); via `stok' pa = sg mah a s.u

`slaan'):
I. G-stam (pret. imhas., pres. imahhas., stat. mahis., imp.

, verslaan; \lichaams
mahas.): slaan, toeslaan
, neerslaan

delen slaan" ) pijn doen van lichaamsdelen; lichaamsdelen, ziektes etc. zijn in het Akk. vaak subject, bijv.
\de gal heeft hem geslagen" ) hij heeft een galaanval;
AHw \schlagen", \weben"; CAD 1 to hit, to wound,
to kill, to strike (said of gods, demons, diseases, bad
weather, the \divine weapon"), to a ect, to hurt, to
strike an object, to drive in a nail or peg, to knock on
a door, to stamp (a design), to cut reeds, to smash,
to demolish, to knock down, to ram a boat, to ruin a
harvest, to give battle, to defeat an enemy; 2 (in the
stat.) to be attened (said of part of the exta); 3 (in
specialized mngs.) to weave, to play a musical instrument, to divide, to cut prices, to give a discount, to stir
(powder) into a liquid, to cover, to coat, to border, to
abut, to put in fetters, to ip (said of the tail), to jump
rope; amaru + kubtu + mah a s.u to make a brick pile;
maja ru + mah a s.u to plow; 4 (in idiomatic expressions
 panu , pana tu, pu tu, qaqqadu, qaqqad
with dabd^u, irtu,
eqli, qa tu, pu hu);
 an bi zeke sg-su
F
4
1 amelu su
 martu imhassu (na een symptoombe
schrijving volgt de diagnose;
ze martu `gal', het
element
ke4 markeert (quasi-Sumerisch, kan ook
zonder) het subject (van een transitief ww., een zgn.
%ergatief), bijv. ook dingiruruke4 met gen. -e: `de
god van de stad';
s
g = pa mah 
a su `slaan' i.v.m. pa
 . G pret.; lichaams`stok', dus `(met een stok) slaan', hier
delen, ziektes etc. zijn in het Akk. vaak subject), lett.
\die man, de gal heeft hem geslagen" ) `hij heeft een
galaanval', `hij heeft een galaandoening' BAM578-i-30
CAD

mahhu^

mahhu tu
mahhu tis

mahhu tis
mahru
mahas.u

?
?

9'
9

'

'

'

126

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

}dabd^a mah a s.u , (ook dabd^a d^aku)

met een nederlaag


verslaan, `een vernietigende nederlaag toebrengen' (op
een wijze van een dabd^u doden (d^aku), verslaan; dabd^a

acc.adv., namelijk toestandsacc. van aard en wijze.


CAD 4a to in ict a defeat
}
+
+
, lett. \voren slaan" )
omploegen, ploegen; CAD3 to plow
} 
, (subst.; NB): borgtocht, pandgeving;
CAD warrantor
I/2. Gt-stam (
, re exief) vechten; CAD 5 to

ght with each other,
to go to war, to battle; 6 Gtn to
ght repeatedly
II. D-stam (
) CAD 7 to hurt (said of parts of
 repeatedly, to wound, to smash, to
the body); to hit
destroy, to kill, to cover, to ick the tail or ear, to
a ect, to spoil (said of barley); to drive a peg in;

III. S-stam
(
) CAD 8 to cause quarrels
III/2. St-stam ( 
) CAD 9 to cause constant

enmity; 10 to be subjected
to enmity, to become detached
IV. N-stam (passief) CAD 11 to be hit, to be wounded,
to be killed, to be snashed, ruined, to be played (said
of a musical instrument), to ght with somebody, to
be driven in (said of a peg)

i-ma-ah-ha-as., imahhas. (G pres.) CHx43



-su imhassu BAM578-i-30

, (subst. bij ah a zu; ook mahzu; mv. ma h a zu of
ma h a za mi vanaf oud-akk.): stad/plaats

van godsver
ering;
AHw \Markt- und Kultstadt"; CAD 1) A
small structure or enclosure (serving as a sacred place,
or connected with a well or pond); 2 sanctuary, temple (containing a m.); 3 city in which such a temple
stands, important city 4 town, settlement; 5 quay, harbor;
ma-ha-za-am , mah a zam (acc.) Sil-C-8
ma-ha-az-ni, mahazni (gen. +ni) Sil-C-84
, (st.c. mahar, !mah a ru): `voorzijde'
 , (verb.adj. bij !mah
 a ru
 , (adj.; < *mahrum, vr. mahrtu; vanaf OB, MA;
 igi): in tijd voorafgaand


) vroeger
, toenmalig, destijds;
AHw \vorderer", \erster", \fr
uherer"; CAD 1 rst (in
a sequence), old, original, rst (of two); 2 rst (to come
or go), next, future; 3 former, earlier, previous; 4 fore,
front
1 mahr
u nimbukun (+kun(u), adj. voor subst.!) `uw

eerdere/vroegere/toenmalige
woord' (hebt gij waarlijk
gestand gedaan) Ee-vi-21
9D
mah-ru-
u, mahr^
u


, (subst.; ook majja ru; mv. maja r; OB, MB, SB,
NB; 8
apin
s ugur10 ; etymologie onbekend `het
scheuren' ?): een soort ploeg, vore; [niet een zaadploeg,
daarvoor !epinnu, een Sumerisch woord; een ploeg in
de oudheid is meer een soort woelstok, de echte kerende ploeg ontstond pas in de Karolingische tijd. Dat
hangt samen met het juk. In de oudheid lag het juk
rond de nek, later vanaf de borst/schoften, waardoor
een grotere trekkracht mogelijk is.]
AHw \Bodenzerschlagung (?)"; CAD 1 plow (without
seeder) 2 land plowed with the m.-plow
1 majj
a r+eqlam+maha s.u lett. `voren slaan' ) om
ploegen, ploegen

majjar eqlum mahas.u


mahis. puti
mithus.u
muhhus.u

sumhus.u
sutamhus.u

V M
'
mahazu
s
g

V MM J
V
mahru
mahru
mahr^u

majaru

>
b

V CC
V
makaru

(mv.) CHx43

makalu , makal^u, (!akalu `eten'): `offerspijzen', `maalma-a-a-ri majj


a r


tijd'
 ; ma-ka-li, ma kal (mv.), CH-iii-34, iv-36
, (ww. OA): AHw II \im Handel einsezten (?)";
CAD B to do business, to use (silver, etc.) in business
transactions
}
,(
n
igga): bezit, eigendom, have;
}
, (subst.; st.c. tamka r; mv. tamh a ru ;
 AHw
 r)
damga
koopman, geldschieter, bankier
\Kaufmann", \Handler", \Finanzier"; Eng.: merchant, trader;
1 tamk
a ram ippal (!eperu) `hij moet de koopman
ten volle betalen'
2 kasap tamk
a rum isqulu, (G pret. subj. v. saqa lu `betalen') `het geld dat de koopman heeft betaald' CHx119

namkuru, makkuru U ?
tamkaru

U?
-M

, namku rim (gen.) CHx125


, tamka ru, CHx31

n
igga

makkuru , !makaru
mala , (voegw.; vanaf OA, OB; soms apocope vorm mal of
damg
ar

mali, subst., st.c. v. !mal^u `volheid') op te vatten als


een relatief pronomen met onbepaald antecedent, gevolgd door genitivus of subjunctivus. vgl. ook !kal^u
`totaliteit'):
zoveel als, alles, al het : : :, al wat, alles wat, wat dan ook;
AHw \entsprechend (wie)", \gema"; CAD as much as,
as many as, everything that, everybody who;
1 se am mala lett. `het graan zoveel als : : : = `al het
graan dat' CHx113
2 n^
asi mala suma nimb^u su lu ilni (G pret. subj. 1e p.mv. v. nab^u): `voor ons allen, die een naam geven,
zij h onze god' Ee-vi-120 (\hij zal respectievelijk onze
god zijn in elke naam die wij hem geven". Elke god
gaat Marduk een naam geven. In die naam erkent hij
Marduk als persoonlijke god).
}
, betekenis als mala alleen, zoveel als,
alles, al het : : :, al wat, alles wat, wat dan ook;
}
, betekenis als mala en
mimma mala): zoveel als, alles, al het : : :, al wat, alles
wat, wat dan ook;
3 ina mimma sumsu mala iddinu (G pret. nad
a nu
`geven') `in alles wat hij gegeven had' CHx113
7 ma-la, mala CHx113, Ee-vi-120
, ww. wala du `dragen' etc.
, (subst. < Sum.; NB mv. mala haa nu; vanaf oud

akk.;
z !lah4! (lu )malah4 ; ook malahlah en z

madu; het teken lah4 = du boven du Sum. `gaan'
 samen `schip' + `voortbeen ma eleppu `schip'; dus
wegen') schipper, bootsman; AHw \Schiffer"; CAD A
sailor, boatman, boatwright;
1 Ti
a mat ruku bsuma su mala hsa (nominale zin): `T.
is zijn vaartuig en hij [Marduk] is haar schipper' Ee-vii-

mimma mala
mimma sumsu mala

maladu
malahu

VAU

77

malaku , (ww. i/i -klasse; pmlk ; vanaf oud-akk.; 


= 
):
I. G-stam (milka + mal
aku, paranomastisch): raad
galga

ma-l
ah-
sa
 mal
a h
sa


ga

(st.c. +sa) Ee-vii-77

gar

geven; iem. iets adviseren (2 acc.); beslissing nemen AHw

II \raten", \beraten"; CAD A 1 to give advice, 2 to


ponder, to deliberate, to come to a decision; 3 to care

127

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

for (somebody or something) (EA only)


1 Abza imallik : : : + milku (G pres.) `(en) hij gaf Abzu
het advies : : :' Ee-i-47
2 milkama tumallik d Anumma semika (G pres.2e p.enk.) `gij [Erra] neemt een beslissing (en dan) luistert
A. zelf naar u' erra-iii-D11

i-ma-al-lik, imallik (G pres.) Ee-i-47


V;
im-tal-li-ku, imtallik
u (Gt pret. mv.) Ee-i-34
e
:
tu-ma-al-lik tumallik (G pres.2 p.enk.)

VV ** ??
}ma liku

FF
erra-iii-D11

AHw

, G part., , (subst.; vr. ma liktu; vanaf OA, OB;


;
adgi4 gi4 ): raadgever, raad;

galga

slag' ACh-Sin-i-6

}nada nu + milku ,

raad geven, adviseren

12 inamdin milku (G pres. v. nad


a nu `geven'; moet zijn

acc. milka of is locativus `tot raad', `als advies'): `(wat


hij had bedacht) dat gaf hij als raadslag', `: : : dat adviseerde hij' Ee-vi-4

?!?? !

(st.c.) Ee-i-48
(st.c.) Sin1-19
m
-lik-
su
, milik
s u (st.c.) Sin1-9
 mil-ka, milka (acc.) Sin1-14

mil-ku, milku Ee-vi-4

K mil-ki-su-nu, milkisunu (gen. +sunu)


ACh-Sin-i-6
mi-lik milik

mi-lik-
su
 milik
su

\Ratgeber", \Berater"; CAD councelor, advicer;


}
, (suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; abstr. v. part.): het ambt van raadgever
;
ma-li-ku-ut, malik
u t (G part. abstr. st.c.)

}nada nu St

I/2. Gt-stam (
, re exief) als N: zich beraden, beraad houden, beraadslaging houden, beraadslagen; CAD 4

 2 pret. mv.
upsukinnaki ustaddinu sunu milkatsun (St
 2 `elkaar geven', `uitwisselen';
v. nad
a nu `geven', in St
upsukinnaki `raadszaal', vergaderplaats der goden, in
de hemel, maar ook in Babylon; st.c.vr.mv.): `in U.
voerden zij onderling beraad uit' Ee-vi-162
}
, subst.; tapras-nomen: raadgever; AHw
\Ratgeber"; [tapra s-nomen, vr. tapra st, (%nominale
typologie); vaak voor \de reciproke actie", een subst.
bij de Gt-betekenis van wederkerigheid]
@
mil-k
at-su-un, milkatsun (st.c.vr.mv. +
s un)

malikutu

}

Ee-i-154

mitluku

to deliberate;
3 am
a ti mitluku lett. \met woorden zich beraadslagen" ) discussieren, beraad houden, iets bediscussieren' iets
bespreken;
4 am
a ti imtalliku `zij bediscussieerden' Ee-i-34
IV. N-stam (
, re exief en passief): zich beraden, beraad houden, beraadslaging houden; CAD 5 to
deliberate, to be given advice
}
, (subst.; ook maliku; st.c. malik; vanaf oudakk., OB, (Mari), MA): Westsemitisch voor koning,
vorst; AHw \Furst", \Konig"; CAD king, foreign ruler,
ruler;
5 ana d Lugaldimmeranki m
a lik il belasun (verwacht
beli (gen.), hangt af van ana; d Lugaldimmeranki is het
epitheton v. Marduk, voor uitleg !Marduk): `hun heer,
d Lugaldimmeranki, koning van de goden' (of G part.
ma lik `raadgever') Ee-vi-28
}
, (subst.; suf x !{u tu, {u t
vormt abstracta; bij malku; OB, SB): ambt van vorst,
soevereiniteit, vorstendom; AHw \F
urstentum"; CAD
rule, government, overlordship;
6 malik
u t il `de soevereiniteit over (alle) goden' Ee-i-

namluku

malku

malikutu, malkutu

154
7 ana malik
u ti irmi (ibni-vorm: G pret. v. ram^u `wer-

pen', ook: `wonen', `plaatsnemen') `(en) koos domicilie


(met het oog op) soevereiniteit' Ee-iv-2
; I ma-li-ku-ti, (ana) maliku ti (gen.) Ee-iv-2
}
, (subst.; i.t.t. het West-semitische malku is dit
wel Akkadisch; st.c. milik; vanaf OA, OB;
galga):
raad, plan, advies, raadsbesluit, raadslag, beraadslaging,
overleg, beraad; AHw \Rat(schlu)"; CAD 1 advice, instruction, order, decision (of a deity); 2 intelectual capacity, mood, spirit; 3 conscious intent, consent
8 milik mummsu (Mummu personi catie van `knappe man'): `de raad van zijn genie' Ee-i-48
9 sa l
a ilammadu miliksu mamman (G pres. subj. v.
lama du `kennen'): `voor wie geldt: niemand kan zijn
raadsbesluit doorgronden' Sin1-9, 19
10 sum-in milka = in Sin1-14 tanaddin milka (G pres.
2e p.enk. v. nada nu; hier presens als gebodsvorm; en gebodsvorm in afhankelijke bijzin: zin van consequentie):
`opdat u raad geeft' Sin1-14
11 ina milkisunu (gen. +sunu): `in hun beraad/raad-

Vmilku

len

milku ,

beraadslagen, raad uitwisse-

13 ina

tamlaku

Ee-vi-162

malaku ,

Ee-i-66

(st.c. + su) Ee-iv-67

tam-la-ku taml
a ku

( lk , !ala ku `gaan'): gang, loop, wandel


etc.; zie voorbeeld 16 (en verder) onder !ala ku op
pag. 12

V:!

malamalis , (adv.; ook !malmalis dienovereenkomstig


maldaris , (adv. < masdaris) ook mesdaris; SB): durend,
ma-lak-
su
 m
a lak
su

steeds; bij sada ru `regelmatig zijn', `iets steeds doen'

als een soort hulpwerkwoord; CAD continually;


 s
ame
s ina ka-
s u malda-ris du-ku
1 m^
u ina p^su maldaris illaku (G pres.mv. ala ku
`gaan, lopen', omdat m^u pl. tantum; `het water loopt
steeds uit zijn mond' (`hij kwijlt voortdurend') BAM-

C

578-i-27

BAM578-i-27

Malgu , stad,
* # C
,
, CH-iv-12
malikutu, malkutu , (suf x !{utu, {ut vormt abstracta;
bij malku): !mala ku
malittu , G part. vr. bij !waladu `dragen', `verwekken'
malku , (!malaku) Westsemitisch woord voor `koning'
malkum-sarrum , naam van een Lexikale Lijst (LL), gemal-da-ri
s maldari
s

ki
(m
aalnaga)

Malg^
m

noemd naar de eerste woorden. Een woordenlijst waarin buitennissige of zeldzame Akkadische woorden (vaak
leenwoorden, bijv. uit het Aramees) een meer gangbaar Akkadisch equivalent krijgen, een soort synomiemenlijst dus. Het Westsemitische woord malkum staat
daarin gelijkgesteld met sarrum `koning', Westsemitisch woord voor koning
, (adv.; ook mammalis; malamalis < mal-mal +
is; OB, Mari, MB, SB, NB): dienovereenkomstig, net zo,
volledig, helemaal, al te gaarde; soms: in gelijke hoeveelheden, naar evenredigheid;
AHw \entsprechend"; CAD evenly, equally, to the

malmalis

128

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

V Vy

same amount, completely

 ki-ma pi-i mal-ma-lis taramuk


1 kma p^ malmalis taramuk (kma p^ `zoals de tekst
zegt' ) `volgens voorschrift' met p^u `mond' maar
ook `woordelijke inhoud van een tekst'; malmalis adv.
hier `in gelijke hoeveelheden', `naar evenredigheid';
tar hier met overhangende vocaal te lezen als tara;
G pres.2e p.enk. v. rama ku `baden', `drenken', `dompelen', `laten wellen'): `die [drie plantjes] moet je volgens
voorschrift in gelijke hoeveelheden wassen/laten wellen' BAM578-i-40

V *V yV y

(adv.) Ee-iv-90
BAM578-i-40

ma-al-ma-li
s malmali
s

malmallu , !mulmullu `pijl' etc.


malttu, masttu , (!sat^u) `drank', `drinkplaats'
mal^u I , (ww. - /a-; vanaf oud-akk.; p C  ): G-stat.
mal-ma-li
s malmali
s

si a

(mali): vol zijn (met = acc.); soms (litt.) een transitieve stativus, zie 1e voorbeeld;
1 mal^
u namrru ka ers.eta (G stat.; gezegd van de
maangod S^n) `uw ontzagwekkende glans vult de
aarde' Sin1-7
2 mal
u duma n, (G stat. mv.): `zij zijn vol met gejammer/geweeklaag' Ee-iv-113
I. G-stam (pret. imla, pres. imalla) vol worden, zich vullen;
AHw \Voll sein, werden"; \sich f
ullen" (mit, von acc.);
CAD 1 to be full, to ll up (said of containers, objects,
canals, ditches, irrigated elds, parts of the human and
animal body); 2 to be fully covered (with marks, discolorations, vegetation, etc.); 3 to be well-provided, richly
decorated 4 to be lled (with non-material things, as
with fear, anger), to reach fullness (said of time); 5
(trans. stat.) to ll, to cover
3 hid^
uta imla, (G pret.; hid^utu `vreugde'): `hij geraakte vol vreugde' Ee-i-90 
4 ana q
a t mal^u (iem. iets ) overhandigen/ overgeven,
geheel en al overleveren aan;
5 q
a tukka mal^u (loc. `in uw hand') ter hand stellen,
overhandigen, overleveren (iets aan iem.), uitleveren (praktisch equivalent aan !paqa du)
II. D-stam (
, D pret. umalli, umelli, D pres.
umalla, umella, D imp. mulli): vullen (met, 2 acc.);
vol maken; CAD 6 to pay in full, to deliver in full
(contracted obligations and nes imposed), to assign,
to allocate, to make restitution; 7 to ll a container,
censer, canal, ditch, well, land, (etc.), to ll the human
body or parts of it, to stu a bag, to load a boat, to
load a beast of burden, to ll a house, storeroom, a
city, to ll the ocean, an area with people or animals,
to build up a terrace, to knock a bow; 8 to cover with
earth, marks, etc. (causative to mng. 2); 9 to make full
(with non-material things, causative to mng. 4) 10 Dt
to become lled, covered, to be delivered in full
6 nabla mustahmit.u zumursu umtalli (D perf. of

Dt pret.; nablu `vlam';
zumru `lichaam') `zijn lichaam
werd gevuld met een immer brandende vlam' Ee-iv-40
7 ana q
a tn mull^u, in handen geven, iem. iets overhandigen, volledig overleveren [In deze uitdrukking is de
tweede accusatief toch weer met een voorzetsel uitgedrukt, mogelijk onder invloed van het Sumerisch, waarin dezelfde uitdrukking ook met een voorzetsel voor-

mull^u

komt]


III/II. SD-stam
(betekenis als D, pret. usamli, usemli,
pres. usamla) De SD is een zeldzame vorm die alleen in

literaire teksten voorkomt. De betekenis is meestal factitief, dus als D. De vormen worden gekenmerkt door
de toevoeging van een s tussen de preformatieven in
de D-stam: D pres. uparras )usparras; D pret. uparris
)usparris); CAD 13 to ll, to cover (same mngs. as
D)
 pret.): `zij [het kindermeis8 pulh 
a ta usmalli, (SD

je] vervulde
hem [Marduk] met vreeswekkendheid',
`maakte hem ontzagwekkend' Ee-i-86
 pret.) `zij vulde hun
9 imtu zumursunu usmalli (SD
lichaam met gif' Ee-i-136
10 q
a tukka usmalli `ik heb aan u overhandigd'
(SD pret.) Ee-i-154

III. S-stam
(
) CAD 11 to make full, to ll, to
cover
III/2. St-stam (
) CAD 12 to assign ( elds,
houses, persons, animals, etc.), to make up a complement, a xed number, to add, to ll, to cover;
IV. N-stam (passief) CAD 13 (passive to mngs. 1-4)
}
, (subst.; vr. maltu; SB, NB; p sia), vol,
gevuld; CAD B fullness, state of being full
}
, (subst.; ook mil u; pirs-nomen; mv. mlu ,
mil a ni):
akal, illu;
T
aziga;
9
amah): hoogwater, was, vloed, was(-sende water); volheid;

periodiek
van de rivier in de maanden maart/mei. Andere overstromingen bibbulu onder !baba lu; [pirs-type
nomen (vr. pirist, %nominale typologie) geeft meestal de daad zelf weer (bijv. `zending' bij `zenden') of
dat wat eruit resulteert (bijv. \de zending werd bij
de grens tegengehouden"); nomina actioni van eigenlijke ww. met betekenisovergang naar het concrete: bijv.
siprum `zending' bij sapa ru `sturen']
CAD A 1 seasonal ooding of the rivers; 2 (mli irti)
pride; 3 (ml libbi) high spirits;
11 ml(i) harpu (harpu `vroeg', `prematuur') vroeg
 maart)

hoogwater (in
12 ml(i) arsuppu (arsuppu `karper') `karpervloed'
(kennelijk hoogwater met veel karpers)
}
+
, (G inf. `terugtrekken') `het terug hoogwater'
trekken van het

suml^u
sutaml^u

mal^u
mlu

CB

mlu nahasu

VVV  >>
C V
V*
V*

Mama

,
,

(G stat. mv.) Ee-iv-113


(G stat.) Sin1-7
7 ma-la-at, mal^at (G stat.vr.) erra-i-127
7 , im-la, imla (G pret.) Ee-i-90
= ;
mu-ul-li-a-ma, mulli
a (D imp.mv.) Sil-C-45
K
7 nu-ma-al-la, numalla (D pres. 1e p.mv.) Sil-C-83
V ; um-tal-li, umtalli (D perf. of Dt pret.) Ee-iv-40

; us-ma-al-l[i], usmalli (SD pret.) Ee-i-86, 136


; us-mal-li, usmalli (SD pret.) Ee-i-154
; mi-li ml (mv.) erra-i-136
ma-lu-
u mal
u

ma-lu-
u mal^
u

, (ook Mami), een naam voor de moedergodin,


meestal naam van Nintud, Ninhursanga, Ninmah;

Schept met Enki/Ea mens (en god) uit klei; goddelijke
vroedvrouw
d Ma-ma, d Mama CH-iii-29

, adv.; !malmalis `dienovereenkomstig'
, (onbepaald vnw.; ook mammu, mam; vanaf OB: vergelijkbare vormen zijn mana ma, manamma,
manna ma; vanaf oud-akk., OB): iemand; AHw \je-

VV

mammalis
mamma(n)

129

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

mand", \irgend jemand", \wer auch immer"; CAD


somebody, anybody, (negated) nobody
1 mamma l
a niemand
}
, niemand geen een Ee-i-7, v-7 CAD nobody
2 sa l
a ilammadu miliksu mamman (G pres. subj. v.
lama du; milku `raad'): `voor wie geld: niemand kan
zijn raadsbesluit doorgronden' (presens potentialis) of
`wiens besluit niemand doorgrondt' (tijdloos presens)

la manama

Sin1-9, 19
3 ana : : : l
a eg^u mana ma, (G inf. eg^u `gebrek leiden'

etc.), lett.: `(opdat) niemand zou verwaarlozen' (voorafgegaan door: `opdat er geen fouten gemaakt zouden
worden') Ee-v-7
mana ma is hier subject in in nitiefzin;
een in nitiefzin met subject, een constructie die het
Ned. niet kent, behalve in een archasch voorbeeld: `ieder meent zijn uil een valk te zijn', waaruit (na omzetting tot `: : :, dat zijn uil een valk is') blijkt dat uil het
logisch subject is.
4 mamman ina il su  
asu la umtassalsu (Dt pres. v.
masa lu, in D `iem. vergelijken met', Dt `zich gelijkstellen' of passief: `vergeleken worden'): `laat niemand
onder de goden zich met hem meten' Ee-vii-14
F
ma-na-ma, man
a ma Ee-i-7, v-7

ma-am-man, mamman Ee-vii-14, 112


mam-ma-an, mamman Ee-vii-154
man ,
}
, (verb.adj. <saniu, vr. santu , ook als
2kam): tweede, ander, volgende; dubbel, tweevoud; subst.
gebruik: iets anders, een ander
mankam ,
}
, (verb.adj. <saniu, vr. santu , ook als
2kam): tweede, ander, volgende; dubbel, tweevoud; subst.
gebruik: iets anders, een ander
mana , !man^u, II
, !mamman `iemand'
F
ma-na-ma, man
a ma Ee-i-7, v-7
, (vnw.; ook manna, manni, ma u, man; vanaf
oud-akk.): wie?; AHw \wer?"; CAD 1 who? (interr.);
2 who, anyone, someone, one (inde nite); 3 each
1 atta mannu mimma lemnu (atta onafhank. p. vnw.
`jij'; mimma `welk dan ook'; lemnu `Kwaad', `demon'):
`wie gij ook zijt, welk boze macht dan ook' kar76-1 (of:
`welke demon dan ook : : :') (eerste regel van een be
zwering die begint met
en 
s iptu, ter markering)
, (onbepaald vnw.; eig. nominale zin: `het
is wie die' ) wie is het die, degene die, in zelfstandige
relatieve zin (zonder antecedent);
1 mannumma sa ibn^
u tuquntu (G pret. subj. v. ban^u;
tuquntu `strijd', `oorlog'): `wie is het die de strijd ontketende' Ee-vi-23
, (ww. u/u-klasse, later vaak i/i-klasse; vanaf OA,

OB;
s id):
I. G-stam (pret. imnu, pres. imannu, stat. mani, imp.
muni): tellen, rekenen (op); reciteren (gebeden, bezweringen), opzeggen (gebeden, bezweringen); beschouwen;
bezweren (zie hiervoor ook nad^u `werpen van bezwering'); rekenen tot, toekennen;
AHw V \z
ahlen", \rechnen"; CAD 1 to count, to count
and list (individual objects, animals, persons, and units
of time); 2 to wait (for a number of days); 3 to recite,

VVV V

san^u I

san^u I

manama, manamma
V V
mannu(m)

mannumma
man^u, I

"

to recount events; 4 to hand over, to deliver (objects


or persons to someone) 5 to charge interest, deliveries, etc. to someone, to reckon against someone; 6 to
consider a person, a region, an object as belonging to
a speci c class, region, or destination; 7 `to assign,
to deliver persons or objects to the responsibility of
(ina/ana qa t) another person'; 8 to change, to turn
into (ana or -is, used with terms for destruction, annihilation, etc.)
1 imnusumma (G pret. + dat. sum + ma): (hij maakte
een magische formule) `(die) hij reciteerde' Ee-i-63
2 imanni sipta, (G pres.; siptu `bezwering'): `zij reciteerde een bezwering' Ee-iv91
3 itti dingirugg^e su
a ta imnisu, (G pret. verwacht eig.
imnusu, maar de vocaal u wsl. bijna vocaalloos: de
stomme e): `(en) hij rekende hem tot de dode goden'
Ee-iv-120

munn^u
sumn^u

II. D-stam (

, betekenis als G) CAD 9 (same


mngs. as mngs. 1, 3, 4, 5, 7)

III. S-stam
(
, causatief) CAD 10 (causative to
mngs. 1, 3, 7)
IV. N-stam (passief) CAD 11 (passive to mngs. 1, 6, 7,
8)
K~
im-nu-
s um-ma, imnu
s umma (G pret. + dat.

V
b

man^u, II

s um

+ ma) Ee-i-63
i-man-ni,

imanni

(G pres.) Ee-iv-91
(G pret. met i i.p.v. u) Ee-iv-120

im-ni-
s u imni
su

, (subst.; ook mana u; vanaf oud-akk.; F


mana, vaak afgekort tot ma):
mine, gewichtseenheid
van ong. 480 gr. De grootste eenheid is j gu of
 un = gun, biltu `talent', `manlast' (dat wat
j
gu
een man kan dragen), ong. 30 kg. Onderverdeeld in 60
F mana, man^u `mine' van ong. 500 gr. 1 mine is
weer onderverdeeld in 60 sjekels (sikkels): siqlu, (
g
in) van ca. 8.3 gram. Een sjekel is onderverdeeld in

180 ut.t.atu,
se, `korrels'. 60 g
in vormen 1 mana
!man^u `mine', dus ong. 500 gram.
CAD 1 mina (one sixtieth of a talent (biltu), ca. 480
gr.); 2 man^u sehru one third of a shekel (litt. `small
mina'); 3 mina (unit of time measured in water running through a water clock)
1 F


, 1 mana kaspam, (acc.) 1

V }

1 ma na k
u babbar

mine zilver CHx25

manzazu ,

ook:

JJJ J 8
!izzuzu

mazza zu
,

man-za-za manzaza

`standplaats,

positie'

(acc.) Ee-v-1

man-za-az, manzaz (st.c.) Ee-v-8, vi-79



man-za-as-su-un, manzassun (st.c. +
s un)

Ee-vii-17

maqartu , NB vr. (in PNs) v. waqrum `kost-baar' !waqaru


maqatu , (ww. u/u-klasse; vanaf oud-akk.; D ),

s ub

I. G-stam (pret. imqut, pres. imaqqut, stat. maqit): vallen


(op = eli), ineenstorten; AHw \fallen"; CAD 1 to fall

down, to collapse (said of a wall, house, statue, etc.), to


fall, to fall to the ground, into a pit, to fall upon something, to swoop down, to throw oneself down, to su er
a downfall, to perish, to fall in battle, to su er a defeat,
to fall dead (said of cattle), to fall (said of re, lightning, snow, stars, sleep, seed), to hang down, to descend (said of parts of the exta), to diminish (in transferred mngs.) 2 to collapse (said of parts of the body), 3
to arrive (said of people, fugitives, news, merchandise,
etc.), (ina/ana qa te maqa tu) to fall into somebody's

130

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

hands , to fall to one's share, to happen; 4 to attack,


to invade, to in ict (said of diseases, misfortune, fear,
demons)
}
, G verb.adj., : gevallen
1 maqtu sa nisu (G pret. subj. v. enesu): lett. `de
gevallene waarvoor geldt hij is zwak' ) `degene die
verzwakt is geraakt' (in sociale zin en niet zozeer fysiek) Sin3-44
II. D-stam (
): CAD 5 to make (silver) come in;
6 to collapse

III. S-stam
(
, factitief): neerleggen, vellen; op de
grond leggen, doen sneuvelen; slachten, afslachten CAD
7 to overpower in battle, to strike down, to overthrow
an enemy, to defeat an enemy (a country); 8 to strike
with pestilence, to kill animals in a hunt, to destroy a
wall, a building; 9 to diminish, to make a deduction ;
10 to assign, to forward

2 nesu u barbaru sumqut
u bu l d Sakkan
(SJstat v.

maqa tu, trans. stat.; dqvee van Sakkan ook `vee'):
`leeuw en wolf slachten het vee af' erra-i-85
IV/3. Ntn-stam (
):
 h ma-gal 
D
u
s ubme
s

3 ru tu magal ittanaddi (D sub maq
a tu `vallen' dan
ru tu subject; ook nad^u `werpen' dan ru tu object; mes
voor Ntn, meestal pres.): Ntn pres. v. nad^u ittanaddi `hij
werpt steeds speeksel uit' of: ittanaqqu `hij laat steeds
speeksel vallen' BAM578-i-27
a ma-aq-tu, maqtu Sin3-44
~ sum-qu-dtue sumqutu (S stat.mv.) erra-i-85
D

ittanaqqu (Ntn pres.) BAM578-i-27
, G verb.adj. v. !maqa tu
, (!ara ku `lang zijn'): `lengte', `duur'
, (ww. i/i-klasse): bitter z/w.
, (ww. a/u-klasse; OB, SB):
I. G-stam (pret. imrur, pres. imarrar): omploegen (diep),
omspitten (diep), prepareren (van grond), om van woeste
grond cultuurland te maken, CHx44; AHw etwa \durchgraben"; CAD 1 to break a eld for cultivation; 2 Dt
to be split (?); 3 N to be broken

i-mar-ra-ar, imarrar (G pres.) CHx44


, (ww. a/a-klasse, later u/u-klasse; zelden in D;
vanaf oud-akk.;
gig):
I. G-stam (pret. imras., NB imru ; pres. imarras., NB
imarrus.; stat. marus., een van de weinige stat. met een
u; Ass. maris.):
ziek zijn, slecht zijn; onaangenaam zijn, slecht bevallen,
mishagen; AHw \beschwerlich sein, werden", \krank
sein, werden"; CAD 1 to fall ill, to have a disease, (in
the stat.) to be diseased; 2 to be concerned, to be cause
for annoyance, to become troublesome, to become dif cult, (in the stat.) to be dicult, in diculty, troublesome; 3 (with eli, ina muhhi, ana or dative) to become
displeasing, troublesome;4 (with libbu as subject) to
become angry, to become displeased; 5 D murrus.u to
cause diculty, to cause annoyance,
}
, G verb.adj., , vr. marustu < *marus.tu; s. > s
voor vr. t; Ass. ook maristu en later ook murultu, in
later tijd (na MB) wordt door dissimilatie s> l voor
dentalen d, t en sybillanten s, z; vanaf OA, OB;
 gig en F
gig en als subst.
lu
nagig):
ziek, ziek makend, kwaadaardig, moeilijk, onaangenaam, bitter, kwalijk pijnlijk; ellendig, onheilspellend; [adjectief van

maqtu

muqqutu
sumqutu

VW

itamqutu

V }}


maqtu
maraku
mararu I
mararu II


s ub me
s

3H

maras.u

mars.u

het parus-type, (vr. parust; %nominale typologie), dat


relatief weinig voorkomt; vgl. lemnu `slecht', mars.um
`ziek' en de rangtelwoorden 3 10];
AHw \krank", \beschwerlich"; CAD 1 sick, diseased;
2 dicult, inaccessible, impregnable, severe, grievious,
bitter;
}
, (subst.; vr. v. mars.u; ook marus.tu maar
s. > s voor vr. t; mv. mars. a tu; vanaf OB;
n
gsig):

ziek, ellende, slechtheid; AHw \Ubel",
\Schlimmes";
CAD 1 trouble, hardship, diculty; 2 left side
1 asaddad marusta ook: asaddad nissata (G pres. 1e p.enk. v. sada du `verduren'): `ik heb ellende te verduren' (bijv. zin uit een gebed)

marustu

UP

J Z 
logogra sch:

 gig, marsu, zieke (man), patient;


lu
.
F F
na bi qer-b
e-na gig
2 amelu su
 qerbena marus. (een diagnose na een
symptoom beschrijving, hier galklachten, meestal de
naam van de ziekte, hier nogal triviaal): `deze man
heeft een inwendige ziekte' BAM578-i-1
F
di
s na z
e gig
3 summa amelu marta marus. (marta `gal', acc. v.
betrekking; `ziek zijn aan' gaat met een acc. van betrekking: `wat betreft gal'; G stat. v. mara s.u): `indien
een man ziek is aan de gal' BAM578-i-14
}
, (term.; adv.; SB): kwaadaardig; AHw
\schmerzlich", \muhsam"; CAD bitterly, with diculty, with pain
4 issima mars.is (G pret. v. sas^
u) `zij schreeuwde
kwaadaardig' Ee-i-43
}
+
, iem. mishagen (tegendeel van t.^abu +
eli `iem. behagen'); slecht bekomen; tegenstaan, ergelijk


mars.is

maras.u eli

worden
5 imtars.amma epsetasun elisa (G perf.vent.; epsetu
poetisch voor epistu `daad') `hun werk/daad mishaag-

de haar' Ee-i-27
6 imtars.amma alkatsunu elja (G perf.) `hun wandel
is mij ergelijk geworden' Ee-i-37
7 aw
a tu marustu het zieke woord ) onheilstijding;
III. S-stam (
); CAD 6 to cause trouble, diculty, to make someone worry, to bring illness upon
someone, (with eli) to make (someone or something)
displeasing;
}
, S verb.adj., : zeer ziek, doodziek; \ziek gemaakt zijnde"; zeer ergelijk; komt veel voor in su illa's:
sumrus. a ku `(O god,) ik ben doodziek'
8 alkatsunu l
u sumrus.atma (lu+stat. als af rmatief:
waarlijk) `hun gedrag is waarlijk zeer ergelijk' (of als
precatief:) `(hoewel) hun gedrag zeer ergelijk is' Ee-i-46
III/2. St-stam (
); CAD 7 to be troubled, annoyed (passive to mng. 6) 8 to concern oneself, to take
trouble;
}
, (subst.; mv. murs. a nu; vanaf OA, OB):
gig): ziekte, onheil; AHw \Krankheit"; CAD 1 illness;
2 murus. libbi worry, preoccupation
F

na bi gig z
e gig
9 amelu su
 murus. marti marus. (murs.a mara s.u `aan
een ziekte lijden' met ziekte in de acc.), lett.: `hij is
ziek van een galkwaal' ) `hij lijdt aan een galkwaal'

sumrus.u

sumrus.u

sutamrus.u

murs.u

J
J

BAM578-i-38

im-tar-s.a, imtars.a (G perf. +dat. -a) erra-i-136



im-tar-s
. a-am-ma, imtars
. amma (G perf.

131

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

J V
) Ee-i-46

subj.) Ee-i-27

~D

mardtu


s um-ru-s
s umrus
. a-at-ma 
. atma

+
(verb.adj.S

ma

gig

marus
.

(G stat. `is ziek') BAM578-i-1, 14, 38

, (subst. bij red^u) weg, pad, gang, route, loop (van


rivier)
1 mardt d idigna `de loop van de Idiglat/Tigris'

3N

Marduk , ( }

mar-di-it mard
t

(st.c.) yos-ix-71,15

d amar utu,

ook logogram voor de


planeet Jupiter): de god Marduk, schutspatroon
van Babylon, wordt in de loop van het tweede millenium steeds belangrijker, vanaf de tijd van Hammurabi. Marduk krijgt van de goden die boven hem
staan eerst het Enlilschap over het mensdom, maar in
de OB-tijd blijft zijn macht nog beperkt. Pas zeven
eeuwen later krijgt hij de heerschappij over de gehele
kosmos: \koning der goden van hemel en aarde".
1 abgal dingirmesd marduk = apkal il d Marduk
`Marduk, de wijsgeer der goden' Ee-iv-93 (epitheton van
Marduk, in Ee-i-80 ook van Ea)
2 lugald
mmeeranki: het epitheton van Marduk;
quasi-Sum. lugal `koning' (Marduk is koning der goden van hemel en aarde); dimmer `heer' (in de emesalvorm van het Sumerisch); an `hemel'; ki `aarde';
3 ana d Lugaldimmeranki m
a lik il belasun
(verwacht beli (gen.), hangt af van ana): `hun heer,
d Lugaldimmeranki, raadgever van de goden' (of malik
met korte a: `koning') Ee-vi-28
4 d Marduk lugal il uza iz (G pret. v. z^
azu `verdelen';
lugal 
s arru als bijstelling; il object bij z^azu, hoewel
op zichzelf sar il of bel il `koning der goden' zou kunnen, omdat Marduk koning der goden over hemel en
aarde is): `Marduk, de koning, deelde de goden in' of:
`Marduk, koning der goden, verdeelde (alle Anunnaki
over boven en beneden)' (met het object in de volgende
zin) Ee-vi-39
Opsomming en uitleg van de 50 namen van Marduk in
het enu ma elis-epos vanaf Ee-vi-123:
5 d Marduk sa ultu s.tsu imb^
usu abusu d Anum (1)
(G pret. subj. v. nab^u `noemen'; s.tu `opkomst' (van
hemellichamen), `verschijning'): `Marduk (de naam
waarmee) zijn vader Anum hem (reeds) bij zijn verschijning heeft genoemd', Ee-vi-123
6 d Marukka l
u ilu ba n^usunu su ma (2) (su ma nominale zin `hij is'; G part. ba n^u): `Ja, hij is de god die
hen geschapen heeft' Ee-vi-133 (sunu wsl. `de mensen'
(vr.mv.) , hoewel men dan vr.mv. s ina verwacht)
u tukultu ma ti a li u nissu (3) (tukultu
7 d Marutukka l
st.c. `hulp', `bijstand', verwijst terug naar elmenten in
de naam): `M., hij is het toevertrouwen van land, stad
en zijn volk' Ee-vi-135
a l sabus u tajja r (4) (stativi
8 d Mersakusu eziz u must
ezezu en sabasu of sabasu ww. voor `boos zijn'; en tegenstelling: musta lu Gt part. bij sa  a lu `bedachtzaam',
`bezonnen'; adj. tajja ru `zich berouwvol toewendend'):
'M. kan boos zijn, maar ook weloverwogen, woedend,
maar vergevingsgezind' Ee-vi-137
9 d Lugal-dimmer-ankia sumsu sa nimb^
u puhurni (5)
(nominale zin `is zijn naam', vaak bij sumsu zonder
ma; G pret. subj. 1e p.mv. v. nab^u `noemen'; Sum. lugal
`heer', dimmer is `god' in het %emesal-dialect, an

`hemel', ki `aarde'; de naam wordt verklaard in Eevi-141 (!belu), waain lugal als belum en dimmer als

terugkomt): `d Lugal-dimmer-ankia is zijn


naam die wij met zijn allen [lett. in onze vergadering]
hebben gegeven' Ee-vi-139
10 d Nari-lugal-dimmer-ankia sumsu sa nizkur 
aser
il kala ma (6) (nominale zin; G pret.1e p.mv. v. zaka ru;
G part.st.c. v. asa ru `verzorger', `raadgever', refereert
naar Sum. nari in de naam, dat ook `raadgever' betekent): `N. is zijn naam, waarmee wij hem hebben
aangeduid als verzorger aller goden' Ee-vi-143
11 d Asar-l
uhi sumsu sa imb^u abusu d Anum `A. is
zijn naam, die zijn vader Anum hem gegeven heeft' Eevi-147 [bekende naam, ge-assimileerd uitgesproken als
Asalluhi. Hij is de goddelijke asipu (bezweringspries
ter). !d Asar-luhi
 d
d


, Marduk, CH-i-8, Ee-i-81 etc.
D  d ma-ru-uk-ka d marukka (Marduk, 2)
dingir dingir

}
V
V

[I
amar utu

Ee-vi-133

D:

(Marduk, 3) Ee-vi-135

d ma-ru-tu-uk-ku d marutukku
d mer-sa-k
d mersakusu
u
s -
u

(Marduk, 4) Ee-vi-137
!dim3!


 
 ,
Lugal-dimmer-ankia (Marduk, 5) Ee-vi-28, 139
F V !dim3!
 


 
 ,
Nari-lugal-dimmer-ankia (Marduk, 6) Ee-vi-143
d
d Asarluhi (Marduk, 7)
!asar!
 


Ee-vi-147
d
W


, apkal il

na ri lugal d
m me er an ki

 

d Marduk

Mari ,

lugal d
m me er an ki

asar l
u hi

abgal dingir me


s

marduk

stad aan de bovenloop van de Eufraat bij de Syrische-Iraakse grens. De restanten, bij het huidige Tell
Hariri liggen nu enkele kilometers van de rivier. Sinds
1933 (A.Parrot) een reeks opgravingen, waarbij tempels en paleizen uit de Vroeg-Dynastische periode tot
de Oud-Babylonische tijd gevonden zijn. Mari wordt
genoemd in de Sumerische koningslijsten. Het is verwoest door Hammurabi aan het eind van de regering
Zimrilim. Daarna is er pas weer in de Nieuw-Assyrische tijd bewoning. Er zijn zeer omvangrijke archieven
 s i-Adad, Iasmahgevonden: correspondentie van Sm

Addu, Isme-Dagan, Zimrilim (met Hammurabi) en
de zgn. profetische brieven aan het hof van Mari (
1760)

H

CH-iv-30

ki
Me-ra

, Mera, een achasche naam voor Mari

marqtu , (!raq^u): `toevlucht', `wijkplaats'


martu , (subst.; ook mertu; mv. marratu; OB, MB, SB,
NB):

ze: gal; AHw \Galle", \Gallenblase"; CAD


A 1 gall bladder; 2 bile, gall
1 ina ges^su ze (marta) imtan^
a (gesu^, ww. v. geluid:
`boeren', `oprispen'; Gtn pres. v. m^a u `overgeven', `kotsen'): `(en die) bij zijn opboeren/al boerend gal opgeeft' BAM578-i-1
F
di
s na z
e gig
2 summa amelu marta marus. (marta `gal', acc. v.
betrekking; G stat. v. mara s.u): `indien een man ziek
is aan de gal' BAM578-i-14
F
 an bi zeke4 sg-su

9'

132

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

3 amelu su
 martu imhassu (na de symptomen volgt
 `gal', het element
de diagnose; ze martu
ke4
markeert (quasi-Sumerisch, kan ook zonder) het subject (van een transitief ww., een zgn. %ergatief), bijv.
ook dingiruruke4 met gen. -e: `de god van de stad';
s
g = pa mah 
a s.u `slaan' i.v.m. pa `stok', dus `(met
een stok) slaan',hier G pret.; lichaamsdelen, ziektes etc.
zijn in het Akk. vaak subject), lett. \die man, de gal
heeft hem geslagen" ) `hij heeft een galaanval', `hij
heeft een galaandoening' BAM578-i-30

marta (acc.) BAM578-i-1, 14


, (subst.; ook mer tu, mar atu, mastu;
dumum
i; dumu `kind' + m
i of sal `vrouw'):
dochter,
jonge vrouw; [pars- (of pers) type nomen (vr. parsat
(perset), %nominale typologie) voor primaire, niet van
ww. afgeleide nomen zoals kalbu `hond', kalbatu `teef';
mar u > ma ru `zoon', ma rtu `dochter']
CAD 1 daughter; 2 (young) girl, woman,
1 m
a rassu <*ma ratsu zijn dochter, `een dochter van
hem', vgl. ma rasu (acc.) `zijn zoon'
2 s l
u ma rtu (nominale zin, directe rede na iqabbi
`hij sprak:'), lett.: `zij zij de (mijn) dochter' Ee-vi-87,
gezegd van een qastu `boog' vr. (wapens hebben een
eigen persoonlijkheid in de mythologie, hier de boog
als adoptiefdochter)

 -s
u, m
a rassu CHx17

'

martu

z
e

*
V

}
maru

dumu m
i

ma-ar-tam

, martam (acc.) Sil-C-24

, (subst. < mar um; ook mer u, mar u; Oud-Ass.
mer um; dumu, st.c. ma r, soms ma ri; triptotisch
declinatie in st.c. voor suf xen enk., nom. ma ru-,
gen. ma ri-, acc. ma ra-; zoon, jongen; triptotisch
voor suf xpronomina: nom. ma rusu, gen. ma risu, acc.
marasu; [pars- (of pers) type nomen (vr. parsat (perset), %nominale typologie) voor primaire, niet van
ww. afgeleide nomen zoals kalbu `hond', kalbatu `teef';
mar u > ma ru `zoon', ma rtu `dochter'];
AHw \Sohn", \Junge"; CAD 1 son, descendant, o spring; 2 young o spring of an animal; 3 son (used as
a form of address to a subordinate or by a subordinate when referring to himself or in private letters as
expression of a ection), darling, lover; 4 subordinate,
employee, member of a group;
1 ana il m
a resu (mv.) `jegens de goden zijn kinderen' Ee-i-52
2 m
a riutu, mariutu, geschreven als ma-ri u-tu,
woordspeling in Ee-i-101 met utu = de zon/zonnegod

Sj amas: (Marduk is ) `zoon van Sama
s ' uitgelegd in
de daarop volgende zin:
3 m
a ri d utu-si d utu-si sa dingirdingir = ma ri
d
s amsi `zoon van de Zon, zon onder de goden' Ee-i102; een koning heeft vaak als epitheton: `(als een) zon
van/voor zijn volk' en een god heet vaak `(als een) zon
van andere goden', maar hier is extra dat Marduk in de
oude traditie (voor zijn promotie tot oppergod) gezien

werd als de zoon van de zonnegod Sama
s.
V
ma-re-e-
s u, m
a r
e
s u (mv. + 
s u) Ee-i-52
V
: ma-ri-u-tu, ma riutu (+ `zon') Ee-i-101
d -si, m
d Sam

V
ma-ria ri
s i Ee-i-102

, ma rim CH-i-9


, (vr. v. mars.u, !mara s.u): `ziek', `ellende',
`slechtheid';

VVV >4b}

marustu

dumu

utu

utu

mars.u , vr. marustu <marus.tu; !maras.u `ziek zijn'):


`ziek', `kwaadaardig', `moeilijk', `pijnlijk', `ellendig',
`onheilspellend';

marus. , st.c. v. !mars.u : `ziek' en stat. `hij is ziek'


massu , <*matsu st.c. v. !matu+ suf x su; fonetisch ge-

schreven als ma-as-su of ma-su, maar ook de niet-geassimileerde vorm ma tsu komt voor, geschreven als maat-su
, (ook mis^u, mes^u !mes^u, `wassen')
, (ww. a/u-klasse; OB, Mari, SB):
I. G-stam (pret. ims.ur, pres. imas.s.ar): omcirkelen; AHw
etwa \umschreiten (?)"; CAD to move in a circle, to
make a detour, to linger
IV. N-stam (
, re exief): zich aaneensluiten,
compact worden, te hoop lopen, zich samentrekken (mil.)
(in militaire zin); AHw etwa \compact werden (?)";
}
, (subst.; ook mis.aru, mis.irru; mv. mis.ru ,
mis.ra tu, mis.retu; vanaf OB, MA;
zag):
grens,
in vr.mv. mis.ra tu vaak `gebied'; AHw \Grenze", \Gebiet"; CAD A 1 border, border line; 2 territory, region,
land (as a political term), march
}
, (subst. vr.mv. v. mis.ru): gebied
1 mis.r
a ta u as.s.ir, (D pret. v. es.eru `tekenen'): `hij
(Marduk) bakende de grenzen (van het jaar) af' Eev-3; misschien: `hij bakende de grenzen erin af' (d.w.z.
bepaalde de intervallen van het jaar)
D
[im-ma-as
. -r]u-nim-ma,

mas^u
mas.aru

nams.uru

mis.ru

mis.ratu

V V
(H
mas.s.arutu <
immas
u nimma
. r

(N pret. 3e p.mv.) Ee-i-129

mi-is.-ra-ta mis.ra ta (vr.mv. acc.) Ee-v-3


, ( *mans.aru+-u tu) !nas. a ru `bewaren'
, (ook mans.artu; !nas. a ru `bewaren'): wake;
, (subst.; NA mas.s.aru; c W ennun !nas. a ru
`bewaren'): `wachter', `hoeder';
: ma-s.ar-tu, mas.s.artu Ee-vi-42
, (ww. a/u-klasse; vanaf OA, OB): G stat. gelijk
zijn, vergelijkbaar zijn;
I. G-stam (pret. imsul, pres. imassal, stat. masil): half
worden, het midden bereiken; CAD 1 to be similar; 2 to
be equal; 3 to be half;
1 epsetus l
u maslat (G stat. vr.enk.; nevenvorm v.
epistu; `zijn werkzaamheid zij gelijk/vergelijkbaar' Ee-

mas.s.artu
mas.s.aru

masalu I

vi-122

II. D-stam (

mussulu

) CAD 4 to make similar, to copy,


to make of equal rank or value; 5 to be equal, to match;
6 Dt to be equaled, to be rivaled;
III. S-stam (
, factitief) CAD 7 to make equal
IV. N-stam (
, passief) CAD 8 to be equaled
}
, (subst.; mv. misla tu; vanaf OA, OB; J bar):
helft, midden, half, 1=2; CAD 1 half, midpoint (midday,
midyear, mid-sapattu, center, middle (locally)
2 mislu : : : mislu: de ene helft : : : de andere;
3 sapattu l
u sutamhurat misil arhisam, (St stat. prec.
v. mah 
a ru; sapattu `vollemaan'; misil status abs.;
 adverbiaal): `de 15e maandsdag zij gelijkgearhisam

steld met de halve maand' Ee-v-18 (!mah a ru, St)
 mid (oc}
, (adj.; OB, SB): half, halve; CAD
curring only in u m masil midday musu masil midnight
4 ag^
u maslu, lett. \halve kroon" ) `halvemaan',
`eerste kwartier'
 m ag^
5 ina u4 7ka
a masla `en op de 7e dag (straalt
gij, maan) met halve kroon' Ee-v-17

mislu

maslu

sumsulu
namsulu

133

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

J 7 [mas]-la, masla (acc.) Ee-v-17


mi-sil, misil (status abs.) Ee-v-18
, (ww. OB u/u-klasse, SB ook a/a-klasse, MB
i/i-klasse;
I. G-stam : gelijken op; AHw \gleichen";
}
, (taprs-nomen): gelijkenis, beeltenis, afbeelding, evenbeeld; [taprs-type nomen, vr. taprist; (%nominale typologie); voor actie-ww. (inf.)]
In het Enu ma elis-epos (in tablet v over de inrichting
van de hemel) worden de goden geidenti ceerd met
een ster of sterrenbeeld (lumasu of lumassu). Goden
hebben een astrale dimensie. Naast hun beeld op aarde
(in de tempel) hebben zij hun beeld (afbeelding, evenbeeld, tamslu) aan het rmament:
1 mulmes tamslsunu lum
as uszz, (S pret. v. izuzzu
`neerzetten', `doen plaatsen'; mulmes = kakkab): `hij
[Marduk] plaatste de sterren in sterrenbeelden (als)
hun evenbeeld' Ee-v-2
2 tamslasu u
 lid (D pret. v. wala du `voortbrengen')
`bracht zijn evenbeeld voort' Ee-i-16
II. D-stam (
): iem. vergelijken met imiteren,
copieren, evenaren, factitief: gelijk maken
3 d Anum umassilma (D pret.) `Anum evenaarde hem'
`Anum werd hem gelijk' Ee-i-15
4 ils umtassil (D perf.; over draconische monssters)
`(zij liet ze melammu dragen en maakte ze daardoor)
goddelijk/als goden gelijk' Ee-i-138
II/2. Dt-stam (
, re exief): zich vergelijken
met, zich meten met,
5 mamman ina il su  
asu la umtassalsu (Dt pres.):
`laat niemand onder de goden zich met hem meten'

masalu II

tamslu

mussulu

mutassulu

Ee-vii-14

mutassulu,

II/2. Dt-stam (
den

>b V
J

?
?*!
Ee-vii-14

u
-ma
s -
s il-ma uma
s
s ilma

&Ji

umta
s
s il

] ,

um- ta
s -
s al-
s u


tam-
s il tam
s
l

um-ta
s -[
s il]

} b
}
Maskansapir
'*

vergeleken wor-

, imsulam (G pret. vent.) Sil-C-102


,
(D pret. +ma)

im-
s u-lam

Ee-i-15

passief):

(D perf.) Ee-i-138
(Dt pres.)

umta
s
s al
su

(st.c.) Ee-vi-112
, tamslsunu (+sunu) Ee-v-2

tam-
s il-
s u-n[u]

, stad,

uru

ki
Ma
s -k
an-(
s abra)

CH-iv-3

maskanu, maskattu , (!sakanu `voorzien


`dorsvloer'
masqtu , (!saq^u `drenken'): drinkplaats
Ma
s kan
s
a pir

zijn van')

1 s
a kin mereti u masqeti, (of: masti): (Marduk), `die
de weiden en drinkplaatsen heeft geschapen' Ee-vi-124

^ ma-as-q-tim, masqtim CH-iii-40
J
I mas-q-ti, masqti Ee-vi-124
, (subst.; ook mesr^u; bij sar^u) AHw \Reichtum";
Een van de vele woorden voor het begrip overvloed en
rijkdom; vgl. desu^, hegallu, his.bu, lul^u, masr^u, nuhsu,



t.uhdu;

u

, (subst. plantennaam;
 E in6 us): zeepkruid; AHw ein \Seifenkraut (?)";
Het onbekende maar veel voorkomende mastakal
wordt vaak genoemd met !aktam `wonderolie' en ook
met tamarisk. Zeepkruid? Zeepkruidplanten bevatten

masr^u

mastakal

>

saponinen (giftig) die schuimen in water en gebruikt


kunnen worden voor wassen en reinigen van wollen
stoffen. Een geneeskruid tegen reumatiek, jicht, huidziekten etc.
a
 E u ak-tam u in6 us
1 aktam mastakal `wonderolie en mastakal-kruid'

> }>
>
masttu, malttu
BAM578-i-13

E

u



s
6 u

in

ma
s takal

BAM578-i-13

, (!sat^u), `drank', `drinkplaats'


, (ww. i/i-klasse; ook masa u; vanaf OA, OB):
G stat. vergeetachtig zijn;
I. G-stam (pret. imsi, pres. imassi, stat. masi): vergeten; niet letten op, door de vingers zien (van zonden) AHw
II \vergessen"; CAD A 1 to forget (a matter, a person,
an act), to neglect (a matter);
1 sa l
a mas^e d S^n la tamass^anni (G prohib. 2e p.enk.
v. masu
^): `vergeet mij niet, Sin!', `Wil mij niet vergeten!' Sin3-66
2 sa l
a mas^e: lett. \dat van niet vergeting", (sa la
`zonder') vaak paranomastisch gebruik bij ww.-vorm
van masu^ adverbiaal op onvergetelijke wijze; dan niet
extra vertalen (bijv. in Sin3-66)
3 ahr^
atas u me la mas^e (ahr^atas `voor de toe
komst(ige)';
masu^ `vergeten', verwacht eig. ana la
mas^e `om niet te vergeten', `tot niet-vergeting'): tot in
lengte van dagen, zolang er memorie is Ee-vi-108
4 u nenu m
u d^e nereb sad^e nimtassi harra nu (G part.
 mesu^; in Gtn
v. id^
u `weten'; Gt pres. of Gtn pret. v.
`steeds vergeten'; in Gt behalve intensief `helemaal vergeten', ook wel seperatief `de weg kwijt zijn'): `en w
die toch de bergpassen kennen, zijn telkens de weg
kwijt' erra-i-87
II. D-stam (
) CAD 2 to make sombody forget
something;
III. S-stam (
) CAD 2 to make sombody forget;
to let somebody or something fall inbto oblivion
IV. N-stam (
, passief, ingressief bij intransitieve
G, vaak bij toestandsww., iets met een beginmoment)
vergeetachtig worden; CAD 4 to fall into oblivion, to
become forgotten
5 ai immas
a (N vetitivus vr.mv.) `moge zij nooit
vergeetachtig worden' (maar laten zij hun god in
gedachten houden) Ee-vi-117
6 ai immasi ina ap^
ati (N vetitivus, ai + pret.): `hij
[Tutu] worde niet vergeten onder de omwolkten' Ee-vii18 (`omwolkten' een term voor de Sumeriers, later alle
Mesopotamiers; !s.alma t qaqqadi `zwarthoofdigen')

masu^, mesu^

mussu^
sumsu^
namsu^

V oo 44
VV
V UC
U
S

,
,

(G inf. gen.) Ee-vi-108


(G inf. gen.) Sin3-66
im-ma-
s i, (ai) imma
s i (N vet.) Ee-vii-18
im-ma-
sa
-a, (ai) imma
s
a (N vet. vr.mv.)

ma-
s e-e ma
s^
e

ma-
s e-e ma
s^
e

Ee-vi-117

+ dat.) Sin3-66

erra-i-87

ta-ma
s -
sa
-an-ni

(l
a ) tama
s
s anni

nim-ta-
a
s -
s i nimta
s
si

(prohib.

(Gtn pret.1e p.mv.)

*masu^ ,
}musu , (subst. m.; vanaf OA, OB;
= ; mv.
musa ti): nacht; CAD night, nighttime
}mustu , (subst.; mv. musiatu, mus^atu; vanaf OA,
OB): nacht; CAD night, nighttime
matar , status abs. !watar `verder', `langer'
gi6

mi

134

matatu , (nn  ; mv. v. !matu: `land'


nn
(gen. mv.) Sin1-11b
matnu , (subst.; OB, SB): pees (van boog), koord (van
kur kur

kurkur

m
a t
a ti

een boog) (nb.: qastu `boog'); AHw \Sehne"; CAD


1 sinew, tendon; 2 bowstring
1 uknsi(m) matnu (D pret. v. k^
anu) lett. `hij bevestigde de pees voor haar' ) `hij spande de boog voor
haar aan'
K mat-nu, matnu Ee-iv-36
, (ww. -u-; Ass. mua tu; vanaf oud-akk.; E us), Gstat. dood zijn; vgl. Ned. mat in `schaakmat', dat uit
 ma t komt: `de Shah (koning) is dood', en via het
Sah

Perzisch
(Shah) in het Arabisch ma t `hij sterft' terecht
is gekomen.
I. G-stam (pret. imu t, pres. im^at): sterven, dood gaan;
AHw \sterben"; CAD 1 to die, 2 to become invalid
(said of a tablet);
III. S-stam (
, factitief, Ass. samuttu; S pres.enk.
usm^at,mv. usmattu , S pret.enk. usmt, mv. usmittu <
*usmtu , naar analogie met de D):
vermoorden, doen sterven, de dood veroorzaken van; bijv.
perf. 1e en 3e p.enk. ustamt `hij heeft de dood veroorzaakt van'; CAD 3 to put somebody to death, to cause
the death of somebody
}
, (adj.; ook metu, vr. mittu; vanaf oud-akk.;
E us;  E baus): dood; CAD dead, spirit of the
dead
1 belum sa ina siptsu elleti uballit.u il
a ni mtu ti
(D pret. subj. v. bala t.u `leven', in D: `doen leven', `levend maken', `genezen'; mitu ti adj.m.mv. gen.): `de
Heer [Marduk] die d.m.v. reine bezweringen de dode
goden heeft genezen/tot leven heeft gebracht' Ee-vi-153
[`de doden levend maken' is vaak een epitheton van de
goden, vooral de goddelijke genezers zoals Marduk, ook

wel Sama
s en veel godinnen, bijv. de godin !Gula van
de geneeskunst: de muballit.at mt `genezeres der doden'. Dit is niet letterlijk \doen opstaan uit de dood".
In Mesopotamie is het dodenrijk het land vanwaar niemand wederkeert. Het slaat op doodzieke mensen, ten
dode opgeschreven maar toch weer genezen. In de oudheid is ziekte een broertje dood.]
}
, (subst.; vanaf OA, OB; E bad en OE
nambad): dood;
CAD death
2 litpata imat m
u ti (Gt prec. v. lapa tu `aanraken'; Gt
`zich inwrijven'; imtu `gif'): `smeert u in met gif des
doods/dodelijk gif' erra-i-7
}
, natuurlijke dood
3 m
u t la smtim: onnatuurlijke dood
4 ina l
a smtim m^atu: onnatuurlijke dood sterven
: I mi-tu-ti mtu ti (m.mv.gen.) Ee-vi-153
= I mu-u-ti mu ti (gen.) erra-i-7
, (subst.vr.; mv. ma ta tu ; vanaf oud-akk.;
kur):
land; soms in de betekenis van de mensen in het land; de
t in ma tu enk. is niet van de wortel, doch een vr. t,
toch wordt deze als radix-t opgevat en in het vr.mv.
opnieuw een t toegevoegd; komt meer voor bij korte
woorden met een t. vgl. Oud Ned. schoe, mv. schoen,
waar later weer een mv. schoenen van gemaakt is.
AHw \Land"; CAD 1 country (as a political unit),
land (as against sea); 2 open country, at country, at
space; 3 home country, native land; 4 population of a
country

m^atu

sumutu

mtu

mutu

mut smtim

matu

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

1 puruss^e m
a ta ti sakin ina mahrika, (G stat. v.

saka nu), lett.: `de beslising over de landen
is gezet voor
u [S^n]' ) `de beslissing m.b.t. de landen wordt u voorgelegd' Sin1-11b
2 lamassi ili u m
a ti (st.c. v. lamassu): `[Marduk is]
beschermgod van god en mensen' Ee-vi-149 (`land' hier
voor `de mensen': goden en mensen')
3 n
a dinu zer m^atim (verwacht na din; eindvocaal
moet een zgn. overhangende (overtollige) vocaal zijn;
zer m^atim `zaad van het land', hier gen.obj. `zaad
voor het land'; zeru ook `akker waarop je kunt zaaien',
`bouwrijpe akker'; zeru ook `nakomeling') `die het land
voorziet van zaaigoed' of `die het land (zo) van nageslacht voorziet' Ee-vii-79;

u
 ni-
s i, m
a tam u
 n

s i H.Bars. 25

888
VV
VV }
VV CC
nnn
mat.u^

kalam

, ma tim (gen), CH-i-7



-s
u, m
a ssu < *mat
s u Sil-A-24
^ ma-tim, ma tim (gen.) CH-i-33
ma-at, ma t (st.c.), CH-v-7,8
ma-tam, m
a tam (acc.), CH-xxiv-6
^ ma-ta-tim, mata tim, (vr.mv.gen.) Sil-A-22
I ma-a-ti, ma ti, (gen.) Ee-vi-149, vii-8
^ ma-a-tim, ma tim Ee-vii-79

m
a t
a ti (gen. mv.) Sin1-11b

-su massu < m
a t
s u (st.c.+ 
s u) Ee-vii-150
kalam

[ka]l[a]m

kur kur
kur

, (ww. i/i-klasse; Ass. mat. a u(m); vanaf OA, OB;


lal; een vaag eigenschapsww.):
I. G-stam (pret. imt.i, pres. imat.t.i, stat. mat.i): gering
zijn, vaak te gering zijn, te kort zijn; tekortschieten AHw
\gering werden, sein"; CAD 1 to be short a given
quantity, to be missing, to decrease in number, to
be/become smaller; 2 to be poor in quality, to diminish
in strength (looks etc.)
II. D-stam (
): gering maken, geringer laten worden,
minder laten worden, verlagen; idioom: inf. + mut.t.u^ D stat.
lett.: `hij is gering gemaakt/hij komt tekort' ) `iets in
geringe mate kunnen doen'; bijv. met een ellips voor
`nuttigen': voedsel niet kunnen verdragen; AHw \mindern", \verkurzen"; CAD 3 to cause a decrease in
quantity; 4 to reduce, to diminish, to humble; 5 Dt
to be reduced to less, to become weak, slow
1 mahr sikarim ana mahr se im umtat.t.i (D pres.)

 het bier t.o.v. de prijs
`ze verlaagt
de koopprijs van
van gerst' CHx108
K ninda u kas la
 in med./therapeuti2 akala u sikara mut.t.u (K la
sche teksten (1 ) s.ama du `aanbinden'; (2 ) mat.u^ hier D
mut.t.u^; idioom: inf. + mut.t.u^ D stat. lett.: `hij is gering
gemaakt/hij komt tekort' ) `iets in geringe mate kunnen doen'; hier met ellips voor `nuttigen'): `hij verdraagt geen brood en bier' of: `hij kan geen brood en
bier tot zich nemen' BAM578-i-29
m
mut
.th u (hier D stat.) BAM578-i-29

III. S-stam
(
) CAD 6 to cause to become small,
to diminish; 7 to treat badly, to place someone in a
bad position, to weaken

III/2. St-stam
(
) CAD 8 to be in short supply,
reduced, bereft, too small
}
, (subst. pl. tantum; MB, SB): tekort, verlies (in
zaken) [nom. vorm van het ipris(um)-type; %nominale typologie; er zijn er niet veel met zo'n vocaalvoorslag; vgl. ikribu `gebed', ipt.iru `losgeld', isdihu `winst',


mut.t.u^

l
al

imt.u^

sumt.u^

sutamt.u^

135

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

ispiku `voorraad(s-kruiken)', imt.u^ `verlies']


CAD 1 losses, shortages, depletion, emaciation (always
pl.); 2 chisel
}
, (taprist-nomen, mv. tamt.^a tu): gebrek, armoede, vermindering; [taprs-type nomen, vr. taprist,
(%nominale typologie); voor actie-ww. (inf.)]
3 tamt.^
ati emu q(n) (emu qu `kracht', ook een woord
voor `arm', daarom vaak in dualis): `vermindering van
kracht', `krachtverlies' Sin3-58 (in alle opzichten: fysisch, mentaal en maatschappelijk)

tamt.tu

V V
}O C
m^a u

(G pret.+ma) erra-i-135
(G perf.+ma) erra-i-136
um-ta-t
i
,
umtat
t
i
(D
pres.)
CHx108
.
..
I tam-t.a-a-ti, tamt.^ati (mv.) Sin3-58
im-t
.i-ma imt
.ima

im-ta-t
.i-ma imtat
.ima

, (ww. niet te verwarren met mua u; OB, SB): overgeven, opgeven, kotsen; AHw I \(Galle) erbrechen"; CAD
to vomit
1 ina ges^su marta imtan^
a (Gtn pres. v. m^a u; gesu^
`boeren', `oprispen'): `(en die) bij zijn opboeren/al boerend gal opgeeft' BAM578-i-1

F
im-ta-na-a imtan^
a BAM578-i-1
, ook: manza zu `standplaats, positie'
!izzuzu


JJ J

mazzazu

man-za-za

manzaza

(acc.) Ee-v-1

man-za-az, manzaz (st.c.) Ee-v-8, vi-79


, st.c. en genitief v. !m^u: `water'
, pl. tantum, Sum. leenwoord me; `m^e'; OB, Mari,
SB): zoiets als: culten, riten, ambten, instellingen, ceremonie; vaak genoemd samen met het equivalente Akkadische !para s.u ( paan = garza); garza in Sum.
teksten die ong. syn. met me.
CAD m^
u B cult rites, divine orders

m^e I
m^e II

4

'

(st.c.) CH-iv-63

merhertu , (subst.; bij maharu `ontvangen'; ook mihirtu)


me-e m^
e

opbrengst; AHw \Entgegenbringung", \Entgegenstel-

lung"
1 liddalham
a lihalliqa mehertasin (N prec. v. dala hu
 raken';
 G prec. v. hala qu; `moge de [kolk
`vertroubeld

ende zeeen] vertroubeld raken, en zo hun opbrengsten
vernietigen/verliezen' erra-i-70 (opbrengst is zeebanket: wier, vissen, schaaldieren)
, (st.c. v. !mehru)


m
e-eh-ret, mehret (st.c.vr.) Ee-vi-62


, (subst.; ook mihru, bij !mah a ru; vr. mehratu;
vanaf oud-akk.; V
 gabari): evenbeeld, tegenhan
ger, pendant, equivalent;
AHw \Entsprechung"; \Abschrift"; \Duplikat", \Ant
wort", \Gegengesang", \Aquivalent";
CAD mihru A 1
copy, list, inventory, answer, reply, antiphony; 2 (person of) equal rank, fellow, equivalent, counterpart,
replica, correspondence; 3 front; 4 weir; 5 o ering 6
mishap; unfortunate accident
1 Esagila mehret Apsi, (epitheton van Esagila; `Esagila, het evenbeeld van de Apsu' Ee-vi-61 (Esagila, tempel van Marduk; Apsu-tempel, waar Marduk's vader
Ea woont)

mehret
:
mehru

(st.c.vr.) Ee-vi-62

mehu^ , (subst.; vanaf OB):  storm, stormwind, orkaan, onm


e-eh-ret mehret

weer; AHw \Sturm", \Ungewitter"; CAD A violent

storm
1 ibni imhulla meh^
a asamsu tam `hij [Marduk] schiep

 een orkaan en onweerswolken'
een boosaardige
wind,

 MC

Ee-iv-45

(acc.) Ee-iv-45



melammu , (subst.;
ook melemmu, melimmu, malemmu;
me-ha-a meh^
a

vanaf OB <Sum. melam, met lam=ne `vuur'):


aureool, glans, lichtkrans
die vrees en ontzag inboezemt; het woord heeft te maken met \vuur"; wordt
gezegd van koningen, goden en tempels, vaak samen
met puluhtu `vrees' met een connotatie van `ontzag',
`eerbied';De Babylonier ziet het als iets concreets: men
kan het aantrekken, uittrekken en het kan ontnomen
worden. Een melammu zetelt dus niet alleen in het lichaam, maar vooral in het attribuut van de god, dat
de kracht verbeeldt.
AHw \Scheckensglanz(maske)"; CAD 1 radiance, supernatural awe inspiring sheen (inherent in things divine and royal); 2 glow of good health
In het Enu ma elis-epos wordt in Ee-i-138 a.h.w. een
de nitie gegeven: \dat wat iem. goddelijk maakt", als
volgt:
1 melamma ustass^
a ils umtassil (S perf. v. nasu^
`dragen' en D perf. v. masa lu `gelijk maken'; over draconische monsters) `zij liet (ze) melammu dragen en
maakte ze (daardoor) goddelijk/als goden gelijk' Ee-i138
2 melemm sarr
u tim aureool van het koningsschap; deze

zetelt a.h.w. in de hat.t.u `skepter', vaak worden in een


adem genoemd: hat.t.asu seberu de skepter verbrijzelen en
 aureool afpakken.
mellem et.eru het
3 melamm^e rasubbati (gen.) (hij was bedekt met) `een
aureool van huiver' Ee-iv-58
4 melamm^esu itbala(m) (G perf. v. wab
a la of G pret.
v. tab
a lu `dragen'): `(en) hij [Ea] nam zijn [Mummu's]
melammu weg' (en neemt daarmee het goddelijke ornaat van Mummu over: en zo komt het dat Ea Mummu
heet (een epitheton van Ea) en in de Aps^u woont) Eei-68
5 labis melamm^e esret il, (G stat. trans. v. lab
asu):

`hij [Marduk] is bekleed met het aureool van (wel) tien


goden' (n.l. 10 paar hoorns op hun kroon) Ee-i-103
 , melemm (gen.) Sil-A-79
;
me-le-em-mi, melemm
 (gen.mv.), CH-ii-60



V

me l
am

Mera

m[e-l]am-ma melamma

(acc.) Ee-i-138
(acc.) Ee-i-68, Ee-iv-58

m
e-lam-m
e melamm^
e

: een archasche naam voor de stad !Mari

merestu II , (subst.; *h.rt; Ass. merastu; ook !meresu;

OA, OB, MB, SB, NB; 8 apin): akker, cultuurland;


AHw I \Anp anzung", \Anbau"; CAD B 1 cultivation;

2 cultivated eld; 3 time of planting


1 d Asarri s
a rik meresti sa is.ra ta ukinnu (D pret.
subj. v. k^anu, D `vaststellen'; G part. v. sara ku `schenken'): `A. schenker van het cultuurland, die de percelen
vaststelt' Ee-vii-1
V ^ me-re-es-tim, merestim (gen.) CH-iii-19
s I me-res-ti, meresti (gen.) Ee-vii-1
, (subst. ook mereltu; mv. mereseti; MB, SB,
NB): AHw II \Wunch", \Bedarf"; CAD A 1 request,
wish, desire; 2 supplies, silver given for free disposition,
consignment (of merchandise) 3 intention;
, (subst.; Ass. merasu; vanaf OB; i T
 nzi)
ga
akkerland, bouwland; AHw I \bestelltes Feld";
CAD A 1 cultivated land; 2 cultivation;
1 sa sark
usu meresu sukussu ser u (stat. sara ku

merestu II
meresu I

136

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

`schenken' +u + resumptief su(m); sukussu `onderhoudsperceel' hier ander litt. woord voor `akker'; ser u
`ploegvoren', ook iets van `perceel', `akker'): `aan wie
geschonken zijn: bouwland, akker en akkerland' Ee-vii-

73

Ee-vii-73

meresu II , (subst.; SB) CAD B knowledge, wisdom;


meresu III , (subst.; SB) CAD C wish;
mergiranu , plantennaam !mirgiranu
mertu , (ook mirtu, mer tu !re u^ `hoeden'): `weide',
m
e-re-
s u m
e re
su

`beemd'
1 s
a kin mereti u masqeti, (of: merti): (Marduk), `die
de weiden en drinkplaatsen heeft geschapen' Ee-vi-124
V I me-re-ti, mereti (gen.mv.) Ee-vi-124
, epitheton van Marduk
1 d Mersakusu eziz u must
a l sabus u tajja r (stativi
ezezu en sabasu of sabasu ww. voor `boos zijn'; en tegenstelling: musta lu Gt part. bij sa  a lu `bedachtzaam',
`bezonnen'; adj. tajja ru `zich berouwvol toewendend'):
'M. kan boos zijn, maar ook weloverwogen, woedend,
maar vergevingsgezind' Ee-vi-137
d mer-sa-k
d mersakusu

u
s -
u

Mersakusu

[ I

(Marduk, 4) Ee-vi-137

meseru ,

(!eseru `opsluiten'): `omsluiting', `omsingeling'


1 bt meseri, lett.: \huis der omsluiting", een bepaald
rituaal, waarin een huis omgeven wordt met allerlei
voorwerpen
: naam van een tempel (Sum.)

Meslam
: , (tempelnaam) CH-iii-6
mesu , (subst.; pl. tantum; ook masu; MB, SB): cultus, ritmes-lam Meslam

uelen; AHw II \Kulte"; CAD cultic rites, rituals


1 ina mes nagbasunu uzakkir
u ni sumsu (D pret. mv.
met vent.. -ni v. zaka nu): `met rituelen verkondigden

zij zijn naam al te gader/unaniem/geen uitgezonderd'

4
bA

Ee-vi-166

mes^u , (ww. i/i-klasse; Ass. masau; vanaf OA, OB; A


p

m
e-e-si m
e s


(pl. tantumgen.) Ee-vi-166

luh


)

I. G-stam (pres. imessi, pret. imsi, stat. mesi ook masi)
wassen; AHw \waschen", \reinigen"; CAD 1 to wash,
to clean; 2 to re ne metals; 3 to settle accounts, to
clear records

p ina a luh-si

e
1 ina m^e temessi (
luh G pres.2 p.enk. v. mes^
u
`wassen', hier in een recept): `[een plant] moet je met
water wassen' BAM578-i-39
I/2. Gt-stam : zich wassen
II. D-stam (
, betekenis als G) CAD 4 to wash 6
Dt to wash oneself; 7 to be washed

III/II. SD-stam
CAD 5 to whipe o
IV. N-stam CAD 8 to be re ned, to be washed o
}
, (subst.; OB, MB, SB;
luh): wassing; AHw

\Waschung"; CAD A washing
2 ms-p^ (
kaluhha):
  , de ceremonie van conmondwassing, mondwassingsritueel
secratie van cultusbeelden en -voorwerpen, waardoor
ze hun sacramentele functies kunnen vervullen
p
-si ina m^
e temessi BAM578-i-39

,p
adv. !maldaris `durend', `steeds'
, ( jsr , variant van: !msaru): `gerechtigheid',
`edict'
en


s u luh

CA

muss^u

msu

A
mesdaris
meseru

AM

a luh

mesr^etu , (subst. pl. tantum; OB, MB, SB, NB; N

 u
 rme
a
s ): ledematen;
[ook minu tu `ledematen',
`vorm', `gestalte']
AHw \Gliedmaen"; CAD limbs
1 mesret
usu suttuh a , (D stat. v. sata hu G: `zich in
 D: elativisch, beetje

de lengte uitstrekken';
duister
woord): `zijn ledematen waren zeer lang' (volgroeid of
perfect volgroeid) Ee-i-100
V:
me
s -re-tu-
s u, me
s r
e t
u
s u (pl. tantum)

Ee-i-100

mesr^u , !masr^u `rijkdom'


m^esu , (ww.; ook m^esu; - /e-; OB, MB, SB, NB):


I. G-stam (pret. imes, ims, pres. im^es, mv. imessu,


imissu en imessu, stat. mes, ms): verachten, minachten; AHw \miachten"; CAD 1 to despise, to have

contempt for, to disregard; 2 to forgive, to disregard


sins; , 3 D to treat with contempt; 4 N to be despised,
disregarded
, !masu^ `vergeten'
, suf x ter markering van de directe rede, geplaatst
achter het logisch predikaat. Soms te vertalen door
\(en) verklaart:" of \(en) beweert:" of iets dergelijks
toe te voegen;
1 n
a dina nummi iddinam `(en verklaart:) \een verkoper verkocht het mij", CHx9
F
FK
na-di-na-nu-um-mi, n
a din
a nummi

mesu^
{mi

CHx9

miadum , !m^adu `veel z/w.'


migir , st.c. v. migru !magaru
migru , verb.adj. v. !magaru
milku , (!malaku; st.c. milik): `raad', `plan', `raadsbe-

 ?? !!
8
!

sluit', `overleg', `beraad'


,

(st.c. +su) Sin1-9


(st.c. +su) Sin1-19
 mil-ka, milka (acc.) Sin1-14
@
mil-k
at-su-un, milkatsun (st.c.vr.mv.)
Ee-vi-162

K mil-ki-su-nu, milkisunu (gen. +sunu)


ACh-Sin-i-6
: schare in Ee-iv-116; AHw (unklar) CAD (mng.
m
-lik-
su
 milik
su

mi-lik-
su
 milik
su

millu

unkn.)
1 milla gall^e: de schare gall^u-demonen (kwade demonen); afleiding onduidelijk, mogelijk een woord voor
volheid en hangt dan samen met mal^u I `vol zijn'; of
een variant voor mlu `vloed'
7 mi-il-la, milla (acc.) Ee-iv-116
, (pirs-nomen; !mal^u I `vol zijn') hoog water, was
(van het wassende water); volheid
; mi-li ml (mv.) erra-i-136
, (onbepaald vnw.; soms als mimmu, mim,
mimmi, miamma, mimmama/i: iets, wat, wat dan ook;
AHw \irgend etwas"; \alles"; CAD something, anything, everything; (negated) nothing
1 atta mannu mimma lemnu (atta onafhank. p. vnw.
`jij'; mannu `wie'; lemnu `Kwaad', `demon'): `wie gij
ook zijt, welk boze macht dan ook' kar76-1 (of: `welke
demon dan ook : : :') (eerste regel van een bezwering
n 
die begint met
e
s iptu, ter markering)
#

mm-ma nag-ma ugu-su ul du10 ga
2 mimma isatt^
uma elsu ul t. a b (schrijfwijze met in
mm-ma uitzonderlijk; # nag = \mond  water"
G pres. subj. v. sat^u `drinken'; G stat. v. t.^abu `prettig

mimma
mlu

"

137

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

zijn'): `al wat hij drinkt, valt hem slecht' BAM578-i-30


wat dan ook (lett.: wat zijn naam
ook is, hetzelfde als mimma alleen)
3 mimm^
u ikpudu (< mimma sa + G pret. subj. v.
kapa du): `alles wat hij had beraamd' Ee-i-55

}mimma sumsu ,

* =>

,
,

mi-im-ma mimma

CH-i-58
Ee-i-55

mimm^u I , (subst.; vanaf oud-akk.; U


mim-mu-
u mimm^
u

n
g):
bezit, eigendom, have; [een nomen dat vnl. voor suf xen voor-

komt.]
AHw \alles, irgend etwas von"; CAD 1 possessions,
assets, concerns; 2 everything, something, anything; 3
share, portion
1 itti mimm^e bel btim `samen met het bezit van de
huiseigenaar' CHx125
}
, een bezit van hem, een ding van hem )
alles van (triptotisch: nom. mimm^usu, gen. mimm^su,
acc. mimm^asu)
2 attar mimm^
usu, (G stat. v. wata ru `uitmunten'): `hij
was in alles uitmuntend' Ee-i-92
=N mi-im-mu-su, mimm^usu CHx125

mimm^usu

* b 4b
=

mi-im-me-e mimm^
e

,
mimma etc. mim) Ee-i-92

mim-mu-
s u mimm^
u
su

(gen.) CHx125
ook sal, maar in

mimm^u II , relatief pronomen, soms voor !mimma

1 mimm^
u ikpudu (< mimma sa + G pret. subj. v.
kapa du): `alles wat hij had beraamd' Ee-i-55
=
mim-mu-
u, mimm^
u Ee-i-55
min , herhalingssymbool `dito', `evenzo' (onze dubbele aanhalingstekens), bijv. in Ee-vi-155 staat d min als verkorte
schrijfwijze voor de eerder (in Ee-vi-151) genoemde godennaam d Asarluhi:

u salsis sumsu (N pret.
1 d min d namsub sa innab^
subj. v. nab^u `noemen'): `d Asarluhi-d Namsub is de

naam zoals hij in derde instantie wordt
genoemd' Ee-

>

vi-155

d min (herhalingsteken) Ee-vi-155

mintu , (subst.; ook mantu; mv. miniatu, vanaf OB; ook


min^tu, min^utu;
s id in de betekenis `maat') in mv.
ledematen, daardoor (zoals in veel talen) ) gestalte, lichaam; AHw \Ma", Pl. auch \Gliedmaen"; CAD
1 normal size (of an object) normal number, normal
length of time, normal moment of time (i.e. computed),
amount, number, length accounting; 2 (in pl.) limbs,
body, shape, size, proportions, health
1 nukkul
a min^atusu, (D stat. 3e vr.mv. v. naka lu `artistiek vormgeven'): `zijn ledematen zijn fraai gemaakt/volmaakt' Ee-i-93
F:
mi-na-tu-
s u, min^
atu
s u (+
s u) Ee-i-93
, (ook min^utu, min^atu) !min^atu
, (< mn-su(m)) waarom?; AHw \Warum?"
 mn-su minsu (`waarom') erra-i-95
,
(Bab.
meestal
mn^u; ook mna(m), mni(m), mnumma, mnamma,
mnammi, mnimma, mnimmi, min; vanaf oud-akk.;
in math. c O ennam en c F en(na)):
het vraagwoord wat?; soms als algemeen relativum: wat
ook maar; vgl. ook !ammni < an(a) mn `tot wat'
) `waarom' AHw \was?"; CAD 1 what?; 2 what,
whatever; 3 why?, what for? for what reason?
1 mn^
a nnu sa nibn^u (subj. 3e p.mv. v. ban^u `scheppen'; nnu `wij') `dat wat w hebben geschapen' Ee-i-45

min^tu
minsu

mnu

2 mn^
a t.ubba ti elis nasatima, (G stat. 2e p.vr. v. nasu^
`dragen'; t.ubba tu `vriendelijkheid', `vrede'): lett. \wat
draagt gij vriendelijkheid?" ) (?) `waarom brengt gij
(zo luide?) vrede ter sprake?' Ee-iv-77
3 mn^
u dumq^ani ina mahrika (verwacht dumq^uni,

sux -ni `onze'; dumq^u verkorte
(syncope) vorm v.
dumuqq^u `dankbaarheid', `geschenk'): `wat is ons geschenk ten overstaan van u' = \hoe kunnen wij u bedanken" Ee-vi-50
K
mi-nu-
u, m
n^
u Ee-vi-50
F mi-na-a, mn^a (acc.) Ee-i-45, iv-77
, (ook min^tu, min^a tu) !min^atu
, (subst. plantennaam; ook mergira nu, mirgina nu, margira nu; MB, SB):
(een plant) mergiranu is een onbekende plantennaam; CAD (a medical plant used as an emetic)
U K

 #
u

me-er-gi-ra-nu u ze
ina kas nag
u

mergiranu
sammi martiina sikari sat^u
(regel met een kenmerkende opbouw, geen zin maar
een opsomming, vaak in drie kolommen: plantenaam {
aandoening waartegen { wijze van toediening (als in nitief zin).
`mergiranu-kruid { medicijn tegen de gal { in bier te
drinken' BAM578-i-21
U K u me-er-gi-ra-nu mergira nu (plant)

>C

min^utu
mirgiranu

> H >

> H
mirtu

mis.ru !
(H
ms.u
BAM578-i-21

, `weide', `weidegrond'; hangt samen met !re u^ (i-) `weiden';


V ^ mi-ri-tim, mirtim (gen.) CH-iii-39
, ( mas. a ru `omcircelen'): `grens', in vr.mv. mis.ra tu
vaak `gebied'
mi-is.-ra-ta (vr.mv. acc.) Ee-v-3
, (ook: ws.u, s.u, Ass. es.u, verb.adj.. bij !w^as.u; vr.
istu, s. >ps voor vr. t): weinig, gering (in aantal)
, ( jsr !eseru, ook: meseru): `gerechtigheid'
ook concreet: `edict' dat maatschappelijke misstanden
moet opheffen en zo rechtvaardige verhoudingen moet
creeren; behelst een reeks bepalingen ter bewerkstelliging hiervan. dn kitti u msari: `een oordeel van recht
en rechtvaardigheid' Sin3-45
mi-sa-ra-am (acc.), CH-i-32,33
V
mi-
s a-ri-im, m

s arim (gen.)

msaru

aa H
a
U !
mislu

CH-xxiv-1,2CH-xxiv-77
& mi-sa-r, msar, `mijn gerechtigheid'
CH-xxiv-87
V mi-sa-ri msari (gen.) Sin1-24a, Sin3-45

, (subst.; masa lu, st.c. misil; mv. misla tu; vanaf


J bar): helft, half, 1=2, midden;
1 mislu : : : mislu: `de ene helft : : : de andere';
mi-sil, misil (status abs.) Ee-v-18
, (!m^atu; E us;  E baus): `dood'
, (subst. < Sum.; ook met.u, mt.u; OB, MB, SB, NA;
gistukuldingir): alg. naam voor godenwapen, meestal een knots of slagwapen, waarvan de knop
verschillende uitvoeringen kan hebben (in de vorm van
een leeuw, stier etc.).
AHw \ein G
otterwa e";
1 issima mit.t.a (G pret. v. nasu
^) `hij hief het godenwapen' Ee-iv-37
E
mit
.-t
.a, mit
.t
. a (acc.) Ee-iv-37
, (subst.; ook ma  u ; pl. tantum, mv. <ma  u , st.c.
m^e; vanaf oud-akk.;
a(me
s )):
water; AHw

OA, OB;

mtu
mit.t.u
(

m^u I

C

138

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

\Wasser"; CAD A 1 water; 2 uid, liquid matter (other


than water); 3 m^e qa te basin (of metal) for washing the
hands (after a meal); 4 wave line (as ornament)
1 m^
u + nasu^ (nasu^ `verheffen') verheffen van het water

) opkomend hoogwater LL-Ms-ii-60

2 m^
u + nah a su (nah a su `terugtrekken') `terugtrekken
 LL-Ms-ii-61
van het water'
3 ina m^e u samni itm^
u ulappitu napsa ti (Gt pret. mv.
v. aw^
u `spreken'; D pret. v. lapa nu `aanraken'), lett.:
\zij zwoeren bij/met water en olie en grepen (hun)
kelen" (terwijl zij (hun) kelen aanraakten/onder aanraking van de kelen) Ee-vi-98
Een eed afleggen bij water en olie komt vaak voor,
o.m. bij verdragen en contracten. Zie verdere toelichting onder !lapa nu.
 !gazi!
ina a gazisar
4 ina m^e kas^e (in recepten: `in water van' van )
aftreksel; kas^u `mosterd'): `met aftreksel van mosterd
[moet je (het) kneden en (als een pleister) opleggen]'

C (
4
=> F M 

=
) LL-Ms-ii-61

BAM578-i-12

ina

ame
s

u
 
gi
s ina m^
e u 
s amni

water en olie (zweren)) Ee-vi-98


me-e, m^
e (gen.), CH-ii-39

> s
> b>
> M

mu-
u na-ha-su m^
u nah 
a su

LL-Ms-ii-63

m^u II , !m^e II
mu add^u , (D part.
!*wad^u

) 

(G inf.)

mu-
u na-ha-su

bij D-tantum (w)udd^u `vaststellen'

= mu-ad-du-u mu add^u (D part.) Ee-vii-7


, Ass. vorm van !m^atu `sterven'
, G part. v. (4-rad.) !nabalkutu
, D part. v. !bala t.u
=
mu-ba-l
-it
., muballit
. (D part. st.c.),

muatu
mubbalkitu
muballit.u
N
CH-ii-37,38

c  =
CH-iv-70

d zuen-mu-ba-l-it, d Sin-muballit,
.

mubbibu , D part. v. !ebebu


=2 
,
(D part.st.c.) CH-i-66
mubbiru , D part. v. !abaru II + eberu `beschuldigen'
=2 b
,
(D part. + )
muddisu , D part. v. !edesu
= }
,
(D part.st.c.) CH-ii-34
mud^e , st.c. v. mudiu of mud^u, G part.! v. !id^u
mudessu , D part. v. !desu^ `gedijen', D: `rijkelijk voormu-ub-bi-ib mubbib

mu-ub-bi-ir-
s u mubbir
su


su

mu-ud-di-i
s muddi
s

zien'
=

(D part.) CH-iii-33

mud^u, mudiu , (st.c. mud^e), G part.! v. !id^u. (onregelm.


mu-de-e
s -
si

mude
s
si

met mu- in de G): de wetende, die alles weet, ook pregnant: wijs, onderlegd; als subst.: terzakekundige, ingewijde;
In redactionele opmerkingen die men geregeld bij \geheimwetenschappelijke" teksten als ritualen en vooral
commentaren vindt:
1 m
u d^u (la ) mu d^a (met kullumu `tonen', `in kennis
stellen', 2 acc.: iem. (van) iets)
, suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; abstr. v.
D part. mu d^u, !id^u `weten', `kennen'): `wetenschap'

, (D part. v. D wu  uru; !w^aru): `opdrachtgever';
n.b. een dubbele alef wordt nooit geschreven, een en-

mud^utu
mu erru

mu errutu

mugirru , (subst. < Sum. (


Ee-i-149

gigir, gigir `wagen';


, NA): wagen, karos, strijdkaros; ook narkabtu `wagen',
maar vr. AHw mugerru \Zweiradriger wagen"; CAD
1 wheel (of a chariot or wagon); 2 chariot (royal or
ceremonial)
, D part. v. !had^u `zich verheugen'
=

mu-ha-ad-di, muhaddi (D part.) CH-iii-53,54


, D part. (D inf. uhhuzu) v. !ah a zu `grijpen';
verba




primae Alef, a-klasse
, (subst.; vanaf oud-akk.;  ugu): schedel,
bovenkant

; ugu is ook logogram in gebruik voor voorzetsel eli op, of als (maar dan niet gevolgd door een
subst. in de gen.) als bijwoord van richting erop, erheen,
daarheen etc. [vgl. ina libbi voor `erin'], maar muhhu en
ana muhhi wordt ook modaal gebruikt: terzake,in dat
verband AHw \Schadel", \Oberseite"; CAD 1 skull,
top of the head, topside, upper part; 2 (in prep. use,
alone and with ina, ana, istu (ultu), adi upon, over, on
top; 3 (in adverbial use) thereupon, on this account,
in this respect;
}
, (als voorz., indien gevolgd door subst.,
  adv.) richting: boven, op, erop; erheen,
andders als
daarheen etc.; modaal gebruik: wegens, jegens, over aangaande, terzake van in verband met, ten laste van; e
}
, ook: boven, op, erop, etc.
  | V PN a-na ugu ansePN F 
a  is-tap-ri um-ma : : :
1 PN ana muhhi imera istapri umma : : :, (G perf.
sapa ru `sturen',-i voor -u of -a; in een NB brief over
de koopsom van een imeru `ezel', hier met een uitgang
!-a  onder invloed van het Aramees, dat een subst.
markeert, oorspronkelijk als lidwoord van bepaaldheid;
umma `als volgt') `PN heeft mij ter zake van de ezel
als volgt geschreven' CT22-58,5,6,7 en de zin gaat verder
met het volgende voorbeeld van adverbiaal gebruik;
 babbar a-na ugu it-tal-ku
F 
V
ku

muhaddi
M
muhhizu
muhhu

gi
s

ina muhhi

(G inf.)

mu-
u na-ha-su

mu-
u na-ha-su m^
u nah 
a su

(G inf. e-si-gu

(`vroeg hoogwater')

mu-
u na-
s u-
u m^
u na
su
^

LL-Ms-ii-61 (e-si-gu =

mu-
u har-pu m^
u harpu

LL-Ms-ii-60 (e-du-u =

mu-
u na-ha-su

(bij

kele nog wel eens, maar meestal alleen als vocaalbreuk


a-u, u-i, etc.

, (suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; abstr. v.
D part. v. D wu  urru; !w^aru) het ambt van opdrachtgever, voorzitterschap
=
D : mu- -er-ru-tu, mu erru tu (D part.)

ana muhhi

} C N

:::

2 kaspu ana muhhi ittalku, (G perf. v. al


a ku `gaan',
 als performatief presens: \hierperf. in brieven vaak
bij"; hier -u als subjunctief; een asyndetisch geplaatste
relatieve zin, zonder sa) lett.: \het zilver dat ervoor
gaat" ) `het geld dat hierbij meegaat' (met de brief
als betaling voor de ezel) CT22-58,8,9

(ana) muhhi CT22-58,6,7

, (D part. (D inf. kullu) v. !*k^alu in D:
`vasthouden'): `die gereed houdt', `handhaver'
=
mu-ki-il, mukl (D part.st.c.) CH-iii-43
=
mu-kil, muk
l (D part. st.c.) Ee-vii19
, (D part. (D inf. kunnu) v. !k^anu `vast
z/w.'): `vaststeller', `constateerder' ) `getuige'
=
K mu-ki-in-nu, mukinnu (D part.) CH-iv-40,41
, D imp. (mv. mullia ) v. !mal^u, D: `vullen'
= ;
mu-ul-li-a-ma, mulli
a (D imp.mv.) Sil-C-44,

mukillu, muklu
ugu

mukinnu, muknu

mulli
CV
45

mullilu , D part. v. !elelu, D: `reinigen'

;

mul-li-lu mullilu

(D part.) Ee-vi-156

139

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

mull^u , D part. (ell^u) v. !el^u


=;
,
(D part. st.c.) CH-??-42,43
mulmullu , (subst.; Sum. leenwoord of potjes-Sumerisch;
mu-ul-li mulli

ook malmallu; MB, MA, SB, NA): pijl; AHw \Pfeil";


CAD arrow
1 mulmullum ustarkiba (St pret. v. rak
a bu `rijden')
lett. `hij liet een pijl rijden' ) `hij legde een pijl op
de boog' Ee-iv-36
2 issuk mulmulla, (G pret. v. nas
a ku `wegwerpen'): `hij
schoot een pijl af' Ee-iv-101

5
7

Ee-iv-36
(acc.) Ee-iv-101

mul-mul-lum mulmullum

Mummu , (subst.; SB; J R


,

mul-mul-la mulmulla

): knappe man, genie, Mummu; CAD A 1 craftsman, creator; 2 school for


scribes, workshop
1 milik mummsu de raad van zijn genie Ee-i-48
Mummu is de derde oerpersoon in het scheppingsepos
Enu ma elis, de vizier van Aps^u, praktisch zijn alter
ego, die later \toegeeigend" wordt door de god !Ea.
Mummu is eigenlijk een epitheton van Ea; Ea Mummu
ba n(i) kal^, Ea, de Mummu die (het genie dat) alles
geschapen heeft. In Enu ma elis wordt Mummu dus ad
hoc gepersoni ceerd om als het ware te verklaren hoe
Ea aan het epitheton Mummu komt. De personi catie
van Mummu is uniek voor Enu ma elis.
2 Bt mummu naam van het tempelatelier, waar goden(beelden) vervaardigd en gerestaureerd worden;
mythologisch door Ea en zijn gezellen, die dus patronen van werklieden zijn:
3 d Nin-ildu `heer Schrijnwerker/timmerman'
4 d Guskin-banda `Goudsmid'
5 d Nin-zadim `heer Steensnijder'
6 d Nin-kur(ra) `Bergland-heer' (plaats van herkomst
van edelstenen, waar onder meer de godenbeelden mee
behangen waren)
= = mu-um-mu, Mummu (zonder det.) Ee-i-4, 48
= = d mu-um-mu, d Mummu (met det.) Ee-i-30, etc.
, D part. v. !*naga ru:
verklikker, aan-

munaggiru
brenger

=F aU

(D part.) CHx26

 umu
n
lu

mu-na-ag-gi-ir-
s u munaggir
su

munahhis , D part. v. !nah asu


muna isu , D part. v. !n^esu `levend zijn'
munammir, munawwir , D part. v. D: nuwwuru,
!nawaru
munawwir, munammir , D part. v. D: nuwwuru,
!nawaru
munehu , D part. v. !n^ahu in D: `bedaren'
=
,
(D part. st.c.), CH-iii-58

munnabtu , (N part. v. N-tantum
na butu `vluchten';


mu-ne-eh mun
eh

!*abatu) `vluchteling'
=F ^

CHx136

mu-na-ab-tim munnabtim

(part.gen.)

munnahzum , N part. (nanhuzu) v. !ah azu `grijpen'


munnep
su , N part. v. !epesu `maken' etc.
munu , G imp. v. !man^u (vr. is mun^, mv. is mun^a)
mupahhiru , D part. v. !pah aru: `verzamelaar'
mupazziru
, D part. v. !paza ru in D `verstoppen'
muppark^u : N part. v. (4-rad. pprk ) !napark^u
mupparsu , (N part. v. !*parasu, N inf.: naprusu `vlie

gen'): de gevleugelde, de vliegensvlugge; (naam van een


paard in Ee-iv-52)

2 }U

Ee-iv-52

muppisu , D part. v. !epesu `maken' etc.; verba primae


Alef, e-klasse
mursu , D part. v. !riasu
murqu , subst. NB vorm v. wurqum `iets groens'; !waraqu
`geel/groen z/w.'
murs.u , ( ); (!maras.u) `ziekte'
mussa , <*mutsa `haar echtgenoot' !mutu
mus.a u , (F vorm van !mus.u^ `uitgang')
mus.ru , D part. v. !s.^aru of s.iaru
mus.lalu , (subst. bij s.alalu `slapen';  , ook
mu-up-par-
sa
 muppar
sa

gig

an ne

en anbir9 ) \uur van de middagslaap" ) middag, siesta-tijd; AHw \Siesta-Zeit", \Mittag";


!29! : : :  u4 29 kam : : : ina anne
e
 m : : : ina muslali 'op de 29 dag 's middags'
1 u4 29 ka
.

an bar7

CT51-161,r. 16

, mus.lalu ( =

9)

CT51-161,r. 16

mus.s.u^ , (vorm van !mus.u^ `uitgang')


mus.u^(m) , (F mus.a u, ook: mus.s.u^; muprus-vorm (gesubstantiveerd part.) bij !was.u^ `uitgaan') `uitgang'
}mu s.e m^e , lett. `uitgang van water' ) `uitlaat (van
een kanaal)' (technische term)
anne

ne

bar

bir

4 4

musa(m) ,

mu-s
us
e m^
e
. e-e me-[e] m
.^

LL-Ms-ii-57

(adv.; acc.adv. v. !musu `nacht'; ook


musamma; OB, Mari, EA, SB)
gi6 ; ` 's nachts';
meestal musi `'s nachts' in
1 urra u m
usi Ee-i-109
CAD 1 at night, tonight; 2 last night, yesterday

6,

(acc.adv.) Ee-i-109

musabilu , S part. v. !wabalu `dragen'


musabu , (subst. < *mawsabum;
gi

mu
si

mapras-nomen !wasa bu `wonen'; OB, SB, NA): verblijf; CAD


1 dwelling, domicile; 2 seat
, S part. (sulbusu) v. !labasu
, (subst.; pura s-nomen; ook meselu; oud-akk.
masa lu): spiegel; [nomen van het pura s-type, vr.
pura st; (%nominale typologie); o.m. voor dieren, diminutieven in de ruimste zin en diverse andere nomina; bijv. pah a du `lam', suh a ru `jongen', `kind']


AHw \Metallspiegel"; CAD 1 mirror; 2 palette for cosmetics
, S part. v. !paza ru

, S part. v. !rab^u
, subst. NB vorm v. !isaru `penis'
, S part. (su kulu) v. !aka lu `eten'
, S part. v. !wata ru
, S part. v. (4-rad.) !nabalkutu
, S part. (S inf su p^u) v. !wap^u
, S part. v. !epesu `maken' etc.
, D part. (suppu) v. !sep^u of sap^u
, S part. v. !was.u^
 part.) Ee-vi-2
=
mu-
s e-s
u mu
s
es
^ (S
. u-
.u
, S part. v. !wasa bu `wonen', `zitten'
, S part. v. !eseru `juist zijn'; verba primae
Alef, e-klasse
, S part. v. !sek^u
, S part. v. !saq^u
, (subst. < Sum.; OB, SB, NA, NB;
 s hus): mushussu-draak, een mythisch monster uit
mu


Ee-i-141; AHw etwa \Schlangendrache"; CAD (a serpent or dragon)

musalbisu
musalu

musapziru
musarbu
musaru
musakilu
musateru
musbalkitu
musepi
musepisu
museppu
muses.u^
o+>
musesibu
musesiru
musesku
musesqu
mushussu

, mushussu Ee-i-141


mu
s hu
s

140

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

musmu , G part. v. !s^amu, siamu


musis , (adv. term. bij !musu `nacht'; ook mustam,

mustamma; OB, Mari, MB, SB): 's nachts; CAD at


night
=
mu-
s i
s , m
u
s i
s (term.. adv.) Ee-i-50
, (subst.; vanaf OA, OB;
ge6 , !*ma
s u^, mv.
musia tu, mus^atu): nacht; CAD night, nighttime
, (subst.; ook maskenu; vanaf oudakk., OB; pJ c masengag, part. v. !suk^enu (4
radikalig, sk (e/)n ) horige, soms: tempeldienaar; een
stand tussen die van de !awlum `vrije burger' en
!wardum `slaaf'. Staat maatschappelijk dichter bij
awlum, maar verplicht tot zekere herendiensten. Juridisch is hij een vrije (geen !wardum) Vaak is het
vooral een kwestie van verschil in vermogen, waarbij
de muskenu minder gegoed is. In de Codex Hammurabi is de geldboete voor een arts bij een mislukte oogoperatie verschillend voor een awlum, muskenum en
een wardum. Een muskenu kan zelf een wardum hebben (vgl. Codex Hamm. x15)
AHw \Palasth
origer", \Armer"; CAD 1 commoner,
person not liable for service; 2 poor, destitute
,
(subst.
<
Sum.;
SB;
9   musmahmes; <Sum. mus `slang', mah `verheven'); musmahhu, slangachtige demonen; AH w \eine

mytische Schlange";
CAD (a mythical snake)
1 ittalad musmahh (G perf. v. wal
a du `dragen',

`voortbrengen') `zijbracht
musmahhu's ter wereld' Ee
i-134
9


, musmahh (acc.mv.) Ee-i-134


, (S part. v. !n^esu `genezen'): `die geneest'

mustu
muskenu, musknu

musmahhu

musnessu
vb  part. v. !pazaru;(SDepart.SD is een) Ee-vi-151
muspazziru , SD
zeldzamu
s mah me
s

mu
s -nesj-
s u mu
s ne
s
su

n^
e
su

me vorm die alleen in literaire teksten voorkomt. De


betekenis is meestal factitief, dus als D. De vormen
worden gekenmerkt door de toevoeging van een s tussen de preformatieven in de D-stam: D pres. uparras
)usparras; D pret. uparris )usparris);
, N part. v. !*sala lu II `wegsluipen' [Onregelmatige N-stam bij geminaat-radicalen: met identieke 2e en 3e radicaal in de wortel: de laatste radicaal
voor uitgangen wordt nog eens extra verdubbeld; zoals
bijv. bij *sala lu wordt N pret. mv. issalillu ; en N stat.
mv. wordt nasallulu i.p.v. naslulu ]
, (ook ussuru en wussuru; D-tantum bij
!*wasaru) `vrijlaten', `verlaten', `de vrije loop laten',
`vrijuit gaan';
 part. (suta kulu) v. !aka lu `eten'
, St
, Stn part. (sutakkulu) v. !aka lu `eten'
, Gt part. (!sa  a lu `vragen') `bedachtzaam',
etc.
V mus-tal, musta l (Gt part.) Ee-vi-137
 2 part. v. !sah a ru
, St
 , St
 e qu, St
 part. v. !*em
 : `smeken', `bidden'
=
mu-us-te-mi-qum, mustemiqum

*mussalillu
mussuru

mustakulu
mustakkulu
mustalu

mustashiru
mustemiqu

t part.) CH-ii-19, CH-iv-65


(S
, St2 part. v. !sem^u
 part. v. !eseru `die leidt', `die recht ver, St

mustesm^u
musteseru

schaft (aan)', waarbij \aan wie" uitgedrukt wordt in


de genitief.
mus-te-ser, musteser (St2 part.) Ee-vii-6

vx

musu , ( , !*masu^, mv. musati): `nacht'


}musa , (
; acc.adv. v. !musu `nacht')
ge6

gi6
's
nachts; meestal musi `'s nachts' in
1 urra u m
usi Ee-i-109
2 m
usa u immu (eig. imma, `hitte', alternatief voor
urra) ` 's nachts en overdag', dag en nacht
}
, (term.; adv.): 's nachts
3 m
usis la s.allaku (stat v. s.ala lu `slapen') ` 's nachts

musis

kan ik niet slapen' Ee-i-38


4 ina s
a t musi (met verbogen vorm van sa, !sa t):
lett. `die van de nacht', `de dingen van de nacht', `en
wel in de nacht'; soms bijna synoniem met ) nacht,
adverbiaal: 's nachts
= mu-si-is, musis Ee-i-38
=
mu-
s i
s , m
u
s i
s (term. adv.) Ee-i-50
=
mu-
s a, m
u
s a Ee-i-130

Ka

mususeru
bo
*mutakkilu
6,

gi

6,

gi

m
u
si
m
u
si

(acc.adv.) Ee-i-109
(gen.) Sin1-20a

, S part. (S inf su suru) v. !eseru


mu-su-se-er, musu ser (S part.st.c.) CH-iv-54
, Gtn part. v. !aka lu `eten'
, Gt part. v. !apa lu
, (D part. v. !war^u, tar^u
, Dt part. (utahhuzu of Dtn part.) v. !ah a zu



`grijpen'
, Gtn part. v. !epesu `maken' etc.
, Gtn part. v. erebu
, D part. v. !t^aru `teruggeven' etc.
=
mu-ter, mut
e r (D part. st.c.) Ee-vi-105, 163
, Gtn part. v. !waba lu, taba lu
, Ntn part. v. (4-rad.) !nabalkutu
, (Gtn part. v. !war^u, tar^u, in Gtn `besturen',
`leiden'): `die leidt' (zie voorbeeld 1 (en verder) onder
!war^u op pag. 255)
Q D mut-tar-ru-u, mutarr^u (Gtn part.) erra-i-21
, Ntn part. v. !sala lu; [Onregelmatige Nstam bij geminaat-radicalen: met identieke 2e en 3e
radicaal in de wortel: de laatste radicaal voor uitgangen wordt nog eens extra verdubbeld; zoals bijv.
bij *sala lu wordt N pret. mv. issalillu ; en N stat. mv.
wordt nasallulu i.p.v. naslulu ]
, (subst.; NA muttutu; mv. mutta tu; vanaf OA,
OB): helft (afleiding niet geheel duidelijk); AHw
\Halfte"; CAD A 1 half; 2 halfpack; 3 headband
(?)
=  mu-ut-ta-su, mutassu<*mutatsu CHx127
, (subst.; geen part. volgens paradigma; iets Dachtigs met t-in x, samenhangend met emedu `leunen
tegen', N: nenmudu `tegen alkaar aan gaan liggen', `samenzweren'; [nb.: er bestaat een Dtt met twee t-in xen,
met betekenis als Dt, passief bij D)]
samenzweerder (?); AHw \Verschworer"; CAD muttetendu joining forces, banding together
1 d
a jjpat kala muttendi `die alle samenzweerders
neerwerpt' Ee-iv-56
Q
mut-te-t
en-di, muttendi? Ee-iv-56
, (mut-te-ten-di in Ee-iv-56 te lezen met een fonetisch complement mu-te ten-di? !muttendi)
Q
mut-te-ten-di, muttendi? Ee-iv-56
, (!m^atu), `dood'
= I mu-u-ti mu ti (gen.) erra-i-7
, (subst.; vanaf oud-akk.;
dam), echtgenoot, ge=

mutaplu
mutarr^u
mutehhizu
muteppisu
*muterribu
muteru, muterru
w
muttabbilu
muttablakkitu
muttarr^u

muttaslillum
muttatu

muttendu

x
xx

muttetendi
m^utu

mutu

141

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

maal;

AHw \Mann", \Ehemann"; CAD 1 husband;


2 man, warrior
1 mut(u) libbsa `echtgenoot naar haar hart'
2 mussa `haar echtgenoot' (<*mutsa)
3 ana mutsa `vanwege/om wille van haar echtgenoot'
= mu-sa, mussa <*mutsa CHx131
=I
(ana) mu-ti-
s a, mut

s a, CHx132
, D part. tarru v. !t^aru (u)
=
D mu-ter-ru, mu terru (D part.) Ee-iv-13
, D part. (t.ibbu) v. !t.ab^u
=  mu-t.ib-ba mut.bba (D part. acc.) Ee-i-31
=
mu-t
b (D part.st.c.) Ee-vi-136
.ib mut
.
, D part. v. !*wasa ru, D: `vrijlaten'
, G part. v. !izuzzu

a
muterru
w
mut.bbu



muwassiru
muzzazzu

na adu , !n^adu
na id , G stat. v. !na adu `oppassen'
na idu , G part. v. !na adu `oppassen'
nabalkut , stat. v. !nabalkutu
nabalkutu , (ww.; ook nubalkutu; inf. en verb.adj.


pblkt ,

4-radikalig, de zgn. N-groep, komt alleen voor in N (ingressief) en S (causatief); vanaf oud-akk.; bal):
IV. N-stam (pret. ibbalkit, pres. ibbalakkat en ibbalakkit,
stat. nabalkut; N perf. ittabalkat en ittabalkit; Ntn pret.
ittabalakkat en ittanablakkat; part. muttablakkitu):
oversteken, overschrijden, zich omkeren, revolteren, in opstand komen;

AHw \Uberschreitung";
CAD 1 to cross (over a wall,
a mountain, an obstacle, a frontier) to act against an
agreement, to rebel against authority, to pass a due
date, to exceed a quantity, to interpenetrate (said of
parts of a mixture), to pass over (a eld, leaving it
fallow), to overcome, to clamp down (as with a trap),
to move on, to pass through controls, (with ana libbi)
to occur to one; 2 to slip out of place, to become displaced, to turn upside down, (said of parts of the human body, the exta, and of the moon) to withdraw, to
fall back before an enemy, to change sides, to change
allegiance (mood, etc.), to pervert law and justice; 3 to
turn over, to capsize (said of a boat), to turn around,
to tumble (said of a ying bird), to roll one's eyes, to
roll (said of waves, of the tremor of an earthquake), to
overturn (said of a tree), to lose resilience (said of a
bow);
1 u
 lu ina pilsim u lu ina nabalkattim `hetzij (diefstal) met braak, hetzij zonder braak' (zonder braak
door overschrijding m.b.v. ladder) CHx125, pilsum en
nabalkattum gaan vaak samen: bijv. de muur van een
stad nemen door bres of \overschrijding" (ladder)

III. S-stam
(
, causatief, factitief; pret.
usbalkit, pres. usbalakkat, stat. subalkut, imp. subalkit): CAD 4 (causative to mngs. 1-3); 5 to overthrow a
country (a rule), to overturn objects (also parts of the
body), to turn upside down, to change a decision, to
cancel a decision (a border line), to stagger (?);
2 Ti
a mat usabalkitamma (een rare vorm van S pret.
i.p.v. usbalkit; -am vent. of dat.): `die T. tot rebelie
heeft aangezet (tegen mij)', `die T. in opstand bracht'

subalkutu

sutabalkutu

III/2. St-stam (
, passief bij mng. 1); pret.
ustabalkit, pres. sutabalkutu):

*
 9V
*N
> U }V
}V
F

 ^

nabalkattim


= 

na-ba-al-ka-at-tim

(gen.) CHx125
ib-bal-kit-ma ibbalkitma

Sil-C-104

(N pret.) erra-i-89
 part.)
, musbalkit (S

mu-u
s -ba-al-ki-it


u
-
s
a-bal-ki-tam-ma, u
s (a)balkitamma
 pret. vent. of dat.) Ee-vi-24
(negeer a; S
 pret.

u
s -bal-ki-tam-ma u
s balkitamma (S
vent.) Ee-vi-30

nabalu , (!abalu `droog z/w.'; ablu `droog') `droog land',


`vasteland'
nabihu , (subst.; pnb bij nabi u; OB): opstandeling; CAD

insurgent, rebel;
F
na-bi-hi, n
a bih
 , CH-iv-59


, N imp. v. N-tantum na butu !*aba tu II `vluchten';
verba primae Alef, a-klasse
, (subst.; mv. nablu ; OB, MB, SB) vlam, brandpijl;
AHw I \Brandpfeil"; \Feuerstrahl", \Flamme"; CAD
A 1 ame; 2 (a meteorological phenomenon, ball lightning?)
 part. v. hama t.u `heet zijn')
1 nabla mustahmit.u (Stn
 gevuld met) een immer
`(zijn lichaam werd
brandende
vlam' Ee-iv-40
7 nab-la, nabla (acc.) Ee-iv-40
, (!ban^u `maken', `creeren'): `schepsel', `creatuur', `gedrocht', `gestalte', `vorm'
 nab-nit-su, nabntsu (nabntu + su) Ee-i-87
I nab-ni-ti, nabnt (acc. mv.) Ee-iv-115
, (N v. !basu^ `(er) zijn') `ontstaan'
, Ass. Nabiu, god van de wijsheid, schutspatroon
van de schrijvers, secretaris
der goden
pnb
, (dubbelzwak ww.
 ; vanaf oud-akk.; !sa4!
sa4 ):
I. G-stam (pret. ibbi, imbi, pres. inabbi, inambi, stat.
nabi): noemen, benoemen; roepen; met 2 acc.; soms
dat. + acc. zoals het eerste voorbeeld;
AHw II \nennen", \berufen"; CAD A 1 to name, to
give a name; 2 to invoke; 3 to summon, to call a person (to exercise a function), to appoint a person to an
oce; 4 to decree, to proclaim, to command, to make
known; 5 to count among
1 imbisumma Aps^
am, (dissimilatie < ibbi < *inbi,
G pret. + dat. sum + acc.): `(en hij noemde deze [dit
heiligdom] Aps^u' Ee-i-76
2 imbima sa qasti k am sumsa (G pret. <ibbi
<*inbi; qastu `boog'; k am adv. `zo'), lett.: `hij noemde van de boog haar namen als volgt' ) `hij gaf de
boog de volgende namen' Ee-vi-88 vanaf het MiddelBab. wordt een stemhebbende dubbele middelste radicaal van een werkwoord: bb, dd, gg of zz, vaak gedissimileerd tot resp. mb, md, mg of mz; de dubbele consonant zelf kan ontstaan zijn uit assmilatie van n; dus
bijv. *inbi > ibbi > imbi
3 d Marduk sa ultu s.tsu imb^
usu abusu d Anum
(G pret. subj.; s.tu `opkomst' (van hemellichamen),
`verschijning'): `Marduk (de naam waarmee) zijn vader
Anum [eig. voorvader] hem (reeds) bij zijn verschijning
heeft genoemd', Ee-vi-123, bij het begin van de opsom-

nabit
nablu

Ee-vi-24, 30

} , S part., musbalkitu

nabntu
nab
su^
d Nab^
u
nab^u I

142

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

ming en uitleg van de 50 namen van Marduk.


4 inamb^
u sim^ate (G pres. 3e p.mv.): `zij noemden de
lotsbeslissingen' Ee-vi-165; pres. vaak een gelijktijdige omstandigheid, \teneinde/opdat : : :": `teneinde de
lotsbeslissingen te noemen/ vast te leggen'
5 d Asarluhi ittabi sussu, (G perf.< *intabi; sussu <
sumsu `zijnnaam'): `hij [Ansar] noemde hem [Marduk]
Asarluhi' Ee-vi-101 of misschien omstandigheidszin, af van het eerste deel als hoofdzin: `(Ansar gaf
hankelijk
hem een hoge plaats) door hem Asarluhi te noemen'
6 sum
a nab^u, lett. (iem.) bij de naamnoemen: uitverkiezen, tot een hoge taak roepen;
7 tambe d Kingu ana h 
a iru tiki, (e i.p.v. i; G pret. 2e 
p.enk. door dissimilatie < tabbe < *tanbe): `u benoemt
K. tot uw echtgenoot', `u hebt K. geroepen tot uw
partnerschap/om uw partner te zijn' Ee-iv-81
}
, G verb.adj., , (oud-akk., OA, OB, MB,
SB) genoemd ) beroemd (vgl. het Vlaamse `gekend'
= `bekend'); CAD called;
8 i npus parakki sa nab^
u zikirsu (G verb.adj. nab^u;
G cohor. v. epesu; parakku `heiligdom'; zikru `naam',
`roem'): `wij willen een schrijn bouwen, welks naam
genoemd wordt' = `welks faam geroemd wordt', d.w.z.
`wij willen een bij naam en faam bekende schrijn
bouwen' Ee-vi-51
9 i nimb^ema hass
a sumesu (G cohor. 1e p.mv. < nibbi

< ninbi; hamssa , dualis `50'): `kom, laten we hem (dus)

zijn 50 namen
geven' Ee-vi-121 (In tablet iv volgen de
50 namen van Marduk)

III. S-stam
(
) CAD A 6 to cause to proclaim
IV. N-stam (
, passief) CAD A 7 to be named,
appointed, called upon
}
, naam, het noemen, roeping; ook: geroepene;
}
, (ook nimbu): het noemen ) toespraak,

nabiu, nab^u

nibtu
nbu

sunb^u
nanb^u

woord
10 mahr
u nimbukun (+ kun(u)) `uw eerdere/vroege-


re/toenmalige
woord' (hebt gij waarlijk gestand gedaan) Ee-vi-21
F
na-bi-
u, nabiu (G verb.adj.), H.Bars. 10,11
F
na-bu-
u, nab^
u (G verb.adj.), Ee-vi-51
e

ib-bi-
u, ibbi
u <*inbi
u (G pret. 3 m.mv.)

s>

 >
s>V
ss
s
N
4
V
b
N
s
s
CH-i-17

CH-i-49

ib-bu-
u ibbi
u <*inbi
u

(G pret. 3e m.mv.)

(<*inbi G pret.) Ee-vi-88


(G pret.mv.) Ee-vii-144
im-bu-u, imb^
u (G pret. subj.) Ee-vii-137
e
O
i-nam-bu-u inamb^
u (G pres.3 p.mv.) Ee-vi-165
F
in-na-bu-u innab^
u (N pret. subj.v. nab^
u)
Ee-vi-155
it-ta-bi, ittabi (G perf.) Ee-vi-101
im-bi-ma imbima

im-bu-
u imb
u

nit-ta-bi nittab^
 < *nintabi
u

(G perf./Gtn pret.1e p.mv.) Ee-vi-159

[ta]-am-be-e, tambe (< tabbe < *tanbe;


G pret. 2e p.enk.) Ee-iv-81
| tab-bi-ma, tabbi < *tanbi (G pret. 2e p.enk.)
Ee-iv-81m

i-b
-
u-
s u, ibbi
u
s u (G pret. mv. + 
s u),
Sil-A-13

ni-bi-it, nib
t (st.c.), CH-i-52
e

ni-im-bu-u, nimb^
u (G pret. subj.1 p.mv.)
Ee-vi-120
e
nim-bu-u, nimb^
u (G pret. subj. 1 p.mv.) Ee-vi-139

4V
 s>
s  8, V

Ee-vi-121

nim-b
e-e-ma nimb^
ema

(G cohor. +

ma

d nime -bu-ku-un, nimbukun (+ kun) Ee-vi-21

ib-bu-
u-nin-ni-ma, ibb
u ninnima

(pret. + nim + ma) CH-xxiv-40,41

nab^u II , (zeldzaam ww. ook wel neb^u, nap^u; OB, MB, SB,
NB)

I. G-stam (pret. imbi): stralen, oplichten;


AHw

IV \leuchten", \strahlen"; CAD C to shine, to


be brilliant
1 qarn nab^
ata ana uddu 6 u me (G stat. 2e p.enk.
qarnu `hoorns' acc. v. betrekking): \wat betreft hoorns
straalt U om 6 dagen af te bakenen" ) `hebt gij lichtende hoorns ter markering van 6 dagen' of (met nab^u I
`noemen': `(dan) wordt gij \hoorns" genoemd' Ee-v-16
(over de maan)
Ook in de lijst van 50 namen van Marduk:
2 l
u ma ru samsi sa il neb^u su ma (samsi gespeld
als utu-si, verwacht samsu, misschien sams `mijn
zon'; su ma nominale zin: `hij is'; verb.adj.: nab^u/neb^u
`stralend', 'lichtgevend'): `de zoon, hij zij de/mijn lichtende zon der goden' Ee-vi-127 of (met neb^u zelfstandig): `hij zij mijn zonnekind en de lichtende der goden' (maar dan een resumptief pronomen neb^usunu
verwacht). ma ru refereert aan de uitspraak \Marutuk"
van de naam Marduk en utu refereert aan de logogra sche spelling amarutu van de naam Marduk.
F  na-ba-a-ta, nab^ata (G stat. 2e p.enk.) Ee-v-16
, N stat. v. N-tantum na butu !*aba tu II `vluchten';
verba primae Alef, a-klasse
, N-tantum v. !*aba tu `vluchten'
, (ww.; ook tada nu; vanaf oud-akk.; sum;
I. G-stam (pres. inaddin, SB: inamdin; pret. iddin
<*indin)): geven, schenken, verkopen; in bruikleen geven;
afdragen (van pachtsom); later ook dissimilatie dd>nd
of md, bijv. G pres.: inaddin > inamdin, geschreven:
i-nam-din en bijv. G perf. ittadin, 3e vr.mv. ittadna (i
valt weg), na assimilatie >ittanna , dus d aan de volgende n geassimileerd; dit kan ook in imp.: idn, idna
> inn, inna `geef!' (vr.enk.) en `geeft!' (mv.);
AHw \geben"; CAD 1 to give, to make a payment,
to o er a gift (a sacri ce), to grant a share, to hand
over (a document, an insigne), to entrust (a boat), to
pro er (water, a goblet), to surrender, to extradite, to
assign a person, etc. to make a person take an oath, to
grant powers (qualities, etc.; said mainly of gods), to
grant progeny, to transfer (persons, valuables, real estate in leg. and econ. contexts; with ana), to sell (with
ana kaspi, ana smi, ana mah a ra), nada nu u mah a ru
 to transfer real estate,

to do business ; nasu^ u nada nu
personel, etc.; (in math. to give a result, value, to permit, to allow; 2 (in idiomatic expressions)
1 GN-iddinam persoonsnaam: GN-heeft-mij-gegeven
(G pret. en dat. -am);
2 GN-n
a din-apli persoonsnaam: GN-geeft-een-erfzoon
(G stat. van part. (eigenschap, maar ook entisch ww.,
hier vertaalt met pres..
3 inamdin t^erta (G pret. SB-vorm): `hij gaf instructie'

nabut
nabutu
nadanu

Ee-vi-18

pret. soms bedoeld als synchroon presens, bijv.


4 niddinka, (G pret. 1e p.mv. + ka) `wij geven u hierbij' (bij deze)

143

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

logogra sch: 

sum-in mil-ka in Sin114


5 tanaddin milka (milku `raad'; G pres. 2e p.enk. v.

den, in de hemel, maar ook in Babylon; st.c. vr.mv. v.


milku `raad'): `in U. voerden zij onderling beraad uit'

nada nu; wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in


afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om
een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt; hier presens als gebodsvorm): `opdat
u raad geeft' Sin1-14
}
+ inf.acc. of
+ inf.gen. , laten, (iem.)
toelaten (te) (bijna als een soort hulpwerkwoord)
6 iddin
usumma sarru t il epesa, (G pret. 3e p.mv. +
dat. sum + ma; G inf. acc. v. epesu `doen', `uitvoeren'):
`zij [de anddere goden] stonden hem [Marduk] de uitoefening van het koningsschap toe', Ee-vi-99
}
+
, raad geven, adviseren
7 inamdin milku (G pres.; moet zijn acc. milka of is locativus `tot raad', `als advies'): `(wat hij had bedacht)
dat gaf hij als raadslag', `: : : dat adviseerde hij' Ee-vi-4
}
:::
, `ter vervanging ge
ven', `als vergoeding
geven' (waarbij \van/voor" uitgedrukt wordt in de genitief na pu h-/pu h a t)
 u ; OB
 ): verkoper;
}
, G part., , (subst.; mv. na din
schenker; CAD seller
8 n
a din iddinusum `de verkoper, die het hem verkocht
heeft', CHx9
9 n
a dinu zer m^atim (verwacht na din; eindvocaal
moet een zgn. overhangende (overtollige) vocaal zijn;
zer m^atim `zaad van het land', hier gen.obj. `zaad
voor het land'; zeru ook `akker waarop je kunt zaaien',
`bouwrijpe akker'; zeru ook `nakomeling') `die het land
voorziet van zaaigoed' of `die het land (zo) van nageslacht voorziet' Ee-vii-79;
}
, (subst.; OB, MB, NB): verkoper [suf x
!{anu, {an met individualiserende kracht: \lid van
de klasse van"], a.h.w.: de verkoper in dit geval; CAD
1 seller, person who has sold property, 2 one who has
handed over property;
10 (ana kaspim) nad
a nu : lett. voor/tegen zilver geven
) verkopen;
11 Marduk n
a din hegallim, `Marduk, die overvloed

geeft (voor de goden)';
12 nad
a nu + part. na dinu nada nu, ook: geven, bijv.
13 n
a dinu inaddin, lett. `een gever geeft' ) iemand
geeft (paranomastisch)
III. S-stam (
<*sundunu) CAD 3 to cause to
hand over (silver, etc, goods), to cause to sell, (with
libbu) to direct one's attention; (acusatrive to mngs. 1
and 2)
III/2 St2 -stam (
< *sutandunu, lexicaal, factitief bij Gt): met elkaar iets laten doen, met een ellips:
\raad" er bij te denken, dus \raad uitwisselen" ) beraadslagen, overleggen, beraad houden over iets; CAD St
4 to agree to swear an oath to each other, 5 to be
collected (passive to mngs. 1 and 2), 6 to intermingle,
to deliberate, to discuss
 2 pret. 2e p.mv.) `wat jullie
14 sa attunu tustaddin
a (St
in je beraad hebben afgesproken' Ee-i-126

IV. N-stam (passief): `gegeven worden'; CAD 7 to be

nadanu

ana

nadanu milku

ana puh/puhat nadanu


nadinu

nadinanu

suddunu

sutaddunu

15

 2 pret.
ina upsukinna ustaddinu sunu milkatsun (St
mv.; upsukinnaki `raadszaal', vergaderplaats der goki

Ee-vi-162

given, delivered, to be sold (passive to mngs. 1 and


2)
16 linnadnamma isten ahusun, (N prec. + dat. -am +
 betekenis `iem. lid van de
ma; ahu `broer' in de zwakke

club'): lett. `moge een van hun broers aan mij gegeven
worden' ) `laat een hunner aan mij uitgeleverd worden' Ee-vi-13, waarin een god moet worden omgebracht
om uit zijn bloed de mens te vormen.
}
, subst. < nidintu, OB ook nidnatum, mv.
nidna tu; gave, gift, geschenk; Eng.: gift, present;
17 Nidinti-GN persoonsnaam: Gave-van-GN
F ad F
na-ad-na-ta-
s u-ma nadnata
s
s u-ma

nidittu

bV

N V
N V

V

N


(G stat.2e p.enk.vr.) yos-ix-71,7


F
na-di-in, na din (G part.st.c.), H.Bars. 4
F
K na-di-nu, na dinu (G part.), Ee-vii-79
e
K
id-di-nu-ma, iddin
u ma (G pret. 3 mv. + ma)
CHx27
K~
id-di-nu-
s um-ma, iddin
u
s umma (G pret.
3e mv. + sum + ma) Ee-vi-99
O i-din-nam, idinnam (G pret. + -am) CH-xxiv-14
Sil-A-23
O id-di-nam, iddinam (G pret. + am) CH-xxiv-29
O
i-nam-din, inamdin (G pres.) Ee-vi-4
I K ~ i-ti/d?-nu-sum, iddinusum (G pret. mv.)
Sil-A-10
F
i-na-ad-di-in, innaddin (N pres.) CHx5
O
i-nam-din, inamdin (G pret. SB-vorm) Ee-vi-18
lid-din, liddin (G prec.) Ee-vii-122
; F O li-in-na-ad-nam-ma, linnadnamma
(N prec. + dat. -am + ma) Ee-vi-13, 25
F
FK
na-di-na-nu-um, nadin
a num CHx9
F
FK
na-di-na-nu-um-mi, nadin
a nummi
(-mi markeert directe rede), CHx9
F
na-din, n
a din (G part.st.c.) Ee-vii-107

 ni-id-din-ka, niddinka (< *nindinka, G pres.


1e p.mv. + ka) Ee-iv-14

K tus-ta-ad-di-nu, tustaddinu (eig. -a,


t2 pret. 2e p.mv.) Ee-i-126
S

K us-ta-di-nu, ustaddinu (eig. -a, St2 pret.


3e p.mv.) Ee-vi-162
e

-in, tanaddin (G pres. 2 p.enk. v.nad


a nu)
Sin1-14
sum

nadaru , (ww.; OB, SB): G-stat. (alleen in G inf. en G stat.):


wild z., woest z.;
AHw

\wild, rabiat sein";

CAD

1 to rage;

}nadru, G verb.adj., , vr. nadirtu, OB, SB;


s u zi

):

wild, woest, agressief; CAD raging, furious;


1 usumgall^e nadrut (mv.obl.) `woeste usumgall^
u-

draken' Ee-i-137
F D I na-ad-ru-ti, nadrut Ee-i-137
, (subst.; mv. nadia tu, nad^atu; oud-akk., OB, SB;
lukur = munus + me; munus `vrouw'; me `rite',
`cultus', `sacraal ambt'): soort priesteres !nad^u, I;
CAD (a woman dedicated to a god, usually unmarried, not allowed to have children, usually living in a
gag^u)
F
na-di-tum, nadtum Sin3-43
, (!nada ru) wild, woest, aggresief

, (ww. i/i-klasse, soms met zwakke alef;
ook nah a du; vanaf OA, OB) G-stat. (na id): aandachtig


nadtu

*

nadru
n^adu I, na adu

144

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

zijn;
I. G-stam (pret. i id, pres. ina  id, stat. na id oppassen;
AHw na  
a du I \aufpassen", \sich kummern"; CAD
na a du A 1 to attend, to watch, to pay attention, to

do domething carefully; 2 to be concerned about something, to be anxious, to be worried; 3 (in the stat.) to
be a cause of worry
I/2. Gt-stam ( 
) letten op (op=acc.); CAD 4 to
watch carefully;
II. D-stam (nu  udu) CAD 5 to draw someone's attention to something, to alert, to ask someone to pay attention, to take care; 6 Dtn to alert many 7 (uncert.
mng.)
} 
, G verb.adj., , OB, MB, SB, NB, vroom,
devoot CAD 1 pious, attentive; 2 careful, trustworthy
1 z
a ninum na dum (G part. v. zana nu `zorgen') vrome
verzorger CH-i-61 [De taak bij uitstek van een koning is
de zorg dat alle offers en rituelen voor de goden op tijd
en op de juiste wijze worden uitgevoerd. De uitdrukking dat de koning za nin is van deze of gene tempel
komt dus veelvuldig voor].


F
na-
a -dam, na dam (acc.), CH-i-29,30
F
na-a -du-um, na dum, CH-i-61
F
na-di-in, na din CH-iii-65
, (subst.; ook najja du) waterzak, veld es; AHw
\(Wasser-)Schlauch";
1 sikar : : : ul ubbalu m^e n
a di (D pret. v. waba lu `dragen') `[zelfs mierzoet : : :]-bier weegt niet op tegen water
uit de veld es' erra-i-58 een loflied op de ontberingen
van de militaire veldtocht;
F
n[a]-a-di n
a di (gen.) erra-i-58

, (ww. -a-, vaak met harde alef; vanaf
oud-akk.;
I. G-stam (pret. ina d, later ook ina  d; pres. in^ad, mv.
inaddu ; stat. na id):
roemen, prijzen, prat gaan op;
AHw \r
uhmen", \preisen"; CAD 1 to praise, to extol;
1 aps^et teppusu inadd
u abbusu (aps^et (of mv. apset)
alt. st.c. v. epistu `daad'; G perf. subj. v. epesu `maken';
G pres. mv. v. n^adu): `zijn vaderen prijzen het werkstuk
dat hij gemaakt had' Ee-vi-85
2 s^
asuma litta idasu nisu ahr^atas ((1 ) litta  idasu
  `roemen', `prijzen';
Dtn of Gtn prec. na  a du met sterke
2

of ( ) litta idasu Gt v. n^adu, met zwakke alef, `letten
op', `oppassen', `acht slaan op'; ahr^atas `tot in eeuwig tot in eeuwigheid
heid'): (1 ) `zij moeten hem steeds
2
roemen', of: ( ) `laten zij nauwgezet acht op hem slaan
tot in de verre toekomst' Ee-vi-136
3 i ni  uda (G cohor. 1e p.mv. met ventivus -a, <i
niprus-vorm *nin ud): `laat ons [die de dwarse vijanden vernietigd heeft] prijzen' Ee-vi-154
4 d Isum t. 
a bihu na du (G part. v. t.aba hu `slachten'):

 handen ge`Isum, de roemruchte
slager/slachter' wiens
schikt zijn om zijn [Erra's] woeste wapenen te voeren'

it udu

na du/nadu

nadu
C

n^adu II, na adu

erra-i-4

I/3. Gtn-stam CAD 2 to praise repeatedly


II. D-stam (  
, betekenis als G) CAD 3 to praise,
to extol; 4 Dtn to praise profusely; 5 Dt to be praised

nu udu

sutand^u


III/2. St-stam
(

)
6 (same mng. as mng. 2)
IV. N-stam (passief) CAD 7 to be praised
}
, (subst. <*tana dtum; ook tanittu st.c.
tanitti, tanitta-; mv. tana da tu):
lof, roem; vgl. persoonsnaam Nab^u-na id (Nabonidus, laatste koning van de Neo-Babylonische dynastie): (stat.:) `Nab^u is geroemd', `is roemenswaard/roemenswaardig'; AHw tanattu \Ruhm"; Eng.: praise,
glorie;
F i-na-ad
d u? -da? e (i) ni  uda (cohor.vent.) Ee-vi-154

niF
na- a-du na du
p erra-i-4
, (dubbelzwak ww. nd; ook nada u; vanaf oudakk.; D sub; G-stat.: geworpen zijn, vaak in de betekenis van: liggen, gelegen zijn (van plaatsen)
1 sap
a ris nadu ma: `zij lagen in het net' Ee-iv-112
I. G-stam (i/i-klasse, pret. iddi, pres. inaddi, stat. nadi,
imp. iddi) algemeen: \iets op iets anders zetten": werpen, gooien, i.h.a. neerwaartse beweging; van abstr.
dingen: verwerpen (iets niet doen, in de wind slaan) )
opgeven, verlaten negeren; uitspreken (van bezwering) (in
deze betekenis praktisch equivalent met man^u `tellen',
`reciteren', `bezweren'); aanleggen, aanbrengen van iets
(acc.);
Gezegd van bouwwerken: optrekken, stichten, oprichten,
ontwerpen, bouwen;
AHw III \werfen"; \hinlegen", \niederlegen"; CAD (33
pages) 1 to throw (into water, a re, a pit, etc.), to cast
down, throw out a corpse, to spit out, to swoop down,
to throw away, to poor, to scatter, to sprinkle, to let
water ow, to steep in a liquid, to pickel, to brew beer,
to irrigate a eld, to take o (discard a garment), to
abandon,to leave (a house, a city, a country, etc.; a
task), to leave a eld fallow, to disregard (an order, a
rite, etc.) to stop working, to reject someone, to abandon someone to repudiate (an obligation, etc.), to put
animals out to pasture, to drop (an object accidentally), to lose a part of the body, to have a miscarriage, to knock down (a wall, a door), to overthrow (a
rule), to cast a net, to launch a boat; 2 to place (a
piece of furniture, a container, etc.), to erect a reed
hut, to set out objects for exhibit, a sacri ce, etc., to
put something into a container, to put on clothing, to
place a stone in a mounting, to insert, to fasten a lock,
to x a clay tag, to put on juwelry etc., to load (an
animal, a wagon, a boat), to apply medication, to lay
the foundations of a building, to erect a house, a temple, a stela, etc., to build a fortress, (a town, a nest,
etc.) to pitch camp, to establish a garden, (a traeshing oor), to place a storage, to deposit in an account,
to use gold or silver for an object, to put in fetters,
to put a person in prison, (an animal in a cage), to
write, to put down in writing, to make a drawing, to
impress a seal, to paint, to smear, to color, to line a
container, to overlay, to assign, to consign, to plan, to
sentence a person, to accuse, to charge with a crime,
to in ict a disease (a calamity, etc.), to tilt, to place in
an inclined position, 3 to excrete, to discharge (saliva,
mucus, tears, blood, feces, semen, vomit, sweat), to
produce a feature or formation on the exta, 4 to become downcast, dejected, to collapse, to hang down; 5
CAD

tanattu

O
nad^u I

145

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

(in the stat.) to lie, to be situated, (said of a locality,


part of or mark on the body or exta); to lie in bed 6
(in idiomatic phrases)
2 iddima kuss^
a sarru ti, (G pret. v. nad^u `(neer)werpen', `oprichten'): 'hij richtte een koninklijke troon op'
(koningstroon) Ee-vi-93
3 nad^
u + el iem. iets voor de voeten werpen; ten laste
leggen, beschuldigen;
jur.: in staat van beschuldiging stellen;
\een moord werpen op" ) `beschuldigen van moord',
CHx1;
4 kakkusu maharsun iddi (G pret.; kakku `wapen'):
`(en) zijn wapen wierp hij voor hen neer' Ee-vi-82
5 summa nertam elisu iddi (< *indi G pret.; nertu
`moord', !n^aru, n^eru `doden') `indien hij hem van
moord beschuldigd';
6 idd^
usumma parak rub^uti (pret. mv. + sum + ma,
parakku `schrijn', `troon') `zij richtten een prinselijke/vorstelijke troon voor hem [Marduk] op' (als souverein vorst, maar nog voor Marduk koning der goden
was, Ee-iv-1)
7 (assu : : :) u sa rub^e d Maduk amatsu idd
u ma : : :
(G pret. subj.mv.) `en (omdat) ze vorst M.'s woord/gebod/waarschuwing hebben genegeert : : :' erra-i-122
}
, erbij doen; ana libbi vaak als adv.
iets met `er': `erin', `eruit', `erbij';
D # ana sa sub nag
8 ana libbi tanaddi isatti i arru D sub G pres.2e p.enk. v. nad^u `werpen', samen met ana libbi: `erbij doen';
# nag = \mond  water" `(honing en olie) moet
je er bij doen en (dan) drinken' BAM578-i-18
}
, in het water gooien (geboeid en al,
als doodstraf, niet als godsoordeel);
9 ana m^e inadd
usi (G pres. 3e p.mv. + si) `dan moeten
ze haar in het water gooien' (waardin na koersfraude
CHx108)
10 ikass^
usunutima ana m^e inadd^usunuti (G pres. +
sunuti, G pres. !kas^u `boeien'): `(dan) zullen ze hen
geboeid te water werpen' (een op heterdaad op overspel betrap stel CHx129
11 ittadi s.erreti, (G perf.), lett.: `hij wierp de leidsels'
) `hij legde de teugels aan' Ee-iv-117 e
12 i niddi parakku (< *nindi G cohor. 1 p.mv.): `laten
we een schrijn stichten' Ee-vi-53
}
, lett. de arm laten hangen ) werkloos
toezien, niets ondernemen, verwaarlozen, in gebreke blijven;
CAD to be careless, to be negligent
13 ahsu iddima (G pres. + ma) `(maar) hij onderneemt niets', CHx44
}
, (tussu `bedrog', `laster', `leugen'):
lasteren, kwaadspreken; ook: tussam qab^u/daba bu; CHx30
nab^u van een akker: verwaarlozen, veronachtzamen, braak
laten liggen, (`niet bebouwen'); CAD to make a false
accusation
} +
, [woorden voor bezwering gaan vaak
samen met nad^u `werpen' (of met man^u `tellen', `reciteren'; vgl. \to cast a spell"; ook in het Sum. is nam s ub
een term voor `bezwering' (nam bouwt abstracta en s ub
`werpen', in het Akkadisch in gebruik als logogram D

sub = nad^
u `werpen')] CAD to recite a spell
14 addi t^
aka (G pret. 1e p.enk.; t^u `bezweringsformule'
+ ka `jouw', gen.obj. `over u') `ik heb het machtswoord

ana libbi nad^u

ana m^e nad^u

aham nad^u

tussam nad^u
t^u nad^u

over u gesproken' Ee-i-153;


15 iddi t^
asa Tia mat, (G pret.; t^u `bezwering'): `T.
sprak haar bezwering uit' Ee-iv-71
16 ittanamdi t^
asu, (Gtn pres.; su, maar het slaat op
Tia mat, vr.): `zij uitte keer op keer haar toverspreuk'
Ee-iv-91

}nad^u, G verb.adj., , vr. nadtu; OB, NB, SB; D


s ub

braak, braakliggend, braakgelegd; CAD 1 abandoned, un-

inhabited; 2 unculivated, fallow; 3 laid (foundation),


placed; 4 spit-out, strewn, scattered, 5 fallen, lax;
}
, G verb.adj. vr., , (als subst.;
lukur;
CHx40x110, een soort priesteres; [zo genoemd omdat ze
geen kinderen mag krijgen (vgl. barren, dat zowel
`braak, kaal, dor', als `onvruchtbaar' betekent), wsl.
om economische redenen en niet cultisch/sacraal. Ze
mochten wel kinderen adopteren, meestal dochters om
voor haar de plicht van de kinderen jegens hun ouders
uit te voeren: de oudedagszorg en het uitvoeren van de
grafrites en het brengen van de dodenoffers. Hun precieze functie is niet duidelijk, `gemalin van de god' is
wel eens gesuggereerd. Zij verbleven in een soort klooster op het tempelterrein, maar mochten zich daar wel
buiten begeven. Vaders kunnen hun dochter als nadtu
wijden (als ze niet trouwen, geen bruidschat mee te
geven). Komt nogal eens voor in teksten over erfeniskwesties (normaal erven dochters niet).
nadtum is lett. \geworpene", \in de steek gelatene" of
\vrouw die braak ligt"; in Sin3-43 niet `priesteres', maar
mogelijk `een in de steek gelaten vrouw' of `gevallenen
en verworpenen' in algemene zin.]
CAD (a woman dedicated to a god, usually unmarried,
not allowed to have children, usually living in a gag^u)
}
, (subst.; OB, Mari, SB, NB;
kiud):
braakland, als adj.: onbebouwd; CAD 1 uncultivated
land, uninhabitated land; 2 wothless stuf (?); 3 nid^ut
Ea (a sh)
17 eqel nid^
utim woest grondperceel, onbebouwd landper-

nadtu

*

nid^utu

ceel
I/3. Gtn-stam (

nitadd^u

) opwerpen (met object iets


meervoudigs, her en der; successievelijk, iteratief); Gtn stat.: overal (her en der) bedekt/overdekt zijn
met

18 lemutta ittaddi ana karsisa (Gtn) lett. `het (geopperde) kwaad wierp zij in haar gemoed' ) `zij nam het
kwaad ter harte' (ging haar aan het hart) Ee-i-44
19 sa ina sam^e u ers.etim ittadd^
u suba tni (Gtn pret.
subj. < *intandiu; st.c. vr.mv. + suf. -ni `onze', normaliter secundair verlengd suba tsu, maar in latere dichterlijke taal komt de pron. suf. direct achter a t/et zonder casus uitgang, v.Soden x65l): `[Marduk] die onze
woningen in hemel en aarde bouwde' (successievelijk,
daarom Gtn) Ee-vi-144

III. S-stam
(
, causatief) CAD 7 to have someone
throw objects into water or re, to cause someone to
drop an object, to let a eld go fallow, to make someone
leave a house, an estate, to cause a country to be in
ruins, to make someone drop, abandon a task, a wish,
a plan, etc., to cause a woman to have a miscarriage, to
have someone make a payment, a deposit (causative to
mngs. 1 and 2) 8 to repudiate, to reject, to repel (an
attack), to pardon negligence, to deprive 9 St to be
 to become
made to drop, to become abandoned; 10 Stn

sudd^u

146

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

completely ruined;

IV. N-stam (nand^u, passief): geworpen worden, etc., bijv.


ana isa tim innaddi (N pres.) `hij moet in het vuur ge-

worpen worden'; CAD 11 to be thrown into water or


re, etc. (passive to mngs. 1 and 2)

VW

IV/3. Ntn-stam

 h ma-gal 
D
u
s ubme
s

20 ru tu magal ittanaddi (D sub maq
a tu `vallen'
dan ru tu subject; ook nad^u `werpen' dan ru tu object; mes voor Ntn, meestal pres.): Ntn pres. v. nad^u
ittanaddi `hij werpt steeds speeksel uit' of: ittanaqqu
`hij laat steeds speeksel vallen' BAM578-i-27
F
na-du-ma, nad
u ma, (G stat. mv.) Ee-iv-112

nid-di, niddi (G cohor.) Ee-vi-53


F
i-na-ad-du-
u-
s i, (ana m^
e) innadd^
u
si

>

NN V
N V
NN O C
NN
N


(G pres. 3e p.mv. + si) CHx108

ad-di, addi <*andi (G pret.), CH-xxiv-16


id-di iddi (G pret. v. nad^
u) Ee-iv-71, vi-82
id-di-ma, iddima (G pret. + ma),
CHx30x135,Ee-vi-93

id-du-ma, idd
u ma (G pret. subj.mv. + ma),
erra-i-122
id-da-a, idd^
a (G pret. vent.) Ee-iv-104

it-ta-di, ittadi (G perf.), CHx43; Ee-iv-117


O
it-ta-nam-di, ittanamdi (Gtn pres.) Ee-iv-91

it-ta-di, ittaddi < *intandi (Gtn pret.) Ee-i-44


it-ta-ad-du-u, ittadd^u < *intandiu
(Gtn pret.subj.) Ee-vi-144
F
na-di-tum, nadtum Sin3-43
D

ittanaddi (Ntn pres.) BAM578-i-27

nad^u II , !nat.u^ `geselen', `tuchtigen'


nagab , (st.c. v. !nagab) `bron', `grondwater'; `totaal', `geheel', `alle'
*nagaru , (ww. a/u-klasse; Mari, SB
II. D-stam (nugguru): aanbrengen, verklikken; AHw \denunzieren"; CAD to denounce;
}munaggiru, D part., , subst.; ook munangiru; OB,

s ub me
s

SB:

verklikker, aanbrenger; CAD informer, spy, denouncer


1 munaggirsu `degene die hem heeft aangebracht',
CHx26

=F aU

(D part.) CHx26

mu-na-ag-gi-ir-
s u munaggir
su

nagbu , (subst.; ook: naqbu, nagabbu; st.c. nagab, naqab;

na-ga-ab = na-qa-ab en als litt. nevenvorm st.c. ook


nagba met hulpvocaal a; oud-akk., OB, MB, SB; E
bad):
1 bron, grondwater, wel; (en alle natuurlijke onderaardse
watervoorraden);
2 gezamenlijkheid, totaal, totaliteit, geheel; vaak te vertalen met alle;
AHw \Grundwasser(tiefe)"; \Gesamtheit"; CAD A 1
spring, fountain; 2 underground water B totality, all
(poetic term)
1 n
a ra ta ina nagbi sekeru: (sekeru `afdammen', `opsluiten'): `de waterlopen/rivieren bij de bron afsluiten'
2 n
a ra tsu ina nagbim liskir (G prec. v. sekeru `afdammen'): `moge hij [Ea] zijn [die van de vervloekte
vijand] rivieren bij de bron afsluiten' (uit een vervloeking);
3 nagab ursi bron van wijsheid;
}
+ gen. , (soms ook litt. nevenvorm st.c. nagba

nagab

met hulpvocaal a) = alle : : :, altegader, unaniem, geen

uitgezonderd
4 ina mes nagbasunu uzakkir
u ni sumsu (D pret. mv.
v. zak
a ru met vent. -ni): `met rituelen verkondigden

zij zijn naam al te gader/unaniem/geen uitgezonderd'

?! 8

Ee-vi-166

F na-ga-ab, nagab, CH-iv-9,10


F
na-gab-
su
-un, nagab
s un, (st.c.+
s un) Ee-vii-137
#  K nag-ba-su-nu, nagbasunu (st.c. +sunu
Ee-vi-166

nagiru , (G part. v. nagaru; subst.; mv. nagiru; vanaf OA,


OB): stadsomroeper, omroeper, heraut

[roept mededelingen om, bijv. met betrekking tot het corvee van de
muskenu (kanalen, dijken) voor de herendiensten; verloren zaken, voortvluchtige slaven, miltaire mobilisatie, religieuze plechtigheden etc. (zie bijv. het Atrahasis
epos)] AHw \Ausrufer", \Herald"; CAD 1 herald;2 (a
high ocial in Assyria and Elam)
1 ana sist nagrim `op de roep van de stadsomroeper' (in reactie op)
p F UV

s i-si-it na-gi-ri-im, (ana) 
s is
t

CHx16

nag^u , (ww. u/u-klasse, later ook i/i-klasse; ook neg^u; OB,


n
a girim

SB):

I. G-stam (pret. *iggu, pres. inaggu): jubelen, meestal

met een verbale connotatie, \hoorbaar", maar hoeft


niet; juichen, jubelend zingen; AHw etwa \jubelnd singen"; CAD to sing joyously
1 nug
a asrussu hid^utasa tasba ma, (G imp. mv.;
 zinsdeel \jubelt aldaar" of bij
asrussu loc. bij eerste
het tweede \vreugde over dat oord"; G imp. mv. (uit
de nevenvorm tasa bu v. wasa bu `zitten'), lett.: `jubelt
aldaar en neem plaats/verwijlt in zijn vreugde' (obj.:
vreugde as.russu over dat oord; of subj.: in de vreugde
die hij verschaft) Ee-vi-73
2 ismema d Ea kabattasu ittangi (G pret. v. sem^
u
`horen'; Gtn pret. v. nag^u, frequentief): lett.: [de namen
die de Igigi hadden genoemd] 'hoorde Ea, zijn gemoed
juichtte' ) `[zodra Ea de namen : : : hoorde, raakte hij
in verrukking' Ee-vii-137
}
, (subst.; ook ning^utu; mv. nig^atu; OB, MB,
SB): jubelzang, vreugdezang, vreugdemuziek; AHw \Freudengesang", \Freudenmusik"; CAD joyful music, merrymaking
3 ultu nig^
utam iskunu qerebsu (G pret. mv. v. saka nu):
`toen zij aldaar [in de Esagila-tempel] een jubelzang
hadden aangeheven' Ee-vi-76
K
nu-ga-a, nug
a , (G imp. mv.) Ee-vi-73

ni-gu-tam nig^
utam (acc.) Ee-vi-76
U

nig^utu

?/ C}

(Gtn pret.) Ee-vii-138

naharmumu , (ww.; zeldzaam woord; SB; alleen in S en


N):
IV. N-stam (naharmumu): ineenzijgen, ineenstorten, in
it-ta-an-gi ittangi

elkaar zakken AHw \zusammenbrechen"; CAD to col-

lapse, to break down


1 
a mersunu lihharmim (Gt part. v. ama ru `zien' en

N prec.) over monsters:
`wie hen aankijkt, moge hij
ineenzijgen' Ee-i-139

III. S-stam
(
) CAD 2 to make collapse

;
li-ih-ha[r-mi-im], lihharmim (N prec.)



suharmumu

nah asu , (ww. i/i-klasse; ook nehesu; vanaf OB;


Ee-i-139

lal

):

I. G-stam (pret. ihhis, pres. inahhis, stat. nahis): terug-





147

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

trekken; AHw \zur


uckweichen"; CAD 1 to go back,

to return; 2 to withdraw, to retreat; 3 to recede, to


go down, to retrograde, to settle (?) 4 (with itti, ultu)
to withdraw, to deduct (in NB adm.); 5 to return, to
revert, to be withdrawn (in NB adm.); 6 (in the stat.)
to be turned backward (?), to be held down (said of
part of the exta) 7 to dedain (EA only) 8 Gtn frequentative; 9 D to be held down (ingressive to mng. 6); 10
Dt (mng. uncertain)
1 m^
u + nah a su `terugtrekken van het water' LL-Ms
ii-61
2 mlu + nah 
a su terugtrekken van het hoogwater, eb

III. S-stam (
) CAD 11 to send back, to let re
turn
=
F  mu-u na-ha-su m^e nah a su (G inf.)

suhhusu

>

N
nahasu

(e-si-gu =

) LL-Ms-ii-61

mu-
u na-ha-su

 it-tah-su ittahsu (G perf.mv.) erra-i-136


, (ww. i/i-klasse; OB, MB, MA, SB, NB):
I. G-stam (pret. ihhs, pres. inahhis): gedijen; AHw


\fullig sein, werden";
CAD 1 to prosper, to thrive,
to be in good health; 2 to be pleasing (Nuzi only);
II. D-stam (
): gedijen laten, tot welvaart brengen;
  prosperous, to make rich
; CAD to make
IV. N-stam (ingressief) CAD 3 (ingressive to mng. 1)
}  , (subst.; vanaf oud-akk.; W henun):
welvaart, overvloed rijkdom, weelde; Een van de vele
woorden voor het begrip overvloed en rijkdom; vgl.
desu^, hegallu, his.bu, lul^u, masr^u, nuhsu, t.uhdu;
 ulle", \Fruchtbarkeit"; CAD abundance,

AHw \F
plenty, prosperity
1 bel muhsi(m), epitheton van de god Adad, verantwoordelijk voor vruchtbare regens en de was op de rivieren;
W

^ ^
h
enun
ugu
ki-tim
dagal-tim

2 musaznin nuhsi eli ers.etim rapastim (henun nuhsu
 rapsu `wijd', `breed'):`die rijkdom

`overvloed'; dagal
doet regenen over de ganze aarde' (het wijde land) Ee-

nuhhusu

nuhsu

a
vii-69

=F

CH-ii-16

ih-hi-
sa



mu-na-ah-hi-i
s munahhi
s



ihh

s
a





(D part.)

, (D pret. 3e vr.mv.) CH-xxiv-54

W   nuhsu Ee-vii-69
, (ww.; ook nua hu; vanaf oud-akk.; hunga
 met ku = hun): G-stat.
 : rustig z/w., CAD A 1 to be
slow, to bestill;
I. G-stam (pret. inu h, pres. in^ah, stat. neh): rusten, rust
 bedaren komen

genieten, bedaren, tot
; zichter ruste begeven; (vgl. ook !pasa hu `rust hebben'); soms genezen

(intrans.) (voor drie andere,
vaker voorkomende termen voor `genezen', !bala t.u, n^esu, sala mu);
AHw \ruhen"; CAD A 2 to relent, to be appeased,
to become peaceful, paci ed (said of persons, peoples,
countries), to abate, subside (said of storms, waves,
re, ghting), to have an abatement from an illness, to
die down (said of sounds), to rest (said of inanimate
objects) 3 to take a rest;
1 supsuhis in
u h, (G pret.; adv. op {s bij S v. pasa hu,



G: `bedaren, tot rust komen', S elativisch): `hij begaf
zich (heel rustig) ter ruste' Ee-i-75
2 libnima sipta il
u linuh u (G prec. v. ban^u, G prec.mv.
 een bezwering maken/uitv. n^
ahu): `laat hij [Marduk]


n^ahu

h
e nun

vinden, opdat de goden tot rust komen/bedaren' Eevii-11 [een bezwering in dit geval niet bestemd tegen

boze demonen, maar eerder een gebed dat de goden


doet bedaren
II. D-stam (
, factitief): bedaren, kalmeren, tot rust
brengen; (ook Gpasa hu `bedaren') CAD 4 to appease

(an angry god of demon),
to calm furor; 5 to pacify
(a country, a people), to quiet a child, to calm down;
6 to bank, extinguish a re, to dampen a desire, to
stanch, to still, to ally (a pain, an illness), to loosen
(a curtain); 7 to satisfy, to put (someone's mind) at
rest
3 epsa p^kunu d Girra linihhu, (D prec. vent. van n^
ah u
 van uw mond kalmere

`rust hebben'), lett.: `de daad
(de vuurgod) Girra' ) `uw toespraak kalmere Girra'

nuhhu

Ee-i-161

}munehhu, D part., ;

III. S-stam CAD 8 to appease


IV. N-stam CAD 9 to nd relief

=
K
;KN
;
Ee-i-161

,
(D part.st.c.), CH-iii-58


(G pret.) Ee-i-75


li-nu-hu linuh u
 (G prec.mv.) Ee-vii-11


l[i-ni-ih -ha], linihha(m) (D prec. vent.)


mu-ne-eh mun
eh

i-nu-
uh

in
uh

nakadu , (ww. u/u-klasse; ook naqadu; vanaf OB):

I. G-stam (pret. ikkud, pres. inakkud, stat. nakud of


naqud, ook nakid en naqid): slaan (van een hart), hartkloppingen krijgen, ongerust zijn, verstoord zijn, zich zorgen
maken; AHw \Herzklopfen bekommen"; CAD 1 to

beat, to throb, to palpitate; 2 to worry, to fear, to


be anxious about; 3 (stat.) to be in a dangerous situation;
7 F I la ta-na-k[ud ti-ut.
1 l
a tanakkud uballut. (G pres.2e p.enk. v. naka du `zich
zorgen maken', `hartkloppingen krijgen'; D pres. 3e p.enk. v. bala t.u): `maak je geen zorgen; hij zal genezen/hij wordt (heus) beter' BAM578-i-41
II. D-stam (
) CAD 4 to cause concern;

III. S-stam
(
) CAD 5 to warry (causative to
mng. 1b)
IV. N-stam (ingressief) CAD 6 (ingressive to mng.
2)
F ta-na-k[ud tanakkud uballut. BAM578-i-41
, (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;
OB, SB, NA, NB):
I. G-stam (pret. ikkil, pres. inakkil): kunstzinnig zijn;
AHw \k
unstlich sein, werden", \kunstvoll sein, werden" CAD 1 to act cleverly, to play a trick, to decieve,
to cheat; 2 (uncert. mng.)
II. D-stam (
): op kunstzinnige wijze vormen, kunstzinnig vormen, mooi maken, vervolmaken, verbeteren, comfortabel maken, perfect maken;
AHw \kunstvoll gestalten"; CAD 3 to execute in an
ingenious, artistic, re ned, sophisticated way; 4 nikilta
nukkulu to deceive, to play tricks;
1 mur
u ma qasta k nukkulat bin^uta (G pret. mv.
v.am
a ru `zien'; qastu `boog'; k leidt objectszin in;
D stat. v. naka lu, als verb.adj. D elativisch; bin^utu
`vorm', `gestalte'): `zij zagen hoe kunstig vervaardigd
de boog is, wat betreft de makelij/vorm/uiterlijk' (object is in de toestand van kunstvaardigheid) Ee-vi-84
2 unakkilsu su
 tura ta asu ellu (D pret.; acc.adv.

nukkudu
sukkudu

nakalu

nukkulu

148

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

su turu `schrander', `doordacht'; t^u `bezwering'): `hij


maakte ingenieus een heilige magische formule' Ee-i-62
3 nukkul
a min^atusu, (D stat. 3e vr.mv.): `zijn ledematen zijn fraai gemaakt/volmaakt' Ee-i-93
4 lusannima alkak
a t il lunakkil (2 D cohor.; sann^u
(1 ) `herhalen', (2 ) `wijzigen' alkaka t soort litt. mv. v.
alaktu `gang', `levenswijze'), twee mogenlijkheden: (1 )
`ik [Marduk] wil opnieuw de levenswijze der goden vervolmaken', (maar wat is dan de eerste keer? bouw universum? de bevrijding van Tia mat?) of absoluut gebruikt, (2 ) `ik wil een verandering aanbrengen en de
levenswijze der goden verbeteren' Ee-vi-9

III. S-stam
(
) CAD 5 to have (something) done
ingeniously;
}
, (subst.; litt. mv. nikla tu; SB, NB)
mooie dingen, kunstwerk, nijverheid, vaardigheid;
AHw \kunstvolle Gestaltung", \listige Gestaltung";
CAD 1 ingenuity, skillful work, ingenious or clever
ideas; 2 trick, cunning, deception
5 ibann^
a nikla te G pres. (loos) vent. v. ban^u, pres. futurum): `hij zal mooie kunstwerken scheppen' Ee-vi-2
6 ina nikl
a ti sa d Marduk ibn^a d Nudimmud (slaande
op een gedachte, een concept, namelijk het scheppen van de mens hier: `genie'): `met de kunstigheid
van Marduk heeft Nudimmud (= Ea) het gemaakt' =
`dankzij het genie van Marduk : : :' Ee-vi-38
?
#
lu-u -nak-kil, lunakkil (D cohor.) Ee-vi-9
K 7 nu-uk-ku-la, nukkula (D stat. 3e vr.mv.)

sukkulu
nikiltu, niklu


Ee-i-93
Kn
3 7 Cx
3 7 CI

,
,

(D stat.) Ee-vi-84
Ee-vi-2, vii-112
Ee-vi-38

nu-uk-ku-lat nukkulat
[n]ik-la-a-te nikl
a te

nakapu :, (ww. i/i-klasse; ook naqapu; OB, SB, NA;




nik-la-a-ti

nikl
a ti

):

ul ul

I. G-stam (pret. ikkip, pres. inakkip): stoten (van een

stier); AHw \stoen"; CAD 1 to butt, gore, (said of


animals), to abut;
I/2. Gt-stam (
, reciprook): CAD 2 to butt each
other, to lock horns, to join battle;
II. D-stam (
, betekenis als G): stoten (van een
stier) CAD 3 to gore, to knock down
=F a
mu-na-ak-ki-ip, munakkip (D part.)

itkupu
nukkupu

CH-iii-9

nakartu , (vr. v.nakru, ook nakiru vooral in mv.;


!nakaru): `vijand'
nakaru , i/i-klasse, ook a/u-klasse; vanaf oud-akk.; <
 r): G-stat. (nakir, nakar):
ku
onbekend z., vreemd z/w.,
vreemd gedragen, anders z/w., vijandig z/w., onbemind
zijn (jegens = itti); AHw \anders s/w.", \fremd s/w.",

\feindlich s/w.";

I. G-stam (pret. ikkir, pres. inakkir, G imp. *ikir): (iem.


iets = 2 acc.) betwisten; iem. (1e acc.) loochenen in een
opzicht van iets (2e acc.); zich distancieren van, zich vervreemden van, ) verloochenen, ontkennen, afwijzen; vijandigheden ondernemen, aanvallen;
AHw

\sich verandern", \sich emporen", \leuchnen",


\abstreiten"; CAD 1 to become hostile, to be or become an enemy, to engage in hostilities, to be at war,
to rebel against a ruler, to be an alien, outsider, to
become estranged; 2 to change one's mind, to become
deranged, to talk senselessly, (with panu , zmu as subject) to have an unhealthy appearance, to change, (a

dynasty, a rule) to move away, to go into exile, to


change, (mostly for the worse), to become angry; 3
to change domicile, to appropriate property, to take
a person away, 4 to countermand, to overrule a command to contradict, to refuse; 5 to deny a statement,
a fact, to contest an agreement, to refuse a request, ,
to speak a falsehood;
1 mimma sa ikkiru (G pret. subj. < *inkuru) `alles
wat hij ontkend heeft/had' CHx124
I/2. Gt-stam (
) CAD 6 to become mutual enemies
}
, G verb.adj., , ook nakiru, nakaru, LB nekru,
vr. nakirtu, nakartu, nakastu; mv. nakru , nakru tu,
in NA: nakaru tu; vanaf oud-akk.; < kur): vijandelijk; (lukur, lu drukt substantivering uit): vijand;
AHw \feindlich", \Feind"; CAD 1 adj.: foreign, alien,
strange, hostile; 2 subst.: enemy, foe
2 kakkka lira  is
u nakireka, (D pret. prec v. r^asu,
ra  a su; D voor meervoudig object): `(maar) mogen uw
wapenen uw vijanden vernietigen' Ee-iv-16
}
, (term.; adv.; SB): op vijandelijke wijze, vijandig; AHw \feindlich"; CAD like an enemy,
II. D-stam (
) veranderen/anders worden; (van
gelaatstrekken bijv.), anders maken; vervreemden, verwijderren (bijv. wegbeitelen van namen op steles); (iem.)
uit de weg ruimen; CAD 7 to turn hostile, to become
angry, to change, become di erent, strange, unusual,
unintelligible to change course, to move away, to deny;
8 to discard an object (tablet, stela, etc.), to remove an
inscription, a brand, to remove medication (after application), to remove a garment, to expel evil, disease,
etc.; 9 to clear away rubble, etc., to discard, remove
from a container, to demolish a building, to undo, to
make the achievements (of a rule) come to nought, to
abolish the rule of a king, to remove a person from
oce; 10 to change an agreement, a decision, an attitude, to change a name, to change clothes, to make
something look strange; 11 to transfer (persons), to
reassign (persons), to move someone to another location, to place an object to a new location, to put away
objects, (with subtu, btu, etc.) to settle persons elsewhere, to reassign property, to change a borderline, to
change a treatment, (with manza zu to change position
(said of a planet); 12 to make into an enemy (West
Semitic);
3 manz
a za nukkuru, astron.: (een planeet) van plaats
veranderen,
II/2. Dt-stam (
, passief bij D): veranderd
worden; CAD 13 to be (physically) removed, to be
changed, countermanded;

III. S-stam
CAD 14 to incite to rebel, to cause enmity
to instignate (somebody) to remove an inscription
}
, (subst.; pursust-nomen; ook nikurtu; mv.
nukura tu; vanaf OB; O < namkur; < salkur):
vijandschap, vijandig [purust-type vr. nomen, m. purs
%nominale typologie; vaak voor abstracta uit adjectieven; puluhtu `vrees'; t. u btu `vriendelijkheid']

AHw \Feindschaft";
CAD hostility, war, act of
war
4 ul
a nukkama nukurtu (< ulla num + ka + ma; nominale zin) `zonder u is er vijandschap' erra-iii-D12

it-ta-ki-ir-
s u, ittakir <*intakir (G perf.),

nakru

nakris

itkuru

nukkuru

nutakkuru

nukurtu

N b

CHx107x124

149

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

aD

CHx123

CHx124

it-ta-ak-ru-
s u ittakr
u
su

ik-ki-ru ikkiru < *inkiru

(G perf.mv.)

(G pret. subj.)

F
V na-ki-ri, nakir (verb.adj. gen.mv.) CH-ii-68
F a V na-ak-ri nakr, `mijn vijand' CH-xxiv-30
F
V  na-ki-re-ka, nakireka (acc. mv. + ka)

Ee-iv-16

a

K< :

ut-ta-ak-ka-ra uttakkar
a

Dt pres. vr.mv.) Sil-C-20


nu-k
ur-tu nukurtu

(<*untakkar

(subst.) erra-iii-D12

nakasu , (ww. i/i-klasse, verba primae N; vanaf oud-akk.;


kud

):

I. G-stam (pret. ikkis <*inkis); pres. inakkis; stat. nakis;


imp. ikis, vr. iks; perf. ittakis < *intakis): snijden, afsnijden, hakken, afhakken, vellen (van bomen);
AHw

\abschneiden", \fallen"; CAD 1 to fell trees, to


hew, to cut, to cut through, to make a breach, to rip
a garment, to cut the hem of someone's garment (in
legal context); 2 to cut o , sever, to cut the throat, to
slit the throat, to clip, to notch; 3 to cut dates from
a tree; 4 to slaughter; 5 to cut o parts of a eld, to
diminish the size of a real estate
II. D-stam (
, multipliciteit van object) CAD 6
(same mngs. as 1-3, occ. with pl. object); 7 to slaughter, to kill (with pl. object); 8 Dt to be slaughtered
IV. N-stam (passief) CAD 9 to be felled, to be severed,
to be cut o the tree (said of dates), to be slaughtered
(passive mngs. 1-4)
, (ook nakru; vr. nakartu !naka ru; lukur, lu
drukt substantivering uit): `vijand'
, G stat. v. !naka su `afsnijden'
, G part. v. !naka su `afsnijden'
, (term.; adv. !naka ru `onbekend z.'): `op vijandelijke wijze'
, (ook nakiru vooral in mv.; vr. nakartu !naka ru;
 ku
 r, lu
 drukt substantivering uit): `vijand'
lu
nam , Sum. voorvoegsel, bouwt zelfstandig naamwoord (abstracta).
nam 
s ub , OD namsub; 
s ub `werpen' (van bezwering),
equiv. met Akk. nad^u; samen het equiv. v. siptu `bezwering'
d
 , O D namsub; epitheton van Marduk in
Ee-vi-155,
1 d N. ilu ellu mullilu alaktini (D part. v. elelu `puur
zijn', D: `reinigen'): `N. de reine god, die ons pad zuivert/ons gedrag heeft gereinigd' Ee-vi-156 [`reinigen'
met de jur. betekenis `voor rein verklaren', d.w.z. `voor
onschuldig houden']
d Namsub (= Marduk) Ee-vi-156
OD d
d
  , O I 7 namtila, epitheton van Marduk,
als genezende god \uballit.u il mtu ti" (D pret. subj.
v. bal
a t.u; zie mtu !m^atu) `die de doden tot leven
heeft gewekt' (Ee-vi-153). [`de doden levend maken' is
vaak een epitheton van de goden, vooral de godde
lijke genezers zoals Marduk, ook wel Sama
s en veel
godinnen, bijv. de godin !Gula van de geneeskunst:
de muballit.at mt `genezeres der doden'. Dit is niet letterlijk \doen opstaan uit de dood". In Mesopotamie is
het dodenrijk het land vanwaar niemand wederkeert.
Het slaat op doodzieke mensen, ten dode opgeschreven maar toch weer genezen. In de oudheid is ziekte

nukkusu

nakiru
nakis
nakisu
nakris
nakru

Nam sub

Nam ti la

nam-
s ub

een broertje dood.]


1 d Asarluhi d Namtila san^s imb^
u ilu musnessu

(G pret. subj. v. nab^u `noemen'; musnessu S part. v.
n^esu `genezen'): A. N. noemden ze hem ten tweede
male, de god die geneest' Ee-vi-151 (a.h.w. een \uitleg"
van Sum. ti(l) `leven' in de naam namtila, Sum.
nam voorvoegsel dat een substantief maakt)
d Namtila
OI 7
 
, nevenvorm (jonge vorm) van !nawa ru
, (ww. u/u-klasse; vanaf OA, OB):
I. G-stam (pret. immus, pres. inammus): zich voortbewegen, weggaan; AHw \sich in Bewegung setzen", \aufbrechen"; CAD 1 to depart, to set out, to move; 2
to defect (to an enemy), 3 (dna namasu) to bring a
lawsuit;
II. D-stam (
) CAD 4 to depart, to set out;
5 to give someone an order to depart, to dispatch; 6
(dna nummusu) to bring a lawsuit
1 arhisam : : : ina ag^e umus (N imp. v. nam
asu ne v. nawasu `zich voortbewegen', `weggaan'):
venvorm
`ga elke maand in de kroon op weg!' Ee-v-14 [Het beeld
van de maangod in zijn kroon: de maan als voertuig
komt wel vaker voor.]
u-mus voor N imp. kan echter ook anders gelezen worden, namelijk als (1 ) u-s.ir = us.ir D imp. v.
es.eru `aftekenen', `afbakenen': \baken de maand met
de kroon af!" of us.s.ir D pret. \hij ontwierp/plande (de
dagen) maandelijks met de kroon"

namaru
namasu

nam ti la

nummusu

>v

>v

(N imp.) Ee-v-14

nam(m)ussu , (!na u^ `zich roeren') `beweeglijk'


namirtu , (!nawaru): `schijnsel', `helderheid', `klaarheid'
namkuru, makkuru : !nakaru
naramu , (subst.; mv. nar amatu; !r^amu I , ra amu
 ; vanaf oud-akk.) geliefde,
d Naramsit , (!d A
s imbabbar): epitheton of verschijnings.
vorm van de maangod S^n
namrru, namrirru , (pl. tantum; met reduplicatie van
u
-mu
s umu
s

g
ki a

de laatste consonant; !nawa ru) `ontzagwekkende


glans'
O V D  nam-ri-ru-ka, namrru ka (redup. + ka)
Sin1-7

namru , (jonge vorm v. nawru, !nawaru `licht zijn', `stralend zijn'): `stralend'
namruqqu , (subst.; plantennaam; ook nabruq(q)u,

>

nabraq(q)u; MB, SB): (medicinale plant)


O > u nam-ruq-qa namruqqa (plantennaam)
BAM578-i-19

nams.aru , (subst.)
Schwert";

(een groot) zwaard;

AHw

\(groes)

1 atta nams. 
a ruma (atta nominale zin `u bent') `gij
zijt een zwaard' erra-i-12
O D
nam-s
a ruma (+ma)
. a-ru-um-ma nams
.

erra-i-12

nam^u , (de jongere vorm voor naw^u, ook: na u^, ne u^)


!na u^ `zich roeren'
nam^u , (subst. !naw^u `weidegebied'
F4 []
(gen.) erra-i-118
d Nan
aja , godin Istar als godin der liefde
nanhiz , N imp. (nanhuzu) v. !ahazu `grijpen'
nanhuz , N stat. (nanhuzu) v. !ah azu `grijpen'
nanhuzu , N inf. en Nverb.adj. v. !ahazu `grijpen'


n a -me-e nam^
e

150

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

nanmer , N imp. v. !amaru 'zien' (de initiele alef is een n


geworden o.i.v. de n-preformatief)
nanmur , N stat. v. !amaru `zien', (de initiele alef is een
n geworden o.i.v. de n-preformatief)
nanmuru , N inf. en Nverb.adj. v. !amaru `zien', (de
initiele alef is een n geworden o.i.v. de n-preformatief)
nannaru , (!nawaru `ontwaren'): hemellicht, epitheton

van de maangod S^n.


F D nan-na-ru, nanna ru Sin3-36
, (subst.; litt. woord, een ja-woord, \wenk", onomatopee-achtig; OB, SB): bevel, sommatie; AHw etwa
\Gehei"; CAD order, command
1 ina nann^esu `op zijn bevel'
2 l
u basima nann^ussu (G stat. basu^ komt niet zoveel voor, met lu precativisch: `het zij er', `moge er
zijn'; met lu af rmatief: `die zijn er waarlijk/heuselijk';
nann^usu locativus (instrumenteel) = ina nann^esu):
[vergeving en bestraf ng] `moge er zijn op zijn gebod'
Ee-vi-132 of af rmatief: `die hangen waarlijk van zijn
bevel af'
F K
na-an-nu-u
s -
s u nann^
u
s
s u (loc.) Ee-vi-131
, (ww. a/u-klasse; vanaf OB;
sar;
ne):

I. G-stam
(pret. ippuh, pres. inappah, stat. napih): bla ; opkomen van hemellichamen

zen, intrans.: verschijnen
;
zichtbaar worden, ikkeren; AHw \anblasen", \entzunden", \aufgehen"; CAD 1 to blow (something), to hiss;
2 to light a re, a stove, a brazier, to set re to a pyre;
3 (stat.) to be bloated, swollen, blown up; 4 to become
visible, to rise, to glow (said of stars, moon, sun, etc.,
logogram
kur,
mul
1 ina res arhima nap
a hi eli m^ati (G inf.gen.; res arhi

 de maand" ) `de nieuwe
lett.: \het hoofd/begin
van
maan', hier subject), lett.: `de nieuwemaan in het zichtbaar worden boven het land' ) `wanneer de nieuwemaan boven het land zichtbaar wordt' Ee-v-15;
een in nitiefzin met subject, een constructie die het
Ned. niet kent, behalve in een archasch voorbeeld: `ieder meent zijn uil een valk te zijn', waaruit (na omzetting tot `: : :, dat zijn uil een valk is') blijkt dat uil het
logisch subject is
2 ina res arhima nap
a hi (G inf. in gen.; in nitief zin
met subject; res `begin'; (w)arhu `maand'), lett.: `de

nieuwemaan in het zichtbaar worden'
) `wanneer de
nieuwemaan zichtbaar wordt/verschijnt' Ee-v-15; een
in nitiefzin met subject, een constructie die het Ned.
niet kent, behalve in een archasch voorbeeld: `ieder
meent zijn uil een valk te zijn', waaruit (na omzetting
tot `: : :, dat zijn uil een valk is') blijkt dat uil het logisch subject is;
II. D-stam (
) CAD 5 to blow gustily, to hiss,
to snort, to rattle; 6 to light res; (7) (stat.) to be
bloated, swollen 8 Dt to be kindled 9 Dtn to blow on
each other (?)
IV. N-stam (ingressief bij intransitieve G, vaak bij toestandsww., iets met een beginmoment): ontbranden,
ontvlammen, tot ontbranding komen, ontsteken of uitbreken (van vuur); CAD 10 to be kindled, to are up, to
become bloated (?)
3 summa is
a tum innapihma (N pret. + ma) `indien er
brand uitbreekt' CHx25 
IV/3. Ntn-stam (habitatief-iteratief): CAD 11 to be kindled again and again, to are up repeatedly; 12 to be-

nann^u

napahu

nuppuhu

come swollen, bloated again and again


4 d Girra ittanpah, (Ntn pret.): `(dan) wordt
 Ee-i-96
Girra/vuur ontstoken'
N sames-su sarsar-hu


 me
5 irr
usu ittanappah u (
sa
s in mv. meest
al irru `ingewanden' (darmen, longen, ook bij leverschouw;
sar nap
a hu `aansteken', `blazen', ook:
 op tn-vorm, Ntn `opgebla`opzwellen', sarsar duidt
zen worden' of intrans. `zich opblazen', Ntn pres.mv.
ittanappah u ): `zijn ingewanden zijn opgezwollen' BAM
578-i-28
} 
, (subst.; mv. niph a tu; vanaf OB; als as zichtbaarheid, moment
tron. term
kur,
sar):
van zichtbaar worden, opkomst (van een ster boven de horizon);
AHw \Aufleuchten", \Entbrennen"; CAD
1 rising (of celestial bodies); 2 blaze, con agration; 3
unreliable, false prediction; 4 (a group of ominous phenomena on the liver) 5 excrescence (?)
}
, (subst.; vanaf oud-akk.;
simug),

smid, metaalbewerker
; [parra s-type nomen en adjectieven (%nominale typologie) voor beroepen in ruime zin
(beetje participiaal); ook gewoonten en zaken die men
\pleegt te doen"; nappa hu `smid', dajja nu `rechter',

sarra qu `dief', wassa bu `bewoner',
`huurder']
AHw \Schmied"; CAD smith, metalworker
F
in-na-p
-ih-ma innapihma (N pret. +

 !

niphu(m)

nappahu

N 'Bb

) CHx25

ma

(Ntn pret.) Ee-i-96



(G inf.gen.) Ee-v-15

-hu ittanappah u
 (Ntn pres.mv.)



it-tan-pah

N
BAM578-i-28

ittanpah

na-pa-hi (ina) nap


a hi

sarsar

napalk^u , (ww.; ook nepelk^u; 4-radikalige wortel pplk, de


laatste vocaal is dus deel van de radix.
IV. N-stam (napalk^
um): wijd open staan/gaan, opensperren; CAD 1 to become wide, wide open, extended, wide

apart;

supalk^u


III. S-stam
(

) opensperren; CAD 2 to open wide,


to widen
1 p^
asa uspalki, (S pret.; p^u `mond'): `zij sperde haar
muil open' Ee-iv-100
}
, G verb.adj., , st.c. palk^a en niet *palik doordat
de vocaal deel van de radix): breed, wijd, omvattend ) (met) goed (verstand), ruim (van begrip); AHw
\weit";
2 palk^
a uznu (stat.; uznu `oor'; ook: palk^a hasissu)
 , vgl.
lett. `hij is wijd van oor' ) `hij is wijs' Ee-i-18
hassu of hasissu zowel `oor' als `wijsheid'
  pal-ka
 , palk^a (st.c.) Ee-i-18, vii-117
 pret.) Ee-iv-100

u
s -pal-ki, u
s palki (S
p
, (ww.;
plsh, 4-radikalig, de zgn. N-groep,
komt alleen in N voor (ingressief) en S (causatief); OB,
SB, NB):
IV. N-stam (N pret. ippalsih, N pres. ippalassah, N stat.
 , zich
napalsih, N perf. ittapalsah en ittapalsih): hurken



ter aarde werpen, zich in het stof werpen;
AHw \niederfallen", \sich hinhocken"; CAD 1 to fall
to the ground, to fall upon something, to throw oneself to the ground, to let oneself fall to the ground (in
supplication, despair, etc.), to squat, to cower; 2 to be
apart (as tech. term in astron.)

III. S-stam
(
) AHw \zu Boden zwingen";

CAD 3 to make prostrate (causative to mng. 1)

palk^u

napalsuhu

supalsuhu

151

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

napalt.u^ , (ww. 4-radikalige wortel pplt., de laatste vocaal


is dus deel van de radix; SB*);
IV. N-stam : voorbijgaan, missen, falen, het doel missen;
AHw \vorbeigehen"; CAD to pass over, to avoid

1 kakkka ai ippalt.u
^, (N pret. vetitivus): `moge uw wapenen het doel niet missen' Ee-iv-16

ip-pal-t
u, (ai) ippalt
^ (N pret. vetitivus)
.u-
.u

 S>

Ee-iv-16

napalu I , (ww. a/u-klasse; vanaf oud-akk., OB):

I. G-stam (pret. ippul, pres. inappal): vernielen, afbreken;


AHw

I \zu Fall bringen", \abbrechen", \zerstoren"


(Gebaude); CAD A 1 to dig out, to dig up, to quarry,
to gouge out (eyes, nipples); 2 to tear down, to demolish;
II. D-stam
) CAD A 3 to gouge out eyes, to
blind; 4 to kick up dust, to turn upside down; ;
, (ww. a/u-klasse; OA, OB
I. G-stam (pret. ippul, pres. inappal AHw II \Ausgleichszahlung leisten"; CAD B 1 to make a supplementary
payment, to compensate, to convert; 2 D (same mng.)
3 S to make someone pay 4 N to be paid
}
, (vr.mv.): ruilsom, tegenwaarde, prijs, compensatie betaling; CHx41 (!*p^ahu `verruilen');
 a tim (gen.) CHx41

7 ^ ni-ip-la-tim, nipl
, (ww. vooral in D; OB, SB)
II. D-stam zich verstoppen, verharden, hard worden/maken;
medisch: aan verstopping leiden; AHw \sich verstopfen",
\verharten" CAD (mng. unknown)
F
$
N

di
s
na
ninda
ku
u-nap-paq
summa amelu akla
ikkal unappaq
 ak
(
ninda ak(a)lu `brood'; $
ku
a lu `eten';
D pres. v. napa qu medisch: `aan verstopping leiden'):
`indien iemand van brood eten verstopping krijgt'
BAM578-i-38 Er staat ook bij #
ka
s nag-ma
sikara isattima `bier drinken'; \brood eten en bier
drinken" dus `van dagelijkse kost'.
N u-nap-paq unappaq (D pres.) BAM578-i-38p
, (ww.; ook neperk^u; vier radicalige wortel prk ,
de zgn. N-groep; komt alleen in de N en de S voor; OB,
SB, NB),
IV. N-stam (
, N pret. ipparku, N pres. ipparakku, N stat. naparku): ophouden (bijv. slaaf die ophoudt met werken, zo'n slaaf wil men niet) AHw II
\aufhoren", \Arbeit niederlegen"; CAD 1 to stop,
cease doing something; 2 to stop, to end, to cease; 3 to
leave; 4 to remain, to stay behind; 5 Ntn (uncer.mng.)
III. S-stam (supark^u) CAD 6 to put an end to
}
, (acc.adv.; SB): onophoudelijk Ee-v-14;
CAD la napark^
u unending, unceasing;
F  na-par-ka-a, (la ) napark^a (acc.adv.) Ee-v-14
=
mu-up-pa-ar-ku-u-um,

napalu II

nuppulu

niplatu

napaqu

>

>

napark^u

napark^u

la napark^a

2} ' C >

(N part.) CH-iii-14

naparsudu , (ww.; vanaf OB, MA):


muppark^
um

IV. N-stam (N pret. ipparsid, N pres. ipparassid): vluchten, ontvluchten; AHw \ iehen", \ent iehen";
1 naparsudis l
a le ^e, (term. = ana naparsudi; + G inf.

gen. v. le u^): `om niet te kunnen vluchten' ) (ze zijn

}b

omsingeld) `opdat ze niet kunnen vluchten' Ee-iv-110


F
na-par-
s u-di
s , napar
s udi
s (term.) Ee-iv-110
, (ww. u/u-klasse; vanaf OA, OB; ? pes5 ):
I. G-stam (pret. ippus, pres. inappus): blazen, ademen;
AHw I \blasen", \atmen", \aufatmen"; \weit werden";

napasu I

A 1 to breathe freely, to relax; 2 to expend, to


become abundant; 3 to make a claim;
II. D-stam (
) CAD 4 to let respire, to make
feel easy; 5 to air, to put in good repair, to clean out
(?) 6 Dt to become extended
IV. N-stam CAD 7 to ease
}
, (zie aldaar): enk.: keel, luchtpijp; soms leven;
mv.: leven, levensonderhoud, leeftocht, levensadem;
;
li-ip-pu-us, lippus Ee-vi-112
, (N v. !pah a ru (u)): `het totaal', `het


geheel';
1 naphar + gen.: alle : : :; (ook als som van een berekening, optelling)
2 ultu t^ereti napharsina uma  iru (D pret. subj. v.

w^aru, `sturen', `zenden';
w>m tussen vocalen; t^eretu
mv. v. t^ertu `aanwijzing'): `nadat hij [Marduk] alle geboden had gegeven' Ee-vi-45

F nap-har-si-na, napharsina (st.c. + sina)


CAD

nuppusu

napistu

s

napharu

Ee-vi-45

erra-i-119

nap-har-
su
-nu

naphar
s unu

(st.c. + sunu)

napistu , (subst.; ook napustu, napultu, napaltu, napsatu,

*nupsatu; bij napasu `ademen', `blazen'; st.c. napistivoor nomen in gen.; st.c. napista= voor suf x; alternatief voor beide vormen st.c.: napsat uit de litt. nevenvorm napsatu; vanaf oud-akk.; in oud-akk. en OA
napastu; T zi en T
zime
s ; ook !garza!
garza
= pa-an
enk.: keel, luchtpijp; soms ook in enk. leven; mv.: leven,
levensonderhoud, leeftocht, levensadem;
AHw \Kehle", \Leben"; CAD 1 life, vogor, vitality, good health; 2 living beings; 3 person, somebody,
(negated) nobody; 4 capital case; 5 personnel, persons
of menial status, animals counted in a herd; 6 body,
self; 7 breath; 8 livelyhood, provisions, sustenance; 9
throat, neck; 10 opening airhole; 11 neckerchief
1 napisti nis `de leeftocht/het levensonderhoud der
mensen', bekend epitheton van de graangodin Asnan;
2 sakn
a t napisti bezielde creaturen, schepselen, stervelingen;
3 dn napisti `een (rechts)zaak omtrent een levensdelikt', `halszaak'
4 iktur
u napist (G pret. mv. v. kar^u `kort z/w.'; verwacht iktaru) `mijn leven is kort', `mijn adem is kort geworden' Sin3-60 (wsl. niet zozeer levensverkorting, maar
meer algemeen idioom voor \in levensnood zijn")
}
+
, lett. `het leven redden' ) `het
vege lijf redden'
5 naps
a tus et.eru, (G inf. loc., bij inf. soms in de betekenis \om te"), lett.: `om zijn leven te redden' (Eeiv-109, verwacht {sunu `hun leven')
}
+
, lett.: het leven sparen ) redden,
sparen
6 belum sa takula napistasu gimilma, (G imp. v.
gama lu; taklu `vertrouwen'): `O heer, redt degene die
op u zijn vertrouwen heeft gesteld' Ee-iv-17
}
+D
, lett. het leven vergieten ) doden
7 u ilu sa lemn^eti huzu tubuk napsatsu, (D imp. v.
taba ku G: `uitstorten', D: `vergieten'; G pret. v. ah a zu
`nemen'; u hier adversatief): `maar doodt de god, die
boze dingen heeft beraamd' Ee-iv-18
}
+D
, lett. `de kelen grijpen': zwe-

napistu et.eru

napista gamalu
napista

tabaku

napsati

lapatu

152

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

ren onder aanraking van de keel, als zetel van het leven,
vgl. Ned. \met de hand op het hart" !lapa tu voor toelichting.
8 ina m^e u samnu itm^
u ulappitu napsa ti (Gt pret. mv.
v. aw^
u `spreken'; D pret. v. lapa nu `aanraken'), lett.:
\zij zwoeren bij/met water en olie en grepen (hun)
kelen" (terwijl zij (hun) kelen aanraakten/onder aanraking van de kelen) Ee-vi-98 (!lapa tu voor verdere
toelichting.)
F ^ na-p-is-tim, napistim (gen.) CH-iii-66
F
na-ap-
s a-tam, nap
s atam (litt. nevenvorm)

a}

CH-iv-2

ZZ b
nU 

Sil-C-121

F
F

vii-132

109

[n]a-p
-i
s -ta-
su

na-pi
s -ti

napi
s t


na-pi
s -ta-
su

napi
s ta
su

, (vr. + su)

(+ -) Sin3-60
(+ su) Ee-iv-17,

napi
s ta
su

, napsatsu (st.c. + su) Ee-iv-18


, napsa tus (mv. + -s(u) Ee-iv-31, 103,

nap-
s at-su

nap-
s
a-tu
s

UCI

Ee-vi-98

naplastu , (subst.; ook naplastu;


nap-
s
a-a-ti

nap
s
a ti

mv. naplasa tu; in de


leverschouw (extispicium); OB, SB;
J igibar):
leverkwab;
AHw \Scheuklappe"; CAD 1 blinkers;
2 spy hole, hatch, also a name of a mark on the left
lobe of the liver
, a/u-klasse: (N-tantum v. !*pala su),
IV. N-stam (
, een transitieve N, ingressief bij
intransitieve G, vaak bij toestandsww., iets met een
beginmoment): (iemand goedgezind) `aanzien', `aankijken', `ontwaren', `in de gaten krijgen'

 nap-lu-su naplusu (G prec.mv.) Ee-vi-132


, (subst.;
simug !nap
a hu `blazen') `smid'
 a s-type nomen en adjectieven (%nominale typo[parr
logie) voor beroepen in ruime zin (beetje participiaal);
ook gewoonten en zaken die men \pleegt te doen"; nappa hu `smid', dajja nu `rechter', sarra qu `dief', wassa bu

`bewoner',
`huurder']
, N v. !*parasu, N: `vliegen'
, soms st.c. v. !napistu `keel', `leven';
1 napsatus (apocope vorm vr.enk. litt.; dubbel onregelmatig i.p.v. napistasu (+ suf x su) Ee-iv-31
2 napsatus uballi, (apocope-vorm; D pret. v. bel^
u): `hij
bluste haar leven uit', `hij smoorde haar leven' Ee-iv-103

nap-
s
a-tu
s , nap
s
a tu
s < napi
s ta
s u (
s u) Ee-iv-31,

naplusu

naplusu

nappahu
naprusu
napsat

U
103, 109

napsu ,

kunstmatige m. nevenvorm v.

!napistu

`le-

ven';
1 nis sa ibn^
u sikitti napsu (G pret. subj. v. ban^u;
napsu, verwacht -i, locativus?, m. nevenvorm v.
napistu komt alleen hier voor): `de mensen die hij [Marduk] had geschapen als levende wezens' (die legde hij
de arbeid der goden op) Ee-vi-129

nap-
s u, nap
s u Ee-vi-129
, (ook neb^u !nab^u II `stralen'
, (ww. i/i-klasse; O sim): zeven, ziften; AHw
\sieben";

nap^u
nap^u

t
e
s bi

gaz

sim

istenis tahassal tanappi


( tesbi istenis `bijeen', `bijelkaar', `samen'
waarin bi Sum. element voor bijwoorden;
gaz ha
s a lu ` jnstampen' of de synoniemen sak^u, z^aku


(met vijzel) of zeldzamer kasa mu ` jnsnijden', bijv.


in recepten O gaz-sim G pres. 2e p.enk. takassim
`moet je jnsnijden'; hier gaz voor G pres.2e p.enk. v.hasa lu en O sim voor G pres.2e p.enk. v. nap^u
of sah alu `zeven', `ziften'): `[dit mensel] moet je jn en zeven' BAM578-i-7
stampen
O
nap^
u BAM578-i-7
, (T zi); !napistu; [in later tijd (na MB) wordt
door dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten
s, z]
, (T zi); !napistu
, subst.; !nagbu `bron', `grondwater', `totaal', `geheel', `alle';
, (ww. a/u-klasse; vanaf OA, OB):
I. G-stam (pret. iqqur < *inqur, pres. inaqqar): stukmaken, slechten, afbreken; AHw \einreien", \herauskratzen"; CAD 1 to tear down, to demolish, to wreck;
2 to raze, to tear down (as preparation for rebuilding)
3 to hew out, to carve, to cut (stone), to erode, to eat
away, to scrape out, to incise, to scarify, to destroy a
person
De serie iqqur-ippus `hij breekt af, hij zal opbouwen',
is een bekende hemerologische serie, een kalender van
gunstige en ongunstige tijden.
II. D-stam (
) CAD 4 to engrave, to turn up the
ground, to tear down
III. S-stam (
, causatief) CAD 5 to cause to
wreck
IV. N-stam (passief) CAD 6 to be destroyed

napultu

sim

napustu
naqbu
naqaru

nuqquru
suqquru

paradigma van
pres.
pret.
perf.
part.
imp
inf.
V.A.
stat.
pres.
pret.
perf.
part.
imp
inf.
V.A.
stat.

naq
a ru

voor verba primae N:

Gt

inaqqar

ittaqqar

unaqqar

iqqur

ittaqar

unaqqer

ittaqar

ittatqar

uttaqqer

n
a qiru

muttaqru

munaqqiru

uqur

itqar

nuqqer

naq
a ru

itquru

nuqquru

naqru

*itquru

nuqquru

naqer

*itqur

nuqqur

S

u
s aqqar

innaqqar

u
s aqqer

innaqer

u
s taqqer

ittanqar

mu
s aqqiru

munnaqru


s uqqer

naqqer


s uqquru

nanquru


s uqquru

nanquru

naqbu , (meestal !nagbu; st.c. naqab),



s uqqur

nanqur

1 grondwater, wel;
2 totaal, totaliteit, geheel, vaak te vertalen met alle
F na-qa-ab, naqab, CH-iv-9,10
, (subst.) herder, hoeder; AHw \Hirte";
1 n
a qid s.alma t qaqqadi `herder van de mensen';
F
na-q
-di n
a qidi (gen.) Ee-vii-148
F
na-qid n
a qid (st.c.) erra-i-3
, (ww. i/i-klasse; ook naqa u; vanaf OA, OB;
bal):
I. G-stam (pret. iqqi, pres. inaqqi, imp. iqi): pret. 1e p.enk. aqq^ <*anq^); 3e p.enk. iqq^ <*inq^): uitgieten;
offeren, plengen; (vooral vloeistoffen, maar later ook gezegd van het offeren van schapen) ; AHw \ausgieen",
\opfern"; CAD 1 to poor out as a libation (water and
other liquids, also our); 2 to shed (tears, blood), to
let ow; 3 to sacri ce

?
9

naqidu
naq^u

153

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

1 aqq^ka rest^
a sikara daspa (<*anq^ + ka, G pret. 1e p.enk.; {ka voor dat. {kum; restu `het beste', `van eerste kwaliteit'; hier als adj. voor het subst.; daspu `honingzoet'; adjectief vooropgeplaatst; komt een enkele
keer voor, vooral bij epitheta, wanneer de eigenschap
een wezenlijk onderdeel is van het substantivum):
`ik heb voor u kostelijk en zoet bier geplengd' Sin1-20b
I/2. Gt-stam (
) CAD 4 to o er sacri ces repeatedly
II. D-stam (
) CAD 5 to poor out as a libation, to
shed (blood);
IV. N-stam (passief) CAD 6 to be shed, to be sacri ced
(passive to mngs. 1-3)
udu
}
, (
siskur):
o er, plengof-

itaqq^u
nuqq^u

niq^u, nqu 

naramtu !
H b
naramu !
H b
H
nararutu
fer

Sin1-20a

aq-q
-ka aqq^
ka

(G pret. 1e p.enk. + ka)

r^amu, ra  a mu, `geliefde' (vr.)

na-ra-am-ta-
s u, naramta
s u (acc.vr.)

Sil-C-25

F
F

r^amu, ra  a mu, `geliefde'


na-ra-am, nara m CH-iii-10
,

, H.Bars. 34

na-ra-mi-
s u na-ra-mi-
su

, (subst.; ook: nera ru tu, suf x !{u tu, {u t


vormt abstracta; bij na arruru): hulp;
, !rab^u `groot z/w.'): `grootheid'
 nar-bi-ka, narb^ka (+ ka) Sin3-69
, (subst.vr.; < *markabtu, vgl. !raka bu;
mapras-nomen; mv. narkaba tu; vanaf oud-akk.;
gi
s gigir en
gi
s gig
r): 1 wagen, karos, strijdkaros;
ook !mugirru (m.) `wagen'; 2 astron.: sterrenbeeld Auriga
[mapras-type nomen, (vr. maprast, %nominale
typologie); voor \plaats" of \instrument"]
AHw \Wagen", \Streitwagen", \Rennwagen", \Prunkwagen"; CAD 1 chariot; 2 the constellation Auriga
1 narkabta u
 mu la mahri galitta irkab (G pret.
v. rak
a bu `berijden'; galatu `angstaanjagend'; u mu
`storm'): `hij [Marduk] besteeg de onoverwinnelijke
Storm als strijdwagen' (de storm gezien als strijdkaros) Ee-iv-50

narb^u
c
narkabtu

( !
28
gi
s

narm^u ,

gigir

, narkabtu Ee-iv-50

( ram^u II `opslaan van tent'): `verblijfplaats'


F
na-
ar-me-ku-un, narm^
ekun (+kun)
Ee-vi-72

nar^u ,

(subst. naru  a u <Sum. <na4 rua, D );


soms naru; incidenteel na4 rua): stele; AHw
\Stele"; CAD A 1 stone monument inscribed with laws
and regulations; 2 boundary stone; 3 memorial monument (set up by a king)
FD
 -ia, nar^
ja, (`mijn st
ele') CH-xxiv-75
FV
na-re-ja, nar^
eja, (`mijn st
ele') YOS-ix-71, 34

, (subst.vr.; mv. na ra tu; vanaf oud-akk.;
id =
a + engur = water + grondwater); in OB ook

dda):
rivier, in het algemeen waterlopen; [behoort
tot de groep van vrouwelijke substantieven zonder -t-,
zoals de natuurlijke feminina als ummu `moeder', verschillende lichaamsdelen, zoals sepu `voet' en de woorden umma nu `leger', harra nu `veldtocht', ekallu `paleis', abnu `steen' en naru `rivier'. Het meervoud wordt
wel gevormd met -a tu(m).]
AHw \Flu", \Wasserlauf", \Kanal"; CAD A 1 river,

naru

na ru

C O

canal; 2 vein, duct on the liver; 3 strip


1 n
a ra tsu ina nagbim liskir (G prec. v. sekeru `afdammen'): `moge hij [Ea] zijn [die van de vervloekte
vijand] rivieren bij de bron afsluiten' (uit een vervloeking);
dd):
, (
Na ru (wsl. ook in het Akkad
disch als id te lezen), de riviergod, de rivier als godheid beschouwd, aan wie men bijv. het godsoordeel (de
waterproef) toevertrouwd als men er langs juridische
weg niet meer uitkomt. In het water blijven drijven is
echter het bewijs van onschuld (dus niet zoals in de
Middeleeuwse heksenprocessen)
, !n^eru `doden'
, (ww. a/u-klasse, ook nasa hu; vanaf oud-akk.; T


zi):
I. G-stam (pret. issuh, pres. inassah, stat. nasih, imp.

 eerst verborgen

usuh): i.h.a. tevoorschijnhalen
(van wat

was); elimineren, uitrukken excerperen van teksten, verdrijven, deporteren, ontvolken uitroeien (ook van demonen),
elimineren (van ziekte); ontslaan (uit de dienst), ontzetten
(uit ambt), overplaatsen (van ene dienst naar de andere)
) ergens anders te werkstellen, detacheren (ook van vee)
CAD 1 to remove from oce, to expel, reject a child,
to extirpate (progenity, enemies), to deport people, to
depopulate (a region) to remove a garment, a load,
a structure, etc. to withdraw an object from its case
or location, to remove mud from a canal, rubble from
ruined buildings; 2 to tire out (parts of the body, the
exta), to pull out (hair, plants or their parts), (in transferred mngs., with isdu or sursu) to uproot, to eradicate, to pull, tear out objects (stelas, poles, doors, etc.)
3 to expel evil, demons, sickness; 4 to transfer (cattle,
persons), to remove persons from a speci c task; 5 to
deduct, to subtract; 6 to exerpt a tablet; 7 to move
on, to displace oneself; 8 to pass (said of time); 9 (in
idiomatic phrases)
II. D-stam (
, betekenis als G) CAD 10 (same
mngs. as G) 11 Dt passive to D to be removed;

III. S-stam
(
) CAD 12 to remove mud (from a
canal); to pull out (parts of the body) to remove, to
 (uncertain mng.)
expel, to transfer somebody; 13 St
IV. N-stam (
, passief) CAD 14 (passive to
mngs. 1, 2, 3, and 7)
}  , (subst.; ook nisihu, nisahu; mv. nisheti, in
NA nish 
a ni, in NB nish u , nish u tu, nisihetu; OB, SB,




NA, NB; T zi):
tekstexcerpt; CAD A 1 eld where linseed (samassamm^u) has been harvested; 2 (a cut of meat) 3 section of a series; 4 (ocial) record, tari ; 5 (a type of
expense, payment) 6 (a kind of collateral) 7 velocity
}  , (subst.; mv. nash u ; vr. nish atu OB, Mari,
NB): detachement tewerkgestelden (in lijfeigenschap ergens in de buitengebieden, onvrijwillig dus vluchtgevaarlijk);[nom. vorm van het pars-type; %nominale
typologie; niet zo frequent voorkomend; passief voltooid deelwoord, die het resultaat van het handelen weergeeft; gesubstantiveerde verb.adj.; bijv. nashu

`geselecteerde' > `gedetacheerde'.] CAD person transferred from work, deportee
1 s. 
a b nish a ti `een groep tewerkgestelden' CHx33
  as-su-uh, assuh (G pret. 1e p.enk.) CH-xxiv-31
= T
mu-
s a-s
-ka[m], mu
s assikam CH-xxiv-92

Naru

n^aru
nasahu

nussuhu
sussuhu

nishu

nanasuhu

nashu

154

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

nasaku ,

(ww. u/u-klasse, SB zelden i/i-klasse; ook


nasa ku; vanaf oud-akk.; D sub):
I. G-stam (pret. issuk, pres. inassuk, soms inassik, stat.
nasik): verwijderen, werpen, wegwerpen, afschieten (van
pijl), neerwerpen, verwerpen; CAD 1 to shoot, to hurl,
to throw into water, re, prison, to pile up barley, to
deposit silver, to throw astragals, to throw a clod into
a canal; 2 to drop, to scatter; 3 to throw into a river,
to throw to annimals, to discard, to throw out, reject, throw o a person, to remove an object 4 to assign someone to work, to impose a work assignment on
someone;
1 issuk mulmulla, (G pret.): `hij schoot een pijl af' Eeiv-101

sussuku

III. S-stam (
), ong. als G ook verwijderen, wegwerpen, (een ander) laten werpen; CAD 5 to remove a

tablet, an insciption, a stela, a statue, to cast aside,


reject, anul an order, to thrug o , to remove (a burden,
a yoke) to forgive (a sin) 6 to remove a building, to
 passive to S to be rejected, to be
clear the ground 7 St
canceled;

(G pret.) Ee-iv-101

nasaqu , (ww. a/u-klasse, NA i/i-klasse; vanaf OA, OB):


is-suk issuk

I. G-stam (pret. issuq, pres. inassaq): kiezen (ina=uit);


uitlezen; AHw \auswahlen", \aussuchen"; CAD A 1 to

select, to choose (a share, a eld, materials, etc.), to


single out, to choose a person, a place;
II. D-stam (
, betekenis als G) CAD 2 to select,
to choose
III/II. SD-stam CAD 3 (same mngs.)
III/2. St-stam (
) CAD 4 to put in order, to
make ready, to prepare
}
, G verb.adj., , vr. nasiqtu; OB, MB, MA, SB,
NA): uitgelezen (uitstekend gekozen); AHw \auserwahl", \ausgesucht"; CAD selected, sorted, choice,
precious, costly, preeminent
1 aw^
atu a nasqa (G stat. 3e vr.mv.) `mijn woorden
zijn uitgelezen/uitgekozen';
2 aw^
atu a nasqatum `mijn uitgelezen woorden'
e
F
na-
as-q
a, nasq
a (G stat.3 vr.mv.) CH-xxiv-81
, (ww. u/u-klasse, OB ook a/a-klasse; OB, SB):
I. G-stam (pret. issus, pres. inassus): weeklagen, jammeren, zuchten; AHw \klagen", \jammern"; CAD to sing,
wail, complain
}
, (subst.; ook nissatu; OB, SB, NB; s
sagpalagab): ellende (ong. syn. met !maru
s tu) AHw
\Wehklage", \Jammern"; CAD 1 grief, worry, depression; 2 song, wailing song
1 asaddad nissata of asaddad marusta (G pres. 1e p.enk. v. sada du `verduren'): `ik heb ellende te verduren'
(uit gebeden)

, (ww. a/u-klasse; vanaf oud-akk.;
s e
s en <
pap):
I. G-stam (pret. is.s.ur , pres. inas.s.ar): bewaren, behoeden,
behouden, houden, bewaken, in acht nemen, in deposito nemen; astron.: observeren
AHw \bewachen", \sch
utzen", \bewahren"; CAD 1
to keep somebody under gard, to watch a person, to
keep a watch on someone, to wait; 2 to stand guard,
to guard a house (a fortress, etc.) 3 to take care of,
to safeguard; 4 to be watchful, to keep watch, 5 to
keep watch (for celestial phenomena) to observe 6 to

nussuqu

nasqu

sutassuqu

S?
nasasu

'

nissatu

nas.aru

restrain, to control; 7 to protect, to keep safe; 8 to


keep in reserve, to guarantee safe transmission; 9 to
obey commands, to observe laws, decrees, to keep an
oath, to heed, respect an institution, a word; 10 to keep
secrets; 11 mas.s.arta nas. a ru to take care of a person's
interests to ful ll duties (to a person), to serve 12 Gt
to be on guard (re exive) 13 Gtn (iterative to mngs.
1-9)
1 GN-n
a s.ir-apli PN met G stat. GN-behoedt-de-erfzoon
II. D-stam (
) CAD 14 to protect, to guard, to
hold (a city, a country)
2 GN-kudurr(a)-us. ir
met D imp. GN-behoed-deerfprins!, bijv. d Nab^u-kudurru-us. ir Nebukadnezar

III. S-stam
(
) CAD 15 to order somebody to do
guard duty (causative to mngs. 2) 16 to keep in mind,
to heed, to obey, to respect 17 to safeguard, to put in
 to be on the alert
safekeeping 18 to protect 19 St
IV. N-stam (passief) CAD 20 to be observed, to be protected
}
+
, (!pagru `lichaam' als re exief
pronomen) `zich in acht nemen' CHx133
3 (u(w)addima ana d Anim) t^eretus nas. 
a ru (Ee-vi-41;
D pret. v. D-tantum wuddu !*w^adu; t^eretus < t^eretisu
`zijn aanwijzingen'; nas. a ru G inf.; de vraag is wat het
object is, drie mogenlijkheden voor uitleg !*w^adu),
daarbij is: of t^eretus object bij nas. a ru: `(hij [Marduk]
droeg Anu op) om diens [Anu's] richtlijnen in acht te
nemen' of t^eretus is bijstelling bij Anu: `om Anu's aanwijzingen in acht te nemen'
}
, (subst. < mans.artu; mv. mas.s.ara tu; vanaf oud-akk.; c W ennun; ook c K
ennuun):
wake; wacht;
}
(met bara ru `twinkelen'; ook
kortweg bara rtu; c W k ennunusan; c W
!usan2! ennunusan) 1e nachtwake die begin met de
schemering; avondwake
}
(met qabltu `middelste'; c W
ennunmurub4 ):
2e nachtwake; middelste nacht-

nus.s.uru
sus.s.uru

nas.aru pagru

mas.s.artu

mas.s.artu sa barartu

Qmas.s.artu sa qabltu


}mas.s.artu sa namatu
}
  
wake

(nama ru `helder worden';


la/le)) 3e nachtwake,
dageraadswake, ochtendwake; die ook wel !satturru genoemd wordt
}
, (subst. < mans.artu; mv. mas.s.ara tu; vanaf oud-akk.; c W ennun): hoeder, waker, wachtpost
(bijv. goden die als wachtposten alles in de gaten houden (hemelbewegingen, regen, orakels etc.);
AHw \Bewachung", \Wache"; CAD 1 watch, guard
(as an individual man and as a detachment), garrison;
2 watchhouse, post, (name of a feature of the lungs),
strong room, defenses (of a city); 3 wake, watch (for
astronomical observation) , astronomical observation, ,
watch of the night; 4 detention, security; 5 goods kept
in safekeeping, deposit 6 duty, service (performed for
palace and temple) 7 proper care, (for elds, gardens,
domestic animals, prebends, etc.)
4 300 (5gis) ina sam^e ukn mas.s.artu (D pret. v. k^
anu
`vestigen'; mas.s.artu predicativum `als hoeder'): `hij
[Marduk] plaatste (er) 300 in de hemel tot wacht' EecW 7

en nun ud

mas.s.aru

vi-42

}mas.s.aru tu , (suf x !{utu, {ut vormt abstracta; bij


<*mans.aru; OB): bewaring;

AHw \Verwahrung"; CAD

155

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

safekeeping, custody;
5 ana mas.s.ar
u tu ter bewaring
}
, (subst.; OB, Mari, MB, SB;
sal
s e
s

en alleen
s e
s ): geheim, het bewaarde, schat;
(ook
piristu `geheim' !para su);
AHw \Bewahrtes", \Schatz", \Geheimnis"; CAD 1 arcana, secret; 2 treasures; 3 forti cation; (4) (a feature
of the lungs)
F D na-s.a-ru, nas. a ru (G inf.) Ee-vi-41
F
[i-na-s
. a-a]r, inas
.s
. ar (G pres.) CHx133
D ^ ma-s.a-ru-tim, mas.s.aru tim (gen.) CHx125
: ma-s.ar-tu, mas.s.artu Ee-vi-42
, (!s.ama du `aanspannen' van trekdieren):
`span', `tuig'
1 erbet nas.mad: `vierspan'
2 is.midsimma erbet nas.mad, (G pret. + dat. sim v.
s.ama du `aanspannen'; erbet vr. status abs. `vier'): `hij
[Marduk] spande een vierspan in' Ee-iv-51
F
na-as
 (mv.) Ee-iv-51
. -ma-di, nas
. mad
, (mv. nasallulu ) N stat. v. !*sala lu II `wegsluipen' [Onregelmatige N-stam bij geminaat-radicalen: met identieke 2e en 3e radicaal in de wortel: de
laatste radicaal voor uitgangen wordt nog eens extra
verdubbeld; zoals bijv. bij *sala lu wordt N pret. mv.
issalillu ; en N stat. mv. wordt nasallulu i.p.v. naslulu ]
, N inf. v. !*sala lu [Onregelmatige N-stam bij
geminaat-radicalen: met identieke 2e en 3e radicaal in
de wortel: de laatste radicaal voor uitgangen wordt nog
eens extra verdubbeld; zoals bijv. bij *sala lu wordt
N pret. mv. issalillu ; en N stat. mv. wordt nasallulu
i.p.v. naslulu ]
, (ww. a/u-klasse, soms ook i/i-klasse?; ook
nasa ku; OB, MB, SB):
I. G-stam (pret. issuk, pres. inass.ak, stat. nasik): bijten;
AHw \beien"; CAD 1 to bite 2 to bite one's tongue,
lips, to gnaw one's ngers, to bite into something
II. D-stam (
) CAD 3 to tear into someone, to
bite; 4 to bite, to gnaw;
}
, (subst.; ook nasku; st.c. nisik; mv. niska tu;
OB, SB;  katar en alleen aKA ka): beet,
steek; AHw \Bi"; CAD bite, mouthful
1 nisik m
u tim dodelijke beet (bijv. van schorpioen)
, (ww. a/u?-klasse): blazen, wegblazen (van graan)
AHw \wegblasen", \durchblasen";
}
, G verb.adj., , een adj. gebruikt bij bier: doorblazen; AHw \durchgeblasen"; [naspu-bier \doorblazenbier" een betere kwaliteit bier, waarin de koolzuur
(met een riet) is weggeblazen; op afbeeldingen zie je
Sumeriers wel bier drinken uit een riet]
1 sikar naspi dussupi ul ubbalu m^e n^
adi (dussupu elativisch `zeer zoet'; D pret. v. waba lu `dragen'; na du
`leren veld es') `[zelfs] mierzoet naspu-bier weegt niet
op tegen water uit de veld es' erra-i-58 een loflied op
de ontberingen van de miltaire veldtocht;
F
na-
a
s -pi na
s pi (gen.) erra-i-58
, (ww. i/i-klasse; vanaf OB):
I. G-stam (pret. issiq, pres. inassiq, stat. nasiq): kussen (bijv. als begroeting); AHw \k
ussen"; CAD 1 to
kiss
1 sepja issiq (G pret. < *insiq) `hij kuste mijn
voeten'
2 qasta ittasiq (G perf. < *intasiq): `hij kuste de boog'

nis.irtu
K

VV J J
nas.madu
nasallul

nasallulum
nasaku

nisku

nasapu
naspu

S

nasaqu

nussuku

*K

(wapen) Ee-vi-87

I/2. Gt-stam CAD 2 to kiss each other


II. D-stam (
, als G, iteratief): kussen, (herhaaldelijk) kussen; CAD 3 to kiss;
3 sepja unassiq (D pret. multipliciteit van actie) `hij

nussuqu

kuste mijn voeten herhaaldelijk'


4 unassaq s^
asu (D pret.; s^asu i.p.v. acc. s^atu): (Abzu,
de vader, de baas, gaat op zijn knieen voor de zoon
Mummu, en:) `hij overlaadde hem met kussen' Ee-i-54

III. S-stam
(sussuqu) CAD 4 to make kiss
IV. N-stam CAD 5 to kiss each other
F s u-na-as-saq, unassaq (D pret.) Ee-i-54
, (ww.; komt weinig voor; a/u-klasse; vanaf OA,
OB);
I. G-stam (pret. issur, pres. inassar, stat. nasir, imp.
usur): verdelen, indelen, afzonderen, wegnemen ) verminderen, bedaren; AHw \abteilen"; CAD A 1 to cut o a
piece of a land holding; to expropriate part of a holding; 2 to deduct, to remove; 3 to reduce in size, number,
intensity;
1 l
a nasir Aps^u rigimsun (G stat., maar trans.; rigmu
`roep', `lawaai') `A. kan hun geschreeuw niet tot bedaren brengen' Ee-i-25
II. D-stam (
) CAD 4 to set aside, to safe, to cut
o (?), to diminish in strength, to weaken, to subtract;
5 Dt (passive to mng. 4)
III. S-stam (
) CAD 6 to have (something) deducted
IV. N-stam CAD 7 to be deducted, removed, diminished
(passive to mngs. 1-3)
}
, (subst.; OB, MB, SB, NB; 
ba-e): vermindering, verlies, afname, teloorgang; AHw \Minderung";
CAD diminution, decrease;
2 s.tu hulluqq^
u butuqq^u nusurr^u magal saknunimma
(allemaal woorden voor \verlies"; magal `zeer'; G stat.
saka nu: `is gezet voor mij' ) `ik heb te lijden van'): `ik
lijd in hoge mate verlies, teloorgang en vermindering'

> S

nasaru

nussuru

sussuru

nusurr^u

>
nasat
U V
Sin3-59

F na-si-ir, nasir (G stat.) Ee-i-25


K eD
nu-
s ur-ru-
u, nu
s urr^
u Sin3-59
, G stat. vr. v. !nasu^ `dragen'
F I na-sa-ti-ma nas^atima (G stat. vr. 2e p.enk. +
) Ee-iv-77

nasi biltim , pachtboer, ook !biltu.


n^asi(m) , !niasi(m)
ma

1 k n^
asima attunu sumesu zukra (G imp.mv. v.
zaka ru `spreken'): `zoals w (enerzijds) spreekt (ook)
g (anderzijds/op uw beurt) zijn namen uit' Ee-vi-160
F
na-
s i-ma n^
a
s ima Ee-vi-160
, !sapa ku
, (ww. a/u-klasse, ook nuasu; vanaf OB;
bul):
I. G-stam (pret. inus, pres. in^as, mv. inussu): in onrustige beweging raken ) losraken (van tanden, van fundament), beven, sidderen, wankelen; AHw \in (unruhige)
Bewegung geraten"; CAD 1 to quake, to shake; 2 to
be weakend, to become shaky, 3 to give way, to recede;
 pret. v. ra  a bu ook
1 listar ib
u linusu ina subti (St
`beven', spelling lis-tar-i-bu impliceert een alef anders
had er -ta-ri- gestaan; G pret. v. n^asu): `moge alle goden sidderen en beven in (hun) woning/losraken van
(hun) plaats' (de goden als beelden in de tempel, die
losraken van hun plaats) Ee-vi-146

naspaku, naspakutu
n^asu

156

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

nussu

II. D-stam (

) CAD 4 to make quake, shake 5 to


move, to dislodge, to shake; 6 Dt to be shaken, shattered
K i-nu-su inusu, (G pret. subj.) erra-i-135
; K li-nu-su linusu, (G pret.mv.) Ee-vi-146

, (ww. <nasiu; vanaf OA;
l):
G stat.: de stativus van een transitief ww. is meestal
\resultatief en passief", maar bij dit ww. komt het
veel voor dat de stativus transitief wordt gebruikt,
bijv. stat. nasi is dan niet `hij is opgebeurd', maar `hij
draagt'
1 nasu
^ tamhare (G stat. mv. trans.; tamh a ru `strijd',
 dragen oorlog' ) (wsl.) `zij brengen
`slag') lett. `zij
oorlog (ter sprake)', `zij opperen oorlog/een strijdplan'

nasu^

Ee-i-131
2 s^eretsu nasu
 , (s^ertu, `straf', `zonde'; G stat. mv.):

`zij ondergingen zijn straf' (\ze hadden maar te dragen") Ee-iv-114


3 sinn
asunu nasa^ imta (G stat. vr.mv.; in dualis krijgen predicaat en attribuut de uitgangen vr.mv.; sinnu
`tand'; imtu `gif') `(dan) dragen hun tanden gif' in Eeiv-53 gezegd van paarden, maar komt ook veel voor bij
demonen.
I. G-stam (trans.; pret. issi, pres. inassi, stat. nasi, imp.
isi; in MA, NA met s. i.p.v. s voor a en u): heffen, opheffen (bijv. van wapens), opbeuren, tillen, optillen, dragen,
aandragen; wegnemen;
AHw II \heben", \tragen"; CAD A 1 to lift, to take
up (an object), to lift something up during a ritual, to
lift up an image during the oath ceremony, to brandish a weapon (a torch, a signal), to wield a weapon
(a tool), to elevate a person to high position, to raise,
to move a part of the body (human or animal), (stat.)
to be tense (?), to be swollen (?), to put on and wear
clothing, (a crown) to bear horns (a brand or other
features), to raise a crop, to multiply (math.), to bear
(transferred meanings); 2 to transport (goods etc.), to
carry, to bring, to take along, to fetch (objects, tablets,
also persons or animals), to deliver tribute, o erings,
payments due, to serve food, to o er hospitality (to a
guest) to bring word, a report, etc., to wear or carry a
symbol, a weapon (or tool in exercise of one's function
or duty as a sign of oce or status), to bear, (have,
hold a document, silver, etc.) to bear fruit (etc., said
of a tree, a eld), to bear wool, bristels (said of an animal), to carry ood water (said of a canal or river),
to take care of (persons, a eld, or animals), to support a person with food, etc., 3 to take, to accept, to
receive (something from (often ina qa t) someone, with
added nada nu); to hand over, to transfer, also with
ana hubuttu, ana hubuttu tu, ana kaspi, ana nishi, ana


pu hi, to collect assets,
debts, taxes, to levy tribute,

to seize, to con scate, to withdraw from an account,
to draw payments, compensation, to take an ingredient, to take medication, 4 to remove an object, to take
o clothing, to draw o water, to remove evil, to take
away, to appropriate, to take over, to carry o , to steal;
6 (in idiomatic expressions)
I. G-stam (intrans., komt wel eens voor): zich verheffen, opkomen, bijv. van de mlu, de was van de rivieren,
maar meestal met teb^u (ook `zich verheffen', `opstaan')
CAD 5 (intrans.) to rise, to heave, to arise, to move on,

to depart, to extend, to prosper;


4 nasu
^ kakki (G inf.) `het he en van het oorlogswapen'

Ee-i-150
5 n
asi kakku la pa d^u (part. verwacht nasi^ut; kakku

nom. verwacht gen.mv. `wapens') `die meedogenloze


wapens dragen' Ee-i-144
}
+
(+
, (zijn) oogmerk richten op in het
oog krijgen,
6 nsu issima (G pret.) `hij kreeg in het oog' CHx25
}
, G part., : `hij die draagt', `drager'
7 n
asi bilti drager van een last (biltum `last', maar ook
`belasting', `afdracht') ) pachtboer, CHx36, klasse van
boeren die van het paleis land pachtte (niet van particulier of de tempel);
III. S-stam (
, causatief): `laten dragen' etc. CAD
7 to have (somebody) lift an object, part of the body,
wield tools, weapons, etc., wear a crown, a melammu,
horns, to cause to be aicted with a desease, to
make bring, deliver, carry (a symbol, etc.) to have
an o ering, tribute, etc. brought, to make bear fruit,
to have someone remove something, to make extend,
(causative to mngs. 1, 2, 4, and 5)
8 arnussu l
usass^a (formeel loc. < *arnumsu, verwacht aramsu `zijn straf'; S cohor. 1e p.enk.; < lu +
*usansia vent.; ongebruikelijk met extra u gespeld als
lu-u-sa-: : :: `ik wil (hem) zijn straf doen dragen', (wensof gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke
zin vaak weer te geven als zin van consequentie \en
dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus
gebruikt:) `opdat ik (hem) zijn straf laat dragen' Ee-vi-

nasu^ nu ana)


nasu

sussu^

26

nansu^

IV. N-stam (

, passief) CAD 8 to be lifted, elevated, raised, to be brought, carried, to be received,


cashed, collected, to be taken away, removed, withdrawn, (passive to mngs. 1-4)
IV. N-stam (
, ingressief bij intransitieve G, vaak
bij toestandsww., iets met een beginmoment) CAD 9 to
pick up and keep, to bring (objects), to rise up against
someone (ingressive to mngs. 1, 2, and 5)
9 nindab^e linnas
a ilsina d istarsin (N prec. vr.mv.;
nindab^e `o erspijzen'; ilsina gespeld als dingir-si-na)
(1 ) met veronderstelde haplologie an ilsina: `o erspijzen worden aangedragen (voor) hun god en hun godin',
of (2 ) N v. nasu^ hier transitief, dan N ingressief `gaan
dragen' en `de mensen' (vr.mv.) als logisch subject
evenals in vorige zin, dan: `laten zij [de mensen] o ers
aandragen (aan) hun god en godin' Ee-vi-116
F
na-
s u-
u, na
su
 (G stat. mv.) Ee-iv-114
F I na-sa-ti-ma nas^atima (G stat. vr. 2e p.enk. +

nansu^

b>
oS 4
UC
 > US UC
V
b V
U V
) Ee-iv-77
F UC
ma

na-
s
a-a na
sa
^

(G stat. mv.) Ee-iv-53

F
na-
s e-e, na
s^
e (G inf.acc.) Ee-i-150
F
na-a
s , n
a
s (G part.) erra-i-3
;F
li-in-na-
sa
-a linna
s
a (N prec. vr.mv.)
Ee-vi-116

lu-
u-
sa
-
a
s -
sa
-a

 cohor.1e p.enk.) Ee-vi-26


(S

i
s -
s i-ma, i
s
s ima
Ee-iv-37, 49

<*in
s i
u

ma

l
u
s a
s
s^
a

< *in
s ima

(G pret. + ma)

, issu^summa,
(pret. mv.), Sil-C-67

i
s -
s u-
s um-m[a]

+ sum +

157

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

N
V

nat.alu
F

in-na-
s i-
u

Sil-C-108

F

it-ta-na-a
s -
si

CHx4,x13

inna
s
s iu

i
s -
s i-ma

i
s
s ima

(N pret. subj.)

ittanna
s
si

(Gtn pres.)

(G pret.) CHx25

Ee-vi-66

II. D-stam (nut.t.ulu) CAD 10 to look into (Mari only);



III. S-stam
(causatief): tonen, laten kijken; CAD 11 to
show, to let see; 12 S t to be shown;
IV. N-stam (
, ingressief, passief) CAD 13 to ap-

nat.t.ulu
pear, to become visisble, to be admired, to become


O
O

Ee-iv-67

met ina!) Ee-v-19

F
Ee-vi-66

i-na-at
. -t
.al-ma inat
.t
. alma

(G pres. + ma)

ina-at
. -t
.a-lu-ka inat
.t
.aluka

i-na-at
u
.-t
.a-lu inat
.t
.al

(G pres. + ka,

(G pres. mv.)

nat.u^ I , (G `strekken'); alleen in G-stat.: geeigend z/w., geschikt z/w.: \de mogelijkheid hebbend om te", \er zich
toe lenen om te";

II \ist geeignet";
} , G verb.adj., , vanaf oud-akk.; geeigend, geschikt;
AHw I \geeignet"; CAD A tting, appropriate, suitable;
1 has
a sis la nat.^a, (= ana hasa si): \niet mogelijk om

te begrijpen"
) `ze kunnen niet doorgrond worden'

nat.u^

AHw

Ee-i-94
2 sipru su
 la nat.u^ hasa sis (sipru `werk'; nat.u^ G

 gebruikt, hoewel in dat geval


verb.adj., hier predicatief
meestal de stat. nat.^ gebruikt wordt; hasa sis = ana
hasa sim `om te begrijpen'): `die daad [het scheppen
van de mens] is niet geschikt om te begrijpen' Ee-vi-37

S>

na-t
u nat
^
.u-
.u

(G verb.adj.) Ee-vi-37

..
..
len, tuchtigen, pak slaag geven, stokslagen geven; militaire
term: neerslaan;
AHw IV \schlagen"; CAD 1 to hit, to beat; 2 D (uncert. mng.); 3 S (uncert. mng.); 4 N to be beaten;
1 awlam su^
ati mahar dajja ni inadd^usu (G pres. <
 ze deze man ten overstaan van
*inaddiu ): `(dan) zullen

^ na-si bi-il-tim nasi biltim CHx36


, (ww. a/u-klasse, vanaf OA, OB;
igi):
I. G-stam (pret. it.t.ul, pres. inat.t.al, imp. ut.ul): aankijken,
aanschouwen, zien; AHw \schauen"; CAD 1 to see, to
have eyesight, to look, to look on, to witness; 2 to look
at a person, to be attentative to, to look kindly on, to
look at the light, the sun, etc., to look down or up, to
observe, to inspect, to have a dream, to own, (stat.) to
be visible; 3 (with ana) to look for support, to wait;
4 to judge, to see t, to wair (?); 5 to face, to point
toward; 6 (unkn.mngs.) (absolute use) 7 Gt to look at
each other, to point toward each other, to face each
other; 8 Gt to be of equal value; 9 Gt to look away
(?);
1 inat.t.alma esi m
a laksu (G pres. v.nat. a lu; G stat. v.
esu^ `verward zijn'): `hij keek en zijn gang/wandel was
verstoord' Ee-iv-67

2 in
u ma d Sama
s ina isid sam^e inat.t.aluka (G pres. +

-ka): `wanneer Sama
s u (S^n) ziet aan de horizon' (vollemaan: het moment van oppositie, als de maan opkomt terwijl de zon ondergaat) Ee-v-19
3 inat.t.al
u qarnasu, (G pres. mv. v. nat. a lu `aanschouwen'; qarnu `hoorn'): of qarnasu, dualis, als subject
(maar dan ww. verwacht in vr.mv.: inat.t.ala ): `zijn
hoorns keken (naar het fundament van de Esarra)'
Een tempel wordt wel vergeleken met een stier (met
name de ziqqurat). Koning Assurbanipal: \ik brak stuk
de hoorns van de ziqqurat" (van de vijand). Andere
mogenlijkheid, met Marduk als subject en inat.t.alu
vent.: \Hij [Marduk] nam in ogenschouw zijn hoorns
[aan de top van de Esagila], ter hoogte van het Esarra"

clear (?)
FV

nat.u^ II , (ww. u/u-klasse; ook nat^u, nad^u; vanaf OB, MA):


I. G-stam (pret. ittu, pres. inattu): slaan, verslaan; gese-

>b

de rechter geselen', CHx127


F
i-na-ad-du-
u-
s u, inadd
u
s u (G pres.)
CHx127

na u^ , !ne u^ `zich roeren'


nawaru , (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;


ook nama ru), G-stat.: helder z/w., glanzend z/w., licht


z/w.;
1 namrat s.etuka ina sam^e, (G stat. vr.; s.etu `gloed'):
`uw gloed is lichtend in de hemel' Sin1-5
I. G-stam :
opklaren, oplichten
AHw \hell s/w.",
\leuchten";
2 immer
u panusu (G pret. subj.) `(en toen) klaarde
zijn gezicht op' Ee-i-51
}
+
, lett. het gelaat doen oplichten:
(iem.) verblijden;
}
+
, idem, lett. het gelaat doen oplichten: (iem.) verblijden;
3 kma u
 mu immeru zmusu (verwacht: um; G pret.
v. am
a ru; zmu `gezicht', `gelaatstrekken'): `zijn gelaat
werd licht als de dag', `zijn gelaat begin te stralen als
het daglicht' Ee-vi-56
}
, G verb.adj., , (NB: namru): glanzend, stralend,
helder AHw \hell", \leuchtend", \glanzend";
4 ina n
u risu namri littallaku sunu kajja n (Gtn prec.
v. al
a ku `gaan', in Gtn: `wandelen'; kajja n `voor altijd', `duurzaam'; `regelmatig', `rustig'): `moge z in
zijn stralend licht duurzaam (kunnen) wandelen' Ee-vi-

nawaru panu
nawaru zmu
nawru

128

}nawris, namris ,

(term.; adv.): op stralende wijze


\glanzend", \leuchtend";
}
, G verb.adj. m.mv., glanzend, stralend;
II. D-stam (
): verlichten, licht schijnen op; AHw
\erhellen";
}
, D part., , ook munammir: die doet oplichten;
5 d S^n munammir ukli `S^n, die het donker doet oplichten', `die licht in de duisternis brengt' Sin1-2
}
, mas.s.artu sa namatu c W 7
ennunudla/le))
3e nachtwake, dageraadswake,
ochtendwake; die ook wel !satturru genoemd wordt
}
, (subst. < *nanwa ru;
D seskiru = nanna-ru;
u4 sakar) licht, hemellicht; epitheton van de maangod S^n. Men zag oudtijds in de
naam een etymologisch verband met de Sum. naam
nanna voor de maangod. Het Sumerogram nanna, soms
met fonetisch complement -ru, is dus bijna een fonogram voor nanna ru. AHw \Himmelsleuchte";
a ru su p^u: 'S^n, het heerlijk (maan-)licht'
6 d S^n nann
AHw

nawrutu
nuwwuru
munawwir
namatu

nannaru

Sin1-1
a ru sam^e: `S^n het hemelse licht' Sin3-36
7 d S^n nann

}nawirtum, namirtu , subst.vr. bij nawrum, namru;


schijnsel, helderheid, klaarheid; AHw \Helle";

158

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

}namirtu + saka nu ,

klaarheid bewerkstelligen,
klaarheid veroorzaken, klaarheid doen plaatsvinden
8 s
a kin namirti (G part.) (d S^n) `die helder schijnsel

te weeg brengt' Sin1-2

}namrru , namrirru , (pl. tantum; met reduplicatie

van de laatste consonant): ontzagwekkende glans


9 mal^
u namrru ka ers.eta (trans. stat. mal^u `vullen')
(gezegd van de maangod S^n) `uw ontzagwekkende
glans vult de aarde' Sin1-7
}
, (subst.; purs-nomen bij nawru, namru;
 g):
zala
licht; [purs-type nomen, vr. purust %nominale typologie; vaak voor abstracta uit adjectieven;
pulhu `vrees'; dumqu `het goede', murs.u `ziekte'] AHw

\Licht",
\Helle";
10 n
u r Igigi: `het licht van de (hemel)goden' epitheton van de maangod S^n in Sin3-39; [De gidsfunctie van
S^n, herder der planeten, leider van de hemelse heerscharen, de lichtende gids voor goden en mensen.]
11 su
 lu nu ru sa ilu `hij zij het licht der goden' Ee-vi148 (Marduk als d Asarluhi, een naam met een onduide in glossen wel gelijkgesteld
lijke betekenis; Asar wordt
met `licht'; maar ook azar `aanvoerder')
12 atta dip
a ruma inat.t.alu nu rka (atta nominale zin
`gij zijt'; G pres.3e p.mv. v. nat. a lu `aanschouwen') `gij
zijt (dan) een fakkel en zij kunnen uw licht aanschouwen' erra-i-10
F D ^ na-aw-ru-tim, nawru tim (gen) Sil-A-86
F D na-aw-ru-um, nawrum, Sil-C-38
F V na-aw-ri-is, nawris, Sil-C-67
OS nam-rat, namrat (s.etuka) (G stat. vr.) Sin1-5
OV nam-ri, namri (gen.) Ee-vi-128
OV D  nam-ri-ru-ka, namrru ka (redup. + ka)

nuru



K
K

[

Hb
b
Sin1-7

D im-me-ru, immeru (G pret. subj.) Ee-i-51


F D nan-na-ru, nanna ru Sin3-36
D
 -ru =
-ru, nann
a ru Ee-v-12
V
nu-wu-ri-im, nuwwurim,


s e
s ki

nanna

(D inf. gen.) CH-i-44

=F

mu-na-wi-ir

(D part. st.c.) CH-iv-34

munawwir

=O
mu-nam-mir, munammir (D part. st.c.) Sin1-2
KV
nu-ri-im, n
u rim CH-v-6
K
nu-ra-am, nu ram CH-xxiv-21
K
nu-
ur-
s u, n
u r
s u, Sil-C-38
KV
nu-ri-
s u, n
u ri
s u, (gen.) Ee-vi-128
K D nu-ru, nu ru, Ee-vi-148
K nu-ur nu r (st.c.) Ee-vii-5
K nu-ur, nu r (st.c.) Sin3-39

[
> V
nawasu

im-mir immir

(<

*inmir

, G pret.) Ee-i-90

O V u-nam-ma-ri, unammari (D pres.) erra-i-128


, zie nevenvorm !namasu `zich voortbewegen',
`weggaan'
, (loc. adv. !na u^): `schielijk', `rap', `snel'
, (!nawa ru): `schijnsel', `helderheid', `klaarheid'
, (na u^, ne u^), !ne u^ `zich roeren'
, (subst.; m. en vr.) weidegebied, steppe
1 ana nam^e errubma (G pres.1e p.enk. + ma v. erebu
`binnengaan') `ik ga het weidegebied in' erra-i-118
F
n[a]-me-e nam^
e (gen.) erra-i-118

naw^us, nam^us
nawirtum
naw^u I
naw^u II

4

naw^u ,

(denominatief: een ww. waarvan het subst. de


grondvorm is en die dan altijd primair toestandsww.
pnw,
zijn; bij naw^u II `steppe'; drievoudig zwak
waarin de middelste radicaal als sterk vervoegd wordt):
I. G-stam (pres. inawwi) AHw \zur Steppe machen";
Eng.: to be abandoned, in ruins; p
, (ww. 4-radikalige wortel zrbb ; vgl. paradigma onder nabalkutu, 2e radix is vaak r of l; 3e en 4e
radix zijn vaak identiek; SB);
IV. N-stam (
): onstuimig z., razen, beven;
AHw \von Ungest
um beben"; CAD to rage, to be furious
1 nazarbub
u (N stat. mv.) `zij waren onstuimig' Ee-i-

nazarbubu

nazarbubu

131

ss

Ee-i-131

na-zar-bu-bu nazarbub
u

(N stat. mv.)

nazamu ,
}nizmatu , (subst.; ook nazmatu; OB, SB):

wens, verlangen; AHw \(dringender) Wunsch"; CAD wish, de-

sire;

Neberu ,

(subst.)

wsl. een naam voor de planeet

Jupiter
1 usarsid manz
a z d Neberi, (S pret. v. S -tantum
*rasa du):

`hij grondvestte de standplaats van d Neberu' Ee-v-6


, subst. honger;
, ook nap^u !nab^u II `stralen'
,
uit !kudurru in de betekenis `zoon': Nab^u-kudurr(u)us.ur \Nab^u behoed de zoon!"
, (!n^ahu, `rustig z/w.') `rust'

^ ne-eh-tim, nehtim (gen.), H.Sip. 33
, (ww. met 4-rad. wortel, N-groep; ook neklu^, NA
naklam^u; pres. ikkelemmi, pret. ikkelmi) boos aankijken,
boos worden AHw \bose anblicken";
1 ikkelemmuma ul ut^
ar(i) kisa dsu (pres.; D pres. v.
t^aru `afwenden' met extra -i; kisa du `nek', `hals'; idioom): lett.: `wordt hij boos, dan keert hij de nek niet
om' ) dan is hij omvermurmbaar boos' Ee-vii-153 n.b.
meestal zijn goden koststondig boos en weer snel vriendelijk en genadig;
P
= ik-ke-lem-mu-ma ikkelemmuma (pres.)

nebrtu
neb^u
Nebukadnezar
nehtu

nekelm^u

Ee-vii-153

nemedu , (!emedu `leunen tegen'): stut, steunpilaar, sokkel;

ook hele schrijn, heiligdom


ne-me-du, nemedu Ee-vi-53
, (subst.; mv. nemeletu, Ass. nemela tu; vanaf OA,
 tuk):
OB;
a
winst, voordeel; AHw \Gewinn",
\Geschaftsgewinn", \Pro t"; CAD 1 bene t, gain; 2
surplus, pro t;
, (!emequ): wijsheid, verstand, inzicht

ne-me-q
-im, n
e meqim (gen.) Sil-A-19

ne-me-q
-ia, n
e meqija, `mijn wijsheid'

nemelu

N>

nemequ




CH-xxiv-57

nenmud , N stat. v. !emedu ; verba primae Alef, e-klasse


nenmudu , N inf. v. !emedu ; verba primae Alef, e-klasse
nenu , (!nnu onafhank.,
losstaand ofwel absoluut pers.
e

vnw. nominatief 1 p.mv.) `wij'


K ne-e-nu, nenu (onafh.p. vnw.1e p.mv.)
p erra-i-89
, (!napalk^u; 4-radikalige wortel plk): `wijd
open z/w.'
, subst. !na ra ru tu `hulp'
, (subst. < *ma rabum, mapras-nomen; mv.

nepelk^um
nerarutu
nerebu

159

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

nereb; vanaf oud-akk., OB): ingang; [mapras-type nomen, (vr. maprast, %nominale typologie); voor
\plaats" of \instrument"] AHw \Eingang", \Pa";
CAD entranceway, mountain pass
1 u nenu m
u d^e nereb sad^e nimtassi harra nu (G part.
s u^ `vergeten'; in
v. id^
u `weten'; Gt pres. of Gtn pret. v. me
Gtn `steeds vergeten'): `en w die toch de bergpassen
kennen, zijn telkens de weg kwijt' erra-i-87 (de bergpassen zijn de allermoeilijkste wegen; het oversteken
geldt als een grote prestatie)
2 apu sa nereba l
a su^ (G pret. subj. v. isu^ `hebben'):
lett. `rietbos waar voor geldt de doorgang is er niet' )
het ondoordringbare rietbos erra-i-72
V  ne-re-ba nereba erra-i-72

n
e-reb n
e reb (st.c.) erra-i-87
d
,(
n
eeri11 gal), Nergal, de god van de
onderwereld, heer van erigal de grote stad, aanduiding van de onderwereld
d  11  , d Nergal Sil-A-55

, (!n^aru, n^eru `doden'): `moord'


, (ww.;p < *ne erum < *nah. a rum; zelden ook
n^aru
n r, na r ; vanaf oud-akk., OB; s
saggi
s ra):
I. G-stam (pret. iner minder vaak ina r, oud-akk. in ar;
pres. in^ar, oud-akk. ina  ar; imp. nr, ner en na er;
part. na ir, neir, munir):
doden; AHw \schlagen", \erschlagen", \toten"; CAD
1 to kill, to slay; 2 to hit, to strike (with a weapon); 3
to conquer, to destroy (a city, a country)
1 ultu Ti
a mat ina ru, (G pret. subj.; ultu SB-vorm van
istu, voegwoord: `toen', `zodra', `nadat'): `nadat hij T.
gedood had' Ee-iv-105
II. D-stam (  
, betekenis als G, D part. muna  ir)
CAD 4 (same mngs.)
}
, (subst.; ook nrtu; OB, SB): moord; AHw
\Mord", \Totung"; CAD murder
2 summa nertam elisu iddi (< *indi G pret. v. nad^
u
`werpen') `indien hij hem van moord beschuldigt' CHx1
3 in
a rassu (G pret. vent. < {amsu): `hij doodde hem'
(vent. wsl. vanwege de metriek) Ee-i-69
F
n[a]-ar, n
a r (st.c.), Sil-C-96
F
na-a?-ra, na-a-ra? n^
ar
a (G imp. m.mv.) Sil-C-43
e
F
ni-na-a-ar, nin^
ar (G pres. 1 p.mv.), `wij

B W
W
nertu

draw, to depart, to move back, away, to recede, to


regress; 2 to move (trans.)
II. D-stam (
) CAD 3 to remove, to deport, to take
far away;

III. S-stam
(
) CAD 4 to keep away, to drive away
III/II. SD-stam CAD 5 to remove
IV. N-stam CAD 6 to be removed
h ne-sa-at, nes^at (G stat. vr.) Sin3-57
; p
li-is-se-e-ma liss^
ema < *lins^
e, (G prec.

nuss^u
suss^u

( 4V

nesu , (subst.; vanaf OB; ? 9


+ma) Ee-vii-134

urmah):
leeuw; vgl.
, kalbu `hond'; urbar, barbaru, `wolf'; echter
ur sag, qarr
a du `held', `voorvechter'; ur in Sumerische persoonsnamen wel `Man van : : :', vgl. Urd Nammu,
Urd Ningirsu, Urd Zababa; Ur
edubba; wsl. niet hetzelfde woord als ur `hond';
AHw I \L
owe"; CAD 1 lion; 2 the constellation
Leo,

1 nesu u barbaru sumqut
u bu l d Sakkan
(SJstat v.

maqa tu `vallen', S `afslachten'; \vee van Sakkan"
ook
`vee'): `leeuw en wolf slachten het vee af' erra-i-85
p ne-e-su nesu erra-i-85
, ( n 3 =4s, ook na  asu; verba mediae Alef, e-klasse; oud-akk., OB, MB, SB; I 7 tila): G stat.: levend




ur gi6

Nergal

n
e eri

gal

n^eru

nertu

(H

nu uru

CH
C

} V
HSb

zullen doden' Sil-C-81

F
F

,
(G pret. + ma) Sil-C-109
(G pret.) Sil-C-114
ne-er-tam, n
e rtam (acc.), CHx1
i-na-ra-
a
s -
s u, in
a ra
s
s u (G pret. vent. <
{am
s u) Ee-i-69
i-na-ar-ma in
a rma

i-na-ar in
ar

nes^u , (ww. e/e-klasse; ook nasa u, nas^u; OA, OB, Mari,




SB, NB): G-stat.

(nesi): ver zijn, ver weg zijn, ver verwijderd zijn; (samen met nes^u ook `ver weg zijn', bijv.

gezegd van demonen: dat ze maar ver weg mogen zijn)


AHw \fern sein";
1 nes^
at elja (G stat. vr.) `zij [de persoonlijke godin]
is ver van mij', `heeft zich van mij verwijderd', door
goddelijke toorn, dus in de zin van: `is boos op mij'
Sin3-57 [een variant geeft ook lett. zenat ittja (G stat.
vr. v.zen^u) `zij is boos op mij']
I. G-stam (pret. issi, pres. inessi, imp. isi): zich verwijderen (van = ina, itti);
AHw \sich entfernen"; CAD 1 to step back, to with-

n^esu

4b

zijn
I. G-stam : genezen (intrans.), beter worden; bijv. in prog-

noses in eerste voorbeeld; Voor `genezen', `beter worden' zijn vier termen. De twee frequentste zijn !bala t.u
en n^esu, daarnaast regelmatig !sala mu (eig.: `ongedeerd z/w.') en, minder vaak, n^ahu, eig. `tot rust komen'. Voor `genezen', trans. (dus `iem. genezen'), `beter maken' is alleen bullut.u, D v. bala t.u, in gebruik.
AHw \leben", \aufleben", \genesen"; CAD 1 to live,
to stay alive, to recover;
1 ina-es= in^es, G pres.: `hij (= de patient) zal genezen'
II. D-stam (  
): tot leven brengen; S (factitief,
zeldzaam, S pres. usn^es, S pret. usnes, in mv. beide
gelijk: usnessu ): doen genezen; CAD 2 to keep alive
}
, S part., (litt., st.c. musnes, vooral in therapeutische teksten): die geneest
2 d Namtila : : : ilu musnessu `N. de god die geneest/de genezende god' Ee-vi-151 (a.h.w. een \uitleg"
van Sum. ti(l) `leven' in de naam namtila, Sum.
nam voorvoegsel dat een substantief maakt)

nu usu

musnessu

vb

 part. n^esu) Ee-vi-151


(S

ne u^, naw^u , (jongere vorm: nam^u),


I. G-stam : zich roeren, keren, omkeren
}irtam n^e u , (irtu `borst', lett.: `de borst keren'): )


mu
s -ne
s -
s u mu
s ne
s
su

op de vlucht slaan, terugdeinzen


1 l
a ine   u iratsun (prohibitivus (la + pres.) v. n^e u

`omkeren'), lett.: `laat ze niet de borst keren' )`laat


ze niet op de vlucht slaan' Ee-i-140
2 line u
 iratsunu (G prec.mv.; vr. v. irtu + sunu
`borst'; wens- of gebodsvorm, ook soms het presens,
in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan
om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de
indicativus gebruikt): `zodat ze terugdeinzen' Ee-vii-12
}
, huishoudgoederen, huisgerei, have,
bezit, roerend goed;
3 num
a t red^m bezit van een soldaat CHx34

numatu, nuwatu

160

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

}naw^us, nam^us , (loc. adv. op !{us)

schielijk, rap,
snel
4 nam^
ussunu istappu (G perf.mv. v. sapa pu `zich uit

de voeten maken') `zij maakten zich snel uit de voeten'


Ee-i-22

}nam(m)ussu ,

Vvb
>

K
F

beweeglijk;

nu-ma-at num
at

Ee-i-22

(st.c.), CHx25x34
, namussunu (adv. + sunu)

na-mu
s -
s u-nu

ni{ , pre x pers. vnw. 1e p.mv.

li-n
e- u-
u line u


(G prec.mv.) Ee-vii-12

wij; bijv. G pres. niparras


`wij beslissen/ zullen beslissen', G pret. niprus `wij be-

slisten'

{ni , suf x bezit. vnw. 1e p.mv. onze


{ni , suf x -nim zonder mimatie van dativus 1e p.mv. en
ventivus, zie -nim; in Ass.: subjuntivus, wsl. in:
1 dulla sa il miduni sasu (miduni rare vorm v.
emedu; wsl. Ass. subj.; moet hier wel subj. zijn, afhankelijk van ultu in r. 35; sasu onafhank. pron.): `(en
toen) hij hem de dienst der goden had opgelegd' Ee-vi36

>

) Ee-i-130

-ni

ti-bi-
u-ni

(G stat. 3e p.mv. + vent.

tebi
uni

(Ass. subj.) Ee-vi-36

{ni, e{anni, {ninni, {inni , suf x pers. vnw. accusativus


1 p.enk. mij
nidittu , subst. < nidintu (!nadanu `geven') `gift' e
{ni(m), {a(m) , suf x van pers. vnw. dativus 1 p.enk.
i-mi-du-ni 
miduni

(na vocaal), `aan mij', `voor mij' en van de ventivus


na u en a . (na  is de sux -m en na een consonant is
de suf x -a(m)). De mimatie van de ventivus uitgangen -am en -nim wordt altijd geassimileerd: *-amsu >
-assu, ook *-amku > -akku; assimilatie van n aan s
is heel gewoon en komt van m aan s soms voor, maar
altijd bij de ventivus uitgangen -am en -nim. Spellingsvoorbeelden:

ib-bu-
u-nin-ni-ma, ibb
u ninnima

 s> ,+ v.V `noemen', `roepen': `hij riep mij')


(pret. +
CH-xxiv-40,41
 'v.* 
,
(N pret. +
`aanschouwen': `zij keken mij aan')
Sil-A-87, 88
D
,
(G pret. +
v.
`schenken': `hij schonk mij') Sil-A-109
nim

ma

nab^
u

[i]p-pa-al-su-nim

nim

ippals
u nim

naplusu !*pal
a su

>a


s ar
a ku

i
s -ru-ku-nim i
s ruk
u nim

nim

;=
u
-
s a-at-li-mu-nim, u
s atlim
u nim
 pret. + nim v. S
-tantum sutlumu, *tala mu,
(S
`toevertrouwen', CH-xxiv-25

{niasi(m) , (n^asi(m)) suf x van pers. vnw. dativus 1ep.mv. aan ons, voor ons, zowel m. als vr.
1 ul tarammn
asi (G pres. 2e p.mv. + nasi, ni asi dat.
e
suf x 1 p.mv.) `bemint gij ons dan niet?' Ee-i-120

e
F
ta-ra-[a]m-mi-na-
s i, taramm
n
a
si

(G pres. 2 p.mv. v. r^amu) Ee-i-120

niasim , onafhank.,
losstaand ofwel absoluut pers. vnw.
datief 1e p.mv. (zowel m. als vr.)
d Nisaba , (ook nissabu, nidaba; o !naga!
) oogst
s e-naga

godin, niet zozeer de genius van het graan, maar meer

voor de administratie van de oogst, de zorg voor het


graan na de oogst; zij is (2e millenium) daarom de
godin van de rekenkunde en van de schrijfkunst en
tenslotte van het intelectuele leven in het algemeen,
de functies die Nab^u heeft in het eerste millenium;
SB stat het woord voor graan (vgl. de Romeinse godin
van de landbouw Ceres met het engelse woord cereal

`graan(gewas)')
ldots !nisaba! !rub! dis u4 20 kam ana
d nisaba lik-r[u-ub]
1 (G prec. v. kar
a bu ook `(toe)wijden') 'op de 20e dag
gelieve/moet/kan hij [de raadpleger van deze hemerologische tekst op zoek naar gunstige dagen] een wijgeschenk geven aan Nisaba' CT51-161,r. 9
d
!nisaba!
(oogstgodin) CT51-161,R. 9
, suf x pers. vnw. accusativus 1e p.mv. ons, identiek
in vr. en m.
, onafhank., losstaand ofwel absoluut pers. vnw. gen.acc. 1e p.mv. (zowel m. als vr.)
, (!nab^u): het noemen, roeping, ook: geroepene (abstractum pro concreto)
, G pret. 1e p.mv. v. !ban^u `scheppen'
, G pret. subj. 1e p.mv. v. !ban^u `scheppen'
, (ook: nimbu, !nab^u): `het noemen' ) `toespraak',
`woord'
, G cohor. v. !nad^u

nid-di, niddi (G cohor.) Ee-vi-53


, (G pret. 1e p.mv. v. nada nu `geven' + suf x -ka)
`wij hebben u gegeven'; soms bedoeld als synchroon
presens: `wij geven u hierbij' (bij deze)

 ni-id-din-ka, niddinka < *nindinka Ee-iv-14


, (subst.; ook nidittu; st.c. nidinti, niditti, nidnat;
OB, MB, SB, NB; = ngsummu): schenking; AHw
\Gabe"; CAD 1 present, gift; 2 nidinti sarri royal
property (an income due to the crown)
, (!nindintu): `schenking'
, (!nad^u ) `braakland', `woeste grond'
, (!nag^u `juichen', `jubelen') `jubelzang'

ni-gu-tam nig^
utam (acc.) Ee-vi-76
, G pres. 1e p.mv. v. !kasa du `bereiken'
e

ni-ka
s -
sa
-da nika
s
s a-da (G pres. 1 p.mv.

{niati
niati
nibtu
nibni
nibniu, nibn^u
nbu
niddi

niddinka


s e-naga

nidintu

nisaba

nidittu
nid^utu
nig^utu
/}
nikassad

UO

vent.) Ee-vi-53

nikiltu , (!nakalu, ook niklu): `kunstwerk', `mooie dingen'


niklatu , (litt. mv. v. nikiltu !nakalu)

3 7 Cx
3 7 CI

[n]ik-la-a-te

Ee-vi-2, vii-112
Ee-vi-38

nikl
a te

nikurtu , !nakaeru, `vijandschap', `vijandig'


nillak , G pres. 1 p.mv. v. alaku `gaan' e
nik-la-a-ti

7a

gaan') Sil-C-80

nikl
a ti

ni-il-la-ak

, nillak (G pres. 1 p.mv., `wij

nimbu , (variant van nbu, !nab^u): `het noemen' ) `toe-

s8

spraak', `woord'
d nime -bu-ku-un, nimbukun (+ kun) Ee-vi-21
, < nimbiu G pret. subj. 1e p.mv. v.nab^u `noemen';
vanaf het Middel-Bab. wordt een stemhebbende dubbele middelste radicaal van een werkwoord: bb, dd, gg
of zz, vaak gedissimileerd tot resp. mb, md, mg of mz;
de dubbele consonant zelf kan ontstaan zijn uit assmilatie van n; dus bijv. *inbi > ibbi > imbi .
e

ni-im-bu-u, nimb^
u (G pret. subj. 1 p.mv.)

nimb^u

s
 s
Ee-vi-120

nim-bu-u nimb^
u

(G pret. subj. 1e p.mv.) Ee-vi-139

nim gir ,

birqu: `bliksem'; Bliksem em bliksemschichten zijn godenattributen van belangrijke goden, bijv. het embleem van Adad, maar ook zoals in
de volgende referentie van Marduk (vgl. Jupiter en
Zeus).
1 iskun nimgir ina pansu (G pret. v. sak
a nu) `hij
[Marduk] plaatste de bliksem voor zich' Ee-iv-39


, birqa (acc.) Ee-iv-39

nim g
ir

161

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

nin , Sum. nin `meesteres', `heerseres'


 , (ninazu) godheid, Heer Arts; zoon van
Ereskigal, koningin van de onderwereld (vgl. Aesculapis die in Hades woont); vader van Ningiszida, Heer
van het goede houtgewas; een chtonische godheid, wiens
symbool een slang is (vgl. de aesculaap, het embleem
van de geneeskundigen)

 d Nin-a-zu, d Ninazu CH-iv-37
, (subst. < Sum.; st.c. en gen. nindab^e; ook nindabbu, nigdabbu, nidab^u, nidb^u, nidp^u; oud-akk., OB,
SB): offerande, broodgave, spijsoffer; met veel technische
betekenissen in litturgische teksten, i.h.a. met betrekking tot brood, d.w.z. niet-dierlijke o ers. Het teken
Sum. ninda of nidda `brood', Akk. ninda akalu brood;
het logogram heeft veel andere betekenissen.
AHw \Brotopfer", \besondere Opfergabe"; CAD cerial
o ering, food o ering, provisions
1 likn ana abbsu nindab^e rab^
utu (D prec. 3e p.enk.
v.k^
anu, D: `vaststellen'): `moge hij [Marduk] voor zijn
vaderen rijke/copieuze spijso ers instellen' Ee-vi-109
2 nindab^e linnas
a ilsina d istarsin (N prec. vr.mv.;
nindab^e `o erspijzen'; ilsina gespeld als dingir-si-na)
(1 ) met veronderstelde haplologie an ilsina: `o erspijzen worden aangedragen (voor) hun god en hun godin',
of (2 ) N v. nasu^ hier transitief, dan N ingressief `gaan
dragen' en `de mensen' (vr.mv.) als logisch subject,
dan: `laten zij [de mensen] o ers aandragen (aan) hun
god en godin' Ee-vi-116

ni-in-da-b
e-e, nindab^
e CH-iii-44
E
nin-da-be-e, nindab^
e (acc.) Ee-vi-109, vi-116
d
: Heer Schrijnwerker/timmerman,
gezel van
Ea in het Bt mummu (!mummu), het tempelatelier, waar goden(beelden) vervaardigd en gerestaureerd
worden; mythologisch door Ea en zijn gezellen, die dus
patronen van werklieden zijn.
d ninisinna , godin `meesteres van Isin' !Gula ; stadsgodin van de stad Isin; godin van de geneeskunst
d
, godin, gemalin van de maangod S^n
d
, een van de namen voor de moeder (andere zijn: Nintud, Ninmah, Mama); schept
godin
met Enki/Ea mens (en god) uit klei;goddelijke vroedvrouw
, subst.; ook nn^u, ninnu !nn^u
d
, godin, gemalin van Enlil
d
: Bergland-heer,
gezel van Ea in het
Bt mummu (!mummu), het tempelatelier, waar goden(beelden) vervaardigd en gerestaureerd worden;
mythologisch door Ea en zijn gezellen, die dus patronen van werklieden zijn.
d
: algemene naam voor de moedergodin [Elke

vrouwelijke
god kan in principe aangeroepen worden
als een barmhartige moeder, vanwege haar moederlijke gevoelens.]

9 d Nin-mah, d Ninmah Sil-A-42
, subst.; ook nn^u, niniu !nn^u
d
, planeet Venus, met godin Istar geindenti ceerd
d
, godin; Sum. s i igi `oog', ku ellu `rein', `helder';

Nin azu

,C

nindab^u

O4 4
Nin-ildu
,O

Ningal
Ninhursanga

niniu
Ninlil
Nin-kur(ra)
Ninmah

ninnu
Ninsianna
Ninsiku

1 musteser t^eret d Anum d Enlil d Ea u


 dd Ninsiku

 2 part. v. eseru): `[Marduk] die de beslissingen van


(St
d A. E. Ea en d Ninsiku stuurt/recht leidt' Ee-vii-6 [Marduk wordt de topgod, die de leiding in handden heeft en
een gidsfunctie heeft, maar de andere drie oppergoden
Anum, Enlil, Ea behouden hun zeggenschap en beslissingsbevoegdheid] In opsommingen van de 4 belangrijke goden, is de vierde meestal een benaming van de
moedergodin. Hier is bedoeld: de stammoeder, de Eva
der goden, betrokken bij de schepping van het mensengeslacht.
d   d Ninsiku (=Ea) Ee-vii-6

d
, godin, bode en begeleidster van godin Istar
d nintinug ga ,
godin !Gula; godin van de ge7=5
neeskunst `meesteres' (nin) die de doden (ug7 ) tot
leven maakt (ti(n)).
, (ook nenu; nieuw ook nni; onafhank., losstaand
ofwel absoluut pers. vnw. nominatief 1e p.mv.; zowel
m. als vr.): wij;
1 u nni sa l
a nisakkipu (G pres. subj. 1e p.mv. v.
saka pu II `tot rust komen'): `en w die geen rust kunnen vinden' Ee-i-120
2 ul nis.allal nnu, (G pres. 1e p.mv.; nnu onafhank.
p. vnw.): `(en daardoor) kunnen w nu niet slapen'

Ninsubur

nin 
s i k
u

nnu

Ee-i-116
3 i nis.lal nni (cohortativus, zelfaansporing, 1e p.mv.
v. s.al
a lu `slapen'): 'laat ons slapen', of (wens- of ge-

bodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin


vaak weer te geven als zin van consequentie \en dan",
\opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt):
`zodat/opdat w kunnen slapen' Ee-i-122
K ni-i-nu, nnu (onafh.p. vnw.1e p.mv.) Ee-i-116,
vi-163

ni-i-ni, nni (onafh.p. vnw.1e p.mv.) Ee-i-40


K ne-e-nu, nenu (onafh.p. vnw.1e p.mv.) erra-i-89
u

, (subst.; ook ninnu, niniu;
kurra):
 kur een gomachtig kruid uit kur = gebergte, niet te
u
verwarren met ukurkur CAD (a medical plant)
1 
 kurra
J>
sla u
2
1 12 q^
a nn^e ` 12 q^a nn^u-kruid' BAM578-i-5

nn^u

> nH
> nH
Ninua
u


kurra

> nH

n
n^
u

BAM578-i-5

, (!nina! (uru)ninaki): Nineve, hoofdstad van het


Assyrische rijk in de 8e 7e eeuw vC., heiligdom van
Istar, gelegen aan de bovenloop van de Tigris, nabij
de zijrivier de Grote Zab. Stad is al bewoond in de
Oud-Ass.-periode, maar grote bouwactiviteiten vinden
plaats onder Sanherib (704 681 vC), zoals blijkt uit
inscripties over de bouw van muren, poorten en een
nieuw paleis. Stad is bewoond tot in de Middeleeuwen.
Het is de eerste stad in Mesopotamie die opgegraven
is (het begin van de Assyrologie 1842, door o.a. Botta,
Layard, Rassam). Belangrijk was de vondst van de bibliotheek van Assurbanipal. Opgravingen gaan door
tot in 1932. Reliefs uit paleizen van Sanherib en Assurbanipal staan nu in het Brits Museum. De in Nineve
gevonden kleitabletten in het Brits Museum hebben Knummers, met K = Kuyunjik, de moderne naam van
de runeheuvel Nineve. De K-collectie omvat de bibliotheken van paleizen van Sanherib en Assurbanipal en
van de tempel van Nab^u.
ki
K
Ni-nu-a , Ninua, CH-iv-60

162
d

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

Nintud , (ook Mami),

een van de namen voor de moedergodin (andere zijn: Ninhursanga, Ninmah, Mama);
schept met Enki/Ea mens (en god) uit klei; goddelijke
vroedvrouw
, !nnu + ma `w' (emfatisch)
K
ni-nu-ma n
numa (onafhank.p. vnw.+ma)

nnuma
d

Ee-vi-159

Nintu , (< Sum. nintu(d) `barende vrouw'):

een naam
voor de moedergodin [Elke vrouwelijke god kan in
principe aangeroepen worden als een barmhartige moeder, vanwege haar moederlijke gevoelens]

: d Nin-tu, d Nintu, CH-iii-35
, oorspronkelijk god van het gewas, later oorlogsgod
: Heer Steensnijder,
gezel van Ea in
het Bt mummu (!mummu), het tempelatelier, waar
goden(beelden) vervaardigd en gerestaureerd worden;
mythologisch door Ea en zijn gezellen, die dus patronen van werklieden zijn, onder meer steensnijders (het
bergland is de plaats van herkomst van edelstenen,
waar de godenbeelden mee behangen waren)
, (!napa lu) `tegenwaarde', `ruilsom', `prijs'
, Stad in Zuid-Mesopotamie, 150 km ten zuiden
van Bagdad, huidige naam lijkt op de oude: Ni ar.
Nippur is de voornaamste cultusplaats van de oppergod Enlil. Vanwege deze band speelt Nippur steeds een
speciale rol in Mesopotamie. Reeds bewoond in de prehistorische Ubeid-periode. Nippur blijkt geen militairpolitieke betekenis te hebben, wel administratief-cultureel. Gouverneurs van andere steden droegen bij toerbeurt de verantwoording voor een goede voortgang van
de tempelofferdiensten. Eerste opgravingen rond 1900.
Kennis van de Sumerische literatuur berust vooral op
teksten uit OB-Nippur, die zich nu te Philadelphia,
Jena en Istanbul bevinden. duranki staat ook voor
Nippur. Het is de Sum. (lett.: de band/schakel/spil
van hemel en aarde) en kan opgevat worden als een
epitheton voor Nippur, meer speci ek wordt daarmee
de citadel (de \acropolis") van Nippur bedoeld. De
gedachte van een tempel als `band', ook wel `verband'
in abstracte zin, komt vaker voor. De Akkadische term
is markasu: een tempel verbindt hemel en aarde, het is
voor de Babylonier de spil tussen hemel en aarde.
ki
c

, Nippur CH-i-59
l

 , Nippur (spec. de \citadel") CH-i-59
, G pret. 1e p.mv. en cohor. v. !epesu `maken'
i ni-pu-us, i npus (cohor.) Ee-i-126
udu
,(
siskur; !naq^
u): `o er'
, G pres. 1e p.mv. v. !epesu `maken' etc.
, G pret. 1e p.mv. v. !epesu `maken' etc.
, (!nasa hu `uitrukken) `gedetacheerden', `gedeporteerden'


1 s.ab nish 
a ti `een ploeg gedeporteerden' (die ergens
 zijn), `dwangarbeiders'
tewerkgesteld
, (!nasa su `weeklagen'): `ellende'
, (!nas. a ru `bewaren'): `geheim', `het bewaarde',
`schat';
, (subst.vr., !nsu I `heng')

ni-
s i-it ni
s
t (st.c.) yos-ix-71,11
, (st.c. nisik, !nasa ku) `beet', `steek';
, G pret. 1e p.mv. v. !sem^u `luisteren' etc.

Ninurta
d Nin-zadim
d

niplatu
Nippur

9
npus
s
nqu, niq^u 
en l
l

dur an ki

nirrub
nrub
nishatu, nashi
nissatu
nis.irtu
nistu
N
nisku
nisme

nsu I , (subst.; !nasu^ `heffen'; pirs-nomen < nis


6 um;
pirs-type nomen (vr. pirist, %nominale typologie)
geeft meestal de daad zelf weer (bijv. `zending' bij
`zenden') of dat wat eruit resulteert (bijv. \de zending werd bij de grens tegengehouden"); nomina actioni van eigenlijke ww. met betekenisovergang naar
het concrete: bijv. siprum `zending' bij sapa ru `sturen'; de alef elideert meestal, maar bijv. niet bij per um

`loot', `spruit', `telg'; vanaf OA, OB;
l; T
ziga; = mu):
hef ng, handhef ng, het heffen; keuze, uitverkiezing AHw
\Erhebung"; CAD B 1 raising, gift; 2 ns qa ti lifting
of the hands, prayer; 3 ns ini look, glance, choice,
chosen person or object; 4 ns libbi desire, sexual desire, libido; 5 ns resi promotion, honor; 6 ns gabar^
rise of the duplicate (name of the rst interval and of a
musical mode or octave-type); 7 ns idi lifting of the
arm; ;
}
, lett.: het heffen van de hand, ) gebed,
smeekbede; CAD 2 lifting of the hands, prayer;
1 s.arir nsi insu, (G stat. v. s.ar
a ru; + tweeledige
st.c.; nu `ogen'), lett.: `de hef ng zijner [Marduk's]
ogen is fonkelend' (van daadkracht), `hij heeft een fonkelende oogopslag' Ee-i-87

2 nist d Assur u Sama
s [de koning is de] `uitverkorene van Assur en Enlil'
ni-is, ns (st.c.), CH-iii-56

ni-
s i, n

s i Ee-i-87
ni-
s i-it ni
s
t (st.c.)

ns qati(m)

yos-ix-71,11

nsu II , (subst.; ook nesu; vanaf oud-akk.; =

mu; T
): eed, (lett. leven); gewoonlijk in ns ilim zaka ru;
AHw \(Eid beim) Leben"; CAD A oath (litt. life)
}
, `eed afleggen', `zweren bij het leven van een god'
1 nis ilim izakkarma, (G pres. + ma v. zak
a ru): `hij
moet een eed afleggen', CHx20x131
2 ns sarrim : zweren bij de koning

ni-i
s i-lim, n

s ilim, CHx20x131x130
, (subst. vr.mv., soms m.; ook nsu, nesu; meestal
 gme
pl. tantum; vanaf oud-akk.;
u
s of unme
s ):
volk, mensen; ook: onderdaan, familie, (levende) verwanten, nabestaanden, bijv. in de tegenstelling in het eerste
voorbeeld;
AHw \Menschen", \Leute"; CAD 1 mankind, human
beings, people, workmen, soldiers; 2 inhabitants, population, subjects (of a king); 3 serfs, retainers (belonging to an estate, a household, a palace, or a person); 4
family, members of a family
1 unmes (nis, acc) sa ibn^
u (G pret. subj. v. ban^u):
`de mensen die hij [Marduk] had geschapen' Ee-vi-129
2 nisu
 u et.emmu `nabestaanden en overleden verwanten'
3 nsu
 saph a ti (saphu, `verstrooid'): de dolende mens


Sin3-41f
4 nisu
 lippatqu (N prec. v. pata qu; wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak
weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg,
bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt): `opdat mensen kunnen worden geformeerd' Ee-vi-14 over
de schepping van de mens

ni-
s i, ni
s
 (gen.mv.) CH-i-47
zi

ns ilim zakaru

nisu

8

163

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

P b
8 

, nis+ su, CH-ii-41


(gen.mv.) CH-iv-45
ni-
s i, ni
s
 (st.c.mv.) CH-xxiv-35,36

, nisu Sin1-3, 8 Sin3-41f, Ee-vi-14, 129
, G perf./Gtn pret.1e p.mv. < *nintabiu v.
ni-
s i-
su

nittab^

 g me
u
s

`noemen'

!nab^u

ntu , (subst.; ook nit^u; OB, SB): omsluiting, omsingeling, insluiting; AHw \Umschlieung", \Einschlieung"; CAD

1 seizing, grip; 2 siege, encirclement


1 nta lam
u , (G stat. mv. v. lam^u, law^u `omgeven'):
`zij zijn omgeven (met een omsingeling) Ee-iv-110
2 alam nta lam^
u: `een stad omsingelen'
ni-ta, nta (acc.) Ee-iv-110
, G perf. 1e p.mv. v. !epesu `maken' etc.
, (subst.; st.c. nit.il; OB, Mari, SB, NA, NB): blik, gezichtsvermogen; AHw \Blick", \Sicht"; CAD 1 eyesight,
ability to see; 2 look, glance, gaze; 3 wink, twinkle of an
eye; 4 appearance, looks; 5 opinion, judgement
1 nit.il ni gezichtsvermogen; (adv.) ogenblikkelijk

ni-t
su
-un, nit
s un (+ 
s un) Ee-iv-70
. il-
. il
, (!naza mu ): `wens', `verlangen'

ni-iz-ma-at, nizmat, Sil-A-98

 ni-iz-ma-su, nizmassu <nizmat + su, CH-iii-1


, (!bia tu `overnachten'): eig. avondrust ) slaapplaats, pleisterplaats
1 kummukku l
u nubattani i nusapsih qerbussu

(< *kummumku locativus `slaapvertrek'; S cohor. v.
pasa hu `rust hebben'; factitieve S toch weer intransitief`rust vinden'; nubattu + sux ni `onze'; < *qerbumsu locativus `in zijn binnenste'): `uw slaapvertrek
zij onze slaapplaats, opdat wij daarin rust vinden' Eevi-52 (wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in
afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan
om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de
indicativus gebruikt)
K E nu-bat-ta-ni, nubattani (+ ni `onze') Ee-vi-52
, epitheton van de god Ea
1 ina nikl
a ti sa d Marduk ibn^a d Nudimmud (niklu
`kunstwerk'): `met de kunstigheid van Marduk heeft
Nudimmud (= Ea) het gemaakt' [de mens uit het bloed
van Kungu door Ea naar een idee van Marduk] =
`dankzij het genie van Marduk : : :' Ee-vi-38 De naam
Nudimmud werd oudtijds opgevat (volksetymologie)
als `de bloedbouwer', `die van bloed iets schept' (Sum.
d
m `bouwer', `vervaardiger'; mud `bloed'; nu als l
u een
pre x `mens', `hij die')
K
Q d nu-dm-mud, d Nudimmud
, G imp. mv. v. !nag^u `jubelen', `juichen', `jubelend
zingen'
K
nu-ga-a, nug
a , (G imp. mv.) Ee-vi-73
, D v. !*naga ru, D: `aanbrengen', `verklikken'
, (!nah asu): overvloed, rijkdom, weelde, welvaart. Een
van de vele woorden voor dit begrip, zie ook tuhdu
. 
K
nu-
uh-
s i-im, nuh
s im, CH-i-55,56


, (subst. plantennaam; ook nahurutu; OB, MB,
SB, NB; K

nuluhha met determinatief
gi
s


 ); (een medicinale plant)
en/of
u
[ook een soort
duivelsdrek (Lat. Asa Foetida; !(w)edu) een plant dat
een doordringende geur na kneuzing van de blaadjes

nterub
nit.lu

nizmatu

> AM

nit-ta-bi nittab^
 < *nintabi
u

(G perf./Gtn pret.1e p.mv.) Ee-vi-159

!8

nukurtu

nuga

?C

nugguru
nuhsu

> AM

nuhurtu

nu luh ha

numatu, nuwatu
nunu

nuru

( VV
(
nubattu

Nudimmud

verspreidt]; AHw \Stinkasant", \Asa foetida"; CAD A


(a medical plant)
K
u nuluhha te-be-er

1 nuhurtu teb^er (pseudo-logogram nuluhha met

 e
luh `wassen' lett. \de ongewassene", G pres.2 p.enk. v.

b^eru `zoeken', `speuren naar', `selecteren', `opzoeken'):
`stinkkruid moet je uitzoeken' BAM578-i-39
u

K


nuhurtu BAM578-i-39, 49


, purust-nomen bij !naka ru, `vijandschap', `vijandig'; [purust-type vr. nomen, m. purs %nominale
typologie; vaak voor abstracta uit adjectieven; puluhtu

`vrees'; t. u btu `vriendelijkheid']

, (!na u^ `zich roeren'): `huishoudgoederen', `huisgerei', `have', `bezit'
1 num
a t red^m `bezit van een soldaat' CHx34
K nu-ma-at (st.c.), CHx25x34
: (subst.;
ku6 = ha), 1 vis; 2 astron.: sterrenbeeld

Piscis Austrinus AHw \Fisch";
CAD 1 Fish; 2 the constellation Pisces Austrinus; 3 (a star or constellation)
 g,
, (purs-nomen bij nawrum, namrum;
zala
!nawaru): `licht'; [purs-type nomen, vr. purust %nominale typologie; vaak voor abstracta uit adjectieven;
pulhu `vrees'; dumqu `het goede', murs.u `ziekte']
K  nu-ur nu r (st.c.) Ee-vii-5
K nu-ur, nu r (st.c.) Sin3-39
KV
nu-ri-im, n
u rim CH-v-6
K
nu-ra-am, nu ram CH-xxiv-21
KV
nu-ri-
s u, n
u ri
s u Ee-vi-127
, vizier van de god Enlil
, S pret. 1e p.mv. v. !pasa hu, G: `in rust


zijn'
K
5 nu-sap-sih , nusapsih (S cohor.) Ee-vi-54
, S pret. subj. 1e p.mv. !saq^u `hoog zijn', S: `zeer
verheven maken'
K
nu-sa-as-qu-u nusasq^u Ee-vi-140
, (subst. !nasa ru `verdelen', `verminderen'):
`vermindering'
K e Dp
nu-
s ur-ru-
u, nu
s urr^
u (subst.) Sin3-59

,( p
n s), D stat. v. !n^esu `levend zijn'

, ( n s), D inf. v. !n^esu `levend zijn'
, (!numa tu) `roerende goederen' etc.

> AMx

ni-
s
 ni
s


H b

Nusku
nusapsih
d

'
US
nusurr^u
>
nu us
nusasq^u

nu usu
nuwatu

p^a

' CCoa
'
Pada
O
padanu, paddanu

, acc. v. !p^u `mond'


pa-a-
sa

(acc.) Ee-iv-100
(acc.) erra-i-101

p^
a
sa

pa-a-
s e p^
a
se

: een plaatsnaam, vestingwerk


b
ad

p
a-da

ki

, du r

Pada

, Sil-A-44

, (subst. vr. en m.; st.c. pada n): weg,


pad, route; ook in de zin van levensloop, levensweg,
carriere, loopbaan, (ong. synoniem met !urhu); [het
 in \een
Akkadisch kent geen woord voor leven zoals
gelukkig leven", maar gebruikt daarvoor woorden als
`pad' en `weg']; In de leverschouw (extispicium): naam
van een deel van de lever bij de naplastu (`leverkwab');
AHw \Weg", \Pfad"; Eng.: path, road, way;
1 pad
a n lsir (G prec. v. eseru): `moge mijn route/levensloop voorspoedig verlopen', `opdat mijn weg gedije' Sin1-24b

164

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

'O
pad^u

pa-da-ni, pada n (+ - `mijn') Sin1-24b


, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam : sparen, ontzien; AHw \verschonen", \loslassen";
}
, (G part.): meedogenloos, onbarmhartig, onverbiddelijk, niets ontziend; AHw \schonungslos";
1 saggisu l
a pa d^u `de meedogenloze/onbarmhartige
moordenaar' (naam van een paard in Ee-iv-52)
7 la pa-du-u, la pa d^u (G part.) Ee-i-135
7
la pa-du-
u, l
a p
a d^
u (G part.) Ee-i-144, IV-52
, (ww. ook paka lu)
I. G-stam G-stat.: sterk z.; AHw \stark sein"; Eng.: to
become strong;
II. D-stam (
, factitief): sterk maken (< *puggulu, dissimilatie als nasalisatie ziet men vaak bij de g,
ook bij d en z; dan gg>ng, dd>nd en zz>nz)
}
, D verb.adj., , elativisch, ook pukkulu zeer
sterk Eng.: very strong;
1 pungul (D stat.) `hij is zeer sterk' Ee-i-18

la pad^u

' >
'
pagalu

pungulu

pungulu

s8

(D stat.) Ee-i-18

pagru , (subst.; st.c. pagar; later ook paggar; mv. pagru,

pu-un-gul pungul

ook pagra nu;


E adda = lubad) lijk, lichaam;
ook als re exief pronomen zich, zichzelf; woorden voor
`lichaam' (ook `adem', `ziel') worden in alle Semitische
talen als re exief pronomen gebruikt. \Zich(zelf)" is
in het Ned. een recente aanwinst (uit Du `sich' een
4e n.v. als `mich' en `dich'). Verovert Ned. taalgebied
vanuit het oosten, vanaf einde middeleeuwen tot in de
17e eeuw zegt men `hij wast hem' i.p.v. `hij wast zich';
vgl. volkstaal `hij wast z'n eigen'. Onder invloed van
de Statenvertaling is de vorm \zich" ABN geworden.;
AHw \K
orper", \Leib", \Leiche"; Eng.: body, corps,
self;
}
+
, oppassen, zich in acht nemen
1 pagarsa inas.s.ar (G pres. nas. 
a ru `bewaken') `zij
moet zich in acht nemen' CHx133
LB

pagru nas.aru

'Ma
paharu

[pa-g
ar-
s ]a pagar
sa

CHx133

, (ww. u/u-klasse; ww. van de u-klasse zijn vaak


 intransitief):
I. G-stam : zich verzamelen; in vergadering bijeenkomen;
AHw II \sich versammeln"; Eng.: to gather, to assemble (intrans.)
1 iphur
u nimma ilu rab^utu (G pret. mv. vent. + ma):
 goden kwamen in vergadering bijeen' Ee-vi-96
`de grote
2 liphur
u nimma ilu rab^utu (G prec. + vent. -im): `laat
 goden zich verzamelen' Ee-vi-15
de grote
II. D-stam (
): verzamelen (trans.); (weer) bij  to gather, to collect, to assemble
een brengen Eng.:
(trans.)
3 sa saphi tupahhara gan
u nsu (D pres. 2e ; saphu `ver



strooide'; ganu nu `woning'): lett. `van de verstrooide
zijn woning gij verzamelt' ) `gij verzamelt de dakloze
in zijn (eigen) woning' ) `gij [S^n] bezorgt de dakloze
een thuis' Sin3-53
4 Marduk upahhirma il rab^
uti (D pret.): `Marduk

bracht de grote goden
bijeen' Ee-vi-17
}
, D part., , subst.; OB: CAD gatherer
 (
II/2. Dt-stam
, passief en re exief): zich ver worden
zamelen en verzameld
5 ul uptahhar
a nsu saph a tu (Dt pret. vr.mv.; saphu
 (zonder u, Sin) `verzamelen de dolen
`verstrooid'):

puhhuru

mupahhiru

putahhuru

de/verstrooide mensen zich niet' of `worden niet verzameld' Sin3-41f


}  , (subst.; mv. napharatu; vanaf oud-akk.;


s unigin en
s unig
n):
het totaal, geheel,
(ook als rekenkundige som van een optelling); AHw
\Gesamtheit", \Summe"; CAD 1 sum, total; 2 all,
whole, universe, totality
}  + gen. , alle : : :;
}  status abs. , in totaal, somma;
}  , (subst.; st.c. puhur; mv. puhratu) bijeenkomst, verzameling, vergadering, menigte, legermacht; i.h.a.
enige mensen bij elkaar, daardoor soms vertalen met
tezamen, met z'n allen; AHw \Versammlung"; Eng.:
gathering, assembly, (council) meeting; totality
6 puhrussun (locativus < *puhrumsun + suf x

sun(u) = ina puhrsun): in hun vergadering
Ee-i-55

7 ina puhur il in de godenvergadering Ee-i-153

8 ana puhrsunu, tezamen

9 puhrssunu (met term. -is) ook: zijtezamen

10 ina puhri, openbaar(?) (in CHx5), adverbiaal: pu
bliekelijk, openlijk
11 puhursunu, met z'n allen bijv. in:

12 usb
u puhursunu, (G pret. < usibu v. wasa bu): `ze
hebben met z'n allen plaatsgenomen' Sin1-15
13 ina ukkin = ina puhri: `in de vergadering' Ee-iv-15

14 ina ukkin dingirmes = ina puhri il
a ni: `in de go
denvergadering' Ee-vi-94 in:
a ni suasa ultesibsi (S perf. v.
15 d Anum ina puhri il
wasa bu `vestigen', in later tijd (na MB) wordt door
dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten s, z;
vormen van de abs. pronomen lopen door elkaar, verwacht sua ti): 'A. vestigde haar [de troon]/deed haar
plaatsnemen in de godenvergadering' Ee-vi-94
N D ip-hu-ru, iphuru (G pret. mv.) Ee-iv-74
N D
ip-hu-ru-nim-ma, iphur
u nimma (G pret.



aru
bnaph


naphar
naphar
puhru


mv. vent. + V) Ee-vi-95

'
b b M H
2 MH
s
s
s
U
s
s !

ma

CH-ii-49

mu-pa-ah-hi-ir mupahhir





(D part.)

, naphar (N st.c.) Sil-A-22,72



tu-pah-ha-ra, tupahhara (D pres. vent.


e
2 p.enk.) Sin3-53

s unig
in

: |

Sin3-41f

up-tah-ha-ra uptahhar
a





(D pres. vr.mv.)

V
pu-
uh-ri-im, (ina) puhrim CHx5


D  pu-uh-ru-us-sun, puhrussun (loc. <

+ sun(u)) Ee-i-55
pu-hur-
s
a, puhur
s a (+ 
s a) Ee-iv-106


pu-hur-ni, puhurni (+ ni) Ee-vi-139
K pu-hur-su-nu, puhursunu, (st.c. + sunu)
Sin1-15
*um
su

(
F(
ND

c V
>b V
*p^ahu

2, (ina) puhur il Ee-i-153



, ina puhri Ee-iv-15

lip-hu-ru-nim-ma, liphur
u nimma (G prec.



ukkin dingir

i-na

vent.) Ee-vi-15

ukkin

|
u
-pah-hir-ma, upahhirma (D pret.) Ee-vi-17


, (ww.; D-tantum)

II. D-stam (
, meestal in %hendiadys met nada nu

`geven' genoemd):
inwisselen, ruilen, verruilen, als substituut nemen of geven;
AHw \tauschen", \eintauchen";
1 iddin uph (D pret. in %hendiadys met G pret. v.
 `hij gaf in ruil', `hij wisselde in'
nada nu `geven'):

puhhu

165

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

}pu hu ,

(st.c. pu h(i); mv. pu h u , ook mv. vaak vr.



pu h a tu): substituut, vervanger, plaatsvervanger
, vervanging;

ook onderpand; AHw \Tauch", \Ersatz"; Eng.: substitute, replacement;
} 
, \als substituut geven" ) vervangen, substitueren, vergoeden, schadeloos stellen; als appositie bij een voorafgaand nomen: eqlam pu ham id
nam 'geef me een akker ter vervanging'
}
:::
, ter vervanging geven,
 geven

als vergoeding
(waarbij \van" of \voor" uitgedrukt wordt in de genitief na pu h-/pu h a t)
 x33 
pu-ha-am puham (acc.) CH

u
-p
-ih, up
h (D pret.) CHx41

, ww. !paga lu sterk z.
, (ww. a/a-klasse)
I.G-stam : vrezen, buigen, respecteren; eren, vereren, dienen, verzorgen; AHw \(sich) f
urchten",
1 il
a ni pulhuka (G stat.vr.mv.) `de goden dienen/res
pecteren u [Erra]'
erra-iii-D9
}  , G part., , subst.;
2 p
a lih ilim : godvrezend, godvrezende;
;
pa-li-ih, p
a lih (G part.st.c.), CH-i-31


}  , (terminativus,
litt. alternatief voor ana
pala hi): `om te vereren', bijv.:

3 li addima s.alm
a t qaqqa di pala hissu (D prec. v.
*wad^u, `toewijzen tot' + inf.; `mogehij de zwarthoofdigen bestemmen om hem te vereren' Ee-vi-113
}  , (meestal in mv.): vrees [purs-type nomen, vr.
purust %nominale typologie; vaak voor abstracta uit
adjectieven; pulhu `vrees'; dumqu `het goede', murs.u

`ziekte'] AHw \Furchtbarkeit";
}  , (purust-nomen; vr. v. pulhu; st.c. puluhti,
vaak in mv. pulh a tu): vrees, vreeswekkendheid, in mv.
 voor !melammu. Het is meer dan
vaak een alternatief
er eng uitzien. De Babylonier ziet het als iets concreets
van goden: men kan het aantrekken, uittrekken en het
kan ontnomen worden. [purust-type vr. nomen, m. purs
%nominale typologie; vaak voor abstracta uit adjectieven; puluhtu `vrees'; t. u btu `vriendelijkheid']
 sa puluht, (hier telwoord in status rec.
4 s
a r irbetti
en het getelde in st.c., dus anders dan gewoonlijk, telwoord in status abs. en het getelde in status rec.: sare
erbet; wellicht naar analogie van de bekende uitdrukking kibra t erbett): `(hij creeerde) de vier winden, die
vrees aanjagen' Ee-i-115
 pret. v.mal^u `vol zijn'): `zij [het
5 pulh 
a ta usmalli, (SD

kindermeisje] vervulde hem [Marduk] met vreeswekkendheid', `maakte hem ontzagwekkend' Ee-i-86
 is een zeldzame vorm die alleen in literai[De SD
re teksten voorkomt. De betekenis is meestal factitief, dus als D. De vormen worden gekenmerkt door
de toevoeging van een s tussen de preformatieven in
de D-stam: D pres. uparras )usparras; D pret. uparris
)usparris)]
6 pulh 
a ta usalbisma (S pret. v. labasu `dragen', `aan 
doen', in S: `iem. met iets bekleden') `zij bekleedde
(woeste draken) met een vreeswekkend uiterlijk' Ee-i-

puha(m) nadanu

ana puh/puhat nadanu

sM
>
pakalu
palahu

palihu

'palahis
pulhu

puluhtu

137
7 apluhti pulh 
a ti (een mantel
p van) `een vreselijke be Ee-iv-57

pantsering'
(2 plh )
8 su
 t pulh a ti s.a nu , (G stat. mv. v. s.^anu `opvullen'):

 waren van vreeswekkendheden'/ `die op`die gezwollen

'
sA
sA
M

gezwollen waren van angst' Ee-iv-115


7 pa-la-hi-is-su, pala hissu (term.+ su)
Ee-vi-113

I pu-luh-ti, puluhti, (st.c.) Sil-A-79


I pu-luh-ti, puluht, (gen. mv.) Ee-i-115
pul-ha-ta, pulh a ta (acc.) Ee-i-137
pul-ha-a-ta, pulh a ta (acc. vr.mv.) Ee-i-86
I pul-ha-ti, pulh a ti (acc./gen.) Ee-iv-57
N  pul-hu-ka pulhuka (stat.+ka) erra-iii-D9
7 N ip-la-hu, iplah u (G pret. mv.) Ee-iv-108
7
lip-la-ha-ma liplahama (G prec. + ma) erra-i-73


, (ww. a/u-klasse; komt vooral in N voor)
I. G-stam aankijken; opzien naar; AHw \hinsehen"; \sehen";
IV. N-stam (
, niet passief; een transitieve N, ingressief bij intransitieve G, vaak bij toestandsww., iets
met een beginmoment):
(iem.) aankijken, aanzien, aanschouwen, ontwaren, in de
gaten krijgen (iem. = datief of ana, ook acc.); AHw
\erblicken", \ansehen";
1 ippals
usu <*inpalsusu, N pret. 3e p.mv. `zij zagen
hem aan'
2 knis naplisannima (N imp. + anni (acc.)+ ma) `zie
mij heuselijk aan' Sin3-62
3 l
u naplusu sunu s^asu (N prec.mv.): `z op hun
beurt moeten maar goed op hen letten' Ee-vi-132
 pal-su-su palsusu (G stat.+ su) Ee-vii-127

 nap-lu-su naplusu (N prec.mv.) Ee-vi-132


;h
nap-li-sa-an-ni-ma, naplisannima

 MC
M


c MV

palasu

naplusu

'*
,
(N pret. +
) Sil-A-87, 88
'*~
,
(N pret. 3 m.mv. +
), Sil-A-7
 ';  KIV d
(N imp. + anni + ma) Sin3-62

[i]p-pa-al-su-nim

ippals
u nim

nim

ip-pa-al-s
u-
s um ippals
u
s um

s um

,
), Sil-C-29

ip-pa-li-s
u-nu-ti-ma

(<ippalis +

palasu , (ww. a/u-klasse)


ippalissun
u tima


s un
u ti

ma

I. G-stam : doorboren, een gat maken;

AHw \durchboren", \einbrechen";


1 btam pal
asu inbreken in een huis; (vgl. \diefstal met
braak")
}
, bres (in een muur, ook militair), gat, mijn,

pilsu

gang
2 ina p
a ni pilsim su^ati `voor dat gat' CHx21
3 u
 lu ina pilsim u lu ina nabalkattim `hetzij (diefstal) met braak, hetzij zonder braak' CHx125 pilsum en
nabalkattum gaan vaak samen: bijv. de muur van een



stad nemen door bres of \overschrijding" (ladder)


ip-lu-us, iplus (G pret.) CHx21

p
-il-
s i-im, pil
s im (gen.) CHx21x125
, (adj. bij 4-rad. !napalk^u, nepelk^u): `wijd'
 pal-ka, palk^a (st.c.) Ee-i-18
, (subst. < Sum.; bala) lett. toerbeurt), regering,
dynastie, regeerperiode; soms concreet als deel van de regalia, die de waardigheid van de koning symboliseren:
koningsembleem, koningsstaf; gis bala is een teken dat
oorspronkelijk een weefspoel voorstelt en dat de betekenis krijgt van `draaien'; AHw \Regierungszeit",\Regierungsjahr", \Amtsperiode";
I. G-stam : draaien, tollen, rouleren
In de Sumerische koningsideologie wordt het koningsschap door een koning tegelijk uitgeoefend, bij toer-

palk^u
pal^u

166

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

beurt komt elke stad aan de beurt (strookt echter


niet met de werkelijkheid). Daarom `rouleren' ! `regering'.
1 us.s.ib
usu hat.t.a kuss^a u pal^a (D pret. v. was. a bu `toe su(m)) `(en) zij gaven hem [Marduk]
voegen' + dat.
(daarbij) scepter, troon en koningsstaf' Ee-iv-29 (de regalia, die de waardigheid van de koning symboliseren)

-a, pal^
a (acc.) Ee-iv-29
: (subst.;
igi, st.c. p
a ni of apocope vorm
pa n): voorkant, aangezichtskant, toegewende zijde, oppervlak; voor (voorz.);
mv. pa nu : gezicht; vgl. Ned.
\ponem" (plat voor `gezicht', < Sefardisch (PortugeesSpaans) Hebr., dat een andere uitspraak heeft dan
het Askenazisch Hebreeuws in Du en Polen.); AHw
\fruher", \vorn";
1 E-sarramma p
a nukka E-engurrama qatukka (loc. <
*pa numka i.p.v. ina panikka) lett. \het Esarra is voor
u" of \is in uw aangezicht" ) `E. is tot uw [Erra's]
beschikking en E. is op uw handen' erra-iii-d7 Hier is
het Esarra (ook een tempelnaam) de hemel voorzover de woning van de hemelgoden; en E-engurra, een
naam van de tempel van Enki/Ea (zo ongeveer synoniem met de onderwereld, het Abzu) is het heiligdom
van Enki/Ea. m.a.w. de gehele kosmos, van zenit tot
nadir, staat tot Erra's beschikking.
K
K pa-nu-su
is.-s.a-nu-du
2 p
a nusu is.s.anuddu (Gtn pres.mv. < *is.tanuddu v.
s.^adu `heen en weer bewegen', met `gezicht' als subject
`duizelen'; in mv. verdubbelt de laatste consonant, enk.
is.s.ana d), lett.: \zijn gezicht beweegt heen en weer" )
`hij heeft duizelingen' BAM578-i-28

u igimes-su niginmes-du
3 u pan
usu is.s.anundu (
nigin s
. ^adu `zich draaien', `duizelen'; Gtn aangeduid door mes Gtn pres. <
*is.tanandu ): lett. \zijn gezicht draait steeds" ) `hij
krijgt duizelingen' BAM578-i-38
medisch, gezegd van het lichaam van een zieke:
}
, (igi gig): zieke plek (waar huiduitslag
zit of waar het pijn doet).
4 ana p
a nsu voor hem, temporeel: eerder dan maar
ook modaal ten aanzien van, derhalve, daarom (vgl. ana
sua ti `in ruil daarvoor')
5 igi-su: p
a nsu (maar ook: nsu, mahrsu): voor

hen, tegenover hem, in zijn aangezicht
6 ana/ina igi: in jonger (SB) taaleigen omstreden,
of = ina/ana mahar-/mahr=, of = ina/ana pa n syllabische

/pa n=; de zeldzame
schrijfwijzen (ma-har,

mah-ri pleiten voor de eerste leeswijze.

7 Ti
a mat suqammumat ina pa nsunu (stat.) lett.
`Tia mat hield zich doodstil tegenover hen' ) `T. onderneemt geen actie bij hun aanblik' Ee-i-26
8 immer
u pa nusu (G pret. v. nama ru, nawa ru) `(en
toen) klaarde zijn gezicht op' (`ging stralen') Ee-i-51
[tegendeel van het verduisteren van het gezicht voor
`boos zijn', `neerslachtig zijn', `somber zijn']
9 p
a nussa, (< *pa numsa, locativus, = ina pa nsa):
`in haar gezicht' Ee-iv-96
}
+ suf.
, (D v. sah a ru `keren naar', in
  gelaat (genadig)
 toewenden', van
D: `toewenden'): `het
vertoornde god jegens smekeling op diens hulpgeroep.

panu I

pala

' !(J

!



panu mars.u

pan

suhhuru

 v. s.aba tu), lett.: \de voorkant


}pa na sus.butum , (St
laten nemen" ) `voorop laten gaan', `de leiding ge-

ven'
10 l
a a lika pa na tusas.bat, (S pret. 2e p.enk.): `iem. die
niet kan gaan, laat gij [S^n] vooropgaan' Sin3-50
pa-ni, pa n CH-iv-35
K
pa-nu-
s u, p
a n
u
s u Ee-i-51
K pa-nu-su, pa nusu BAM578-i-28
K
pa-nu-u
s -
s a, p
a nu
s
s a (< um
s a, loc.) Ee-iv-96
K  pa-nu-uk-ka panukka (loc.+-ka) erra-iii-D7

pa-ni-
s u, (ana) p
a n

s u CHx135

''' b!
'' U
' b b8
!
panu II

igi-
s u-un

igime
s -
su


Ee-i-26
BAM578-i-38

p
a n

s un(u)
pan
u
su

, (subst.; ook: parsiktu): korf, schepel, een inhoudsmaat van ong. 60 liter.
De grootste eenheid is
!kurru (<Sum., o gur, het Hebreeuwse `kor' ong.
300 liter, onderverdeeld in 5 !pa num of ook parsiktum
( nigida) van 60 liter. Een pa num is 6 !su tu, ban,
van ong. 10 liter. Zie verder onder %Inhoudsmaten
(met voorbeelden).
, (< *pa numsu, locativus, = ina pa nsu,
!panu I )
K
pa-nu-u
s -
s u, p
a nu
s
s u (< um
s u, loc.) Ee-vii-157
K
pa-nu-u
s -
s a, p
a nu
s
s a (< um
s a, loc.) Ee-iv-96
paphal , <  pusqu: moeilijk, moeilijkheid, nood, ellende,

tegenspoed
, benauwenis
 <  ina paphal ina pusqi `in nood', `als de nood
 Ee-vi-150
aan de man komt'
< 

(ina) pu
s qi Ee-vi-150

, (subst. < Sum.) lett. rivierbrei AHw een
weier Gips
d id
1 
J>
p
sla pa-pa-si- 
2

1 12 q^
a pappastu (
id `rivier', syllabisch itu, ita
dus een cryptogram, lett.: rivierbrei ) witte zwavel, een
minerale delfststof dat bij de rivier gevonden wordt,
niet het gewone woord voor `zwavel'): ` 21 q^a witte
zwavel' BAM578-i-4
p
pa-pa-si
pappas
tu BAM578-i-4
, (subst. < Sum.) brei, gerstebrei (bijna alle graan
was gerst); AHw \Gerstenbrei" oder \pudding"
J>
p!munu4! 12 sla pappasi munu4
1
a pappasi buqli (buqlu `mout' (ontkiemend
1 2 q^
gerstezaad) ` 12 q^a moutbrei' BAM578-i-3
p pa-pa-si pappasi (gen.) BAM578-i-3
, (ww. i/i-klasse)
I. G-stam (pres. ipaqqid, pret. ipqid, stat. paqid) zorgen
voor (acc.), toevertrouwen aan (acc.) (meestal met ana,
dativus): overleveren aan, uitleveren aan; belasten met, verantwoording geven over; bekommeren om ) besturen, ge-

panussu

'' Ub

pappastu

(ina) pap hal

' ' C C

''

pappasu

''

''

dingir 
id

paqadu

zagvoeren
1 ipqidma qatussu (G pret. + ma; < *qatumsu, loca-

tivus `in zijn/haar hand') (dat alles) `vertrouwde zij


hem toe' Ee-i-152


2 Su-anna-ma
tapaqqid E-sagila-ma
tuma  ar (Sjuanna, lett. \hand van An", een andere naam voor
de stad Babel; G pres.2e p.enk.; D pres.2e p.enk. v. D inf.
ma a ru, nevenvorm van !w^aru, in D mu urru `op daarover voert gij het
dragen', `bevelen geven') `S,
gezag, het E. bestuurt gij' erra-iii-D8
}
, G verb.adj., , LB vaak pa(q)qadu, paqu du; vr.
paqittu, de consonanten d en t. assilileren volledig aan
de t van het vr.enk.; mv. paqdu tu, vr.mv. paqda tu; AHw

paqdu

167

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

\ubergeben";

entrusted;

puqqudu

II. D-stam (
)
3 lipaqqid
a esressun (D prec. vr.mv.; subject is `het
volk' de s.al ma t qaqqa di `zwarthoofdigen'; D bij

trans. ww. vaak alleen vanwege meervoudig object; <


*esretsun mv. + sun `heiligdom'): `(en) laat z (dan)
hun heiligdommen verzorgen' Ee-vi-110 als zin van doelstelling afhankelijk genomen van r. 109.

'' 99 NV
'O
'9 !
paqid

,
(G part.st.c.) CH-ii-66
(G stat.) Ee-vii-124
ip-qid-ma, ipqidma (G pret. + ma) Ee-i-152
li-pa-q
-da, lipaqqid
a (D prec. vr.mv.)
pa-q
-id p
a qid

pa-qid paqid

Ee-vi-110

ta-pa-qid tapaqqid (G pres.) erra-iii-D8


, G stat.
v. paq
a du
p
, ( p q ) !D-tantum puqqu
,

, !para u

, !para ku
 , (subst.; st.c. parak, < Sum.;
 ra(g)):
ba
troon, zetel; voetstuk, verheven zitplaats, podium; schrijn,
kapel, heiligdom; Er zijn nogal wat woorden voor `heiligdom' met soms onduidelijk verschil in betekenis. AHw
\Kultsockel", \Heiligtum";
1 idd^
usumma parak rub^uti (G pret. mv. v. nad^u + sum
+ ma `werpen', ook: `oprichten') `zij richtten een prinselijke/vorstelijke troon voor hem [Marduk] op' (als
souverein vorst, maar nog voor Marduk koning der goden was, Ee-iv-1
2 i npus parakki sa nab^
u zikirsu (G cohor. v. epesu):
`kom laat ons een schrijn/kapel bouwen, welks naam
genoemd wordt' (welks faam geroemd wordt), dus: `wij
willen een bij naam en faam bekende schrijn bouwen'

*p^aqu
parahu I
parahu II
parahu III
parakku

''X** b
paraku
Ee-vi-51

, parakkasu H.Bars. 36
(st.c.) Ee-iv-1
pa-rak-ki, parakki (acc.) Ee-vi-51

b
ara-
su

pa-rak parak

, (ww. i/i-klasse, een enkele maal a/u-klasse):

I. G-stam : zich dwars leggen (over = eli); hinderen, ertussen treden, moeilijkheden maken, iem. in de weg gaan
staan; AHw \sich quer legen";
1 elisu iptarka (G perf.): (hij [Ea] bond Mummu vast

en) lett. `hij legde zich dwars over hem', `sneed hem de
pas af', Ee-i-70
 ip-tar-ka, iptarka (G perf.) Ee-i-70
, ( 9 baramah): verheven schrijn, tempel,


heiligdom
1 ina paramahi sa ibn
u subatsu (G pret. subj. mv. v.
 `woning'): `in de tempel, die zij hadban^u; sbatsu, acc.,
den gebouwd als/tot zijn woning' (noodde hij [Marduk]
hen aan zijn dis) Ee-vi-70
9

, paramahi (gen.) Ee-vi-70


, (ww. a/u-klasse)
I. G-stam : snijden, verdelen, scheiden; stoppen (van een
stroom), stelpen (van bloed), staken;
p
het lijkt erop (c.f. von Soden) dat alle wortels met pr
een betekenis hebben die \scheiden" en \separatie"
aanduiden, vgl. para su `scheiden', para u `afsnijden',
`doorsnijden'; par^u `vomeren', `braken'; pat. a ru `losmaken', pasa ru `losmaken'; per u `spruit', etc.; AHw
\trennen", \abtrennen", \entschneiden";
}
, (subst.; OB purussa um, SB, LB ook purs^u,

paramahu

parasu

b
ara mah

puruss^u

puriss^u;
J esbar): beslissing; AHw \entscheidung";
1 puruss^
am para su een beslissing nemen, vonnis wijzen
(lett. een beslissing beslissen);
2 purruss^
am iprus (CHx5) `(en) vonnis gewezen heeft';
3 puruss^e m
a tim ana para sim `om vonnis over het
land te vellen'
4 puruss^e m
a ta ti sakin ina mahrika, (G stat. v.

saka nu), lett.: `de beslising over de landen
is gezet voor
u [S^n]' ) `de beslissing m.b.t. de landen wordt u voorgelegd' Sin1-11b
5 il
u sima ti 7-sunu ana esbar uktinnu (= ana puruss^; Dt pret. mv., passief bij D), lett.: `de goden van de
lotsbepalingen, hun zevental, werden bestemd voor de
beslissing' Ee-vi-81 (er werden 7 goden [door Marduk]
aangewezen tot het ambt van puruss^u \inwilligers".
Marduk als koning der goden wijst andere goden hun
plaats, maar niet als alleenheerser. Anu en anderen
blijven in hun souvereiniteit erkend als o.m. lotsbeslissers. Uit de tekst blijkt niet wie deze zeven zijn, wsl.
Anu, Enlil, Ea, de moedergodin en de drie astrale go
den S^n, Sama
s en Istar.)
}
+ su .
, (met warkatu `achterkant'):
een onderzoek instellen naar : : : (uitgedrukt in de suf x)
Nindexinstellen van een onderzoek, aan een verhoor onderwerpen (met pijniging);
IV. N-stam (
, passief)
6 par
a su + warkatu `aan een verhoor onderworpen
worden'
}
, geheim, geheimenis; (ook nis.irtu is `geheim',
`schat' !nas. a ru `bewaren'); AHw \Geheimnis";
7 piristi il rab^
ut (st.c.) `het geheim van de grote
goden' Sin1-17 (gen. possessivus: het geheim dat in de
beraadslaging van de goden besloten ligt; de uitdrukking \de geheimenis der goden" komt wel meer voor)
D pu-ru-sa-am , purruss^am (iprus), (acc.) CHx5
D ip-ru-us, (purruss^am) iprus, (G pret.) CHx5
p
pa-ra-si-im, par
a sim (gen.), CH-xxiv-72
DT
pu-ru-s
e-e, puruss^
e (st.c.) CH-xxiv-71
s I pi-ris-ti, piristi (st.c.) Sin1-17
J  , puruss^ (gen.) Ee-vi-81
, (ww. a/u-klasse; NA para su) AHw I \durchbrechen";
, (ww. denominatief: een ww. waarvan het
subst. de grondvorm is en die dan altijd primair toestandsww. zijn; bij pars.u)
I. G-stam AHw II \Kult durchf
uhren";
II. D-stam (
, bet. als G) AHw \Kult durchfuhren";
}
, G verb.adj., , LB ook paras.u; !garza! garza =
pa-an; cultische plicht, rite; vaak genoemd samen met het
equivalente m^e, zoiets als: culten, riten, taken, ambten, instellingen, ceremonie;
1 taskuns(u) ana paras. d En
u ti, (G pret. 2e p.enk. v.
saka nu + su met apocope van de u): `gij hebt hem
aangesteld in het ambt van de Anu-waardigheid' Ee-iv-

warkat

parasu

naprusu

piristu

s J
'sH 4

paras.u I


e
s bar

paras.u II

pars.u

purrus.u

82
2 gimir pars.ima hamm
a ta (G stat.vr.mv.trans. v.

hama mu) `Alle rituele functies hebt gij verzameld' )


`Alle ambten bekleedt gij/oefent gij uit' erra-iii-D9
d en-ll gu-u[m!garza! c

garza ana
mur]

9/

168

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

3 pars.u ana d enlil gummur (D v. gam


a ru `klaar zijn',
in D `beeindigen') `de ceremonie voor Enlil is voltooid'

'}' H
} V

CT51,161,r. 11

'} 4

,
,

(gen.mv.) CH-ii-64
(st.c.) Ee-iv-82

par-s
. e-ja, pars
. eja (gen.) Ee-vii-141

par-s
ma (acc.+ma) erra-iii-D9
. i-ma pars
.
!garza!
=
pars
. u CT51,161,r. 11
pa-ar-s
 pars

.
.

pa-ra-as
. paras
.

*parasu , (ww.):
IV. N-stam (naprusu): vliegen
}mupparsu, N part., , adj.; OB, SB:
garza

pasasu

pa-an

gevleugelde, vlie-

gensvlugge; (naam van een paard in Ee-iv-52)

2 }U

CAD

winged
=
mu-up-par-
s
a, muppar
s a Ee-iv-52

, (ww. a/u-klasse; ook para hu II , met sterke alef,
vgl. het wel verwante par^u met zwakke alef)
I. G-stam : doorsnijden, afsnijden
p; het lijkt erop (c.f. von
Soden) dat alle wortels met pr een betekenis hebben
die \scheiden" en \separatie" aanduiden, vgl. para su
`scheiden', para u `afsnijden', `doorsnijden'; par^u `vomeren', `braken'; pat. a ru `losmaken', pasa ru `losmaken'; per u `spruit', etc.; AHw \durchschneiden", \abschneiden";
1 sa Ti
a mat napsatus(a) puru ma (G imp.) `snij de
keel van Tiamat door!' Ee-iv-31

II. D-stam (
, bet. als G) doorsnijden, afsnij-

para u

purru u

s V
parsiktu
den



D
pu-ru-u -ma, puru ma (G imp.) Ee-iv-31
, (subst. < Sum., ook: parsiktu, status abs. parsikat, !pa nu II en onder %inhoudsmaten): schepel

CHx44x271

pars.u , verb.adj. bij !paras.u; !garza!


=
; cultische plicht, rite; vaak genoemd samen met het equivagarza

pa-an

lente m^e, zoiets als: culten, riten, ambten, instellingen, ceremonie; zie voorbeeld 1 (en verder) onder !para s.u II
op pag. 167
T pa-ar-s., pars. (gen.mv.) CH-ii-64
pa-ra-as., paras. (st.c.) Ee-iv-82

'' H
!garza!

CT51,161,r. 11

par^u , (ww. u/u-klasse ww. van de u-klasse zijn vaak ingarza

pa-an

pars
.u

transitief; zwak, i.t.t. sterke vorm !para u met andere


betekenis);
I. G-stam : vomeren, braken;
het
erop (c.f. von Soden) dat alle wortels met
ppr lijkt
een betekenis hebben die \scheiden" en \separatie" aanduiden, vgl. para su `scheiden', para u `afsnijden', `doorsnijden'; par^u `vomeren', `braken'; pat. a ru
`losmaken', pasa ru `losmaken'; per u `spruit', etc.;
voor `braken' ook !ar^u AHw III \sich erbrechen",
\vomere"
V
7

 -
sa
s u
ana pa-re-e e-te-ne-la-a
libbasu ana par^e
etenell^a
(G inf. gen. v. par^u `braken'; Gtn pres.vent. v. el^u in Gtn
`steeds weer omhoog gaan'; zonder vent. tenelli, hier
een Ass. 3e p.enk. met e-): `tot brakens toe komt zijn
maag steeds weer omhoog' of vrij: `(indien een man
zonder dat hij gegeten heeft) oprispingen heeft' BAM-

! ' 4 4x
C

!sed!

m^e

kas.u^ti

578-i-27, 47
a

sed

VW

ma-gal
magal

#
nag

isatti

D
i-par-ru
iparru

(a m^u `water' pl. tantum, maar hier zonder mes; !sed!


kas.u^ `koud', hier adv.m.mv.; expliciet G pres. v.
par^u `braken'): `hij drinkt een heleboel koud water
(maar) braakt (het) weer uit' BAM578-i-29
V
pa-re-e (ana) par^
e (G inf.gen.) BAM578-i-27
D i-par-ru iparru (G pres.) BAM578-i-29
, (ww. a/u-klasse):
I. G-stam : uitwissen, wegwissen (ook g.); AHw \tilgen",
\annulieren";
II. D-stam (
): wegpoetsen, tenietdoen; schrappen,
sed

pussusu
putassusu, passief bij D): in verval raken,

wegbeitelen
II/2. Dt-stam (
(uitgewist worden)

T

up-ta-as-s
-su-ma uptassis
u ma

(Dt pret. 3e p.mv.) Sil-A-65

pasahu , (ww. a/a-klasse, ook i/i-klasse): G stat. `in rust

zijn'; tech. term: a.h.w. de ideale toestand van een godheid, die de mens moet garanderen, met name nadat
de god boos is geworden
I. G-stam : bedaren, rust hebben, tot rust komen, bijv. van
het inwendige, dan bijna woord voor genezen; AHw
\sich abkuhlen", \beruhigen";
1 sunu l
u pash u (G stat.mv.; wens- of gebodsvorm,

ook soms het presens,
in afhankelijke zin vaak weer te
geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk
gevolg wordt de indicativus gebruikt): (de mens worde
belast met de arbeid der goden) `opdat z (de goden)
rust hebben/ rust genieten' Ee-vi-8, ook Ee-vii-10
5

 -
sa
s u i-pa-sah

2 libbasu ipassah (prognose na diagnose en therapie;
pasa hu `tot rust komen' bijna woord voor `genezen'):
`dan zal zijn inwendige tot rust komen' BAM578-i-8

III. S-stam
(
, causatief dus transitief): beda brengen, tot bedaren brengen; maar
ren, kalmeren, tot rust
ook intransitief; lithurgisch het tot bedaren brengen
van de vertoornde god.
3 ina m^e usapsih (S pret.): `hij bracht (hem) in de

wateren tot rust' Ee-i-63
4 urris l
a supsuh a ku (S stat. 1e p.enk.) `overdag heb

ik geen rust' Ee-i-38
5 urris l
u supsuh a t(a) (lu + S stat. 2e p.enk.) `opdat
 hebbe' Ee-i-38
gij het overdag rustig
d
6 musapsihu Igigi (S part.st.c. dus -u redundant):
`die de Igigi tot rust brengt/rust verschaft' Ee-vi-134
(omdat de mensen de last van de arbeid dragen)
III. S-stam (
, factitief, intransitief): rust vinden,
 op te vatten als denominatief van
rusten (misschien dan
de S-achtige vorm tapsuhtu `rust'; denominatief: een
ww. waarvan het subst. de grondvorm is en die dan
altijd primair toestandsww. zijn;;
7 kummukku l
u nubattani i nusapsih qerbussu

(S cohor. < *kummumku locativus; nubattu `avondrust', `pleisterplaats', `slaapplaats'; < *qerbumsu locativus `in zijn binnenste'): `in uw slaapvertrek zij onze rustplaats, opdat wij daarin rust vinden' Ee-vi-52
(wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van consequentie
\en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus
gebruikt)

'

supsuhu

supsuhu

169

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

}pasa his , (in Ee-vi-26; !-is na subst. vaak adverbiaal) in rust

}supsuhu, S verb.adj., , (elativisch):

rustig, zeer rustig,


zeer bedaard;
8 supsuhis in
u h, (G pret. v. n^ahu, `rusten'): `hij begaf


zich (heel rustig) ter ruste' Ee-i-75
}
, (acc.adv.; acc. v. S inf): \op een wijze van

tot rustbrenging"
) rustig, bedaard
}
, (acc.adv.; acc. v. S inf): \op een wijze
van niet tot rustbrenging" ) onrustig Ee-i-110
}
, (subst.; ook tapsa hu rust (tech. term
voor het bedaard zijn na toorn van een god; voor het
bewerkstelligen daarvan bestaan speciale riten) AHw
\Ruhe", \Beruhigung";
9 assu tapsuhti sa il (assu voorz.): `ter zake van de
rust der goden' Ee-vi-12
IV. N-stam (
,ingressief bij intransitieve G,
 iets met een beginmoment): tot
vaak bij toestandsww.,

supsuha
la supsuha
tapsuhtu

napsuhu

rust komen
10 dulli il
a ni midma sunu ippash u (G pret. v. emedu
 s a hu): [de mensen]
+2 acc. `zetten tegen'; N pret. v. pa

`die legde hij de arbeid der goden op zodat z rust
kregen' Ee-vi-130
5 i-pa-sah ipassah (G pres.) BAM578-i-8
N pa-as-hu, pash u (G stat.mv.) Ee-vi-8, vii-10

'' SU'}
b 2 b M
bM
>bb'M
''
'

(adv.) Ee-vi-26
,



pa-
s
a-hi
s pa
sa
 hi
s


s u-up-
s u-ha-ku 
s up
s uhaku

 stat. 1e p.enk.) Ee-i-38


(S

Ee-i-50


s up-
s u-ha-at 
s up
s uh 
at

 stat. 2e p.enk.)
(lu + S

 inf acc.; acc.adv.) Ee-i-110


(S


 pret.) Ee-i-63
u
-
s ap-
s i-ih , u
s ap
s ih (S


|
I tap-su-uh-ti, tapsuhti (gen.) Ee-vi-12
=
N mu-sap-si-hu musapsihu (S part.) Ee-vi-134
K
nu-
s ap-
s i-ih , nu
s ap
s ih

 cohor. 1e p.mv.) Ee-vi-52 
(S
K
5 nu-sap-sih , nusapsih
 cohor. 1e p.mv.) Ee-vi-54
(S


s up-
s u-ha 
s up
s uha

pasaqu , (ww. u/u-klasse) G-stat.:

benard z/w., nauw zijn,


eng zijn, moeilijk z/w.
I. G-stam : in het nauw zitten; AHw \eng sein/werden",

\beschwerlich sein/werden";

}pusqu, G verb.adj., :

moeilijk, moeilijkheid, nood, ellende,


tegenspoed, benauwenis; AHw \eng", \m
uhsam";
}
, in nood; in tijden van nood, als de nood aan
de man komt; soms temporeel te vertalen: toen : : : in nood
waren
1 sa : : : ittadd^
u suba tni ina pusqi (Gtn pret.subj. v.
nad^u < *intandiu; st.c.vr.mv. + suf. -ni `onze'): `[Mar-

ina pusqi

duk] die onze woningen : : : bouwde, toen wij in nood


waren' (successievelijk, daarom Gtn) Ee-vi-144
logogra sch:  <  ina paphal

2 ina pusqi in nood, als de nood aan de man komt Ee-vi150

}pasqa , (acc.adv.):

moeilijk

3 am
a ris pasqa, (= ana ama ri; ama ru `zien', `inzien'): `moeilijk te doorgronden' Ee-i-94

}sapsa hu ,

nood, benauwenis, benardheid

4 il abbsu t.eru ina saps


a qi (G pret. subj.; sapsa qu

`nood', `benauwenis', `benardheid'): `(Marduk die zo)


de goden zijn vaderen uit de nood redde' Ee-vi-126
> pa-as-qa, pasqa (acc.adv.) Ee-i-94

'S

's U
s


s ap-
s
a-qi 
s ap
s
a qi

(gen.) Ee-vi-126

pu-u
s -q
-im, pu
s qim (gen.) CH-iv-39

pu-u
s -q
, pu
s q
 (obl.), CH-xxiv-19, Ee-vi-144
< 

(ina) pu
s qi Ee-vi-150

, (ww. a/u-klasse): losmaken; hetplijkt erop (c.f.
von Soden) dat alle wortels met
pr een betekenis hebben die \scheiden" en \separatie" aanduiden, vgl. para su `scheiden', para u `afsnijden', `doorsnijden'; par^u `vomeren', `braken'; pat. a ru `losmaken',
pasa ru `losmaken'; per u `spruit', etc.; AHw \lockern",
\losen", \auflosen"
IV. N-stam (
), passief, (losgemaakt worden
van vervloeking, ban etc.) ) vergeven
1 napsura enema (N inf. en G inf.): vergeving en be-

pasaru

(ina) pap hal

napsaru

bH

straf ng Ee-vi-131

pasasu , (ww. a/u-klasse; K

nap-
s u-ra nap
s ura

(acc.) Ee-vi-131


s e
s ): zalven; (met als acc.
of ina); AHw \salben", \einreiben";
 
$
F
ga ku
inunna 
s e
s: : :
1 sisba lkul himeta lippasis (ga sisbu `melk'; lkul
a lu `eten'; ses pasasu `zalven', hier
prec. v. ku ak
N prec. te lezen: lippasis) 'hij gelieve melk te eten en
zich met botervet in te zalven', CT51-161,r. 6
, (ww. i/i-klasse):
I. G-stam : uitwissen, uitvlakken, verdelgen; AHw \tilgen",
\ausloschen";
}
, G part., (vr.) verdelgster (ook naam van
Lamastu, die babies verdelgt; ook de naam van een
ziekte;


a-si-a pa-sit-tum u lu-ba-t.i
gig
asia
pasittum
u luba t.i
marus.
(asu^ `hoofdpijn'; pasittum G part.vr. hier de naam van
een ziekte; luba t.u `verstopping', een buikziekte; gig
G stat. marus. `is ziek aan'): `dan is hij ziek aan de asu^hoofdpijn, de pasittum-ziekte of de luba t.u-buikziekte'

pasat.u

pasittu(m)

C C

':

BAM578-ii-18

na

bi

':}

pa-sit-tam
amelu su pasittam
(G part.vr. v. pasa t. u `verdelgen', lett. \verdelgster",
naam van een ziekte: `verdelgende maagzweer'): `deze
man lijdt aan de pasittu-ziekte' BAM578-ii-20
pa-sit-tum pasittum

':
':}

(G part.vr.; `verdelgster') BAM578-ii-18


pa-
s it-tam p
a
s ittam

(G part.vr.acc.; `verdelgster') BAM578-ii-20

patanu I , (ww. a/u-klasse, litt. woord):


I. G-stam : eten, proeven; AHw \essen";
}la pata n , (status abs.; adv.), lett.: \niet eten" )

(med.:) voor hij eet/gegeten heeft; op nuchtere maag (medicijnen innemen) ook wel als:
}
, (status abs.; adv.), lett.: \zonder te
eten" ) (med.:) op nuchtere maag (medicijnen innemen); in de praktijk (staat er vaak bij) `s morgens
vroeg voor het ontbijt;

S

K
#
sar
d
sum
su
ina a
nu pa-tan
nag
su ma
tas^at ina m^e la pata n
isatti
(su ma ina m^e `knoflook met water' of wsl. `knoflook
in water (mengen)'; S sud s^aku ` jnstoten', `verpulverren', G pres.2e p.enk.; # nag = \mond  wa-

balu patan

'B

170

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

ter" sat^u `drinken', hier de patient dus wisseling van


persoon G pres.3e p.enk.): `(dan) moet je knoflook verpulveren en hij (de patient) moet (het) met water op
nuchtere maag opdrinken' BAM578-i-14
F
K
di
s
na
nu pa-tan
summa amelu balu pata n
`indien een man, nog voor hij iets gegeten heeft, (oprispingen heeft)' BAM578-i-27

'B

'B

(status abs.) BAM578-i-14, 27

pataqu I , (ww. i/i-klasse)


pa-tan (l
a ) pat
an

I. G-stam : vormen, boetseren, vervaardigen, scheppen; AHw

\formen", \bilden";
1 assu asr ibn^
a iptiqa dannna (assu hier voegw.;
asru `plaats', maar pregnant `hemel'; G pret.vent. v.
ban^u `bouwen'; G pret.vent. v. pata qu; dannnu `onderwereld'): `omdat hij de hemel schiep en het aardrijk
formeerde' Ee-vii-135
}
, G part., ;
2 Umma Hubur p
a tiqat kala mu (G part.vr.; nom.

Ummu?) `Moeder
Hubur, die alles geschapen heeft'
 elis een epitheton voor Tia mat,
(Hubur, in de Enu ma

is de naam van de onderwereldrivier) Ee-i-133
IV. N-stam (
, passief):
3 nisu
 lippatqu (N prec. mv., wens- of gebodsvorm,
ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te
geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk
gevolg wordt de indicativus gebruikt): `opdat mensen
kunnen worden geformeerd' Ee-vi-14 over de schepping
van de mens
I
pa-ti-qat, p
a tiqat (G part.vr.) Ee-i-133
I > ip-ti-qa, iptiqa (G pret.vent.) Ee-vii-135
!pad! lip-pat-qu, lippatqu (N prec. mv.) Ee-vi-14
, (subst.) zwaard; AHw \Schwerd";
1 patarni ina l
a t.abahi ittadi suhtu (-ni bezit. vnw.

 nad^u `werpen')
`ons'; G inf. t.aba hu `slachten';
G perf.

lett. 'ons zwaard in het niet-slachten hij werpt kopergroen' ) `ons niet-gebruikte zwaard is onder het
kopergroen gekomen' erra-i-91
pa-tar-ni patarni (st.c.+ ni) erra-i-91

, (< *patiu) !pet^u `openen' etc.
, (ww. a/u-klasse; duh of du8 ):

I. G-stam : i.h.a. losmaken, verlossen
; inlossen, voldoen
(van zonde/schuld), afdoen/afkopen (van zonde/schuld);
; tenietdoen (van zonde/schuld) [\afdoening" van een
schuld is niet zonder meer \kwijtschelden", maar meer
het in staat stellen de schuld alsnog te voldoen.]
speci ek technisch: loskopen, vrijkopen (van slaven, die
ook zichzelf kunnen vrijkopen); [vgl. Christus als verlosser, die de losprijs voor velen betaalde, waardoor de
mens van slaaf tot vrije werd]; ook: `van verplichtingen
vrijwaren';
p
het lijkt erop (c.f. von Soden) dat alle wortels met pr
een betekenis hebben die \scheiden" en \separatie"
aanduiden, vgl. para su `scheiden', para u `afsnijden',
`doorsnijden'; par^u `vomeren', `braken'; pat. a ru `losmaken', pasa ru `losmaken'; per u `spruit', etc.; AHw
\losen", \ablosen", \auslosen";
1 GN-p
a t.ir G part. stat. PN `GN-is-losser'
2 ipt.ur rikssu (G pret. v. pat. 
a ru): `hij [Ea] maakte
zijn gordel los' Ee-i-67

pataqu

naptuqu

' b
c
patru


'

pat u, pat^u
pat.aru

3 su
 ma rama nsu ipat.t.ar, (G pres.; su onafhank.
pronoen `hij'; rama nu re exief pronomen `zichzelf'):
`(dan) moet h zichzelf loskopen' CHx32
}
, lett. dat van losmaking ) losgeld
4 ekallum ipat.t.arsu, (G pres. + su): `de staat (het paleis) zal hem vrij kopen' CHx32
5 amassu ipat.t.ar (G pres.) `hij zal zijn slavin loskopen'

sa pat.arim

CHx119
6 sa arn isu
^ tapat.t.ar arn (su^ `hebben'; G pres. 2e p.enk. v. pat. a ru; arnu `zonde', `schuld'): `hij die zonden

heeft, die zonden voldoet gij [S^n]' ) `gij voldoet zonden van degene die zonden heeft' (S^n is behulpzaam
bij de afdoening van schulden, maar niet zonder meer
door kwijtschelding) Sin3-54
7 lipat.t.ira(m) arnja (G prec. vent. 3e p.enk.; arnu
`zonde', `schuld'): `moge hij mij van mijn zonden verlossen', `laat hij mijn zonden ongedaan maken', `opdat
hij mijn zonden inlost/afdoet/opheft' Sin1-26a


ina 4
u4 -me
du8 -ma
ina 4
u me
tapat.t.arma
( du8 = duh hier G pres.2e p.enk. v. pat. a ru `losma `op de vierde dag moet je (hem)
ken', `verbreken'):
losmaken' BAM578-i-8 (na drie dagen lang een compres
omgebonden te hebben)
}
, (ipris-nomen; pl. tantum): losgeld;
[nom. vorm van het ipris(um)-type; %nominale typologie; er zijn er niet veel met zo'n vocaalvoorslag; vgl.
ikribu `gebed', ipt.iru `losgeld', isdihu `winst', ispiku
`voorraad(s-kruiken)', imt.u^ `verlies'] 
8 eqelsu ana ipt.ersu ul innaddin, (N pres. v. nad
a nu):
`zijn akker zal niet als zijn losgeld gegeven worden' (losgeld om hem vrij te kopen) CHx32
V
pa-t
a rim (G inf.gen.) CHx32
.a-ri-im pat
.
r i-pa-t.ar, ipat.t.ar (G pres.) CHx119
r ip-pa-at.-t.ar, ippat.t.ar (N pres.) CHx32
:

ip-t
-ra-a
s -
s u-ma,
.u

U }

ipt.iru, ipteru

' O'
'
 H bV
x b

H
2
2

(G pret. vent.) CHx32


ip-t
s u, ipt

s u (+ 
s u), CHx32
.e4 -ri-
. er
ip-t
.ur, ipt
. ur (G pret.) Ee-i-67
; !pad!
li-pat
.-t
.i-ra, lipat
.t
.ira(m)
(G prec. vent.) Sin1-26a
!pad! ta-pat.-t.ar, tapat.t.ar (G pres. 2e p.enk.) Sin3-54

D up-ta-t.i-ru, uptat.t.iru (D perf.subj.)


erra-i-136
{ up-ta-at.-t.ir, uptat.t.ir (D perf.; Dt pret.)
erra-i-133

pat
a ru BAM578-i-8
.
ipt
s
s uma
.ura

V
l

pat.u , (subst.) gebied, grens, grensgebeid, omtrek; jur.: gebied


duh

binnen de gemeentegrens; [De overheid draagt de verant-

woordelijkheid voor de veiligheid binnen haar grondgebied; als zij in deze in gebreke blijft, is zij aansprakelijk.] AHw \Grenze", \Gebiet";
pa-at, p^at (st.c.) Sil-A-81
I K pa-t.-su-nu, pat.isunu (st.c. + sunu) CHx23
, (ww.) G-stat.: verborgen zijn, geheim zijn;
I. G-stam zich verbergen, zich verstoppen; AHw \sich
verbergen";
II. D-stam (
): (iem.) verstoppen, schuilplaats verschaffen;
}
, D part., , OA, smokkelaar

' b
'
pazaru

puzzuru
mupazziru

171

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium


 is een zeldzame vorm die alleen
III/II. SD-stam
(De SD

in literaire teksten voorkomt. De betekenis is meestal factitief, dus als D. De vormen worden gekenmerkt
door de toevoeging van een s tussen de preformatieven in de D-stam: D pres. uparras )usparras; D pret.
uparris )usparris));
 part.) CH-iv-11
}
, (SD

III/2. St-stam (
, lexicaal): in veiligheid brengen, geborgenheid verlenen (zoals kuikens onder een
kloek);
}
, (subst. ook pusuru;/r/ klank verhindert soms
elisie voorafgaande vocaal, vgl. zikaru, eperu, labiru,
asaredu etc.): ontoegankelijke plaats ) geheim, verborgenheid, geheime plek, toevluchtsoord; AHw \Geborgenheit", \Geheimnis";
}
+
,
(syn.
met
tubqa ti emedu, !emedu): verborgen plekken opzoeken
) zich verschuilen, schuilplaatsen zoeken
1 ana puzr
a tim (puzura ti) (vr.mv.) in het geheim, in

muspazzir

sutapzuru

puzru

puzru emedu

het verborgene
2 s
a ru da msa ana puzra tim lbillu ni(m) (prec. vent.
v. wab
a lu `(weg)dragen'; da mu `bloed' sa ru `wind'):

`Moge de winden haar bloed naar het verborgene wegbrengen' (= brengen naar een plaats waar niets van
terug kan komen ) \de buitenste duisternis") Ee-iv-32
= T mu-us-pa-AZ-ZI-ir, muspazzir

'

Dpart.) CH-iv-11
(S

st H

F I us-tap- -ir-si-na-ti,
t part. -sina ti acc. 3e vr.mv.) CH-xxiv-58
(S
I pu-uz-ra-ti, puzra ti (vr.mv.) Ee-iv-32,
z


u
s tapzir
s in
a ti

variant

*p^equ , !D-tantum puqqu


per u , subst. !para u, ook parahu II ,

loot, spruit, telg


p;
het lijkt erop (c.f. von Soden) dat alle wortels met pr

een betekenis hebben die \scheiden" en \separatie"


aanduiden, vgl. para su `scheiden', para u `afsnijden',
`doorsnijden'; par^u `vomeren', `braken'; pat. a ru `losmaken', pasa ru `losmaken'; per u `spruit', etc.;
, (adj.; ook pas.u^, Ass. pas.iu; babbar): wit;
babbar, ud is afgeleid van
, of:
, pictogram van
de opgaande zon aan de horizon en krijgt daardoor
de betekenissen `dag', `wit', `stralend'; AHw \wei",
\hell(grau)";

} 

pes.u^

   }
 bu
 bu
 ul
u

babbar

bubu tu

pes.^at
hier stat.vr. pes.^at `is wit' of adj. pes.tu `wit';
na het aanleggen van een compres met medicamenten
kijken): `de buil is wit' BAM578-i-8
babbar

pet^u , (ww. -e; ppt


babbar

pes
at
.^

BAM578-i-8

ook pat^u, oud-akk. pata um; E bad),


G-stat.: open z/w.; soms transitieve stativus:
1 pat^
uni(m) sapt (G stat. + vent. -ni(m)) `zij openen
de lippen', gezegd van paarden in Ee-iv-53
I. G-stam (pres. ipatte, ipette) openen (ook van water:
de watertoevoer), te voorschijn halen, daardoor ook: gebruiksklaar maken, strijdklaar maken; in gebruik nemen (van
iets dat braak ligt), in werking stellen, ontginnen CHx44;
met verzwegen object `weg' soms: zich een weg banen;
blootleggen (wat onder de bovenlaag zit) ) beschadi

gen
2 iptema p^sa Ti
a mat ana la a tsu (G pret.; p^u

`mond'; la a tu `(door)slikken'): `T. opende haar mond


om die (de wind) te verzwelgen' Ee-iv-97
3 d
a mesu iptar  u (G pret. met harde alef; da mu
`bloed'): `zij sneden zijn [Kungu's] bloed af' Ee-vi-32
(om daar vervolgens de mens uit te creeren; proleptisch voor: \zijn keel afsnijden zodat het bloed eruit
spatte") Ee-vi-32
} , G verb.adj., , (< *patium, vr. pettu; nomen/adjectief van het paris-type, (vr. parist; %nominale typologie); vaak als nominale formatie bij adj. of verb.adj.,
vooral de vr. vorm: damiqtu `het goede', `geluk',
`gunst'; kittu < *kintu `waarheid') open; AHw \offen";
}
, (subst.; ook taptetu; st.c. teptt) ontginning
(van akker) CHx44 AHw \Urbarmachung", \Neubruch";
Eng.: opening, cultivation;
II. D-stam (
): oplossen (van moeilijkheden), verbreden;
IV. N-stam (passief): geopend worden (stadspoort) etc.,
zich openen, ontstaan
: pa-tu-ni, pat^uni(m) (G stat. vent.) Ee-iv-53

pet^u

tepttu

putt^u

' V
x
xV
xx
C
> N
x !
p
 U >
phu

(G imp.+ma) erra-i-96
,
(G pret. + ma) Ee-iv-97
ip-te-te, iptete (G perf.) CHx44x110
; !pad! li-pat-ta-a, lipatt^a (D prec.vr.mv.)
Ee-vii-148
I u-[p]e-et-ti, upetti (D pret. 1e p.enk.)
CH-xxiv-20
I ^ te-ep-ti-tim, tepttim (gen.) CHx44
, (st.c. v. p^u): `mond'

pi-i-
s
a, p

s a (st.c. + 
s a) Ee-iv-97
pi-te-ma pitema

ip-te-ma iptema

, (subst.;
h  bi(kas)usakagag): bier pul, bierkruik CHx111 (mogelijk een OB soort inhoudsmaat van 20 a 25 liter.); AHw \ein Bierkrug";

h
  

, phu CHx111

, !palasu
, (bij !parasu): geheim, geheimenis; (ook nis.irtu
`geheim', `schat' !nas. a ru `bewaren')
1 piristi il rab^
ut (st.c.) `het geheim van de grote
goden' Sin1-17 (gen. possessivus: het geheim dat in de
beraadslaging van de goden besloten ligt; de uitdrukking \de geheimenis der goden" komt wel meer voor)
s I pi-ris-ti, piristi (st.c.) Sin1-17
precativus , drukt een wens (\moge : : :") of aansporing (\laat
: : :") en wordt gevormd door het partikel lu met de stativus of het preteritum. Het partikel lu verbindt zich
met de werkwoordsvormen met preformatieven.
lu plus stativus drukt een gewenste toestand uit en
komt in alle persoonsvormen voor: lu balt. a ta moge U
in goede gezondheid zijn; gij leve!
lu plus preteritum drukt een gewenste actie uit en
wordt in OB aangetroffen in 1e p.enk. en in 3e p.enk.
en mv. en versmelt met de vocaal van de werkwoordsstam. De resulterende vocaal is altijd lu{ in 1e p. en
li{ in 3e p; ook in D en S, bijv. D liparris en S lisapris.
bijv.: limhas. (bij mah a s.u) `moge hij aanvallen'

 opeenvolging pret.-pres. , duidt
presens na preteritum
, in de
de pres. vaak op een omstandigheid bij de hoofdhandeling van het pret., de zgn. presens van de omstandigheidszin.
1 issima d Mummu izakkarsu(m) (G pret. v. sas^
u `roepen' + G pres. v. zaka ru `spreken') `hij riep Mummu en
sprak tot hem', (veel voorkomende stijl guur) `hij riep

>

pilsu
piristu

 sa ka gag
ka
s u

172

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

M. bij zich zeggende tot hem', `: : :, terwijl hij tot hem


spreekt' (omstandigheidszin is \terwijl-zin")
prohibitivus , negatief bevel, wordt gevormd door la plus
presens, bijv. la tapallah (pres. v. pala hu), `wees niet
 bent niet bang'

bang!', vgl. ul tapallah `jij

1 d S^n l
a tamass^anni (G prohib. 2e p.enk. v. masu^):
`vergeet mij niet, Sin!', `Wil mij niet vergeten!' Sin3-66
7 la, la CH-i-39
, (subst. vr.mv.;  ka; st.c. p): mond, muil; taal;
bevel, uitspraak, belofte; woordelijke inhoud (van een
tekst);
AHw \Mund", \Maul"; \Schnabel von Tieren",
\Aussage", \Befehl", \Weisung", \Wort", \Gerede",

\Mundung", \O nung";
1 ina p matim `in de mond van het land' (=in de
mond van de bewoners van het land, de mensen spreken erover);
2 ina p Enlil sak
a nu `in de mond van Enlil leggen',
d.w.z. `bewerkstelliggen dat Enlil het bevel uitspreekt',
vgl. Ned. \iem. iets in de mond leggen"
3 s.t pka lett. `het uitgaan van uw mond' ) uw
uitspraken, uw bevelen, uw woorden
4 iptema p^sa Ti
a mat (G pret. pet^u): `T. opende haar
mond' Ee-iv-97


s
ame
s
ina ka-su mal-da-ris du-ku
m^u
ina p^su
maldaris
illaku
(masdaris, maldaris `durend', `steeds' bij sada ru
`regelmatig zijn', `iets steeds maar doen' als een soort
hulpwerkwoord): `het water loop steeds uit zijn mond'
(`hij kwijlt voortdurend') BAM578-i-27
} +
, (ww. idioom < Sum.), lett.: `de mond
(open) doen' ) `het woord nemen/voeren', `toespreken' bijv.
5 Aps^
u p^asu pusamma (G pret. vent.) `Aps^u nam het
woord', `Aps^u ging spreken' Ee-i-35
}
, (-u = loc.), lett.: `door de daad van uw
mond' ) `door uw bevel'
6 epsu p^ka li  abit lum
asu, (N prec. v. aba tu I met
sterke alef; epsu(m) locativus = ina epes p^ka): `moge
door uw bevel het sterrenbeeld vernietigd worden' Ee-

p^u

C

p^u epesu
epsu p^ka

iv-23

}p^u + episu , (idioom < Sum.), lett.: `de daad van


de mond' ) `toespraak'
7 epsa p^kunu d Girra linh, (D prec. v. n^
ahu `rust heb-

 i.p.v. epis-): `jullie toeben'; epsa- onregelm. st.c.,


spraak kalmere (de vuurgod) Girra' Ee-i-161
}
, \zoals de tekst zegt" ) volgens voorschrift
met p^u `mond' maar ook `woordelijke inhoud van een
tekst'; tech. ook naar verhouding in math. zin;


ki-ma pi-i
mal-ma-lis tara-muk
kma p^
malmalis
taramuk
malmalis < mal-mal + is adv. `dienovereenkomstig',
hier `in gelijke hoeveelheden', `naar evenredigheid';
tar hier met overhangende vocaal te lezen als tara;
G pres.2e p.enk. v. rama ku `baden', `drenken', `dompelen', `laten wellen'): `die [drie plantjes] moet je volgens
voorschrift in gelijke hoeveelheden wassen/laten wellen' BAM578-i-40

, p CH-v-22


p^

s u BAM578-i-27

kma p^

V 

ka


ka 
su

Vy

 
' C aa
puhadu

K pi-i-ku-nu, p^kunu (st.c. + kunu) Ee-i-161


 pi-i-ka, pka (st.c. + ka; `uw bevel') Ee-iv-9; iv-23

pi-i-
s a, p

s a (st.c. + 
s a) Ee-iv-97
,

pa-a-
s a p^
a
sa

(acc.) Ee-iv-100

, (subst. pura s-nomen): lam; [nomen van het


 pura s-type, vr. pura st; (%nominale typologie); o.m.
voor dieren, diminutieven in de ruimste zin en diverse
andere nomina; bijv. pah a du `lam', suh a ru `jongen',

`kind']; AHw \Lamm"; 
, D stat. mv. v. !pah a ru, in D: `zich verzame len'

D puh-ru, puhru (D stat. mv.) Ee-vi-69
, (!pah a ru, ( ukkin) bijeenkomst, vergadering,
 i.h.a. enige mensen bij elkaar, daardoor ) tezamen zie
verder onder !pah a ru op pag. 164
F
V  i-na pu-uh-ri-im, ina puhrim CHx5
D  pu-uh-ru-us-sun, puhrussun

puhru

puhru

ss

(loc. < *umsu + sun(u)) Ee-i-55

 ( ina
F ( i-na
F(

Ee-vi-94

, ina puhur il Ee-i-153



Ee-iv-15


, ina puhri ila ni


ukin dingirdingir

, ina

ukkin

i-na

puhri

ukkin dingir me


s

puhu , !*p^ahu
pulh atu , (of pulhatu een alternatief voor pulhu, met hulpvocaal a; !pala hu `vrezen'): `vreeswekkendheid'
 , pulh a ta (acc.) Ee-i-137
pul-ha-ta

I pul-ha-ti, pulh a t (acc. mv.) Ee-iv-115
, (vr. puluhtu, !pala hu `vrezen') `vrees'

 purust-nomen; vr. v. pulhu, !pala hu
, (subst.;

 m. purs
`vrezen'): `vrees'; [purust-type vr. nomen,
%nominale typologie; vaak voor abstracta uit adjectieven; puluhtu `vrees'; t. u btu `vriendelijkheid']
p

, (ww. D-tantum
bij *p^aqu , p q
II. D-stam (
): acht slaan op, aandacht schenken aan
(met dativus of ana); AHw \acht geben auf"
1 epsu p^su il
u upaqqusu (D pret. + su, resumptief
voor epsu p^su): `de goden sloegen acht op zijn toespraak' Ee-vi-19
2 epsu p^su il
u lipiqqsu (D prec.; epsu locativus, als
ana epis of ina epis, hier ana van de dativus bij puqqu
`op zijn bevel'): `laten de goden acht slaan op hem, op
zijn bevel' Ee-vi-104 of (met -su resumptief): `laten de
goden op zijn bevel achtslaan'; of (cf. von Soden -su
= Marduk): `laten ze op hem letten, wanneer hij een
bevel geeft'
N u-paq-qu-su, upaqqusu (D pret. + su)

M
M

pulhu
puluhtu
puqqu

>

puqqu

Ee-vi-19

Ee-vi-103

; >

li-pi-iq-qu-
su
 lipiqq
u
su

(D prec. vr.mv.) Ee-vi-115

puru , !buru,III `kalf', `stierkalf'


puruss^u, purussa u , ( J 
li-piq-qa lipiqq
a

(D prec. + su)

e
s bar) !par
a su `beslissen'): `beslissing' zie voorbeeld 1 (en verder) onder
!parasu op pag. 167
DT
pu-ru-s
e-e, puruss^
e (st.c.) CH-xxiv-71
, (Sum. buranun): (de rivier de) Eufraat. Het logogram (zie hieronder) is op het determinatief na hetzelfde als dat van de stad Sippar (udkibnunki), dus
`de rivier, die langs Sippar stroomt'.
W    , Purattam, (acc.) H.Sip. 20
W
x, Purattam, (acc.) H.Sip. 20
W F     , Puratti (gen.), CH-iv-26
S pu-rat-tum purattum LL-Ms-ii-49

Purattu

C }
C }
C }


id ud kib nun

buranun


d ud kib nun na

173

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

puru , G imp. m.enk. v. !para u `door/afsnijden'


sD V
,
(G imp.) Ee-iv-31
pusqu , (!pasaqu `benard z/w.'): moeilijkheid, nood, el

pu-ru-u -ma puru ma

lende, tegenspoed, benauwenis; zie voorbeeld 1 (en


verder) onder !pasa qu op pag. 169

ss

pu-u
s -q
-im, pu
s qim (gen.) CH-iv-39

pu-u
s -q
, pu
s q
 (obl.), CH-xxiv-19, Ee-vi-144
< 

ina pu
s qi Ee-vi-150

, (subst.; mv. p^atum, pu ta tu; s
sagki
voorhoofd; AHw \Strin", \Stirnseite";
, !paza ru `verborgen zijn'; ontoegankelijke
plaats ) geheim, verborgenheid, geheime plek, toevluchtsoord; zie voorbeeld 1 (en verder) onder !paza ru op
pag. 171
I pu-uz-ra-ti, puzra ti (vr.mv.) Ee-iv-32,

putu
puzru, puzuru

ina pap hal

st H

variant

qaba u , Ass. vorm v. !qab^u; `zeggen', `spreken', etc.


qabal , st.c. (met hulpvocaal a) v. !qablu onder *qabalu
*qabalu ,
}qablu I , (subst.; vanaf oud-akk.; Q
):


murub4

midden, middelste deel; heup;


AHw

I \Hufte", \Mitte"; CAD A 1 middle, center,


middle part; 2 hips, loins, waist; 3 trunk (of a date
palm); 4 belt; 5 nd qabli (a mode of tuning)
II
murub4
-su kim-s.a-su
1 qabl
asu kims. asu (lichaamsdelen in dualis, in logogrammen aangegeven met
ii; ook kis
. s. a {, kins. a -):
`zijn heupen en zijn schenen (doen hem pijn)' BAM578-

Q:! J!

i-28

}qablu II , (subst.; vr. en m.; mv. qablu en qablatu;


vanaf oud-akk.;
; ook (in CH)  
 ; st.c. qabal; een pars-formatie van *qabalu):


sen 
s en

murub4

strijd, gevecht;

AHw

II \Kampf", \Schlacht"; CAD B 1 battle, warfare; 2 catastrophe, quarrel


}
, in
2 qablus Ti
a mat ibarri (G pres. v. bar^u; qablus secundaire locativus, een zgn. \back-transformation": ussu/a < -umsu/a wordt -us met veronachtzaming
van de oorspronkelijke assimilatie m>s; de locativus
in standaard litt. Babylonisch ook i.p.v. ana + genitief.; hier qablussu/a (< -umsu/a) wordt qablus): `hij
speurde naar strijd/zon op strijd met T. (gen.obj.)' )
`hij zocht de strijd met T.' of `hij keek/onderzocht hoe
hij het beste de strijd met T. kon aangaan'.

q
a-ba-al, qabal (st.c.), CH-iii-71
7 ^ qa-ab-la-tim, qabla tim (vr.mv., gen.)

qablus

?? *

Q
:!
qablu !

CH-xxiv-32

qab-lu-u
s qablu
s
murub

II

, ( *qaba lu)

Ee-iv-65
BAM578-i-28

-
su
 qabl
a
su

qab^u , (ww. i/i-klasse; Ass. qaba u; vanaf oud-akk.; 

en 
dug4 ga),
I. G-stam (pret. iqbi, pres. iqabbi, stat. qabi): zeggen,
spreken, uitspreken, bevelen, meedelen, bevestigen;
AHw II: \sagen", \befehlen"; CAD A 1 to say, to tell,
to speak, to reprot, to recite, to pronounce, to utter, to
declare (with direct object), to object, to ask; 2 to say
dug4

in a written document, to list, to enumerate; 3 to make


a statement, deposition, to declare publicly, in court; 4
to give an order, to decree, to enjoin; 5 to promise; 6 to
permit; 7 to name, to call; 8 to designate, to indicate,
to show
ww. van spreken leiden vaak de directe rede in, bijv.
iqtabi (G perf.) `(en) verklaart:' ,`(en) zegt:'
1 GN-bal
a ssu-iqbi PN met G pret. GN-heeft-bevolen-

dat-hij-leeft
2 iqabbi ana libbisu lutb^ lus.lalma, (G pres.; cohor. v.
teb^u `opstaan' en s.ala lu `slapen', zie voorbeeld 2 (en
verder) onder !teb^u op pag. 234): `zeggende tot zich-

zelf (lett. tot zijn hart): moet ik opstaan of moet ik


slapen gaan?' erra-i-16
3 mimm^e haliq iqtabi (mimm^
u `bezit', G stat. v. hala qu

`kwijt zijn') `en verklaart: mijn bezit is kwijtgeraakt'

CHx126
4 asar atta taqabb^
u (<taqabbiu G pres. subj.) `(overal)
waar gij [S^n] beveelt' Sin3-43, qab^u absoluut gebruikt.
5 ab
a tu u ba n^u qibi, (G imp.; G inf. v. aba tu als subst.
`vernietiging'; G inf. v. ba n^u als subst. `schepping'):
`beveel vernietiging en schepping!' Ee-iv-22
6 t
u r qibisumma, (G imp. v. t^aru `omkeren' en G imp.
v. qab^
u in %hendiadys `nog eens doen', `herhalen'; +
sum + ma): `beveel hem andermaal!' Ee-iv-24
7 epsu psu ana d Ea iqabbi, (locativus; G pres.): `met

zijn toespraak tot Ea spreekt hij (aldus)', `het woord


nemend sprak hij tot Ea:' Ee-vi-3
8 ana zikrisu qab^e (cohortativus, zelfaansporing; qab^e
gen. `spreken'; verwacht eig. zikrasu ana qab^e, de neiging bestaat om alles na ana in de genitief te zetten;
zikru `naam'; ana `in reactie op'), lett.: `in reactie op
het uitspreken van zijn naam' ) `als zijn naam genoemd wordt' Ee-vi-102
I/3. Gtn-stam (
, iteratief) CAD 9 to say repeatedly, iterative to mngs. 1, 3, 4;
II. D-stam (
) CAD 10 to say, to speak
III. S-stam (
, causatief) CAD 11 to have someone
say, decree, to make a declaration, to take an oath, to
recite, to confess (?) to have orders issued
IV. N-stam (
, passief) CAD 12 to be said, decreed, recited, ordered;
}
, (subst.; qaba u; vanaf OB; 
dug4 ga):
CAD A 1 speech, statement; 2 address (to a god);
3 promise; 4 prognosis, prognostication; 5 order, say,
permission (?), guarantee; B (OB, NB; a container)
}
, (subst.vr.; mv. qib^ati vanaf OA, OB; 
dug4 ga, in PNs ook
e): gebed, bede, verzoek; bevel;

qitabb^a
qubb^u
suqb^u

qab^u

qibtu

aantijging
AHw

naqb^u

\Ausspruch", \Befehl"; CAD 1 speech, word, report; 2 order, command; 3 promise; 4 prayer; 5 divine
pronouncement creating and maintaining the proper
function of the world


9 ina qibt d Sama
s `op bevel van Sama
s ';
10 aw^
at iqb^u (subj., kort voor aw^atim sa iqb^u) CHx3
`de woorden, die hij heeft gesproken'; `de kwestie, waarover hij heeft gesproken' ) `zijn aantijgingen'
11 d Nintu q
a biat dumqja (G part. vr.enk. st.c.) lett.
`Nintu de spreekster van mijn goedheid' ) N. die voor
mij ten beste spreekt.
12 l
a innenn^a qibtka (N pres. vent. v. en^u `wijzigen')
`uw gebod zal/kan niet veranderd worden' Ee-iv-7

174

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

13 k^
ata qibtka la innenn^a, (N pres. mv. vent. < ia(m); k^ata is proleptisch t.o.v. {ka): `wat u betreft:
uw bevelen mogen /kunnen niet veranderd worden' Eei-158
14 qibtussu l
u su turat elis u saplis (S stat. prec. v.

wata ru `zeer uitmuntend zijn'; qibtussu als pseudo-locativus: `op zijn bevel' heeft geen zin; we nemen het
als nom.): `zijn bevel zij boven en onder zeer uitmuntend' Ee-vi-104 of (wens- of gebodsvorm, ook soms het
presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin
van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat
dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt
de indicativus gebruikt): `zodat zijn bevelsvoering in
de hemel en op aarde als de hoogste geldt'
>
qa-b
e-e, qab^
e (G inf.gen.) Ee-vi-102

>
qa-ba-a-a, qab
a a (Ass.; met -a `mijn') erra-i-106

i-q
a-ab-bu-ma, iqabb^
uma (G pres. + ma)

CC

? sV
V
N
D b
D  b
s
sb
s>
?
s>
s
N
CHx9

P iq-ta-bi, iqtabi (G perf.) CHx126


q-bi qibi (G imp. beveel!, qib G imp. vr.) Ee-iv-22
~
q
-bi-
s um-ma qib

s umma, (G imp. beveel
hem!) Ee-iv-24


I



Ee-vi-104

(st.c.) CH-xxiv-84
, qibssu (<*qibitsu) Sil-C-17
q
-b
-ti-
s u, qib
ti
s u (vr. + 
s u) Sil-C-127
q
-bit-ka, qib
tka (+ ka) Ee-iv-7
q
-bit-su qib
tsu (st.c. + 
s u) Ee-vii-151
q
-bi-tu
s -
s u, qib
tu
s
s u (pseudo-loc. +
s u)
q
-b
-it qib
t

q
-b
-s
u

i-qab-bi, iqabbi (G pres.) Ee-vi-3, vi-86


a aq-bi, aqbi (G pret.1e p.enk.) erra-i-147
P ~ i[q]-bu-sum, iqb^usum <iqbiu (G pret. subj.u +
dat. sum), Sil-C-93

K
iq-bu-
s u-nu-
s i-im, iqb^
u
s un
u
s im
(G pret. subj. 3e m.enk. + sunusim, Sil-C-59
e
P
iq-bu-
u, iqb^
u (G pret. subj. 3 m.enk.) CHx3


tka of qab^
uka `uw bevel'
4  -ka, qib
Ee-i-158

ta-qab-bu-
u, taqabb^
u (G pres. subj.) Sin3-43
e
~
taq-bu-u, taqb^
u (G pres. 2 p.enk.) erra-i-107

q
-bi-it qib
t (st.c.) yos-ix-71,5
dug

ga

qadasu , (ww.; alleen stat.; oud-akk., OB, SB):


G-stat. (qadis): rein z/w.;
AHw

(?)

\rein werden, sein";

II. D-stam (

CAD

1 to be free of claims

quddusu, elativisch):

reinigen; CAD 2 to

clean; 3 to make ritually clean, to purify; 4 to consecrate, to dedicate


}
, D verb.adj., , elativisch): zeer gereinigd, geheiligd; [adj. van het purrus-type, vr. purrust; %nominale typologie; verb.adj. van de D-stam, vaak in
gebruik ter aanduiding van lichamelijke gebreken;
sukkuku `doof'; kubbutu `zwaar', maar hier D elativisch]
1 ina bni quddusi (bnu `Tamarisk'): `met een (tak
van een) hoogheilige tamarisk' Sin1-20b
II/2. Dt-stam (
, re exief) CAD 5 to purify
oneself

qud-du-
s i, quddu
s i (gen.) Sin1-20b
, !qadu
, !qudmu;
, ook qadi; subst. in loc.; in gebruik als voorzetsel
(ook !adi) naast, tezamen met, voorbij;

quddusu

qadi
qadmu
qadu

qutaddusu

AHw

\nebst", \zusammen mit";

1 qadu tuqm
a tisunu, (a.h.w. = ina qad-): `te zamen
met hun strijd(macht)' Ee-iv-118
qa-du, qadu (subst. als voorz) Ee-iv-118

qalapu , (ww. a/u-klasse; vanafOA(?), OB):

I. G-stam (pret. iqlup, pres. iqallap schillen;


AHw

\abschalen", \schalen" CAD 1 to peel, to skin,


to peel o ; 2 to hatch;
II. D-stam (
) CAD 3 to peel, to peel o
IV. N-stam (
, passief) CAD 4 (passive)
}
, (subst.; st.c. qilib; J bar): schil, huid, schors;
AHw \Haut", \Schale"; CAD 1 skin, peel (of a fruit); 2
peeled-o piece (of plating); 3 peeled-o skin; 4 napless
(?) cloth
n.b.
Ee-i-9 ook: qi-lip-su
-un, maar lees: qereb-su-un, qerebsun (is ook logogram kikal)
, !qastu `boog' etc.
, (ww. -u-; vanaf OB;
meme):
I. G-stam (pret. iqu l, pres. iq^al, NA: iqual, mv. iqullu,
stat. qa l, imp. qu l
1 acht slaan op, oppassen;
2 zwijgen, (`oppassen' als aandacht geven; in het Arabisch juist `spreken')
AHw \Aufpassen", \schweigen"; CAD A 1 to become
silent, to stay quiet, to be unmindful of, 2 to heed, to
pay attention
}
, (subst.; OB, SB;
n
gmegar): stilte, stilzwijgen, rust;
AHw \Stille", \Schweigen"; CAD calm, silence, stupor
1 q
u lu is.batu (G pret. mv. v. s.aba tu `grijpen', `in acht
nemen'): `zij bewaarden het stilzwijgen' Ee-i-58
2 q
u lu lissakinma, (N prec. + ma v. s.aba tu): `moge
stilte tot stand gebracht worden', `er kome stilte'; `laat
er stilte komen' Ee-i-40
}
, (adv.): zwijgend, stilletjes, zonder iets te

qilpu

qullupu
naqlupu

B!8

qaltu
q^alu



UU

qulu

q^alis

doen
3 q^
alis tusb, (< tusib, G pret. 2e p.enk. v. wasa bu):

y  V

`(maar) u zat zwijgend ter neer' Ee-i-114

qu-lu, q
u lu Ee-i-40, 58
> qa-lis, q^alis (adv.) Ee-i-114erra-i-95

qu-[la]m-ma, qulamma (G imp.+dat. -am+ma)


erra-i-106

qal^u , (ww. u/u-klasse later ook i/i-klasse; OB, SB, NA;

gibil

en

):

g
bil

I. G-stam (pret. iqlu, SB ook iqli; pres. iqallu, SB ook


iqalli; stat. qalu, SB en NA: qali; imp. qulu): branden,
verbranden;

AHw \r
osten", \verbrennen"; CAD 1 to burn (intrans.); 2 to burn, burn down; 3 to make a burnt offering 4 to roast; 5 to re ne;
1 awltam su
a ti iqallusi (G pres. 3e p.mv. + si) lett.:
`deze vrouw, ze zullen haar verbranden' CHx110
II. D-stam (
) CAD 6 to burn
IV. N-stam (
, passief) CAD 7 to be burned,
roasted
e

i-qal-lu-
u-
s i, iqall^
u
s i (G pres. 3 p.mv.)

qull^u
naql^u

W>

CHx110

qan^u : (subst. plantennaam; ook qanu u; mv. m. en vr.qan^u




en qan^atu; vanaf OA, OB; U gi; U gi qan^u `riet',


afgeleid van pictogram dat riet voorstelt , Sum. gi
is `riet'; Ned. kanaal < Lat. canalis v. canna [riet] <

175

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

Gr. kanna [rieten mat] is verwant met het Sem. woord


qan^u, Hebr. qa ne): riet;
AHw \Rohr"; CAD 1 reed; 2 (a fragrant reed) 3 arrow;
4 tune, pipe; 5 measuring rod; 6 plot of land;
}
, (U
gidu10 welriekende plant; t
. a bu
`zoet') `zoet riet' BAM578-i-48
, (q^abu, ww.; { diri):
I. G-stam (pret. iqp, pres. iq^ap): bouwvallig worden;
AHw I \einfallen", \einst
urzen" CAD B 1 to buckle,
to cave in
, (ww. --; vanaf oud-akk.):
I. G-stam (pret. iqp, pres. iq^ap en iqiap, mv. iqippu,
stat. qp): \iem. met de zorg over iets belasten" (iem.
+ iets 2 acc.) ) toevertrouwen, vertrouwen; (zakelijk
vertrouwen )) krediet verlenen, een voorschot geven [vgl.
Du \glauben" voorschot geven en \Glaubiger" crediteur.]
AHw II \anvertrauen", \vertrauen", \jmd. betrauen
mit" \glauben"; CAD A 1 to believe, to give credence
to, to trust; stat. and inf. to have reliable information; 2 to entrust someone with a task, valuables to
entrust something to someone; 3 to entrust silver (or
goods for trade or on consignment); 4 to make a qptuloan,
1 m
usa iqtpa (G perf. vent.): `hij [Marduk] vertrouwde (de maan) de nacht toe', `belaste (de maan) met de
zorg over de nacht' Ee-v-12
II. D-stam (
) CAD 5 to guarantee
IV. N-stam (
, passief) CAD 6 to be believed; 7
to be entrusted
}
, (of ana qpti; subst.; vanaf OA, OB): als borg,
tot krediet, op voorschot;
AHw \Vertrau
en", \Krediet"; CAD 1 belief, trust; 2
oce, position; 3 an amount of silver entrusted to an
agent for buying goods to be sold on consignment, or
the consigned goods themselves, on which interest is
not charged until a particular (usually unspeci ed) period has elapsed;
2 ana qptim iddin `hij gaf als krediet' CHx111

i-q
-ip-ma, iq
pma (G pret.) CHx107
^ q-ip-tim, qptim (gen.) CHx111
P I iq-ti-pa, iqtpa (G perf. vent.) Ee-v-12
, (subst.; ook kaqqadu; <*qadqad; mv. v. de vr.
vorm:pqaqqada tu; s sagdu; zelden alleen s
sag;
qdd in Hebr. `het hoofd buigen'): hoofd (als
lichaamsdeel), kapitaal (geld); (ook als re exief vnw.:
qaqqad: ikzelf) ;
een woord waarvan de stam een reduplicatie heeft. Dit
is vaak het geval bij woorden voor lichaamsdelen, in het
bijzonder qaqqadu < qadqad `hoofd', gulgullum `schedel', kimkimmu `polsgewricht'.
woorden voor `lichaam' (ook `adem', `ziel') worden in
alle Semitische talen als re exief pronomen gebruikt.
\Zich(zelf)" is in het Ned. een recente aanwinst (uit
Du `sich' een 4e n.v. als `mich' en `dich'). Verovert
Ned. taalgebied vanuit het oosten, vanaf einde middeleeuwen tot in de 17e eeuw zegt men `hij wast hem'
i.p.v. `hij wast zich'; vgl. volkstaal `hij wast z'n eigen'.
Onder invloed van de Statenvertaling is de vorm \zich"
ABN geworden.;
AHw \Kopf", \Kapital"; CAD 1 head (as part of the
body), 2 person, self; 3 head of an organization, leader;
4 top, top part; 5 beginning (of time spans); 6 original

qan^u t.abu
q^apu I

q^apu II, qiapu

qptu

quppu
naqupu

 ' V

qaqqadu

amount, principal; 7 (a stone); 8 (in idioms); 9 head


tax;
1 qaqqadu kabtu : geeerd persoon, eer
}
, (s
saggi6 ; genitief, die
van een adjectief afhangt komt niet veel voor; s.alma t
!s.alamu vr.mv. omdat nisu `volk', dat als vr. geldt,
wordt voorondersteld): `zwarthoofdigen' (Sum. leenvertaling, zoals de Sumeriers zelf worden omschreven)
saggi6 .ga met sag `hoofd', gi6 (g) `zwart', -a is een
nominaliseringsmorfeem, g inhaakspelling.
2 lpusma re u
^t s.alma t qaqqadi (G prec. v. epesu
`handelen'): `laat hij [Marduk] het herderschap over de
zwarthoofdigen uitoefenen' Ee-vi-107
s
 6, s
a t qaqqadim CH-i-41
. alm
s s.al-mat  , s.alma t qaqqa di Ee-vi-107
s

, qaqqadi (gen.) Sin1-4
, Ass. vorm v. !qerebu `naderen'
,
}
, (adj.; vr. qarittu, qarattu, vanaf oud-akk.):
heldhaftig;
AHw \kriegerisch", \heldenhaft";
CAD heroic,
valiant
1 ina d Igigi qard
a ku ina d Anunnaki gasraku (nominale zin met sux -ku `ik ben') `onder de Igigi ben ik
[Erra] heldhaftig (of elativisch: de heldhaftigste), onder
de Anunakki ben machtig (de machtigste)' erra-i-111
}
, (subst.; mv. qarra du vanaf oud-akk.;
s ursag): krijger, voorvechter, held; niet de gewone soldaten, maar de uitgelezen soldaten, de voorvechters, stoottroepen, commando's; [parra s-type nomen en adjectieven (%nominale typologie) voor beroepen in ruime zin (beetje participiaal); ook gewoonten
en zaken die men \pleegt te doen"; nappa hu `smid',

dajja nu `rechter', sarra qu `dief', wassa bu `bewoner',
`huurder'];
ur in Sumerische persoonsnamen wel `Man van : : :',
vgl.
Urd Nammu, Urd Ningirsu, Urd Zababa;
Ur
edubba; wsl. niet hetzelfde woord als ur `hond';
AHw \Krieger", \Held", adj.: \kriegerisch"; CAD 1
hero, 2 warrior
2 sa m
a ru qarra du muter gimillini (D part. v. t^aru
`teruggeven'; st.c. +ni `onze vergelding': lett. \de
teruggever van onze vergelding"): `van de zoon, de krijger, onze wreker/die ons gewroken heeft' Ee-vi-163
}
, (subst.; oud-akk., OB, SB; s ursag):
krijger, held
3 qarr
a d la sana n) (la sana n `zonder weerga') [de
Sibitti], `de niet te evenaren helden' erra-i-97
s  , qarra du, CH-ii-32
^ qar-ra-dim, qarra dim, Sil-C-64
qar-ra-du, qarra du, Ee-vi-163
S qar-rad, qarra d, (st.c.mv.) erra-i-97
^ qar-du-tim qardu tim

s.almat qaqqadim

qarabu
qaradu II
qardu

sag gi

sag du

sag du

qarradu

quradu

MM? HH
MM
MM OO 
H

ur sag

(G verb.adj. mv.acc.) Sil-C-5


qar-da, qarda (acc.) Ee-iv-70
qar-da-ku, qard
a ku (nominale zin+-ku) erra-i-111

qu-ra-du, qura du erra-i-91, 124

qaranu , !garanu
qir^atu , mv. v. !qartu I `(graan)schuur' etc.
qarbu , qerbu (!qerebu), subst. `binnenste' etc.
qir^etu , mv. v. !qartu I `(graan)schuur' etc.
qartu I , (subst.; ook qirtu; mv. qar^atu, qar^etu, qir^atu;

176

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium


ga

AHw


s e; vanaf OB): berging, loods, schuur;
\Kornboden", \Speicher"; CAD storeroom, gra-

nary
V ^ qa-ri-tim, qartim (gen.) CHx120
, (subst.vr.; ook qannu; dualis qarna n, mv. qarnu en
qarna tu; p si): hoorn, ook de hoorns van de maansikkel; Hoorns van een tempel: een tempel wordt wel
vergeleken met een stier (met name de ziqqurat). Koning Assurbanipal: \ik brak stuk de hoorns van de
ziqqurat" (van de vijand).
AHw \Horn"; CAD 1 horn, 2 pincers of the scorpion,
3 cusp, horn of the moon and other celestial bodies;
4 horn as a container, rhyton; 5 protruding (hornshaped) part or decoration of objects; 6 power(?) in
transferred meanings;
1 qarn nab^
ata ana uddu 6 u me (G stat. 2e p.enk.
v. nab^
u II `stralen'; acc. v. betrekking): \wat betreft
hoorns straalt U om 6 dagen af te bakenen" ) `hebt
gij lichtende hoorns ter markering van 6 dagen' of (met
nab^u I `noemen': `(dan) wordt gij \hoorns" genoemd'
Ee-v-16 (over de maan)
qar-ni, qarn (acc.mv.) Ee-v-16
F
qar-na-a-
su
, qarn
a
s u (dualis) Ee-vi-66
, !qara du: `krijger', `held'
, < qa t + su, !qa tu `hand'
>  qa-as-su, qa ssu Sin3-44
, (subst.vr.; ook qaltu; mv. qasa tu; vanaf OA, OB;
(gis )ban): boog (van pijl-en-boog); boogschutter
l
u
l
u
(dan
ban of
gi
s ban)
AHw \Bogen"; CAD 1 bow; 2 archer; 3 (a constellation or star) 4 bow ef, i.e. land granted by the king to
which originally was attached the obligation to out t
an archer;
mul
ban:
booggesternte (sterrenbeeld: delen
van de huidige sterrenbeelden Grote Hond met de helderste ster Sirius en deel van Orion
1 ibsim qasta (G pret. v. bas
a mu) `hij [Marduk] vervaardigde een boog' Ee-iv-35
2 qastu u ispatu idussu lul (G pret. v. al
a lu I `ophangen'; term. idus + su) `hij hing boog en koker [pijl en
boog] aan zijn zijde' Ee-iv-38
3 salsu sumsa qastu ina sam^e u
 sapi (S pret. v. wap^u
`zichtbaar worden', S: `doen verschijnen'; salsu `derde';
qastu bijstelling of \als-casus" `als boog'): `met haar
derde naam `Boog' stelde hij [Anu] (haar) zichtbaar
aan het rmament op' Ee-vi-90
4 ultu sim
a ti sa qastu ismu d Anum (G pret. subj.
v. s^
amu `vaststellen'): `toen Anum de lotsbestemming
van de Boog had vastgesteld' (de boog als gepersoni ceerd wapen) Ee-vi-92
> qa-sat-ni qasatni (st.c. + ni) erra-i-89

qarnu

M C!
M
qarradu
qassu
qastu

n
(
(
q^asu, qiasu

gi
s
gi
s

, qasta (acc.) Ee-iv-35

ban

, qastu Ee-vi-82, 92
, qastu Ee-vi-90

ban

mul

ban

, (ww. < *qajasum; vanaf oud-akk.;  ba;


 ):
I. G-stam (pret. iqs, pres. iq^as (OB, Ass. iqias), mv.
iqissu, stat. qs): (het leven) schenken, cadeau doen;
AHw \schenken"; CAD 1 to deed, to make a donation to make a land grant, to make a gift (of silver
or goods) with the understanding of receiving some-

U

n
g ba

thing of equivalent value, to make a votive o ering, to


dedicate, to give a present; 2 to bestow health, good
fortune etc., to grant wisdom, power, riches, etc., to
grant progeny;
II. D-stam (
, multipliciteit van object) CAD 3 to
bestow many gifts 4 Dt: passive to mng. 1
^ q-i[s]-tim, qstim, Sil-C-151
;
~ li-q-su-sum, liqsu sum (prec.) Sil-C-152

i-q
-
s u, iq

s u, (G pret. subj.) CH-iv-1
, (ww. i/i-klasse;
sig), [<*qat
. a nu, in woorden
met 2 emfatische cons. q, t. dissimileert er een (t.>t, q
prefereert boven t.); in wortel met 2 emfatische cons. q,
s. dissimileert er een q>k ]
I. G-stam (pret. iqtin, pres. iqattin) dun z/w., klein z/w.,
gering z/w.;
AHw \klein s/w.", \gering s/w.", \d
unn s/w."; CAD
1 to become thin, narrow,
II. D-stam (
) CAD 2 to form into single le
}
, (adj.; vr. qatantu, qatattu; mv. qatnu tu, vr.mv. qatna tu; vanaf oud-akk.; sig): dun, smal;
AHw \d
unn", \schmall"; CAD 1 thin, ne, narrow; 2
younger
, (ww.; MB, MA, SB, NA;
sar), [<*qat
. a ru, in
woorden met 2 emfatische cons. q, t. dissimileert er een
(t.>t, q prefereert boven t.); in wortel met 2 emfatische
cons. q, s. dissimileert er een q>k ]
I. G-stam (pret. iqtur, pres. iqattur roken, uitroken; komt
hoofdzakelijk in D voor.
AHw \rauchen"; CAD 1 to rise, billow, roll in (said of
smoke, fog); 2 to become gloomy, dejected, desponent,
II. D-stam (
): bewieroken, in rook hullen, in rook
zetten (+2 acc.: iem./iets met iets) [zowel liturgisch
als geneeskundig];
AHw \zu Rauch machen"; CAD 4 to make somber,
dejected 5 Dt to fumigate oneself 6 Dt passive to mng.
4
III. S-stam (
, causatief): CAD 7 to cause smoke,
fog to rise, incense to billow
}
, rook
}
, (subst.; mv. quta ru ; SB, NA): CAD fumigant
}
, (ook: qutrennu, qutrinnu): wierook, reukoffer, geuroffer
1 lises.in qutrinn (S prec. v. es.enu `ruiken' (trans.) en
`rieken', `ruiken' (intrans.): `moge hij geuroffers doen
ruiken'/ `moge hij welriekende reukoffers instellen' Ee-

b
b
qatanu

qatnu

qussu

quttunu

qataru

qutturu

suqturu

qutru
qutaru
qutrenu, qutrnu

vi-111

}qutratu ,

(subst. plantennaam; SB): een aromatische plant, misschien het Bijbelse `manna', sap van een
schildluis CAD (a plant)
J >H

I 12 sla munum u qud-ra-ti
1
2 2 q^
a zer qudrati (of: qutratu, qudru, qutru): ` 12 q^a
zaad van de qudratu' BAM578-i-4
V qut-ri-in-ni, qutrinn (mv.) Ee-vi-111

I u qud-ra-ti qadrati BAM578-i-4
, vr. v. qatnu, !qata nu `dun z/w.' etc.
, vr. v. qatnu, !qata nu `dun z/w.' etc.
, adj. !qata nu `dun'
, (subst.vr. < *qa um; dualis qa ta (n), mv. soms
II

qa ta tu; vanaf oud-akk.;
s u, dualis 
s u , maar ook
gewoon mv. sumes):
hand; ook wel: werk, macht [pars- (of pers) type nomen
(vr. parsat (perset), %nominale typologie) voor pri-

> H

> H

qatantu
qatattu
qatnu
qatu

177

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

maire, niet van ww. afgeleide nomen zoals kalbu `hond',


kalbatu `teef'; mar u > ma ru `zoon', ma rtu `dochter';
qa t- wsl. uit qat -, elisie van  enp compensatieverlenp
ging voorafgaande
vocaal a ; dus qt / qt (vgl. bsu
p
p
< bis u, bs / qs), die we hebben in
eindigen,
aan zijn eind komen; dan qa tu waarschijnlijk etymologisch \extremiteit"]
AHw \Hand"; CAD 1 hand; 2 paw; 3 handle; 4 self,
person; 5 power of gods; 6 authority, possession, custody, charge, care, control, jurisdiction 7 in construction with verbs; 8 in idiomatic uses; 9 adverbial use;
10 handiwork, workmanship; 11 one of several equal
parts, 12 share; 13 item; 14 list; 15 (a unit of measure); 16 (qa tum, sa qa tim) normal quality, current
quality, loose amounts,
1 : : : s l
u qa tka lett. `(verheffen en vernederen), dat
is waarlijk uw hand' (daartoe hebt ge de macht; dat is
uw werk/bevoegdheid) Ee-iv-8
2 q
a tukka < * qa tumka (locativus qa tum + ka) `in uw
handen' Ee-i-154
3 iqpidma qatussu (pret. paq
a du + ma; < *qatumsu
locativus `in zijn/haar hand') (dat alles) `vertrouwde
zij hem toe' Ee-i-152
;
II p
li-pit suII -su si[sa]
4 lipit q
a tsu isser (liptu `maaksel'; G pres. v. eseru
`in orde komen') [na het doen van schenkingen op deze
gunstige dag] '(dan) zal zijn zijn handwerk/maaksel
gedijen' CT51,161,r. 13
}
, (subst.; vr.mv.; OA, OB, MB, MA, NA;
sudu8 a, OB ook sudua, ook suII , suII mes en

sume
s ): borg, borgtocht;; CAD 1 guarantee; 2 security,
pledge; 3 guarantor
5 q
a ta t PN leq^u (leq^u `nemen'; < Sum. s adupa `die
de handen losmaakt'; `borg') lett. `de handen van PN
nemen' ) `borgtocht nemen'; PN garandeert terugbetaling van een lening
}
, lett. `zijn hand grijpen' ) bij de hand

qat^u

Db

qatatu

qassu s.abatu
}qa tu + kunnu , (D v. k^anu `vast zijn', in D: `vaststelnemen Sin3-44

len'): ter hand stellen, overhandigen, toevertrouwen


6 ana q
a ti il rabu ti ukinnu (D pret. subj. v. k^anu),
lett.: `(en toen zij) in de hand/macht van de grote goden (de plannen) hadden vastgesteld' ) `(en toen ze
die) aan de grote goden hadden toevertrouwd' ACh-Sin-

?> b

i-6

I
> 

, qa tsu, CH-iii-56, H.Bars. 29


qa-tu[k]-ka, q
a tukka (< *q
a tumka, loc. `in uw
hand') Ee-i-154
>
qa-tu
s -
su
, qatu
s
s u (< *qatum
s u, loc. `in zijn
hand') Ee-i-152
>  qa-as-su, qa ssu, (< qa t + su) Sin3-44

q
a ti (gen.) ACh-Sin-i-6
II
II
-
su
 q
a t
u (gen.) CT51,161,r. 13

!
b

q
a-ti-
su


s u me
s

*qa u^ , ww. D-tantum; vanaf oud-akk.;


II. D-stam (qu u
^, ook quww^u, qumm^u, qubb^u; D pres.

su



uqa a of uq^a, mv. uqa  u^, D pret. uqa  i of uq^):


wachten op (+ dat. of ana); verwachten, opwachten (+
acc.); afwachten; n.b. een dubbele alef wordt nooit geschreven, een enkele nog wel eens, maar meestal alleen
als vocaalbreuk a-u, u-i, etc.
AHw \erwarten" (mit acc.), \warten auf" (ana, Dativus); CAD 1 to wait; 2 to trust in someone, to entrust


someone with, with resu to wait on, to be in service


of; 3 resa qu  u^ to take care of, to be available, to call
to account;
, (subst. bij qem^u `malen';
z
):
meel; AHw
\Mehl";
}
, (kibtu een tarwesoort): tarwebloem
>
1 sla zgig
1 1 q^
a qem kibti (
gig kibtu een `tarwe'): `1 q^
a
tarwebloem' BAM578-i-6

qemu
qem kibti



qerebu
z
gig

q
e m kibti

(`tarwebloem') BAM578-i-6

, ww. i/i-klasse, archaisch a/a-klasse, SB u/uklasse; Ass. qara bu II ; vanaf OA, OB; K kunu
I. G-stam (pret. iqrib, OB litt. iqrab, NB, SB ook iqrub
pres. iqarrib, OB litt. iqarrab, NB, SB ook iqa/errub,
stat. qerub, Ass. qurub naderen, in de buurt komen;
AHw \sich n
ahern", \herantreten"; CAD 1 to be near,
to be close (to), to be adjacent, to be in intimacy with
someone, to be imminent, to be at hand, to be near
in time, to be present, to be available, to be pertinent,
to be involved; 2 to come near, close, to approach, to
come to, to arrive at; 3 to approach with a request,
to approach sexually, to have sexual relations with a
woman, to attack, a ect, (said of evil) to approach for
other purposes; 4 to go up as o ering; 5 to claim; 6 to
start work;
I/2. Gt-stam (
, reciprook): elkaar naderen, op
elkaar afgaan ook in vijandige zin; CAD 7 to approach
each other; 8 to approach;
1 qitrub
u ta h a zis, (Gt stat. mv.) lett. `zij gingen op

elkaar af ten strijde'
) `traden in het strijdperk (tegen
elkaar)' Ee-iv-94
I/3. Gtn-stam (
, frequentief): CAD 9 to approach repeatedly;
II. D-stam (
, factitief): naderbij brengen, doen
naderen, brengen bij; CAD 10 to bring near, to bring,
to present (o erings, prayers), to serve meals, (to the
gods, rarely the king or governor), to lead, to escort, let
approach, to produce someone (leg.), to take (pieces of
information) as a whole; 12 (D stat.) to be near, close,
imminent, available 13 to approach

III. S-stam
(
) CAD 15 to submit a petition; 16
to fasten
III/2 St2 -stam , ook reciprook: elkaar naderen; CAD 17
to approach closely
IV. N-stam (
): CAD 19 to raise a claim
2 idus sapara ustaqriba (St2 of S perf.; idus `aan zijn
zijde'; sapa ru, saparru `werpnet'): `hij hing het werpnet aan zijn zijde' (dichtbij zich) Ee-iv-44

 imp.): `begeef
3 ana harr
a n d Sama
s sutaqrebma (St


U (dan) op het pad van Sama
s ' Ee-v-21
}
, (adj.; ook qurbu; vr. qerubtu, qurubtu; vanaf
OA, OB):
AHw I \nah", Bab. \nabestehend", \verwandter";
CAD 1 near, close, at hand, available; 2 near in time;
3 subst. relative
}
, (subst.; ook qarbu; st.c. qereb, OA, OB ook
qerab; vanaf oud-akk.): binnenste, het wezen (van een
ziekte); binnenste delen, ingewanden; in deze betekenis

 me
sa
s ; ook adverbiaal: te midden van,
zie voorbeeld;
AHw II \Inneres", \Mitte"; CAD 1 inside, inner part,
middle (of a country, a city, a terrestial or cosmic re-

qitrubu

qitarrubu
qurrubu

suqrubu

naqrubu

qerbu
qerbu

178

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

gion, a body of water, a building, an object, etc.) 2 in


adverbial use: therein, therefrom, thereto; 3 inner side,
inner face; 4 proximity; 5 in plural intestines; 6 mind,
heart; 7 meaning;
4 ibban^
uma ila nu qerebsun `toen werden de goden te
midden van hen geschapen' Ee-i-9
5 qerbsa ubattiqa, (D pret. vent. v. bat
a qu): `hij brak
haar ingewanden' Ee-iv-102
6 ina qereb sam^e ell
u ti: `in de reine hemel' Sin3-62
}
, < *qerbumsu, locativus = ina qereb- +
suf x; lett. `in zijn binnenste' ) erin, daarin
7 i nisapsih qerbussu (S prec. v. pas
a hu `rust hebben';


factitieve S toch weer intransitief `rust vinden'): `opdat
wij daarin rust vinden' Ee-vi-52 (wens- of gebodsvorm,
ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te
geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk
gevolg wordt de indicativus gebruikt)
}
, term. = ana qereb; \{is er achter, is ana er
voor"; regeert een genitivus, dus soms praktisch een
voorzetsel; vanaf oud-akk.): naar, naar binnen, in;
AHw I \alsbald"; II \darin"; CAD 1 nearby, in close
contact; 2 promptly; 3 inside
8 qerbis kummsu, (kummu `heiligdom'): `in zijn heiligdom/woonvertrek' Ee-i-75
}
, (acc.adv.), lett. \aan zijn binnenste" ) inwendig
9 amelu su
 qerbena marus. (uit: na bi qer-be-na gig;
een diagnose na een symptoom beschrijving, hier galklachten, meestal de naam van de ziekte, hier nogal
triviaal): `deze man heeft een inwendige ziekte' BAM-

qerbussu

qerbis

qerbena, querbenu

578-i-1

}taqribtu , (subst.)

voorbede, ook de ceremonie ervan; uitgelegd in Enu ma elis-VI in de regels volgend


op r. 77: het toebedelen van de taken en lotsbestemmingen. AHw \darbringung", \Furbittritus";
10 ina Esagila rasbi tepusu
 taqribtu (G perf. mv. v.
epesu `uitvoeren'; rasbu `ontzagwekkend'): `(toen) verrichtten zij in het eerbiedwaardige Esagila een voorbede' Ee-vi-77
qer-bu-um, qerbum, CH-iv-42

qer-bu-u
s -
s u, qerbu
s
s u (loc. + 
s u) Ee-vi-52
F qer-be-na, qerbena (acc.adv.) BAM578-i-1

Zs b
Zs
Z B ! 8
9 B s
b BV
B
qeretu !

,
(st.c. + sun(u)) Ee-i-9
(st.c.) Sin3-61
D
qit-ru-bu, qitrub
u (Gt stat. mv.) Ee-iv-94
t imp.) Ee-v-21
~

s u-taq-reb-ma, 
s utaqrebma (S
~ V  us-taq-ri-ba, ustaqriba (S perf. of St2 )
Ee-iv-44
~ : taq-rib-tu, taqribtu Ee-vi-77
q
e-reb-
su
-un qereb
s un

q
e-reb qereb

, qertu `dis', `gastmaal'


, (subst.; mv. qeria tu; mv. ook qerretu, Ass. qartu,
qaretu; OA(?), OB, SB, NA;
ka
s d
ea):
dis, gastmaal;
AHw \Gastmahl"; CAD banquet, festival
1 belum il abbesu qertasu ustesib (S perf. v.
wasa bu; qerta acc. als sussubu met 2 acc. gaat `iem.
laten plaatsnemen aan'): `de heer liet de goden zijn
vaderen plaatsnemen aan zijn dis' Ee-vi-71
2 ina qereti usb
u , (G pret. v. wasa bu, syncope v. usibu
dat ook (bijv. in de vorige regel) aangetroffen wordt),
lett.: `zij gingen zitten aan het maal' ) `zij gingen aan

qertu

RC

4!

qiapu
qibi

qibtu

tafel' Ee-vi-75
V qe-ri-ta-su, qertasu (acc. + su) Ee-vi-71
V I qe-re-e-ti, (ina) qereti (gen.) Ee-vi-75
, !q^apu II
, G imp. v. !qab^u `zeggen', `spreken', `bevelen'
q-bi qibi (G imp. beveel!) Ee-iv-22
,  dug4 , !qab^u, `spreken', `zeggen'): gebed,bevel, verzoek;
1 qibt p^(m) verzoek, belofte;

q
-bi-tu
s -
s u, qib
tu
s
s u (pseudo-loc. +
s u)

b
N
qptu !
Ee-vi-104

q
-bi-it qib
t (st.c.) yos-ix-71,5
, ( q^apu II ) borg, krediet
, mv. v. !qartu I `(graan)schuur' etc.
, !qartu I `(graan)schuur' etc.
, (subst.; later ook qltu, qeltu; mv. qsa tu; st.c. qsti
en qsat; met suf x nom.acc. qsta-, gen. qsti-; vanaf
oud-akk.;  ngba): cadeau, schenking, beloning (extra), honorarium, grati catie (lett. gave uit genade, vrijwilligheid)
AHw \Geschenk"; CAD 1 gift presented to gods, votive o ering; 2 gift, gratuity, baksheesh; 3 honorarium,
fee, compensation
1 qsti sarrum iddinu (G pret. subj. v. nad
a nu
`geven') `het soldij dat de koning gegeven heeft'
2 qsti absu d Anum `het geschenk van zijn vader
d Anum' Ee-iv-44
I q-is-ti, qsti (st.c.) Ee-iv-44


q

s tu CT51,161,r. 9
, (subst.) kreupelhout, bos, rietbos, woud; AHw \Dickicht";
1 ina qsi danni liktappiru gupn
usu (Dtprec. of
Gtnprec. v. kapa ru `afwissen'; ww. komt veel in de D
voor; gupnu `boomstam'): `In het ondoordringbare bos,
moge zijn boomstammen worden weggevaagd' erra-i-71
2 ina api d Girraku ina qsi magsar
a k (apu `riet';
Girru, de vuurgod; magsa ru `bijl' hier apocope van
-a ku): `in het riet ben ik [Erra] het Vuur, in het bos
ben ik een strijdbijl' erra-i-113

[q]-i-si, qsi (st.c.gen.) erra-i-71

qir^atu
qirtu
qstu

qsu

n
g ba

q^u(m) I

q
-
si

q

si

(st.c.gen.) erra-i-113

, (subst.; ook g^u; vanaf OB;


gu): vlas, hennep;
draad , snoer
AHw I \Hanf", \Faden", \Schnur"; CAD A 1 ax; 2
thread, string; 3 lament, capillary (on the exta and
the body); 4 net, web
1 b
a n^u se e u q^e (ba-nu-u G part.): [Marduk in de
hoedanigheid van d Asarri:] `schepper van graan en
vlas' Ee-vii-2

(gen.) Ee-vii-2

q^u(m) II , (subst.; mv. quatu vanaf oud-akk.; >


q
e-e q^
e

s
la;
status abs. q^a) een inhoudsmaat van ong. 1 liter. % Inhoudsmaten (met voorbeelden).
AHw ein gef
a und Hohlma; CAD B 1 (a measuring
vessel of standard capacity) 2 (a measure of capacity)
3 (a measure of area based on the amount of seed required for seeding) 4 (a measure of thickness)
, D-tantum v. !*qa  u `afwachten'
, (subst.; ook qudumu, qadmu; Westsemitisch
woord voor pa nu, magru; OB, SB) voorkant, in gebruik
als voorzetsel;
AHw \vorderst (Saite)" CAD 1 early times, early ex-

qubb^u
qudmu

gi
s

179

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

istence; 2 front (in prepositional use)

}qudmis , (= ana qudmi = ana pan = ana magar):


voor;

AHw \vor"; CAD 2

front (in prepositional use)

1 illikuma qudmis T^
amatum u sibu (pret. mv. v.

wasa bu `zitten') `(daar) gingen ze (en) namen plaats


voor Tiamat' Ee-i-33

qu-ud-mi-is, qudmis Ee-i-33


, subst. (plantennaam) bij !qata ru D: `bewieroken'

I u qud-ra-ti qadrati BAM578-i-4
, subst. (ook qudratu, qutratu) !qata ru
, !qudmu;
, (subst. v. purs-type !q^alu `zwijgen'): stilte, stilzwijgen

qu-lu, q
u lu Ee-i-40, 58
, D-tantum v. !*qa  u `afwachten'

, D inf. v. !*qa  u `afwachten'
, D-tantum v. !*qa  u `afwachten'
, (!qara du), `krijger', `held'; `heldhaftig'

qu-ra-du, qura du erra-i-124

}
H
qudru
qudratu

qudumu
qulu
qumm^u
qu u^
quww^u
quradu

H

CH-iii-60

qurbu , qerbu, adj.; !qerebu


qurun , !gurun onder garanu
qutratu , subst. (plantennaam) bij !qataru D: `bewieroq
u-ra-di-im qur
a dim

ken'

I u qud-ra-ti qadrati BAM578-i-4
, subst. (ook qutratu) !qata ru
, (ook: qutrennu, qutrinnu !qata ru
`uitroken'): reukoffer, wierook
V qut-ri-in-ni, qutrinn (mv.) Ee-vi-111
, (!qata ru `uitroken'): `rook'

qutru
qutrenu, qutrnu
qutru

}sarba bu ,

krachteloosmaking of: krachteloosheid; [nominale stam van sapras of sapra s-type; %nominale typologie; (zeldzaam, meestal litt.) als substantief van
actie (iets causatiefs)]
}
, (terminativus !{is) op krachteloze wijze;
(terminativus {is meestal als adv. bij een adjectiefstam; bij een substantief is het vaak een vergelijking
\als een : : :", bijv. abu bis (abu bu `stormvloed') `als
een stormvloed'
 sar-ba-bi-is, sarbabis (terminativus)

sarbabis

Ee-i-139

rabaku , (ww. a/u-klasse): afkooksel bereiden, aftreksel bereiden (door koken); AHw \Absud herstellen";
}rabku , aftreksel, afkooksel;

gim

ra-bi-ki ta-rab-bak

1 kma rabki tarabbak (G pres.2e p.enk. v. rab


a ku kma

rabki `op de manier van een aftreksel'): `(en) moet je


een aftreksel bereiden (in bier)' BAM578-i-7
 N ina kas tara-bak
2 ina sikari tarabbak (G pres.2e p.enk. v. rab
a ku `aftreksel bereiden' (door koken), `afkooksel'): in bier
moet je een aftreksel maken' BAM578-i-48

ra-bi-ki rab
ki BAM578-i-7
N ta-rab-bak tarabbak

(G pres.2e p.enk.) BAM578-i-7


N tara-bak tarabbak (G pres.2e p.enk.) BAM578-i-48

rabas.u , (ww. i/i-klasse) G-stat.:

liggen;
I. G-stam : zich neervlijen, zich legeren, gaan liggen (van
dieren); maar ook speciaal: op de loer liggen (hinderlaag)
en positief: liggen om te bewaken, ) waken
}
, G part., : loerder, waker
}
, wacht, bewaking; suf x !{u tu, {u t vormt

rabis.u
rabis.u tu

abstracta, als abstractum van het part.: de werkzaamheid van een wachter.

III. S-stam
(
): (iem.) `zich laten neervlijen',
zich laten legeren (stedelingen op het platte land)
 I  ra-b[i-s.]u-ti-ka, ra bis. u tika (part. + ka)

surbus.u

ra abu , ww. u/u-klasse




I. G-stam : beven, sidderen S (causatief): `beven laten'


 (passief bij G): in huiver gebracht worden (bet. dus
St
bijna als G)
1 ana sumesu il
u listar ibu linusu ina subti (St pret.,
spelling lis-tar-i-bu impliceert een alef anders had er
-ta-ri- gestaan; G pret. v. n^asu ook `beven', `losraken';

`voor zijn namen' ) `als zijn namen genoemd worden'): `als zijn namen genoemd worden gaan alle goden
sidderen en beven in (hun) woning/raken los van (hun)
plaats' (de goden als beelden in de tempel, die losraken
van hun plaats) Ee-vi-146
 u , (S
t pret.mv.) Ee-vi-146

li
s -tar-i-bu li
s tar ib
, ww. u/u-klasse of van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.; G-stat.: zwak worden
I. G-stam : versagen;

 is een zeldzame vorm die alleen
III/II. SD-stam
(De SD
in literaire teksten voorkomt. De betekenis is meestal factitief, dus als D. De vormen worden gekenmerkt
door de toevoeging van een s tussen de preformatieven in de D-stam: D pres. uparras )usparras; D pret.
uparris )usparris));
 prec.): `moge hij de enorme
1 magsaru lisrabbib, (SD
kracht doen verzwakken' Ee-i-162

III. S-stam
(
, factitief)

y s

rababu

surbubu

H
>b ?s J (
Sil-C-75

Sil-A-25

u
-
s ar-b
-is
s arbis
. , u
. (S pret.) CH-xxiv-37
b su-ur-bu-s.a-am, surbus.am, (acc.S inf)

rab^at , !rebiat een vierde


rabb^u , (adj.; st.c. rabbi-) Eng.: very great, noble
rabianu , (verb.adj. suf x !{anu, {an met individualise-

rende kracht: \lid van de klasse van"; !rab^u): `burgemeester'


K ra-bi-a-nu-um, rabi^anu CHx23
, !rebiat een vierde
: (< rabi + is; term.; adv. v. !rab^u, rabiu): op
grootse wijze; Eng.: greatly;
1 rab^s tak
a lu + ana (datief) `vertrouwen stellen
op/in', `veel ducie hebben in', `goede moed putten
uit'
, vr. v. !rab^u: `groot'
, (ook: rabsikkatu tu; suf x !{u tu, {u t vormt
abstracta, hier na nomen rectum sikkatu `paal', `nagel',
`spijker'; rab st.c. v. verb.adj. !rab^u + gen. vaak gesubstantiveerd in samenstellingen als `overste van : : :)
lett. het ambt van `paaloverste', in de oude tijd geen
militaire functie; in Ee-i-151 legerleiding
? : : ra-ab-sik-kat-tu-tu, rabsikkattu tu

rabiat
rab^s

rabtu
rabsikkatutu

rab^u , ww. -i, (W


Ee-i-151

) <rabiu, vr. rabtu; G-stat. groot

gal

180

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

z/w.,
1 Aps^
u za ri il rabiu tim `Aps^u de verwekker van de

grote goden' Ee-i-29

I. G-stam groeien, opgroeien; Eng.: to be(come) large,

great;
2 adi irb^
u (G pret. subj. mv.) `totdat ze opgroeiden'
(opgegroeid waren, volwassen waren) Ee-i-11 pa rabi
hat.t.im/hat.t. a tim
3 irtib^u erbe-taam hassa (n)', (< irtab^u G perf. mv.;
dualis hassu, `oren';!erbe-taam): `de oren groeiden
 `elk der vier oren [van Marduk] werd groter
alle vier',
en groter' (symbool van wijsheid) Ee-i-97

'

GN-ahhe-irba/erba (G pret.; ahu `broer', mv. ahhu);





persoonsnaam:
`GN-heeft-mij-broers-vervangen'
} , G verb.adj., , st.c. rabi-, gal; groot, groter;
Eng.: big, large; great, important; mature;
5 likn ana abbsu nindab^e rab^
utu (D prec. 3e p.enk.;
nindab^u `broodo er'): `moge hij [Marduk] voor zijn vaderen rijke/copieuze spijso ers instellen' Ee-vi-109
}
, (litt. mv.):
6 ina rabb^
ate: luisterrijk, majesteitelijk (etymologisch
een goede vertaling omdat ook `major' afgeleid van
een stam die `groot' betekent) Ee-i-78
} + gen. v. beroepsgroep , opzichter, inspecteur,
commandant voor nomen in de gen. die een beroepsgroep (bestuursdomein, dienst) aanduiden, bijv.
7 rabsikkatt
u tu (zie aldaar)
8 rabi hat.t.im
(adv.) , op grootse wijze
}
9 rab^s tak
a lu + ana (datief) `vertrouwen stellen
op/in', `veel ducie hebben in', `goede moed putten
uit'
}
, (suf x !{a nu, {a n met individualiserende kracht: \lid van de klasse van"; verb.adj.
rab^u): burgemeester, hoofd van het stadsbestuur;
10 
a lu u rabia nu, de stad en de burgemeester
I/3. Gtn-stam (
, iteratief) steeds groter worden;
Eng.: (augmentative) to grow ever greater
11 lirtabb^
u zikru ka (prec.mv.) `moge uw bevelen/roem steeds groter worden' Ee-i-156
12 d Kingu sa irtabb^
u ina brisun, (Gtn pret., subj.):
`K. die steeds groter was geworden in hun midden',
`die onder hen tot een hoge positie was opgeklommen'

rab^u

rabb^atu

rabi

rab^s

rabianu, rab^anu

ritabb^u

Ee-iv-119

rubb^u

II. D-stam (
, n.b. niet D, maar S is factitief bij G):
grootbrengen (kinderen); Eng.: to grow up;
13 ummasu urabbasu (D pres.), `zijn moeder zal hem

opvoeden', CHx29

III. S-stam
(
, factitief): groot maken; Eng.: to
make great, to increase;
14 usarbika (pret. + ka) `ik heb u groot gemaakt' (in
de godenvergadering) Ee-i-153
}
, S part., : die groot maakt, musarbi (archasch: musarb^u) sarrutja, `die mijn koningsschap
groot heeft gemaakt'
}
, S verb.adj., : zeer groot; groot gemaakt zijnde;
Eng.: very great, greatest;
15 l
u surb^atama (lu + stat. = prec. + ma) `wees de
grootste', `moge u de grootste zijn' (elativisch) Ee-i-155
}
, (subst. OB, SB) grootheid; CAD greatness,
great power (of gods);

surb^u

musarb^u
surb^u

narb^u

16 narb^ka lus
a pi (S prec. 1e p.enk. v. wap^u `duidelijk
zichtbaar maken'); wens- of gebodsvorm, ook soms het
presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin
van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat
dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt
de indicativus gebruikt): `dan zal ik uw grootheid roemen/verheerlijken' Sin3-69



, il/u rab^uti/u, CH-iv-65,66

^

ra-b
-
u-tim, il


W WH
HH s
HH s>
H Cx
s>
ss>
>> H b
> b
s>


cb
V

dingir gal gal

dingir dingir

; archasche spelling in Ee-i-29

ra-bi-im, rab^
m (gen.), H.Bars. 2,3
^ ra-bu-tim, rab^utim, CH-iii-45
^ ra-bu-u-tim, rab^utim, CH-ii-64

^ ra-bi-u-tim, rabiu tim, Sil-C-137


ra-bi-is, rab^s (adv.), Sil-A-29

rab-ba-a-te, (ina) rabb^
ate (gen. litt. mv.)
Ee-i-78

ir-bu-
u, irb^
u (G pret. subj.mv.) Ee-i-11
|
ir-tab-bu-u, irtabb^
u (Gtn pret. subj.) Ee-iv-119
;|
li-ir-tab-bu-
u, lirtabb^
u
(Gtn prec.mv.) Ee-i-156

u
-ra-ab-ba-
s u, urabba
s u CHx29
u-b sarc -b, usarbi (S pret.) Sil-C-74

u
-
s ar-b
-
u-
s u, u
s arbi
u
su
 pret. 3e m.mv.) CH-i-15
(S
=
mu-
s ar-bu-
u, mu
s arb^
u
 part. archasche st.c.) CH-iv-19
(S
=
mu-sar-b, musarbi (S part. st.c.) CH-ii-5
=

mu-
s ar-b
(-
u), mu
s arbiu
 part. st.c.) Sil-A-52
(S
 nar-bi-ka, narb^ka (+ ka) Sin3-69
 su-ur-ba-at, surb^at (S stat. 3e vr.enk.) Sil-C-2
e

s ur-ba-ta-ma, 
s urb^
atama (stat. prec. + ma)
Ee-i-155
rabi
u tim

r^abu, riabu , ww. -i-, a/i-klasse

I. G-stam vervangen, substitueren, in de plaats stellen,


teruggeven, vergoeden; AHw II \ersetzen", \vergelten";

Eng.: to replace, to give back; [komt ook veel voor in


eigennamen, bijv. Sanherib, S^n-ahhe-erba(m): \S^n
heeft broeders vervangen voor mij"etc.] In %hendiadys met D v. !sala mu `intakt zijn':
1 usallamma iri
a b (G v. r^abu `vergoeden') `hij moet
(het) helemaal vergoeden' CHx125 (restitueren en in een
toestand van sala mu `ongeschonden' brengen)
IV. N-stam (
, passief)
V ~ i-ri-a-ab-bu-sum, iriabbusum

C snarubu

(G pres. 3e p.mv. i.p.v. iribbu -sum), `zij zullen hem


vergoeden', CHx23

ragamu , (ww. u/u-klasse, ook a/u-klasse)

I. G-stam roepen, schreeuwen; jur.: claimen, een wettelijke claim leggen, aanvechten, aanspraak maken, gerechtelijk
klagen, protesteren, de zaak heropenen; Eng.: to shout,

to call, to summon, to demand, to complain (against);


to sue;
1 mimma sa irgumu (G pret. subj.) `alles wat hij
claimt'
}
, (subst.; st.c. rigim; mv. rigmu roep, lawaai,
geschreeuw, herrie AHw \Ruf", \Geschrei", \Stimme";
Eng.: call, shout, cry, noise, voice;
2 l
a nasir Aps^u rigimsun (G stat., maar trans., v.
nasa ru `bedaren') `Aps^u kan hun geschreeuw niet tot
bedaren brengen' Ee-i-25;

rigmu

181

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

[lawaai dat irritatie veroorzaakt is een veel voorkomend


motief. In de Enu ma-elis zijn het de jongere goden,
die lawaai maken, elders (in Sum. epen en ook bijv.
het OB-epos Ea S. a ltu (s. a ltu `oorlog', `strijd', `tweedracht'; waarbij S. a ltu hier de gepersoni ceerde Twist
is) zijn het de mensen. Ea wordt gestoord door lawaai
van Istar; om haar een toontje lager te laten zingen
schept hij S. a ltu (`Ea en S. a ltu' = Agusaya-lied). In het
Atrahasis-epos heet het lawaai der mensen (minder ge
bruikelijk)
hubu ru.]
II. D-stam ( 
)
}
, (subst.; ook rugimm^um; st.c. rugumma -;
mv. rugumm^u en rugumma n^u; OA rugumma um; vanaf oud-akk.): de daad van het klagen, eis, protest; ook:
boete die erop staat. AHw \Klage", \Klageanspruch";
Eng.: legal claim, lawsuit, ne awarded/assessed in a
lawsuit;
3 t.uppi l
a raga mim `oorkonde van niet-klagen', d.w.z.
die voorzien is van een niet-klaag clausule (met sancties);
[Oorkondes kennen vaak de clausule dat de partij
die aan het korste eind trekt niet zal raga mu (erop terugkomen = t^aru) op straffe van een boete
rugumm^u.]
4 dnum su
 rugumm^am ul su lett. `dit proces heeft
geen rechtseis' ) `in dit proces is de eis niet ontvankelijk' CHx123
D ru-gu-um-ma-am, ruggum^am (acc.)

rugummu
rugumm^u

/
CH 123
/=
x

(G pret. subj.) CHx126

raggu : booswicht, snoodaard, misdadiger; (!ragagu)


H ? , , CH-i-35
rah as.u , (ww. i/i-klasse):
I. G-stam : overstromen intrans.; iets overstromen met; beir-gu-mu irgumu

ra-ga-am raggam

vloeien met; onder water zetten; spoelen (ook met medicamenten); wegspoelen ) wegvagen, vertrappen of: (een
lichaamsdeel) baden, wassen, maar niet als rama qu

`zich baden', `een bad nemen'; AHw \uberschwimmen", \spulen"; Eng.: to ood (trans.), to inundate;
1 eqlam Adad irtahis. (G perf.) `de stortregen/Adad
heeft de akker onder water gezet' CHx45
F ir-ta-na-has.

2 irtanahhas. (Gtn pres. v. rah 
a s.u, trans. `spoelen', `af

spoelen', `overspoelen'; hier moet je `buil' aannemen
als verzwegen object; Gtn voor de iteratieve handeling
\telkens", \gedoseerd", \bij kleine beetjes" of \een
aantal keren"): `[met die kruiden] moet je (de buil)
bespoelen' BAM578-i-13
}  , (pirs-nomen; vr. rihis.tu; grbal):
overstroming, hoogwater, vloed; [pirs-type nomen (vr.
pirist, %nominale typologie) geeft meestal de daad zelf
weer (bijv. `zending' bij `zenden') of dat wat eruit resulteert (bijv. \de zending werd bij de grens tegengehouden"); nomina actioni van eigenlijke ww. met betekenisovergang naar het concrete: bijv. siprum `zending'

bij sapa ru `sturen'] AHw \Uberschwemmung";
}   , renner, (naam van een paard in Ee-iv52)

rihs.u

rahhis.u

H ( (

(G stat.) erra-i-83
, irtahis. (G perf.) CHx45


ir-ta-na-has
irtanaahhas
(Gtn pres.)
 .
 .

ra-hi-is
. rahis
.

BAM578-i-13

ir-ta-hi-is
.

H +
rahhis.u !
H+
rahu^, rahiu !

ra-hi-s
. u rahhis
.u



Ee-iv-52



rihs
u CT51,161,r. 8
.
, ( rah a s.u) `renner', (naam van een paard in Ee iv-52

g
r bal

ra-hi-s
. u rahhis
.u



Ee-iv-52

, rehu^ `uitgieten'



, (ww.
a/a-klasse):
I. G-stam : rijden, berijden van dier; ook sexueel, gezegd
van dieren: copuleren, paren; Eng.: to mount, to ride;
to board;
1 narkabta u
 mu la mahri galitta irkab (G pret.; gala tu
`beven', `schrikken' en galtu `vreselijk', `angstaanjagend'; u mu `storm'): `hij [Marduk] besteeg de onoverwinnelijke Storm als strijdwagen' (de storm gezien als
strijdkaros) Ee-iv-50
III. S-stam (
, causatief) Eng.: to cause to
mount, to load (a ship, wagon)
 pret.) lett. `hij liet een pijl
2 mulmullum ustarkiba (St
rijden' ) `hij legde een pijl op de boog' Ee-iv-36
}
, subst. uit de sexuele betekenis van qberijden; gezegd van dieren, \de daad van het rijden" )
paring, copulatie (van dieren)
Np
N u5 -nigibmusen
3 rikibti argabi (Np u5 rak
a bu nigibmusen , de vogel
`argabu', een soort duif (die voortdurend aan het paren
is; hier het plantje met die naam): \duivepoepkruid"

rakabu

surkubu

rikibtu

U

BAM578-i-52

X ir-kab, irkab (G pret.) Ee-iv-50



 us-tar-ki-ba, ustarkiba (St pret.) Ee-iv-36
Np 5 rikibti BAM578-i-52
, (ww. a/u-klasse kesda, ong. als
sar),
I. G-stam : binden overdrachtelijk vaak voor gereed
maken, opstellen, klaar zetten; vaak met ong. gelijke betekenis als !s.ama du; Eng.: to bind, to tie (on); to wrap
up, to equip oneself with; to attack; bijv. paranomastisch
1 riksa rak
a su lett. \een band binden" ) het o ergerei klaarzetten
I/2. Gt-stam (
, reciprook) met elkaar verbinden )
samenbinden;
2 l
u ritkusu sunu kakkki, (trans Gt stat. mv.; prec.):
`laat ze uw wapentuig gebruiksklaar maken' Ee-iv-85
II. D-stam (
, D als G) Eng.: to contract (with
someone);
IV. N-stam (
, passief) gebonden worden
IV. N-stam (
, re exief) zich met elkaar verbinden,
) een bende vormen, complotteren, boze plannen smeden
Eng.: to conspire (rare);
3 sarr
u tum ittarkasu ma (N perf. 3e m.mv. + ma) `misdadigers smeden boze plannen/complotteren' CHx109
}
, (st.c. rikis; verschijnt in enk. betekenis vaak in vr.mv. riksa tu): band, gordel, zwachtel, verband, samenhang, binding ) contract, pact, verdrag; bijv.
iem. trouwt en : : :; tech. term voor \boek", \reeks kleitabletten", te vertalen met reeks, rij; Eng.: band, contract, agreement, treaty;
4 riks
a tsa la iskun (G pret. !saka nu) `hij stelt geen
contract over haar op' (-sa gen.obj.), CHx128
5 balum sb u riks
a tim `zonder getuigen en contract'

rakasu

ritkusu

rukkusu
narkusu
narkusu

riksu, rikistu

CHx123
6 ipt.ur rikssu (G pret. v. pat. 
a ru): `hij [Ea] maakte
zijn gordel los' Ee-i-67

182

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

7 ana udd
u riksisun (D inf. v. !*wad^u): `teneinde hun
verband te bestemmen' Ee-v-6

it-tar-ka-s
u-ma, ittarkas
u na (N perf.

b! 8

3e m.mv. + ma) CHx109


p
rik-si-
s u, riks

s u (st.c. + 
s u) Ee-i-67
p
rik-si-
su
-un, riksi
s un (+ 
s un) Ee-v-6
V P h ^ ri-ik-sa-tim, riksa tim (vr. gen.) CHx123
VPh I
ri-ik-sa-ti-
s a, riks
a t

s a (+ 
s a) (vr.)
CHx128
V
ri-kis, rikis (st.c.) Ee-vii-141
 rit-ku-su, ritkusu (Gt stat. mv.) Ee-iv-85


:
rakupu

, subst. NA vorm !ruku bu `vaartuig'

ramaku , (ww. u/u-klasse)

I. G-stam : (zich) wassen, baden (in= acc.); spoelen, afspoelen; drenken, dompelen, laten wellen AHw

V Vy

\baden";

 ki-ma pi-i mal-ma-lis taramuk


1 kma p^ malmalis tarammuk (kma p^ `zoals de
tekst zegt' ) `volgens voorschrift' met p^u `mond' maar
ook `woordelijke inhoud van een tekst'; malmalis <
mal-mal + is adv. `dienovereenkomstig', hier `in gelijke hoeveelheden', `naar evenredigheid'; tar hier
met overhangende vocaal te lezen als tara; G pres.2e p.enk. v. rama ku): `die [drie plantjes] moet je volgens
voorschrift in gelijke hoeveelheden wassen/laten wellen' BAM578-i-40
 tara-muk tarammuk (G pres.2e p.enk.) BAM578-i-40
, (i.p.v. re exief pronomen; st.c. rama n); na
subst. eigen; na bezit. vnw. eigen; Eng.: self, oneself,
one's own, own; alone; woorden voor `lichaam' (ook
`adem', `ziel') worden in alle Semitische talen als re exief pronomen gebruikt. \Zich(zelf)" is in het Ned. een
recente aanwinst (uit Du `sich' een 4e n.v. als `mich'
en `dich'). Verovert Ned. taalgebied vanuit het oosten,
vanaf einde middeleeuwen tot in de 17e eeuw zegt men
`hij wast hem' i.p.v. `hij wast zich'; vgl. volkstaal `hij
wast z'n eigen'. Onder invloed van de Statenvertaling
is de vorm \zich" ABN geworden.;
}
, alleen, voor zich alleen, over zichzelf;
Eng.: for oneself
1 uzakkir
u ma ana rama nsunu ara ru (D pret. mv. v.
zaka ru `spreken', `noemen', `zweren'; ara ru `vervloeking', verwacht ara ra object bij uzakkiru ): `zij spraken
een vervloeking over zichzelf uit' Ee-vi-97 (conditioneel
bedoeld: \moge ik vervloekt zijn als ik u zou afvallen"
}
, uit zichzelf, vanzelf; Eng.: by oneself,
of one's one accord, alone;
2 su
 ma rama nsu ipat.t.ar, (G pres. pat. a ru `loskopen'):
`(dan) moet h zichzelf loskopen' CHx32

ra-ma-ni-ia, ram
a n
ja (+ ia) Sil-A-38
K ra-ma-ni-su-nu, rama nsunu (+ sunu)

ramanu

ana ramansu

ina ramansu

HH VV b
HV !
bVHV b
Sil-A-64

Ee-vi-97
CHx32

ra-ma-ni-
su
-nu ram
a n

s unu

(+ sunu)


s u-ma ra-ma-an-
su 
su
 ma ram
a n
su

r^amu I, ra amu , ww. - - of -a,




I. G-stam (pres. ir^am of ira  am, mv. irammu ; pret.


ira m of ir am; n.b. een dubbele alef wordt nooit ge-

schreven, een enkele nog wel eens, maar meestal alleen


als vocaalbreuk a-u, u-i, etc.); liefhebben, houden van,
beminnen, liefkrijgen; Eng.: to love, to care for;

1 ir
a m-GN PN `GN-bemind' (zowel de god bemint
als andersom)
2 GN-r
a m PN met G imp. vr. (voor vr. godheid)
`bemin-GN!'
3 GN-r
a ma PN met G imp. mv. `bemin-(o-mensen)GN!'
4 GN-knara m PN `GN-verkies-de-rechtschapene!exclam' (=wie
in zijn recht staat, wie gelijk heeft)
5 ul tarammn^
asi (G pres. 2e p.enk.vr. + n^asi, niasi
e
dat. suf x 1 p.mv.) `bemint gij (vr.) ons dan niet?'
Ee-i-120

}r^amu, G verb.adj., liefde


}r^mu , geliefde
}ru a mu , (subst.; st.c. ru am)

bekoorlijkheid; AHw
\Liebreiz"; Eng.: charm, love
}
, (subst.; mv. nar ama tu;
kiag;
vanaf oud-akk.) geliefde, beminde; CAD 1 beloved one,
favorite; 2 he who loves; 3 love, free will, consent, good
will, volition AHw \Ort des Liebens", \Geliebter",
\Liebling";
6 nar
a m-GN PN `beminde-van-GN',
vgl. de naam Nara m-S^n, de op een na laatste koning
van de Akkad-dynastie;
}
, (subst.; mv. nara ma tu, st.c. nara mti;
vanaf oud-akk.) geliefde (vr.) van vrouwen gezegd
CAD beloved one, favorite;
= a-ra-am-mu, arammu

naramu

naramtu

CH

(G pres. + subj. u) CH-xxiv-94

ta-ra-[a]m-mi-na-
si

(G pres. 2e p.enk.vr. + nasi) Ee-i-120

taramm
n^
a
si

r^amu II , (Ass. riamu),

I. G-stam schenken, ten geschenke geven (met 2 acc.:

iets aan iemand)

}rmu ,

geschenk

ram^u II , ww.

I. G-stam lett.: opslaan (van tent of draagbare woning)


) wonen Eng.: to throw, to cast, to scatter; to live, to

reside;
1 (subta) ram^
u lett. `(woning) opslaan' ) (ook zonder subta) gaan wonen, zich vestigen, domicilie kiezen,

plaatsnemen
2 ana malik
u ti irmi (G pret.) `(en) koos als vorst

domicilie' Ee-iv-2
3 ram
a ku subta (G stat.; een trans. stat. + ku) `(kom
ik in het weidegebied) dan woon/blijf ik daar' erra-i-118
}
, (subst.; OB, SB) verblijfplaats; Eng.: dwelling
place
4 annam bab^li subat narm^ekun (anna `inderdaad';
subtu `woning', `plek'): `Zie hier Babel, uw verblijfplaats' Ee-vi-72

ir-m
, irmi (G pret.) Ee-iv-2
F
na-
ar-me-ku-un, narm^
ekun (+kun)

narm^u

2   8
HV
rapadu
Ee-vi-72

x x ra-m a-k u ram


a ku

(G stat. + ku) erra-i-118

, (ww. u/u-klasse)
I. G-stam rennen; ww. van de u-klasse zijn vaak intransitief.
, (st.c. v. rapsu !rapasu)
, (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.,
later ook u/u-klasse dagal, ook = ama `moeder')
I. G-stam (pret. irpis, stat. rapas: breed zijn, wijd zijn; tal-

rapas
rapasu

183

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

rijk z/w.; soms als gans, geheel; AHw \breit s/w.", \sich

erweitern"; Eng.: to be(come) wide, broad;


1 mal^
u ki-ta dagal-ta = mal^u ers.eta rapasta (acc.)
(het maanlicht van S^n) `vult de wijde aarde', `vult
gans de aarde' Sin1-7
}
, G verb.adj., , (st.c. rapas, vr. rapastu; een van
de weinige verb.adj. met een a in de tweede positie, vgl.
damiqtu), wijd, breed, omvattend, talrijk [adj. van het
paras-type, vr. parast (perest); %nominale typologie;
zoals rapsu `breed', vr. rapastu] Eng.: wide, broad;
}
, lett.: \zijn hart is wijd", \wijd
van hart" ) alwetendheid; soms ruimhartig, begripsvol,
lankmoedig (kan veel hebben) bijv. in Ee-vi-138 gezegd van Marduk (meestal zijn de goden licht aangebrand)
2 r
u q libbasu rapas karassu (G stat. v. r^aqu, ria qu
`verweg zijn', gespeld met overhangende vocaal ru-uqu; libbu `hart' vaak zetel van de ratio, verstand, vernunft; terwijl karasu `buik, romp' zetel van het gevoel,
wil, wens; maar er is een zeer grote overlap in bet.):
lett.: ver is zijn hart, breed
is zijn buik ) `hij is on.
doorgrondelijk en hij is lankmoedig' Ee-vii-155
}
, G verb.adj. vr., , (st.c. rapsat): wijd, breed,
omvattend, talrijk; [adj. van het paras-type, vr. parast
(perest); %nominale typologie; zoals rapsu `breed', vr.
rapastu]
W

^ ^
h
enun
ugu
ki-tim
dagal-tim

3 musaznin nuhsi eli ers.etim rapastim (henun nuhsu
 rapsu `wijd', `breed'):`die rijkdom

`overvloed'; dagal
doet regenen over de ganze aarde' (het wijde land) Ee-

rapsu

rapas libbasu

rapastu

vii-69

ruppusu

II. D-stam (
): breed, overvloedig maken; overvloedig maken breed in de zin van overvloedig komt ook
in het Ned. voor, vgl. het niet breed hebben en hij laat
het breed hangen; Eng.: to widen, to broaden;
}
, (subst.; st.c. rupus) breedte; AHw \Breite";

rubsu

H
HH ' Sa
H'S

Eng.: width;
=
CH-iii-4

mu-ra-ap-p
-i
s murappi
s

(D part. st.c.)

, rapsa tim, Sil-A-26


,
(st.c.) Ee-vi-138
ra-pa-a
s
a, rapa
s (G stat.) Ee-vii-155

-ta, rapa
s ta (acc.vr.) Sin1-7
^
-tim, rapa
s tim (gen.vr.) Ee-vii-69
ra-ap-
s a-tim

ra-pa-a
s
a rapa
s

dagal

rappu , (subst. < Sum.)


dagal

ring, diadeem, lasso, band (op


je hoofd, i.h.a. iets cirkelvormigs) AHw \Reif",
\(Zwing-)Stock";

rap-pu rappu Ee-vii-81


, ww. -i-, G-stat. (Bab. rq, Ass. ra q)
leeg/voos zijn; [wordt soms verward in bepaalde vormen
met r^equ, ria qu `leeg zijn' AHw \lehr s/w.",\unbeschaftigt s/w." Eng.: to be(come) empty, unoccupied,
idle, useless,
} , G verb.adj., , (st.c. rq-): Eng.: empty, idle;
}
, (subst. suf x !{u tu, {u t vormt abstracta):
leegheid;
}
, (Ass. ra qu tesu): met lege handen
II. D-stam (
): Eng.: to empty, to leave idle,

III. S-stam
(
bet. als D):
, (ww. -i)
I. G-stam : verstoppen, verbergen, toevlucht zoeken;

r^aqu, riaqum
rqu
rqutu
rqussu

raq^u

ruqqu
suruqqu

}marqtu ,

verstopt'

toevlucht, wijkplaats;
,

ir-ta-q
-ma irtaqima

(G perf. + ma) `heeft

raqutesu , (Ass.; !r^aqu `leeg z.'): `met lege handen'


r^asu, r^asu , (ww. ook; ra asu):


I. G-stam : slaan, stukslaan, kapotslaan; verslaan, vernietigen


1 kakkka lira  is
u nakireka, (D pret. prec.; D voor
meervoudig object; nakru, nakiru, `vijand'): `(maar)

mogen uw wapenen uw vijanden vernietigen' Ee-iv-16


;
 li-ra-i-su, lira  isu (D pret. prec.) Ee-iv-16
, (ww. u/u-klasse) donderen (van stem), bulderen,
brullen; AHw etwa \stimmgewaltig sein"
II. D-stam (
, factitief) tot donderen aanzetten
II/2. Dt-stam (
, passief bij D en daardoor
bet. weer ong. als G) \zichzelf tot donderen aanzetten" ) donderen;
1 t.^
abu rigmasu eli ers.etim lirtas.in (Dt prec.; kan qua
vorm ook Gt zijn; rigmu `roep', `geschreeuw') in Eevii-120; (1 ) stel t.^
abu hoewel voorafgaand, toch attributief (emfatisch), dan: `Moge zijn aangename roep donderend over de aarde weerklinken' of (2 ) als een soort
predicativum: `moge zijn stem als een goede/ten goede
over de aarde donderen'; n.b. de rigmu van Adad is de
donder, een term uit de meteorologische omina (in de
Bijbel de stem des Heren)
2 k s
a ri az^aq(u) k d Adad urtas.s.an (G pres.1e p.enk.
v. z^
aqu `stormen' en Dt pres.; sa ru `wind'; Adad de
stormgod): `ik waai gelijk de wind, ik bulder gelijk
Adad' erra-i-115
; li-ir-ta-s.i-in lirtas.in (Dt prec.)

ras.anu I

rus.s.unu
rutas.s.unu

?J
Ee-vii-120

[]

(Dt pres.) erra-i-115

r^as.u , ww. -u;


I. G-stam : lopen,hardlopen, te hulp komen
}res.u, G part., , subst.: helper (ook
ur- t a-s
. a-an urtas
.s
. an

in militaire
zin)
1 GN-res.u
^a PN GN-is-mijn-helper
2 GN-res.i-kni PN GN-helpt-de-rechtschapene
3 res. u
 su a liku idisu, (G part. v. ala ku, lett. `aan zijn
zijde gaan': `zijn helpers, die hem begeleiden' Ee-iv-69
4 il
u res. u sa a liku idasa, lett.: `de goden, haar helpers
die aan haar zijde marcheerden' ) `de goden, die haar
hulptroepen vormen' Ee-iv-107
V
re-s
s u, res
s u, (G part. + 
s u) CH-ii-36
. i-
. i
V
re-s
s
a, r
es

s a, (G part. + 
s a) Ee-iv-107
. u-
.u
V
re-s
es
ja, (G part. + -ia `mijn') Sil-A-46
. i-iac , r
.^
V
re-s
s u, r
es

s u (G part. mv. + 
s u) Ee-iv-69
. u-
.u
, ww. G stat. schrikaanjagend z/w.
}
, G verb.adj., : schrikaanjagend, respect inboezemend, eerbied inboezemend, eerbiedwaardig, ontzagwekkend, geducht;
1 usziz imnussu t
a h a za rasba (S pret. v.izuzzu; ta h a zu
 plaatste aan zijn rechter zijde
`veldslag'): `hij [Marduk]
Geduchte Strijd' (naam van een paard) Ee-iv-55
2 ina Esagila rasbi `in het eerbiedwaardige Esagila'
(tempel) Ee-vi-77
}
, geduchtheid, huiver
3 melamm^e rasubbati (gen.) (hij was bedekt met) `een
aureool van huiver' Ee-iv-58
  ra-as-ba-am, rasbam, Sil-C-85
 ra-as-ba, rasba (acc.) Ee-iv-55

+U

+b

rasabu
rasbu

rasubbatu

HH S

184

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

D  I ra-sub-ba-ti, rasubbati (gen.) Ee-iv-58


ras-bi, rasbi (gen.) Ee-vi-77
, (S-tantum);
III. S-stam (
): vast gronden, stevig verankeren,

*rasadu

sursudu

grondvesten
1 asrussu gipar(r)u usarsidma, (S pret. v. *ras
a du,
S-tantum): `op die plaats grondvestte hij [Ea] zijn

cella/heiligdom [de Aps^u]' Ee-i-77


2 usarsid manz
a z d Neberi, (S pret.): `hij grondvestte
de standplaats van d Neberu' (wsl. een naam voor de
planeet Jupiter) Ee-v-6


s u-
ur-
s u-da, 
s ur
s ud
a

b bO
>:NV

 stat. vr.mv.) CH-i-25


(S

 pret.) Ee-i-77
, usarsidma (S
=
mu-
s ar-
s i-id, mu
s ar
s id
 part. st.c.) CH-ii-58
(S
=
mu-sar-si-du, musarsidu
 part.) CH-iv-14
(S
u
-
s ar-
s id-ma

rasbu , (!rasabu):

schrikaanjagend, respect inboezemend,


eerbied inboezemend, eerbiedwaardig, ontzagwekkend, geducht;

HH S

  ra-as-ba-am, rasbam, Sil-C-85


 ra-as-ba, rasba (acc.) Ee-iv-55
ras-bi, rasbi (gen.) Ee-vi-77
, (!resu `hoofd')
1 melamm^
u rasubbati apir rasussu,
(G stat. v. apa ru `bedekt zijn'; rasubbatu `geduchtheid';
rasu = resu `hoofd', locativus):
`zijn hoofd was bedekt met een huiveringwekkende uitstraling' Ee-iv-58
, (ww. i/i-klasse; Ass. rasa u(m);
tuku):
I. G-stam : verkrijgen, krijgen, hebben, verwerven, (door
koop) verwerven, bezitten; [defectief ww.: er ontbreekt
veel in het paradigma; vgl. isu^ `hebben'] AHw I \bekommen", \erhalten", \erwerben"; \gewinnen"; Eng.:
to receive, to obtain, to get, to acquire, to gain;
}
, (remu `erbarmen'): erbarmen heb-

rasu

>

rasu^

rema rasu^

ben
1 tarassi rema (G pres. 2e p.enk.) `(met haar) heeft u

erbarmen' Sin3-52
2 s
a nina ai irsi (G vetitivus; G part. v. sana nu) `(zo
: : : dat) hij geen gelijke heeft' Ee-vi-106
III. S-stam (
, causatief): iem. iets laten krijgen, bezorgen, verschaffen; ong. synoniem met S v. mah a ru laten

ontvangen, soms samen gebruikt in %hendiadys,
bijv.
in
3 dn kitti tusarsa tusamhar ensa (S pret. 2e p.enk. v.

rasu^ en S pret. 2e p.enk. v. mah a ru; dnu `oordeel'; kittu

`recht'): `gij [S^n] bezorgt en verschaft
de zwakke recht'

sursu^

Sin3-45
4 sa apla l
a su^ tusarsa apla (G pret. subj.; isu^ `heb-

ben'; S pret. 2e p.enk. rasu^): `degene die geen zoon


heeft, bezorgt gij [S^n] een zoon' Sin3-46

logogra sch:

ne



sa

>


tuku me
s

ummi libbi irtanassi


(Gtn v. rasu^ `hebben', `krijgen'; ne sa ummi libbi lett.
\maaghitte"): `(en) hij heeft steeds last van een branderig gevoel in zijn maag' BAM578-ii-20
F I u-sar-si-si-na-ti, usarsisina ti

>

HHC b>
UC

 + sina ti), CH-xxiv-39


(S
e

ir-
s i-a, ir
s i
a (G pret. 3 vr.mv.) CH-xxiv-92


i-ra-a
s -
s u-
u, ira
s
su
 (G pres. subj.) CHx39
e


ta-ra-a
s -
s i, tara
s
s i (G pres. 2 p.enk.) Sin3-52
e

:
tu-
s ar-
sa
-a tu
s ar
s a (S pret. 2 p.enk.) Sin3-46

ummi irtana
s
s i (Gtn pres.) BAM578-ii-20

>

r^asu , (ww. -a- ook: ra asu, r^asu) !r^asu:


tuku me
s

verslaan, vernietigen;

r^asu, riasu , -i-, G-stat.


I. G-stam :

li-ra-i-su lira

 isu

slaan, stukslaan;

(D pret.prec.) Ee-iv-16

blij zijn,
zich verheugen, juichen;

AHw \jauchzen";
Eng.: to rejoice
II. D-stam (
, factitief): juichend maken, verblijden,
doen jubelen, in jubelstemming brengen;

III. S-stam
(
, causatief, ook factitief, S pret.mv.
usrissa < *usrsa ): doen jubelen, doen juichen
1 ta asina lisriss
a (S prec. vr.mv. < *lisrsa ; t^u `bezwering', maar hier t^u II `schrijn', `cella', eetzaal of
localiteit in een tempel): `moge zij in hun schrijnen gejubel teweeg brengen' Ee-vi-111
}
, (subst.; ook restu; mv. vaak rsa tu)
jubelkreet; AHw \Jauchzen", \Jubel"; Eng.: joy, rejoicing;
}
, (term.; adv.): op blijde wijze blij, verheugd;
}
, (vr. mv. v. rstu): jubelkreet, gejubel;
V
^ r o i-sa-a-tim, rsa tim (gen. vr.) Sil-A-105
V ri-si-is, rsis, Sil-C-61
s i-ris, irs (G pret.) Ee-i-90
= V mu-ri-is, murs (D part. st.c.) CH-iii-11
 prec. vr.mv.) Ee-vi-111
s
li
s -ri
s -
s
a, li
s ri
s
s
a (S
, (zeldz. ww. u/u-klasse): Eng.: to tremble, to shake
(intrans.)
, (zeldz. in G):
}
, G verb.adj., , (st.c. rat.ub-;
duru5 ): Eng.:
moist
, !rebiat een vierde
, (ook rabiat, reb^at, rab^at): een vierde
, (subst.; st.c. rebt; mv. rebia tu) Eng.: square, town
square, plaza
, (adj.; vr. rebu tu): vierde Eng.: fourth
1 ina reb
u tim sattim in het vierde jaar
V ^ re-bu-tim, rebu tim (gen.), CHx44
, (ww. i/i-klasse; Ass. rada u(m)):
I. G-stam : leiden, voeren, brengen, meebrengen, (getuigen)
voorleiden, volgen, begeleiden, sturen, aanbrengen, halen;
vent.: brengen AHw \begleiten", \(mit sich) fuhren",
\gehen" Eng.: to escort, to conduct, to lead, to guide;
to drive (animals, ships, wagons), to follow; to lay claim
to; to move along
1 nisma red^
ata bulamma re ^ata (G stat.vr.mv. <
*redia ta en *re ia ta) 'u [Erra] leidt het volk en u hoedt
't vee' erra-iii,D6
2 ana ekalli/belsu red^
u: `(een slaaf) naar het paleis/naar zijn meester (terug) brengen';
V re-da-ta red^ata (G stat.vr.mv.) erra-iii-D6
V
i-re-ed-de-
s u, iredde
s u (G pres. + 
s u)

russu
surasu

rstu, restu
rsis
rsatu

a C

ratatu
rat.abu
rat.bu
reb^at
rebiat
rebtu
reb^u
red^u

ON b
x C C b
}red^u
[
CHx18

irtede

red^u;

ir-de-a-am irde am

(G pret. subj.) CHx13



(G perf.

ir-te-de-a
s -
s u irtede a
s
su

+ am + su) CHx17

, G part., , (ook ra diu; st.c. redi-; vr. redtu; mv.


E ukuus): soldaat (de in de oorlog ge-

185

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

bM


leidde), infanterist, voetvolk, (vgl.
s uha, b
a iru

!b^aru, soort commando, elite strijder); vr.-vorm:
erfgename AHw \Begleiter", \(einfacher Polizei) Soldat"
Eng.: footsoldier, attendant;
}
, pad, route, leiding
I/3. Gtn-stam : opjagen, achtervolgen, vervolgen, achterna

rdu

zitten
II. D-stam (

rudd^u, factitief):

toevoegen Eng.: to add

to, to contribute to

 is een zeldzame vorm die alleen
III/II. SD-stam
(De SD
in literaire teksten voorkomt. De betekenis is meestal factitief, dus als D. De vormen worden gekenmerkt
door de toevoeging van een s tussen de preformatieven in de D-stam: D pres. uparras )usparras; D pret.
uparris )usparris));
 pret.): `zij voegde on3 usraddi kakku l
a mahri (SD
 Ee-i-134
verzettelijk wapentuig toe'
III. S-stam (
, causatief, factitief)
4 urhasu usardima (S pret.; urhu `pad'): lett. `hij deed
volgen zijn weg' ) `hij wees deweg' Ee-iv-59
III/2. St-stam (
, passief en lex.) hervatten, con-

surd^u

suterd^u
}harra nam surd^um ,
tinueren

een veldtocht ondernemen, een


expeditieleger erop uitsturen

>> o V

rehtu

Ee-iv-59

u
-
s e-er-di u
s erdi

 pret.) Sil-C-100
(S
 pret. + ma)
(S

u
-
s ar-di-ma u
s ardima

D pret.) Ee-i-134
S
u
s -rad-di, u
s raddi (S
, (subst.; st.c. rehet of rehti; mv. rehetu; !kid2!
 btag ): Eng.: rest,remainder;


4
, (ww. i/i-klasse, e/e-klasse, ook ra hu^, ra hiu):
 G-stat. I: verwekt z/w., voortgebracht z/w.


G-stat. II: overgoten z/w.
1 rehi sittum (G stat.): lett. `slaap was uitgegoten', `hij

was overgoten
met slaap' ) `hij was overmand door
slaap' Ee-i-65
I. G-stam I: paren, verwekken, voortbrengen, bevruchten
I. G-stam II (trans.): uitstromen, uitgieten, gieten, begieten;
I. G-stam II (intrans.): zich uitstorten AHw \begatten",
\zeugen"; \sich ergieen" Eng.: to copulate, to mate,
to procreate,
Equotto beget; to (over) ow (into, upon)
2 sittu irtehisu (G perf.; sittu nom. casus pendens):

lett. `slaap stortte
hij over hem uit' Ee-i-64
u r nis ul irehh u sittum (hubu r
3 d Anunnaki ina hub
 `slaap'): lett.`vanwege het
 ru`lawaai'; G pres.; sittu
moer der mensen gieten de A. slaap niet uit' ) 'kunnen de slaap niet vatten' erra-i-82
IV. N-stam (
, passief): `verwekt worden'

etc.
4 apkal il d bel ittarhema, (N perf.): `(aldaar) werd de

Apkal der goden, de Heer,
verwekt' Ee-i-80
V
re-hi, rehi (G stat.) Ee-i-65



ir-te-hi-
s u, irtehi
s u (G perf. + 
s u) Ee-i-64


e
V
N
i-re-eh-hu-
u, irehh u
 (G pres.3 p.mv.)



rehu^

narhu^

x
b >
N 4V
remenu
erra-i-82


i[t]-tar-he-e-[ma], ittarhema (N perf.) Ee-i-80


, (adv., Ass. rema nu) barmhartig;
1 GN(vr.)-remeniat PN GN-is-barmhartig
, (ww. - -,-e-)
I. G-stam : zich erbarmen, medelijden hebben met

r^emu

1 GN-remanni PN GN-erbarm-u-mijner!

}remu ,

(subst.; st.c. rem(i) ) erbarmen, medelijden,


moederschoot; AHw \Mutterleib", \Erbarmen", \Mit-

leit"; Eng.: womb, pity;


2 tazerr^ rema, (G pres. 2e p.enk. v. zer^
u `haten'): `(en
toch) heeft u afkeer van mededogen' (bent gaan haten)
Ee-iv-80

}rema rasu^ ,

erbarmen hebben, zich ontfermen

3 tarassi rema (G pres. 2e p.enk. v. rasu


^ `verkrijgen')
`(met haar) heeft u erbarmen' Sin3-52

}remen^u , (<

*remeniu, af x): barmhartig; AHw


\barmherzig";
V p re-e-ma, rema (acc.) Ee-iv-80, Sin3-52
, ( r q verba mediae Alef, e-klasse;
I. G-stam (pres. ir^eq, mv. ireqqu , stat. ru q) ver weg zijn
zich verwijderen; (samen met nes^u ook `ver weg zijn',
bijv. gezegd van demonen: dat ze maar ver weg mogen
zijn; of overdrachtelijk van goden: `het hart van goden
is ver' ) `zij zijn onnaspeurlijk/ondoorgrondelijk'; vormen worden wel verward met die van r^aqu, ria qu `leeg
zijn') AHw \fern sein", \sich entfernen"; Eng.: to
be(come) far, distant,
1 r
u q libbasu rapas karassu (G stat. gespeld met
overhangende vocaal ru-u-qu; libbu `hart' vaak zetel van de ratio, verstand, vernunft; terwijl karasu
`buik, romp' zetel van het gevoel, wil, wens;
maar er is een zeer grote overlap in bet.): lett.:
ver is zijn hart, breed
is zijn buik ) `hij is ondoor.
grondelijk en hij is lankmoedig' Ee-vii-155
II. D-stam (
): Eng.: to make, keep distant
III. S-stam (
): Eng.: to remove, to move
away
D ru-u-qu ru q(u) (G stat. met extra u) Ee-vii-155
; li-req lireq (G prec.) Ee-vii-134
: (G part. v. !r^as.u, -u ), `helper'
V
re-s
s u, r
es
s u, (G part. + 
s u) CH-ii-35,36
. i-
. i
V
re-s
es
ja, (G part. + -ia `mijn') Sil-A-46
. i-iac , r
.^
V
re-s
s u, r
es

s u (G part. mv. + 
s u) Ee-iv-69
. u-
.u
, vr.; zie rstu onder !r^asu, riasu `zich verheugen', `juichen'): jubelkreet, gejubel
V
^ r o i-sa-a-tim, rsa tim (gen. vr.) Sil-A-105
, (<restiu): oudste zoon, eerstgeborene, de oudste, de
oeroude (de -t- is geen vrouwelijke t, maar deel van het
morfeem -tiu dat van een substantiefstam een adjectief
maakt)
1 Aps^
uma rest^u `de oeroude Aps^u' Ee-i-3
V I
re-e
s -ti-im, r
e
s t^
m, CH-i-9
V I re-es-ti-a-am , resti am Sil-C-9
s:
re
s -tu-
u, r
e
s t^
u Ee-i-3
, (ook: rasu; st.c. res(i); dualis resa n vaak met enk.
bet. s sag;
p rasi): hoofd, kop, bovenste deel
(v. muur), aanvang (v. koningschap), begin; ook wel: het
beste, van eerste kwaliteit Eng.: top, head, chief, principle, beginning; slave; front(age)
}
, (dualis, ook: s
sagme
s ): tinnen, kantelen; (vgl. dualis isda (n) `fundamenten' < isd^u `benen')
n.b. `hoofd' als lichaamsdeel is !qaqqadu;
1 res
a n elia tu, (Sum. idioom) opgewektheid, (lett.
`opgeheven hoofd'); (n.b.: attribuut na dualis komt in
3e vr.mv.)
2 l
a le ^a tasakkan resi (G pres. 2e p.enk. v. saka nu;

r^equ

res.u

4V

ruqq^u
suruqqu

b
+b
restu, rstu
aC
rest^u

>C
resu
resa(n)

186

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

le u^ `de kundige'): `de zwakkeling plaatst gij [S^n] aan
het hoofd' (de maangod S^n verheft de zwakke) Sin3-51
}
, zie aldaar voor de betekenis `oudste' etc; als
vr. v. resu, bijv. in de betekenis `het beste' in `het beste
bier':
3 aqqika rest^
a sikara daspa (<*anqi + ka, G pret. 1e p.enk. v. naq^u `offeren'; rest^u `beste', `van eerste kwaliteit', hier als adj. voor het subst.; daspu `honingzoet';
adjectief vooropgeplaatst; komt een enkele keer voor,
vooral bij epitheta, wanneer de eigenschap een wezenlijk onderdeel is van het substantivum):
`ik heb voor u kostelijk en zoet bier geplengd' Sin1-20b
}
, (subst. suf x !{u tu, {u t vormt abstracta)
Eng.: slavery, service;
}
, lett. `die van het hoofd' )kamerheer
(hoge bediende)
4 res sarr
u ti aanvang van het koningsschap, jaar van
troonbestijging, de jaarrest voor het begin van het eerste volle regeringsjaar;
}
, (sagitu), lett.: \het hoofd/begin van
 nieuwemaan, nieuwlicht
de maand" )
5 ina res arhima nap
a hi (G inf. in gen. `opkomen'


(van hemellichamen),
`zichtbaar
worden'; lett.: `de
nieuwemaan in het zichtbaar worden' ) `wanneer de
nieuwemaan zichtbaar wordt/verschijnt' Ee-v-15 Dit is
een in nitiefzin met subject, !ina.
logogra sch: F s
$
 -
di
s na sag 
sa
s u kusu
6 = summa amelu res libbsu ikkalsu (G pres. v. al
a ku
`eten', maar ook tech.: `pijn doen'): `indien iemand pijn
heeft aan zijn bovenbuik' BAM578-i-1
p K  -su-[nu], ressunu (dualis + sunu),

weide, beemd, weidegrond; AHw \Weide"; CAD pasture,


pastureland [vgl. meresu !eresu `bouwgrond']
6 s
a kin mereti u masqeti, (Marduk), `die de weiden

rest^u

resu tu
sa resim

res (w)arhi

H b
b C
H b Vb
!
ret^u
Sil-A-69

V
V
V

ra si

(st.c. + su) H.Sip.


re-es-ta-a, rest^a (vr. v. resu^) Sin1-20b
re-e
s , r
e
s (st.c.), CH-ii-43

ra-
s u-u
s -
s u, r
a
s u
s
s u (nom. + 
s u) Ee-iv-58
s4

-ma, r
e
s (w)arhi (`nieuwemaan') Ee-v-15

s
-
su
 r
e
s libb

s u (`bovenbuik') BAM578-i-1
re-
s i-
su

r
e
s

su

sag itu


sag 
sa

, (ww. -i,
I. G-stam : vastmaken, bevestigen;
II. D-stam (
, multipliciteit van object): ook: vastmaken, bevestigen, maar van meer objecten;
}
, D part., , p

, (ww. i/i-klasse; r i )
I. G-stam (pres. ire  i, pret. ir e, ire, perf. irte i, irt^e
hoeden, leiden; AHw \weiden", \(Vieh) h
uten"; Eng.:
to tend, pasture ( ocks); to graze (said of sheep)
1 nisma red^
ata bulamma re ^ata (G stat.vr.mv. <
*redia ta en *re ia ta, stat. transitief gebruikt) 'u [Erra]
leidt het volk en u hoedt 't vee' erra-iii,D6
2 ana rej^em om te leiden;
3 nissu ina msarim lire `moge hij zijn volk in gerechtigheid hoeden'
}  , G part., : herder, schaapherder; [herder ook als
het toonbeeld van betrouwbaarheid, bijv in tegenstelling tot een huurling, die vlucht bij dreigend gevaar]
AHw \Hirte"; Eng.: shepherd;
4 re u
^sina kna `[Marduk, die het land bestuurt,] hun
betrouwbare herder' Ee-vii-72
5 GN-re ^ in PN GN-is-mijn-herder
}
, (subst.; ook mer tu, mertu; OB, SB):

re u^

muretti

rutt^u

,
C

en drinkplaatsen heeft geschapen' Ee-vi-124


V
V
V

sipa

>

r
e i

CH-iv-45


(G stat.vr.mv.) erra-iii-D6
CH-i-51

re- a-ta re ^
ata

^m,
re-ju-um, r
e u

T F re-u-s-na, re u^ssina


(+ p. vnw. sina) CH-xxiv-13
em/re ^
V
re-je-em, rej^
em/re ^
m
(G inf. gen.) Sil-A-22
V I me-re-ti, mereti (gen.mv.) Ee-vi-124

a (G prec.) Ee-vii-131
;
li-ir- a-a lir ^

C
re u^tu
!


, (suf x {u tu, {u t vormt abstracta.): herderschap


1 lpusma re u
^t s.alma t qaqqa di (G prec. v. epesu

`handelen'): `laat hij [Marduk] het herderschap over de


zwarthoofdigen uitoefenen' Ee-vi-107
V
re-ju-ut, r
e j^
ut (st.c.), Sil-A-93
^t (st.c.) Ee-vi-107
V
re-
e-ut, r
e u
, !r^abu `vervangen'
, !r^aqu, `leeg/voos zijn';
, !r^asu (-i-), `juichen'
, (!r^aqu, `leeg/voos zijn') leegheid;
, (!r^aqu, `leeg/voos zijn') met lege handen
: plein
V ^ ri-bi-tim, ribtim, CH-iv-52
, !red^u `pad', `route', `leiding'
1 rdam s.ab
a tu: `een weg kiezen/nemen', `een weg inslaan' ook:
}
, een weg kiezen/nemen,

een weg inslaan
V
ri-dam, r
dam CH-xxiv-7
, (!raga mu `roepen', `schreeuwen') roep, lawaai, ge-

}
D
}
riabu
riaqu
riasu
rqutu
rqussu
ribtu
rdu

u sam/harranam s.abatu

rigmu

schreeuw
1 t.^
abu rigmasu eli ers.etim lirtas.in (Dt prec.; kan qua
vorm ook Gt zijn; rigmu `roep', `geschreeuw') in Ee-vii120; stel t.^
abu hoewel voorafgaand, toch attributief (em-

fatisch), dan: `Moge zijn aangename roep donderend


over de aarde weerklinken' of als een soort predicativum: `moge zijn stem als een goede/ten goede over de
aarde donderen'; n.b. de rigmu van Adad is de donder,
een term uit de meteorologische omina (in de Bijbel de
stem des Heren)

rig-ma-
su
 ragma
s u (st.c.+ 
s u) Ee-vii-120
, (pirs-nomen bij !rahas.u, vaak in vr.mv. riksa tu):
 `overstroming', `hoogwater',
 `vloed';
, (st.c. rikis !raka su `binden'; vaak in vr.mv. riksa tu
met dezelfde betekenis): band, binding, samenhang contract, pact, verdrag; verband, zwachtel;
p
rik-si-
su
-un, riksi
s un (st.c.+ 
s un) Ee-v-6
V
ri-kis, rikis (st.c.) Ee-vii-141
, een koningsnaam van verscheidene koningen in
het Oudbabylonische Larsa.
V c  Ri-im-d
, Rm-S^n, Sil-C-103
, (!r^amu I `beminnen'): `geliefde'
, (!r^amu II `schenken'): `geschenk'
(subst.; st.c. rm; mv. rmu ; am): wilde stier;
AHw \Wildstier"; Eng.: wild bull;
1 rm sarr `stier onder de koningen' (epitheton van
koningen);
}
, (vr. v. rmu; st.c. rmti; mv. rma tu;

rihs.u
riksu

V!

re u^

!8

Rm-S^n

r^mu

mirtu

rmtu

zuen

rmu
rmu

187

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

) wilde koe; Eng.: wild cow;


V = ri-mu-um, rmum, CH-iii-7
, (subst.; mv. ripqa tu) AHw \behacktes land";
Eng.: dug-up land (?)
, (!r^aqu) `met lege handen'
, (subst.; mv. risba tu met enk. bet.) Eng.: quarrel,
ght;
, (vr.mv. v. ristu, < !r^asu ): `jubelkreet'
, (adv. !r^asu) `op blijde wijze'
, (Gt stat. v. !raka su `binden'): Gt: `met elkaar verbinden'
 rit-ku-su
p , ritkusu (Gt stat. mv.) Ee-iv-85
, (subst.vr. rh.t ; st.c. ritti, met suf x ritta-; dualis
rita n): vuist, hand AHw \hand"; Eng.: hand, possibility
1 samm imta bull^ tameh rittussu, (G stat. v. tam
a hu
 imtu `gif'; bull^u, D inf. in
`vasthouden'; sammu `plant';
gen. bull^u D: `blussen'; locativus rittum + su `in zijn
vuist'): `hij houdt kruiden om gif te blussen vast in zijn
hand' Ee-iv-62
n
su

s>

ripqum
rqussu
risibtu
rsatu
rsis
ritkus

ruggubu
rugumm^u
ruhu^

rittu

rukubu

:

:b

(loc. < -ussu<-umsu Ee-iv-62

ru , G imp. v. !war^u `leiden'


r^u, ru u , (subst.): vriend, makker
Db
,
,
+
CH-ii-69
ru amu , (!r^amu `liefhebben') `charme', `liefde'
ruba u, rub^u , (subst.; st.c. rub^e < *rubai; triptotisch derit-tu
s -
s u rittu
s
su

^m
ru-
s u r^
u
s u ru^
um/ru u


su

clinatie in st.c. voor suf xen enk., nom. rub^u-, gen.


rub^e-, acc. rub^a-; OA en MA ruba u(m); W nun):
vorst, prins: edele; [nomen van het pura s-type, vr.
pura st; (%nominale typologie); o.m. voor dieren, diminutieven in de ruimste zin en diverse andere nomina; bijv. pah a du `lam', suh a ru `jongen', `kind'] AHw
 prince, ruler;

\Furst"; Eng.:
1 muttarr^
u rub^e (Gtn part.-muptarris-vorm v. war^u; -^u
< -iu voor Gtn, of mutarr^u Dtn; verwacht muttarr^ voor
st.c.) `die vorsten leidt' erra-i-21, bekend epitheton van
goden met een wakersfunctie, hier Erra als gids en

waker, maar vaak ook Sama
s , de zonnegod; soms ook
negatief gezegd van demonen om slachtoffers te zoeken
}
, (subst.; vr. v. rub^u; mv. rub^atu <
*ruba + a tu): prinses; Eng.: princess
}
, (subst. suf x !{u tu, {u t vormt abstracta;
st.c. rub^ut; OA ruba u tum) AHw \Furstentum", \Herrschaft"; Eng.: principality, dominion
D ru-bu-um, rub^um, CH-iii-55
D ru-bu-am, rubuam (acc.), CH-i-29
D
ru-bu, rub^
u (nom.), Ee-vii-118
D
ru-b
e-e, rub^
e (gen.), erra-i-21
, (gen. en st.c. v. rub^u ): `vorst', `prins'; `edele';
, (!ruba u) `vorst', `prins'; `edele'; [nomen van het
pura s-type, vr. pura st; (%nominale typologie); o.m.
voor dieren, diminutieven in de ruimste zin en diverse
andere nomina; bijv. pah a du `lam', suh a ru `jongen',


`kind']
, (W nun), suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; bij
rub^u: `het ambt van rub^u', bijna synoniem met sarrum
`koning', meestal vertaald met vorst, prins.
1 idd^
usumma parak rub^uti (pret. mv. v. nad^u `werpen', ook: `oprichten') `zij richtten een prinselijke/vorstelijke troon voor hem [Marduk] op' (als souverein
vorst, maar nog voor Marduk koning der goden was,
Ee-iv-1)

rubatu
rubutu

rub^e
rub^u

rub^utu

sss
4

(gen.) Ee-iv-1

rugbu (subst.; st.c. rugub; mv. rugbatu; NB ook rugubu):


ru-bu-
u-ti rub^
uti

zolderverdieping, etage onder het dak

AHw \Dachgescho", \Soller"; Eng.: roof


(denominatief ww. bij rugbu) AHw \ein Soller
habend"; Eng.: to roof
, !raga mu, jur. term `eis' etc.
, (subst.): tovenarij toverkunst, hekserij, zwarte ma gie; Andere benamingen voor hekserij/zwarte magie:
upsasu^ (ook witte magie), kispu, rus^u, zikarrud^u; zie
verder toelichting bij kispu onder !kisa pu;
, (subst. bij raka bu; NA ook ruku pu, raku pu) vaartuig; i.h.a. waarmee je je voortbeweegt, dus ook voertuig, rijdier; AHw \Fahrzeug";
1 Ti
a mat ruku bsuma su mala hsa (nominale zin): `T.
is zijn vaartuig en hij [Marduk] is haar schipper' Ee-vii-

77

bV

ru-kub-
s u-ma ruk
u b
s uma

Ee-vii-77

(st.c. +su +

ma

rupsu , (!rapasu `breed zijn') `breedte'


ruqu , (adj.) ver; overdrachtelijk: ondoorgrondelijk vaak ge-

zegd over (het verstand van) goden; AHw \fern";


D ru-qu ru qu (adj.) Ee-vii-118
, (subst.) tovenarij toverkunst, hekserij, zwarte magie; Andere benamingen voor hekserij/zwarte magie:
upsasu^ (ook witte magie), kispu, ruhu^, zikarrud^u; zie
verder toelichting bij kispu onder !kisa pu;
, (uit !ru u + su): `zijn vriend', `zijn makker'
^m + 
D
ru-
s u, r^
u
s u, ru^
um/ru u
s u CH-ii-69

 h): speeksel, kwijl; AHw \Spe, (subst.;
u

ichel", \Geifer";
 h ma-gal 
D
u
s ubme
s

1 ru tu magal ittanaddi (D sub maq
a tu `vallen' dan
ru tu subject; ook nad^u `werpen' dan ru tu object; mes
voor Ntn, meestal pres.): Ntn pres. v. nad^u ittanaddi `hij
werpt steeds speeksel uit' of: ittanaqqu `hij laat steeds
speeksel vallen' BAM578-i-27

rus^u

r^usu
b
ru tu, rutu

VW

h
u

ru tu

(`speeksel') BAM578-i-27

188

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

s^a, se^a , (subst.; J , status abs. v. !sutu): `korenmaat' (als maat, maar ook als concreet voorwerp)
sabasu , ww. !sabasu `zich toornig afwenden', `boos
n
ba

( sst
b
sabsu
zijn'

 is-bu-su, isbusu (G pret. subj. mv.) Sin1-23a


h
sa-bu-us, sabus (G stat.) Ee-vi-137
h p
sa-ba-si-
s u, sab
a si
s u (G inf.gen.+
s u) Ee-vii-154
, variant van sabsu !saba su
, (ww.; vanaf OB;
I. G-stam biertappen, komt weinig voor, wel het part.:
CAD to draw beer;
} , G part., , (subst.; mv. sab^u, sabiatu; vanaf OA,
OB;
F lukurunna; vr. sa btu, F
m
ikurunna):
kroegbaas, waard, winkelhouder [plaats
waar sikaru bier en bieringredienten verkocht werd,
maar tevens een soort bazar met allerlei koopwaar]
CAD inkeeper, beer merchant;
} , (subst.; F kurunna; kurun =
ka
s din): een soort bier, (zie ook 
s ikaru, een (ander?)
soort bier)
}
, (subst.;
F ekurunna) lett.:
bierhuis; taveerne, kroeg
}
, ( F ekurunna) ook: `bierhuis'; `taveerne', `kroeg'
F 
 , s
a b
tu CHx108x111
F 
 , b
t s
bim CHx110
, (zeldzaam ww.; OB, SB, NB):
I. G-stam (pret. isa d doodslaan CAD to slay;
1 ultu lemnesu ikm^
u isa du, (asyndese van G pret.
subj. v. kam^u `vastbinden' en G pret. subj. v. s^adu):
`nadat hij [Ea] zijn vijanden had gevangen en doodgeslagen' Ee-i-73
h i-sa-a-du, isa du (G pret. subj.) Ee-i-73
, (subst. Sum.; ook sankidabb^u; SB; s
 sagkidibba): hoofdziekte, hoofdpijn (?); ; AHw
eine \Kopfkrankheit"; [met sagki pu tu `voorhoofd';
dib s
. aba tu `pakken' ) hoofdziekte, `hoofdpijn?'; CAD
sagkidabb^u (an illness of the head)
F
s


sab^u

sab^u

sbu

bt sbim
bt sikarim

*
D

s^adu

D
D

m
i kurun na

e kurun na

sagkidibb^u

di
s

na


  

sag ki dib ba

>

tuku

summa amelu sagkidibb^a


irasi
(tuk, tuku rasu^, isu^ `krijgen', `hebben'): `indien iemand hoofdpijn heeft' BAM578-ii-18
, (adj. Sum. <sagkal; met sag `hoofd',
kal `sterk'), zeldzaam ook !asaredu, normaliter
na4
sagkal = sankallu, een steen
s


, asared il Sin1-1, Sin3-1

, (subst.) de planeet Jupiter; ook !d Sulpaea
,

sagkallu

Sagmegar
!d 
sagu , !sag^u
sag^u I , (subst. < Sum.; ook sagu, saggu, sakk^u; vanaf
sag gal dingir me
s

amar utu

OB)

heiligdom, kapel (literair woord); AHw \Heiligtum"; CAD A shrine, holy room in a temple
1 asar sag^sunu: `de plaats van hun heiligdom' Ee-iv-

12
2 lillil sag^sunuma sunu l
u pash u (D prec. v. elelu;
 reinige hun heiligG stat.mv. v. pasa hu): `hij [Marduk]

dom, opdat z rust genieten' Ee-vii-10 In Ee-vii-9 gaat

de lof op Marduk over in een wens. Cultische onreinheid kan letterlijk vuilheid zijn. Vuil brengt onrust; de

goden worden daarover boos. Er moet reinheid heersen


en dit zal gebeuren via het instituut de mens.
h U K sa-gi-su-nu, sag^sunu (+sunu) Ee-iv-12, vii-10
, (ww. u/u-klasse; ook seheru; vanaf OA, OB;
 nigin)

I. G-stam (pret. ishur; pres. isahhur; stat. sahir): keren,

 toewenkeren naar, zich omwenden
, zichwenden tot; zich
den; omsingelen, rondom iets gaan; zoeken, uitzoeken (in
de zin van `op zoek zijn naar'); bekommeren om (ana);
AHw \sich wenden", \herumgehen", \suchen", \sich
aufhalten"; CAD 1 to turn, to turn around, to turn
back, to return, to turn away, to retrograde, (in %hendiadys) to do again, to resume doing; 2 to turn to,
(ana) (for help, allegiance), to go over to, to turn to
an authority with a request, appeal, to appeal to, to
beseech a deity, to look for, to seek; 3 to go around, to
circumambulate, to make rounds, to converge, to assemble, to curve, to veer, to circle, to surround with,
to encircle; 4 to do business (?), 5 to delay, to tarry;
6 to change into, to turn into, 7 (Gtn) to turn back
and forth to prowl, to gather, to convene, to show concern;
1 ina il ashur(ka), (G pret. 1e p.enk. meestal met -ka):
`te midden van de goden heb ik mij (tot u) gewend',
(`heb ik u uitgezocht') Sin3-63
II. D-stam (
, factitief): wenden, toewenden;

AHw \umwenden", \herumwenden", \abwenden";
CAD 8 to turn away, to turn back, to repel an enemy,
an attack, to evect (?), to cause to change allegiance; 9
to restore, to return, to turn over to, (in %hendiadys)
to do again; 10 to take someone of something around;
11 (with pa nu kisa du, qaqqadu as object) to turn away,
to turn toward;
}
+ suf.
, het gelaat (genadig) toewen  god jegens smekeling op diens
den, van vertoornde
hulpgeroep.
2 usahhir
u alkatsunu, (D pret. mv.; alkatu `wandel'),
 wenden om hun looprichting" ) `zij maaklett.: \zij
ten rechtsomkeert' (de goden die Tia mat's hulptroepen
vormden bliezen de aftocht) Ee-iv-108

III. S-stam
(
, causatief) CAD 12 to put to ght,
to cause to turnback, to cause to turn away, to subvert,
to make shift allegiance, to cause to search, (with panu )
to cause to turn; 13 to place around, to surround, to
cause to encircle, to make spin, (in stat.) to be turned
around; 14 to detain, to delay;
 1 -stam (passief bij S)
III/2 St
 2 -stam (
III/2 St
): omheinen, omgeven (iets
 huis of stadsmuur), omringen
met iets, 2 acc.) (van
met; CAD 15 to surround on all sides
IV. N-stam (
, ingressief, ong. als G) CAD 16
 1 and 2); to return, to turn again
(ingressive to mngs.
with favor to, to turn to, to seek; 17 to turn away from,
to turn about 18 (in %hendiadys) to do again 19 (Ntn)
to turn back and forth, to keep turning around;
3 sa issahruka, (N pret. subj. + ka): `die tot u zijn
toevlucht heeft gezocht' (voor hen heeft u erbarmen)

saharu

suhhuru

pan

suhhuru

sushuru

sutashuru

nashuru

( 9
>9
Sin3-52

(G pret.) Sin3-64
,

(N pret. subj. + ka) Sin3-52
D u-sah-hi-ru, usahhiru (D pret. mv.) Ee-iv-108
as-hur ashur

D

is-sah-ru-ka issahruka

189

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

S b
S

u
s -ta-
as-hi-ir-
su


t2 pret.) H.Sip. 18,19; Sil-C-136
(S

u
s tashir
su

sahl^u , (subst.; meestal mv.; vanaf oud-akk., OB; L


mu
s tashir

mu-u
s -ta-
as-hi-ir

t2 part.) CH-ii-60


(S

; zaghili): waterkers; [zoals algemeen wordt aangenomen; groenteachtige plant, die veel werd gegeten;
komt logogra sch en syllabisch veel voor] AHw \Kresse
?"; CAD 1 cress plant; 2 cress seed
J >
;
1
2

L 

s
la

zag hi li


q^a sahl^e (q^u < qa u in status abs. inhoudsmaat

van ong. 0.8 liter): ` 12 q^a waterkers' BAM578-i-3; kan
ook als zaad bedoeld worden, wat de inhoudsmaat q^u
misschien verklaart

#
egir-
s u sah-le-e ina kas nag

2 arksu sahl^e ina sikari isatti (# nag = \mond
 v. sat^u `drinken'): `daarna/vervolgens
 water" G pres.
waterkers met bier opdrinken' BAM578-i-12
1

1
2

94

9 4
L
sahmastu

(acc.) BAM578-i-12

sahl^
u BAM578-i-3


sah-l
e-e sahl^
e

;
 

, (subst.): muiterij, rebellie, opstand
 , ww. !sehu^ `in oproer z.', `in opstand komen'


, ww. \verstopt
raken, dichtstoppen" (gezegd van
oren) AHw \verstopfen";
}
, (adj.; Ass. sakkuku; vanaf oud-akk.;
)
ge
s tula
doof; [adj. van het purrus-type, vr.
purrust; %nominale typologie; verb.adj. van de Dstam, vaak in gebruik ter aanduiding van lichamelijke gebreken; sukkuku `doof'; kubbutu `zwaar'] AHw
\taub", \(geistig) beschrankt"; CAD deaf, obtuse;
, (ww. i/i-klasse; ook zaka pu, NB sekepu; vanaf
OB)
I. G-stam (pret. iskip; pres. isakkip; stat. sakip) omverwerpen (van regering), omvergooien, runeren neerwerpen, omkieperen; AHw \abstoen", \wegstoen", \abweisen"; CAD A 1 to thrust, to push away, to overturn,
to reject, to set aside (kingship), to depose (a king); 2
to drive back, to repulse, to defeat, to drive out, to
evict; 3 to dispatch a boat, to send by boat, to drive
cattle; 4 (D sukkupu) to reject (?) 5 (Dtn) to be driven
out; 6 (N naskupu) to be dispatched by boat, to be
rejected (?)
, (ww. u/u-klasse, ook i/i-klasse?; vanaf OB)
I. G-stam (pret. iskup) rust vinden, tot rust komen, ter
ruste leggen; AHw \sich zur Ruhe legen"; CAD B to
lie down, to lie still, to rest;
1 u nni sa l
a nisakkipu, (G pres. subj. 1e p.mv., nnu
onafhank. pers. vnw. 1e p.mv.): `en w die geen rust
kunnen vinden' Ee-i-120
}
, G part., , rustig;
2 l
a sa kipu: onrust, rusteloos, maar ook factitief: onrustgevend, dat geen rust gunt, onvermoeibaar
II. D-stam (
) CAD 2 to lay to rest;
s
ni-sak-ki-pu, nisakkipu (G pres. subj.
zag hi li

sahu^
sakaku
sukkuku

sakapu I

sakapu II

sakipu

sukkupu

s
s
sakaru !

1e p.mv.) Ee-i-120

, ww.

sa-ki-pu s
a kipu

Ee-i-130

sekeru `blokkeren', `afdammen'

s^aku , (ww. ook z^aku, Ass. suaku; vanaf OB; S

d
su

):

I. G-stam jnstoten, verpulveren; AHw \zerstoen", \pulverisieren"; CAD 1 to pound, to crush; 2 (D) (uncert.

mng.)

sum

d
su

'B


K
#
ina a
nu pa-tan
nag
su ma
tas^at ina m^e la pata n
isatti
(su ma ina m^e `knoflook met water' of wsl. `knoflook
in water (mengen)'; S sud s^aku ` jnstoten', `verpulveren', G pres.2e p.enk.; pata nu a/u-klasse litt. woord
voor `eten'; la pata n status abs. `niet eten' ) `op
nuchtere maag'; # nag = \mond  water" sat^u
`drinken', hier de patient dus wisseling van persoon
G pres.3e p.enk.): `(dan) moet je knoflook verpulveren
en hij (de patient) moet (het) met water op nuchtere
maag opdrinken' BAM578-i-14 [braakmiddel]
!gazi!
S 
#
sar
d
gazi
su
ina a nag
1 kas^e tas^
ak ina m^e isatti (kasu^ `mosterd'; G pres.2e p.enk. v. s^aku `verpulveren'; G pres. v. sat^u `drinken'):
`jij moet mosterd verpulveren en hij moet het met water drinken' BAM578-i-17
S 
!geshtin!
K
#
d
su
ina gestin
kalga
nu pa-tan
[nag]
sar

B? 'B

2 tas^
ak ina kara ni danni la pata n isatti (S sud
G pres.2e p.enk. v. s^aku ` jnstampen'; gestin kara nu
`wijn', `wijnstok';
kalga dannu `sterk', `geconcentreerd', `onverdund'; G pres.3e p.enk. v. sat^u `drin-

B?

ken'): `moet je jnstampen en met geconcentreerde/onverdunde wijn op nuchtere maag drinken' BAM578-i-31

salahu , (ww. a/u-klasse; ook salahu; OB, SB, NB; u


S

s
ud

tas^
ak

(G pres.2e p.enk.) BAM578-i-14, 17, 31

):

sud

I. G-stam (pret. isluh; pres. isallah; stat. salih; imp.


 water); infecteren

suluh) besprenkelen,sprenkelen (met
;

 I \(Wasser) sprengen"; CAD 1 to sprinkle,


to moisten, to wet, to saturate; (suluhha sala hu) to
poor water for ritual hand washing 2 tospatter(with
venom, saliva, blood, urine) 3 (stat.) to be wet, to be
spattered with, to be covered with 4 to slake lime;
II. D-stam (
, bet. als G) CAD 5 (same mngs. as
mngs. 1 and 3) 
IV. N-stam (
, ingressief, passief) besmet raken;

CAD 6 to be sprinkled
7
is-sal-la-a 

1 issalla (N pres. v. sal
a u a/u-klasse met sterke alef
 salahu `(be)sprenkelen', `infecteren', N (ingressief)
`besmet raken'; Na een uitspraak over een medicijn,
nuwisseling van subject, 3e p.enk. `hij de patient'): 'hij
zal ervan genfecteerd raken', `het zal hem aantasten'
AHw

sulluhu
nasluhu

(*

( u

BAM578-i-41

!

+gis sud ana dur-su gar


2 samna tasallah ana suburrsu isakkan ( i af
geleid van
pictogram voor een zalfvaatje, Sum. ,
`olie', het teken gaat ook staan voor ni `geur', omdat
het verwijst naar welriekende olie, en ook zal `glimmen' (zoals na insmeren met olie);
sud sal
a hu `be `zetsprenkelen' hier G pres. 2e p.enk.;
gar 
s aka nu
ten', hier G pres. 3e p.enk.): `met olie besprenkelen en
in de anus plaatsen' [zetpil] BAM578-i-49


7
is-sal-la-a issalla (N pres.) BAM578-i-41


i

u( *
sud

tasallah

(G pres.2e p.enk.) BAM578-i-49

190

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

salamu , (subst.; ook salamu; Mari, MB, RS, NB(?); CAD

friendly relations, peace, alliance; AHw \Freundlichkeit";


1 GN-salim PN met G stat. GN-is-verzoeningsgezind,
GN-betoont-zich-een-vriend

salamu , (ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;


vanaf

OB;

) G-stat.: vriend zijn, vriendelijk zijn


in goede verstandhouding zijn, bijv. G stat. salim `hij is
vriendelijk';
I. G-stam (pret. islim; pres. isallim, NB isellim; stat.
salim) zich verzoenen met (met = itti); vrede sluiten met;
tegendeel van allerlei termen voor `boos zijn op'; AHw
\freundlich s/w", \friedlich s/w"; CAD 1 to become
reconciled, to make peace, to be of a friendly disposition;
1 silim ittja, (G imp.): `verzoen u met mij' Sin3-66
2 ittsu tusallam, (G pres. 2e p.enk.): (wiens god met
hem in onmin is) `(die) bezorgt gij [S^n] verzoening
met hem' Sin3-55
3 lislim
u ittja (G prec. mv.): `moge zij [mijn god en
mijn godin] vrede met mij sluiten', `zich weer met mij
verzoenen' Sin1-24a
II. D-stam (
, factitief): vriendelijk maken, tot
vriend maken, vrede doen sluiten met; verzoenen (als derde partij, zoals een godheid) iem. weer verzoend met
een ander, (bijv. een andere god); CAD to bring
about peace (between countries), to bring reconciliation
4 il ittja sullimamma, (D imp. vent. + ma; il `mijn
god'): `verzoen mijn god met mij' Sin3-68
}
, (nom. vorm van het pars-type; %nominale typologie; niet zo frequent voorkomend; passief
voltooid deelwoord, die het resultaat van het handelen weergeeft; gesubstantiveerde verb.adj.; bijv. nashu
,
`geselecteerde' > `gedetacheerde'): eendracht ) vrede
silim

sullumu

salmu

vriendschap

U !

-im

silim

dingir

lugal gar

[an-su]
5 salm il u sarri issakkansu (N pres. v. sak
a nu
`plaatsen, zetten' N: `zal (hem) geworden') '(dan) zal
vriendschap met god en koning hem ten deel vallen'

CT51-161,r. 15
p
si-lim, silim (G imp.) Sin3-66
e
:
tu-sal-lam, tusallam (G pres. 2 p.enk.) Sin3-55
; = lis-li-mu, lislimu (G prec. mv.) Sin1-24a
!shul! ;
sul-li-ma-am-ma, sullimamma (D imp.
vent. + ma) Sin3-68
-im, sal
m (st.c.) CT51,161,r. 15

y V V

salatu
silim

, (ww. a/u-klasse ook i/i-klasse; vanaf OB)


I. G-stam (pret. islit; pres. isallit, isallat; imp. sulut) in
stukken snijden; AHw II \zerschneiden"; CAD 1 to split
o , to split, to cut; 2 (uncertain mng.)
II. D-stam (
, multipliciteit v. object) CAD 3 to
split into many parts, to cut up, to cut through; 4 (Dt)
to be split apart 5 (N, uncert. mng.)

s im
:
hal tu-sal-lat

1 baluhhu tusallat (baluhhu een boom; sal
a tu a/u

klasse ook i/i-klasse `instukken snijden', D pres.,
multipliciteit van object; onderdeel van een recept):
`baluhhu-boom moet je in repen/stukken snijden' BAM
578-i-39
:
tu-sal-lat tusallat (D pres.) BAM578-i-39

sullutu

*n

*n

salat.u , !salat.u I
salmu , (!salamu): eendracht ) vrede, vriendschap
samadu , (ww. u/u-klasse; LB semedu; OA, OB, SB)

I. G-stam (pret. ismud; pres. isammud; stat. samid) jnmalen, malen (normale woord voor `malen' is t.^enu) AHw

\mahlen"; CAD 1 to grind into groats; 2 (uncert.


mng.) 3 (N) to be ground into groats
}
, zuiver meel [nom. vorm van het pars-type;
%nominale typologie; niet zo frequent voorkomend;
passief voltooid deelwoord, die het resultaat van het
handelen weergeeft; gesubstantiveerde verb.adj.; bijv.
nashu `geselecteerde' > `gedetacheerde': samdu resultaat van sama du]
: een koning, zoon v. Hammurabi
h
F Sa-am-su-i-lu-na, Samsu-iluna

samdu

Samsu-Iluna
Sil-A-20

samu , (adj. bij siamum, s^amu `rood zijn'; vr. samtu; {

): rood, bruin; AHw \rot", \braun";


{ sum-ma ububuul sa5
1 summa bubu tu s
a mat ({ sa5 stat. sa m vr.
sa mat): `indien de buil rood is' BAM578-i-9
{ 5 s. a mat (rood) BAM578-i-9
, (ww. i/i-klasse; NB ook senequ; vanaf OA, OB;
<< dim4 ):
I. G-stam (pret. isniq; pres. isanniq; imp. siniq) nabij komen, dichtbijkomen, arriveren; ook in G als D: controleren,
testen, checken; AHw \prufen", \ankommen", \herankommen"; CAD 1 to arrive at a locality, arrive: to {
at a locality to reach a locality, a person, to reach a
mark; 2 to approach an authority with a complaint;
3 to proceed against (ana), to lay (legal) claim to; 4
to check, to supervise, to control, to execute exactly,
reliably; 5 (stat.) to be adjacent to, next to, to be
fastened; 6 to exact payment, to muster; 7 to question
closely, to interrogate, to put pressure on; 8 to transfer;
9 to settle a matter
II. D-stam (
): controleren, testen, checken; AHw
\prufen"; CAD 10 to check, to keep under control,
to subdue; 11 to close, to fasten; 12 to question, to
interrogate, to harass, to plague; 13 (with dative or
ana, NA ina pa ni) to transfer, to be checked, to put
under pressure (?)

III. S-stam
(
, causatief) CAD 15 to let approach
IV. N-stam (
, passief) CAD 16 to be investigated, to be interrogated, to be checked;
na4
, (subst.; Sum. <sagkal; sag `hoofd', kal
`sterk'): een steen, zeldzaam ook sagkal !asaredu,
, (subst., ook sattakku; s sagdu) driehoek,
wig; AHw \Dreieck", \Keil";
}
(met tikpu `vlek', `stip') spijkerschriftsa5

sanaqu

sa

sunnuqu

susnuqu
nasnuqu

sankallu
santakku
tikip santakku
teken
sankidabb^u , subst. !sagkidibb^u `hoofdpijn'
sapahu , (ww. a/u-klasse;
ook sapa hu; vanaf OA, OB;

e
) G-stat. (3 m.enk. sapih): verstrooid z/w;

stand was verstrooid" ) `hij was confuus/in de war',
`zijn zinnen waren begoocheld' Ee-iv-68
I. G-stam (pret. ispuh; pres. isappah; stat. sapih) ver
 , failnielen, wegvagen, verstrooien
, verpatsen, bankroet gaan
liet gaan; AHw \auflosen", \zerstreuen"; CAD 1 to
scatter, to disperse; 2 to confound, to disrupt (purpose,
bir

1 sapih t.emasuma, (G stat. v. sap


a hu), lett.: \zijn ver


191

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

organization, plans); 3 (stat.) to spread, to stretch; 4


to squander;
2 alkatsunu lusappih, (prec. 1e p.enk.): `ik wil hun ge
drag wegvagen' Ee-i-39
}  , (vr. sapihtu ): verspreid, verstrooid, dolend;
3 ul uptahhar
a nsu saph a tu (Dt pret. vr.mv. v.


pah a ru D `verzamelen'):
(zonder
u, Sin) `verzamelen

de dolende/verstrooide mensen zich niet' of `worden
niet verzameld' Sin3-41f
}
, dakloze, thuisloze;

4 sa saphi tupahhara gan
u nsu, (D pres. 2e p. v. pah a ru;

  lett.: `van de verstrooide zijn woganu nu `woning'):
ning gij verzamelt' ) `gij verzamelt de dakloze in zijn
(eigen) woning' ) `gij [S^n] bezorgt de dakloze een
thuis' Sin3-53
5 nis saph 
a tim: `verstrooide mensen' (door oorlogs
geweld of deportatie);
`de dolende mensen' Sin3-41f
II. D-stam (
): verstrooien, verspreiden; CAD 5
 to disperse, to thwart, to turn to
to scatter, to spill,
naught; 6 to waste, to squander, to ruin ( nancially);
7 (Dt) to become scattered, squandered;
IV. N-stam (
), passief): verstrooid worden, ook:
verstrooiing; CAD 8 to be scattered, dispersed, to be
broken up; 10 to be squandered, wasted, to be nancially ruined; 11 to be thwarted;
IV. N-stam (
), ingressief bij intransitieve G,

vaak bij toestandsww.,
iets met een beginmoment):
verstrooid raken; CAD 9 to become di used, to become
broken up;
6 puhursa issapha (N pret. vent.): `haar meute/ben

de/legermacht
raakte/werd
verstrooid' Ee-iv-106
h
sa-pi-ih, sapih (G stat.) Ee-iv-68


^ sa6 -ap-ha-tim, saph a tim (vr. gen.) CH-ii-50
h I sa-ap-ha-ti, saph a ti (vr. gen.) Sin3-41f
h
sa-ap-hi, saphi (gen.) Sin3-53


h
lu-sa-ap-pi-ih, lusappih (prec.) Ee-i-39


, (ww. a/u-klasse; vanaf OB)
I. G-stam (pret. ispun; pres. isappan) effenen, vlak maken,
platwalsen ) milit.: vernietigen (meestal in deze bet.)
AHw \einebnen", \niederwalzen"; CAD 1 to level, to
devastate, to destroy, to smooth; 2 to sow linseed, to
sow (a eld) with linseed; 3 to dip (?)
1 sap
a na lamdu , (als object bij G stat. mv. v. lama du):
`zij zijn bekwaam in het platwalsen' ) `zij weten te
vernietigen' (gezegd van vervaarlijke paarden in Ee-iv54)
2 d Erra tibima ina sap
a n m^ati (G imp. v. teb^u `sta
op!', `verrijs!', tech.: `val aan!') `Erra, val aan!wanneer
gij het land vernietigd' erra-i-13

III. S-stam
(
) CAD 4 to cause leveling (by a
ood)
IV. N-stam (
, passief) CAD 5 to be leveled
h F sa-pa-na, sapa na (G inf.acc.) Ee-iv-54 h

saphu

sa saphi

suppuhu

naspuhu

naspuhu

d
M
M

 
sapanu

'

suspunu
naspunu

C h-i-13

sa-pan sap
an

erra

(G inf.st.c.) erra-i-13
e
a-sa-ap-pan, asappan (G pres.1 p.enk.)

saparu, saparru , (subst. < Sum.; ook saparru; OB, SB,

h !kisal! sapar4 of sakisal) net, werpnet; (als


oorlogstuig om vijanden te vangen, vgl. de drietand en
het werpnet van Romeinse gladiatoren; uitgebeeld op
NB;

de Gierstele van Eannatum; hij houdt het net in zijn


hand, terwijl de vijanden erin spartelen.) AHw \Netz",
\Gotternetz"; CAD net, throw-net;
1 pusma sap
a ra, (G pret. v. epesu) `hij [Marduk]
maakte een werpnet' Ee-iv-41
2 usparrirma
belum
sapa rusu,
(pret.
4rad. suparruru): `de heer [Marduk] spreidde/ontvouwde/wierp zijn werpnet uit' (om Tia mat te vangen) Eeiv-95
3 sap
a rsa teppusu muru (Gtn pret. subj. v. epesu
`maken', iteratief vanwege `net'; G pret. mv. v. ama ru

`kijken naar'): `zij namen het net, dat hij had gemaakt,
in ogenschouw' Ee-vi-83
}
, (term.) `in het werpnet'
4 sap
a ris nad^uma, (G stat. v. nad^u `werpen'): `zij werden in het net geworpen' Ee-iv-112
h !kisal! sa-par4 , sapar (st.c.) CH-ii-68
h
sa-pa-ra, sap
a ra (acc.) Ee-iv-41, 95
h s sa-pa-ris, sapa ris (term.) Ee-iv-112
, (vr. sapihtu, !sapa hu): verspreid, verstrooid;
 , ww. !zak
 a ru `spreken'

, (ww.):
I. G-stam (stat. sq, NA sa q) benauwd zijn; AHw \eng
s/w.", \schmal s/w.";
; li-siq lisq (G prec.) Ee-vii-132
, (ww. a/u-klasse; ook sara qu; vanaf oud-akk.;
DUB dub)
I. G-stam (pret. isrquq, pres. isarraq; stat. sariq) uitstrooien (bijv. meel), bestrooien, verbrokkelen, versnipperen;
plengen (offer); paranomastisch met serqu; AHw \hinschutten"; CAD A 1 to strew, to scatter, to sprinkle
(o ering material, in rituals); 2 to spinkle (a liquid, in
non-ritual context)
II. D-stam (
) CAD 3 to scatter
IV. N-stam (
) CAD 4 to be strewn, spinkled,
scattered
}
, (pirs-type nomen; st.c. siriq, de r maakt i>e):
uitstrooisel ) (soms) meel; plengoffer, offer; pirs-type nomen (vr. pirist, %nominale typologie) geeft meestal de
daad zelf weer (bijv. `zending' bij `zenden') of dat wat
eruit resulteert (bijv. \de zending werd bij de grens tegengehouden"); nomina actioni van eigenlijke ww. met
betekenisovergang naar het concrete: bijv. siprum `zending' bij sapa ru `sturen'.
1 asruqka siriq m
usi ellu, (G pret. 1e p.enk.; {ka voor
{ku(m), dativus; ellu `rein', staat voor ella): `ik heb
voor u [S^n] een rein nachtoffer gestrooid' Sin1-20a
  as-ruq-ka, asruqka (G pret. 1e p.enk. + ka

saparis

'' H
saphu
saqaru
s^aqu
saraqu

serqu

surruqu
nasruqu

i.p.v. ku(m) dativus) Sin1-20a


p si-riq, siriq (st.c.) Sin1-20a

sararu ,

(ww.; in G alleen als stat. en inf.; OA, OB,


leugenachtig zijn, bedrieger zijn
CHx11,13;
1 sarir, (G stat., stat. vaak als sar bij ww. met gelijke
2e en 3e radicaal): `hij is leugenachtig'
2 l
a sara r siqarka, (sara r status abs. v. inf. `leugenachtig zijn' of wsl. sarar G stat. `is niet vals' i.p.v. het
meer gebruikelijke sar voor 3e p.enk.): `uw bevel is niet
vals' Ee-iv-9 (parallel met knat s.t-p^ka)
I. G-stam (pres. isarrar) weerleggen; AHw \unbe-standig s.", \falsch s." \unwahr s.", \lugnerisch s."; CAD 1
to cheat, to be false, to be a chief, to be a criminal,
Mari, SB) G-stat.:

192

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

surruru
nasruru

II. D-stam (

) CAD 2 to cheat, to make false


claims, to contest;
IV. N-stam (
, ingressief) CAD 3 to become unreliable;
}
, fout, onjuist, leugen; leugenaar, bedrieger, misdadiger;
3 sarr
u tum ittarkasu ma, (N perf. 3e m.mv. +ma v.
!rakasu): `misdadigers smeden boze plannen/complotteren' CHx109
}
, (vr.mv. v. sarru, ook s.arra tu; vanaf OA,
OB): gesubstantiveerd: iets leugenachtigs ) leugens,
ook: perversiteiten CAD lies, falseness, fraud;
}
, G verb.adj. vr.mv., : valsheid;
4 sb
u t sarra tim: `vals getuigenis'
}
, (suf x !{u tu, {u t vormt abstracta): vijandigheid;
h
sa-ra-ar, sar
a r (G inf.status abs.) Ee-iv-9
I sar-ra-a-ti, sarra ti (vr.mv. acc.) Ee-iv-72

, (subst.) handgreep, draagstang, misschien litt. voor hand. Het woord staat namelijk in
een Lexicale Lijst van het type !malkum-sarrum: een
woordenlijst waarin buitenissige of zeldzame Akkadische woorden (vaak leenwoorden) een gebruikelijk Akkadisch equivalent krijgen. sarma nu staat daarin gelijkgesteld met ritta te, mv. v. rittum dat `hand' als
lichaamsdeel betekent.
[ sa]r-ma- u-ni, sarma uni (+-ni) Ee-i-121
, (vr.mv. v. sarru en verb.adj. v. !sara ru)
verb.adj.: vals; gesubstantiveerd iets leugenachtigs )
leugens; \leugens zeggen" ook \perversiteiten zeggen"
(mv. zelfde bet. als enk., maar er is voorkeur voor
mv.)
I sar-ra-a-ti, sarra ti (vr.mv. acc.) Ee-iv-72
, (!sara ru): fout, onjuist, leugen;
}
, G verb.adj. vr.mv., : `vals';
1 sb
u t sarra tim: `vals getuigenis'
, (suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; bij sarru
`leugen' !sara ru `leugenachtig zijn'): vijandigheid
, subst. !sasallu `rug'

, ww. !sas^u, sasa u `roepen'
, ww. !sas^u, sasa u `roepen'
, stadsgod van de stad Der
, (subst., !santakku) driehoek, wig;
, (subst. <Sum.; sadu11 (g)): portie; (reguliere)

sarru

sarratu

sarratu
sarrutu

HC

sarmanu, sarma u

sarratu

HC

sarru
sarratu
sarrutu
sasallu
sasa u
sas^
u
d Sataran
sattakku
sattukku
offerande
sebe, seba , (vr. sebettu, status abs. sebet):

zeven (als

getal)
1 sebettisun: `met hun zevenen' Ee-iv-47
p I
se-bet-ti-
su
-un, sebetti
s un (st.c. vr. +

D !8

) Ee-iv-47

Sebetti , (subst.vr.; ook d Sibetti)



s un(u)

de Zeven; een club van

zeven goden/demonen, die een bataljon van Erra vormen. Kennis over deze goden komt uit uit het Erraepos. Daaruit blijk dat deze uitvoerders en helpers
van Erra demonen zijn, die veel narigheid teweegbrengen. Zij zijn de personi catie van zijn wapenuitrusting.
Er zijn mythologische passages, waarin godenwapens
sprekend opgevoerd worden. Wapens gelden ook als
wezens waarvoor o ers worden gebracht
, ww. !sah a ru; keren, omsingelen, uitzoeken bekom meren om (ana);


seheru

sehu^ , (adj.; ook sahu^, sah u; vanaf OA, OB) CAD in trouble, disturbed, thrown into confusion;
sehu^ , (ww. i/i-klasse; ook sahu^, OA sah a um G-stat.: in


oproer zijn, in moeilijkheden zijn; bijv. in gebeden: seheku


 ^at
`ik ben in moeilijkheden' (stat. 3e vr.enk. seh^at, sah


<*se/ahiat) AHw \sich auflehnen";

1 seh^
at(i) epsetsu, lett.: `zijn daad was opstandig' )

`zijn activiteit was in moeilijkheden, ondervond obstructie' (door de magische blik van Marduk) Ee-iv-68;
in seh^ati: de eindvocaal moet een zgn. overhangende

(overtollige)
vocaal zijn; komt vaker voor in stat. 3e p.
vr.enk. v. verba ultimae voc.; i.p.v. de uitgang -^at ziet
men dan -^atu/-^ati/-^ata , bijv. in Ee-vi-122: su-pa-a-tu
= sup^atu `zij is zichtbaar gemaakt'; vgl. von Soden
GAGx75.c, x75.b noot 11; x105k; x18e
I. G-stam : in opstand komen;
}  , (pirist-type subst.): oproer; [nomen van het
pirist(um)-type; %nominale typologie; met soms de
betekenis van een verplichting]
p I se-ha-ti, seh^at(i) (G stat.) Ee-iv-68
, ww. !saka pu I omverwerpen
, (ww. i/i-klasse; ook saka ru; vanaf OA, OB; E
bad):
I. G-stam (pret. iskir; pres. isekkir; stat. sekir) blokkeren, afdammen, afsluiten, opsluiten, iets ergens in doen/zetten;
AHw \abschliessen", \absperren"; CAD A 1
to dam up, to close, to clog; 2 to block (parts of the
body)
1 n
a ra ta ina nagbi sekeru: (nagbu `bron' (en alle
natuurlijke onderaardse watervoorraden): `de waterlopen/rivieren bij de bron afsluiten'
2 n
a ra tsu ina nagbim liskir (G prec.): `moge hij [Ea]
zijn [die van de vervloekte vijand] rivieren bij de bron
afsluiten' (uit een vervloeking);

E ina nindu bad-er
3 ina tin
u ri tesekker (
nindu tin
u ru `oven'; G pres.
2e p.enk. v. sekeru `insluiten', `opsluiten', `iets ergens
indoen'): `in de oven zetten' BAM578-i-48
II. D-stam (
, bet. als G) CAD 3 (same mngs. as
mngs. 1 and 2) 4 (Dt) to become closed
IV. N-stam (
, passief) CAD 5 to be closed, to
be dammed up, to be blocked; 6 to be detained;
}
, grendel, dwarshout, dwarslat; voor litt. woord
voor `grendel' !sigaru
e
E
-er te
s ekker (G pres.2 p.enk.) BAM578-i-48
, (ww. i/i-klasse; ook saka ru; Mari, SB, NA; E
bad):
I. G-stam (pret. iskir; pres. isekkir, isakkir; CAD B 1 to
heat; 2 (to treat gold in a certain way)
, (G verb.adj. v. !sara qu `uitstrooien'; st.c. is siriq,
de r maakt i>e): `uitstrooisel' ) (soms) meel; plengoffer, offer; zie voorbeeld 1 (en verder) onder !sara qu
op pag. 191
, ww. !s^aqu `smal zijn'
, zie sibistu onder !saba su
, (subst.; !Sebetti) de Zeven (goden);
, (subst.; F kurunna): soort bier (zie ook
sikaru, een (ander?) soort bier, en !sa b^u `waard')
}
, ( F ekurunna): lett.: `bierhuis'
) `taveerne', `kroeg'
}
, ( F ekurunna), ook: bierhuis; taveerne, kroeg

sihtu

sekepu
sekeru I

sikkuru

sekeru II

sukkuru
naskuru

bad

serqu

siaqu
sibistu
d Sibitti
sbu

bt sbim D
bt sikarim D

193

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

, sikarim (gen.) CHx110


F 
 , b
t s
bim CHx110
, (subst.; ook siqqatu, ziqqatu) paal, paaltje, nagel,
spijker, houten pen; in samenstelling als rabsikkatu tu (zie
aldaar) met rab + gen.; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta. AHw \Nagel", \P ock";
, (!sekeru `sluiten'): `grendel', `dwarshout',
`dwarslat'
silim ,
}
, wel zijn, gezond zijn ongedeerd zijn, intakt zijn,
behouden zijn, ongeschonden zijn;
}
, `gezond' , `ongedeerd', `intakt', `behouden',
`ongeschonden';
}
, (st.c. sulum): `gezondheid', `veiligheid',
`heelheid' `welbevinden', `behoud'; `kapitaalkrachtig'
, G imp. v. !sala mu `vriend z.'
1 silim ittja: `verzoen u met mij' Sin3-66
p
si-lim, silim (G imp.) Sin3-66
, (subst.; collectief; vanaf OB;
gig)
builen
(of i.h.a. wond(en)); AHw \Wunde", \nassende Hautkrankheit"; CAD 1 carbuncle, skin eruption; 2 (a general term for desease)
, (subst.vr.; st.c. simat, !wasa mu), attribuut, sieraad, \passende dingen" wat behoort , het betamelijke
(van goden en koningen); met de conotatie geschikt
voor zie voorbeeld 2 (en verder) onder !wasa mu op
pag. 256
T s-ma-at, simat (st.c.) CH-iii-24
T ^ s-ma-tim, simatim, (vr.) CH-iii-63
p I
si-ma-ti-
s u, simat

s u (vr. gen. + 
s u) Ee-iv-82
p I [s]i-d ime -ti simti (gen.) Ee-v-20
d
, ( c suen of ensu (n.b. zu = su; ook
xxx):
de Maan; S^n, de maangod; Sum. su en, ook nanna(r)

 wordt
(
s e
s ki); de orthogra e enzu of ensu
wel gehanteerd naar analogie van het naamtype d En, bijv. d En-ll, d En-ki, etc. en is dus pseudo-logogra sch.
1 d xxx nann
a ru su p^u: `Sin, het heerlijk (maan)licht'

sikkatu

m
 kurun na

sikkuru

silim

sche koning Enmeduranki heeft bij goddelijke openba


ring de divinatie van de goden Sama
s en Adad ontvangen, inz. de beker- en de leverschouw. De waarzeggers
(ba r^u) beschouwen zich als zijn nazaten. Idealiter behoren zij tot families uit Sippar, Nippur en Babel.
ki
W


, Sipparum, CH-ii-25
, (subst., ook sibbu) deurpost, drempel, dorpel poort
(de vertikale dorpel van de stadspoort); AHw \Turposten", \Laibung", \Gewande" usw.
1 ina kipir d idigna ina sippi alja 'op de oever van
de Tigris op de toegangspoort van mijn stad' yos-ix-71,

ka
s

salamu
salmu
sulmu

simmu

29

Sin1-1
2 S^n su
 p^u, (S verb.adj. v. wap^u, elativisch: `zeer
zichtbaar'): `heldere S^n' Sin1-16
3 u(w)addisumma suknat m
usi (D pret. v. *wad^u D-

tantum `bestemmen', `toewijzen'): `hij [Marduk] wees


hem [de maangod] de parel van de nacht' Ee-v-13 (de
maangod krijgt de maan als zijn sieraad; suknat musi
is (wordt hier) attribuut van de maangod)
c  d , d S^n CH-ii-14
d
d S^n-muballit,
c  =
-mu-ba-l
-it
.,
.
zuen

zuen

`S^n is een genezer', CH-iv-70

d xxx,

Sin1-1

sinnistu : (subst.; ook sinniltu; mv. sinnisatu vanaf OA,


OB; NA

S^
n

*sinnissu, status abs. sinnis; stat. enk.


sinnisat; stat. mv. sinnisa
m
, munus, sal) vrouw;
AHw \Frau", \Weib"; CAD 1 female; 2 woman;;
: de stad Sippar, een stad ten zuid-westen van
Babylon aan de Eufraat, en is de huidige rune abu
habba. Door zijn noordelijke ligging heeft de stad een
belangrijke commerciele functie. Oppervlakkig onderzocht in 1894 en vanaf 1978, doch er bestaan vele duizenden clandestien opgegraven teksten. De legendari-

Sipparu



ud kib nun

(gen.) yos-ix-71, 29

siqar , (st.c. v. siqru, nevenvorm v. zikru, !zakaru):


`naam', `roem', `bevel'
siqqatu , subst. !sikkatu paal, nagel, spijker, houten pen;
siqqurratu , (Ass. vorm van ziqqurratu !zaqaru I `hooggebouwd z/w') `zikkurat'
siqru , (st.c. siqar, nevenvorm v. zikru, !zakaru): naam,
si-ip-pi sippi

roem, bevel, verzoek, gezegging, aansporing;


1 siqarka d Anum, (st.c. +2e p.enk.-ka): `uw bevel (is

als dat van) d Anum' Ee-iv-4


2 l
a sara r siqarka, (sara r status abs. v. inf. sara ru
`leugenachtig zijn' of wsl. sarar G stat. `is niet vals'
i.p.v. het meer gebruikelijke sar voor 3e p.enk.): `uw
bevel is niet vals' Ee-iv-9 (parallel met knat s.t-p^ka)
3 ihdma
^ ilu ismu siqa rsun (G pret.mv. v. had^u en
u `luisteren naar'; sigru alternatief voor zikru
 ): `de
sem^
goden verheuden zich (zodra) zij hun aansporing hoorden' ) ` verheugd gaven de goden gehoor aan hun
aansporing' Ee-vi-161
 s-qar-ka, siqarka (st.c. +ka) Ee-iv-4,9

s
-qar-
su
-un, siq
a r
s un (st.c. mv. +
s un)

simtu

VVV b

S^n
K

sippu

MM ! 8

Ee-vi-161

siriq ,
d

(st.c. v. serqu; pirs-type nomen; de r maakt


i>e, !sara qu `(uit)strooien'): uitstrooisel, meeloffer
etc.; zie voorbeeld 1 (en verder) onder !sara qu op
pag. 191
p si-riq, siriq (st.c.) Sin1-20a
, een niet-bekende godheid, genoemd in Ee-vii-70, de
gepersoni ceerde godenboot (Sirsir) (tevens een soort
oorlogschip), die men soms als een boegbeeld van een
schip op zegels ziet afgebeeld;
, (ook tistu en !sistu `roep'
, subst.; !sittu `restant'
, subst.; !sittu `restant'
, (subst.; ook sukullu; mv. sugulla tu;
NA sakullu; NA mv. sugull
a ti; vanaf OB;
 bgu4 ha
;
 b `koe', afgeleid van
a
a
, pictogram van
 Sum. ab): grootvee, rundvee, vee; CHx35; voor
koeiekop,
kleinvee !s.enu; AHw \Herde"; CAD herd;
, (subst. < Sum.; ook sukkallu; vanaf oud-akk.;
l
u
sukkal
vizier, raadgever; AHw \Minister",
\Wesir"; CAD 1 (a court ocial); 2 (the title of a
ruler of Elam)
1 sukkallum l
a ma giru, (G part. v. maga ru `inwilligen'), lett.: `de niet-toeschietelijke vizier' ) `de weigerachtige vizier' Ee-i-48

Sirsir

sistu
sittu
stu
sugullu, sukullu

)C

sukkallu

JA

B5

Ee-i-48

sukullu , !sugullu
sukkuku , adj. !sakaku `doof' [adj. van het purrus-type,
suk-kal-lum sukkalum

vr. purrust; %nominale typologie; verb.adj. van de D-

194

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

stam, vaak in gebruik ter aanduiding van lichamelijke


gebreken; sukkuku `doof'; kubbutu `zwaar']
, D imp. v. !sala mu `zich verzoenen', etc.; D: `verzoenen' (met = itti)
1 il ittja sullimamma, (D imp. vent. of dat. 1e p.enk.
+ ma; il `mijn god'): `verzoen mijn god met mij' Sin3-

sullim

V V

68
!shul! ;
vent. + ma) Sin3-68

suluppu ,

sul-li-ma-am-ma sullimamma

(D imp.

5V

(subst. < Sum. of pre-Sum.; pl. tantum


suluppu ; Ass. ook saluppu ; vanaf oud-akk.; 
 lumma met 
 `tand'): dadel; AHw \Dattel";
zu
zu
CAD sullup
u (ripened and plucked) dates;
> 
1 sla zulumma
1 1 q^
a suluppu (zulum(ma) Sum. suluppu `1 q^a
dadels' BAM578-i-6

[xx] na4 zulumma
2 aban suluppi ( na4 abnu `steen', `pit' (van dadel,
vgl. `steenvrucht', waarbij de zaden in een harde steenkern zitten; zulumma sullupu `dadel'): `(en) dadelpit'

5V

5V

5V

BAM578-i-49

(`dadel') BAM578-i-6, 49

sumlal^u , subst. plantennaam; !s.umlal^u(m)


summatu , (subst.; mv. summatu; MA simmatu; vanaf
z
ulumma

suluppu

oud-akk., OB; : N

tu mu
s en

; ook alleen

): duif;

tu

AHw \Taube"; CAD 1 dove; 2 (a sh) 3 in z^


e summati,

halla summati seed of the false carob


J >
: N 21 sla setumusen
1
1 2 q^
a z^e summati (se z^u `uitwerpselen'; plantje
met de naam \duivepoepkruid". Het is de peulvrucht
(rossig en eetbaar) van de Johannisbroodboom, een algemene soort in het Middenoosten): ` 12 q^a duivepoepkruid/ peulen van de Johannisbroodboom' BAM578-i-5
:N

summatu (`duif') BAM578-i-5
: een koning, (2e in de Amoritische dynastie van
Babylon, waarin Hammurabi de zesde is)
 = 7 Su-mu-la-l, Sumulail, CH-iv-68
, (subst.; ook sinqu; Ass. soms sumqu, suqqu; vanaf OA (?), OB;
!gug! ugug): honger, hongersnood,
synoniem is !husahhu; AHw \Hungersnot"; CAD
 
femine;
, (subst.; mv. su nu en su na tu; vanaf oud-akk.;
ur): schoot, boezem; AHw \Scho", \Schenkelbeuge"; CAD A lap, crotch; also euphemisme for sexual parts
1 ina s
u nisa itu lu, lett.: `in haar schoot liggen' )
`met haar slapen/ de bijslaap verrichten' CHx130

su-ni-
s a s
u ni
s a `haar schoot' CHx130
, (subst.; mv. su qa ni, su qa tu; ook su qu ; vanaf OB;
sila;
es
r;
esir) straat; AHw \Strae",
\Stadtstrae"; CAD 1 street; 2 (a commercial technical term, referring to assets outstanding)
, !su tu `zuid', `zuidenwind'
, (subst.; ook su tu; mv. s^atu, NA su ta te status abs. s^a,
se^a; vanaf oud-akk.; J gis ban;  gis baan;
J dugban): korenmaat (als maat, maar ook als
concreet voorwerp) een inhoudsmaat van ong. 10 liter,
zie onder %Inhoudmaten (met voorbeelden). AHw ein
Megefa; CAD A 1 (a vessel) 2 (a measuring vessel
of a standard capacity and its volume) 3 (a measure
of area based on the quantity of grain necessary for
seeding) 4 (a tax), rent for a eld or orchard paid in
kind

Sumulail

tu mu
s en

sunqu

>

sunu

suqu
sutu
sutu

a
4s

4u
(

s.

s.a anu , (ook s.^anu en s^enu) !s.^anu `doen opzwellen' etc.


s.abatu , (ww. a/a-klasse; vanaf oud-akk.; 
):
G-stat. (sabit): vastzitten, gepakt zijn (CH 133 van gevan

dab, dib

x
.
gene); weggenomen zijn, in bezit hebben/houden;
I. G-stam (pret. is.bat, pres. is.abbat): grijpen, pakken, afpakken; arresteren, inrekenen, (in eigendom) verkrijgen, in
bezit nemen; in beslag nemen, de hand leggen op; ter hand
nemen, initieren, instellen; inslaan (een weg); houden (van
posities); ook: verkrachten;
AHw \packen", \greifen", \nehmen";
CAD (item is 39 pages long) 1 to seize, to overcome
(a person, said of demons, diseases, misfortunes and
sleep); 2 to seize, to arrest (a person, said of human
actions); to imprison, to catch; 3 to seize (objects, animals etc.); to capture, to levy taxes, to take possession
(real estate); to conquer, (take a city); 4 to take up
a position; 5 to undertake work, to be concerned, to
think; 6 to hold, to connect, to contain; 7 ina qa PN
s.aba tu to seize etc. with one's own hands; ina libbi
s.aba tu to think, to conceive an idea, to take seriously;
8 (idiomatic according to object);
1 sarr
u tim sunu ti la is.s.abtamma, (G perf. vent.
<*is.tabt +ma): `(en) zij neemt die misdadigers niet
in hechtenis' CHx109
2 eqelsu is.batma, (G pret.): 'hij neemt zijn akker in
bezit' CHx30
3 s. 
a bitannisu, (G part. +suf x !-anu): `degene die
hem gegrepen heeft', CHx20
4 e iltu is.bassuma, (<*is.batsu+ma, G pret.) lett.:
`schuld(en) grijpen hem' ) `hij raakt in de schulden',
CHx119, schulden waarvan de termijn verstreken is en
geen uitstel van betaling mogelijk is; dus opeisbare
schulden ) `hij kan zijn schulden niet voldoen', `hij
is insolvabel'
5 alkatsunu is.batuma u dd
u manza ssun (G pret. subj.
v. s.ab
a tu `grijpen', hier in de betekenis `ter hand
nemen', `initieren'; D pret. subj. v. D-tantum: wuddu
!*wad^u `vaststellen'): `[Marduk] die de loop der sterren instelt en die hun standplaats toewees' Ee-vii-17
logogra sch: F

dish
na
gidim
dibsuma
6 = summa amelu et.emmu is.batsuma, (amelu casus
pendens (nom.; G pret.): `indien een man, een dodenschim heeft hem gepakt' ) `indien een dodenschim
iemand heeft gegrepen' (d.w.z. iem. ondervindt de nadelige gevolgen van een schim) KAR184-1
F
 na bi ze dib-su
7 amelu su
 martu is.batsu (G pres. v. s.aba tu; vaak ook
trans. stat. s.abit), lett. \de gal heeft hem te pakken"
) `deze man heeft een galaandoening' BAM578-i-47 (lichaamsdelen, ziektes etc. zijn in het Akk. vaak subject),
}
, een weg kie inslaan
zen/nemen, een weg
}
+
, iem. volgen, achter iem. aangaan; milit.: de achterhoede vormen
8 s. 
a bit arkati (G part. + gen.), lett.: de vasthouder
van de achterkant' ) `die de achterhoede vormt/inneemt' Ee-iv-96
I/2. Gt-stam (
, <*s.itbutu, reciprook, ook inten-

@

u sam/rdam/harranam s.abatu
(w)arkatu s.abatu
tis.butu

195

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

sief; methathesis van radicaal s. en t van de t-in x in


vormen zonder pre x): elkaar grijpen, worstelen, vechten,
strijden; verenigd worden (vgl. !emedu, N); of intensief:
stevig pakken;
CAD 9 to grasp one another, to quarrel; to be connected, joined;
9 tis.butu dek^
u Ee-i-150: `het strijden', `het tweegevecht'
10 lis.s.abtamma mahru likallim (lis.s.abt + vent. -am <
 tabat): `laat de vooraanstaande
*lins.abit en Gt pret. *lis
.
[dit verhaal van de Enu ma elis]) zich grondig eigenmaken en het onderwijzen' Ee-vii-145 (aan het begin
van de epiloog)
II. D-stam (
, factitief): soms als G; CAD 10
to seize, to conquer, to capture, to levy services etc.

III. S-stam
(
, causatief): (iem. iets=2 acc.)
verschaffen; laten nemen CAD 11 (causative to 1-5), to
provide (someone with income, food), to occupy territory, to settle people, to prepare, to undertake work,
to light a re;
}
, lett.: \de voorkant laten nemen"
) voorop laten gaan, de leiding geven
11 l
a a lika pa na tusas.bat, (S pret. 2e p.enk.): `iem. die
niet kan gaan, laat gij [S^n] vooropgaan' Sin3-50
III/2 St2 -stam (
): verzamelen, te zamen brengen; doen kiezen (een weg), laten nemen (een weg) (urhu,
harra nu `weg') CAD 12 to collect, to assemble,to
cause two people to quarrel, to be assigned work;
12 uruh sulmi u tasm^e ustas.bit
us(u) harra nu,


 2 pret.
(St
mv.): `zij lieten hem een pad van veiligheid en gehoorzaamheid nemen', `stuurden hem opweg
langs/over een pad/route : : :' (hier 2 `weg') Ee-iv-34
13 erbetti s
a re ustes.bita, lett.: `hij [Marduk] verzamelde de vier winden', hier: `hij maakte de vier winden
gebruiksklaar' (als wapen) Ee-iv-42
IV. N-stam (
, passief): gegrepen worden, aangetroffen worden betrapt worden etc. CAD 13 (passive to
mngs. 1-5); to grasp one another, to quarrel;
14 summa assat awlim : : : ittas.bat,
(N perf. <*intas.bat): `indien een getrouwde vrouw (op
heterdaad) betrapt wordt : : : (in de bijslaap bij overspel)'
IV. N-stam (
, reciprook): \elkaar grijpen" )
vechten, strijden
15 nas.but
u : `zij waren aan het vechten', `zij streden'
16 t.uppu s.abittu: `niet-betaalde schuldoorkonde' die
ter proclamatie aan de poort werd opgehangen.
logogra sch: F

di
s na gidim dib-suma
17 summa amelu et.emmu is.batsuma,
(amelu `man' casus pendens (nom.); et.emmu `schim'
(nom., subject); is.bat G pret., suf. <su+ma): `indien
een man, een dodenschim heeft hem gepakt' ) `indien een dodenschim iemand heeft gegrepen' (d.w.z.
iem. ondervindt de nadelige gevolgen van een schim)

s.ubbutu(m)
sus.butu(m)

pana sus.butum

sutas.butu

nas.butu

nas.butu

@

KAR184-1

}s.abtu , (adj.,

subst.; vr. s.abittu; vanaf OA, OB;


): adj. gevangen, subst. gevangene CAD 1 prisoner,
captive; 2 seized, held, deposited;
: s.a-ab-tu, s.abtu (G stat., subj.) CHx9x133
dib

J
JD
(J

s
a bit
. a-bit s
.

(G part.) Ee-iv-96
,

is
. -s
. a-ba-at is
.s
. abat <*is
. tabat

(G perf.) CHx9

( J }V
> (as
a
N
J
b
(K V
t
 V
s.abittu

is
. -s
. a-ab-tam-ma is
.s
. abtamma

+ma) CHx109

(G perf. vent.

: ti-is.-bu-tu, tis.butu (Gt inf.) Ee-i-150


: u-sa-as.-bi-tu, usas.bitu (S pret. subj.)

CH-xxiv-8

u
s -ta-as
s u
s tas
u
s (u)
. -bi-tu-u
. bit

 pret. mv. + su) Ee-iv-34


(S

Sin3-50

tu-
s a-as
s as
. -bat tu
. bat

 pret. 2e p.enk.)
(S

,
(N perf.) CHx19,22
s
s u, s
a bi
a ni
s u (G part. +-
a nu)
. a-bi-ta-ni-
.
it-ta-as
. -ba-at

ittas
. bat <*intas
. bat

CHx20


is
. -ba-at-ma, is
. batma, (G pret. +ma) CHx30
mu-ses.-bi-tu4 muses.bitu (S part.) Ee-vii-81
E lu-us.-bat lus.bat, (G prec.) erra-i-96

-su is
. batsu (G pres.) BAM578-i-47

-suma, is
. batsuma (G pret.) KAR184-1
, (vr. v. s.abtu, !s.aba tu `grijpen') `gevangene'
, (adj.; !s.aba tu `grijpen') `gevangene'
, (ww. u/u-klasse; ook s.ap^u), OB, MB, SB, NB):
I. G-stam (pret. is.bu, pres. is.abbu, stat. s.abu en s.api):
AHw s.ap^
u II \durchfeuchten", \tranken"; CAD 1 to
soak, to irrigate (a eld), to ood, to ow out; 2 to
bathe, to soak (an object);
II. D-stam (
): CAD 3 to soak (a eld)
, (ww. i/i-klasse; ook s.eb^u; niet in G; SB, NB, LB):
AHw IV \w
unschen"; CAD to wish, to desire, to need;
II. D-stam (
, ook s.upp^u): aandachtig bekijken, observeren, concipieren;
II/2. Dt-stam (passief bij D): CAD 2 to be percieved; 3
to form a concept, to carry out a concept, to complete
work according to a perceived plan;
III/2. St-stam (
, soms sutas.b^u, lexicaal): met
overleg uitvoeren (bijv. van riten, bouwwerkzaamheden); volgens plan uitvoeren, nauwgezet uitvoeren; CAD
4 to execute work (according to plan); 5 (uncertain
mng.)
 2 pret. + dat. sum +ma): `hij
1 ustes.bisumma (St
voerde voor hem planmatig uit' Ee-i-91
}
, S part., ;
~
u
s -ta-as
s um-ma, u
s tes
s umma
. -bi-
. bi
=

dib

dib

s.abtu
s.ab^u I

s.ubb^u

s.ab^u II

s.ubb^u

sutes.b^u

mustes.bi

x(

t2 pret. + dat sum +


(S

) Ee-i-91

ma

=
mu-us-te-es.-bi, mustes.bi (St part.) CH-ii-63
, (subst. m.; ook s.ab^u; mv. sa bu ; vanaf oud-akk.;
erim ook erin2 ; meestal collectief
erimme
s :)
lieden, groep, soldaten, arbeiders, werkers; meestal militair:
troepen, heerscharen;
AHw \Leute", \Person(en)", \Soldat(en)"; CAD group
of people, contingent of workers, troop of soldiers,
army, people, population;
1 s. 
a b ta h a zi: soldaten

2 s. 
a b nish a ti: een groep tewerkgestelden
CHx33

(Borger: deserteur
)

2 : : : as-sum erimmes aradmes-ni

s.abu

S 

:::

3 assum s. 
a bu arda ni : : : la tada ni (assum + inf.gen.
`terwille van'; tada nu G inf., nevenvorm v. nada nu
`geven'; \terwille van het niet geven" ) `om te verhinderen te geven' of inf. passief uitgedrukt `opdat niet
gegeven wordt'): `om te verhinderen dat werklieden
[die haar man als slaaf houdt] gegeven worden aan [de
zonen]' T97-ii-12,13

196

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium


s.^adu

erimme
s

s
a b
u
.

T97-ii-10

, (ww.; OB, MB, SB;

nigin

):

I. G-stam (pret. is. u d; pres. is.^ad) heen en weer bewegen,


met gezicht als subject: duizelen; AHw I \umherja-

gen", \sich drehen"; CAD A 1 to prawl, to make one's


rounds, 2 to spin (said of parts of the body), to be
subject to vertigo;
I/3. Gtn-stam (iteratief)
K
K pa-nu-su is.-s.a-nu-du
1 p
a nusu is.s.anuddu (Gtn pres.mv. < *is.tanuddu v.
s.^adu `heen en weer bewegen', met `gezicht' als subject
`duizelen'; in mv. verdubbelt de laatste consonant, enk.
is.s.ana d), lett.: \zijn gezicht beweegt heen en weer" )
`hij heeft duizelingen' BAM578-i-28
u igimes-su niginmes-du
2 u pan
usu is.s.anundu (
nigin s
. ^adu `zich draaien', `duizelen'; Gtn aangeduid door mes Gtn pres. <
*is.tanandu ): lett. \zijn gezicht draait steeds" ) `hij
krijgt duizelingen' BAM578-i-38
II. D-stam (
) CAD 3 to cause to turn, to make
dizzy;
K is.-s.a-nu-du is.s.anuddu (Gtn pres.mv.)

' !(J

 !  
(J



s.uddu

BAM578-i-28

(Gtn pres.) BAM578-i-38

s.ahartu , adj.; vr. v. s.ehru `klein', `meisje'; !s.eheru `klein


zijn'
s.ah aru , ww. !s.eheru(m) `klein zijn'
s.aher , st.c. v. s.ehru `klein', `jong'; !s.eheru `klein zijn'
s.ahir , st.c. v. s.ehru `klein', `jong'; !s.eheru `klein zijn'
s.ahirtu , vr. v. s.ehru `klein', `meisje'; !s.eheru `klein zijn'
s.alalu , (ww. a/a-klasse; vanaf OB): G-stat. (s.alil): in slaap
niginme
s -du

is
u
.s
. anund

zijn

1 s.alil t.ubb
a tis, (G stat.; adv. !t.^abu, `aangenaam z.'):
`(daar) sliep hij genoeglijk', `(zodat) hij in vredige slaap
lag' Ee-i-64
I. G-stam (pret. islal, pres. is.allal): slapen, liggen;
AHw \sich hinlegen",
Dquotliegen, \schlafen"; CAD 1 to lie asleep, , to be at
rest, (said of the spirits of the dead, of an abandoned
city); to remain inactive, to sleep with a woman;
2 m
usis la s.alla ku, (G stat. 1e p.enk.) ` 's nachts kan
ik niet slapen' Ee-i-38
3 m
usis lu s.alla t(a), (lu + stat. 2e p.enk.): `opdat gij
's nachts slape' Ee-i-50
4 ul nis.allal nnu, (G pres. 1e p.mv.; nnu onafhank.
p. vnw.): `(en daardoor) kunnen w nu niet slapen'
Ee-i-116
5 i nis.lal nni, (cohortativus, zelfaansporing, altijd

1e p.mv., nni onafhank. p. vnw. 1e p.mv.): 'laat ons


slapen', of (wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van
consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan
om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt): `zodat/opdat w kunnen slapen'
Ee-i-40,122
6 lutb^ lus.lalma, (cohor. v. teb^
u `opstaan' en cohor.

s.ala lu als antoniem = tegengestelde bet.): `moet ik opstaan of moet ik slapen gaan?' erra-i-16 [cohor. (luprusvorm) niet altijd een zelfaansporing `laat ik : : :' of `ik
wil : : :', maar een enkele keer ook een vraag (coniunctivus dubititivus) `moet ik : : :?', vooral in de orakelraadpleging]

}s.allu, G verb.adj., slapend


}la s.ala lu , (subst.; OB, SB): CAD restlessness, sleeplessness

sus.lulu, causatief; S imp. s.ilul): laten slapen,


III. S-stam
(
in slaap brengen;

CAD to let or make sleep, to put at


rest;
7 usas.lilma Abzu, (S pret.): `hij liet Abzu slapen', `hij
bracht A. in slaap' Ee-i-65

JP
J*7
7
 t V

(G stat.) Ee-i-64
,
(G stat. 1e p.enk.) Ee-i-38
s
a t (l
u + G stat. 2e p.enk.) Ee-i-50
. al-la-at, s
. all
lu-us
. -lal-ma, lus
. lalma (cohor.) erra-i-16
e

ni-is
. -lal, (i) nis
. lal (cohor.; G pret. 1 p.mv.)
Ee-i-40,122
e

ni-s
. al-lal, nis
. allal (G pres. 1 p.mv.) Ee-i-116


u
-
sa
-as
-lil-ma
,
u
s
as
.
. lilma (S pret.)
Ee-i-65
s
. a-lil s
. alil

s
. a-al-la-ku s
. allaku

(
> U PV

*s.alalu , scherm, beschutting, dak;


I. G-stam : van dak voorzien;
II. D-stam (s.ullulu, vanaf OB):
zien;

bedekken, van dak voor-

1 to roof (a building), to put on top; 2 to provide


shade;
}
, (adj.): CAD obscure, dark
} , (subst.; vanaf oud-akk.;
gissu;
gi
s mi en
mi in PNs):
schaduw; en wat schaduw
werpt: afdak, scherm, schutse; in PN vaak: p S.ill-GN:
GN is mijn s.illu; vgl. p Tukult-GN: GN is mijn vertrouwen(spersoon); vgl. het Wilhelmus \Mijn schild ende
betrouwe zijt Gij, o God, mijn Heer"
AHw I \Schatten", \Schirm", \Schutz";
CAD 1
shadow, shade of a tree, shaded place; 2 awning, covering; 3 (an opaque spot or discoloration in a deseased
eye); 4 likeness; 5 protection, aegis, patronage;
}
, (subst.; ook s.alu lu; vanaf OA, OB;
 l):
andu
scherm, schild; CAD 1 roof, shed, canopy; 2
protection granted by a god or king; 3 shade;
1 GN-s.ul
u l PN GN-is-mijn-scherm


, s.ulu l (st.c.) CH-ii-48
s.i-l, s.ill (+- 1e p.enk. `mijn') CH-xxiv-46
, (subst.; ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.; st.c. s.almu, st.c. vr.mv. s.alma t; vanaf OA,
OB;
ge6 ), G-stat.: zwart z/w, donker z/w;
I. G-stam (pret. is.lim, pres. is.allim)
AHw \schwarz", \schwchw
arzlich" \dunkel sein/werden"; CAD to become dark, to become ushed, to
become purple,
}
, G verb.adj., (vr. s.alimtu, s.alittu; vanaf OB;
mi = ge6 ): zwart, donker;
CAD 1 black (as a natural color); 2 dark (as a morbid
or otherwise abnormal discoloration);
}
, (s
saggi6 ; genitief, die
van een adjectief afhangt komt niet veel voor; s.alma t
vr.mv. omdat nisu `volk', dat als vr. geldt, wordt voorondersteld): zwarthoofdigen (Sum. leenvertaling, zoals de Sumeriers zelf worden omschreven) saggi6 ga
met sag `hoofd', gi6 (g) `zwart', a is een nominaliseringsmorfeem, g inhaakspelling. De Sumeriers waren
donkerder dan de Semieten (wsl. oorspronkelijk afkomstig uit het Indische subcontinent voor de komst van
de Ariers (1500 v.c, dus pre-europesche Indiers). Het
Sum. is de enige vertegenwoordiger van een taalfamilie,
CAD

s.ullulu
s.illu

s.ululu

s.alamu

an d
ul

s.almu I

s.almat qaqqadim

197

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

maar staat nog het dichtste bij de Dravidische talen,


zoals nu gesproken door de Tamils (met donker uiterlijk) in Z. Indie. Het wordt niet onmogelijk geacht dat
het Sum. daar een vroege afsplitsing van is. `Zwarthoofdigen' (met als variant !ap^atu `omwolkten') is
later een naam voor de Mesopotamier in het algemeen
geworden.
1 lpusma re u
^t s.alma t qaqqa di (G prec. v. epesu
`handelen'): `laat hij [Marduk] het herderschap over de
zwarthoofdigen uitoefenen' Ee-vi-107
II. D-stam (
): CAD 2 to temper (metal), to turn
black,
II/3. Dtn-stam (
): CAD 3 to become quite
dark,
s
 6, s
a t qaqqadim CH-i-41
. alm
s s.al-mat  , s.alma t qaqqa di Ee-vi-107
, (mv. v. s.altu) !s.ala mu `donker z/w'
, (subst.) de planeet Mars;
, G stat. v. !s.ala lu `slapen'

n
s.alatu

s.ullumu
s.utallumu

sag gi

sag du

s.albatanu
s.alil
J P , (G stat.) Ee-i-64
s.almu I , (adj.; vr. s.alimtu, s.alittu; ), !s.alamu):
`zwart', `donker'
s.almu II , (subst.; st.c. s.alam; mv. s.almu en salmani; vanaf oud-akk., OB; f
;K
): beeld, afbeels
. a-lil s
. alil

ge6

alam

ding, tekening; astron.: sterrenbeeld

nu

AHw

II \Statue", \Figur", \Bild"; CAD statue (in


the round), relief, drawing, constellation, gurine (used
for magic purposes), bodily shape, stature, likeness (in
transferred mngs.);
1 s.alam t.it.t.im: een lemen beeldje, !t.it.t.u voor toelichting;
2 ina mahar s.almja: `v
oor mijn (stand)beeld/beel
tenis';
[Een beeld is de plaatsvervanger (zaakgelastigde) van
de afgebeelde. Men schenkt bijv. onder gebed en wijgaven een (vaak biddend) beeldje met de naam van de
gever erop. Deze fungeert als substituut, dat het gebed
onbeperkt voortzet. Oude Testament: \God schiep de
mens als zijn beeld" = als zaakwaarnemer, gedelegeerde op aarde, die namens God de aarde bestuurt. Met
\een zoon naar beeld en gelijkenis" (Seth, zoon van
Adam) wordt dus vnl. zaakwaarnemer bedoeld.]
3 s.alam sarr
u tja epesa : : : lu akrub (G pret.1e p.enk.;
epesa is acc.inf. = ana epesi `om te vervaardigen')
'ik beloofde om een beeld van mijn koningsschap te
maken' (mijn koninklijk beeld: meestal iemand in een
biddende houding)

(st.c.) yos-ix-71,24

s.altu , (subst. bij !s.^alu `strijden') `strijd'


s.alu , (ook: s.elu, s.lu, p!s.elu: `ribbe', `zijde'
s.^alu , (ww.; ook s.^elu; s. l ; OA, OB, SB, NB):
I. G-stam (pret. is a l, pres. is a l, stat. sel): strijd voeren;
s
. a-lam s
. alam

.
.
\streiten"; CAD to ght, to object, to quarrel;
}
, (subst.vr.; ook s.eltu, s.iltu, s.assu; vanaf OA,
OB; mv. s. 
a la tu in OB, SB, s.eletu; a du14 ):
strijd;
AHw \Zweitracht", \Streit", \Kampf"; CAD 1 quarrel, disagreement, a ray; 2 ght, battle, ghting; 3 lawsuit, litigation;
1 il
a ni napharsunu s.alta sahtu (G stat.mv. bijsah a tu
 goden duchten
 de strijd [met mij,
`schuwen') `alle
Erra]' erra-i-119
AHw

s.altu

}s.u la tu ,

(pl. tantum): strijd, con ict (litt. nevenvorm van het meer gebruikelijke s.altu  syn. met
!tamh aru)
2 ibann
u s. u la ti, (G pres. v. ban^u `scheppen'): `zij
maakten strijd' Ee-i-132
7 I s.u-la-a-ti, s.u la ti (obl.mv.) Ee-i-132
s.al-td ae s.alta (acc.) erra-i-119
;
, (ww. i/i-klasse; OB, MB, NB;
la
 l):
la
I. G-stam (pret. is.mid, pres. is.ammid): aanspannen (van
rijdieren); aanleggen (ook van verband) samenbinden;
overdrachtelijk voor (gevechts)klaar zijn;
aanbinden, ombinden (tech. term voor het aanleggen van
compressen)
AHw \anbinden", \zubinden", \samenbinden", \anschnirren", \anspannen", \verbinden";
CAD 1 to make ready, to yoke, to harness, to put on a
bandage, to tie, to attach;
1 is.midsimma erbet nas.mad, (G pret. + dat. sim; erbet vr. status abs. `vier'): `hij [Marduk] spande een vierspan in' Ee-iv-51
2 l
u s.andat ummatki, (<s.amdat G stat. vr.; na OudBab. wordt vaak m>n voor een dentaal of een s, s., q of
k): \uw hoofdmacht zij aangespannen" ) `uw hoofdmacht zij bereid/gevechtsklaar' Ee-iv-85
I
su-lu-us-ti 9 u4 me la
3 su(l)lusti 9 u
 me tas.ammad (la = lal als ww.
vorm mat.u^ `te kort schieten' en s.ama du `ombinden'
(tech. term voor het aanleggen van compressen) hier
G pres.2e p.enk.; sullustu subst.vr. purrus-type `iets wat
in drieen is gedeeld' ) `een derde', verb.adj. `door drie"en gedeeld'): `(en moet je) een derde van 9 dagen ombinden' BAM578-i-7
 !gazi!
7
ina a gazisar ta-la-as
 -id
la
4 ina m^e kas^e tal^
as tas.ammid (`water van' ) `aftreksel'; G pres.2e p.enk. v. l^asu `kneden', G pres.2e p.enk. v.
s.ama du `aanbinden', `als een pleister opleggen'): `met
aftreksel van mosterd moet je (het) kneden en (als een
pleister) opleggen' BAM578-i-12
}
, G verb.adj., , (ook s.endu; vr. s.amuttu;
MA, SB; na Oud-Bab. wordt vaak m>n v
oor een dentaal of een s, s., q of k): omgegord ) gevechtsklaar CAD
harnessed;
II. D-stam (
) CAD 2 to connect, to put on a
bandage;

III/2. St-stam
(
) CAD 3 to have harnessed
}
, (subst.; mv. s.imdeti in de betekenis
`zwachtel' etc. en s.indu in de nadere betekenissen);
 ; zwachtel, omslagen, verband, pleister in ouderwetn
gla
se zin; [Er zijn talloze recepten bekend van zwachtels
met aftreksels van kruiden ter afdekking van wonden
etc.]
AHw \Band"; CAD A 1 bandage; 2 team (of draft
animals); 3 brickwork; 4 arrangement, regulation
}
, (subst.; Mari, SB): span, tuig; CAD 1
harness; 2 team of draft animals; 3 (a band)
5 erbet nas.mad: vierspan

s.a-an-da-at, s.andat (<s.amdat; G stat.

+ C

s.amadu, s.emedu

b

Z }

S N

s.amdu, s.andu

s.ummudu
sutasmudu
s.imdu, s.indu .

nas.madu

( V

) Ee-iv-85

s
a du
. am

EO

is
. -mid-sim-ma is
. midsimma

+ ma) Ee-iv-51

(G pret. + dat. sim

198

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

N V
s.am^u
F
l
a

na-as
 (mv.) Ee-iv-51
. -ma-di, nas
. mad
BAM578-i-7
e
-id tas
. ammid (G pres.2 p.enk.)BAM578-i-12

s
a du
. am
l
a

, (ww. u/u-klasse; vanaf OB): G-stat.: dorstig zijn,


I. G-stam (pres. is.ammu): dorst hebben;
AHw
CAD

II \dursten" (nach = acc.);


1 to be thirsty
}
, G verb.adj., (adj.; OB, SB): dorstig; CAD thirsting, thirsty, sober;
II. D-stam (
): CAD 2 to allow to be thirsty, to
become thristy

III. S-stam
(
, factitief): dorstig maken, laten
dorsten naar (+acc.) CAD 3 to cause to thirst for something;
}
, (subst.; OB, NB): dorst; CAD thirst, need,
want;
}
, (subst.; OB, SB, NA, NB): dorst;
CAD thirst;
, vr. v. s.amdu, s.andu `omgegord'; !s.ama du `binden'
, (!s.ama du `binden') `omgegord'
, (<s.amdat; na Oud-Bab. wordt vaak m>n voor
een dentaal of een s, s., q of k), G stat. v. !s.ama du
`aanspannen' (van rijdieren), `omgorden'

s.a-an-da-at, s.andat (<s.amdat; G stat.

s.am^u

s.umm^u
sus.m^u

s.umm^u
s.u mu, s.ummu
s.amuttu
s.andu
s.andat

) Ee-iv-85

s.anu , !s.enu subst. `kleinvee'


s.^anu , (ww.; ook s.a anu en s^enu; a/a-klasse, e/e-klasse),
I. G-stam doen opzwellen, opvullen, opblazen met 2 acc.:
s
a du
. am

iem./iets en waarmee;
AHw I \auff
ullen", \aufschwemmen mit" (acc.);
1 karsasa is. 
a nu ma, (G pret. mv.; karsa alt. st.c.
`buik'): `(de woeste winden) bliezen haar ingewanden
op' Ee-iv-99
2 su
 t pulh a ti s.a nu , (G stat. mv.): `die gezwollen wa
ren van vreeswekkendheden'
Ee-iv-115
K s.a-a -nu, s.a nu (G stat. mv.) Ee-iv-115
K
i-s
a n
u ma (G pret. mv.) Ee-iv-99
. a-nu-ma, is
.
, (ww. u/u-klasse, later ook a/u-klasse; ook
s.ereru; OB, SB, NA):
I. G-stam (pret. is.rur, pres. is.arrur): druppelen;
AHw I \tr
opfeln"; CAD A. 1 to ow, to drip;
II. D-stam (
): CAD 2 to libate, to poor out;
, (ww. u/u-klasse, later ook a/u-klasse; ook
s.ereru; SB, NB; e sur):
G-stat.: fonkelend z/w, ikkerend z/w
I. G-stam (pret. is.rur, pres. is.arrur, stat. s.arir ikkeren,
fonkelen;
AHw I \funkeln" CAD B. 1 to ash (said mainly of
shooting stars); 2 to it (said of demons);
1 s.arir nsi insu, (G stat.; + tweeledige st.c.; nisu
`ophef ng'; nu `ogen'), lett.: `de hef ng zijner [Marduk's] ogen is fonkelend' (van daadkracht), `hij heeft
een fonkelende oogopslag' Ee-i-87
V s.a-ri-ir, s.arir (G-stat.) Ee-i-87
, (ook d Zarpantu) godin, gemalin van Marduk
, (adv.) luid en bitter; AHw \laut und bitterlich";
1 ikkaru ina muhhi : : : ibakki s.arpis (G pres. v. bak^
u+
 `de boer weent luid en bitter over
muhhi `huilen om'):
 -i-84
: : :'erra

J
J V

s.araru I

surruru
s.araru II .

S.arpantu
s.arpis

erra-i-84

*s.^aru , (*s.iaru , ww.; D-tantum):


II. D-stam (s.urru, factitief): verheven maken, verheffen
(ook overdrachtelijk), een verheven aanzien geven (bijv.
s
s s
s
. ar-pi
. arpi

tempel na restauratie);

to make famous;
mah): verheven;

AHw I \erstrangig", \erhaben", \vorz
uglich",
\ausgezeignet"; CAD rst rank, (in importance, quality) outstanding (in size), august, excellent (used only as a
poetic term);
D s.i-ru-um, s.rum CH-i-1

s.i-ra-am, s.iram CH-i-17


I s.ir-ti, s.irti erra-i-3
= mu-s.i-ir, mus.ir (D part. st.c.) CH-ii-29
u-s.i-ir, us.r (D prec. 1e p.enk.) Sil-A-75
, (ook s.eltu, s.altu, s.iltu) zie s.altu onder !s.ala mu
`donker z/w'
, (!was.u^): `ver verleden';
, (!was.u^)
s.a-a-ta (ana) s.^ata Ee-vii-134
, st.c. v. s.ehru `klein', `jong'; !s.eheru `klein zijn'

 de i-klasse, zoals veel
 eigenschapsww.;
, (ww. van
 ook sah a ru(m); vanaf OA, OB; tur; turtur
.
for Dtn): G-stat.: klein zijn;
AHw \klein s/w", \jung s/w", \wenig s/w";
I. G-stam (pret. is.hir, pres. is.ehhir): klein/jong worden;


CAD 1 to become small (in size or quality), to become
few, to be young, to be a minor, to count as a credit,
to appear as a credit, to be pressed, to be at a loss;
}  , G verb.adj., , (paris-stam s.ahir > s.aher > s.eher,
die alle voorkomen naast s.ihiru; vr. s.ihirtu, s.ahirtu,


s.ahartu, s.ihretu; tur, 
turra): klein, jong,
 kind;  [nomen/adjectief van het paris-type, (vr.
klein
parist; %nominale typologie); vaak als nominale formatie bij adj. of verb.adj., vooral de vr. vorm: damiqtu
`het goede', `geluk', `gunst'; kittu < *kintu `waarheid'];
AHw I \klein", \jung"; CAD 1 small, young, second
in rank; 2 child; 3 servant, 4 (s.ihirtu) girl; 5 few;
}  , G verb.adj. vr., , (vr. v. s.ehru, ook vr. s.ahirtu,
s.ahartu, s.ihretu; saltur): meisje; CAD 4 girl;
II. D-stam (
): CAD 2 to make smaller, to re number), to break up small, to reduce
duce (in size or
a credit by entering a debit against it, to debit

s.e-eh-ra-am, s.ehram (acc.) CHx14


, ( tur, vr. s.ehertu, !s.eheru) `klein'
 , (mv. v. seltu, saltu


.
. ) !s.ala mu `donker z/w'
, !s.elu `ribbe', `zijde'
, (ook s.altu, s.iltu, s.assu) zie s.altu onder !s.ala mu
`donker z/w'
, (subst.vr.; ook s.ellu, s.lu, s. a lu; mv. s.elu , s.ela nu voor
`ribbekast'; OB, MB, SB, NB; I ti; !uzu! I uzuti):
ribbe, zijde;
AHw \Rippe"; CAD 1 rib, side (part of the human
and animal body), side (of an object), 2 side (as a direction), 3 side (as a structural part of a manufactired
object)
1 iptema abull
a ti ina s.eli kilalla n (D pret. v. pet^u `openen'; vr.mv. v. abullu `poort'; kilallu `beide' in dualis):
`(toen) opende hij aan beide zijden poorten' Ee-v-9, wsl.
horizonten aan weerszijden: oost en west
; s.e-li, s.eli (gen.) Ee-v-9
CAD

}s.ru , (adj.; vr. s.rtu ; vanaf OB; 9

vH
>
s.assu

s.^at
s.^atu, s.iatu
JC
s.eher
s.eheru

s.ehru

s.ihirtu

s.ehru
s.eletu
s.ellu
s.eltu
s.elu

s.uhhuru

199

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

s.emedu , !s.amadu
s.ennu , !s.enu, adj.
s.^enu , !s.^anu `opzwellen'
s.enu , (adj., ook s.ennu; vanaf OB) adj. slecht,
lend; subst. booswicht, snoodaard, misdadiger;

Iets ergs, maar je kunt er iets aan doen.] [udda ook


u du `onheil' en ook aba lu `droog z/w', via `hitte' ,
`vuur' ) `licht', `gloed']
AHw \Glut", \heller Schein", \Hitze"; CAD 1 light,
shining appearance (of the sun, moon and stars),
weather, sultry weather, air, open air, open sun; 2
(a sickness caused by exposure to sun or heat); 3 (a
worm)
1 namrat s.etuka ina sam^e, (G stat. vr. v. naw
a ru):
`uw gloed is lichtend in de hemel' Sin1-5
2 su
 tu rat s.etka, (S stat. vr. v. wata ru): `uitstekend is
uw gloed' (van de maan S^n) Sin1-10
udda kur-id
3 s.eta kassid (G stat. v. kas
a du; want pres. ikassad
klopt niet met fonetisch complement;
udda s
. etu
`gloed', `lichtschijnsel', `hitte' een ziekelijk fenomeen,
maar meer dan koorts alleen. Iets ergs, maar je kunt
er iets aan doen; deze diagnose is heel gebruikelijk,
lett.: \hij heeft hitte bereikt"): `hij is door hitte bevangen'/ `hij is slachto er van hitte' (als koortig symptoom) BAM578-i-9


-ka, (namrat) s
e tuka `uw gloed' (is lichtend)
.

kwaadwil-

AHw

I \bose", \gehassig"; CAD wicked


O s.e-nam, s.enam, CH-i-35
, (subst.vr., ook s. a nu, s.i anu; vanaf oud-akk.; !U8!
 , usduha): kleinvee (schapen);
u8 uduha
CAD
 and goats); 2 sheep and goats; 3
1 ock (of sheep
sheep;
s.e-e-ni s.eni (gen.) Ee-vii-131
, !s.ertu
, (subst.; ook s.erratu, s.arratu; vanaf oud-akk., OB;
teugel, leiband, neustouw; AHw I \Nasenseil", \Leitseil";
CAD 1 nose-rope, lead-rope, halter; 2 (rope used as an
oarlock); 3 nose ring (as a piece of jewelry); 4 leadrope
(in transferred mngs.)
1 uk
a l s.erretsu, (D pret. v. D-tantum kullu !*k^alu
`vasthouden'): (Ea greep Mummu vast en) `hij [Ea]
vatte zijn [Mummu's] leiband vast' (= voerde hem gevankelijk weg) Ee-i-72
2 ittadi s.erreti, (G perf. v. nad^
u), lett.: \hij wierp de
leidsels" ) `hij legde de teugels aan' Ee-iv-117

s.enu
 C

}O n N

s.erretu
s.erretu

d Erra

s.erret sam^e tamhat(a) (G stat.vr.mv., tamahu




`vasthouden') lett. \E. houdt
de teugels van de hemel
vast" ) `houdt de hemel aan de leiband' erra-iii-D3

s
e t (st.c.) erra-iii-D4
. e-ret s
. err
 s.er-ret-su, s.erretsu st.c. + su) Ee-i-72
V I s.er-re-e-ti, s.erreti (acc. mv.) Ee-iv-117
, (ook s.erretu): tepel, borst; AHw \Brust", \Brustzitze", \Euter";
1 teniqma s.erret d istar
a ti, (G perf. v. enequ `zuigen'): `hij [Marduk] zoog aan goddelijke borsten' Ee-

:
v:
v 4
s.ertu
v:

i-85

(st.c. mv.) Ee-i-85

}O
}O
s.

Sin1-5, 10

s.eru II

s.etu , (subst.vr.; mv. s.itate; vanaf OB; }O  ) gloed,


lichtverschijnsel, hitte, medisch ook: koorts, koortsig symp!edin!

s
e ru s
e ru
.
.

erra-i-9

ud da

toom [een ziekelijk fenomeen, meer dan koorts alleen.

BAM578-i-9

s.ihertu
s.ihirtu
s.ihiru
s.ihru
s.illu

.
homoniem van s.eru II , maar aparte betekenis daarvan); vgl. es.ems.eru <es.em(tu) + s.eru = `bot/been +
rug' ) ruggegraat;
AHw \R
ucken", \Oberseite"; CAD A 1 back (vanaf
OB); 2 (as prep., adv. and conj.) over, upon, above, on
top of, in addition to, towards, to, against; (OA, OB,
SB)
, (subst.; !edin! edin) vrije veld, vlakte, (speciale
bet. steppe), i.t.t. de stad (alles buiten de stadsmuren);
in de praktijk vaak het slagveld, het gebied waar de
extensieve veeteelt en in mindere mate de jacht plaats
heeft, oord van de demonen en de zwervende dodengeesten van mensen die geen begravenis hebben gehad.
AHw I \Steppe", \o enes Land"; CAD A 3 hinterland,
back country, open country, elds, plain, steppeland;
(vanaf OB)
1 l
u s.ima ana s.eri (G prec.1e p.enk. v. was.u^ `uitgaan'):
`ik wil de steppe intrekken' erra-i-9
V
s
e rim (gen.) CHx17
. e-ri-im s
.

s
e tu
.

s.iaru
s.i anu
s.iatu, s.^atu
s.ibtu


s.ibtu

edin( na)

ud da

, G imp. v. !was.u `uitgaan'


, s.^aru , (!s.^aru) `verheven zijn'
, !s.enu subst. `kleinvee'
, (!was.u^)
p
, (subst. m.; mv. s.ibta tu; st.c. s.ibit ( s.bt ; vanaf OA,
OB;
dib): agrarisch bedrijf, eigendom; greep (van ziekten, demonen); CAD B 1 seizure, attack (referrring
to diseases); 2 (agricultural) holding (in feudal tenure);

(
idab5 ) 3 imprisonment; 4 capacity (of a container); 5 illegal seizure; 6 portion; 7 in idiomatic expressions s.ibit t.emi action, decision; s.ibit tul^e (oath
performed by) touching the breast (of the partner);
s.ibit appi sneeze, instant; s.ibit qa te security, manipulation, manacles; s.ibit niggalli harvestp
, (subst.vr.; mv. s.iba tu; st.c. s.ibat ( ws.b ) !was. a bu;
vanaf OA, OB; L mas, mv. L masbi): eig.: groei,
toename ) rente (op kapitaal); zie voorbeeld 4 (en
verder) onder !wa  a bum op pag. 256
L
, s.ibtam (acc.) CHx70+d
, vr. v. s.ehru `klein', `meisje'; !s.eheru `klein zijn'
, vr. v. s.ehru `klein', `meisje'; !s.eheru `klein zijn'

, !s.eheru`klein zijn'

, s.ehru !s.eheru `klein zijn'

 gissu, !sala lu): schaduw en wat
, (subst.;
.
schaduw werpt: afdak, scherm, schutse; zie toelichting
bij !s.illu onder !s.ala lu op pag. 196
s.i-l, s.ill (+- 1e p.enk. `mijn') CH-xxiv-46
, (subst.vr.; ook s.ull^u) naald, doorn; AHw II \Dorn";
, (ook s.eltu, s.altu, s.assu) zie s.altu onder !s.ala mu
`donker z/w'
, (subst.; ook s.elu, s. a lu, !s.elu): `ribbe', `zijde'
, (!s.ama du) `zwachtel'
, (<s.ia ru, vr. s.rtu, !s.^aru) `verheven'

s.i-ra-am, s.ram Sil-A-12,13


s.i-ir-tam, s.rtam (acc. vr.) Sil-C-10
, vr. v. s.ru: `verheven', `opgetogen'
, (subst.vr.; vanaf oud-akk.; !was.u^ `uitgaan'; st.c. s.t;

e en T
ziga in nanci
ele betekenissen): het
uitgaan, verschijning; pirs-type nomen (vr. pirist, %no-

s.eru I , (subst.; !edin! F


 ): rug, bovenkant
in samengestelde prep. ina/ana ser- : : :; (wsl. geen
s
et
. er-ret s
. er

udda

}O

m
a
s

s.ill^u
s.iltu
s.lu
s.imdu, s.indu
s.ru
s.rtu
s.tu
}

H}

200

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

minale typologie) geeft meestal de daad zelf weer (bijv.


`zending' bij `zenden') of dat wat eruit resulteert (bijv.
\de zending werd bij de grens tegengehouden"); nomina actioni van eigenlijke ww. met betekenisovergang
naar het concrete: bijv. siprum `zending' bij sapa ru
`sturen', hier nomen actionis.
AHw I \Ausgang", \Aufgang", \Ausgabe"; CAD 1
rise, rising (of the sun), east; 2 birth, emergence, place
of growth, habitat; 3 produce, product, o spring (also
s.t libbi), utterance, command (s.t p^); 4 expenditure,
debit item, loss, release, (with as.u or su s.u^), exit tax,
departure, act of leaving; 5 (a gramm. term)
1 s.t d samas: `zonsopkomst' , `oosten' (lett.: zonsuitgang=uitgaan uit de onderwereld)
2 s.t p^ka, lett.: `wat uw mond verlaat' ) `uw bevel'
Ee-i-158, iv-9
3 d Marduk sa ultu s.tsu imb^
usu abusu d Anum
(G pret. subj. v. nab^u `noemen'): `Marduk (de naam

waarmee) zijn vader Anum [eig. voorvader'] hem


(reeds) bij zijn verschijning heeft genoemd', Ee-vi-123,
bij het begin van de opsomming en uitleg van de 50
namen van Marduk.
}
, nageslacht, nakomelingschap; CAD 3 o spring;
}
, bevel; CAD 3 utterance, command

 s.i-it pi-i-ka, s.t p^ka (st.c.) Ee-i-158,IV-9


I s.i-ti-su, s.tsu (+su) Ee-vi-123
 g (voor mv.)): ge, (subst. m.; OA, OB, SB;
tu
waad, mantel; voor nominaaltype vgl. luba ru `(oud) kledingstuk';
AHw \Sto ", \Kleid", \Gewand"; CAD 1 garment
(for men and women, usually made of wool, untailored,
covering the entire body); 2 bark of the p
palm
: (subst.; ook s.uh a r^u; pura s-nomen; s.hr \klein",
 \jong" ) \kind", \jongen",

 `liftboy',
vgl. woorden als
`jongste bediende'; OA, OB, MB, 1SB; tur;

turturme
s ): bediende; jongen [nomen van het
pura s-type, vr. pura st; (%nominale typologie); o.m.
voor dieren, diminutieven in de ruimste zin en diverse
andere nomina; bijv. pah a du `lam', suh a ru `jongen',


`kind'];
AHw \Knabe", \J
ungling", \junger Mann", \Diener",
\Angestelter"; CAD 1 child (male), adolescent, 2 servant, subordinate, employee
, (subst. pl. tantum; !s.^alu `strijd voeren') strijd,
con ict ( syn. met !tamh a ru)
7 I s.u-la-a-ti, s.u lati (obl.mv.) Ee-i-132
, D v. !*s.ala lu `bedekken'
, (subst. plantennaam; Ass. s.umlaliu(m); ook

s im
sumlal^u; !gam!
gamma):
(welriekende
boom) AHw (eine Gewurzpl anze) CAD (an aromatic)

s im
!gam!

s
u (welriekende boom)
. umlal^

s.t libbu
s.t p^

s.ubatu

N!

s.uharu

s.u lalu

+ C

s.ullulu
s.umlal^u

BAM578-i-31

gam ma

s.us.u^ , (subst.; SB): moeras(bos), biesbos; [zoals nu nog bij


de moeras-arabieren in de delta van Eufraat en Tigris);


dichterlijk woord uit Enu ma elis; in LL-Malku:Sarru
-ii74 s.u-s.u-
u = ap-pa-ri !appa ru `moeras']
AHw \Rohrdickicht am Flu"; CAD canebrake, reed
thicket, swamp;
1 s.us. 
a la se u^, (acc. mv.; G stat. in subj. v. se u^
`zoeken', ook (hier?) `bespeuren'): `(toen) er nog geen

+JC
++>

moeras te bespeuren viel' Ee-i-6


,

s
a
. u-s
. a-a s
. us
.

Ee-i-6
LL-Ms-ii-74

s
u s
^
. u-s
. u-
. us
.u

s

sa I , (a


s a, determinatief pronomen); gevolgd door een
genitief, 1 meestal genitief-attributief gebruikt: die/dat
van, al naar gelang de context te vertalen met: van,
over, met, voor, betreffende, aangaande, behelsende,
etc 2 soms predicatief gebruikt, dus samen met het
opvolgende genitief een nominale zin: is van; [hoewel
het indeclinabel determinatief pronomen sa alle funties
kan hebben (casus, getal en geslacht) wordt voor m.enk. soms !su, voor vr.enk. soms !sat gebruikt, voor
m.mv. !su t en voor vr.mv. !sa t, als restant van de
declinatie van sa]
1 sa ak
a lim, lett.: `dat van eten', `dat wat men kan
eten') `voedsel', `brood (in ruime zin)', `bestaansmiddelen', `levensonderhoud', `middelen van bestaan';
bijv.
2 ina btsu sa ak
a lim ibassi (G pres. v. !basu^ `zijn')
`in zijn huis zijn er (voldoende) middelen van bestaan'

CHx133
3 sa apla l
a su^, (G pret. v. isu^ `hebben'): `degene die
geen zoon heeft' Sin3-46
4 PN1 sa PN2 PN1 is van PN2 (hier sa predicatief
gebruikt, nominale zin) T97-ii-2

}sa resim , lett.: `die van het hoofd' ) `kamerheer'

(hoge bediende)
lett.: \dat van haar buik" ) `foetus';
soms cryptogra sch geschreven met drie keer hetzelfde
teken:

 
 
 
sa
sa
sa
s a-libb-sa (sa is logogram voor
libbu)
}
, lett.: \dat van losmaking" ) `losgeld'
}
, lett.: `dat van eten', `dat wat men kan
eten' ) `voedsel', `middelen van bestaan' CHx133
}
+ gen. , (lett.: \die van niet"): zonder;
5 sa l
a mas^e, lett.: `dat van niet vergeting', adverbiaal: op onvergetelijke wijze; vaak paranomastisch en dan
niet extra vertalen, bijv. in:
6 sa l
a mas^e d S^n la tamassanni, (G prohib. 2e p.enk.
v. masu
^ + dat.): `vergeet mij niet, Sin!', `Wilt mij niet
vergeten!' Sin3-66
}
, sinds, sinds: { sedert
7 sa istu u
 m^e ma du ti, ( u mu `dag'; ma du tu `veel',
`zeer'): (die) `sinds lange tijd' Sin1-23a


s a a-ka-lim, 
s a ak
a lim CHx133
7 7

sa
 ap-la la i-
s u-
u, 
s a apla l
a 

su
^ (die

}sa libbsa ,

sa pat.arim
sa akalim
sa la

sa istu

aC >
Ugeen zoon heeft)b Sin3-46

sa II , (a


s a): betrek. vnw. waarvoor geldt; In relatieve bijzin een pronominale terugverwijzing naar antecedent (zgn. resumptief of retrospectief pronomen is (1 )
verplicht indien een antecedent in de relatieve zin noch
subject noch object is; het relatief pronomen is (2 ) optioneel indien het direct object is; als subject (3 ) is er
geen resumptief pronomen. Voorbeelden bij de mogelijkheden 1, 2 en 3, waarin het resumptief pronomen
onderstreept is :

201

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

1 (1 ) 
a lum sa ina libbsu btam ibni `de stad waarin
hij het huis bouwde'
2 (1 ) ilum sa parakkasu ibni `de god wiens schrijn hij
bouwde'
3 (1 ) ilum sa parakkam ibnisum `de god voor wie hij
de schrijn bouwde'
4 (2 ) d
u rum sa ibni of du rum sa ibnisu `de muur
welke hij bouwde'
5 (3 ) sarrum sa bt-ilim ibni `de muur welke hij bouwde'
sa
 ,
libbu, buik
sa
 sa
 sa
,
sa-libb-sa, sa libbsa, lett.: `dat
van haar buik' ) `foetus'; zo soms cryptogra sch geschreven met drie keer hetzelfde teken
 , bovenbuik, epigastrium
sag sa
Fs
$ dis na sag sa-su kusu
1 = summa amelu res libbsu ikkalsu (G pres. v. al
a ku
`eten', maar ook tech.: `pijn doen'): `indien iemand pijn
heeft aan zijn bovenbuik' BAM578-i-1
, suf x vnw. 3e vr.enk. haar; (m. is su, `zijn')
, in composietsuf x {is + am !{isa(m) bij
temporele adverbia als u misa(m) `dagelijks' en
(w)arhisa(m) `maadelijks'
p

, s^alu I , ww.; vanaf oud-akk.; s 1 l) verba mediae

Alef, a-klasse, OB (G stat. sa il, mv. sa lu ; G pres. is^al,
mv. isallu ; later met sterke alef: isa  al; G pret. isa l,
mv. isa lu ; later met sterke alef: is al; G perf.
pistal, mv.
ista lu; G imp. sa l, mv. sa la ; n.b. s^elu met s 3 l heeft
geheel andere betekenis, zie aldaar)
I. G-stam vragen, bevragen; AHw \fragen" CAD 1 to ask
(for oracle, permission, for something) , to question,
interrogate, to inquire, investigate, to greet, to send
greetings, to be concerned (about someone), to pay
attention (to someone) 2 to hold responsible, to call to
account;
1 il
u rab^utu isallu kama, (G pres. +ka +ma): `de grote
goden stellen u [S^n] vragen' Sin-1-14
2 sa Ekur isalluka, (G pres. subj. +ka): `(S^n), aan
wie het Ekur (tempel) vraagt' (opdat gij de goden antwoord geeft) Sin1-16
I/2. Gt-stam (
, re exief): zich afvragen; CAD 3
to deliberate, to re ect, to take councel, to consult, to
confer 4 to question, to interrogate
}
, Gt part., , adj.; ook multa lu, mustelu; vr.
musta ltu; OB, MB, SB, NB) verstandig, bezonnen,
bedachtzaam, voorzichtig, weloverwogen;
CAD judicious, thoughtful, circumspects, deliberate, full of concern
3 d Mersakusu eziz u must
a l (M. epitheton van Marduk; G stat. ezezu `boos zijn'; musta lu als tegenstelling): 'M. kan boos zijn, maar ook weloverwogen' Ee-

{sa
{sa(m)

sa alu

situlu

mustalu

vi-137

I/3. Gtn-stam CAD 5 to make inquiries, to interrogate


II. D-stam (   ), betekenis als G; CAD 6 to ask, to

su ulu

interrogate

IV. N-stam (passief) CAD 7 to be asked, to be ques-

*

tioned, to be called to account


i-
s al-lu-ka-ma i
s allukama (G pres. +ka

+ma) Sin1-14, 16

v'

=
mu-u
s -ta-lum, mu
s t
a lum (Gt part.) CH-iii-36
V mus-tal, musta l (Gt part.) Ee-vi-137
sab ,

sabtur ,

'

(samalla u, saml^u) eig. zakkendrager,


in colofons schrijversleerling, junior-schrijver; (zie ook

 nma
 lla
)
s ama
, !seberu `breken'
, (ook: sabu su; u/u-klasse, SB ook a/uklasse; G-stat. (sabus een van de weinige met een u,
vgl. marus.): boos zijn (technische term, gezegd van
een god; als deze boos op iem. is, is deze persoon ten
prooi aan belagers: demonen onder de goden en heksen
onder de mensen;
1 d Mersakusu : : : sabus u tajj
a r (epitheton van Marduk; G stat. bij sabasu en als tegenstelling het adj.
tajja ru `zich berouwvol toewendend'): 'M. kan woedend zijn, maar vergevingsgezind' Ee-vi-137
I. G-stam (pret. isbus, pres. isabbus, later isabbas): zich
toornig afwenden, tegenstelling tot !t^aru `omkeren',
`terugkeren' als de god zich weer verzoend heeft) AHw
\sich zornig abwenden", \zurnen" CAD 1 to collect,
to gather 2 to collect taxes
2 il u istar sa isbus
u elja, (G pret. subj. mv.): `mijn
god en mijn godin [met name de persoonlijke god en
godin] die boos op mij zijn' Sin1-23
3 en
u ma dingirmu zen^u ittja: `sinds mijn god boos
op mij is' Sin3-56
}
, G verb.adj., (ook sabsu, OB, SB): toornig (afgewend) in tegenstelling tot tajja rtu `genegen zich
(barmhartig) toe te wenden'; AHw \zornig (abgewandt)" CAD angry
}
, G verb.adj. m.mv., :
toornig
(afgewend)
4 il u istar zen^
uti sabsu ti kummulu ti, (m.mv. v.adiectiva, D verb.adj. hier elativisch): `mijn boze, toornige en zeer kwade god en godin' Sin3-67
II. D-stam (
, factitief): samenhouden; CAD 3
to collect taxes, to gather in
IV. N-stam (
, passief) CAD 3 to collect taxes,
`to gather in'
}
, (ook sibistu): toorn, toornige afwending; in tegenstelling tot tajja rtu `(genadige) toewending'; AHw
\Zorn(abwendung)"
 is-bu-su, isbusu (G pret. subj. mv.) Sin1-23a
 I sab-su-ti, sabsu ti (adj. m.mv. gen.) Sin3-67
h
sa-bu-us, sabus (G stat.) Ee-vi-137
h p
sa-ba-si-
s u, sab
a si
s u (G inf.gen.+
s u) Ee-vii-154
, !sapattu `vollemaan' etc.
, !saptu `lippen', `rand'
, (ook sibru, sebru, !seberu `breken'
, (adj. bij !saba su); m.mv. sabsu tu): `toornig
(afgewend)'
, (m.mv. v. adj. sabsu !saba su)
, (SB ook sabsu tu, sabsuttu; <Sum.
s
a(gw=b )zu lett. `buikkundige';
 salsazu):
vroedvrouw; AHw \Hebamme"; CAD midwife
, SB vorm van !sabsu tu
, ww. a/u-klasse; vanaf oud-akk.;
g
id;
g
idda;
I. G-stam (pret. isdud, ildud, irdud, pres. isaddad):
trekken, rekken in allerlei betekenissen: dichttrekken, overtrekken, voortrekken (in de tijd) ) geduld hebben; verduren; AHw \ziehen"; CAD 1 to pull taut, to stretch,
to draw (a curtain, cloth, etc.), to pull out/o , to pull

}samall^u ,

sabaru
sabasu, sabasu

sabsu

sabsutu

sibistu

subbusu
nasbusu

'(sst
b
sabattu

sabdu(m)
sabru
sabsu
sabsutu
sabsutu, tabsutu
sabsu tu
sadadu

s sO

202

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

the ear or nose to tear out; 2 to pull a chart, to tow


a boat, to bear a yoke, to haul, to drag (objects), to
transport, to convey, to drag down, to carry away, to
endure, to bear misfortune; 3 to remove, to transfer, to
take along, to bring along, to produce witnesses, to remove a person forcibly, to bring in allies; 4 specialized:
to aspirate, to suck up medicine, to divert (water for
irrigation), to draw up in a line, to grind, to entail, (+
ana/ina libbi: to take to heart, to be concerned with,
to heed; 5 to extend, to stretch (intrans.); 6 to be delayed, to be in short supply;
1 i nisdud t. 
a bis (cohor.; lett.: `geduld hebben met
vriendelijkheid'): `laten we (nog even) lankmoedigheid
betonen' Ee-i-46
2 asaddad nissata of asaddad marusta, (G pres. 1e p.enk. en twee woorden voor ellende): `ik heb ellende te
verduren'; Ook absoluut gebruikt:
3 asaddad: `ik heb veel/van alles te verduren' (uit gebeden)
I/3. Gtn-stam (frequentief): (steeds) trekken, ook intrans. zich voortslepen van ziekte; CAD 7 to stretch, to
extend repeatedly;
s 
F 
sagdu-su
ana igi-su is-ta-na-d dae -as-su

4 qaqqassu ana mahrsu istanadassu (s sag af


geleid van , pictogram voor hoofd, Sum. sag, dat
via het Akkadische woord resu voor `hoofd', `kop',
`top', `bovenkant' ook de lezing res krijgt; Gtn pres. v.
sada du a/u-klasse `trekken', ook (hier niet) intrans.
`zich voortslepen' van ziekte): `(indien iemand) zijn
hoofd trekt steeds weer naar voren' BAM578-i-46 (ana
mahri `naar voren', doch hier met -su; misschien toch

intrans.
\trekkingen hebben" en -su< sum dativus incommodi `tegen hem': `indien een man zijn hoofd voor
hem steeds maar trekt tegen hem'. Blijft onduidelijk:
valt voorover?)
II. D-stam (
): CAD 9 to distend(?);

III. S-stam
(
, causatief): CAD 10 to have someone pull, tow
IV. N-stam (
, passief): CAD 11 to be measured
, to be headed
ni-is-du-ud, (i) nisdud

suddudu
susdudu
nasdudu

}
O

(G cohor.; G pret. 1e mv.) Ee-i-46

CnO

 is-ta-na-d dae -as-su istanadassu

(Gtn pres. +su) BAM578-i-46


a-sad-da-ad, asaddad (G pres. 1e p.enk.) Sin3-58

sadahu , ww. i/i-klasse;

I. G-stam (pret. isdih, pres. isaddih): AHw \(weit aus-

 in procession, to
greifend) schreiten"; CAD 1 to move
march along;
I/2. Gt-stam (
): CAD 3 to set out on a march,

to proceed on a march
I/3. Gtn-stam (
, sitamduhu, tesedduh u):



CAD 2 to proceed on a march (said of the king), to
maneuver (said of chariots), to go back and forth;
II. D-stam (
): CAD 4 to march along, across;
 ): CAD 5 causatief to 1.

III. S-stam
(
 , iteratief): CAD 6 to slip back
IV. N-stam (

and forth
}  , winst (in handel), soms: resultaat [nom. vorm
van het ipris(um)-type; %nominale typologie; er zijn

sitaduhu
sitadduhu

isdihu

sudduhu
susduhu
nasduhu

er niet veel met zo'n vocaalvoorslag; vgl. ikribu `gebed',


ipt.iru `losgeld', isdihu `winst', ispiku `voorraad(s-kruiken)', imt.u^ `verlies']
, ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;
G-stat.: breed zijn; AHw \weit, geraumig sein"; CAD
1 to be broad, to be wide
I. G-stam (pres. isaddil)
II. D-stam (
, sumdulu, factitief): verbreden, vergroten, verwijden; AHw \erweitern", \ergroern"; CAD
2 to widen, to broaden, to enlarge, to extend, to increase;
II/2. Dt-stam (passief bij D)
=
mu-sa-ad-di-il, musaddil (D part. st.c.)

sadalu

suddulu

CH-iii-18

sad^u I, sadd^u I , (sadu u; subst.; vanaf oud-akk.; mv.

sad^u of sada nu;


kur), berg, gebergte; AHw \Berg",
\Gebirge", \Steppe"; CAD 1 mountain, mountain region; 2 open country, steppeland; 3 (a mythological
country, Sum. kur); 4 glacis(?)
P

;K I
sa-pi-ik kur-i e-le-nu-us
ti-amat

U

n 4

1 s
a pik sad^ elenus Tia mat (G part. v. sapa ku `uitstorten'; kur-i duidt op contractievocaal, dus sad^; als
kur m
a ti bedoeld was, had er kur-ti gestaan): `[Marduk als d Sirsir] die het gebergte uitstorte bovenop
Tia mat'
h:
 -im, 
s ad^
m (gen.; pseudo-logogram)

H.Sip. 14,15

sad^u II ,

kur-i

sa tu


s ad^


(gen.) Ee-vii-70

n H

subst.; vanaf oud-akk.;


im;
imkur(ra);
oosten, oostenwind (uit de richting van
de bergen); AHw \Bergwind", \Ostwind", \Osten";
CAD 1 east (as one of the four cardinal points) 2 east
wind

nH

, sad^u Ee-iv-43

sagapru , !sagapuru
sagapuru , (adj.; ook saggapuru, sagapru, vr. sag(g)aimkurra

pu rtu): superieur, de sterkste; AHw etwa \uberaus kraftvoll"; CAD mighty, majestic (as epithet of gods);
D sa-ga-[p]u-ru-[t]um, sagapuru tum

a ?s

Sil-C-55

sagasu, sakasu , ww. i/i-klasse;

gaz

I. G-stam doden, ombrengen; AHw \erschlagen", \mor-

den" \mihandeln"; CAD 1 to slay in battle; to strike


down (said of gods and kings); 2 to murder, 3 to
slaughter (annimals); 4 (in transferred mngs.) with ramanu to put oneself out, to make every possible e ort
(OA only);
II. D-stam (
, bet. als G) doden CAD 5 to
murder
IV. N-stam (
, passief): vermoord worden CAD
6 to be slain, murdered, to be ruined;
  sa-ka-as, sakas (st.c.) Sil-C-98

is-ki-is, iskis (G pret.) Sil-C-115


, !sagapu ru
, (subst.; ook sa gisu; SB; !sakasu): moordenaar,
vernietiger; AHw \morderisch", \Morder"; CAD murderer
1 saggisu l
a pa d^u: `de meedogenloze/onbarmhartige
moordenaar' (naam van een paard in Ee-iv-52)
U

s a-gi-
s u, 
s aggi
s u Ee-iv-52
, !saggisu

saggapuru
saggisu

a b

sagisu

suggustu
nasgusu

203

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

sah , 5
}
, varken; (een vis); een sterrenbeeld, misschien

Delphinus;
sa
 h , !shul!
}
, varken; (een vis); een sterrenbeeld, misschien

Delphinus;
, (ww. a/u-klasse): zeven, lteren; AHw \durchsei hen", \ ltern";

j T ::: 

escape, to move irregularly or convulsively, to twitch,


to move back and forth rapidly;
1 zumursunu listahhit.amma, (Gtn prec.): `hun lijven
Ee-i-140
springen in het rond'
II. D-stam (
): aanvallen; CAD 7 to attack
III. S-stam (  
, causatief): CAD 8 to cause to
jump across, to make appear suddenly;
IV. N-stam (
, passief): CAD 9 to be at
tacked;

li
s -tah -hi-t
am-ma,
 .

sahu^

sahu^
sahalu

ina aguziga: : :
ta-sa-h al
 
1 ina seri : : : tasahhal ( j a
gu zit in veel woor

den voor `tijdstip' aguziga is gewoon Sum. seru
`morgenstond', `ochtend', `dageraad'; G pres.2e p.enk. v.
sah a lu ` lteren'): `in de ochtend : : :(moet je iets doen,

drogen?)
: : : en lteren' BAM578-i-40
 ta-sa-hal tasahhal (G pres.2e p.enk.) BAM578-i-40
, (ww. u/u-klasse; s sag):
I. G-stam (stat. sahun) warm zijn; zich verwarmen; AHw

\warm werden", \sich
erwarmen";
II. D-stam (
) verwarmen, verhitten; AHw \er
warmen", \erhitzen";
 s ina i kas sag
1 ina samni ina kisari tusahhan (sag sah 
a nu u/u
klasse `warm z/w.', D: `verwarmen'
D pres.2e p.enk.):
[dit mensel] `moet je met/in olie en bier verwarmen'

sahanu

suhhunu

BAM578-ii-19

(G pres.2e p.enk.) BAM578-ii-19


sah atu I , (subst.)
AHw \Seite", \Ecke";
sah atu II , (ww. u/u-klasse; ook sah at.u)
sag

tu
s ahhan

schuwen, mijden, ontzien; vrezen, eerbiedigen, respecteren; AHw \(sich)

scheuen, furchten"
1 assu l
a ishutu zikr (G pret. subj. mv.; assu voegw.
`omdat'; zikru `naam, roem' met sux - `mijn'): `omdat zij mijn naam niet geeerbiedigd hebben' of `omdat
zij mijn roem geen recht gedaan hebben' (zal ik de
toorn van Marduk wekken) erra-i-121
2 il
a ni napharsunu s.alta sahtu (G stat.mv. bij sah a tu
 `strijd') `allegoden duchten de strijd'

`schuwen'; s.altu
[met mij, Erra] erra-i-119
d Anunnakima
3 d Igigima
sahtu ka
gul
tuka (G stat.trans.; gala tu `beven' (fysiek), `schrikken',
( g.)) 'de Igigi schuwen u, de Anunnaki voelen huiver
voor u' erra-iii-D10
4 d Erra sa rub^e d Marduk zikirsu l
a tashut (Gpret2e 
p.enk.; la `niet' normaal alleen in afhankelijke
zin,
maar hier in hoofdzin) `Erra eerbiedigde niet de reputatie van prins Marduk' erra-iv-1
N is-h u-tu ish utu (G pret. subj.mv.) erra-i-121
N tas-hu-ut, tashut (G pret.2e p.enk.) erra-iv-1
s : sah-tu sahtu (G stat.mv.) erra-i-119
s  sah-tu-ka sahtu ka (G stat.mv.+ka) erra-iii-D10
, ww. i/i-klasse; vanaf oud-akk., OB;
I. G-stam aangrijpen; AHw \springen", \anspringen",
\angreifen", \entkommen"; CAD 1 to jump, to leap, to
jump up, on or over something, to come to the surface;
2 to move jerkily (said of parts of the body); 3 to
attack, to raid; 4 to run away, to escape, to fall o ; 5
to rise (said of heavenly bodies)
I/3. Gtn-stam (
, iteratief, stapsgewijs, van

alle kanten): rondspringen
, opspringen, aanvliegen (zoals
wilde dieren tegen een grote prooi opspringen); CAD
6 to leap up and down, to keep attacking, raiding, to

}}

sahat.u I

sitahhut.um

suhhut.u
sushut.u
nashut.u

y -V

(Gtn prec.) Ee-i-140

sah at.u II , ww. a/u-klasse;


li
s tahhit
. amma

wegrukken, afrukken, afpakken, omverhalen;


\wegreiszen", \abreiszen", \herunterreiszen";
1 to take o a garment, headgear, 2 to pull o
the skin, to ay; 3 to strip o , to slough o , to detach,
to cast o , 4 astron.: to cast o the shadow (said of
the moon reappearing after an eclipse);
1 istahat. ag^
asu, (G perf.; ag^u `kroon'): `en hij [Ea]
 [Mummu's] kroon af' Ee-i-67 [In de kroon
pakte zijn
zetelt de goddelijke potentie]
II. D-stam (
): verwijderen CAD 5 to remove, to
 (a sword);
take away, to draw
III. S-stam (, causatief): CAD
IV. N-stam (, passief): CAD

i
s -ta-hat
, istahat. (G perf.) Ee-i-67
 .

, ww. --; SB;
I. G-stam (pret. ish, pres. is^ah): groeien, gedijen, opgroe

ien (gezegd van vegetatie,
dieren,
mensen etc.); AHw
\wachsen", \hochwachsen"; CAD 1 to grow (in size or
age);
1 adi irb^
u ish u , (2 G pret. subj. ook van rab^u): `tot
dat ze groot gegroeid
waren en opgroeiden', `totdat ze
tot volle wassom gekomen waren' Ee-i-11
N i-si-hu, ish u (G pret. mv.) Ee-i-11
, subst. < Sum.; vanaf OB; 5 sah, !shul!
 sah: varken; (een vis); astron.: een sterrenbeeld,
 mis
schien Delphinus; ; AHw \Schwein"; CAD 1 pig;
2 (a sh); 3 constellation or star, perhaps Delphinus; logogra sch: !uzu! !uzu! 5 uzu gud uzu
I. G-stam
AHw
CAD

suhhut.u

'

s^ahu, siahu

sahu^


s ah

1 sr alpi sr sah^, (sru `vlees'): `rundvlees en



varkensvlees' BAM578-i-2
, (mv. sahurru , 4 rad. wortel; stat. v. !suharruru

sahur

`stil zijn') 
sa il , G stat. v. !sa alu `vragen'; verba mediae Alef, aklasse; mv. sa ilu ;
sa ilu , subst.; OB, SB; eig. G part. v. !sa alu `vragen'


(om een orakel) die vraagt, naam van de droomuitlegger; in deze betekenis logogram c ; enmeli =
ensi; en cryptogra sch:
( ) ludingir(ra) met
 = 
lu
s a; dingir(ra) = ilu/i; dus: sa-ilu/i = sa ilu/i;
CAD 1 diviner (interpreting dreams, practising necromancy); 2 praying mantis
, !sajjima nu
, (subst.; ook sa jima nu; OB, MB; !sa^mu I,
`kopen') koper, die zojuist gekocht heeft; (suf x !{a nu,
{a n met individualiserende kracht: \lid van de klasse
van"); AHw \Kaufer, der eben kaufte"; CAD buyer,
one who has bought the property in question;
K sa-a-a-ma-nu-um, sajja ma num CHx9
, ww. a/u-klasse; vanaf OA, OB;

J H

sajimanu
sajjimanu

a CCV

sakaku

204

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

I. G-stam (pret. iskuk, pres. isakkak): eggen CHx43; vaak


in een adem genoemd met seberu `kapot breken' (van
grote kluiten) ) effenen, aaneenrijgen; doortrekken; AHw

\aufreihen", \eggen"; CAD 1 to harrow; 2 to thread,


to sting
I/2. Gt-stam (
): CAD 3 to pull back and
forth(?), to tighten(?);
II. D-stam (
): als G; CAD 5 to harrow, to sting;
IV. N-stam (
): CAD 6 to form a row(?), to be
strung (with gems);

a  a i-sa-ak-ka-ak-ma, isakkakma

sitkuku
sukkuku
naskuku

sakanu , (ww. a/u-klasse, U


(G pres. + ma) CHx43

teken met fonetische


waarde sa); bijv.: gar-in = sakin G stat.;
gar-an = i
s akkan G pres. of issakkan N pres.;
G-stat. voorzien zijn van (+acc.); CAD 3 to be provided
with, to be present, to exist
1 resam/p^
a sakin in een beschrijving van demonen:
`hij is voorzien van hoofd/mond' (dus praktisch `hij
heeft');
soms als basu^ er zijn (bijv. stat. sakin hij is voorhanden,
het is bewerkstelligd);
2 s.tu saknunimma, (s.tu `verlies'; `is gezet tegen mij'
) `ik heb te lijden van'): `ik lijd verlies' Sin3-59
3 sakin ina mahrika, lett.: \is gezet voor u" ) `wordt

u voorgelegd' Sin1-11b
I. G-stam (pres. isakkan, pret. iskun, stat. sakin) plaatsen, zetten; scheppen, voor handen doen zijn, voorzien in;
teweegbrengen, bewerkstelligen; aanstellen; AHw \stellen", \hinstellen", \setzen", \einsetzen", \anlegen",
\versehen mit"; CAD (selection, item in 40 pages) 1
to place, to put, to set, to pack etc.; 2 to establish,
to endow, to bring about, to cause, 4 to appoint, (to a
task, position), and many specialized meanings;
4 l
a le ^a tasakkan resi, (G pres. 2e p.enk.; le u^ `de
kundige'; resu `hoofd'): `de zwakkeling plaatst gij [S^n]
aan het hoofd' (S^n verheft de zwakke) Sin3-51
5 taskuns(u) ana paras. d En
u ti, (G pret. 2e p.enk. +
su met apocope van de u; pars.u `ambt' etc.): `gij hebt
hem aangesteld in het ambt van de Anu-waardigheid'

gar

Ee-iv-82
6 innanna bel sa subarr^
ani taskunuma (G pret. subj.

2e p.enk.; innanna `nu'; subarr^u `bevrijding'; be-l


`heer'; met sa van de ondergeschikte zin): `O Heer, nu
gij dan onze vrijheid hebt bewerkstelligd' (bevrijding
van Tia mat of van de arbeid, doordat de mens is geschapen) Ee-vi-49
}
+
, lett.: \zijn gezicht/voorkant
plaatsen" ) naar : : : toe gaan, afgaan op, het gemunt
hebben op, (\uit zijn op") zijn zinnen zetten op, soms
praktisch zich begeven naar (vaak met ww. als ala ku
`gaan')
7 asris Ti
a mat panussu iskun, (G pret.; verwacht
pansu): `hij ging naar Tia mat' Ee-iv-60
8 ana asri sak
a nam, lett.: `op zijn plaats zetten' )

pansu sakanu

realiseren

9 qurr
a du d Erra ana Suanna
: : : istakan pansu

(G perf.; Suanna
is een litt. naam voor Babel): `De krij-


ger Erra begaf zich naar Suanna'
(de stad van de koning der goden, epitheton van Marduk) erra-i-124
} 
, een vergadering beleggen (organiseren)

puhra sakanu

10 ina il su


 t iskunusi(m) puhra, (G pret. subj. mv. +
 haar een vergadering
si dat.): `onder de goden, die voor
hadden belegd' Ee-i-147
}
, beloven (van borgtocht door derden)
}
, (G imp.mv. + dat. -am) idioom:
`wees mij genadig', `bewijs mij genade' Sin3-65
e

a
s -ku-un, a
s kun, (G pret. 1 p.enk.) CH-v-23
F as-ku-na, askuna, (G pret. 1e p.enk.) erra-i-132
s ta-sak-kan, tasakkan (G pres. 2e p.enk.) Sin3-51
tas-ku-ni-is taskuns(u)

qab^am sakanu
gimilla sukna(m)

S  8

?
(G pret. 2 p.enk. +
?KV
e


su

u-apocope) Ee-iv-82

ta
s -ku-nu-ma ta
s kunuma

(G pret. subj. 2e p.enk.) Ee-vi-49


M is-kun, iskun (G pret.) Ee-iv-60
K is-ku-nu, iskunnu (G pret. subj. mv.) ACh-Sin-i-6
is-ta-kan, istakan (G perf.) Ee-vii-158,
erra-i-124

-in, 
s akin (G stat.) Sin1-11b
e

an ta
s akkan (G pres.2 p.enk.) BAM578-i-40
!pad! F suk-na, sukna(m), (G imp.mv. + dat. -am)
Sin3-65

U
U

gar

gar-

}sa kin, G part., :

(hij) die voorhanden doet zijn, die heeft


geschapen, schepper
11 s
a kin mereti u masqeti, (Marduk), `die de weiden

en drinkplaatsen heeft geschapen' Ee-vi-124


sa-ki-in, sa kin (G part.) CH-ii-39

U

(G part.) Ee-vi-124

sitkunu, temporeel intensief: voor lange


s
a-kin 
s
a kin

I/2. Gt-stam (

duur), lett.: \voor lange tijd instellen" ) organiseren;


\fur die Dauer hinstellen, usw"; CAD 8 Same
mngs. as G, in poetic style or with emphasis;
12 ukkinna sitkun
u , (Gt stat. mv.): `zij organiseerden
een (goden-)vergadering' Ee-i-132
K

s it-ku-nu-ma, 
s itkun
u ma (Gt stat. mv.)
AHw

: V

Ee-i-132

sutassuku

I/3. Gtn-stam (
, frequentief, reciprook bij G):
steeds voorzien in, etc. met bijwoord van herhaling als

`gedurig', `telkens weer', `ononderbroken' + de betekenis van G: neerzetten, vestigen, bereiden, ter beschikking stellen; (een verdrag) sluiten (itti = met);
}
, Gtn part., ;
= a
mu-us-ta-ak-ki-in, mustakkin

mustakkin

(Gtn part.) CH-iii-62

II. D-stam (

sukkunu

): bezorgen, aanstellen; CAD 9 to


appoint
13 sukun elja, (D imp.): `bezorg mij' (in gebed: een
gunstige reputatie) Sin1-21
M su-kun, sukun (D imp.) Sin1-21

III. S-stam
(
, factitief bij G stat., zoals wel vaker de betekenis S van trans. ww.): voorhanden doen
zijn, maken dat er iets is ) scheppen; idioom: opzij zetten,
buitensluiten, negeren; CAD 10 causatief by 1-4.
IV. N-stam (
, ingressief bij intransitieve G,
vaak bij toestandsww., iets met een beginmoment):
ontstaan;
IV. N-stam (
, passief): tot stand gebracht worden, ingesteld worden
14 q
u lu lissakinma, (N prec. + ma): `moge stilte tot
stand gebracht worden', `er kome stilte'; `laat er stilte
komen' Ee-i-40

suskunu

naskunu

naskunu

y UV

}saknu ,

li
s -
s
a-kin-ma li
s akinma

(N prec. + ma) Ee-i-40

(subst.< *sakinu; st.c. sakin, vr. sakittu

205

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

< *sakintu; mv. saknu tu, vr.mv. sakna tu): lett.:


\iem. die is gezet", gouverneur, stadhouder, plaatsvervanger;
15 sakin napistim, lett.: `iemand voorzien van leven',
dus `een met leven begiftigde`;
16 uznen p^
am sakin, lett.: `hij is voorzien van oren en
mond', dus: `hij heeft oren en mond';
17 sakn
a t napisti: `bezielde creaturen', `schepselen',
`stervelingen';
}
, (subst.; mv. maskana ti; vanaf oud-akk.):
(bouw)plaats, dorsvloer (CHx113), deel; CAD 1 threshing
oor, empty lot; 2 small agricultural settlement; 3 emplacement, (normal) location, site (of a building), base
(of a statue), stand (for a pot), residence, position; 4
tent, canopy; 5 fetter (for slave); 6 pledge given as security for an outstanding debt 7 sanctuary (?)


s u-uk-nat, 
s uknat (st.c.) Ee-v-13
}
, !sukuttu
}
, (<*sukuntu, normaal st.c. sukutti, litt. st.c.
suknat; sieraad, waardevol iets
18 u(w)addisumma suknat m
usi (D pret. v. *wad^u Dtantum `bestemmen', `toewijzen'): `hij [Marduk] wees
hem [de maangod] toe de parel van de nacht' Ee-v-13
(de maangod krijgt de maan als zijn sieraad; suknat
musi is (wordt hier) epitheton van de maangod)
}
, (subst.; vanaf OB, NA: sakuttu): gestalte,
vorm; CAD jewelry
19 nis sa ibn^
u sikitti napsu (G pret. subj. v. ban^u;
napsu, verwacht -i, locativus?, m. nevenvorm v.
napistu komt alleen hier voor): `de mensen die hij [Marduk] had geschapen als levende wezens' (die legde hij
de arbeid der goden op) Ee-vi-129
z ana igi mul uz gar-an
20 ana mahar mul enzi tasakkan (mul enzu ook: ezzu,
sterrenbeeld`Geit', ong. het huidige sterrenbeeld Lyra
(De Lier), dat geldt als het astrale evenbeeld van Gula,
de godin van de geneeskunst; men kent ook de associatie gal-geit, zoals blijkt uit bezweringen; `voor het
sterrenbeeld Geit neerzetten' betekent tenminste een
hele nacht laten staan en is als zodanig dus een variant
op de uitdrukking ina kakkabi tusb^at (S pres. v. b^atu):
`voor Enzi moet je neerzetten' BAM578-i-40
 O sa-ka-nam, saka nam Sil-C-36, 37
I si-kit-ti, sikitti Ee-vi-129

ma-a
s -ka-nim, ma
s kanim (gen.) CHx113


s u-uk-nat, 
s uknat (litt.st.c.) Ee-v-13
, ww. i/i-klasse; !sakasu `doden', `ombrengen'
  sa-ka-as, sakas (st.c.) Sil-C-98

is-ki-is, iskis (G pret.) Sil-C-115


, Ass.: S imp. (su kulu) v. !aka lu `eten'; verba primae
Alef, a-klasse; (Bab.: su kil)
, G part. st.c. v. !saka nu (hij) `die voorhanden doet
zijn'
, st.c. v. !saknu
, (eigennaam; god van de wilde dieren; wel bekend
als een soort faun (de Sumerisch-Akkadische Artemis,
maar dan wel mannelijk);

1 nesu u barbaru sumqut
u bu l d Sakkan
(S stat. v.

maqa tu `vallen', S `afslachten'; dqvee van Sakkan
ook
`vee'): `leeuw en wolf slachten het vee af' erra-i-85

maskanu

bsakanun

sukuttu

sikittu

Va9
b n
sakasu, sagasu
a
sakil
sakin
dsakin
Sakkan


s
akkan 
s akkan

erra-i-85

saknu , (!*sakinu, st.c. sakin, mv. saknat), lett.: \iem.

die is gezet" `plaatsvervanger'; zie voorbeeld 15 (en


verder) onder !saka nu op pag. 205
, Ass.: S stat. v. !aka lu `eten'; verba primae Alef,
a-klasse; Bab.: su kul
, Ass.: S inf en verb.adj. v. !aka lu `eten'; verba
primae Alef, a-klasse; Bab.: su kulu
, G imp. v. !sa  a lu `vragen', later met sterke alef: sa
al; mv. sa la
, ww. a/u-klasse; ir; vanag oud-akk., OB; (in
vent. vaak +sallatu)
I. G-stam (pret. islul, pres. isallal; vaak in ventivus):
plunderen, als buit meevoeren (in oorlogssituaties), ontvoeren; AHw \fortf
uhren", \plundern"; CAD 1 to take
people into captivity, to take as booty; (goods, animals,
gods, etc.) 2 to plunder, to despoil, to loot (cities, regions etc.) 3 to withdraw (from storage place(?))
}
, G part., 1 sa lil salamta Tawawati (salamtu
`lijk' hier ta i.p.v. ti voor gen.) `die het lijk van T.
wegvoerde' Ee-vii-71
IV. N-stam (
<*naslulu, onregelm., passief):
als gevangene weggevoerd worden [ww. met identieke 2e
en 3e radicaal, zgn. geminaten) hebben een onregelmatigheid in de N en Ntn-stam, die gekenmerkt wordt
door een verdubbeling van de 2e radicaal in de N inf. en
N-stat In de andere vormen wordt de laatste radicaal
voor uitgangen ook nog eens verdubbeld.] CAD 5 to
be plundered, pillaged, robbed
2 summa awlum issalilma, (N pret. +ma): `indien
een man ontvoerd wordt' CHx133

;
i
s -
s a-li-il-ma, i
s
s alilma

sakul
sakulu
sal
salalu I

salilu

nasallulu

a
UP

(N pret. +ma) CHx133



s
a-lil 
s
a lil (G part.st.c.) Ee-vii-71, 105

Onregelmatige N-stam bij geminaat-radicalen (mv. vormen


tussen haakjes).
pres.
pret.
perf.
part.
inf.
stat.

Ntn

i
s
s allal(l
u)

ittana
s lal(l
u)

i
s
s alil(l
u)

itta
s lal(l
u)

ittata
s lal(l
u)

mu
s
s alillum

mutta
s lillum

na
s allulum

ita
s lullum

salalu II , niete in Ge, vormen in N en Ntn onregelmatig


p
na
s allu(l
u)

doordat 2 en 3 radicaal gelijk zijn aan l,


s l l ,
eigenlijk een soort halfvocaal; AHw \(schlangenartig)
schleichen"
IV. N-stam (
<*naslulu): wegsluipen, wegglippen, wegslippen (van slangen gezegd);
N pres. enk. issallal, mv. issallallu , N pret. enk. issalil,
mv. issalillu , N perf. enk. ittaslal, mv. ittaslallu ,
N part. mussalillum, stat. enk. nasallul, mv. nasallulu
, (subst.; !sala mu; vanaf OB; <*salama tu; st.c.
salmat; parast-nomen; mv. salma tu <*salama tu; st.c.
salmat;
E lubad): lijk; [nomen van het parast(perest)-type, (%nominale typologie)]; niet zo duidelijk hoe dit woord deze betekenis uit de basis-betekenis
sala mu \intakt zijn" gekregen heeft, misschien \wat er
nog intakt is", \stoffelijk overschot"; of misschien via
sala mu ook wel `veilige voltooing van een reis', `het
einddoel halen' ) `het einde van het leven bereiken';
AHw \Leiche", \Leichnam"; CAD corpse
sa-lam-ta salamta (gen. met ta i.p.v. ti)

nasallulu

salamtu

Ee-vii-71

206

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

salamtas , (adv.; !salamtu `lijk'): `als een lijk', maar ook


(<salamtasu, door apocope van a of u) acc. + sux,
bijv. in:
1 salamtas idd^
a, (<salamta + sa; G pret. vent. v.
nad^u): `hij wierp haar lijk neer' Ee-iv-104

U ?

(<salamta +

) Ee-iv-104

salamu , ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;


s
a-lam-ta
s 
s alamta
s


sa

vanaf OA, OB;


silim; U
gi;
G-stat.: welzijn, gezond zijn, ongedeerd zijn, intakt zijn,
behouden zijn, ongeschonden zijn;
vent.: ongedeerd te voorschijn komen (uit de rivier), (na
\de waterproef");
I. G-stam , ook: genezen (intrans.) (in therapeutisch
taalgebruik synoniem met bala t.u en n^esu `genezen')
Voor `genezen' (intrans.), `beter worden' zijn vier termen. De twee frequentste zijn !bala t.u en !n^esu,
daarnaast regelmatig sala mu (eig.: `ongedeerd z/w.')
en, minder vaak, !n^ahu, eig. `tot rust komen'. Voor
`genezen', trans. (dus `iem. genezen', `beter maken')
is alleen bullut.u, D v. bala t.u, in gebruik; AHw \Wohl
sein", \Friede"; CAD 1 health, (physical) well-being;
2 welfare (of a country, a city); 3 safe course, save
completion of a journey 4 (negated) untruth, incorrect
behaviour;
1 lislim lum
asu, (G prec.): `moge het sterrebeeld weer
in oude staat hersteld worden' of (wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak
weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg,
bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt): `zodat het sterrenbeeld weer in oude staat hersteld wordt'
Ee-iv-24

sullumu

II. D-stam (
, factitief): gezond maken, heil brengen, in orde brengen, gedijen laten; In %hendiadys:
2 usallamma iri 
a b, (G v. r^abu `vergoeden'): `hij moet

(het) helemaal vergoeden' CHx125 (restitueren, in een


toestand van sala mu `ongeschonden' brengen)
}
, D part., : `die heil brengt';
II/2. Dt-stam (
, passief bij D): `gezond gemaakt worden', etc.;
}
, G verb.adj., ,
silim;
gezond , ongedeerd,
intakt, behouden, ongeschonden; AHw \unversehrt",
\heil", \gesund"; CAD 1 healthy, sound, in good condition, whole, entire, proper, safe, reliable, favorable,
propitious; 2 solvent, nancially sound;
}
, (subst.; st.c. sulum; met suf x nom./acc
sulum-; gen. sulmi- (
silim; st.c. 
s ulum): gezondheid, veiligheid, heelheid, welbevinden, behoud; vgl. salom,
de Israelische groet; ook: kapitaalkrachtig (zie ook balt.u
!balat.u)
3 uruh sulmi u tasm^e ustas.bit
us(u) harra nu,


 2 pret.
(St
mv. v. s.aba tu): `zij lieten hem een pad van
veiligheid en gehoorzaamheid nemen' Ee-iv-34
4 ina sulmim (adv.) op behouden wijze: behouden en
wel;
5 k
a r sulmim `veilige kade', `goede/veilige ree'
}
, (adv.: \op : : : wijze"): op veilige wijze
etc.

is-ta-al-ma-am, istalmam

musallimu
salmu

sutallumu

sulmu

sulmanis

*V
b

(G perf. vent.) CHx2

li-i
s -lim

li
s lim

(G prec.) Ee-iv-24
(gen.) H.Sip. 23,24


s u-ul-mi-im 
s ulmim

>aa* V
*V

!shul!

(gen.) Ee-iv-34
(G stat.vent.< salim+a) Ee-vii-150
u
-
s a-lam-ma, u
s allamma (D pres.) CHx125
=
; = mu-sa-al-li-mu-um, musallimum
(D part.) CH-xxiv-43

s ul-mi 
s ulmi


s al-ma 
s alma

salas , (of: salsad Q C


!salsu `derde'):

Q C

m
3-a

elk drie

of:

Q C

m
3-ta a

of:

Ee-vi-157

salat.u I , ww. a/u-klasse; ook: salat.u; vanaf OA, OB;



s ala
s

3-
am

I. G-stam (pret. islut., pres. isallat., NA: isallit.): heersen, beheersen, overheersen, meester zijn van; AHw \be-

herrschen", \verfugen"; CAD 1 to dominate, to rule, to


control; 2 to act on one's own authority, independently;
3 to act high-handedly (overbearing toward someone)
(with ana or dative); 4 to claim or have authority to
dispose of (property);
}
, G part., : heerser, etymologisch verwant met
Ned. Sultan (<Arabisch sult_+ an `machthebber', `bewindvoerder')
1 s
a lit.sunu su ma, (G part. +suf x sunu; su ma nominale zin): `hij is hun heerser' Ee-i-17
I/2. Gt-stam (
): domineren CAD 5 to prevail, to
dominate, to be authorative, dominant
II/2. Dt-stam CAD 6 to reign, to exercise dominion;
III. S-stam CAD 7 to give control over, to give authority
over;
 K sa-lit.-su-nu, sa lit.sunu

salit.u

sitlut.u

(G part.st.c. + sunu) Ee-i-17

salat.u II , ww. a/u-klasse;

I. G-stam (pret. islut., pres. isallat., NA: isallit.): splijten,


afsnijden; AHw \einschneiden";
1 usallit. libba, (G pret.): `hij spleet de buik' of

(acc.adv.): \hij spleet (haar) buiksgewijs" ) `hij spleet


(haar) door midden' Ee-iv-102

>*

salistu , vr. v. !salsu


salsad , (of: salas Q C

u
-
s al-lit
s allit
. u
.

(D pret.) Ee-iv-102

m
3-a

of:

Q C

m
3-ta a

!salsu `derde'): elk drie


Q C
Ee-vi-157
salsatu , vr. v. !salsu
salsis , (adv. !salustu, salsu): `ten derde male'

of:


s al
s ad

3-
am

salsu ,

(adj.; ook: sassu; vr. salustu, salistu, salultu,


salsatu, sassatu, vanaf oud-akk.; 3
3kamma):
derde (in rang, kwaliteit); AHw \dritter", \Drittel";
CAD third (in rank, quality)
1 salusti eqli u kir^m: `een derde deel van akker en
boomgaard', CHx29
}
, `X keer', bijv. ana salssu voor de derde
keer, in drievoud, drievoudig
2 salsu sumsa `haar derde naam' Ee-vi-90
}
, (st.c. v. salsu; vr. salasat;
3): drie
}
, (of: salsad
3-am): elk drie
}
, 30, dertig
}
, (adv.): ten derde male; CAD thirdly
3 d Tutu d Ziku salsis imb^
u (G pret. v. nab^u `noemen'):
`ten derde male noemden ze d Tutu d Ziku' Ee-vii-19

ana X-su
salas
salas
salasa
salsis

*!
*K
Q C

QC

(`derde') Ee-vi-90
(`derde keer') Ee-vii-19
Ee-vi-157


s al-
su
 
s al
su


s al-
s i
s


s al
s i
s

s^alu , !sa alu: `vragen'; verba mediae Alef, a-klasse; n.b.


s^elu komt van een andere wortel, zie aldaar
sal^u I , (ww.; meestal u/u-klasse)
3-
am


s ala
s

207

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

I. G-stam (pret. islu, pres. isallu (isallu): AHw \weg-

schleudern"; CAD 1 to whirl up, kick up dust, to toss,


to spinkle(?), to spit blood or spittle; 2 to shoot arrows,
to hurl weapons; 3 to reject, to throw away;
, ww. -i;
I. G-stam (pret. isli, pres. isalli): plonzen, duiken, springen (in de rivier[-god])=dId (acc.), om het godsoordeel
te ondergaan)
[Bij ww. van beweging (vgl. ook ala ku) geeft de accusativus vaak `de plaats waarheen/-over/-langs/-uit/in' aan. In Sem. talen zijn deze ww. dus vaak transitief, terwijl ze in het Ned. intransitief zijn.] AHw
\eintauschen (intrans.)" CAD 1 to submerge oneself
(Especially referring to the river ordeal); 2 stat. uncertain mng.;
1 d
Id isalli: `(dan) zal zij zich in de rivier werpen'
III. S-stam CAD 4 to subject to the river ordeal

;
i-
s a-al-li-a-am-ma,

sal^u II

a*

d Id)

, (G pres. vent.) CHx2


, vr. variant v. !salustu

salultu
salustu , (ook: salistu, salultu, salussu; vanaf oud-akk.):
(

i
s alli amma

1/3, een derde (vr. v. het ordinaal salsu : derde); CAD

1 one-third; 2 one-third share of the pro t, triple(?)


compensation
, ww. u/u-klasse;
 (samuh, vr. samhat, soms als samkat): statig
G-stat.
 , weelderig z/w.;
z/w., deftig z/w.
1 samhat nabntsu, (G stat. vr.enk.; nabntu, vr.
 `vorm'): `zijn gestalte was statig', `hij was
`gestalte',
statig van postuur/voorkomen' Ee-i-87
I. G-stam (pret. ismuh, pres. isammuh): gedijen AHw
\sehr stattlich sein", \gedeihen"; CAD 1 to grow
thickly, abundantly, to thrive; 2 to ourish, to attain
extraordinary beauty or stature;
II. D-stam (
, factitief): `doen gedijen'; CAD

3 to bring about abundant
growth, to make ourish;
to provide with a ne stature;

samahu

summuhu

>'
  
' 


samall^u ,


s am-hat 
s amhat

(G stat. vr.enk.) Ee-i-87

(ook: samalla u, saml^u; vanaf oud-akk.(?);



 n la
 , eig. `zakkendrager', ook
Sum.
s ama

 n ma
 l la
 ): kommies, zaakwaarnemer, agent,
{
s ama
nancieel agent (iem. die feitelijk de zaken doet), CHx107;
in colofons `schrijversleerling', `junior-schrijver'; dan
ook
sab tur AHw \Beuteltrager", \Gehilfe";
CAD 1 assistent, agent of a merchant, trading agent;
2 apprentice scribe, junior scribe; apprentice scholar,
sama
n ,
sama
n la
,
}
, (samalla u, saml^u) eig. `zakkendrager',
`kommies', `zaakwaarnemer', `agent', ` nancieel agent'
(iem. die feitelijk de zaken doet), CHx107; in colofons
`schrijversleerling', `junior-schrijver'; dan ook

samall^u



sab tur

'

sama
nma
lla
,
{
}
, (samalla u, saml^u) eig. `zakkendrager',
`kommies', `zaakwaarnemer', `agent', ` nancieel agent'
(iem. die feitelijk de zaken doet), CHx107; in colofons
`schrijversleerling', `junior-schrijver'; dan ook

samall^u


samamu , (subst.; litt. voor



sab tur

'

hemel, !sam^u Ee-i-1,vi69


1 300 (5gis) d Igigi sa sam
a m `300 Igigi des hemels'

Ee-vi-69

}sama mis , (adv.):

UV =
UV
ens

zoals de hemel; CAD like the heav-


s
a-ma-mu 
s am
a m
u

Ee-i-1, erra-i-127
(gen.) Ee-vi-69

samaru I , ww. u/u-klasse; vanaf OB;



s
a-ma-[m]i 
s am
a m


G-stat.: heftig z/w., wild z/w., woedend z/w.


I. G-stam (pret. ismur, pres. isammur): razen, woeden;
AHw

\toben", \wuten" CAD 1 to surge, to become


spirited, to exite, to rage
}
, G verb.adj., (vanaf OB): heftig, woedend, wild;
CAD violent, erce
}
, (adv.: \op : : : wijze", OB, SB): hartstochtelijk, onstuimig; CAD impetuously, ercely, furiously
I/2. Gt-stam (
): ook razen, woeden; CAD 2 to
show mettle, to rage
}
, (adj.; Gt-intensief; SB; vr. sitmurtu): zeer
onstuimig; CAD raging, impetuous, high-mettled high:
high-mettled
}
, (adv.; Gt-intensief, SB): op zeer onstuimig
wijze ; CAD impetuously, vehemently;
1 issima Ti
a mat sitmuris elta, (G pret. v. sas^u; elta,
adv. `luid'): `zij slaakte luid en zeer woedend een kreet'

samru
samris

sitmuru

sitmuru

sitmuris

Ee-iv-89

summuru) CAD 4 to rage(?)


susmuru) CAD 5 to let (horses) show their

II. D-stam (

III. S-stam
(

:
Samas

mettle, to let weapons rage;


= s sit-mu-ris, sitmuris (adv.) Ee-iv-89
, (subst.; st.c. samsi, ook wel (archasch)
;

utu):
de zon; de (zonne-)god Sama
s , de zoon
van de (maan)god S^n en is stadsgod van Sippar (vlak
bij Babylon) en van Larsa;
}
, `zon van zijn land' (epitheton v.
koningen, d.w.z. de leider, de gids, die het pad ver
licht). Sama
s is (als alziende) de god van de recht
spraak. Sama
s is ook (samen met d Adad) god van
de divinatie (wichelarij, o erschouw). O erschouwgebeden beginnen steevast met de aanroeping: d Adad bel

brim (!bru `divinatie') en d Sama
s bel dnim (dnu
`gerechtelijke uitspraak');
d , d Sama


s CH-i-40
d -su, d Sam


s u CH-v-4,5
d
d Sam


-
s i, (gen.)
s i Ee-i-102
d -si, ma ri d Sam

V
ma-ris i Ee-i-102
d
d
J sa-mas samas yos-ix,71,26

, litt. voor `hemel' !sam^u
, Ass. G stat. v. !sem^u `horen' etc.

, !sem^u `horen'
, !samall^u
me , (b me = ta h a zu `veldslag'): sa ta h a zi `die van


de strijd'
1 dingirdingir s
a me = ilu sa ta h a zi `de goden van

de strijd' Ee-iv-92
b


sa

, ilusa ta h a zi Ee-iv-92

, G stat. vr.enk. v. !sama hu `statig z/w.', `weel

derig z/w.'

samsu

samsi matsu

}}b
V } }
utu

utu

utu

utu

sama u
sami
sama u
saml^u
sa
samhat

>'

dingir dingir

m
e

(G stat. vr.enk.) Ee-i-87

samkat , i.p.v. samhat G stat. vr.enk. v. !samahu `statig


z/w.', `weelderig z/w.'
sammu , (subst.; vanaf OB; > , mv. sammu of

s am-hat 
s amhat

samma ni; mv. vaak als

>C


u

 

): plant, kruid,

 hi a
u

208

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

gras, veevoer, medicijn; CAD 1 plant, grass; 2 hay, fod-

der; 3 herb, medical plant; 4 (a stone);


1 samm imta bull^ tameh rittussu, (G stat. v.tam
a hu
 u, D inf. `blussen'; locati
`vasthouden'; imtu `gif'; bull^
vus rittu `vuist'): `hij houdt kruiden om gif te blussen
vast in zijn hand' Ee-iv-62
J>
12 sla u a-si-i
1
 hier geen determinatief voor
2 2 q^
a sammi as^ (
u
kruidachtigen, medicijnen (inclusief mineralen); st.c. v.
sammu `kruid' ook sam; asu^ `hoofdpijn'): ` 12 q^a hoofdpijnkruid' BAM578-i-5
3 uhia ses
3 3 samm^e ann^
uti (ses ann^uti mv.; na een opsomming): `deze drie kruiden' BAM578-i-31
}
, (lett. zonnekruid, niet onze zonnebloem)
a u-utu u hab u ak-tam

4 sammi-samsi b
usa nu aktam `zonnekruid, wilde
wijn en wonderolie' BAM578-i-51

> C >

Q > CK

sammi samsi

> }> > }


>>> C
>
}
samnu

,
(st.c.mv.) Ee-iv-62

s ammu BAM578-i-5
  
s amm^
e BAM578-i-31


s ammi-
s am
s i (zonnekruid) BAM578-i-51

s am-mi 
s amm



u

 hi a
u

 -utu
u

, (subst.; ): olie; i afgeleid van


pictogram voor een zalfvaatje, Sum. , `olie', het teken
gaat ook staan voor ni `geur', omdat het verwijst naar
welriekende olie, en ook zal `glimmen' (zoals na insme
ren met olie); [voor planaardige olie ook:
gi
s );

dierlijk vet is
udu !lip^
u, wordt soms ook wel
samnu genoemd; `gerezen vet' = himetu: boter, yoghurt];
 \Fett"; CAD oil, fat, cream
AHw \Ol",
1 ina m^e u samni itm^
u ulappitu napsa ti (Gt pret. mv.
v. aw^
u `spreken'; D pret. v. lapa nu `aanraken'), lett.:
\zij zwoeren bij/met water en olie en grepen (hun)
kelen" (terwijl zij (hun) kelen aanraakten/onder aanraking van de kelen) Ee-vi-98
Een eed afleggen bij water en olie komt vaak voor,
o.m. bij verdragen en contracten. Zie verdere toelichting onder lapa tu.
}
, geperste olie; vgl. hala s.u `uitpersen';
 geraf neerde plantaardige
 olie, doorgaans
een hele jne
sesam-olie):
Het Ned. woord `sesam-olie' is via het Lat. en
Grieks (sesame) ontleend aan het Semitisch, Akk.
samassammi < saman sammi met st.c. saman, dat
verkort werd uitgesproken als sasammu > sesam, de
Akkadier ziet er soms volksetymologisch het woord
samas in.
Ons woord `olie' (Lat. aleum, Gr. elaion) is verwant
met `olijf' (Gr. elaie, boom en vrucht) en is vermoedelijk ook Semitisch, Akk. ul^u `olijf' (boom en
vrucht).
m  lal  hal-s.a

 l di
2 dispa samma hals.a (m la
s pu `honing', wilde

honing of i.h.a. `zoete stof' ook van planten): `honing
en geperste olie' BAM578-i-18

 r-

i+gi
s sud ana du
s u gar
3 samna tasallah ana suburrsu isakkan (
sud

sala hu `besprenkelen'
hier G pres. 2e p.enk.;
gar
sakanu `zetten', hier G pres. 3e p.enk.): `met olie besprenkelen en in de anus plaatsen' BAM578-i-49

(ina m^
e u) 
ina m^
e u 
s amni (bij water en olie

samnu hals.u

( u  ! U
(

uU


 gi
s

(zweren)) Ee-vi-98

samsanu , mv. v. !samsu


samsatu , (subst.;   

a
s me)
zonneschijf, schijf; AHw
\Sonnenscheibe", \Scheibe";
!xx! 
U ana xx asme kugi

1 ana Sama
s samsatu hara s.i likrub (G prec. kara bu

`zegenen', `groeten'; xx zonder
godendeterminatief) [op
e
de 28 dag] `gelieve hij een gouden zonneschijfje als wijgave te schenken' CT51,161, r. 14



s am
s atu CT51,161, r. 14
, mv. v. !samsu
, (archasch) st.c. v. !samsu
, (st.c. v. !samsu met sux - bezit. vnw. 1e p.enk.): `mijn zon'
}
, PN: `mijn zon is Adad' (d.w.z. Adad
is mijn leider, gids en licht mijn pad)
, (subst.; ook sansu, sassu; st.c. samsi, ook wel
(archasch)
; mv. samsa nu, sansa nu; vanaf

OA, OB;
utu):
de zon, (de zonnegod !Sama
s );
CAD 1 the sun; 2 sunlight; 3 day; 4 sun disk; 5 (a
synonym for gold)
}
, zon van zijn land (epitheton v. koningen, d.w.z. de leider, de gids, die het pad verlicht).
1 m
a ri d utu-si d utu-si sa dingirdingir = ma ri
d samsi `zoon van de Zon', `zon onder de goden' Eei-102; een koning heeft vaak als epitheton: `(als een)
zon van/voor zijn volk' en een god heet vaak `(als een)
zon van andere goden', maar hier is extra dat Marduk
in de oude traditie (voor zijn promotie tot oppergod)

gezien werd als de zoon van de zonnegod Sama
s . Ook
in de lijst van 50 namen van Marduk:
2 l
u ma ru samsi sa il neb^u su ma (samsi gespeld als
utu-
s i, verwacht samsu, misschien sams `mijn zon';
su ma nominale zin: `hij is : : :'; verb.adj.: nab^u/neb^u
`stralend', `lichtgevend'): `de zoon, hij zij mijn lichtende zon der goden' Ee-vi-127 of (met neb^u zelfstandig): `hij zij mijn zonnekind en de lichtende der goden' (maar dan een resumtief pronomen neb^usunu
verwacht). ma ru refereert aan de uitspraak \Marutuk"
van de naam Marduk en utu refereert aan de logogra sche spelling amarutu van de naam Marduk.
d -su, d Sam


s u CH-v-4,5
d -si, (gen.) d Sam


s i Ee-i-102

, (subst., pl. tantum; vr.mv., st.c. sam^e
vanaf oud-akk.; an): hemel, lucht, hemelgewelf, rmament; AHw \Himmel"; CAD 1 heaven (as realm of
the gods), sky (region above the earth); 2 canopy; 3
top part;
1 d Anum an-e = d Anum sam^e: `O, Anum van de
hemel' (in directe rede) Sin1-9
2 salsu sumsa qastu ina sam^e u
 sapi (S pret. v. wap^u

`zichtbaar worden', S: `doen verschijnen'; salsu `derde';
qastu bijstelling of \als-casus" `als boog'): `met haar
derde naam `Boog' stelde hij [Anu] (haar) zichtbaar
aan het rmament op' Ee-vi-90
}
, lett.: \hoogste punt van de hemel" )

sansanu
samsi
sams
Sams-Adad
Samsu
samsu
a
s me

samsi matsu

}b
}
sam^u I, sama u
utu

utu

el^at sam^e
}el^at sa sam^e , ook: zenit
}ela tu/eltu sam^e , zenit;
zenit

209

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

(  

4 >

^
-e
u
ki-tim

3 us.r
a t sam^e u ers.etim; st.c. mv. v. us.urtu: `het ontwerp van hemel en aarde' ACh-Sin-i-6 (de tekeningen,
de plannen: hoe hemel en aarde in elkaar steken)

gi
s hur me
s

aa V 4
4
s^amu I

CH-ii-31

an


s a-me-e 
s am
e

(gen.) CH-i-4
(gen., archasch \des hemels")


s a-ma-i 
s am
a 


, sam^e (gen.) Sin1-9

an-e

, ww. - /a- < *sa  a mum; vanaf oud-akk.;



 m,

 m;
sa
sa
I. G-stam (pret. isa m, pres. isa^m): kopen; AHw
\kaufen"; CAD 1 to buy;
1 ina q
a t(i) s^amu: kopen door;
}  of
, G part., : koper
}
, G verb.adj., gekocht;

I/2. Gt-stam (
): CAD 2 to buy one by one, to
buy here and there;

IV. N-stam (
, passief, N pret. issa m, N pres.
iss^am): gekocht worden CAD 3 to be bought;
}
, (ook: sajja ma nu,sajjma nu): koper, `die
zojuist gekocht heeft'; (suf x !{a nu, {a n met individualiserende kracht: \lid van de klasse van");
AHw \K
aufer, der eben kaufte"; CAD buyer, one who
has bought the property in question;
}
, (pirs-nomen, m. en vr.; vanaf oud-akk.; in OA
en OB vaak mv. smu ; sam; sam): prijs (de
betaalde koopprijs), tegenwaarde; koop ) koopwaar, goederen; [pirs-type nomen (vr. pirist, %nominale typologie) geeft meestal de daad zelf weer (bijv. `zending' bij
`zenden') of dat wat eruit resulteert (bijv. \de zending
werd bij de grens tegengehouden"); nomina actioni van
eigenlijke ww. met betekenisovergang naar het concrete: bijv. siprum `zending' bij sapa ru `sturen'];
AHw \Tauschkauf", \Kaufpreis", \kaufgut"; CAD 1
price (paid or fetched), proceeds of a sale, value; 2
goods, merchandise; 3 purchase, sales opportunity,
market

= i-sa-mu, isamu (G pret. subj.) CHx9

= is-sa-mu, iss^amu (N pret. subj.) CHx9


= si-mu-um, simum CHx9
is-ta-am ista m (G perf.) CHx37

= i-sa-am-mu-ma, isammuma,

sa imu sajimu


samu
sita umu
nas umu
sajimanu
smu

aa

a V
a CCV
s^amu II, siamu

(G pres. (expliciet) + ma) CHx39

, sm (st.c.) CHx108



m
sa


s a-a-a-ma-nu-um 
s ajj
a m
a num

CHx9

, (ww. -i-; O nam;


I. G-stam (pret. ism, pres. is^am, OB: isiam): vaststellen, bepalen, vastzetten, bestemmen, toebedelen , geven,
voorzien in;
AHw \festsetzen", \bestimmen";
CAD 1 to allot power, qualities, character, to establish, to assign a role/activity, to grant a fate of good
fortune, misfortune, to appoint to an oce, to designate for a purpose, a task, to destine for a particular
lot or future; 2 smta (sma ti) s^amu to decree fate, to
determine a person's lot (said of gods) 3 smta s^amu
to make a disposition
1 ana s^mtim s^
amu: `tot lot(sbestemming) geven';
2 sm
a tus s^amu, (-s < -su): `zijn lotsbestemmingen
geven', bijv.:
3 ism
u ma sa beli sma tus ilu abbusu, (G pret. mv.

+ ma): `de goden zijn vaderen bepaalden de lotsbestemmingen van de heer' Ee-iv-33
4 sm
a tu la smu , (G stat. mv.): `(en toen zij, de goden,) nog niet van lotsbestemmingen waren voorzien'
(onduidelijk waarom hier vr. sima tu) Ee-i-8
5 sm
a ta istmu, (G perf. subj. v. s^amu): `(en toen)
hij de lotsbepalingen had vastgesteld' Ee-i-160
6 ultu sim
a ti sa qastu ismu d Anum (G pret. subj.
v. s^
amu `vaststellen'): `toen Anum de lostbestemming
van de Boog had vastgesteld' (de boog als gepersoni ceerd wapen) Ee-vi-92
}  ook
, G part., : die voorziet in;
a tim: `Enlil, de heer die de
7 d Enlil belu musm sm
lotsbepalingen vaststelt';

IV. N-stam (
, passief, N pret. issa m, N pres.
iss^am): `bepaald worden', etc.; CAD 4 to be decreed,
determined
p
}
, (subst.; sm ), vanaf oud-akk.; vr. smatu,
st.c. smat, pirist-nomen; O nam, O namtar,
soms met godendeterminatief dingir): lot, lotsbestemming, bestemming, lotsbepaling, (niet: noodlot); testament [nomen van het pirist(um)-type; %nominale typologie; met soms de betekenis van een verplichting];
AHw \das Festgesetzte", \Testament", \Schicksal",
\Geschick"; CAD 1 determined order, nature of things,
divine decree; 2 lot, portion, personal fate; 3 (in idioms) death; 4 legal disposition, will, testament 5 original amount, principal
8 sim
a tu la smu , (G stat. mv.): (en toen zij, de goden,) `nog niet van lotsbestemmingen waren voorzien'
(onduidelijk waarom hier vr. sima tu) Ee-i-8
9 inamb^
u sim^ate (G pres. 3e p.mv. v. nab^u `noemen';
vr.mv. v. simtu): `zij noemden de lotsbeslissingen' Eevi-165; pres. vaak een gelijktijdige omstandigheid, \teneinde/opdat : : : ": `teneinde de lotsbeslissingen te noemen/vast te leggen'
10 sim
a t d Marduk ull^u sunu uskennu (D pret. mv. v.
el^u `hoog zijn'; pres. mv. v. 4-rad. sukenu `zich neerwerpen'; omstandigheidspresens: \maakten zijn lot verheven, terwijl : : :"): `zij gaven Marduk hoge lotsbestemmingen, terwijl z zichzelf ter aarde wierpen' Ee-vi-96
}
, lett.: \naar de lotsbestemning
gaan" ) `dood gaan', `natuurlijke dood sterven'
}
=
, zijn lotsbestemming
}
, (subst. bij D summu: bedachtzaam, (van
verstand); AHw \Einsicht", \Verstandnis";
= si-i-mu, smu (G stat. mv.) Ee-i-8

= i-si-im-mu , isimmu (G pres. subj.) Sil-C-19


= i-si-mu, ismu (G pret. subj.), CH-iv-21, Ee-vi-92
= i-si-mu-ma, ismu ma (G pret. mv.) Ee-iv-33

i-si-ma-am, ismam (G pret. +am) CH-xxiv-27


I = is-ti-mu, istmu (G perf. subj.) Ee-i-160

sa im

musm

nas umu

smtu

ana smtim alaku


smatus smatusu
tasmtu


V
V
VV Cx
a
VV }
VV

(acc.mv.) Ee-vi-165
Ee-iv-33



s a-i-im, 
s
a im (G part.) CH-i-6

^ ta-si-im-tim, tasmtim CH-ii-22


=
mu-
s i-b imc , mu
s
m (D part.) Sil-C-3

s i-ma-t
u, 
s
m
a tu (vr.) Ee-i-8
si-ma-at, sma t (st.c.) CH-i-7
^ si-ma-tim , sma tim (vr.mv.) Sil-C-3
I  si-ma-[t]i-ka, smatka (st.c. +ka)

s i-ma-a-te 
s im
a te


s i-ma-tu
s 
s
m
a t
u
s

210

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

2kam): tweede, ander, volgende; dubbel, tweevoud; subst. gebruik: iets anders, een ander;

`uw lotsbeslissingen' (gen.obj.: `over u') Sil-C-73

als

I. G-stam (pret. isnun, pres. isannan, stat. sanin): rivaliseren, evenaren, langszij komen;

AHw

sananu , (ww. a/u-klasse; vanaf oud-akk.;

AHw \(im Lauf) gleichkommen mit (acc.)"; \gleichen";


CAD 1 to become equal, to rival, to match, to claim

equality, to defy; 2 to reach the same height,

}sa ninum, G part., (vr. sanintu; vanaf oud-akk.;

 ,
 ): rivaal, gelijke;
zag du

CAD

zag di

rival, equal;

1 le u
^t sa ninam ul su, (G part.): `mijn kundigheid
heeft zijn gelijke niet' CH-xxiv-82;
2 s
a nin abbesu, (G part.; e voor gen. ): `(Anum) die
zijn voorvaderen evenaart' Ee-i-14
3 l
a si sa nina, (si nevenvorm van su): `hij heeft
geen rivaal' Ee-i-20
4 s
a nina ai irsi (G vetitivus v. rasu^ `hebben') `(zo : : :
dat) hij geen gelijke heeft' Ee-vi-106

}la sana n , (uitdrukking: inf. in status abs.):

zonder
weerga
5 smatka l
a sana n, (gezegd van Marduk in Ee-iv-4):

`uw lotsbeslissing is niet te evenaren'

sitnunu

I/2. Gt-stam (
, reciprook, Gt stat. sitnun, voor
vocaal ook sitannat, sitannu): wedijveren, concureren,
elkaar rivaliseren ) strijden met iem.;

3 to rival each other, to compete, to equal in


brightness, to ght with someone;
II. D-stam (
): rivaliseren, strijden; CAD 4 to
ght, to rival;
IV. N-stam (
, ingressief): zijn gelijke vinden,
IV. N-stam (
, passief): vergeleken worden, geevenaard worden; CAD 5 to be rivaled, to be equaled,
(negated) to be incomparable;
O sa-ni-nam, sa ninam (G part.acc.) CH-xxiv-82
F sa-ni-na, sa nina (G part.acc.) Ee-vi-106

F K is-sa-an-na-nu, issannanu (<*insannanu,


CAD

a
a
a

sunnunu
nasnunu
nasnunu

N pres. subj.) Sil-C-27

UF

Ee-iv-4

la 
s a-na-an

la 
s
a-na-an

erra-i-97

l
a 
s an
an

l
a 
s an
an

san^at , G stat. 2ep.enk. v. !san^u

UF

Ee-v-22


s
a-na-a[t]


s an^
at

(G inf. in status abs.)

(G inf. in status abs.)

(<san^ata G stat.2e p.enk.)

sanat , status abs. !sattu `jaar';

De status absolutus wordt gebruikt voor getallen, maten, gewichten etc., waarbij het getelde in de status
rectus staat.
1 ina sanat: `per jaar'
2 kis.ir sanat, (st.c. v. kis.ru `huur' !kas. 
a ru): `jaarhuur'
, (adv. v. !san^u I ): `ten tweede', `wederom', `anders
gezegd", `ook', `anders:', `alias'; `alternatief', in teksten
om een alternatief (variant) op te voeren
sa-ni-is, san^s, (adv.) ACH-Sin-i-5

san^s

U , (adv.) Ee-vi-151
santu , vr. v. !san^u I
U
,
(acc.) Ee-vi-61

s
a-ni
s


s an^

s

saniu , (G part. v. !sananu, `evenaren'): `rivaal', `gelij


s
a-ni-ta

ke'


s an
ta

(G part. acc.) CH-xxiv-82

 su
sansu , !Sam
san^u I , verb.adj. <saniu, vr. santu ,

s a-ni-nam


sa
 ninam

man

, ook

\zweiter", \nachster"; CAD 1 second, (of two


or more), other, as subst. something else, another; 2
second quality 3 second in rank;
1 ana san^m: naar een ander, iemand anders
2 saniamma: anderen, een ander
3 santa satta ina kas
a di, (lett.: `in het bereiken van
het tweede jaar'): `toen het tweede jaar aanbrak', Eevi-61, maar wellicht (arriveren op zijn bestemming, dus
aan het eind van het tweede jaar): `toen het tweede
jaar om was'
4 ina san^ op/in de twee plaats; (in Ee-vii-76 gespeld
als  ina 2-i, ina san^)
}
, (adv.; OB, SB): ten tweede, wederom, anders
gezegd, ook, anders, alias; alternatief, in teksten om een
alternatief (variant) op te voeren, bijv. in ACh, Sin-i-5,
na de eerste 4 regels in Sumerisch volgt een vergelijkbare tekst in het Akkadisch (niet helemaal een letterlijke
vertaling);
AHw \zum zweiten", \wiederum"; CAD 1 a second
time, again, similarly, secondly; 2 di erently, otherwise, or;
5 d Asarluhi d Namtila san^s imb^
u ilu musnessu

 -achtig
(G pret. subj. v. nab^u `noemen'; musnessu SD
part. v. n^esu `genezen'): A. N. noemden ze hem ten
tweede male, de god die geneest' Ee-vi-151 (a.h.w. een
\uitleg" van Sum. ti(l) `leven' in de naam namtila,
Sum. nam voorvoegsel dat een substantief maakt)
sa-ni-ta, santa (acc.) Ee-vi-61
sa-ni-is, san^s (adv.) ACh, Sin-i-5

san^s

aaU

san^u II; sana u


s a-ni
s


s an^

s

2-i (ina) 
s an^


(adv.) Ee-vi-151
Ee-vii-76


, (i/i-klasse; vanaf oud-akk.; denominatief: een ww. waarvan het subst. de grondvorm is en
die dan altijd primair toestandsww. zijn; v. san^u I ):
G-stat. (sani): verdubbeld z/w., dubbel voorhanden z/w.
I. G-stam (pret. isni, pres. isanni): herhaald doen, ten
tweede male doen; (vaak in %hendiadys met een ander werkwoord dat dan in dezelfde werkwoordsvorm
verschijnt; dan vaak adverbiaal vertalen: `ten tweede
male', `nogmaals' ook: hetzelfde doen, precies zo doen, op
dezelfde wijze doen;
AHw \zum zweiten Mal tun", \wiederholt tun";
CAD 1 to do again, to do a second time;
 stat.prec. v. mah a ru):
1 l
u sutamhura t lu san^at (St

`(dan) komt U [de maan] ten tweede male in ontmoe
ting met Samas' Ee-v-22
II. D-stam (
): herhalen ) boodschap doorgeven,
bericht doorgeven, boodschap overbrengen, bericht overbrengen; vertellen
CAD 2 to do again, to repeat, to remeasure, to relate, to report an utterance/event, 3 to double, to give
twofold;
2 ana il : : : ustann^
uni(m), (D perf. vent. mv.): `zij
herhaalden/men herhaalde de boodschap aan de goden' Ee-i-56
3 lusannima alkak
a t il lunakkil (2 D cohor.; naka lu
in D: `vervolmaken'; alkaka t soort litt. mv. v. alaktu
`gang', `levenswijze'), twee mogenlijkheden: (1 ) `ik
[Marduk] wil opnieuw de levenswijze der goden ver-

sunn^u

211

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

volmaken', (maar wat is dan de eerste keer? bouw universum? de bevrijding van Tia mat?) of absoluut gebruikt, (2 ) `ik wil een verandering aanbrengen en de
levenswijze der goden verbeteren' Ee-vi-9
}
+
, (normaal !san^u III `wijzigen', dus
`van gedachte veranderen'), in Ee-vi-12 wsl. toch san^u II
`herhalen', `mededelen' van een boodschap, dus bijna
een soort verbum dicendi, hier t.emu `plan' ) `een plan
mededelen/opperen':
4 usann^
assu t.emi (<*-amsu, D pret. vent. + su): `hij
opperde hem het (volgende) plan' Ee-vi-12
III/2 St2 -stam (
): verdubbelen, ten tweede male
doen, dubbel doen;
CAD 5 to deliver in twice the quantity, to change single
into double; 6 to do again, to proclaim everywhere; in
%hendiadys met ander ww., bijv.
 2 pres. + pres. v. t^aru
5 ustasannama ut^
ar, (St
`keren'), lett.: `hij zal verdubbelen en restitueren'
(%hendiadys) ) `hij zal verdubbeld restitueren'
CHx72+e
6 ustasannama inaddin, (St2 pres. + pres. v. nad
a nu
`geven'): `(dan) moet hij verdubbeld (terug-)geven'

san^u t.emu

sutasn^u

CHx124x126
7 ustasnima alkak
a t ers.etim u(w)as.s.ir (St2 pret.; \hij

herhaalde", hier absoluut gebruikt `precies zo'; D pret.


v. es.eru `tekenen'; alkak
a t litt. vorm v. ala ktu `wandel', `gedrag', `het reilen en zeilen'): `evenzo regelde
hij [Marduk] de gang van zaken op aarde' Ee-vi-43
F sa-na-a[t], san^at (G stat.2e p.enk.) Ee-v-22


s a-ni-im, (ana) 
s an^
m CHx27

lu-
s
a-an-ni-ma, lu
s annima

aU U V
B
a V
> ?U V S !

(D prec. +ma) Ee-vi-9

u
s tann^
uni(m)

u
s -ta-
s a-na-ma

t2 pres.) CHx124x126


(S

u
s -tan-nu-ni

(D perf. vent. mv.) Ee-i-56

u
s -ta
s -ni-ma

u
s ta
s annama

u
s ta
s nima

u
-
s
a-an-na-
a
s -
su


(D pret. vent. + -su) Ee-vi-12

san^u III , (ww. i/i-klasse) G-stat.:

t2 pret.) Ee-vi-43


(S

u
s ann^
a
s
su

anders z/w.;
\sich anderen", \sich wandeln"; CAD 1 to become di erent, strange, 2 to become deranged, insane
3 (Gt stat.: to be changeable, con icting;
I. G-stam zich veranderen, wijzigen; CAD 1 to change (intrans.); 2 with t.emu, milku, rarely libbu as subject: to
change one's mind, mood, to change loyalty, to defect,
II. D-stam (
, factitief): doen veranderen wijzigen;
CAD 4 to change (trans.), to alter; 5 with t.
e mu, libbu,
as subject: to change one's mind, to put confusion into
someone's mind to drive someone insane 6 Dt passief:
to be changed
}
, D verb.adj., :
heel anders, erg
vreemd, heel vreemd, eigenaardig
1 sunn^
at ilussu, (D stat. vr.; <*ilu tsu): `zijn [Marduk's] goddelijkheid is heel eigenaardig' (of !san^u II :
`is in tweevoud voorhanden') Ee-i-91
}
+
, neutraal: `van gedachten veranderen'; san^e-t. emi; sinit-t. emi pregnant: `verstandsverbijstering' (maar in Ee-vi-12 wsl. toch !san^u II `herhalen', `mededelen' van een boodschap, hier t.emu `plan'
) `een plan mededelen/opperen')
2 usanni t.ensa (D pret. v. san^
u; na Oud-Bab. wordt
AHw

sunn^u

sunn^u, elativisch

san^u t.emu

vaak m>n voor een dentaal of een s, s., q of k): `zij


raakte buiten zinnen' Ee-iv-88
III. S-stam (
, causatief): wijzigen; CAD 7 to
change (trans.), to cause a change in something;
F su-un-na-at, sunn^at (G stat. vr.) Ee-i-91
u-sa-an-ni, usanni (D pret.) Ee-iv-88
, vr. v. san^u : tweede, ander
, ww. a/u-klasse; dub):
I. G-stam (pret. ispuk, pres. isappak, stat. sapik): uitgieten, uitstorten (van graan, zand, vloeistof in vat); AHw
\aufschutten"; CAD 1 to heap up, to pile up, to construct (levees and other earthworks), to store (stocks
of grain and other provisions); 2 to poor (water, oil), to
introduce (medication) (into the body), to serve (food,
fodder) lavishly, to cast (metal) 3 to render limp(?),
powerless(?) 4 to invest (capital in a joint narruqqu
venture) 5 sitpuku to erect jointly 6 sitapku, OA only:
to store/deposit silver or textiles at the oce of the
ka ru in order to participate in a joint commercial activity;
a ana dur-su dub-ak
1 ana suburrsu tasappak/tatabbak ( dub G pres.
2e p.enk. v. sapa ku `uitstrooien' of G pres. 2e p.enk.
v. tab
a ku `uitgieten'; dub ook: sara ku `verstrooien'
(van meel)): `in zijn anus gieten' (een klysma/lavement/darmspoeling geven) BAM578-i-48; ii-19
II. D-stam (
, factitief): CAD 7 to make piles,
to heap up stores, to poor, to cast
}
, (mv.): voorraadskruik ) proviandkast [nom.
vorm van het ipris(um)-type; %nominale typologie; er
zijn er niet veel met zo'n vocaalvoorslag; vgl. ikribu
`gebed', ipt.iru `losgeld', isdihu `winst', ispiku `voor
raad(s-kruiken)', imt.u^ `verlies']

2 se am ispuk: `hij slaat graan op' CHx121
}
, (mv. naspaka tu; vanaf OA, OB;

(e)dub): opslag, opslagplaats, voorraadschuur, pakhuis, korenschuur, graansilo; CAD 1 granary, silo, storehouse (for barley, dates, oil); 2 capacity 3 storage jar
4 stores of barley(?) 5 cargo
3 id naspakim: `huur van de (graan-)opslag'
}
, ook: opslag, opslagplaats; [suf x !{u tu,
{u t vormt abstracta]; soms als inwendig object:
4 ana naspak
u tim sapa ku, lett.: `ter opslag opslaan'

sasn^u

b 8U
>
santu
sapaku

!

suppuku

ispiku

naspaku I

naspakutu

vs 
a' 
N ' '
U
) opslaan

is-pu-uk, ispuk, (G pret.) Sil-C-112,CHx121


P mus-<tap>-pi-ik mustappik (Gtn part.st.c.)

Ee-vii-78

F
F
^
F

(N pret. subj.) CHx120


, naspakim (gen.) CHx113
na-a
s -pa-ku-tim, na
s pak
u tim CHx120
na-a
s -pa-ki-im, id
 na
s pakim `huur
van de opslag' CHx121
P sa-pi-ik sa pik (G part.st.c.) Ee-vii-70
e
a
-ak ta
s appak (G pres.2 p.enk.) BAM578-i-48

sapalsu :

i-
s a-ap-ku i
s
s apku
na-a
s -pa-ki-im


a

dub

onder hem, onder zich; zie toelichting bij


!sapalsu onder !sapalu op pag. 212

U !

(st.c. +su) Ee-iv-118

sapalu , ww. van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.;


s
a-pal-
su
 
s apal
su

vanaf OA, OB;


kita, sig;
G stat. (sapil soms sapul): laag zijn, diep z/w., nederig
z/w.;
 r):
I. G-stam (pret. ispil, isappil): astron.: (ook
bu

212

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

i.h.a. zich naar beneden begeven; laagste punt bereiken


(gezegd van de maan bij diens laagste equatoriale
breedte)
AHw \niedrig s/w.", \tief s/w.", \gering s/w.";
CAD 1 to become low, to go deep, to reach the lowest point (moon), to become humbled, to be brought
down, to be depressed; 2 to go down, to fall, said of
the market, to assume a loss, to become low in quality
or quantity;
1 hurs
a ni zaqru ti : : : lisp ila resa^sun (hursa nu pl.
 `berggebied'; zaqru `spits' adj.m.mv.;
 G prec. v.
tantum
sapa lu; resu^ `hoofd': lett. `de bergpieken : : : moge zij
hun hoofden laag maken' (litt. wordt hier met de dubbele betekenis gespeeld: `het hoofd laagmaken' wordt
normaal gebruikt als een gebaar van eerbied) ) `hun
toppen moeten neergaan' of `de toppen moeten hun
hoofden buigen' erra-i-69
}
, G verb.adj., (
kita; subst.; vr. sapiltu;
vanaf oud-akk.): onderkant, aan de voet; vaak in gebruik als voorz.: onder;
CAD 1 low, lower, nether 2 subst. lowly person
2 ust
a m^u ina saplka, (St pret. v. aw^u, am^u `spreken',
reciprook): (ze hebben met z'n allen plaatsgenomen en)
`overleggen met elkaar aan uw voeten' Sin1-14
}
, onder hem, onder zich;
3 sapalsu ikbus, (G pret. v. kab
a su `staan op', `vertrappen'), lett.: `hij stond boven op hem', `hij vertrad onder
zich' ) `hij [Marduk] gaat boven op hem staan' (als
blijk van triomf na de strijd) Ee-iv-118
}
, (adv.; vanaf OA, OB;
kita, ook met
complement -is) : beneden, onder; onderwereld; een
van de vele woorden voor \onderwereld", \alles onder
de aarde", \de wereld der doden", maar soms gebruikt
in tegenstelling tot `hemel' en omvat dan vaak ook
de aarde zelf, de wereld der mensen; er zijn tientallen woorden voor dit begrip; vgl. ers.etu `aarde', saplis
`onder', `wereld der doden' met elis `boven', de wereld
der mensen;
CAD 1 on the bottom, below, underneath; 2 downward, downstream; 3 lower in value
4 elis u saplis: boven en onder (`hemel en aarde' of
`hemel onderwereld', overal
5 d Anunnaki gimratsunu elis u saplis (elis u saplis
als bijstelling bij A.; gimratsunu `hun totaal'): `alle
Anunnaki, boven en beneden', of (als bijwoordelijke
bepaling bij z^azu `verdelen' in r. 39): `(hij verdeelde)
alle Anunnaki (over de gebieden) boven en beneden'

saplu

sapalsu

saplis

Ee-vi-40
6 qibtussu l
u su turat elis u saplis (S stat. prec. v.

wata ru `zeer uitmuntend zijn'; qibtussu pseudo-locativus: `op zijn bevel' heeft geen zin, we nemen het als
nom.): `zijn bevel zij boven en onder zeer uitmuntend'
Ee-vi-104 of (wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van
consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan
om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de
indicativus gebruikt): `zodat zijn bevelsvoering in de
hemel en op aarde als de hoogste geldt'
II. D-stam (
, factitief): verlagen ) opgraven;
lager maken ) vernederen
CAD 3 to lower, to make lower, to excavate, to bring
down from above, (in %hendiadys: to ly in a low po-

suppulu

sition, to depress 4 to lower a price; 5 to humble, to


humiliate 6 Dt: to move downstream 7 Dtn: to stay
constantly low

III. S-stam
(
, factitief, causatief): gering laten
worden, vernederen, verlagen;
CAD 8 to make low, to abase
7 susq^
u u suspulu, S inf: `verheffen en vernederen' Ee-

suspulu

iv-8

naspulu

IV. N-stam (

, passief): CAD 9 to be humbled


 inf) Ee-iv-8


s u-u
s -pu-lu, 
s u
s pulu (S
sa-pal-su, sapalsu (st.c. +su) Ee-iv-118
; sa-ap-li-is, saplis CH-xxiv-31

b s

U !
a' y

y 
sapapu


s ap-li
s 
s apli
s

(adv.) Ee-vi-40

  -ka, saplka (st.c. +ka) Sin1-15


7 lis-pi-la, lispila (G prec.mv.) erra-i-69
, (ww.; SB; blijkt uit Lexicale Lijsten:  ala ku
`gaan');
I. G-stam (alleen G imp.vr. suppi komt voor): zich uit de
voeten maken;
AHw \einhergehen"; CAD to walk;
I/2. Gt-stam (bij ww. van beweging vaak seperatief: weg
van)
1 nam^
ussunu istappu , (Gt pret. = G pret.; iptarsuvorm, dubbele p dus van de radix): `zij maakten zich
schielijk uit de voeten' Ee-i-22
|
i
s -tap-pu, i
s tapp
u (Gt pret. mv.) Ee-i-22
, ww. a/u-klasse; vanaf oud-akk.;
kin;
I. G-stam (pret. ispur, pres. isappar, imp. supur): zenden, sturen, versturen, een brief versturen, schrijven (`aan'
= dat.); [`tekens opschrijven' = !sat. a ru];
AHw \schicken", \schreiben"; CAD 1 to send a person,
to convey (goods, animals), to send against; 2 to send
word, to send a report, message, to write; 3 to order,
to give orders, to govern, to rule
1 ana Ti
a mat k am ispursu, (G pret.; k am `aldus',
`als volgt'): `aan Tia mat berichtte hij aldus:' Ee-iv-76
}
, (subst.; OB, Mari, SB; F  naaspar)
gezondene, bode; de preformatief m- is een n- geworden,
vanwege de p in het woord; CAD envoy, delegate, messenger, representative

III. S-stam
(
, causatief)

III/2. St-stam
(
): CAD 5 to rule, to govern
IV. N-stam (
, passief bij G)
}
, (subst.; pirs-nomen; st.c. sipir; met suf x enk.
gen. sipri- mv. sipru , soms (Mari) sipra nu; vr.mv.
sipra tu, met onregelm. a >e sipretu vanaf oud-akk.;
kin;
1 boodschap, missive;
2 werk, handwerk, ambacht, arbeid, daad, het doen; [pirstype nomen (vr. pirist, %nominale typologie) geeft
meestal de daad zelf weer (bijv. `zending' bij `zenden')
of dat wat eruit resulteert (bijv. \de zending werd bij
de grens tegengehouden"); nomina actioni van eigenlijke ww. met betekenisovergang naar het concrete: bijv.
siprum `zending' bij sapa ru `sturen']
AHw \Sendung", \Botschaft"; \Arbeit", \Werk";
CAD 1 commision, report, message; 2 messenger, envoy; 3 work to be performed, task, enterprise, activity 4 nished product, manufactured object, artefact;
5 service; 6 technique, craft; 7 treatment; 8 aiction
(by disease), su ering
ki ta

nasparu

saparu

sipru

suspuru
sutaspuru
naspuru

213

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

2 m
a r sipri (met suf x ma r siprsu; mv. ma ru sipri
of ma r sipr boodschapper, bode
3 ina eqlim siprim l
a epesim, (in nitiefzin met ina),
lett.: `in het niet-doen van de akkerarbeid' als bijzin:
`dat hij op de akker geen werk verricht'
4 sipru su
 la nat.u^ hasa sis (nat.u^ G verb.adj. `ge-ei
gend zijn', hier predicatief
gebruikt, hoewel in dat geval meestal de stat. nat.i gebruikt wordt; hasa sis = ana
hasa sim `om te begrijpen'): `die daad [het scheppen
van de mens] is niet geschikt om te begrijpen' Ee-vi-37
5 ultu esagila ipusu
 sipirsu (G pret. mv. v. epesu
`bouwen'; sipru `werk': `Esagila zijn werk'): `toen zij
[de Anunnaki] de arbeid aan het Esagila verricht hadden' Ee-vi-67
}
, (subst.; OA, OB; suf x !{u tu, {u t vormt
abstracta): vuistpand, de pandgeving van kleine stukken roerend goed, waarover vaak niets schriftelijk
wordt vastgelegd.
CAD 1 pledge; 2 (as collective) messengers
}
, handwerk CHx188, brief, bericht;

i
s -pur-
su
, i
s pur
s u (G pret. + 
s u) Ee-iv-76
F  V na-as-pa-ri, naspar (N part. mv.) Sil-C-33
V

s i-ip-ri-im, 
s iprim (gen.) CHx42
D sip-ru, sipru Ee-vi-37

siprutum

sipir qati

]' !
 
}!
sapasu


s i-pir-
su



s ipir
su

(st.c. +su) Ee-vi-67

, dualis: sapta n v. !saptu `lippen' + sux su


, (subst.; ook sabattu, vgl. de rustdag sabbat; oudakk.; OA, OB, SB, NB;e 15
ud15(kam)):
vollemaan, vollemaansdag, 15 maansdag;
AHw \15. Monatstag", \Vollmond";
CAD 1 fteeth day of the month, 2 fteen days, half a
month,
 stat.prec.
1 sapattu l
u sutamhurat misil arhisam, (St
 abs. `half';
 arhisam adverbiv.mah
a ru; misil status
 met de halve
aal): `de 15e maandsdag zij gelijkgesteld

maand' Ee-v-18 !mah a ru, St
!pad! : sa-pat-tu,sappatu Ee-v-18
, (subst.; OB; st.c. sa pit., mv. sa pit. u tu): rechter [een
soort gouverneur, die rechterlijke macht onder een hogere heer bezit]; CAD 1 district governor, high administrative ocial; 2 judge;
, adv. bij saplu !sapa lu beneden, onder; onderwereld;
een van de vele woorden voor \onderwereld", \alles onder de aarde", \de wereld der doden", maar soms gebruikt in tegenstelling tot `hemel' en omvat dan vaak
ook de aarde zelf, de wereld der mensen; er zijn tientallen woorden voor dit begrip; vgl. ers.etu `aarde', saplis
`onder', `wereld der doden' met elis `boven', de wereld
der mensen; zie toelichting bij !saplis onder !sapa lu
op pag. 212
; sa-ap-li-is, saplis CH-xxiv-31

sapattu

sapit.u
saplis

a y
'
saplu


s ap-li
s 
s apli
s

sapsahu

(adv.) Ee-vi-40, vi-104

; subst. !sapa lu `laag zijn'): onderkant, aan de voet; vaak in gebruik als voorzetsel:
onder; zie toelichting bij !saplu onder !sapa lu op
pag. 212
  -ka, saplka (st.c. +ka) Sin1-15
, (!pasa hu `nauw/eng zijn'): nood, benauwenis,


benardheid
1 il abbsu t.eru ina saps
a qi (G pret. subj. v. et.eru
`redden'): `(Marduk die zo) de goden zijn vaderen uit
de nood redde' Ee-vi-126
, (

ki ta

ki ta

' U

(gen.) Ee-vi-126

saptu(m) , (subst.; ook sabdu; vanaf oud-akk.; dualis:



s ap-
s
a-qi 
s ap
s
a qi

sapta n, dualis met sux sapasu; mv. sapa tu; 


nundun): lippen; rand; AHw \Lippe", \Rand"; CAD 1
lip; 2 utterance, speech, command; 3 edge, rim
1 pat^
uni(m) sapt, (G stat. v. pet^u `openen' + vent.
-ni(m)): `zij houden de lippen geopend', gezegd van
paarden in Ee-iv-53
2 ina saptsu t^
a ukalla, (D pres. v. D-tantum kullu
`vasthouden'; t^u `bezeringsformule'): `op zijn lippen
hield hij een bezwering gereed' Ee-iv-61
3 ana l
a kata m saptsa, (G inf. st.c. v. kata mu), lett.:
\tot niet-bedekken van haar lippen" ) `zodat zij haar
lippen niet kon sluiten'; of inf. passief uitgedrukt: `(zo
zeer) dat haar lippen niet meer gesloten konden worden' Ee-iv-98
I sap-ti, sapt (dualis, acc.) Ee-iv-53
I

s ap-ti-
s u, 
s apt

s u (dualis, gen.) Ee-iv-61
I sap-ti-sa, saptsa (dualis, gen.) Ee-iv-98
, (ww.; *sapa u, *seb^u; -u ; oud-akk.; OA,
OB, Mari, SB);
I. G-stam zwijgen, iets in stilte doen;
AHw III \schweigen";
I/2. Gt-stam (sitp^u, Gt pret. istapu, Gt pres. istappu):
CAD 1 to be silent, to remain silent, to keep silent,
II. D-stam (
, factitief): het zwijgen opleggen, tot
bedaren brengen, (opstand) onderdrukken; CAD 2 to silence, to subdue;
}
, (adj. bij sap^u `zwijgen', `iets in stilte doen';
SB): stiekem, arglistig, vijandig;
AHw \schweigend, heimlich feindlich"; CAD enemy,
obdurate foe;
1 sa ina kakkisu ab
u bi ikm^u sa p^uti (adj.m.mv. zelfst.
gebruikt; G pret. v. kam^u `vastbinden'): [Marduk] `die
met zijn wapen, de stormvloed, de arglistigen in de
boeien sloeg/gevangen heeft genomen' Ee-vi-126
I sa-pu-ti sa p^uti (adj.m.mv.) Ee-vi-126
=
mu-se-ep-p, museppi (D part.) CH-iv-59
, (ww.; *sep^u, SB; dudu met complement
-pi of -p);
I. G-stam (pret. ispi, pres. isappi, iseppi): insnoeren, inwikkelen, inbinden, opsluiten, soms ook voor: (een ruimte)
afsluiten;
AHw IV \einbinden", \einnesteln in";
CAD to wrap, to fasten (with laces, thongs)
, (ww. a/u-klasse):
I. G-stam (pret. iskul, pres. isaqqal, imp. suqul): (geld,
zilver) wegen, betalen
AHw \aufh
angen", \abwiegen", \darwagen", \zahlen",
\bezahlen"; CAD 1 to weigh; 2 to balance, to suspend;
3 to pay (by weighing out currency metal);
1 kasap tamk
a rum isqulu, (G pret. subj.): `het geld
dat de koopman heeft betaald' CHx119
I/2. Gt-stam (
): astron.: in oppositie zijn, in conjunctie zijn, (d.w.z. dezelfde lengte aan de ecliptica
hebben) CAD 4 to be in opposition, to be in conjunction, to be in balance,
II. D-stam (
): wegen; betalen; CAD 5 to weigh;
6 to make scarce, 7 to pay;

III. S-stam
(
, factitief): CAD 7 to make (someone) pay

''' bU
sap^u, sep^u I

supp^u

sap^u

Us
o

sap^u II

saqalu

sitkulu

suqqulu
susqulu

214

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

IV. N-stam (

nasqulu

, passief, N pres. isaqqal en isaqqil):


8 to be weighed, 9 to be payed,
}
, (subst.; vanaf oud-akk.; locatief siqlu(m);
g
n): sjekel, (gewichtseenheid van ong. 8.3 g);
CAD 1 shekel (a measure of weight, 8 31 gr.); 2 (a measure of area, 601 of a musaru or 16 m2 ); 3 (a measure of
1
volume, 60
of a (volume) musaru or one shekel of area
1
by one cubit = 0:3 m3 ); 4 (a measure of capacity, 60
of a q^u about 12 13 milliliters);
}
,
(subst.; vanaf oud-akk.
kila(bi)): gewicht;
CAD 1 weight, 2 stone weight;
e

i-
s a-q
a-lu, i
s aqqalu (G pres. 3 mv.) CHx24

i
s -q
u-lu, i
s qulu (G pret. subj.) CHx9x119

i-
s a-qal-ma, i
s aqqalma (G pres. +ma) CHx119
, G stat. 2e m.enk. v. !saq^u `verheven zijn' (stat.
2e m.enk. wordt vaak gebruikt voor 3e vr.enk. en
v.v.)
> sa-qa-ta, saqa ta (G stat. 2e m.enk.) Ee-iv-15
sa-qa-ta, saqa ta (G stat. 2e m.enk.) Ee-iv-15a
> sa-qa-a-ta, saq^at(a) (verwacht -u;G stat.

}suqq^u +resu/resa ,

(verb.adj.; u/u-klasse; ook saqiu, vr. saqu t,


saqtu; vanaf OB;
lal):
G-stat. (
, ook saqi): 1 hoog z/w.; 2 ook g. verheven z/w.;
AHw \hoch s/w."; CAD verb.adj.: 1 A high, tall, high
up, high-lying, held high; 2 prominent, eminent, high,
sublime;
I. G-stam (pret. isqu, ook isqi, pres. isaqqu, ook isaqqi):
CAD 1 to grow high, to rise, to ascend, to move upward, upstream, to rise in value, rank, position, to increase in volume;
1 l
u saqa ta ama tka, (prec. + G stat. 2e m.enk., verwacht 3e vr.enk., maar die worden vaak voor elkaar gebruikt: parsat voor parsa ta en v.v.; wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak
weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg,
bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt, hier
na een voorafgaande -ma): `opdat uw woord verheven
zij' Ee-iv-15
2 sa ina il saq^
ata (verwacht: saq^atu G stat. 3e vr.enk.
subj.): `(een koningstroon), die onder de goden verheven is' of (elativisch) `die de verhevenste onder die der
goden is' Ee-vi-93
3 (sa) zikr p^su nusasq^
u eli ila ni ebbesu (<sasqiu
S pret. subj. 1e p.mv.; zikr p^su lett.: `uitspraken van
zijn mond'; eli comperativisch gebruikt): `wiens bevelen wij hoger/belangrijker maakten dan (die van) de
goden zijn vaderen' (of: `: : : boven die van de goden
hebben gesteld') Ee-vi-140
}
, (adv.; SB): \op hoge wijze" ) hogelijk, ook
g.: verheven, gezegd van goden, gebouwen; soms in de
zin van opeengestapeld; AHw \hoch"; CAD 1 at a great
height, in an exalted position; 2 loudly, aloud;
4 saq^s itbur, (= etpur, Gt stat. v. eperu of ap
a ru `het
hoofd bedekken'), lett.: \hij was op hoge wijze aan het
hoofd bedekt", `hoog was zijn hoofdbedekking' Ee-i-103
II. D-stam (
): opheffen, verhogen; ) promoveren
AHw \erh
ohen"; CAD 2 to lift, to raise to a higher
level, to take upstream, to raise prices, to elevate, to

verlengd door ma), lu prec.: `[Marduk] hij zij de allerhoogste', of lu af rmatief: `hij is waarlijk de allerhoogste' Ee-vi-106
IV. N-stam (
, passief): verhoogd worden etc.; CAD
to be raised;
> sa-qa-ta, saqa ta (G stat. 2e m.enk.) Ee-iv-15
sa-qa-ta, saqa ta (G stat. 2e m.enk.) Ee-iv-15a

CAD

siqlu

suqultu

a ? 
aWV
saqata
U
U?

3e vr.enk. subj.) Ee-vi-93

saq^u I ,

saqu

saq^s

suqq^u

promote, to raise in rank, to extol, to praise;


lett.: hoofd ophe en; ) aandacht geven, ondersteunen, helpen; CAD 3 to pay attention, to support, to help;

III. S-stam
(
, causatief): verheffen, verheven positie
geven, hoog maken/laten worden ) bouwen; CAD 4 to
build, to make higher, to elevate, to exalt, to praise,
applaud
}
, S verb.adj., , elativisch: zeer verheven;
5 susqu m
a dis, (S stat.; ma dis `zeer'): `hij [Marduk]
is buitengewoon zeer verheven' Ee-i-92
6 usasqa d Kingu, (S pret.): `zij gaf K. een verheven
positie' Ee-i-148
7 innanu d Kingu susq^
u, (innanu voegwoord; S stat.
subj.): `nu dan K. is verhoogd/ een verheven positie
heeft' Ee-i-159
8 susq^
u u suspulu: `verheffen en vernederen' Ee-iv-8
9 l
u susqima ma ru (S stat. prec. verwacht: susquma
variant heeft dat ook): `laat de zoon zeer verheven zijn'

susq^u

susq^u

Ee-vi-106
10 l
u susq^uma (S stat. prec., su-us-qu-u-ma secundair

U
U?
U
> US >

nasq^u
,

(adv.) Ee-i-103
 pret.) Ee-i-148
, usasqa (S
 stat. subj.) Ee-i-159


s u-u
s -qu-
u, 
s u
s q^
u (S


s u-u
s -qu-
u-ma, 
s u
s q^
uma
 stat. +ma) Ee-vii-13
(S
 inf) Ee-iv-8


s u-u
s -qu-
u, 
s u
s q^
u (S
su-us-qu, susqu (S stat.) Ee-i-92
> sa-qa-a-ta, saq^at(a)
(verwacht -u;G stat. 3e vr.enk. subj.) Ee-vi-193


s u-u
s -q
-ma, 
s u
s qima
 stat.) Ee-vi-105
(eig.: susqu S

s
a-qi
s 
s aq^

s

bb >> V
bb >
a C
b V
US
K

u
-
s
a-
a
s -qa

nu-
sa
-
a
s -qu-u nu
s a
s q^
u

 pret. subj. 1e p.mv.) Ee-vi-140


(S

saq^u II , (ww. i/i-klasse; vanaf oud-akk.); #

nag

I. G-stam (pret. isq^, pres. isaqqi (iem. met iets, 2


acc.) drenken, te drinken geven; (vgl. sat^u `drinken' in-

trans.);
AHw \tr
anken

}o ? b

logogra sch:

(mit

acc.)";

o?

\bewassern";

#
ina d u4 sege a nag-su

1 ina u
 mi mitga ri tasaqqisu (
s e(ga) 
s em^u
`luisteren', `verhoren' en maga ru `gunstig zijn',
mitga ru `gunstig', in hemerologische zin (lijst met
\gunstige" dagen); # nag = \mond  water"
sat^u `drinken', maar ook saq^u II `drenken', `te drinken geven' (trans.), een homoniem van saq^u I `hoog
zijn'; hier een soort annex \mits", een waarschuwing
aan het adres van de medicijnman, sprekend over een
recept): `je moet het hem (wel) op een gunstige dag te
drinken geven' BAM578-i-41
CAD B 1 to give to drink, to water annimals; 2 to pour
a drink, to libate; 3 to water elds, gardens, to irrigate;
} , G verb.adj., , CAD irrigated;


saq^u

215

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

susq^u


III. S-stam
(

): als G (G reeds factitief bij


`drinken'), irrigeren, bevloeien; CAD to have water
given, to cause to be irrigated, to cause to drench;
IV. N-stam (
, passief): `bevloeid worden' etc.;
CAD to be irrigated;
}
, (subst.; oud-akk.; OB, MB, SB): drinkplaats,
waterplaats;
AHw \Tr
anke", \Wasserstelle"; CAD 1 watering place,
drinking place; 2 (a drinking vessel);
}
, (subst.; OB, MB, SB, NA; mv. masqa tu,
masq^atu): drinkplaats, waterplaats;
AHw \Tr
anke", \Trank"; CAD 1 irrigation outlet; 2
watering place; 3 potion, drink; 4 (a feature on the
liver)
2 s
a kin mereti u masqeti, (Marduk), `die de weiden
en drinkplaatsen heeft geschapen' Ee-vi-124
e
#
-
s u ta
s aqqi
s u (G pres.2 p.enk.) BAM578-i-41
 part.) CH-iv-4
=
mu-
s e-e
s -q
, mu
s e
s qi (S
J
I mas-q-ti, masqti (gen.mv.)
p Ee-vi-124
, (adv.; 4-rad. wortel sqmm !suqammumu
`heel stil z/w.'): \op doodstille wijze", `doodstil'


s
a-qu-um-mi
s. 
s aqummi
p s (adv.) Ee-i-58
, (adj.; 4-rad. wortel sqmm !suqammumu
`heel stil z/w.'): `heel stil', `doodstil'
sa
r ,
}
, 3600 (of i.h.a. een groot getal); het totaal;
, st.c. v. !sarru(m) `koning'
, st.c. v. !sa ru(m) `wind'

 r):
, (subst.; < Sum.; OB, MB, SB, NB;
sa
3600 (of i.h.a. een groot getal); het totaal; CAD thirtysix hundred; totality
, (ww.; vanaf OB): in G alleen in stat. en inf.;

G-stat.
(saruh, vr. sarhat) er z/w., trots z/w., prachtig
z/w., luisterrijk z/w. 
AHw \stolz sein", \pr
achtig sein", \herrlich sein";
CAD 1 to become laden with glory, pride;
}  , G verb.adj., : er, trots, prachtig, luisterrijk
1 sarha nsu
 ugdassara ana ama ri k^ata, (acc.adv.;
Dt pres. vr.mv. v. gasa ru `zich inspannen'): `luisterrijk
spannen de mensen zich in om u [S^n] te zien' of (sarha

casus pendens bij k^ata): `: : : om u, luisterijke, te zien'

nasq^u

masq^u

masqtu

b
o
saqummis

nag

saqummu

sar, saru

sar
sar
sar, saru

sarahu I

sarhu

Sin1-8

I/2. Gt-stam (sitruhu): CAD 2 to have a pre-eminent,

glorious status; 
II. D-stam (surruhu, factitief): CAD 3 to glorify, to give
praise, glory, to extol, to give pre-eminence, to make
magni cent, sumptuous;
2 sa abbesu usarrih u
 zikirsu (D pret.; `zijn vaderen'
de oudere generatie): `degene wiens naam zijn vaderen
hebben verheerlijkt' Ee-vii-139
II/2. Dt-stam (sutarruh u, re exief, passief bij D): CAD
4 to glory in, to boast of something; 5 to be glori ed;

III. S-stam
(susruhu): CAD 6 to glorify;
 s ruhu): CAD 7 to become excessively
IV/3. Ntn-stam (ita

proud, arrogant;

M
>

sarahu II


s ar-ha 
s arha

(acc.adv.) Sin1-8

V N u-sar-ri-hu usarrih u (Dpretmv.) Ee-vii-139


, (ww. a/u-klasse; SB, NB):
I. G-stam (pret. isruh): eruit trekken, uitkiezen;

AHw \herausziehen", \ausw
ahlen"; CAD to pluck; to
mark (?)

saraku ,

(ww. a/u-klasse; vanaf oud-akk.; s X


 ; = F D amu(na)ru; ga):
I. G-stam (pret. isruk, prec. soms lisrik, pres. isarrak,
stat. sarik): geven, presenteren, schenken; ter beschikking
stellen (CHx34);
AHw \schenken"; CAD A 1 to make a votive o ering,
to dedicate (persons, prayers, etc.) to a god; 2 to make
a grant, a donation, to settle property on someone, to
give a present; 3 to grant, to bestow (life, health, good
fortune, qualities), to entrust, to hand over, to mete
out calamities; B (SB) to suppurate;
}
, G part., : schenker, gever, `die schenkt';
1 d Asarri s
a rik meresti sa is.ra ta ukinnu (D pret.
subj. v. k^anu, D `vaststellen'; merestu `cultuurland'):
`A. schenker van het cultuurland, die de percelen vaststelt' Ee-vii-1
III. S-stam (
, causatief):
AHw \
ubereignen lassen"; CAD 4 to allow to be
granted;
IV. N-stam (
, passief): CAD 5 to be granted,
to be bestowed, to be delivered,
}
, (subst.vr.; <*sirktum; vanaf OB; pirsnomen; in OB-PNs D ru met fonetisch complement):
geschenk; schenking; pregnant: bruidsschat; [pirs-type nomen (vr. pirist, %nominale typologie) geeft meestal de
daad zelf weer (bijv. `zending' bij `zenden') of dat wat
eruit resulteert (bijv. \de zending werd bij de grens tegengehouden"); nomina actioni van eigenlijke ww. met
betekenisovergang naar het concrete: bijv. siprum `zending' bij sapa ru `sturen'];
AHw \Geschenk"; CAD 1 marriage prestation; 2
grant, gift, o ering
2 ina seriktim sar
a ku , paranomastisch gebruik, ook:
schenken, ten geschenke geven
3 serikti-GN, persoonsnaam: Geschenk-van-GN
D
i
s -ru-kam, i
s rukam

sag kab du

sariku

susruku

siriktu

nasruku

(G pret. + dat. -am) CH-xxiv-12


D
i
s -ru-ku-nim, i
s ruk
u nim
(G pret. +nim) Sil-A-109
; D ~ li-is-ru-ku-sum, lisrukusum
prec.: `moge zij hem schenken' Sil-C-154

a is-ta-ra-ak istarak (G perf.) CHx34


sa-rik, sa rik (G part.st.c.) Ee-vii-1
V P ^ se-ri-ik-tim, seriktim Sil-A-108, Sil-C-153-154

saramu , (ww. a/u-klasse, later i/i-klasse): AHw \herausschlagen", \herausschneiden";


sarapu , (ww. a/u-klasse): AHw \verbrennen", \brennen";
saraqu , (ww. i/i-klasse; vanaf OA, OB):
I. G-stam (pret. isriq, soms isruqu, pres. isarriq, soms
isarraq, stat. sariq): stelen, zich onwettig toe-eigenen
AHw

\stehlen"; CAD 1 to steal, to appropriate unlawfully 2 to act as a thief,


I/3. Gtn-stam sitarruqu): CAD 3 to act stealthily, surreptitiously;
IV. N-stam nasruqu, passief): CAD 4 to be taken away;
}
, (subst.; mv. sarra qu ;
 lu nzu):
dief, rover; [parra s-type nomen en adjectieven (%nominale typologie) voor beroepen in ruime zin (beetje
participiaal); ook gewoonten en zaken die men \pleegt
te doen"; nappa hu `smid', dajja nu `rechter', sarra qu

`dief', wassa bu `bewoner',
`huurder']

sarraqu

216

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

AHw

\Dieb";

CAD

thief, robber;

1 nadin
a nu sarra q, (stat. 3e p.enk. v. sarra qum): `de

verkoper is een dief'

}sarra qa nu , (subst.; OB): dief, een dief in dit geval, de


onderhavige dief; (suf x !{a nu, {a n met individuali-

serende kracht: \lid van de klasse van"); CAD person


guilty of (a particular) theft
}
, (subst.; ook surraqu; vanaf OA, OB): gestolen
voorwerp, diefstal;
AHw \Diebstahl", \Gestohlenes"; CAD 1 theft, act of
stealing; 2 stolen goods
V P is-ta-ri-iq, istariq (G perf.) CHx14
, (term. !{is, !raba bu `zwak worden') `op
krachteloze wijze'
 sar-ba-bi-is, sarbabis (term.) Ee-i-139
, (!raba bu `zwak worden') `krachteloos'
, stadsgod van de stad Marad
, (!sara qu `stelen') `dief'
, (!sara qu `stelen') `dief'
: koningin, vr. v. !sarru `koning'
, (subst.; vanaf oud-akk.; lugal, teken met
klankwaarde sar; in MB en NB soms lugale, ook in
MA en NA
man): koning; astron.: de ster Regulus
AHw \K
onig", \Furst"; CAD 1 king when refering
to foreigners, often petty king, tribal chief; 2 Regulus;
W

nun-u
 lugal lugalmes
1 rub^
u sar sarri `prins, koning der koningen' yos-ix-

surqu

sarbabis

sarbabu, sarbabu
dS
ar-Marad
sarraqu
sarraqanu
sarratu
sarru

>

71,4

>

K lugal sipa-u ki-nu


2 sarru re u
^ knu `koning, betrouwbare/rechtschapen
herder' yos-ix-71,5
K
lugal
dan-nu lugal kis

8 

un me
s

3 sarru dannu sar kissat nis `machtige koning, koning aller mensen' yos-ix-71,3

4 Suanna
a l sar ila ni (st.c. v. a lu `stad' en sarru `kon-


ing'; Suanna
litt. naam voor Babel) `(De krijger Erra

begaf zich naar) Suanna,
de stad van de koning der
goden' (epitheton van Marduk) erra-i-124
Funkties van de koning kunnen zijn:
5 z
a ninum na dum, (G part. v. zana nu): `de vrome
verzorger' [De taak bij uitstek van een koning is de
zorg dat alle offers en rituelen voor de goden op tijd en
op de juiste wijze worden uitgevoerd. De uitdrukking
dat de koning za nin (G part. st.c. `verzorger') is van
deze of gene tempel komt dus veelvuldig voor.]
6 
a liku t mahri pa n umma ni, (!ala ku `gaan';
 pa n `voor', eig. redondant): `leiding
umma nu `leger';
over het leger' Ee-i-149 (Marduk als koning der goden)
7 mu err
u tu puhru, (suf x !{u tu, {u t vormt abstracta; abstr. v. D part. v. D wu  urru; !w^aru; puhru

`vergadering'): `voorzitter van de vergadering' Ee-i-149
een andere belangrijke taak van de koning is het
herbouwen/restaureren (!epesu) van de vaak al na
enkele decennia tot runes vervallen tempels en palijzen;

, sar, (st.c.) CH-i-2


sar, sar, (st.c.) CH-ii-22
sar, sar (st.c.) H.Bars. 22,23, erra-i-124
V

s ar-ri-im, 
s arrim (gen.) CHx26
lugal

& sar-r, sarr (gen.mv.) CH-ii-55


V sar-ri, sarr (gen.mv.) CH-xxiv-79
D sar-ru-um , sarrum CH-xxiv-4
, (subst.; vanaf oud-akk.; O namlugal;
O namman en lugal of man met fonetisch complement; suf x !{u tu, {u t vormt abstracta): koningsschap, soevereiniteit;
AHw \K
onigtum", \Konigsherrschaft", \Majestat";
CAD 1 royalty, royal status; 2 kingship; 3 reign,
rule;
1 res sarr
u ti (resu `bovenste', `eerste', `beste'): aanvang van het koningsschap, jaar van troonbestijging, de jaarrest voor het begin van het eerste volle regeringsjaar;
2 niddinka sarr
u tum kissat kal gimreti, (G pret. als
synchroon pres. v. nada nu): `wij geven u hierbij het
koningschap over het totaal van het hele universum'

sarrutu

Ee-iv-14
3 iddima kuss^
a sarru ti, (G pret. v. nad^u `neer)wer-

pen', `oprichten'): 'hij richtte een koninklijke troon op'


(koningstroon) Ee-vi-93
4 iddin
usumma sarru t il epesa, (G pret. 3e p.mv. v.
nada nu + dat. sum + ma; G inf. acc. v. epesu `doen',
`uitvoeren'; nada nu + inf. acc.: `toelaten te'): `zij [de
andere goden] stonden hem [Marduk] de uitoefening
van het koningsschap toe', toe', Ee-vi-99
D sar-ru-tum, sarru tum Ee-iv-14
D sar-ru-ut, sarru t (st.c.) Ee-vi-99
D sar-ru-tam, sarru tam CH-i-21
D ^ sar-ru-tim, sarru tim CH-ii-13
D I sar-ru-ti, sarru ti Ee-vi-93, vii-162
DI

s ar-ru-ti-
s u, 
s arr
u t

s u, CH-iv-20
, (subst.; mv. is sa ru , soms sa ra ti of sa ra ni; vanaf oud-akk.;
im, im = tu15 ):
wind; in het epos
Enu ma elis ook als wapen van Marduk; adem; ook g.
als in het Ned. niets, onbeduidendheid
AHw \Wind", \Atem", \Hauch"; CAD 1 wind; 2
cardinal point, direction; 3 air, atus; 4 breath, emanation; 5 emptiness, nothingness, vanity, lies, falsehoods;
1 erbetti s
a re ustes.bita, (St2 s.aba tu): `hij [Marduk]
maakte de vier winden gebruiksklaar' Ee-iv-42
2 s
a ru da msa ana puzra tim lbillu ni(m), (prec.
vent. v. waba lu `(weg)dragen'; da mu `bloed' puzru `geheim'): `Moge de winden haar bloed in het verborgene
wegbrengen' (= brengen naar een plaats waar niets van
terug kan komen ) de buitenste duisternis) Ee-iv-32
3 s
a r irbetti sa puluht, (hier telwoord in status rec.
en het getelde in st.c. of status abs., dus anders dan
gewoonlijk, telwoord in status abs. en het getelde in
status rec.: sare erbet): `(hij creeerde) de vier winden,
die vrees aanjagen' Ee-i-115
4 ezz
u tum tu15 mes = ezzu tum sa ru : `de woeste winden' Ee-iv-99 [adjectief voorop geplaatst; komt een enkele keer voor, vooral bij epitheta, wanneer de eigenschap een wezenlijk onderdeel is van het substantivum;
bijv. ellu Anu `de reine Anum', eristu Mami `de wijze
Mami']
5 s
a risa, (sa-ri-sa in Ee-i-110; is mogelijk van het type met suf x !{isam, omdat een variante tekst sari-sam geeft): \wind voor wind", \de ene wind na de
andere"; v. Soden vat 't op als suf x: sa resa (mv. +
suf x sa): `haar winden' Het sux !{isa(m) <{s+ -

saru

}}

217

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

am heeft een distributief karakter en komt vooral voor


in temporele adverbia, bijv. ! u misa(m) `dagelijks',
met iets distributiefs: \dag in dag uit";
6 il s
a ri t.abi bel tasm^e u maga ri `god van de aangename adem' in Ee-vii-20 gezegd van d Tutu, die im als
teken heeft.
ook vaak gezegd in PNs:
7 PN = t. 
a bsa rGN (stat. v. t.^abu `prettig z.'): `aangenaam is de (levens)adem van GN' (en ook de woorden
die hij spreekt)
V sa-a-re, sa re (gen.mv.) Ee-iv-42
D sa-a-ru, sa ru (mv.) Ee-iv-32

C
aUU
C
U >
 <
sar^u
V

(st.c.) Ee-i-115
, sa risam (suf x {sam?) Ee-i-110 (var.)
, sa re (acc. mv.) Ee-iv-47, 99
15 


s
a-ar 
s
ar


s
a-ri-
s am

imme
s

of

tu

U>

me
s

, (ww.; sariu, vanaf OA, OB; a


n
gtuk):
G stat.: rijk zijn, weelderig zijn;
AHw \reich s/w."; CAD 1 to become rich, to prosper;
cryptogra sch in de apodose van omina:
i-sarru, (sar ook klankwaarde sarru) isarru
`hij zal rijk worden', ook als:
i11 -sarru, met hi als i11 .
II. D-stam (
): CAD 2 to provide plentifully;

III. S-stam
(
, factitief): CAD 3 to enrich, to make
rich;
p
, (ww.; < sasa um; s ; ook sas^u, sasa u; vanaf
 d
oud-akk.;  gu = ka; 
gu
e):
I. G-stam (i/i-klasse; pret. issi>issi>isi, vanaf MB ook
vaak 3e ilsi en 1e alsi; in later tijd (na MB) wordt door
dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten s, z);
G stat. sasi, sasi; G imp. sisi en vaak in OB tisi:
roepen, schreeuwen; uitroepen ) proclameren, verkondigen,
aankondigen; teksten werden hardop gelezen ) lezen,
voorlezen;
AHw \schreien", \heulen"; \rufen", \anrufen", \ausrufen"; \lesen", \vorlesen";
CAD 1 to shout, to make a loud noise, to utter a cry;
2 to exclaim, to utter, to proclaim, to announce; 3 to
address someone; 4 to call, to summon, to invoke; to
appeal to, to invite; 5 to call by a name, to name, to
declare, to name a price, nikkass sas^u to settle accounts; 6 to ask a creditor for, to contract for a loan;
7 (in idiomatic use) ana bti (ba bi) sas^u, ina arki : : :
sas^u to make a claim, ana bt emi sas^u to call for, to
fetch (the bride) (from the father-in-law's household);
8 to read
1 issima d Mummu izakkarsu(m), (G pret. + G pres. v.
zaka ru `spreken'): `hij riep Mummu en sprak tot hem'
(veel voorkomende stijl guur) in de opeenvolging pret.pres. , duidt de pres. vaak op een omstandigheid bij de
hoofdhandeling van het pret., de zgn. presens van de
omstandigheidszin: `hij riep M. bij zich zeggende tot
hem'
I/3. Gtn-stam (
, frequentief): roepen (ww. heeft
semantisch reeds frequentief karakter); ook: lezen
(vroeger werd altijd hardop gelezen); CAD 9 to call (to
produce sounds continually or repeatedly), to exclaim
(again and again), to address someone repeatedly, to
summon someone repeatedly; 10 to read;
2 issima mars.is, (G pret.): `zij schreeuwde kwaadaardig' Ee-i-43
3 alsika belum: `ik heb u, heer, geroepen' Sin3-61 (vaak

sas^u

surr^u
susr^u

sitass^u

staat er bij: `en aanhoor mij van dichtbij')


, factitief, alleen MA): CAD 11 to have
someone announce, to have a proclamation made;

III. S-stam
(
, causatief, S pret. usassi en ulsalsi ulsalsa, S imp. sulsi): CAD 12 to have someone say
aloud, recite, declare, to have someone claim;
IV. N-stam (
, passief): geroepen worden etc.; CAD
13 to be called, declaired, claimed, read;
}
, (subst.; ook tistu,sistu; vanaf OB): roep,
uitroep, oproep; schreeuw;
AHw \Geschrei", \Ruf(-en)"; CAD 1 shout, loud noise;
2 summons, proclamation
4 ana sist nagrim: `op de roep van de stadsomroeper'
p F UV

s i-si-it na-gi-ri-im, (ana) 
s is
t
II. D-stam (

sistu I

suss^u
suls^u

nassu^

N
(( V
(* >

CHx16
p is-si, issi (G pret. v. sas^u) Ee-i-30
p is-si-ma, issima (G pret. + ma) Ee-i-43, iv-89

is-su-
u, issu (G pret. subj.) Ee-iv-79
p  al-si-ka, alsika (G pret.1e p.enk. + ka) Sin3-61

n
a girim

sasallu , (subst.; ook sasallu; mv. sasallatu; !uzu! h *


 

): rug;
\Rucken"; CAD 1 tendon of the hoof or heel; 2
back (?)
F
7
di
s na gaba-su u 
s a-salla-su nemes
1 summa amelu irassu u sasallasu emm
a ( ne
afgeleid van , pictogram voor vuurplaats, en staat
voor alles wat met `hitte' te maken heeft; ememu `heet
zijn', `ummu' `hitte', bahru `heet', `gaar'; hier ememu
`warm/heet zijn' (ook kum) hier G stat. 3e vr.mv. vanwege dualis; of Gtn itenemma (mes kan op mv. duiden
of op Gtn): `indien een man, zijn borst en zijn rug zijn
heet' ) `hij is koortsig' BAM578-i-50
7 sa-sal-la-su sasallasu (+su) BAM578-i-50
, !salsu
 su
, !Sam
, vr. v. !salsu, !salustu
, onafhank., losstaand ofwel absoluut
pers. vnw. datief 3e vr.enk. Voor volledig vormenbestand en toelichting zie onder ana ku
, (subst.; ook sasnu; OB, SB): strijd, oorlog, tweekamp;
AHw \Zweikampf", \Kampf";
CAD battle, warfare;
1 an
a ku u k^asi i niprus sasma, (cohor. v. epesu;
sasmu `tweekamp'; een enkele keer wordt u als het
voorzetsel `met' gebruikt; v. Soden %gagx114i): `(kom
op!) laat ik met u strijd leveren!', of (wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak
weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg,
bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt): `opdat ik met u strijd levere!' Ee-iv-86
2 ina sasme danni t.eru sub
a tni (G pret. subj. v.
et.eru `redden', `verlossen', `bevrijden'): `(die) in de
harde oorlog onze woningen redde' Ee-vi-150
3 asar sasmesa asar hier adv. `waar', `op de plaats
waar'; `waar haar slagveld is' of gen.obj.: `op de plaats
van het gevecht met haar' Ee-vii-75
}
, (ook sasnis; !-s voor term. v. nomen;
OB): tot de strijd, ten strijde, ter tweekamp;
(uzu )sa sal

AHw

U*

U* !

sassu
sassu
sassatu
sa^si, siasi, suasi
sasmu

sasmis

! 

218

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

AHw

\zum Zweikamf";

4 sasmis ittebb^
u (Gt pres. v. teb^u, -^u<-iu): zij gingen
over tot de strijd' Ee-iv-94

s
a-
a
s -ma, 
s a
s ma (acc.) Ee-iv-86

s
a-
a
s -me, 
s a
s me (gen.) Ee-vi-150

s
a-
a
s -mi
s, 
s a
s mi
s (term.) Ee-iv-94

s
a-
a
s -me-
s
a 
s a
s me
s a (st.c. +
s a) Ee-vii-75

USV
US 
US 
US  U

sasnu , !sasmu `strijd'


s^asu , (dat.): `aan hem', i.p.v. acc. !s^atu in Ee-i-54, 148,

vi-36
1 dulla sa il miduni s^
asu (dullu `dienst', `arbeid';
miduni rare vorm v. emedu; Ass. subj. is op {uni, moet

hier wel subj. zijn, afhankelijk van ultu in r. 35): `(en


toen) hij hem de dienst der goden had opgelegd' Ee-vi-

36
2 l
u naplusu sunu sa^su (G prec. mv.): `Zij (op hun
beurt) moeten maar goed op hem letten' Ee-vi-132
3 s^
asuma litta idasu nisu ahr^atas ((1 ) litta  idasu



Dtn of Gtn prec. na  a du met sterke
`roemen', `prij2

zen'; of ( ) litta idasu Gt v. n^adu, met zwakke alef,
`letten op', `oppassen', `acht slaan op'; ahr^atas `tot
 tot in
in eeuwigheid'): (1 ) `zij moeten hem steeds
2
eeuwigheid roemen', of: ( ) `laten zij nauwgezet acht
op hem slaan tot in de verre toekomst' Ee-vi-136

a Cb
UC!
UCb

Ee-i-54
Ee-i-148, vi-36, vii-114

s
a-a-
s u, 
s^
a
s u Ee-vi-132
, vr.enk. v. !sa II , mv. is sa^t: die/dat van, degene die,

s a-a-
su 
s^
a
su


s
a-a-
su
 
s^
a
su

sat

wiens,

(hoewel het deterninatief pronomen sa alle funties kan


hebben (casus, getal en geslacht) wordt voor vr.enk.
soms sa t gebruikt, voor m.mv. !su t en voor vr.mv.
s^at, als restant van de declinatie van sa]
1 ina s
a t musi, lett.: `die van de nacht', `de dingen
van de nacht', `en wel in de nacht'; soms bijna synoniem met ) `nacht', adverbiaal: 's nachts
2 s
a t urri, derde nachtwake,

Sin1-26a

satahu , (ww.; beetje duister woord; OB, SB):



s at 
s
at

I. G-stam (u/u-klasse; pret. istuh, pres. *isattah, stat.




satih): zich in de lengte uitstrekken

 \sich lang strecken (?)"; CAD 1 to become long,


elongated;
II. D-stam (
): strekken; CAD 2 to extend, to

stretch;
II. D-stam (
, elativisch): zeer lang zijn
 a , (D stat. vr.mv.; mesr^etu, pl.
1 mesret
usu suttuh
tantum `ledematen'): `zijn ledematen waren zeer lang'
(volgroeid of perfect volgroeid) Ee-i-100
:

s u-ut-tu-ha, 
s uttuh 
a (D stat. vr.mv.) Ee-i-100



, !sat^u `drinken'
, (onafhank., losstaand ofwel absoluut
pers. vnw. gen.-acc. 3e m. en vr. enk. m. vorm ook als
s^atu. Voor volledig vormenbestand en toelichting zie
onder ana ku): die, dat
, (adv. in ana satti; MB, SB; ook assatti, assatta,
!suati; CAD for this reason, thereupon, therefore;
, (subst.; m. en vr.; < *santu; st.c. sanat; mv.
sana tu; vanaf OAkk; = mu; = F muanna): 1
jaar; 2 oogsttijd; AHw \Jahr"; CAD 1 year; 2 harvest
time
}
(loc.) , bijv.
AHw

suttuhu
suttuhu

b}

sata u(m)
s^ati, suati, suatu
satti
sattu

sattu

1 sattu ist^
at libittasu iltabnu , (vr. v. isten `een', status abs. (naamvalloos), telwoord bij het getelde in
status abs.; libittu `tichelsteen'; Gt pret. mv. v. laba nu
`metselen'): `in een jaar (= binnen een jaar) maakten
ze zijn tichelwerk' Ee-vi-60; of (minder correct met -u)
acc.adv.: `een jaar lang'; of stativus (maar dan -ma
verwacht): `het jaar was een', als omstandigheidszin
\al toen er een jaar om was"
2 ina sanat, (status abs.): per jaar
De status absolutus wordt gebruikt bij alles met getallen, maten, gewichten etc.
3 ks.ir sanat, (st.c. v. kis.ru `huur'): `jaarhuur'
!kas.aru
4 ina rebutim sattim: `in het vierde jaar' CHx117
5 us.s.ib
u sattu , (D pret. mv. v. was. a bu `groeien'), lett.:
`ze vergrootten jaren' ) ze maakten een lange periode
van groei door' Ee-i-13
}
, (acc.adv., OB, SB): gedurende een jaar, een jaar
lang;
AHw \dieses Jahr", \heuer"; CAD (referring to the
current year);
}
, (adv.; ook sattisamma; OA, OB,
MB, SB, NA(?); =
mu-
s am-ma; = F
muanna-
s am): jaarlijks, jaar na jaar
=X
mu
kam: binnen X jaar, X jaar lang, het
X-ste jaar,
sa-at-tum , sattum Sil-C-101
F
F i-na sa-na-at, ina sanat CHx121
=
1 
, binnen 1 jaar, 1 jaar lang (ook: het

satta

sattisa(m)

aa
C
aa }

mu

>

a kam

1-ste jaar) Sil-C-142


sa-at-tam, sattam (acc.adv.) CHx31
F sa-na-at, (ina) sanat CHx121
= F
 [  ] , 
s attu Ee-vi-61

satturru , (subst.; ook saturru < sat urri met archasche


mu a n n a

vr. vorm v. sa, \die van de dag", de wake die eindigt


bij het krieken van de dag; een andere naam voor
derde nachtwake, dageraadswake; Het woord voor `wake'
is !mas.s.artu, ennun; vgl. mas.s.artu sa bara rtu (met
bara ru `twinkelen'; ook kortweg mas.s.artu) 1e wake
die begint met de schemering; mas.s.artu sa qabltu
`middelste': 2e wake; mas.s.artu sa namatu (nama ru
`helder worden') 3e wake, de dageraadswake; die ook
wel satturru genoemd wordt;
!16! 
!tur2! V u4 16 kam ina sa-tur-ri
1 Op de 16e dag tijdens de derde wake (gelieve hij
in gebed te gaan voor Adad, in de richting van het
westen) CT51-161,r. 7
!tur2! V sa-tur-ri, satturri (gen..) CT51,161,r. 7
, (ww. i/i-klasse; ook sata u(m); vanaf OA, OB; #
nag = \mond  water" ):
I. G-stam (pret. isti, ook ilti [in later tijd (na MB) wordt
door dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten
s, z]; NA: issi; pres. isatti; imp. siti):
drinken (ina libbi = uit);
AHw \trinken"; CAD 1 to drink, to imbibe, to empty
a cup, to quench thirst, to receive libations, to drink
in, to absorb; 2 to drink a potion, to take, swallow
medicine in a liquid, 3 to take irrigation water, to be
watered, to enjoy water rights, to have access to water;
#

mm-ma nag-ma ugu-su ul
du10 ga
1 mimma isatt^
uma elsu ul t. a b (schrijfwijze met in

sat^u

219

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

mm-ma uitzonderlijk; # nag = \mond  water"


G pres. subj. v. sat^u `drinken'; G stat. v. t.^abu `prettig
zijn'): `al wat hij drinkt, valt hem slecht' BAM578-i-30
I/3. Gtn-stam
, frequentief, iteratief; # #
nagnag of #
nagme
s , zelden nagnagme
s ):
CAD 4 to drink regularly or repeatedly
}
, (subst.; ook masstu; OB, MB,
MA, SB, NA, NB; mv. in NA: massi
a tu): drank, drinkplaats; CAD 1 drink; 2 (a vessel of standardized size);

#
egir-
s u sah-le-e ina kas nag

2 arksu sahl^e ina sikari isatti (hier G pres. v. sat^
u
`drinken' als recept voor een koortsig symptoom):
`daarna/vervolgens waterkers met bier opdrinken'

sitatt^u

masttu, malttu

94

}V

>
}V

BAM578-i-12

#
u4 -ma
nag-
u
3 en
u ma ist^u (
u4 -ma in deze combinatie standaard voor enu ma in medische omina; G pret. ist^u v.
sat^u `drinken' of G perf. istat^u) `als hij gedronken heeft'
BAM578-i-13

>
sat.apu

#
i
s atti (G pres.) BAM578-i-12
#
-
u i
s t^
u (G pret.) BAM578-i-13
, (ww. a/u-klasse; OB, SB):
I. G-stam (pret. ist.up; pret. met u-): (het leven) redden;
AHw \Leben erhalten", \retten"; CAD to preserve life,
to safe;
I

s a-t
-ip, 
s
at
.
.ip (G part.st.c.), CH-iv-38
, (ww. a/u-klasse; vanaf oud-akk., OB;
sar;
in colofons ook dur):
I. G-stam (pret. ist.ur, pres. isat.t.ar, stat. sat.ir, imp.
sut.ur): schrijven, opschrijven, afschrijven, kopieren; (ina
= op); [voor `(brieven) schrijven' !sapa ru];
AHw II \schreiben", \aufschreiben", \hinschreiben",
\niederschreiben";
CAD 1 to write, to copy, to put down in writing, to
inscribe (a tablet or other object), to formulate (a legal document) 2 to issue a legal document, to deed (by
means of a written document), to decree in writing; 3
to list, to register, to record; 4 to assign;
}
+
, (ww.): (op naam) overschrijven naar,
nag

sat.aru

nag

sat.aru ana

in bezit brengen (d.m.v. een oorkonde) met schriftelijk certi caat op naam stellen van
1 ina eqlim sa ilkisu ul ana assatisu isat.t.ar, (ilku
`leengoed' !ala ku): `hij zal niets van de akker van zijn

ilkumgoed (schriftelijk) op naam van zijn vrouw stellen' CHx38


2 t.uppam essam l
a ist.ur, (G pret., t.uppu `kleitablet',
edesu `nieuw z.') `hij schrijft niet een nieuw contract'
CHx72+e
II. D-stam (
): D ong. als G;
CAD 5 to write, to copy, to list, to record;
III. S-stam (
, causatief): CAD 6 to have a tablet
written, copied, to have a monument, an object inscribed, to have a mark placed on the exta, to have a
legal document made out, to have registered, recorded,
to have someone assigned;
IV. N-stam (
, passief): CAD 7 to be written,
copied, recorded, registered, assigned;
}
, (subst.; ook sit.irtu, sit.ertu);
inscriptie, het geschrevene; schrift (in abstracte zin) AHw

sut.t.uru
sust.uru

sit.ru

nast.uru

\Schrift(stuck)";
3 munekkir sit.reja u sumja (D part. v. nak
a ru `vijandig zijn' in D `vervreemden', `veranderen'; i.p.v. munakkir, a>e in MB): `degene die mijn geschrift en mijn
naam verwijdert' (het wegbeitelen van koningsnamen
op steles en daarvoor de eigen naam in de plaats stellen
kwam nog al eens voor)
}
, (subst.; ook sit.ertu, sit.ru; inscriptie, het geschrevene AHw \Schrift", \Beschriftung";
}
, (subst.; mv. sat. a ra nu; SB, NA,
ku
s
im
NB, LB; 
sar;
sar of alleen sar):
kopie, inscriptie;
AHw I \Schreiben", \Schriftst
uck"; CAD 1 copy, exemplar, text; 2 inscription, writing;
 l as-t.ur-ma, ast.urma (G pret. 1e p.enk.)

sit.irtu
sat.aru, sat.t.aru

V
aa O
?
V

N
sazuzu
!
a
seberu
CH-xxiv-75

i-
s a-at
s at
. -t
.a-ar, i
.t
.ar, (G pres.) CHx38

r i-sa-at.-t.ar, isat.t.ar, (G pres.) CHx39


d is-t.u-ur, ist.ur (G pret.) CHx72+e

l
i
s -t
st
. ur-ma, i
. urma (G pret.+ma) Ee-vii-158
V

s i-it
s it
. -re-ja 
. reja (`mijn geschrift') yos-iv-37
, (S inf v. izzuzu `staan') `plaatsen'
 T sa-zu-zi sa zuzi (S infgen.) yos-ix-71,27
, (ww. i/i-klasse; ook saba ru; vanaf oud-akk.;
ha
s ):
I. G-stam (pres. 3e isebbir, ook isabbir, 2e tesebbir, 1e
esebbir; pret. 3e isbir, 2e tesbir, 1e esbir; stat. sebir):
breken; [soms in een adem genoemd met !saka ku
(`eggen') `kapot breken' (van grote kluiten) ) effenen];
AHw \zerbrechen", \brechen"; CAD 1 to break, to
fraction, to shiver; 2 to harrow (a eld for the second
time);
}
, G verb.adj., (ook sabru, sibru, vr. sebirtu):
II. D-stam (
, multipliciteit van object):
breken, verbrijzelen; CAD 3 to break, to smash, to demolish, to injure severly, to grind (?);
1 isbir, (G pret.): `hij brak' (een voorwerp);
2 usebbir, (D pret.): `hij brak' (vele voorwerpen), of:
`hij verbrijzelde' (een voorwerp)
3 kakksunu usabbir, (D pret. hier blijkbaar met -a-):
`hij verbrijzelde hun wapens'
II/2. Dt-stam (
, passief bij D): verbrijzeld worden; CAD 4 to be broken,
IV. N-stam (
, passief bij G): gebroken worden;
CAD 5 to be broken, to be injured

sebru

subburu

> '

sutabburu
nasburu
,

(G pret.) Ee-iv-111

sebru , verb.adj. v. !seberu `breken'


seb^u , ww.; !sib^u
sib^u , (ww.; ook seb^u)
4 , (G inf.gen.) erra-i-136
sebultu, sbultu , (!babalu) `transportgoed'
s ^
,
(gen.) CH 112
sebutu , (suf x !{utu, {ut vormt abstracta): `getuigenis',
abstr. v. !sbu `getuige'
sedu , ( C d ), een schutsgod, o.m. verbonden
u
-
s ab-bir u
s abbir


s i-b
e-e 
s i b^
e


s i-bu-ul-tim 
s
b
u ltim

alad

met de tempelgebouwen, vnl. bij de deuren; \genius",


vaak naast !Lamassu
, (subst. < Sum.; ook sigus(s)u(m)):
gevlekte gerst; AHw (eine Art Gerste?); een meelsoort
( se se u `gerst', `graan'; segussu is een geliefd soort
meel, samen met kibtu `tarwe'; Deze twee meelsoorten
gelden als de gruwel van bepaalde demonen, het ikkibu

segus(s)u(m)

220

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

`tabu' van de schim, de ilu lemnu `kwaadwillende god',


`demon', `duivel'
, S-tantum,

III. S-stam
: voorzien in (zeldzaam, zie onderstaand voorbeeld)
 part.) CH-iv-4
=
mu-
s e-e
s -ki, mu
ki (S
ps  ls,esvoor
,
(ww.;
sterke
alef;
geheel andere wortel
3
ps  l `vragen' !sa alu; OB(?), MA
, SB):
1
I. G-stam (pret. is^el, pres. *iselli, mv. isellu scherpen,
wetten;
AHw \sch
arfen"; CAD A 1 to whet, to sharpen;
II. D-stam (
): als G: scherpen,
1 usa  al
u sunu kakksunu, (D pres. omstandigheidspresens): `(terwijl T. bezweringen uitsprak) wetten (de
goden) hun wapenen' Ee-iv-92

sek^u

s^elu I

sullu

> U 
selu !
,

u
-
s
a- a-lu u
sa

slu `gaatje'

 al
u

(G pres.mv.) Ee-iv-92

seme , (ook sime, G imp. v. !sem^u `horen' etc.


semi , G stat. v. !sem^u `horen' etc.
sem^u , (ww. e/e-klasse; Ass. sama u(m); vanaf oud-akk.;

o?

):


s e ga

I. G-stam (pret. isme, oud-akk. isma, NB prec. ook


lusmu, pres. isemme, Ass. ook isamme, stat. semi, Ass.
ook sami, G imp. sime, seme):
horen, vernemen, luisteren, gehoorzamen; verhoren (van

gebed);
AHw \h
oren"; CAD 1 to hear, to learn, to become informed; 2 to listen, to pay attention; 3 to comply, to
obey, to accept prayers, proposals;
1 milkama tumallik d Anumma semika (G pres.2e p.enk.trans. met sux ka) 'gij [Erra] neemt een beslissing
(en dan) is (zelfs) A. u gehoorzaam' ('dan moet A. wel
naar u luisteren') erra-iii-D11
2 ismesunitima qur
a du d Erra : : :, (G pret. + bezit.
e
vnw. 3 p.mv. + -ma): `de krijger Erra luisterde naar
hen' of `toen de krijger Erra hen hoorde : : :'
3 sime teslt, (G imp.): `verhoor mijn gebed/smeekbede', maar ook: `aanhoor mijn gebed' Sin3-62
4 GN-ism^
anni PN met G pret. `GN-heeft-mij-verhoord'
5 GN-sem^
anni PN met G imp. `hoor-mij-GN!'
6 ism^
unimma ilu , (G pret. vent. mv.): `de goden luisterden' of `(toen) de goden (het) hoorden' Ee-i-57
7 lusme sert, (G prec. 1e p.enk.; sertu `schuld/zonde'): laat mij mijn zonden vernemen'; wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin vaak
weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg,
bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt: `opdat ik mijn zonde verneme' Sin1-24b
8 Ti
a mat annta ina sem^sa, (ina + G inf. gen. +
sa; annta vr. zelfst. vnw.), in nitiefzin, het subject is
gegeven in de suf x, lett.: \T. dit in haar horen" )
temporele bijzin: `toen T. dit hoorde' Ee-i-41, iv-87
9 zikri il ina sem^su of mv.: zikr il, in nitiefzin, het
subject is gegeven in de suf x, lett.: \de woorden van
de goden in zijn horen" ) `(toen Marduk) de woorden/toespraak van de goden hoorde' Ee-vi-1
10 ihd^ma il
u ismu siqa rsun (G pret.mv. v. had^u `zich

 `naam',
verheugen'
en sem^u; sigru alternatief van zikru
`roem', `bevel'): `de goden verheugden zich (zodra) zij
hun aansporing hoorden' ) ` verheugd gaven de goden

gehoor aan hun aansporing' Ee-vi-161


, reciprook): CAD 4 to make a mutual agreement;
II. D-stam (
): informeren; CAD 5 to inform;

III. S-stam
(
, causatief): CAD 6 to let someone
hear, to make listen, to inform; 7 to make accept,
 2 -stam (
III/2 St
, factitief bij Gt): zeer laten gehoorzamen; tot duurzame gehoorzaamheid brengen,
<\naar elkaar doen luisteren", factitief bij Gt, daardoor term voor vrede stichten, of liever: vrede forceren
= \paci ceren" (het Sum. idioom kate s a-sega
heeft als Akkadisch equivalenten zowel sutesm^u (OBbilingue) als salmu `vrede', `eendracht', `verzoening'
(LL)); CAD 8 to bring into agreement;
IV. N-stam (
, passief): CAD 9 to be heard, to be
obeyed, to be accepted;
}
, (subst.; ook tesm^u; st.c. tesm^e-; mv. tesm^u)
gehoorzaamheid, wederzijds/onderling begrip (tapra s-formatie: onderlinge gehoorzaamheid, opdat er bijv. geen
muiterij optreedt), soms praktisch eendracht, vrede en
bijna synoniem met !salmu \peace and understanding". AHw \Erhorung"; Eng.: (favorable) hearing,
understanding, agreement;
11 uruh sulmi u tasm^e ustas.bit
us(u) harra nu,


(St2 pret. mv. v. s.aba tu): `zij lieten hem een pad van
veiligheid en gehoorzaamheid nemen' Ee-iv-34
12 bel tasm^e u mag
a ri `Heer van verhoring en inwilliging' in Ee-vii-20 gezegd van d Tutu. [epitheton van veel
goden; verhoring/inwilliging (het betekent hetzelfde)
van smeekbeden om \reiniging" opdat men niet buitengesloten is]
b  se-m-ka, semika (G stat.trans.+ka)

sitm^u
summ^u
susm^u
sutesm^u

I/2. Gt-stam (

nasm^u

tasm^u

o
oo o 4
U
o44U!
 4V
> V
yV V 
o x
x
?4
sena
erra-iii-D11

(G pres.) yos-ix-71, 36
(G inf.gen. + sa) Ee-iv-87

s e-me-e-
s
a, 
s em^
e
s a (G inf.gen. + 
s a) Ee-i-41

s e-me-e-
su
, 
s em^
e
s u (G inf.gen. + 
s u) Ee-vi-55

s i-m
e-e, 
s im^
e (G inf.gen.) Ee-vii-158

s i-me, 
s ime (G imp.) Sin3-62erra-i-106

i
s -me-e-ma, i
s m^
ema (G pret.) Ee-vii-138
=
i
s -mu-
u, i
s m^
u (G pret. mv.) Ee-vi-161
=
i
s -mu-nim-ma, i
s m^
unimma
(G pret. vent. mv. + ma) Ee-i-57
li
s -ma-ma, li
s mama (G prec. +ma) erra-i-70
e

lu-u
s -me, lu
s me (G prec. 1 p.enk.) Sin1-26b
= se-mu, sem^u (G part.) CH-ii-23
=
mu-u
s -te-e
s -mi, mu
s te
s mi
t2 part.) CH-v-10
(S

u
s -te-e
s -mi, u
s te
s mi
t2 pret.) Sil-C-125
(S
ta
s -me-e, ta
s m^
e (gen.) Ee-iv-34, vii-20
, (nevenvorm v. sina II , st.c. sin, vr. sitta): !sina II
i-
s e-em-mi i
s emmi


s e-mi-
s
a 
s em^

sa

`twee'

s^enu , (ook s.^anu en s.a anu) !s.^anu `doen opzwellen' etc.


sepis , Ass.: S imp. v. !epesu `maken' etc.; verba primae
Alef, e-klasse; Bab.: su pis
sep^u , of sap^u, (!sap^u)
I. G-stam zwijgen,
II. D-stam (supp^
u): het zwijgen opleggen
sepu(m) , (subst.vr.; vanaf oud-akk.; OB vaak spum; du

alis sepa (n), mv. sepa tu, sepetu ,


dualis teken dat eraan geplakt zit

; vaak met
): voet, voet

g
ir

221

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

van een berg; in de leverschouw een kenmerk van de

lever; [behoort tot de groep van vrouwelijke substantieven zonder -t-, zoals de natuurlijke feminina
als ummu `moeder', verschillende lichaamsdelen, zoals
sepu `voet' en de woorden umma nu `leger', harra nu
`veldtocht', ekallu `paleis', abnu `steen' en na ru`rivier'.
Het meervoud wordt wel gevormd met -a tu(m).];
AHw \Fu"; CAD 1 foot, leg; 2 self, person; 3 access, approach, attack; 4 transport, routing; 5 rank; 6
footmark (on the exta);
1 sepja issiq, (G pret. v. nas
a qu): `hij kuste mijn
voeten'
2 sepja unassiq, (D pret. multipliciteit van actie):
`hij kuste mijn voeten herhaaldelijk'
$
kim-s.a-su grII -su kuII -su
3 kims. 
asu sepasu ikallasu (G pres.3e vr.mv. v. aka lu
`eten', maar ook gezegd van lichaamsdelen: `pijn doen';
lichaamsdelen in dualis, in logogrammen aangegeven
met
ii; in dualis krijgen predicaat en attribuut
de uitgangen vr.mv.): `zijn onderbenen en zijn voeten
doen hem pijn' BAM578-i-46
}
, infanterie

J ! : !

:!

zuk sep

:!
sepus

II

g
r

-
su
 
s
e p
a
su

(dualis+su) BAM578-i-46

, Ass.: S stat. v. !epesu `maken' etc.; verba primae


Alef, e-klasse; Bab.: su pus
, Ass.: S inf en S verb.adj. v. !epesu `maken' etc.;
verba primae Alef, e-klasse; Bab.: su pusu
, (ook sirhu, sir u) !sir u(m)
 , (vr.; ook
 siriktu; <*sirk-tum; !sara ku `schen-

sepusu
serhu
seriktu

ken'): `geschenk'; pregnant: `bruidschat'


1 ina seriktim sar
a ku , (paranomastisch een geschenk
schenken): schenken, ten geschenke geven

, (ook serhu, sirhu) !sir u(m)
 leenwoord,

, (subst.; Sum.
ook srtu; oud-akk.,
OB, SB;
nirda): zonde; schuld, straf; (voor `zonde', `schuld' ook !arnu);
AHw \Schlimmes", \Strafe", \Schuld";
CAD B 1 misdeed, o ense, sin, guilt; 2 penalty, punishment
1 seretsu nasu
 , (G stat. mv. v. nasu^): `zij ondergingen
zijn straf' (\ze hadden maar te dragen") Ee-iv-114
2 lusme sert, (G prec. 1e p.enk. v. sem^
u): `ik wil mijn
zonde horen', of: `opdat ik mijn zonde verneme' Sin1-

ser u(m)
sertu I

26b

EO

[Door een misstap is men in staat van onreinheid tegenover de god getreden: taboe geschonden? eed niet
gehouden? Men kan echter ook zonder het zelf te weten
een misstap begaan hebben]
 se-ret-su, seretsu (st.c. +su) Ee-iv-114
I ser-ti, sert (+{ `mijn') Sin1-26b
, (subst.; ook srtu): ochtend, morgen AHw II
\Morgen"
, (subst.): grimmig, boos; geducht; AHw I etwa
\grimmig";
1 u ana subruq ulmesu ser
u ti (S infst.c. v. bara qu in S
`iem. met de bliksem treffen'; ulmu `bijl'): `en om met
zijn geduchte bijlen te doen bliksemen' erra-i-5
D I se-ru-ti seru ti (adj.mv.) erra-i-5
, (subst. < sia ru): ochtend; AHw II \Morgen";

ina se-rim
1 ina serim `in de ochtend' BAM578-i-18, 40

o:

sertu II
seru I

seru II

o ?
N
s^et.u


s e-rim 
s
e rim

(gen.) BAM578-i-18

jT

 
(ina) 
s
e ri (gen.) BAM578-i-40
, (ww.; ook s^t.u) minachten AHw \gering achten",
\miachten"; \freveln";
}
, (subst.; ook st. u tu; suf x !{u tu, {u t vormt
abstracta; OA set.uttum; in set. u tu leq^u, met leq^u `nemen', `aanvaarden') minachting tonen, verachten; ongehoorzaam zijn AHw \Miachtung bezeigen", \verachten";
1 u nis s.alm
a t qaqqadi leq^u st. u tum (G stat.mv.) `en
de mensen zwarthoofdigen minachten [hem, zijn optreden]' erra-i-120
2 u t
a tammi ina libbika umma leq^u set.ut (Gt pres.2e p.enk. v. atm^u `spreken'; G stat.mv. leq^u; sj et.ut `mijn
minachting') 'en u [Erra] overwoog aldus:' `zij hebben
minachting jegens mij tentoongespreid' erra-iii-D15
si-t.u-tum st. u tum erra-i-120
I si-t.u-ti st. u ti (+) erra-iii-D15

, (tot 1990 opgevat als subst. < Sum. en staat
zo in alle woordenboeken en texten tot die tijd; na
1990 gelezen als se u^(m), dus als determinatief voor
een woord u^(m) `graan, gerst'; gen. ^(m) of ^e(m); acc.
^a(m); st.c. ^e; met suf x nom. u^-gen. ^-/^e-, acc. ^a-; verschijnt dus nooit zonder determinatief. vanaf OAkk; lo
gogram se; seum;
s eim;
seam;
laatste drie staan ononderscheidelijk voor alle drie de
casus u^(m), ^(m), ^a(m) (vroeger dus se um, se im,
se am); dus net te lezen se-um/im/am voor de drie
casus resp.!;
st.c. se, gen. se i(m) of se(m)): gerst, graan;
AHw \Gerste", \Getreide"; CAD 1 barley, grain; 2
grain (unit of measure), 3 pine nut;
1 se u u kaspu: graan en zilver, CHx4: dus: betaling in
natura of baar geld, (hier van boete/strafmaat)
2 b
a n^u se e u q^e (G part. ba-nu-u): [Marduk in de
hoedanigheid van d Asarri:] `schepper van graan en
vlas' Ee-vii-2
 se e (gen.) Ee-vii-2
 g
a
u zi ga

set.u tu

SS

se u(m)

o o

ob
o
se u^



s e am


s e-
su 
s
e
su

(+-su) CHx120

, (ww.; Ass. sea u(m); dubbel zwak, -e/i;


kin):
I. G-stam (pres. ise  i of is^e, pret. ise (is e is i; imp.
se e, se i); n.b. een dubbele alef wordt nooit geschreven, een enkele nog wel eens, maar meestal alleen als
vocaalbreuk a-u, u-i, etc.), zoeken, spieden ) onderkennen; uitzoeken ) uitvinden;
AHw \suchen"; CAD 1 to look for, to search, to probe,
to scrutinize, to strive for, to aspire, to yearn, to seek,
to plot; 2 to seek out someone, to solicit someone's help
(for a favor or with a complaint); 3 to call to account,
to sue;
1 ise  ^
a sibqsu, (G pres. vent.; sibqu `plan', `list'),
lett.: `hij zocht zijn plannen' ) `hij trachtte de plannen
(van Kingu, haar echtgenoot) te achterhalen' Ee-iv-66,
ook Ee-i-60
2 s.us. 
a la se u^, (acc. mv. v.s.us.u `moerabos'; G stat.
in subj. v. se u^ `zoeken' > `speuren (naar)' > (hier?)
`bespeuren'): `(toen) er nog geen moeras te bespeuren
viel' Ee-i-6
I/3. Gtn-stam (site u^, frequentief), betekenis als G,
kinkin of
kinme
s ): zoeken, opsporen; (ww.
heeft semantisch reeds frequentief karakter en komt



222

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

veel in de Gtn voor) CAD 4 to look all over, to look


everywhere for, to seek for a purpose, to strive for, to
look around, to search all over, to investigate; 5 to be
assiduous (in reference) toward, to be solicitous (for
the wellfare) of
3 s
a istene  u^ka, (<istene  eiuka) `degene die u
zoekt' Sin3-48
II. D-stam (su  u^) een zoektocht organiseren, CAD 6 to
search, to organize a search;

Co

oC
xx4V
x >

a-
s e- i a
se

 i

(G pres. 1e p.enk.) Sin1-21


 ^
i-
s e- -a, i
se
a

(G pres. vent. ^a

) Ee-i-60, iv-66
 (G pret. 2e p.enk.) Ee-iv-83
F es-te-i-si-na-si[m] , este  isinasim
(Gtn pret. +sinasim), CH-xxiv-18

 is-te-ne- -u-ka, istene  u^ka
(Gtn pret. subj. + ka) Sin3-48
, st.c. v. !se u + suf x -su `zijn graan/gerst'
<ia(m)

te-e
s -e-ma te
s e

sesu
sezibu , (ook sizibu, sezbu) !sizbue `melk'
{si , suf x p. vnw. accusativus 3 vr.enk. haar,
is {su
{si(m) , suf x p. vnw. dativus 3e vr.enk. haar,

s

m. vorm

m. vorm
is {su(m); In later tijd (bijv. in het Enu ma elis-epos)
valt de mimatie vaak af; soms gebruikt als resumptief
pronomen in bijv.
1 ana Ti
a mat izakkarsi, (G pres. v. zaka ru `spreken'):
`en sprak Tia mat toe' Ee-i-36

i-zak-kar-
s i, izakkar
s i (G pres. + dat.
s i)

Ee-i-36

, (onafhank., losstaand ofwel absoluut pers. vnw. nominatief 3e vr.enk. Voor volledig vormenbestand en
toelichting zie onder ana ku): die, dat, deze
zelfstandig anaforisch gebruik: (anaforisch = aanduidend);
de vr. vorm s wordt vaak gebruikt voor het Ned. neutrum voor verwijzing naar abstracta of \het zojuist
gezegde", bijv. de inhoud van de in nitivi in:
1 susq^
u u suspulu s lu qa tka, lett.: `verheffen en vernederen, dat is uw hand' (daartoe hebt ge de macht;
dat is uw werk) Ee-iv-8
2 s l
u ma rtu (nominale zin, directe rede na iqabbi
`hij sprak:'; refererend aan qastu `boog' vr.), lett.: `zij
zij de (mijn) dochter' Ee-vi-87, (wapens hebben een eigen persoonlijkheid in de mythologie, hier de boog als
adoptiefdochter)
attributief anaforisch gebruik:
3 sinnistum s: `deze vrouw' CHx135
4 m
a tu(m) s, (nom.): `dat land', `het betre ende

land', `het gindse land'; de genitief- en accusatiefvorm


vr. is:
5 m
a ti(m)/ma ta(m) s^ati (<sia ti)
si-i, s CHx135 Ee-iv-8
, !s^amu II , `bepalen', `bestemmen'
, onafhank., losstaand ofwel absoluut
pers. vnw. datief 3e vr.enk. Voor volledig vormenbestand en toelichting zie onder ana ku
, (onafhank., losstaand ofwel absoluut
pers. vnw. gen.-acc. 3e vr.enk. Voor volledig vormenbestand en toelichting zie onder ana ku): die, dat
, G imp. v. !wasa bu `zitten', `wonen' etc.
, (subst.; mv.; OB, SB): plan, project, ontwerp; list;
CAD 1 plan; 2 stratagem, plot, trick;
1 ise  ^
a(m) sibqsun, (G pres. vent. v. se u^ `zoeken'):

siamu

siasi, suasi, s^asi


siati, suatu, s^ati
sib
sibqu

`hij zocht hun plannen uit' , `hij trachtte hun plannen


uit te zoeken' (v. Soden: `hij doorzag hun plannen',
maar dan komt se u^ in de betekenis `doorzien' alleen
hier voor) Ee-i-60

b8
b

(+ sun) Ee-i-60
(+ su) Ee-iv-66


s ib-q
-
s u-un 
s ibq

s un

sibru , (ook sabru, sebru, !seberu `breken'


sbu , (adj. en subst.; vr. sibtu; vanaf OB; b U

s ib-q
-
su


s ibq

su


s ugi;
): subst.: grijsaard, oude man ) getuige; zie
ook mukinnu onder !k^anu ; in mv. oudsten; astron.:
sterrenbeeld de Oude Man (Perseus)
adj.: oud;

AHw \grau", \alt", \Alter", \Greis"; \Altester";
\Zeuge"; CAD 1 old man, old woman; 2 (in mv.) elders; 3 witness; 4 textual variant 5 astron.: the constellation Old Man;
1 mahar sb: ten overstaan van getuigen

2 sbu sa mahrisunu: `de getuige in wiens aanwezig
heid' (ten overstaan
van wie) CHx9
}
, (subst.; Ass. sebu tu; vanaf OA, OB; suf x
!{utu, {ut vormt abstracta; O  (nam)abba):
getuigenis; ouderdom CAD 1 old age; 2 testimony;
3 ana sb
u tim was.u^, (was.u^ `uitgaan', `te voorschijn
komen') jur. (ter rechtzitting) `met een getuigenis/verklaring naar voren treden'
4 sb
u t sarra tim: vals getuigenis
[Als getuige werd veel een oude man genomen, die niet
meer buiten op het veld werkt en de hele dag toch maar
bij de poort rondhangt.]

ma-har 
s i-bi-mi, mahar 
s
bimi




s u gi4

sbutu

V
sib^u
4
sbultu, sebultu
s !
sbutu

(!{mi, directe rede) CHx9

, (ww.; ook seb^u)


s i-b
e-e, 
s i b^
e (G inf.gen.) erra-i-136
, (!baba lu) `transportgoed'
^ si-bu-ul-tim, sbu ltim (gen.) CHx112
, (suf x {u tu, {u t vormt abstracta): `getuigenis',
abstr. v. !sbu `getuige'
, (subst.; < Sum.; vanaf oud-akk.; a kort, r verhinderd vaak syncope tot sigru; ook sigaru; p
(gi
s )sigar): slot, grendel (normale woord voor `grendel' is sikku ru bij !sekeru `sluiten');
AHw \Zwinge aus Holz"; CAD 1 (part of a lock, probably the bolt or bar); 2 neck stocks;
1 sigar
u udannina, (D pret. vent. v. dana nu, in D
`sterk maken'), lett.: \hij versterkte grendels" ) `hij
maakte sterke grendels' Ee-v-10
}gissigar , (subst.; Sum., p ): boeien, een soort
handboei in combinatie met een halsboei, met een
scharnier in de vorm van een notenkraker
p gis  , siga rim Sil-C-119
D si-ga-ru, sigaru (`grendel') Ee-v-10
, (subst.; ook sikru; vanaf oud-akk.; kas;
ka
s hia;
ka
s me
s ;):
i.h.a. drank; speci ek: bier
of s kassag, bier (van eerste kwaliteit); CHx108;
(zie ook sbu, een andere kwaliteit bier, !sa b^u `waard',
part. v. sab^u `biertappen');
AHw \Bier", \Rauschtrank"; CAD 1 beer (made from
grain); 2 fermented alcoholic beverage;
1 ana sm sikarim: `voor de koop van bier' CHx108
}
, honingzoet bier,
mede (= een
biersoort: door gisting uit gekruide honing bereide
drank)

sigaru

( ?U

sikaru

si gar

sikaru daspu

223

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

2 aqq^ka rest^
a sikara daspa, (<*anqi + ka, G pret. 1e p.enk. v. naq^u `offeren'; rest^u `beste', hier als adj. voor
het subst.; daspu `honingzoet'):
`ik heb voor u kostelijk zoet bier geplengd' Sin1-20b
3 sikar naspi dussupi ul ubbalu m^e n^
adi (nasa pu
`wegblazen'; D pret. v. waba lu `dragen'; n^adu `leren
veld es') `[zelfs] mierzoet naspu-bier weegt niet op
tegen water uit de veld es' erra-i-58 een loflied op
de ontberingen van de miltaire veldtocht; naspu-bier
\doorblazen-bier" een betere kwaliteit bier, waarin de
koolzuur (met een riet) is weggeblazen; op afbeeldingen
zie je Sumeriers wel bier drinken uit een riet)
}
, (subst.; OA, OB, SB;
F ekurunna;
ekas) lett.: bierhuis; taveerne, kroeg;
CAD tavern, brewery;
}
, ( F ekurunna), idem, lett.:
bierhuis; taveerne, kroeg

, sikarim (gen.) CHx110


V

s i-ka-ri-im 
s ikarim (gen.) CHx110, var. S

bt sikarim

bt sbim

ka
s

(acc.) Sin1-20b
(st.c.) erra-i-58
 , b
t s
bim CHx110


s i-kara 
s ikara


s i-kar 
s ikar

sikittu , (!sakanu): `gestalte', `vorm'


m
kurun na

1 nis sa ibn^


u sikitti napsu (G pret. subj. v. ban^u;
napsu, verwacht -i, locativus?, m. nevenvorm v.
napistu komt alleen hier voor): `de mensen die hij [Marduk] had geschapen als levende wezens' (die legde hij
de arbeid der goden op) Ee-vi-129
I si-kit-ti, sikitti Ee-vi-129
, (subst.; ook selu; OB, SB; u): gaatje, uitholling, in
de leverschouw (extispicium) ook leverkenmerk;
AHw \Vertiefung"; CAD A (a partial or complete perforation;
, suf x van p. vnw. dativus 3e vr.enk.: aan haar, voor
haar, m. -sum.
, G imp.m.enk. v. !sia mu `bestemmen'; verba mediae
vocalis; vr. is sm, mv. is sma
, st.c. enk. v. !smtu (mv. is sma t)

slu

{sim
sm
smat

Vn C x

smatu

(mv.) Ee-vi-96

s i-ma-a-te, 
s im
a te (acc.mv.) Ee-vi-165
, vr.mv. v. !smtu

s i-mat 
s im
at

smatu , (subst.; pl. tantum): koop, aankoop, eigendom door


koop; CAD purchase, property acquired by purchase;
sime , G imp. v. !sem^u `horen' etc. (imp. vr. is sim^e, sim^,
mv. simea , sim^a)
simru , (subst. plantennaam; ook simranu, simru; M  ):
ha

een soort venkel; [venkel: schermbloemig geslacht, Lat.


Foeniculum, als groente gegeten, als thee gedronken;
vruchten geuren naar anijs; venkelolie (een vluchtige
olie) uit de zaden]

>M

u


ha

1 simru (meestal syllabisch gespeld): `venkel' BAM578-i-51

smtu , (subst.; !s^amu II ); O

VVV }
VV C x
V

nam me
s

(vr.) Ee-i-8
(st.c.) CH-i-6,7

s i-ma-ta, 
s
m
a ta (acc. mv.) Ee-i-160

s i-ma-a-te, 
s im
a te (acc.mv.) Ee-vi-165
^ si-ma-tim , sma tim (vr.mv.) Sil-C-3
I  si-ma-[t]i-ka, sma tka (st.c. +ka)

;O

):
lot, lotsbestemming, bestemming, lotsbepaling; zie toelichting bij !simtu onder !s^amu II op pag. 209
nam


s i-ma-t
u 
s
m
a tu


s i-ma-at 
s
m
at

`jouw lotsbeslissingen' Sil-C-73

smu , (subst.; !s^amu I `kopen';


m
sa


m
sa

koop, prijs, etc.; zie toelichting bij !smu onder


!s^amu I op pag. 209 e
, suf x bezit. vnw. 3 vr.mv.: zijn; m. vorm mv. is
-sunu

{sina
sina , (onafhank.,
losstaand ofwel absoluut pers. vnw. noe

minatief 3 vr.mv. Voor volledig vormenbestand en toelichting zie onder ana ku): zij, die, dat, deze,
1 gaps
a t^eretusa la mahra sinama, (2 stat., gapsu
 `haar bevelen zijn (zo)
`imposant', t^ertu `order'):
krachtdadig, die zijn niet te weerstaan' Ee-i-145; (subj.
sina pakt t^eretusa weer op);
F

s i-na-ma, 
s inama (+ma) Ee-i-145
, (num.; ook sena, st.c. sin, vr. sitta, ook !sitta n;
vanaf OA, OB): twee;
AHw \zwei"; CAD two;
}
, in tweeen
1 ana sina l
u zzu (G stat.prec.mv. v. z^azu `verdelen'):
`moge zij in tweeen verdeeld zijn' Ee-vi-10 (beetje raadselachtig: slaat mogelijk op de verderop aan de orde
zijnde verdeling in goed en slechte goden, of in de
Anunnakki en Igigi)
F si-na, sina
, suf x van p. vnw. dativus 3e vr.mv. aan hen,
voor hen, m. vorm is {sunusi(m) .
F es-te-i-si-na-si[m] , este  isinasim

sina II

ana sina

{sinasi(m)

(Gtn pret. v. se u^ `zoeken' +sinasim) CH-xxiv-18

{sinati , suf x p. vnw. accusativus 3e vr.mv. hen, m. vorm

>
*

is {sunu ti.
ra
su
^

FI

u
-
s ar-
s i-
s i-na-ti

`hebben' +sina ti) CH-xxiv-39

u
s ar
s i
s in
a ti

 v.
(S

| 

F I at-tab-ba-al-si-na-ti, attabbalsina ti
(Gtn pret. +sina ti v. G: (t)aba lu `wegnemen') CH-xxiv-56

sinati , (onafhank.,
losstaand ofwel absoluut pers. vnw.
e

gen.-acc. 3 vr.mv. Voor volledig vormenbestand en


toelichting zie onder ana ku): zij, die, dat, deze; CAD
1 they; 2 those, the aforementioned;
, (subst.; pl. tantum; !s^anu; oud-akk., OB, SB;
ka
s (me
s )): urine;
, (subst.vr.; mv. sinna tu, vaak in dualis sinna (n);
vanaf oud-akk.;  zu): tand;
AHw \Zahn"; CAD 1 tooth, 2 elephant tusk, ivory; 3
tooth, tine (of a comb, a saw, a harrow), blade (of a
plow, a threshing board, a hoe)
1 zaqtuma sinn (G stat. v. zaq
a tu `puntig z.'; - dualis
acc. mv., een acc.adv., in het bijzonder een acc. v. betrekking: `wat betreft tanden', `ter zake tanden'), lett.:
`zij zijn scherp van tanden' ) `ze hebben scherpe tanden' Ee-i-135
2 sinn
asunu nas^a imta, (G stat. v. nasu^ `dragen'; imtu
`gif'): `(dan) dragen hun tanden gif' in Ee-iv-53 gezegd
van paarden, maar komt ook veel voor bij demonen.

snatu

sinnu

!

logogra sch:


7 zumes-su i-hi-la
 v. hia lu `afscheiden',
3 sinn
asu ihlla (G pres. 3e p.mv.

`uitscheiden' (van bloed en etter); ofG pret.mv. ihilla ;
 zu sinnu `tand' hier dualis toch met mes): [hij
heeft koorts en] `zijn tanden geven een afscheiding'
(`zijn tanden vloeien') BAM578-i-50
 sin-ni, sinn (dualis acc.) Ee-i-135
 F K sin-na-su-nu, sinnasunu

(dualis nom.) Ee-iv-53

224

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

!

(dualis+su) BAM578-i-50

sipru , (subst.; st.c. sipir, !saparu `zenden' etc.): 1 boodz


ume
s -
su



s inn
a
su

schap, missive; 2 werk, arbeid, daad; zie toelichting bij


!sipru onder !saparu op pag. 212

 V} !

(gen.) erra-i-131

s i-pir-
su
, 
s ipir
s u (st.c. +
s u) Ee-vi-67


s ip-ri


s ipri

van kleine stukken roerend goed, waarover vaak niets


schriftelijk wordt vastgelegd.
, (subst.vr.; bij !wasa pu; mv. sipa tu dualis sipta n;

vanaf oud-akk.;
en):
gebedsbezwering, bezwering;
AHw \Beschw
orung"; CAD incantation, spell; elke
(gebeds)formule (\legomena") van de (w)asipu; vgl.
het nomen siptu met het hypothetisch ww. *(w)asa pu
bij (w)asipu, het paar biltu `last', `talent' waba lu `dragen' en het paar subtu `woning', (w)asa bu: de nomina
zijn gevormd uit de wortel met weglating van de eerste

radicaal w. [het logogram
en wordt gebruikt bij de
aanvang van de text van de bezwering; en soms afgesloten met  tu6 en, dat samen ook `bezwering'
betekent.]
1 libnima sipta il
u linuh u (G prec. v. ban^u `scheppen',
 hij [Marduk] een bezwering
G prec.mv. v. n^ahu): `laat

maken/uitvinden, opdat de goden tot rust komen/bedaren' Ee-vii-11 [een bezwering in dit geval niet bestemd
tegen boze demonen, maar eerder een gebed dat de goden doet bedaren]

"

"

"


en

"

, siptu Sin3-36, Ee-vii-11

sipt.u , (subst.)
D
siqlu , (subst.; S


s i-pit
s ipit
. 
.

(st.c.) Erra-i-133

g
n, !
s aqa lu `betalen'): `sjekel' =

ca. 8.3 gram, onderverdeeld in 180 ut.t.atu,
s e,
`(graan)korrels'. 60 gin vormen 1 mana !man^u `mine',
dus ong. 500 gram. Zie verder onder %gewichtseenheden: 60 mana = 1 gu(un)
, (subst.;
E h alussa): saus, vissaus; wsl. gekruide saus van vis of sprinkhanen;
h !gazi!
X D I # alussa gazisar
kab-ru-ti nag
1 siqqi kas^e kabr
u ti isatti (kabru ti `dik', vr. vanwege `mosterd', dus \vissaus van dikke mosterd" en niet
\dikke mosterd-vissaus"; mosterd is bekend om zijn digestieve eigenschappen bij vet eten, hier als braakmiddel; a# nag = \mond  water" hier G pres.3e p.enk. v. sat^u `drinken'): `vissaus van dikke mosterd
moet hij drinken' BAM578-i-15
h   siqqu BAM578-i-15
, (ook serhu, sir u) !sir u(m)
 , (subst.vr.;
 <*sirktum; ook seriktu; pirist-nomen
bij !sara ku `schenken') geschenk etc.; zie toelichting
bij !siriktu onder !sara ku op pag. 215
, (subst.; Sum. leenwoord, !sertu): zonde; schuld,
straf;
, (subst.; ook seru, sirru, tru; mv. sru ; vanaf OA,
OB; !uzu! uzu, ook determinatief voor vleessoorten en
lichaamsdelen):
vlees; (orakel) voorteken, teken, (on)heilsteken, (uit ingewandenschouw: lever, darmen of longen); sru of sru
ook: lichaam, leden; (mv. vaak voor `lichaam')
AHw \Fleisch", \Leib"; \Eingeweide-omen"; CAD
1 esh; 2 kin, one's own esh and blood; 3 meat;
4 ominous part, (examined in divination) ominous

siqqu

sirhu
siriktu
srtu
sru

 s sa
al u


s ah

siprutum , (subst.; !saparu): `vuistpand', de pandgeving


siptu

sign,
1 sram t.ubbu : vreugde geven (aan), (lett.: het vlees
van : : : prettig maken)
logogra sch: !uzu! !uzu! 5
uzu
gud
uzu


2 sr alpi sr sah^ `rundvlees (en) varkensvlees' BAM


578-i-2

! 

!uzu!
|
uzume
s -
s u tab-ku
3 sr
usu tabku (!uzu! uzu sru `vlees', G stat. v.
taba ku `uitgieten'): lett. \zijn vlezen zijn uitgestort"
) `hij is heel mager', `hij lijdt aan vermagering' BAM-

578-i-30

!uzu!
!uzu!

(st.c.) CH-i-47
(st.c.) BAM578-i-2


su
 
s
r
u
s u (mv.) BAM578-i-30


s i-ir 
s
r

!
uzu


s
r

sir u(m) , (subst.vr.; ook ser u(m), serhu, sirhu; vanaf




uzu me
s-

oud-akk., OB; O

 ): ploegvore, zaadvore; akkerland; astron.: sterrenbeeld, deel van de Maagd (Virgo)


ab s
in

AHw \Saatfurche"; CAD 1 furrow,

2 cultivated eld, 3
(a linear measure) 4 (part of constellation Virgo)
1 sa sark
usu meresu sukussu ser u (stat. sara ku
`schenken' +u + resumptief su(m); sukussu `onderhoudsperceel' hier ander litt. woord voor `akker'): `aan
wie geschonken zijn: bouwland, akker en akkerland' Ee-

sistu I !
vii-73





s i-ir- u, 
s ir u LL-M
s -ii-125 Ee-vii-73




s i-ir- i, 
s ir i (st.c.) erra-i-135
, ( sas^u `roepen') `roep'
, (subst.; OB, SB, NA, NB): gewricht;
AHw \Handgelenk", \Fugelenk" CAD B joint (?),
wrist;

, Gtn imp. v. !sa  a lu `vragen'
, G imp. v. !sat^u `drinken'
, (ook sit.ertu, sit.ru; subst. bij !sat. a ru
`(op)schrijven'): het geschrevene, inscriptie
, (ook sit.irtu, sit.ertu; subst. bij !sat. a ru
`(op)schrijven'): het geschrevene, inscriptie
, (vr. v. sina II , ook sena, st.c. sin): !sina II `twee'
, ( ): 2/3
, (subst.; <*sintu !*j/wasa nu `slapen'; ook: sit.t.u;
OB, SB): slaap;
AHw \Schlaf"; CAD sleep;
: sit-tu, sittu (nom. casus pendens) Ee-i-64
sit-tum, sittum (nom.) Ee-i-65
, (subst.vr.; ook sittu, stu; vanaf oud-akk.;
!kid2! ibtak4 ): restant, rest

AHw \Ubrichgelassene",
\Rest"; CAD rest, remainder,
balance;
, ww. !s^et.u `minachten'
, (subst. !s^et.u `minachten') `minachting (tonen)'
, (subst.; ook sezibu, sizibu, zizibu; vanaf OB;
ga): melk;
AHw \Milch"; CAD 1 milk, 2 
s a sizbi suckling;
, (ook sezibu, sezbu) !sizbu `melk'
, (onafhank., losstaand ofwel absoluut pers. vnw. nominatief 3e m.enk. Voor volledig vormenbestand en toelichting zie onder ana ku): die, deze, dat
1 awlum su
 ittu ramma, (G perf. vent. v. t^aru `terugkeren'): (indien) `deze man terugkeert'
2 su
 u tadiq (Dt pret. v. edequ): (nadat Ea Mummu's
kroon heeft afgepakt:) `en h bekleedde zich er zelf
mee' Ee-i-68

sistu II

sita al
siti
sit.irtu
sit.ru
sitta
sittan <
sittu I

:
:
sittu II
s^t.u
st.tu
sizbu

sizibu
su

225

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

3 sipru su
 (sipru `werk', `daad'): `de daad/dat werk'
in Ee-vi-37 het scheppen van de mens, \is niet geschikt
om te begrijpen"
4 su
 u absu `hij met zijn vader' (een enkele keer
wordt u als het voorzetsel `met' gebruikt; v. Soden
x114i)
}
, su + ma ter markering van het logisch predikaat: hijzelf (en niet een ander)
5 su
 li  abbitma (N prec. v. aba tu, `vernielen', verwacht 1 b): `h (die, die ene) moet omgebracht worden' Ee-vi-14
6 su
 ma rama nsu ipat.t.ar, (G pres.; rama nu re exief
pronomen `zichzelf'): `(dan) moet h zichzelf loskopen'

su ma

b>

CHx32

CHx136, Ee-i-68, Ee-vi-14

{su , suf x bezit. vnw. 3e p.enk.



s u-
u 
su


zijn; in tijdsuitdrukkingen heeft het een distributieve of demonstratieve


kracht (een Sumerisme <sux bi), bijv.
1 ina u
 msu : `op datzelfde tijdstip';
2 u
 msu : `(gedurende) zijn dagen', `zijn hele leven'
hier {su bezit. vnw. verwijst naar Hammurabi.
}
, = (adi/ana) X-su: X-maal Xvoudig, in X-voud
, suf x p. vnw. accusativus 3e m.enk. zijn; vr. is {si

, een plaatsnaam(van niet al te bekende
plaats);
 adikanni
&
 uru su-a-di-ka-ni uru Su

(adi/ana) X-su

{
su
Su adikanni

b C

(plaatsnaam) T97-ii-7

suanna , (subst., stadsnaam < Sum. suanna, lett. \hand

van An") litt. naam voor Babel



1 Suanna
a l sar ila ni (st.c. v. a lu `stad' en sarru `kon
ing') `[De krijger Erra begaf zich naar] Suanna,
de stad
van de koning der goden' (epitheton van Marduk) errai-124


2 Su-anna-ma
tapaqqid (G pres.2e p.enk. v. paqa du) `S,
daarover voert gij [Erra] het gezag' erra-iii-D8

F su-an-na Suanna
(`Babel') erra-i-124

suasi, s^asi , onafhank.,


losstaand ofwel absoluut pers.
e

vnw. datief 3 m.enk. Voor volledig vormenbestand en


toelichting zie onder ana ku
a ni suasa ultesibsi (S perf.,
1 d Anum ina puhri il

in later tijd (na MB) wordt door dissimilatie s> l
voor dentalen d, t en sybillanten s, z, vormen van de
abs. pronomen lopen door elkaar, verwacht sua ti): 'A.
vestigde haar [de troon]/deed haar plaatsnemen in de
godenvergadering' Ee-vi-94
2 mamman ina il su  
asu la umtassalsu (Dt pres. v.
masa lu, in D `iem. vergelijken met', Dt `zich gelijkstellen' of passief: `vergeleken worden'): `laat niemand
onder de goden zich met hem meten' Ee-vii-14

b CCbU
b
suati, suatu, s^ati

,
(abs. pron. 3e p.enk. datief) Ee-vi-94
e

s u-a-
s u, 
s u
a
s u (abs. pron. 3 p.enk. datief) Ee-vii-14

s u-a-
s
a 
s u
a
sa

, (onafhank., losstaand ofwel absoluut


pers. vnw. gen.-acc. 3e m. en vr.enk. Voor volledig
vormenbestand en toelichting zie onder ana ku): die,

dat
met voorzetsels (substantivistisch):
1 ana su
a ti: in ruil daarvoor, net als dit het gebeuren
zojuist verteld
2 u in
a (n) kma sua tu, lett.: \en de ogen eveneens

deze" ) `en de ogen desgelijks' (kunnen alles zien) Eei-98

adjectivisch gebruik (anaforisch pronomen):


3 bt awlim su
a ti: `het huis van die man'
4 aran dnim su
a ti, CHx4: `de straf die uit die rechtszaak voortvloeit', sua ti is anaforisch gebruikt, d.w.z.

duidend op een zaak die zojuist genoemd is.


5 awltam su
a ti iqallusi, (G pres. v. qal^u `verbranden'), lett.: `die vrouw, ze zullen haar verbranden'

bC

CHx110

Sil-A-84

suatu , soms voor !suati, s^ati


b C : , (i.p.v. ) Ee-i-98
subalkit , imp. v. (4-rad.) !nabalkutu
subalkut , stat. v. (4-rad.) !nabalkutu
subalkutu , inf. en verb.adj. v. (4-rad.) !nabalkutu
subarr^u , (<Sum., subst.; ook suparr^u; mv. subarranu; SB,

s u-a-ti 
s u
a ti


s u-a-tu 
s u
a tu


s u
a ti

NB): bevrijding,

speciaal belastingvrijdom, de vrijstelling


van belasting en diensten;
AHw \Lastenbefreiung", \Befreiung"; CAD 1 freedom
from service obligations; 2 person entitled to freedom
from service obligations;
1 innanna bel sa subarr^
ani taskunuma (G pret. subj.
2e p.enk. v. saka nu; subarr^u `bevrijding'; be-l `mijn
heer'; met sa van de ondergeschikte zin): `O Heer, nu
gij dan onze vrijheid hebt bewerkstelligd' (bevrijding
van Tia mat of van de arbeid, doordat de mens is geschapen) Ee-vi-49
J
su-bar-ra-ni, subarra ni
, st.c. v. subtu, !wasa bu `woning', mv. is suba t.
subat (zonder casus uitgang) + nomen in de genitief; voor suxen secundair verlengd tot bijv.
suba tusu/suba tsu, maar in latere dichterlijke taal
komt de pron. suf x direct achter a t/et zonder casus
uitgang, v.Soden %gagx65l.
E  su-bat-su, subatsu (`zijn woning'; hier niet >

b H

subat

b
b
su bil


s ubassu

, maar wel zo uitspreken) Ee-i-71, vi-70

E su-bat-ni, suba tni (st.c. +ni) Ee-vi-144


, S imp. v. !(w/b)aba lu `dragen' etc.
, S inf v. !bar^u `zien', `waarnemen'
, (<*sibtu; st.c. subat; !wasa bu `zitten', `wonen'
kitu
s ):
woning, woonstede, zetel, onderkomen;
zie voorbeeld 11 (en verder) onder !wasa bu op
pag. 258
 su-ba-at, subat CH-ii-31
 I su-ba-ti-si-in, subat+sin(a)

subr^u
subtu


bb
b
}
su bul
CH-iv-14,15

E


s u-bat-su, 
s ubatsu (`zijn woning'; hier niet >
, maar wel zo uitspreken) Ee-i-71
D sub-tam, subtam (acc.) Ee-vi-64
, S stat. v. !(w/b)aba lu `dragen' etc.
, S inf en S verb.adj. v. !(w/b)aba lu `dragen' etc.


s ubassu

su bulu
su burru , (subst.; ook supurru; vanaf OB; 

 r): anus;
du
\After"; CAD 1 buttocks, rectum, anus; 2 rear,
bottom;
 r;
, (subst.; ook supurru; vanaf OB;
du
ku;
In dit teken zijn een aantal oorspronkelijk verschillende
tekens samengevallen. Het teken gaat terug op het pictogram dat een paar billen voorstelt. De betekenissen
hangen samen met `zitten', `installeren', `achterwerk',
 r = ku 
du
s uburru `anus', se = ku z^u `uitwerpselen';
etc.):
anus; achterwerk AHw \After"; CAD 1 buttocks, rectum, anus; 2 rear, bottom;

AHw

suburru

226

!

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

>

!sig7!
|
ina dur-su gis-su sig7
u-tab-ba-kam
1 ina suburrisu isarsu urqu utabbakam ( gs
isaru `penis' of jongere nevenvorm (m)usaru, bij eseru
`recht zijn', dus \het rechte lichaamsdeel"; !sig7! sig7
(w)ara qu, (w)arqu, urqu `groen/geel z.', resp. subst.
`iets groens'; D pres.vent. v. taba ku `gieten', `uitgieten'): `er stroomt uit zijn anus en zijn penis iets groengeels' BAM578-i-29
a ana dur-su dub-ak
2 ana suburrsu tasappak/tatabbak ( dub G pres.
2e p.enk. v. sapa ku `uitstrooien' of G pres. 2e p.enk.
v. tab
a ku `uitgieten'; dub ook: sara ku `verstrooien'
(van meel)): `in zijn anus gieten' (een klysma/lavement/darmspoeling geven) BAM578-i-48

!
!

BAM578-i-29, 48

su dutu , (subst.; psuf x !{utu, {ut vormt abstracta; bij


d
ur-
su


(ina) 
s uburri
su

!id^u/qad^u,

jd, SB): bekendmaking van document


voor de stadspoort, bijv. koninklijk besluit over vrijlating;
AHw 
s u d^utu \Ankundigung", \Kundmachung"; CAD
edict;
p
, 4 rad. wortel shrr ; imp. v. !suharruru `stil
 zijn')


, ww.; ook sahurruru, suhurruru, suhruru;
 vanaf OB; 4 rad. wortel pshrr ; dezgn. s-groep,
 met

een stam analoog met de D en zijn Dt en Dtn-afgeleiden;
D pres. usharrar, mv. ushar(r)arru , D pret. usharrir,
 arrur, ook (OB): sahur, vr.
D imp. suharrir, D stat. suh


sahurrat, mv. sahurru ; 


bewegingsloos z/w., stil z/w., zwijgend verstarren;
AHw \starr s/w.", \totenstill s/w."; CAD 1 to become
dazed, still, numb with fear; 2 to abate, to subside;
, (subst.) kopergroen; AHw \Grunspan"
 1 patarni ina la tabahi ittadi suhtu (-ni bezit. vnw.
. 
 nad^u `werpen')
`ons'; G inf. t.aba hu `slachten';
G perf.

lett. 'ons zwaard in het niet-slachten hij werpt kopergroen' ) `ons niet-gebruikte zwaard is onder het
kopergroen gekomen' erra-i-91
: su-uh-tu suhtu erra-i-91
, S inf v. !ah a zu `nemen'
 NT

 inf gen.) CH-v-18

s u-hu-zi-im, 
su
 huzim (S


, (st.c. saka n; ook !saka nu, !sukuttu): sieraad,

suharrir
suharruru

suhtu

su huzu
b
sukanu
waardevol iets
suk^enu , (ww.; 4 rad. wortel psk (e/)n ; OA: suka

unu;
vanaf oud-akk.; de zgn. S-groep, met een stam met vormen waarvan het vocalisatie-patroon analoog is met
de D en zijn Dt en Dtn-afgeleiden; pres. usk^en, mv.
uskennu , pret usken, mv. uskenu , perf. usteken, mv.
ustekenu ;
kizaza):
buigen, neerbuigen, zich neerwerpen;
AHw \sich prosternieren", \niederwerfen" (vor Gott u
Konig); CAD 1 to prostate oneself; 2 to submit, to do
obeisance; 3 to make submit;
1 sim
a t d Marduk ull^u sunu uskennu (D pret. mv. v.
el^u `hoog zijn'; pres. mv. v. 4-rad. sukenu; omstandigheidspresens: \maakten zijn lot verheven, terwijl : : :"):
`zij gaven Marduk hoge lotsbestemmingen, terwijl z
zichzelf ter aarde wierpen' (gebaar van eerbied) Ee-vi-96
}
of
, G part., ,
J c masengag: horige, soms: tempeldienaar; een
stand tussen die van de !awlum `vrije burger' en


JJ

muskenu musknu



!wardum `slaaf'.

Staat maatschappelijk dichter bij


awlum, maar verplicht tot zekere herediensten. Vaak is
het vooral een kwestie van verschil in vermogen, waarbij de muskenu minder gegoed is. In de Codex Hammurabi is de geldboete voor een arts bij een mislukte
oogoperatie verschillend voor een awlum, muskenum
en een wardum. Een muskenu kan zelf een wardum
hebben (vgl. Codex Hamm. x15)
, S imp. (su kulu) v. !aka lu `eten'; verba primae Alef,
a-klasse; (Ass.: sa kil)
: S inf v. !*kala lu, voltooien, completeren, tot een
einde brengen, volbrengen, volmaakt uitvoeren
= a ; mu-sa-ak-li-il, musaklil

su kil
suklulu

 part.) CH-i-57
(S
, S stat. v. !aka lu `eten'; verba primae Alef, a-klas-

su kul
se; Ass.: sa kul
su kulu , S inf en verb.adj. v. !akalu `eten'; verba primae
Alef, a-klasse; Ass.: sa kulu
sukussu , (subst.vr. < Sum.; ook sukusu; OB, SB; mv.

suku sa tu;


!pad! asasuk): onderhoudsperceel, litt.
voor akker;
AHw etwa \rechteckige platte"; \versorgungslos", \Unterhaltsfeld"; \cylindrische Tiara"; CAD A. subsistence holding, allotment of land; B. (a divine headdress)
1 sa sukussu hegalli us.s.abu ana m
a ti (D pret. subj. v.

was. a bu in D `toevoegen';
verwacht sukussi, maar eindvocalen klinken in hoge mate gelijk; ma tu `land' bijna
syn. met `mensen'): `[Marduk] die akker na akker van
overvloed geeft aan het land' (erbij geven) Ee-vii-8
2 sa sark
usu meresu sukussu ser u (stat. sara ku
`schenken' +u + resumptief su(m); ser u `ploegvore'
ook ander woord voor `akker'): `aan wie geschonken
zijn: bouwland, akker en akkerland' Ee-vii-73
 su-ku-us-su sukussu Ee-vii-8, vii-73
, (subst.vr. <*sukuntu; normaal st.c. sukutti, litt.
st.c. suknat; vanaf OB; NA ook sakuttu; bij !saka nu):
sieraad, waardevol iets; of collectief: waardevolle dingen; ook
wel: attribuut, ambtsteken, uitrasting, onderscheidingsteken,
regalia (waardigheidstekens)
AHw \Ausstattung", \Schmuck"; CAD A: jewelry; B:
(or suquttu unknown mng.)
1 u(w)addisumma suknat m
usi (D pret. v. *wad^u Dtantum `bestemmen', `toewijzen'): `hij [Marduk] wees
hem [de maangod] de parel van de nacht toe' Ee-v-13
(de maangod krijgt de maan als zijn sieraad; suknat
musi is (wordt hier) epitheton van de maangod)


s u-uk-nat, 
s uknat (litt.st.c.) Ee-v-13
I su-ku-ti, sukutti (acc.) erra-i-127
, (subst.; ook sulluma nu; mv. sulma na tu; vanaf MB, MA; geschenk; zoals uitgewisseld door koningen onderling, aangeboden aan hoge functionarissen of
ge-o erd aan de goden; CAD 1 well-being, health; 2
present, gift; 3 retaining fee, gratuity;
1 sulm
a nu su t (nominale zin) `dit is een geschenk'

bt

sukuttu

b n
b
sulmanu
V

T97-ii-9,10
!shul! K

sulmu , (subst.; st.c. sulum, !salamu;


s ul-ma-nu 
s ulm
a nu

(nom.) T97-ii-9

silim; vaak als


-mu of
silim-me; vanaf oud-akk.):
gezondheid, veiligheid, heelheid; vgl. sal^om, de Israelische
groet.
AHw \Unversehrkeit", \Vollst
andigkeit", \Gesund-

silim

227

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

heid", \Wohlsein", \Heil", \Gru"; CAD 1 well-being,


health, completeness; 2 ceremony of greeting, court audience; 3 peace, safety; 4 end, completion 5 bubble (of
oil); 6 (a crease on the sheep's liver)
1 ina sulmim, (adv.): `op behouden wijze', `behouden
en wel';

b V

b
sulm^u
>
suluhhu < 

(gen.) H.Sip. 23,24


su-ul-ma-ni-is, sulma nis (adv.) CH-iv-44
, S inf v. law^u, lam^u !law^u `omsingelen', `omslui
s u-ul-mi-im 
s ulmim

ten'

!shul! =


s ul-mu-
u 
s ulm^
u

 inf) Ee-iv-41
(S

, ( su luh): ritueel, handwassing, reiniging; (<Sum:





gebruikt)
s u `hand', luh `wassen', maar ook voor andere rites


bA

(st.c.) CH-ii-1


 
su luku , (regelmatige)
S inf v. het verder onregelmatige
!alaku `gaan'
sulusa , (telwoord !sulsu `3` + pron.suf.+suf.a , mogelijk

s u-luh 
s uluh

de Akk. schrijfwijze van 3-(ta)am): gedrieen, ieder van


ons drieen, telkens drie, elk drie
1 nnuma sulus
a nittab^ sumesu (G perf. of Gtn pret.
1e p.mv. v. nab^u `noemen'): `w hebben elk drie namen
gegeven' Ee-vi-159

bU

Ee-vi-159

sulustu , (substvr. purrus-type):



s u-lu-
s
a 
s ulu
sa


`iets wat in drieen is


gedeeld' ) een derde, verb.adj. `door drieen gedeeld'
I
su-lu-us-ti 9 u4 me la
1 su(l)lusti 9 u
 me tas.ammad (la = lal als ww. vorm
mat.u^ `te kort schieten' en s.ama du `aanbinden', `ombinden' (tech. term voor het aanleggen van compressen) hier G pres.2e p.enk.): `(en moet je) een derde van
9 dagen ombinden' BAM578-i-7
I su-lu-us-ti sulusti BAM578-i-7
, suf x van p. vnw. dativus 3e m.enk. aan hem, voor
hem, vr. {sim.
, su + ma ter markering van het logisch predikaat:
h, hijzelf (en niet een ander); hij immers
1 su
 ma rama nsu ipat.t.ar, (G pres. !pat. a ru `loskopen'): `(dan) moet h zichzelf loskopen' CHx32
2 su
 ma za ninsunu `[Marduk] hij immers is hun verzorger' (de verzorger van hun cultus) Ee-vii-7


s u-ma ra-ma-an-
s u, 
su
 ma ram
a n
su

b

Z }

b

{sum
su ma

bVHV b
b>V
su ma
CHx32


s u-
u-ma 
su
 ma

(`hij is') Ee-vii-7

, -ma ter markering van de nominale zin hij is


1 s
a lit.sunu su ma, (G part. v. sala t.u `heersen' +suf x
sunu): `hij is hun heerser' Ee-i-17

bV

Ee-i-17

suma , (acc. v. !sumu `naam')


sumelu : linkerkant (vgl. !imnu, vr. imittu `rechterkant');

s u-ma 
su
 ma

de rechterkant wordt over het algemeen gezien als de


gunstige kant; als windrichting is `rechts' het zuiden.
Men orienteerde zich namelijk op de opkomende zon in
het oosten, het zuiden is dan `rechts' van het oosten;
vgl. de wortel met het land Jemen = het zuiden. ana
sumeli, `naar links'
}
, (acc.adv.): links
1 sumela u imna `links en rechts' (acc.adv.) Ee-v-10,
soms refererend aan \beide zijden" of \oost en west",
maar niet speci ek \links = oost" en \rechts = west",
zoals wel bij de Egyptenaren (kijkend naar het zuiden)
7 su-me-la, sumela (acc.adv.) Ee-iv-56, v-10

sumela

b

Sumeru , (het land van) Sumer

b


&

s u-me-r
-im, Sumerim
(gen.) CH-v-7,8; H.Bars. 20, 21

summa , (voegw.):

indien, als, gesteld dat ( dis in omina


en medische teksten; of E be)

!sig7! sum-ma ububuul sig7


1 summa bubu tu arqat (!sig7!
sig7
(w)ara qu
`groen/geel zijn', G stat.vr. arqat): `indien de buil
groen/geel is' BAM578-i-9
F

dish na gidim dib-su-ma
2 summa amelu et.emmu is.batsuma, (amelu casus
pendens (nom.): `indien een man, een dodenschim heeft
hem gepakt' ) `indien een dodenschim iemand heeft
gegrepen' (d.w.z. iem. ondervindt de nadelige gevolgen
van een schim) KAR184-1


su
m-ma 
s umma BAM578-i-9
F

-su-ma,

@

V@  V

dish na gidim dib

(et.emmu is.batsuma) KAR184-1


, (verb.adj. S v. mars.u, !mara s.u): `zeer ziek',

sumrus.u
`doodziek'; \ziek gemaakt zijnde";
sumsu , (soms assimilatie > sussu;

s umma am
e lu

mu-
s u): sum st.c. v.
`naam' + suf x su bezit. vnw. `zijn': `zijn
naam', vaak in nominale zin: `: : : is zijn naam'; ook:
= mubi in plante- en steenbeschrijvingen (de series sammu sikinsu resp/ abnu): : : : u4 X mubi of : : :
na4
Y mubi, `(de plant/steen : : : die er zo-en-zo uitziet)
heet X/Y'
soms > sussu `zijn naam'; assimilatie van n aan s is
heel gewoon en komt van m aan s soms voor, bijv. altijd in de mimatie van de ventivus uitgangen -am en
-nim: *-amsu > -assu, ook *-amku > -akku
su-us-su, sussu (<sumsu `zijn naam') Ee-vi-101
, (subst.; mv. sumu en suma tu, = mu): naam,
nageslacht; soms ook zoon;
1 salsu sumsa `haar derde naam' Ee-vi-90
2 i nimb^ema hass
a sumesu (G cohor. 1e p.mv. v. nab^u
 <ninbi): `kom, laten we hem (dus)
`noemen'; <nibbi
zijn 50 namen geven' Ee-vi-121 (In tablet vii volgen de
50 namen van Marduk)
3 GN1 GN2 sum izzakr
u , (N pret. v. zaka ru `spreken', `benoemen'): `GN1 en GN2 werden met namen
genoemd' ) `ontvingen namen' Ee-i-10 (waarin de goden geschapen werden)
4 sumka azkur, (G pret. 1e p.enk. v. zak
a ru): `ik heb
uw naam aangeroepen' Sin1-20b
5 luszizma lull^
a lu amelu sumsu (S cohor. v. izuzzu in
S `creeren'; lull^a Sumerisch leenwoord voor `mens', geleerd woord, daarom misschien te vertalen met `homo
sapiens' of `genus homo'; amelu lu sumsu is een nominale zin): `ik wil het genus homo maken, zijn naam zij
\mens" ' (creatie van de mens in het scheppingsepos
Enu ma elis) Ee-vi-6
}
, alles wat zijn naam (ook maar) is,
hetzelfde als alleen mimma alles;
}
, (lett.: iem. `bij zijn naam noemen') uitverkiezen, tot een (hoge) taak roepen;
}
, lett.: \een naam zetten", (1 ) zich
een naam verwerven, (2 ) zich een zoon verwerven. Met
deze dubbelzinnigheid heeft men een modern psychologische verklaring gegeven voor Gilgames uit het gelijknamige epos. Hij had zich geen zoon verworven en
was daarom ter compensatie uit op roem.

!sumu

sumu

mimma sumsu
sum nab^u
sumam sakanu

228

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

}sussu , (<sumsu): `zijn naam'; assimilatie van n aan


s is heel gewoon en komt van m aan s soms voor, bijv.
altijd in de mimatie van de ventivus uitgangen -am en
-nim: *-amsu > -assu, ook *-amku > -akku
~

s um-
s u, 
s um
s u (st.c. +
s u) CH-i-17
su-ma-am, sumam (acc.) Sil-A-12

bb Vb
bb b!
b!

(acc.mv.) Ee-i-10
(acc.mv.) Ee-vii-144
su-us-su, sussu (<sumsu`zijn naam') Ee-vi-101
=
-ka, 
s umka (+ka) Sin1-20b
=
-
s u, 
s um
s u (+
s u) Ee-vi-6
=
-
su
, 
s um
s u (+
s u) Ee-vii-119

s u-mi 
s um



s u-m
e-
su 
s um
e
su

mu

mu

su mu , (subst. pl. tantum; plantennaam vanaf oud-akk.;


mu

sar

sum
; in NA ook met det. u; in NB ook met
det. se): knoflook; CAD garlic;
sar `plant',
`kruid', det. na kruidennamen, medicinale kruiden en
daardoor ook niet-plantaardige medicijnen; afgeleid
van pictogram voor boomgaard; sum, afgeleid van
het pictogram
voor `knoflook' dat in klank overeenkomt met Sum. sum `geven' ) sum ook nada nu
`geven';

S K
# sumsar sud ina a nu pa-tan

nag

'B

1 su
 ma tas^at ina m^e la pata n isatti (su ma ina
m^e `knoflook met water' of wsl. `knoflook in water
(mengen)'; S sud s^aku ` jnstoten', `verpulverren',
G pres.2e p.enk.; pata nu a/u-klasse litt. woord voor
`eten'; pata n status abs. `niet eten' ) `op nuchtere
maag'; ook wel als balu pata n lett. `zonder te eten',
in de praktijk (staat er vaak bij) `s morgens vroeg
voor het ontbijt; # nag = \mond  water" sat^u
`drinken', hier de patient dus wisseling van persoon
G pres.3e p.enk.): `(dan) moet je knoflook verpulveren
en hij (de patient) moet (het) met water op nuchtere
maag opdrinken' BAM578-i-14
sar


su
 m
u (`kno ook') BAM578-i-2, 14
, D stat. vr. v. !san^u, II of III .
F su-un-na-at, sunn^at (G stat. vr.) Ee-i-91
, suf x bezit. vnw. 3e p.mv.; verschijnt vaak in apocope vorm sun zijn; vr. vorm mv. is -sina
:::
K -su-nu, -sunu (sux bezit. vnw. 3e p.mv.)
, (onafhank., losstaand ofwel absoluut pers. vnw. nominatief 3e m.mv. Voor volledig vormenbestand en toelichting zie onder ana ku): zij, die, dat, deze
1 ana Ti
a mat ummsunu sunu izzakru , (+sunu; onafhank. pvnwn sunu, hier misschien vanwege het
metrum, want syntactisch niet zo nodig; Gt pret.
<*iztakru v. zaka ru `spreken'): 'tegen T. hun moeder,
spraken z (op hun beurt):' (volgt directe rede) Ee-i-112
2 ana d Marduk belsunu sunu izzakr
u (Gt pret. mv.
<*iztakru ; 2e sunu "stoplap" of \zij op hun beurt"):
`zij [de Anunnaki] op hun beurt spraken tot Marduk,
hun heer' Ee-vi-48
3 sunu l
u pash u (G stat.mv.prec. v. pasa hu `rust ge worde belast met de arbeid
 der gonieten'): de mens
den) `opdat z (de goden, op hun beurt) (dan) rust
hebben' Ee-vi-8
4 sunu likt
u nu , (Gt prec. mv. v. k^anu `vast zijn'; wensof gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke
zin vaak weer te geven als zin van consequentie \en
dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus

sunn^at
b8
{sunu
sunu

sum

gebruikt): `opdat z dan (op hun beurt) stand houden/blijven bestaan' Ee-vi-16
5 sim
a t d Marduk ull^u sunu uskennu (D pret. mv. v.
el^u `hoog zijn'; pres. mv. v. 4-rad. sukenu `zich neerwerpen'; omstandigheidspresens: \maakten zijn lot verheven, terwijl : : :"): `zij gaven Marduk hoge lotsbestemmingen, terwijl z zichzelf ter aarde wierpen' Ee-vi-96
K su-nu, sunu (onafhank. p. vnw.) Ee-i-112, vi-8

 a;
, (subst.; SB; met det. gis , ook u ;
s ena
F senaa; K senu): kuisboom, sun^u-boom (iets
accacia-achtigs) CAD A (a shrub);
J>
K 12 sla gis senu


1 12 q^
a sun^e ( K senu meestal
s ena
of senu sun^u `sunu-boom', `kuisboom', iets accaciaachtigs): ` 12 q^a kuisboom' BAM578-i-4

K !shinig! ina agis sunu gis sinig
2 ina m^e sun^e bni (wsl. wordt bedoeld \zaden van
: : :"): `met water van de kuisboom, tamarisk ' BAM578-

sun^u

(o

C( b

o
b
{sunusi(m)

i-13

K
K


s enu


s en^
u


s unu


s un^
u

oC

BAM578-i-4
BAM578-i-13

, suf x van p. vnw. dativus 3e m.mv. aan hen,


voor hen, vr. vorm is {sinasi(m).
, onafhank., losstaand ofwel absoluut pers. vnw.
datief 3e m.mv. die, dat, deze Voor volledig vormenbestand en toelichting zie onder ana ku
, suf x p. vnw. accusativus 3e m.mv. hen, vr. vorm
is {sina ti.

K I i-sr-su-nu-ti-ma, sirsunu tima

sunusi

{sunuti

s! V

(G pret. +sunu ti + ma) Ee-iv-111

sunuti , (onafhank.,
losstaand ofwel absoluut pers. vnw.
e

gen.-acc. 3 m.mv. Voor volledig vormenbestand en toelichting zie onder ana ku): die, dat, deze
K I su-nu-ti, sunu ti Sil-A-58p
, (4-radicalige wortel
sprr , pres. usparrar,
pret. usparrir): uitspreiden (van werpnet), uitwerpen, uit-

suparruru

breiden
1 usparrirma belum sap
a rsu, (pret.; sapa ru, saparru

`werpnet', een oorlogswapen): `de heer [Marduk] wierp


zijn net uit' (om daar mee Tia mat de vangen) Ee-iv-95
V
u
s -pa-ri-ir-ma, u
s parrirma, (pret. 4-rad. +

' V
sup^elu p b
) Ee-iv-95

ma

, (ww.; subala; voor bala !pal^u; 4 rad.


wortel sp (e)l ; OA: supa  ulum; een stam analoog
met de D; pres. usp^el, mv. uspellu , pret. uspel, mv.
uspelu , perf. ustepel, mv. ustepelu ; n.b. een dubbele
alef wordt nooit geschreven, een enkele nog wel eens,
maar meestal alleen als vocaalbreuk a-u, u-i, etc.
verwisselen, wisselen, verdraaien, draaien veranderen; ook
van kleren: zich verkleden

u
s -te-pe-el-lu, u
s tepellu (pret. subj.)

x 4 
x !
su pis
Sil-C-18

us-te-pe-el, ustep^el (Gt pres.) Ee-vii-152


, S imp. v. epesu `maken' etc.; verba primae Alef,
e-klasse; Ass.: sepis
, G imp. v. !sapa pu
: (S verb.adj. v. !wap^u, G: `zichtbaar worden', `zich
manifesteren); vaak elativisch: overduidelijk, zeer manifest; heerlijk, helder, klaar
1 S^n su
 p^u, (S verb.adj. v. wap^u, elativisch `zeer zichtbaar'): `heldere S^n' Sin1-16

suppi
su p^u

b s>


s u-pu-
u 
su
 p^
u

 verb.adj. v. wap^u) Sin1-16


(S

229

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

supurru, subst.; !suburru `anus'


su pus , S stat. v. !epesu `maken' etc.; verba primae Alef,
e-klasse; Ass.: sepus
su pusu , S inf en S verb.adj. v. !epesu `maken' etc.; verba
primae Alef, e-klasse; Ass.: sepusu
suqallil , (4 rad. wortel; imp. v. !suqallulu `hangen')
suqallul , (4 rad. wortel; stat. v. !suqallulu `hangen')
suqallulu , (4 rad. wortel; de zgn. S-groep, met een stam

sursudu
Suruppak

analoog met de D en zijn Dt en Dtn-afgeleiden; pres.


usqalla, mv. usqal(l)allu , pret. usqalli, imp. suqalli,
stat. suqallu;
hangen

suqammim , imp. v. !suqammumu


suqammum , stat. v. !suqammumu
suqammumu , (ww.; OB, MA, SB; 4 rad. wortel

psqmm ;

de zgn. S-groep, met een stam analoog met de D


en zijn Dt en Dtn-afgeleiden; vocalisatie gaat als
de St; pres. usqammam, mv. usqam(m)amu , pret.
usqammim, imp. suqammim, stat. suqammum,
rustig z/w., doodstil z/w.; heel stil z/w.;
AHw \ganz still s/w."; CAD 1 to fall silent, to become
still, subdued; 2 to cause silence;
1 Ti
a mat suqammumat ina pansunu, (stat.), lett.:
`Tia mat hield zich doodstil tegenover hen' ) `T. onderneemt geen actie bij hun aanblik' Ee-i-26
}
, (subst.; SB): stilte;doodse stilte
AHw \(Toten-) Stille"; CAD silence (of dejection),
gloom
}
, (adv.; OB, SB): \op doodstille wijze":
doodstil;
AHw \ganz still"; CAD in silence, in consternation;
!gam! =

s u-qam-mu-mat, 
s uqammumat (stat.)

saqummatu
saqummis

U 
Ee-i-26

suqultu , (subst.; 7  p, !saqalu), `gewicht'


su qurtu , (vr.
v. !su
 quru ( wqr ) )
su quru , ( pwqr , verb.adj.S !waqaru; vr. suqurtu): `zeer
duur', `zeer kostbaar', `waardevol'
surb^u , (S v. !rab^u): `zeer groot'; `groot gemaakt zijnde';
surmenu , (subst. plantennaam; ook surmnu): Cypres;
.


s
a-qu-um-mi
s 
s aqummi
s

((
( !
surqu

(adv.) Ee-i-58

ki la

\Zypresse";
e gis eren gis surmin
1 erenu surmenu (opsomming van welriekende planten voor een recept): `ceder, cypres (: : :' BAM578-i-48
e gis  surmenu BAM578-i-48
, (subst. bij sara qu): `gestolen voorwerp', `diefstal'
, (subst.; vanaf oud-akk., OB; suhus; ur):

wortel, benedenkant, bodem;
AHw \W
urzel"; CAD root, base, foundation
}
, (!-is bij nomen: \tot in de wortel"): fundamenteel, grondig
1 sursis esarra inat.t.al
u qarnasu, (G pres. mv. v.
nat. a lu `aanschouwen'; qarnu `hoorn'): lett. `zijn hoorns
keken naar het fundament van de Esarra' ) `ter
hoogte van de hemel' ? (als subject dualis dan ww.
verwacht in vr.mv. inat.t.ala ): de top van de Esagila
is zo hoog dat deze de bodem van de Esarra (hemel)
raakt. Een tempel wordt wel vergeleken met een stier
(met name de ziqqurat). Koning Assurbanipal: \ik
brak stuk de hoorns van de ziqqurat" (van de vijand). Andere mogenlijkheid, met Marduk als subject

su s.u^
suser
susib
susqu
b
susq^u
b
susub
susubu
susur
sussu^
sussu

AHw


s ur m
in

sursu

sursis

en inat.t.alu vent.: \Hij [Marduk] nam in ogenschouw


zijn hoorns [aan de top van de Esagila] ter hoogte van
het Esarra" Ee-vi-66
e

s ur-
s i
s, 
s ur
s i
s (adv.) Ee-iv-90, vi-66
: (S v. !*rasa du): S: `verankeren', `grondvesten'
, stad, het huidige Fara. Opgravingen in 190203 (Koldewey) en 1931 (Schmidt, Un. of Pennsylva
nia). Suruppak
bestaat reeds vanaf de Djemdet-Nasr
periode tot in Vroeg-dynastie I en zeker ook tijdens
Ur-III, maar is dan minder belangrijk.

Suruppak
wordt verbonden gezien met het zondvloedverhaal, stad waar het koningschap als laatste voor
de zondvloed resideerde. De stadsvorst ervan, die

ook wel Suruppak
heet, maar beter bekend staat als
Ubaratutu, Ziusudra of Utnapistim, kennen we als
de babylonische Noach. Hij zou de \heilige boeken"
hebben gered door ze vlak voor de zondvloed te begra
ven. Suruppak
geldt als de auteur van een Sumerisch
spreukenboek, dat ons in verscheidene handschriften
en redacties is overgeleverd.
De tablettenschat van Fara omvat administratieve en
literaire teksten, en vormt op de archaische tabletten na (Uruk IV, III; ur) het oudste corpus, samen
met tabletten uit Abu-Salabich, uit hetzelfde tijdvak
(Vroeg-Dynastiek II)
, S inf v. !was.u^
, S imp. v. !eseru `juist zijn' etc.
, S imp. v. !wasa bu `wonen', `zitten'
, S stat. v. !saq^u `hoog z/w.'
su-us-qu, susqu (S stat.) Ee-i-92
, S inf v. !saq^u `hoog z/w.'
 inf) Ee-iv-8


s u-u
s -qu-
u, 
s u
s q^
u, (S
, S stat. v. !wasa bu `wonen', zitten'
, S inf en S verb.adj. v. !wasa bu `wonen', zitten'
, S stat. v. !eseru `juist zijn' etc.
, (<*sunsu^, assimilatie van n aan s): S inf v. !nasu^
`dragen'
, (<sumsu !sumu): `zijn naam'; assimilatie van
n aan s is heel gewoon en komt van m aan s soms
voor, bijv. altijd in de mimatie van de ventivus uitgangen -am en -nim: *-amsu > -assu, ook *-amku >
-akku
su-us-su, sussu (<sumsu`zijn naam') Ee-vi-101
, die van (mv.) (oude vorm van determinatief pronomen mv., !sa II ): die/dat van, degene die, wiens
[hoewel het deterninatief pronomen sa alle funties kan
hebben (casus, getal en geslacht) wordt voor vr.enk.
soms !sat gebruikt, voor m.mv. su t en voor vr.mv.
!sat, als restant van de declinatie van sa]
1 su
 t tamh a ru, (verwacht: tamh a ri), lett.: `die van de
 `soldaten' Ee-i-151
strijd' (van personen) ) `krijgers',
(vgl. constructies als sa libbsa `dat van haar buik' )
`foetus')
2 ina il su
 t iskunusi(m) puhra, (G pret. subj. mv. v.

saka nu + si dat.): `onder de goden,
die voor haar een
vergadering hadden belegd' Ee-i-147
3 su
 t pulh a ti s.a nu , (G stat. mv. v. s.^anu `opvullen'):

`die opgeblazen
waren met vreeswekkendheden' Ee-iv-

su t

b}

115

>

Ee-i-147,150; iv-115

sutablakkutu
, Stn inf. v. (4-rad.) nabalkutu
sutakil , St imp. (sutakulu) v. !akalu `eten'

s u-ut 
su
t

230

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

sutakul , St stat. (sutakulu) v. !akalu `eten'


sutakulu ,St inf v. !akalu `eten'
sutakkil , Stn imp. (sutakkulu) v. !akalu `eten'
sutakkul , Stn stat. (sutakkulu) v. !akalu `eten'
sutakkulu , Stn inf. v. !akalu `eten'
sutaw^u, sutam^u , St inf v. !aw^u, atm^u `spreken'
sutb , Simp. vr.enk. v. !teb^u `opstaan' etc.
su ter , S imp. v. !wataru `uitmunten'
etc.
 imp.) Sil-C-88
b
x
b
,
(S
suteser , St imp. v. !eseru `recht zijn' etc.
sutesur , Ststat. v. !eseru `recht zijn' etc.
sutesuru , St inf v. !eseru `recht zijn'
etc.


2 u ilu sa lemneti huzu tubuk napsatsu, (G imp.;


 u hier adversatief): `maar
G pret. v. ah a zu `nemen';

!


s u-te-er-
su 
su
 ter
su

bb xx bb ?


s u-te-
s u-ur 
s ut
e
s ur

CH-xxiv-62

(St st.c.) CH-v-16


t2 gen.)
(S


s u-te-
s u-ri-im 
s ut
e
s urim

sutlumu , S-tantum, !*talamu


suttu , (subst.; L p  ;



ma
s gi6 ma
s = `bokje', `orakelteken'; gi6 = `nacht'; wsn <*suntu !*wasa nu; dichterlijk ook sunatu, mv. suna tu ):
`droom'
1 Zaqqu ilu sa sun
a ti: `Z., de god van de dromen'

Sin1-25

su tu , (subst.; ook sutu; vanaf OB; 1 


L

6 mes,

m
a
s gi


s un
a ti

Sin1-25

 

):

im u18 lu

zuiden, zuidenwind;
AHw

\Sudwind", \Suden"; CAD 1 south as one of the


four cardinal points; 2 south wind;
1

 , 
su
 tu Ee-iv-43
, S stat. v. !wata ru, S stat. vr. is su turat
su-tur, su tur (S stat. v. wata ru) Ee-i-59
 verb.adj. acc. v. wata ru)
:

s u-tu-ra, 
su
 tura (S


bb H
b
su turat
b
su turu
b H
b
suzizz
b
suzuzzu

su tur

im g
al lu

Ee-i-62

:D

CH-xxiv-80


s u-tu-ru 
su
 turu

t stat. in subj. v. wata ru)


(S

, S stat. vr. v. !wata ru


: S su-tu-rat, suturat (S stat. vr. v. wata ru) Sin1-10,

Ee-vi-104,106

, (S verb.adj. v. !wata ru): `uitmuntend' etc.


 verb.adj. v. wata ru)
:

s u-tu-ra, 
su
 tura (acc., S

Ee-i-62

: D su-tu-ru, su turu (S stat. +subj. u) Ee-vii-3


, S imp. vr.enk. v. !izuzzu, usuzzu
T T [su{zi]-zi, suzizz (S imp. vr.enk.) Ee-i-123
, S inf v. !izuzzu, S: `laten (aan)treden'; `op/aanstellen'; `doen staan'; `insstellen' ) `creeren';

ta{ , pre x pers. vnw. 2e p.enk. en mv.

jij/jullie; bijv.
G pret. taprus `jij (m.) besliste', taprus `jij (vr.) besliste'; G pres. taparras `jij (m.) beslist/zal beslissen'
taparras `jij (vr.) beslist', taparrasa `jullie beslissen'
, acc. v. !t^u `bezwering' etc.

t^a
C
, (acc.) Ee-iv-61
tabaku , (ww. a/u-klasse; ook tapaku;
ta-a t^
a

I. G-stam :

doden

tubbuku
tabaku

gieten,

dub

uitgieten;

):

AHw
\(hin)schutten", \vergieen";
1 tabak napistisu kima m^e: `dat zijn leven [zo gemakkelijk] als water wordt vergoten/heenvliet'
II. D-stam (
; D imp.: tubbik): vergieten
}
+D
, lett. `het leven vergieten' )

napista

uitstorten,

>

dood de god, die boze dingen heeft beraamd' Ee-iv-18




!sig7!
|
ina dur-su gis-su sig7
u-tab-ba-kam
3 ina suburrisu isarsu urqu utabbakam (
ku; In
dit teken zijn een aantal oorspronkelijk verschillende
tekens samengevallen. Het teken gaat terug op het pictogram dat een paar billen voorstelt. De betekenissen
hangen samen met `zitten', `installeren', `achterwerk',
 r = ku 
du
s uburru `anus', se = ku z^u `uitwerpselen';
etc.;
gs isaru `penis' of jongere nevenvorm (m)usaru,
bij eseru `recht zijn', dus \het rechte lichaamsdeel";
!sig7! sig7 (w)ara qu, (w)arqu, urqu `groen/geel z.',
resp. subst. `iets groens'; D pres.vent. v. taba ku `gieten',
`uitgieten'): `er stroomt uit zijn anus en zijn penis iets
groen-geels' BAM578-i-29
!uzu!
|
uzume
s -
s u tab-ku
srusu
tabku
4 (!uzu! uzu sru `vlees', mv. vaak voor `lichaam';
G stat. v. taba ku `uitgieten'): lett. \zijn vlezen zijn uitgestort" ) `hij is heel mager', `hij lijdt aan vermagering' BAM578-i-30
a
ana dur-su dub-ak
5 ana suburrsu tasappak/tatabbak ( dub G pres.
2e p.enk. v. sapa ku `uitstrooien' of G pres. 2e p.enk.
v. tab
a ku `uitgieten'; dub ook: sara ku `verstrooien'
(van meel)): `in zijn anus gieten' (een klysma/lavement/darmspoeling geven) BAM578-i-48
|
tab-ku tabk
u (G stat.mv.) BAM578-i-30
: tu-bu-uk, tubuk (G imp.) Ee-iv-18
|
u
-tab-ba-kam utabbakam (D pres.vent.)

!

!

>s
BAM578-i-29

e
a
-ak tatabbak (G pres.2 p.enk.) BAM578-i-48
, (ww. a/a-klasse; nevenvorm v. !waba lu),
I. G-stam (pret. v. taba lu, itbal, is gelijk perf. v.
waba lu; en perf. v. taba lu; ittabal, is gelijk Gt pret. v.
waba lu): wegnemen, wegvoeren; toeeigenen; AHw \wegnehmen", \wegtragen", \an sich nehmen"; Eng.: to
take o /away, to carry o /away, to take for oneself, to
take along;
1 tab
a lu +ma tu: \de inwoners van het land wegvoeren" ) deporteren;
|
i-tab-ba-al, ittabbal (G pres.) CHx2

it-ba-lam, itbalam (G pret. vent.) CHx9
 7 it-ba-la, itbala(m) (G perf. vent.) Ee-i-68
| 
F I at-tab-ba-al-si-na-ti, attabbalsina ti

tabalu

dub

NN *
*

(Gtn pret. +sina ti v. G: (t)aba lu) CH-xxiv-56

tabni , G pret. 2eem. (vr. is tabn^) v. !e ban^u `scheppen'


tabn^ , G pret. 2 vr. of G pret. subj. 2 vr. v. !ban^u `scheppen'
tabnia, tabn^a , G pret. 2e mv. of G pret. subj. 2e mv. v.
!ban^u `scheppen'
tabniu , G pret. subj. 2e m. (vr. is tabn^) v. !ban^u `scheppen'
tabsutu, sabsutu , (SB ook sabsutu, !sabsutu): `vroedvrouw'
tab^u , NB vorm v. !teb^u `opstaan'
tadmiqtu , (!damaqu `goed z.'): `renteloos voorschot'

231

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

tah azu , (subst. Gt-vorm bij !ahazu; b

m
e;
`veldslag', `strijd', `oorlog'; (eig.: `handgemeen'); zie verder
onder !ah a zu op pag. 8
T ta-ha-zi, tahazi (gen.) Ee-i-144

ta-ha-za, t
a h
a za (acc.) Ee-iv-55


 ta-ha-zu, ta h a zu Ee-vi-24, 30
b sa , (ilu ) sa ta h a zi Ee-iv-92

, (subst. bij wia s.u; ook ta stu): verlies; AHw
\Minderung", \Verlust"; Eng.: loss, de cit;

, (subst. bij !aw^u `spreken'; !ta wtu ook
tamittu, ta mtu, ta wtu): `orakelwoord', `orakelraadpleging'; zie voorbeeld 6 (en verder) onder !aw^u op
pag. 28.
, (subst. bij !t^aru `omkeren'; ook ta  a rtu):
terugkeer; vergiffenis;
1 GN-tajj
a r PN `GN-is-vol-ontferming'
, (adjectief bij !t^aru `omkeren'; ook ta   a ru;
st.c. tajjarti, tajjarat, met suf x tajjarta-): `barmhartig', `mededogend'; zie voorbeeld 11 (en verder) onder
!t^aru op pag. 233

ta-a-a-ra-ta, tajja rata (stat. 2e p.enk. v.

M
MJ
M

ta s.tu
ta tum

m
e

tajjartu
tajjaru

CCH

adj.) Sin3-63
, (< acc. v.

t^aka

!t^u `bezwering' + ka `jouw', `u', gen.obj.

`over u')
 ta-a-ka, t^aka (acc. v. t^u +ka) Ee-i-152
, ww. a/a-klasse; NB en NA ook i/i-klasse,
I. G-stam (onregelm. G imp. tikal) vertrouwen (op = ana,
-s of dat., (pret. soms ingressief): vertrouwen hechten aan;
AHw \vertrauen" (auf = ana, -s, dat.); Eng.: to trust
someone/something
1 sa ana k^
asa itkaluka, (G pret. subj. + ka; k^asa voor
k^asi dativus 2e p. ka herhaalt k^asa): `wie vertrouwt op
u', `degene die zijn vertrouwen op u heeft gevestigd'

takalu

Sin3-49
2 ana-dn-GN-atkal

PN Ik-vertrouwde-op-het-oordeelvan-GN
3 atkal-GN-ul-ab
as `in-mijn-vertrouwen-op-GN-ben-

ik-niet-beschaamd'
4 l
a -abassi-GN PN GN-laat-mij-niet-beschaamd!
5 aj-ab
as-GN PN GN-laat-mij-niet-te-schande-worden!
}
+
datief ,
vertrouwen stellen
op/in, veel ducie hebben in, goede moed putten uit
}
, G verb.adj., , (st.c. takil- vertrouwend AHw
\zuverlassig", \treu"; Eng.: trustworthy, true, reliable;
6 belum sa takluka napistasu gimilma, (G imp. v.
gama lu `sparen'; + napistu `redden'; -ka hier dativisch;
taklu subj. stat. < takil-u): `O Heer, redt degenen die
op u zijn vertrouwen heeft gesteld' Ee-iv-17
II. D-stam (
) AHw \zum Vertrauen bringen",
\ermutigen", \zuverlassig machen" Eng.: to cause to
trust, to encourage, to make trustworthy,
}
, (st.c. tukulti, met suf x tukulta-; mv. tukla tu
met enk. betekenis): (voorwerp van) vertrouwen, op
wie men zich op verlaten kan, hulp, bijstand, toevertrouwen
AHw \Vertrauen", \Ziel des Vertrauens", \Beistand",
\Hilfe" Eng.: trust, object of trust;
7 p Tukult-d Ninurta = `N. is mijn betrouwe'; vgl. het
Wilhelmus \Mijn schild ende betrouwe zijt Gij, o God,
mijn Heer"
8 d Marutukka l
u tukultu ma ti a li u nissu (epitheton
van Marduk; tukultu st.c., verwijst terug naar elmen-

rab^s takalu ana (


taklu

tukkulu

tukultu

ten in de naam): `M., hij is het toevertrouwen van land,


stad en zijn volk' Ee-vi-135

NN B V

it-kal-ma itkalma

(G pret. +ma) Sil-C-94

it-ka-lu-ka itkaluka

(G pret. subj. +ka) Sin3-49


~
 tak-lu-ka, takluka (+ka) Ee-iv-17
: H tu-kul-tum tukultum Ee-vi-135

taktu , (subst. bij !k^anu `vast zijn', `betrouwbaar zijn'):


`bevestiging'
takla , G pret. 2e m.enk. v. !kal^u (2e vr.enk. is takl^, 2e mv.
is takl^a)
taklimtu, taklittu , (bij D-tantum kullumu !*kalamu
`iem. iets tonen'): `aanwijzing', `verwijzing', `instructie'
~ I tak-lim-ti-su taklimtisu Ee-vi-142
, ww.; nevenvorm v. !wala du (`dragen', `voortbrengen'). De vormen met t-in x komen uit tala du en
hebben daarom een dubbele t, bijv.
7 it-ta-la-ad, ittalad (Gt pret. of G perf.v.

taladu

) CHx135

*talamu , (S-tantum),
III. S-stam (sutlumu):
wal
a du

>a

schaffen, geven

in bezit geven, toevertrouwen, ver-

;=
, u-sa-at-li-mu-nim, usatlimu nim
 pret. +nim) CH-xxiv-25
(S

talmu , (subst.):
;
;

b
V

lievelingsbroer, lieveling
,

ta-li-im tal
m

Sil-C-147

CH-ii-56
,

b c

tallik , G pret. 2e p.enk. v. !alaku `gaan'


V;

, (+sunu)

ta-li-mi- 
s u -nu tal
mi
s unu

tal-li-ki-ma tallikkima

+ ma) Ee-i-114

(G pres. 2e p.enk. +

talmdu , bij !lamadu `leren'): `student'


talukku , (subst., ook tallaktu !alaku `gaan')
ki

baan, gang,
loop; AHw \Gang", \Lauf", \Bahn";
1 t
a luksa lu iskunu [nadat de rivier] `zijn loop heeft

geconsoli-deerd'

ta-lu-uk-
s a t
a luk
s a yos-ix-71,19
, (ww. a/u-klasse)

I. G-stam
: vasthouden, vastgrijpen, houden, bezethouden,
onder beheer hebben, in bezit hebben beetpakken (ook van
de vijand); AHw \ergreifen", \fassen"; Eng.: to grasp,
to hold
1 d Mummu ittamah, (G perf.): `hij [Ea] greep Mummu

vast' Ee-i-72
G stat. (komt veel in stat. voor, ook transitief):
2 tamh 
a ku + acc.(G stat. 1e p.enk.): `ik houd : : : vast'

3 tameh rittussu, (G stat.; locativus rittu `vuist'): `hij

houdt (kruiden
om gif te blussen) vast in zijn hand'

tamahu

Ee-iv-62
4
d Erra

s.erret sam^e tamhat(a) (G stat.vr.mv., tamahu




`vasthouden') lett. \E. houdt
de teugels van de hemel
vast" ) `houdt de hemel aan de leiband' erra-iii-D3
}
, G part., `die de vijanden in een

vaste greep houdt'

III. S-stam
(
, causatief): beet laten hou
den
5 iratus(u) usatmih, (S pret.), lett.: `zij liet zijn borst

(de lotstafelen) vasthouden'
) `zij hing hem de lotstafelen om (als ambtsketen)' Ee-i-157

mutammeh ajjab
sutmuhu

}'

tam-hat tamhat(a)

,


(G stat.vr.) erra-iii-D3
(G stat.) Ee-iv-62


ta-me-eh tameh

232

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

 V

N> n
}
tamartu
Ee-vii-124

ta-me-eh-ma tamehma

(G stat.+

ma

(G perf.) Ee-i-72


 pret.) Ee-i-157
u
-
s at-mi-ih, u
s atmih (S


mu-tam-me-eh, mutammeh (G part.), CH-iii-47



it-ta-mah ittamah

 ): ge(subst.; ook ta murtu; !ama ru;


igila
schenk, begroetingsgeschenk; bezichtiging; astron.: waarneming, observatie; zichtbaar wording, verschijning (van een
hemellichaam) zie toelichting bij !ta martu onder
!amaru op pag. 14
, vr.mv. v. !tiamtu `zee'
, (door dissimilatie m<b, < tabbi, dat door assimilatie uit *tanbi ontstaan is): G pret. 3e p.enk. v. !nab^u
`noemen'

ta-am-b
e-e, tamb^
e (< tabb^
e < *tanb^
e

t^amatu
tambi

(G pret. 2e vr.enk.) Ee-iv-81


| tab-bi-ma, tabb^< *tanb^
(G pret. 2e vr.enk.) Ee-iv-81m

tamh aru , (bij !maharu), `strijd', `slag'; zie voorbeeld 16


(en verder) onder !mah a ru op pag. 124
tamittu , (subst. bij !aw^u `spreken'; ook tawtu, tamtu,

ta tum): `orakelvraag + orakelwoord' `orakelraadpleging'; zie voorbeeld 6 (en verder) onder !aw^u op
pag. 28;
E ta-mit, ta mit (st.c.) Sin1-16
E I  ta-mit-ti-ka, tamittka Sin1-17
 r): !mak
, (subst.;
damga
a ru, `koopman'; ook: `geldschieter', `bankier'; zie voorbeeld 1 (en
verder) onder !maka ru op pag. 126
, subst.; tapra s-nomen bij !mala ku: `raadgever'; zie voorbeeld II (en verder) onder !mala ku op
pag. 127
7
tam-la-ku, taml
a ku Ee-i-66
, G pret. 2e m.enk. v. !man^u `tellen' etc. (2e vr.enk.
is tamn^, 2e mv. is tamn^a
, (subst.; !masa lu II `gelijken op'): `afbeelding',
`evenbeeld', etc.; zie voorbeeld 1 (en verder) onder
!masalu op pag. 133
K tam-sil-su-n[u], tamslsunu (+sunu) Ee-v-2
tam-sil, tamsl (st.c.) Ee-vi-112
, (subst.; taprist-nomen, mv. tamt.^atu; !mat.u^ `te
kort zijn'): gebrek, armoede, vermindering, tekort(en) in
nanciele zin; ong. syn. met imt.u^; zie voorbeeld 3 (en
verder) onder !mat.u^ op pag. 135
I tam-t.a-a-ti, tamt.^ati (vr. gen.) Sin3-58
, (ww. a/a-klasse; Ass. tama u, NB tem^u) zweren;
AHw \schw
oren"; Eng.: to swear, to take an oath, (by
someone ina or acc.)
II. D-stam (
) AHw \beschworen" (bei = acc.),
\eidlich binden" Eng.: to make swaer, to adjure, to
bind by oath
}
, (subst. ook tamma mtu) AHw \Eid";
Eng.: oath
, (subst. <*tana dtu; ook tanittu, mv. tana da tu,
!n^adu of na adu `roemen') lof, roem; zie voorbeeld
II (en verder) onder !n^adu op pag. 144
, (!ana hu): kommer, zucht, moeite
 , !tanattu
 `lof', `room'

pnzm ; !tazzimtu tazzintu,
, subst.;
tezzimtu): klacht
, (subst. < Sum.; tappa -; mv. tapp^u; OA tappa um
|  tamba) AHw \Genosse", \Gefahrte", \Kompagnon" Eng.: business associate, business partner,

-M

tamkaru
tamlaku

tamnu
tamslu

} b
}
tamt.tu
}O C

tam^u

tumm^u

tumamtu
tanattu

tanehu, tanhu
tanittu
tanzimtum
tapp^u

tapp^utu , (subst. suf x !{utu, {ut vormt abstracta; st.c.

tapp^ut) AHw \Gemeinschaft", \Helferstellung", \Gesellschaft" Eng.: partnership, association, position of


helper, partner
, !tapsuhtu,
 , (ook tap
s a hu, !pasa hu) `rust'; zie voorbeeld 9

 pag. 169
(en verder) onder !pasa hu op
|
I tap-su-uh-ti, tapsuhti (gen.) Ee-vi-12
, (!tepttu; subst. bij !pet^u `openen'): `opening',
`cultivering'
, G pres. subj. 2e p.enk. v. !qab^u `spreken'

ta-qab-bu-
u, taqabb^
u (G pres. subj.) Sin3-43
, (ww. u/u-klasse; eigenschapsww.; LB ook
taqa mu; taga nu)
I. G-stam (stat. taqun/m) ordentelijk z/w., op orde z/w.
naar behoren zijn
AHw \geordnet s/w.", \gesichert
s/w."
}
, (subst.) sieraad; AHw \ordentliche Ausstattung", \Schmuck"; [de combinatie \sieraad = orde"
komt in meer talen voor; vgl. Gr. kosmos is `sieraad'
en `orde']
F lit-qu-na litquna (G prec.) erra-i-73
, G pres. 2e p.enk. v. !qab^u `spreken'
e
~
taq-bu-u, taqb^
u (G pres. 2 p.enk.) erra-i-107, 131
, (!qerebu `naderen') `voorbede' en de ceremonie, waarin de lotsbestemmingen worden toegedeeld; zie voorbeeld 10 (en verder) onder !qerebu op
pag. 178
~ : taq-rib-tu, taqribtu Ee-vi-77
, (subst. bij qat^u; st.c. taqtt; mv. taqtia tu) AHw
\Beendigung", \Ende"; Eng.: end, ending;
, (ww. a/u-klasse),
I. G-stam : slaan, kloppen, scheppen (met spade) AHw
\schlagen", \klopfen"; (stat. \ist dunkel") Eng.: to
hit, to beat, to pound;
u alla, (G pret. mv.): `de Anunnaki
1 d Anunnaki itruk
staken de spade' (`sloegen met een houweel', om de klei
te delven, die wordt afgestoken) Ee-vi-59
}
, G verb.adj., (st.c. tarik-)
Eng.: beaten,
pounded; dark, black;
D
it-ru-ku, itruk
pu, (G pret.mv.) Ee-vi-59
, (ww. u/u-klasse; 6 rr nevenvorm v. !ara ru II ;
ook ereru, hara ru)
 irrur, pret. rur, ihrur, perf. tarur =
I. G-stam (pres.
 al die r's in het
pret. v. tara ru): sidderen, trillen (met
woord hoor je 't trillen); akkeren ) opbranden AHw
\zittern";
1 itrur
a isdasu, (G pret. vr.mv. v. tara ru; a geen vent.
maar de dualis isdasu; in dualis krijgen predicaat en
attribuut de uitgangen vr.mv.): `haar benen sidderden', `zij stond te trillen op haar benen/grondvesten'

tapsahu
tapsuhtu

taptetu
taqabbu
taqanu

s>

tiqnu

taqb^u
s
taqribtu

taqttu
taraku

tarku

tararu

N H
N
taras.u
Ee-iv-90

D
it-ru-ra, itrur
a , (G pret. v. tar
a ru) Ee-iv-90
D it-tar-ru, ittarru (N pret. mv.) Ee-iv-108
, (ww. a/u-klasse)
I. G-stam : uitbreiden, uitstrekken, uitspreiden (van een net)
een net over iets werpen; AHw \ausstrecken"; Eng.: to
reach out, to stretch out, to extend, to set up;
1 ub
a na tara s.u, lett.: \de vinger uitstrekken" )
(iem.) met de vinger nawijzen, belasteren, nawijzen (+eli,
ook: +arka iem., +ana jegens iem.), +assum `ter zake
van'), niet altijd negatief;
2 ub
a na ana damiqtim tara s.u: ten goede nawijzen

233

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

3 ub
a na ana lemuttim tara s.u: ten kwade nawijzen
[roddel, achterklap en laster kwamen veel voor. Er bestaan ook rituelen om ervan bevrijd te worden. De Bab.
cultuur was een typische \shame culture" (zoals nu
Japan, de westerse cultuur is meer een \guild culture").
Men ontleent zijn waardigheid aan zijn goede naam.
Laster stelt iem. bij zijn superieuren in een kwaad daglicht en verhindert zo \inwilliging" van verlangens bij
baas, magistraat, koning en god.]

III. S-stam
(
, causatief): ong. als G uitstrekken,
uitsteken; rondstrooien (lasterpraat), aanstichten (van roddel);
IV. N-stam (
, passief): uitgestrekt worden etc.;
}
+
, 1 reiken van de hand, iemand de hand
reiken te hulp komen 2 (idioom) kiezen, selecteren, aanwij-

sutrus.u

natrusu
taras.u qatu .

zen

}tars.u , (ook ina tars.u: ten tijde van


}tirs.u , (subst., ook ters.u; pirs-type nomen (vr. pirist,
%nominale typologie) geeft meestal de daad zelf weer

(bijv. `zending' bij `zenden') of dat wat eruit resulteert (bijv. \de zending werd bij de grens tegengehouden"); nomina actioni van eigenlijke ww. met betekenisovergang naar het concrete: bijv. siprum `zending'
bij sapa ru `sturen') uitstrekking
4 tiris. q
a t d Anim (idioom) `uitverkorene van Anim'
V
ta-ri-is
. , taris
. (G stat.) CH-xxiv-48
V
u
-
s a-at-ri-is
s atris
. -ma, u
. ma

> a( ( V
N (V
(
tarbas.u

 pret. +ma) CHx127


(S

V
it-ta-ri-is
. -ma, ittaris
. ma
(N pret. <*intaris.) CHx132
IV
ti-ri-is
. tiris
. (st.c.) yos-ix-71,9

, (subst.; ook tarba s.u; bij raba s.u `zich legeren';


st.c. tarbas.; mv. tarbas. a tu) AHw \Viehhurde"; \Viehhof", \Hof" (von Gebauden) Eng.: cattle-pen, stable,
fold;
, (subst.; adv.; taprast-vorm bij rab^u `grootmaking'; ook tarbtu): majesteitelijkheid; adverbiaal: majesteitelijk; AHw tarbtu: \Gromachung"; \Aufziehen",
\Ziehkind", \Erzeugnis"
1 ina tarb^
ati maharsunu u sibamma (G pret. vent.
v. was
a bu `wonen', `zitten'): `majesteitelijk nam hij
plaats voor hen' Ee-vi-65
 I tar-ba-a-ti, (ina) tarb^ati (gen.) Ee-vi-65
, (subst.; bijrab^u `(op)groeien'; st.c. tarbt) AHw
\Gromachung", \Aufziehen", \Ziehkind", \Erzeugniss"; Eng.: raising, upbringing; foster child, a child
brought up
, (subst. bijraka bu `copuleren') AHw \Dattelpalmen-Befruchtung"; Eng.: date-palm pollination;
, (part. vr. !tar^u II ; variant van !war^u, die gedeeltelijk een eigen idiomatische betekenis heeft): kindermeisje, voedster, verzorgster, min; zie voorbeeld 1 (en
verder) onder !tar^u II op pag. 234
V : ta-ri-tu, ta rtu Ee-i-86
, (ww. -u-; Ass. tua ru(m); vanaf oud-akk.,
gi4 ):
I. G-stam (pret. itu r) omkeren, keren, terugkeren (welwillend; gezegd van goden in de zin van \zich verzoenen", tegenstelling tot !saba su zich toornig afwenden); in %hendiadys iets weer doen AHw \sich umwenden", \umkehren", \zuruckkeren", \sich reduzieren
zu", \werden zu", \wieder werden zu"; Eng.: to return (intrans.), to go/come back, to turn back, to turn

tarb^atu

tarbtu

tarkibtu
tartu
t^aru

into, to become
1 terr, (G imp. vr.enk.; de r maakt i>e): geef terug!,
stuur terug!, retourneer!
2 t
u r qibisumma, (G imp. v. t^aru en G imp. v. qab^u
in %hendiadys; +sum +ma): `beveel hem andermaal!'

Ee-iv-24
3 it
u r iqbisumma, (G pret.; G pret. v. qab^u in %hendiadys): `nogmaals sprak hij hem toe' Ee-iv-26
4 awlum su
 ittu ramma, (G perf. vent.): (indien) `deze

man terugkeert'

}gimilla + suf x of gen. + t^aru ,

iets op iem. wreken,


vergelden; ook positief: vergoeden; de persoon als genitief
bij gimillu; bijv.
5 gimillasunu terr, (G imp. vr.enk.), lett.: \doe hun

vergelding terug" ) `wreek hen!', `neem voor hen


wraak!' Ee-i-123
u terru gimillini: `O Marduk, gij
6 d Marduk attama m
zijt onze wreker' (lett.: `de teruggever van onze vergelding; -ni `onze'; hier mu terru i.p.v. st.c. mu ter) Ee-iv-13
7 eqlum ana belsu it
a r, lett.: `de akker zal terugkeren
naar de eigenaar' ) `zal weer in handen komen van de
eigenaar'
8 ana asrsu turru : `naar zijn plaats doen terugkeren' ) herstellen, restaureren, opbouwen)
II. D-stam (
, factitief, perf utter, de r maakt
i>e): terugzetten; restitueren, teruggeven (van schuld,
rente, CHx72+e); (van vergelding ) `wreken', Ee-iv-13);
ook (soms in %hendiadys met ander ww.): herhalen,
wederom doen; weer in handen komen van (= ana) (doen)
veranderen in, doen verkeren, doen terugkeren; wegvoeren
(gevankelijk, in krijgsgevangenschap)
AHw
\zuruckbringen", \zuruckgehen", \zuruckzahlen", \zuruckfuhren", \zuruckwenden", \machen zu"; Eng.: to return
(trans.), to restore, to give/take/send/put/pay back
to turn something (acc.) into something else (ana); to
take captive in war;
9 kis
a du + D v. t^aru, lett.: \de nek omkeren" ) `zich
omwenden' !kisa du
}
, D part.,}
+suf.
, (gimillu `vergelding'), lett. `hij die vergelding doet
terugkeren/te bestemder plekke brengt') `hij die : : :
heeft gewroken'
10 m
a ru muter gimillini (-ni `ons'): `de zoon die ons
gewroken heeft' Ee-vi-105
}
, (adj. van het parra s-type; vr. tajja rtu;
[parra s-type nomen en adjectieven (%nominale typologie) voor beroepen in ruime zin (beetje participiaal);
ook gewoonten en zaken die men \pleegt te doen"; nappa hu `smid', dajja nu `rechter', sarra qu `dief', wassa bu

`bewoner',
`huurder']; hier \omkerig", \omkeringsgeneigd"; `omkering' in de zin van omkeren van een
god, `zich (genadig) toewendend', daardoor vergevingsgezind, mededogen; tegenstelling tot sabsu `afkerig',
`boos' !saba su): vergevingsgezind, barmhartig, mededogend; AHw \barmherzig";
11 tajj
a ra ta d Sin: (stat. 2e p.enk.) `gij zijt vol mededogen, o Sin' Sin3-63
12 d Mersakusu : : : sabus u tajj
a r (epitheton van Marduk; G stat. sabasu `boos zijn'): 'M. kan woedend zijn,
maar vergevingsgezind' Ee-vi-137
}
, (subst.; ook ta  artu; NA mv. t^era tu):

turru

muteru, muterru
tajjaru

tajjartu

muter gimilli

234

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

terugkeer; vergiffenis;

AHw \R
uckwendung", \Ruckkehr", \Ruckmarch"; \Verzeihung"; Eng.: return, pardon;
13 GN-tajj
a r PN GN-is-vol-ontferming
a-tur, atur (G pret.1e p.enk. v. t^aru) erra-i-136
:
tu-ur, t
u r (G imp. v. t^
aru) Ee-iv-24
V ter-ri, terr (D imp. vr.enk.) Ee-i-123

i-ta-ar, it^
ar < *ituar (G pres.) CHx135

i-ta-ar-ma, it^
arma (G pres. +ma) CHx5
i-tur, itu r (G pret.) Ee-iv-26
:

it-tu-ra-am-ma, itt
u ramma

w
V
N H V
w
xw
CCH
>w b
>
>w
tar^u I

(G perf. vent. +ma) CHx27x30


: D tu-ur-ru, turru (D stat. subj. of D inf.)
CHx27x32
=
D mu-ter-ru, muterru (D part.) Ee-iv-13
= mu-te-er, muter (D part.st.c.) CH-i-64; Ee-iv-55
=
mu-ter, mut
e r (D part.st.c.) Ee-vi-105

ta-a-a-ra-ta, tajja ra ta (stat. 2e p.enk. v.


adj.) Sin3-63
; li-tur ltur (G prec.) erra-i-74
L
lu-ter lut
e r (D prec.,MB) YOS-ix-71,35

D
u
-ta-ar-ru-
s u,
e
utarr
u
s u (D pres. 3 m.mv. + 
s u) CHx18
V u-ta-ri, ut^ar(i) (D pres. met onduidelijke -i)
Ee-iv-71
u
-tir, ut^
r (D pret.) Ee-iv-71

, (ww. u/u-klasse < Gt war^u `leiden', `opvoeden';


tara ump; Eng.: to bring, to lead, to lead forth
, (ww. twu ; variant van !war^u, met gedeeltelijk
eigen idiomatische betekenis);
I. G-stam : leiden;
I/3. Gtn-stam : opvoeden
}
, (part. vr.): kindermeisje, voedster, verzorgster,
min; AHw \Kinderwarterin";
1 t
a rtu ittarrusu, (Gtn pret. met onbeklemtoonde u):
`een kindermeisje voedde hem [Marduk] op' Ee-i-86
D
it-tar-ru-
s u, ittarru
s u, (Gtn pret.) Ee-i-86
V : ta-ri-tu, ta rtu Ee-i-86
, (subst.; ook dasgarinnum, tiskarinnum,
gi
s
 g): buksboom, bukshout, waldiskarinnum;
tu
noot (?); AHw \Buchsbaum(holz)"; n.b. logogram is
ook gis tukul = kakku `wapen'
, (ww.; nevenvorm v. !wasa bu, uit Gt) `zitten',
komt in imp. voor als tasab, mv. tasba of tisab, mv.
tisba ; dus de vormen van de Gt imp. v. wasa bu; in Eevi-26 onregelmatig imp. mv. tusb
a AHw \sich hinsetzen";
 tus-ba, tusba (Gt imp.mv.) Ee-vi-26
, G pres. 2e p.enk. v. !saka nu `plaatsen'
s ta-sak-kan, tasakkan (G pres. 2e p.enk.) Sin3-51
, G imp. mv. bij de nevenvorm tasa bu v. !wasa bu
`(gaan) zitten'; ook tisba komt voor; ook tas= ts

ta
s -ba-a-ma, ta
s b
a ma (G imp. mv.) Ee-vi-73
, (etymologie onbekend): pracht, glorie, luister AHw
etwa \Pracht", \Prachtentfaltung";
1 u
 m taslti ilutka: `de dag van uw goddelijke luister',
`de dag van de glorie van uw goddelijkheid' Sin1-18
I ta-sil-ti taslti (gen.) Sin1-18
, (subst. bij D summu): bedachtzaam, (van verstand); zie verder onder !s^amu II op pag. 209
, G pret. 2e p.enk. v. !saka nu `plaatsen'
tas-ku-ni-is taskuns(u) (G pret. 2e p.enk. +
OA

tar^u II

tartu

N b

taskarinnu

(

*tasabu

tasakkan
tasba

? CV

tasltu

tasmtu
taskun

? u-apocope)
 Ee-iv-82


su

Tasmetu , godennaam;

de godin Tasmetu, gemalin van


de god Nab^u; [beiden beginnen een rol te spelen vanaf
halverwege het eerste millenium;

? x

d Tasmete (in PN) T97-ii-3

tasm^u , (subst. bij sem^u `luisteren'; ook tesm^u)


ta
s -me-te

gehoorzaamheid, wederzijds/onderling begrip; zie voorbeeld 11


(en verder) onder !sem^u op pag. 220

? 4

(gen.) Ee-iv-34, vii-20

tasna , (adv.; ook tasni): AHw \doppelt"; Eng.: double,


doubly
Tasrtum , (subst.;  ) september-october (7e
OB maand)
tatammi , Gt pres.2e p.enk. v. aw^u, am^u `spreken'

,
(Gt pres.) erra-iii-D15
ta u^m , (subst.; pars-nomen): binnenkamer; AHw \Innenta
s -me-e ta
s m^
e

du8 kug

ta-ta-mi t
a tammi

raum"; [pars- (of pers) type nomen (vr. parsat (perset), %nominale typologie) voor primaire, niet van
ww. afgeleide nomen zoals kalbu `hond', kalbatu `teef';
mar u > ma ru `zoon', ma rtu `dochter']
, (subst.) In het Enu ma elis-epos (Ee-iv-65) een
verbastering van de naam Tia mat; waarom is onduidelijk; een m tussen twee vocalen is vaak ontstaan uit
een w. In intervocale positie wisselen /m/ en /w/. De
intervocale m van het schrift werd stellig veelal als /w/
gesproken en andersom. Men sprak dus Ti-amat als
/tia wat(e)/ of /t^awat(e)/, vgl. de Griekse transcriptie  . De reduplicatie is wellicht naar analogie van
sama mu als nevenvorm van sam^u en ma mu als nevenvorm van m^u. Vgl. een naam als Hu-wa-wa ook Humba-ba voor het monster in het Gilgames-epos.

I ta-wa-wa-ti, Tawawati Ee-iv-65, vii-71


(subst. ook tamittu, ta mtu, ta tum; !aw^u `spreken'): orakelwoord, orakelraadpleging; zie voorbeeld 6 (en
verder) onder !
paw^u op pag. 28
, subst.; nzm ; ook tezzimtu klacht
, (subst. bij zak^u; st.c. tazkt) AHw \Reinigung";
Eng.: puri cation, cleansing,
dissolution;
pnzm ; ookrelease,
, (subst.;
tanzimtum, tazzintu,
tezzimtu): klacht; AHw \Klage";
1 tazzimtaka: p
`een klacht door/over jou'
, subst.; nzm ; !tazzimtu
, G pres. 2e p.enk. v. !z^eru `haten', `versmaden'
T V ta-ze-ri, tazerr (G pres. 2e vr.enk.) Ee-iv-80
, G pret. 2e vr.enk. v. !z^eru `haten', `versmaden'
T V ta-ze-ri, tazerr (G pres. 2e p.enk.) Ee-iv-80
, (ww. < *tebiu ; i/i-klasse; ook NB tab^u):
I. G-stam (imp. tibi) zich oprichten (van iets wat neerligt) zich verheffen, gaan staan, opstaan (van stoel, bed);
zich uit de voeten maken, aanvallen G-stat.: staan, opstaan,
oprijzen, klaar staan; ook: onderweg zijn; komt veel in de
stativus voor, ook als entisch werkwoord: in de aanval
zijn, in opstand komen
AHw \aufstehen", \sich erheben", \aufbrechen", \sich
aufmachen", \(politisch) aufsteigen"; Eng.: to arise,
to rise up, to stand up; to occur, to happen, to appear
on the scene; to set out
1 tib
u (w)arksu, (G stat. mv.): `zij stelden zich achter
hem op' (waren gereed voor de strijd) Ee-iv-48
2 iqabbi ana libbisu lutb^ lus.lalma, (G pres. v. qab^
u
`spreken'; cohor. v. teb^u en s.ala lu `slapen' als antoniem
= tegengestelde bet.): `zeggende tot zichzelf (lett. tot

Tawawati

tawtu



tazzimtu
tazktu
tazzimtu
tazzintu
taz^er
tazeri
teb^u

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

zijn hart): moet ik opstaan of moet ik slapen gaan?'


erra-i-16 [cohor. (luprus-vorm) niet altijd een zelfaansporing `laat ik : : :' of `ik wil : : :', maar een enkele keer
ook een vraag (coniunctivus dubititivus) `moet ik : : :?',
vooral in de orakelraadpleging]
F 
I
di
s
na
ina ti-bi-su
3 summa amelu ina tib^su (G inf. gen. + su v. teb^
u,
tib^u `staan', `opstaan'): `indien een man, bij zijn opstaan/wanneer hij opstaat' (van het bed) [medische
klachten heeft] BAM578-i-46
} , G verb.adj., , (st.c.tebi-; vr. tebtu) Eng.: standing, erect, under way; rebellious;
I/2. Gt-stam (
, reciprook; staat niet in v. Soden's
AHw):
4 sasmis ittebb^
u (Gt pres. -^u< -iu; sasmu `tweekamp'): `zij gingen over tot de strijd' Ee-iv-94
I/3. Gtn-stam (
, iteratief): kloppen (van aderen),
pulseren (van aderen);
AHw \pulsieren (Adern)",
\hammern (Schlafe)";
} , (pirs-nomen; ook tebu; st.c. tb(i), met suf x
triptotisch tbu //a ): aanval, aanval van de vijand (ook
van plagen als van sprinkhanen e.d.); ong. syn. met
tib^utu; ook de inf. teb^u, tib^u in deze betekenis; [pirstype nomen (vr. pirist, %nominale typologie) geeft
meestal de daad zelf weer (bijv. `zending' bij `zenden')
of dat wat eruit resulteert (bijv. \de zending werd bij
de grens tegengehouden"); nomina actioni van eigenlijke ww. met betekenisovergang naar het concrete: bijv.
siprum `zending' bij sapa ru `sturen']; \de daad van het
teb^u ";
AHw \Aufstehen", \Erhebung", \Aufbruch", \Angri "; Eng.: rise, uprising, attack, onslaught;
5 tb kibr
a t erbettim, (lett.: \aanval der 4 wereldstreken"; gen.obj.) = aanvaller van de 4 wereldstreken;
}
, (st.c. tib^ut, T
zi(ga)): Eng.: rising, raising, muster, levy, attack;

III. S-stam
(
, causatief): laten opstaan, (de wapens)
heffen AHw \aufstehen lassen", \aufheben", \Entfernen"; Eng.: to caise to rise; to set side, to remove;
e

at-bu-ma atb^
ama (G pret.1 p.enk.) erra-i-132
at-bi-ma atb^ma (G pret.1e p.enk.) erra-i-132
I (ina) ti-bi-su (ina) tib^su (G inf.gen.) BAM578-i-46

teb^u

titb^u

titabb^u

tbu

tib^utu

sutb^u

sVV
N }!s
>
s>V
> o N s> b V
>n V
n V
tedistu !
x b
tele u^

it-teb-bu ittebb^
u

(Gt pres.mv.) Ee-iv-94

lu-ut-bi lutb^i (cohor.) erra-i-16


I
ti-bi-u-ni, tebiu ni

(G stat. 3e p.mv. +vent. -ni (ongecontrah. ) Ee-i-129


I
ti-i-ib, t
b (st.c.) CH-ii-2
I
ti-bu-
u tib
u (G stat. mv.) Ee-iv-48
I ti-bi-ma tibima (G imp.+ma `sta op!') erra-i-13
u
-
s e-et-bu-
u-
s u-ma, u
s etb^
u
s uma
 pres. +ma) CHx5
(S
 pres. +ma)

u
-
s at-ba-ma, u
s atbama (S
erra-i-146
: tu-sat-bi-ma, tusatbima (S pret.2e p.enk. +ma)
erra-i-146

, ( edesu `nieuw z/w.'): `vernieuwing'; zie voorbeeld 5 (en verder) onder !edesu op pag. 49
I K te-dis-ti-su-nu, tedistisunu (+sunu) Ee-vii-9

, (vr. teltu, tapras-nomen bij !le u^ `kunnen', `in
staat zijn'): ` ink', `bekwaam' `ervaren' (iem. die veel
heeft gedaan), `knap', `kranig'; zie voorbeeld 5 (en

235

x >
x
teliltu
xP
teltu

verder) onder !le u^ op pag. 117


; ^ te-li-tim, teltim, (gen. vr. v. tele u^) CH-iii-49
^ Ee-i-59
;
te-le-
u, tele u
, (subst. !elelu `rein z/w.'): reiniging; zie voorbeeld
8 (en verder) onder !elelu op pag. 51
I te-lil-ti telilti Ee-vii-19
, (vr. v. !tele u^ , tapras-nomen bij !le u^ `kunnen',
`in staat zijn'): ink, bekwaam epitheton van de godin
Istar; zie verder onder !le u^ op pag. 117
; ^ te-li-tim, teltim, (gen. vr. v. tele u^) CH-iii-49
, !temmenu
, (subst.< Sum.; ook timmenu, te(m)mennu,
ti(m)mennu) stichtingsoorkonde; AHw \Grundstein",
\Grundungsurkunde"
1 nar^e-ja u temenneja ina qerbsa askun (G pret.1e p.enk. v. saka nu `zetten') 'ik heb daarbinnen mijn
stele en mijn stichtingsoorkonde geplaatst' YOS-ix-71,
31 (tekst waarop staat wie het gebouwd heeft, wsl. dezelfde tekst als op de stele, bijgezet in een kistje als
fundatiedeposito)

te-me-n
e-ja temenn
e ja (`mijn oorkonde'

temennu
temmenu

x

yos-ix-71, 31

tenestu , (subst.; mv. in NA tenesetu; meestal in mv.;


vgl. n^esu) mensen, menselijke wezens; AHw \Menschen";
1 re u
^ teneseti `herder van de menselijke wezens'

erra-i-3

tenqu , (subst. bij !enequ `zuigen') `zuigeling'


tepttu , (subst. bij !pet^u `openen'): `opening', `cultivering'
ter , (G imp. m.enk. v. !t^aru `omkeren', de r maakt i>e)

`geef terug!', `stuur terug!', `retourneer!' (G imp. vr.enk.: terr, G imp. mv.: terra )
, mv. v. !t^ertu
, G pret. 2e p.mv. v. !eresu
V te-ri-sa, terisa (G pret. 2e p.mv.) Ee-vi-57
, (subst.; ook tirhatu; st.c. terhat) bruidsprijs; AHw
\Brautpreis"; Eng.:bride-price 
, stad aan de Eufraat, huidige Tell  Asa ra, iets
bovenstrooms van Mari
, (G imp. vr.enk. v. !t^aru `omkeren', de r maakt i>e)
geef terug!, stuur terug!, retourneer!
, G pres. 2e m.enk. v. !erebu (2e vr.enk. is terrub;
2e p.mv. is terruba )
, (subst., ook ak tirs.u !tara s.u `uitbreiden') uitstrekking (bijv. van de hand)
IV
ti-ri-is
. tiris
. (st.c.) yos-ix-71,9
, (subst. bij w^arum D; oud-ap
kk. ta ertum; st.c. t^erti,
t^erta-; vr. t^eretu, mv. t^eretu ( w r ), vgl. w^aru): gebod, order, bevel, instructie, aanwijzing, richtlijn, besluit,
orakelaanwijzing extispicie (onderzoek van ingewanden):
omen (=voorteken), orakel, (vaak van de lever, daarom soms zelfst. lever(teken); AHw \Weisung", \Anweisung", \Eingewande-Omen", \Opfer-leber", \Auftrag", \Beauftragung"; \Opferschaubefund"; Eng.: direction, instruction, order, command, commision, extispicy omen, oracle, omen report, diagnosis
1 inamdin t^erta (G pres. NB-vorm): `hij gaf instructie'

t^eretu
terisa
x U
terhatu
Terqa
terr
terrub
ters.u
t^ertu

Ee-vi-18
2 (u(w)addima ana d Anim) t^eretus nas. 
a ru (Ee-vi41; D pret. v. D-tantum (w)uddu !*wad^
u; t^eretus <

t^eretsu `zijn aanwijzingen'; nas. a ru G inf. `in acht nemen'; de vraag is wat het object is, drie mogenlijkheden

236

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

!*wad^u), daarbij is: of t^eretus object bij nas. aru: `(hij

[Marduk] droeg Anu op) om diens [Anu's] richtlijnen in


acht te nemen' of t^eretus is bijstelling bij Anu: `Anu's
aanwijzingen'
3 ultu t^ereti napharsina uma  iru (D pret. subj. v.

w^aru, `sturen', `zenden';
w>m tussen vocalen): `nadat
hij [Marduk] alle geboden had gegeven' Ee-vi-45
4 kunn
a t^ereti napharsina us.ura ti (D stat. vr.mv. v.
k^anu, D: `bepalen'; us. urtu `ontwerpen', `plannen' etc.):
`vastgesteld werden alle besluiten en wetten/instellingen' Ee-vi-78 (bij de zgn. taqribtu, de ceremonie van de
voorbede in de eerbiedwaardige Esagila)
 2 part. v. eseru):
5 musteser t^eret d Anum : : : (St
d
`[Marduk] die de beslissingen van A. : : : stuurt/recht
leidt' Ee-vii-6 [Marduk wordt de topgod, die de leiding
in handen heeft en een gidsfunctie heeft, maar de andere drie oppergoden Anum, Enlil, Ea behouden hun
zeggenschap en beslissingsbevoegdheid]
6 gimri t^eretija su littabbal (Gtn pres. v. wab
a lu `besturen van mensen'; \de richtlijnen die mij gegeven
zijn" ) mijn taken, ambt, functie) `al mijn ambten/al
mijn taken oefent hij uit' Ee-vii-142
ter-ta, t^erta (acc.) Ee-vi-18
V ^ te-re-tim, t^eretim CH-iii-51
V:
te-re-tu-
sa
, t^
er
e tu
s a (vr. + 
s a) Ee-i-145
V
te-re-tu
s , t^
er
e tu
s (mv. < t^
er
e ti
s u) Ee-vi-41
V I te-re-e-ti, t^ereti (acc.) Ee-vi-45
V I te-re-e-ti, t^ereti (subject) Ee-vi-78

xxw U
xx 4
xx : 4
terub

te-ret t^
er
et

(st.c.mv.) Ee-vii-6, 106

, G pret. 2e m.enk. v. !erebu (2e vr.enk. is terub; 2e p.mv. is teruba )


, (vr. v. !teslu
, (subst.; vr. tesltu of tes.ltu, taprist-vorm bij s/s.al^u
`smeken', `bidden'; mv. tesltu):
}
, (subst.vr.; OA tasltu, NB, LB soms tas.ltu)
smeekbede, gebed
AHw \Anruf", \An ehen", \Gebet";
1 sime teslt, (G imp. v. sem^
u): `verhoor mijn gebed/smeekbede', maar ook `aanhoor mijn smeekbede'

tesltu
teslu
testu

?;I

Sin3-62

(mv. +- `mijn') Sin3-62

tesa^t , !tesiat `een negende'


tesbir , G pret. 2ep.enk. v. !seberu `breken'
tesiat , (subst.;est.c. tes^at): een negende;
tes i , G pret. 2 p.enk. v. !se u^ `zoeken'e
x 4V
,
(G pret. 2 p.enk.) Ee-iv-83
tesu^ , (adj.; vr. teseutu) negende
tesebbir , G pres. 2 p.enk. v. !seberu `breken'
tesme , G pret. 2e m.enk.
v. !sem^
u `luisteren' etc. (vr is
tesm^e, tesm^, 2e p.mv. is tesmea , tesm^a)
tesm^u , (subst. bij sem^u `luisteren'; ook tasm^u) gehoort
es-li-ti tesl
t


1
9

te-e
s -e-ma te
s e

zaamheid, wederzijds/onderling begrip; zie voorbeeld 11


(en verder) onder !sem^u op pag. 220
, (!esu^, `verwarren'): verwarring, troebelen, onlusten;
zie voorbeeld II (en verder) onder !esu^ op pag. 63
, G perf. 2e m.enk. v. !erebu `binnengaan' (2e vr.enk. is teterb; p
2e p.mv. is teterba)
, subst.; nzm ; ook tazzimtu klacht
, (subst. bij ta u; ook ti u^tu, t.ehu^tu) verzor
ging, levensonderhoud; AHw \Verp egung",
\Versor-

tesu^
teterub
tezzimtu
te u^tu


gung";
1 : : : ana nis te u
^ta liddin (G prec. v. nada nu `geven')

`om zo de mensen van levensonderhoud te voorzien' Ee-

x>

vii-122

te- u-u-ta te ^ta (acc.) Ee-vii-122


(subst.; ook t^amtu; status abs. !tia mat
eigennaam van een oergodin) zee, oceaan, zie onder
Tia mat. AHw \Meer", \See";
1 t^
ama ti galla ti lismama (gallu `golvend'; G prec.
v. sem^
u `horen') `laat de rollende/kolkende zeeen 't
horen' erra-i-70
}
, (subst.;   kaaabba): wier
of algachtige (plantennaam; komt veel voor, ook syllabisch; aabba in Sum. teksten voor `zee', `open water'; cryptogra sch  ka niet `mond', maar imb^u
dat volksetymologisch als een vorm van nab^u `noemen'
ge-zien wordt en ka = `spreken'
!kisal!  
10 kisal
kaaabba
2 10 kisal imb^
u t^amti `10 kisal wier' BAM578-i-6
I ta-ma-ti t^ama ti (vr.mv.) erra-i-70
     imb^u t^amti BAM578-i-6

, (subst.; status abs. v. tia mtam, vgl. Sama
s met
samsu(m)) Tiamat, zee, oceaan, een aanduiding voor
resp. de Perzische golf (de Nederzee) en de Middellandse Zee (de Opperzee, neder en opper met betrekking tot de loop van de rivieren). In het scheppingsepos Enu ma elis is Tia mat de eerste oerpersoon, een
soort oergod die bestond voor de goden geschapen waren. Zij wordt voorgesteld als iemand met kosmische
afmetingen. De personi catie van Tia mat komt ook in
ander epen voor, zoals het epos van Tia mat en Antu.
Tia mat (en Aps^u en Mummu) missen het godendeterminatief. Dit staat los van hun mogelijk boosaardige
inborst, want demonen e.d. hebben wel een godendeterminatief.
ta-ma-tum, T^amatum (rare variant van Tia mat)

ti amtu(m) ,


imb^u t^amti

VC

Tiamat

ka a ab ba

Ee-i-34

tibnu , (subst.; st.c. tibin; K O   ): AHw


\Stroh", \Hacksel"; Eng.: straw;
tbu , (subst. !teb^u): aanval, aanval van de vijand (maar
I

ti-amat Ti
a mat

Ee-vii-132

in nu da

ook van plagen, zoals sprinkhanen); (hangt samen met


!teb^u `zich verheffen', een pirs-formatie \de daad van
het teb^u "; zie voorbeeld 5 (en verder) onder !teb^u op
pag. 235
I
ti-i-ib, t
b (st.c.) CH-ii-2,3,4
, (<*ditkusat, metathesis)
, (subst.) AHw \Hilfe", \Aushilfe", \Hilfstruppe"
, (subst.) wijnstok, druif; AHw \Weinstock",
\Weinrebe", \Trieb";
I 7 ti-la-tum tillatum LL-Ms-ii-127
, (subst.; ook tlu) heuvel, tell (restanten van een stad);
AHw \H
ugel", \Schutthugel";
1 tilli ab
u bim: oude tell, tell van de (zond)vloed
(gen.subj. \ten gevolge van een stormvloed", vgl. ong.
als Ned. \verdronken land van Saeftinge" e.d.
2 d Gilim mustappik kar^e till bitr^
uti (Gtn part. v.
sapa ku `optasten'; Gtn \her en der"; kar^u zijn de gedorste graankorrels, ook wel eens waar je een graanhoop opslaat: `schuur'; bitr^u zeldzaam adj.; pitrusvorm bij bar^u `schouwen', verb.adj. `te zien', `zichtbaar'; bitr^u lett. `zeer zichtbaar' ) `imposant'; hier
als een predicativum van het object `als inposante

tidkusat
tillatu I
tillatu II
tillu

237

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

heuvels', `tot enorme hopen'): `G. die her en der graan


in enorme hopen opwerpt'
I ; ti-li till (acc.mv.) Ee-vii-78
, (subst.) vlek, stip, spikkel; AHw \Tupfelung",
\Tupfen";
, (subst. ook tenu ru;
nindu):
oven; AHw
\Ofen", \Backofen", \Bratofen";

E
ina nindu bad-er
1 ina tin
u ri tesekker (
nindu tin
u ru `oven'; G pres.
2e p.enk. v. sekeru `insluiten', `opsluiten', `iets ergens
indoen'): `in de oven zetten' BAM578-i-48

tikpu
tinuru

(gen.) BAM578-i-48

tirhatu , (subst.; ook !terhatu) bruidsprijs;


tirs.u , (subst., ook ak ters.u !taras.u `uitbreiden')
nindu

(ina) tin
u ri

strekking (bijv. van de hand)

IV

uit-

(st.c.) yos-ix-71,9

Trum , in OB: naam van een maand


tisi , (OB: G imp. v. !sas^u `roepen')
tiskarinnum , (subst.; ook !tasgarinnum, buksboom
tistu , (subst.; ook sistu en !sistu bij !sas^u `roepen')
`roep'
tis.bata , (<*s.itbata, metathesis) Gt imp. v. !s.abatu `grijpen'
tis.butu , (<*s.itbutu, metathesis) Gt inf. en Gt verb.adj. v.
ti-ri-is
. tiris
.

(s
' V
tisba

!s.abatu `grijpen'
I
:
,
(Gt inf.) Ee-i-150
tisab , G imp. v. !wasabu (uit de nevenvorm met t); ook

tituru

ti u^tu
tizkar
tizkaru
t^u I


ti-is
. -bu-tu tis
. butu

sib G imp. v. wasa bu


I
ti-
s ab-ma, ti
s abma (G imp. + ma) Ee-iv-15
, G imp. mv. bij de nevenvorm tasa bu v. !wasa bu
`(gaan) zitten'; ook tasba komt voor; ook tas= ts
, (vr. tis^t, tes^et, NB ook tilti; st.c. met m. subst. tist)
negen
, een god, stadsgod van de stad Esnunna
f d , d Tispak CH-iv-35
, (subst.vr., m. vorm is ti um) vijg, vijgenboom;

in LL-Malku:Sarru
-ii-127 staat m. -vorm gelijkgesteld
met vr.-vorm: ti- -u = ti-it-ti; AHw \Feige", \Feigenbaum";
I I ti-it-ti, titti LL-Ms-ii-127
, (subst.vr. ook titurru) brug; AHw \Brucke";
1 k titurri tittiqu asar sasmesa (Gtn pret. v. etequ
`passeren'; subj. hangt af van voorafgaande sa; asar
hier adv. `waar', `op de plaats waar'; sasmu `strijd'
`waar haar slagveld is' of `op de plaats van het gevecht met haar'): `en die haar [Tia mat, de oceaan],
overal waar hij met haar slag moest leveren, over wist
te steken als was zij een brug' Ee-vii-75 [d.w.z. hij, Marduk, ging niet ten onder in het oneidige water, maar
schreedt over haar als was zij een brug, dus zonder weg
te zinken]
I V ti-tur-ri titurri (gen. `brug') Ee-vii-75
, subst. !te u^tu, `verzorging'
, (<zitkar, metathesis) Gt imp. v. !zaka ru `spreken'
, (!zikru, zikaru `man' met metathesis): zeer mannelijk (vgl. voor nominaal type: gitma lu)
, (< Sum. tu6 ) bezwering, bezweringsformule, machtswoord, magische formule; AHw \Beschworungsformel";
[woorden voor bezwering (zie ook siptu) gaan vaak
samen met nad^u `werpen' (of met man^u `tellen'); vgl.
\to cast a spell"; ook in het Sum. is nam s ub een term

tise
Tispak
tittu(m)

voor `bezwering' (nam bouwt abstracta en s ub `werpen', in het Akkadisch D sub = nad^u `werpen')]
1 addi t^
aka, (G pret. 1e p.enk. v. nad^u `werpen' + ka
`jouw', gen.obj. `over u'): `ik heb het machtswoord over
u gesproken' Ee-i-153
2 iddi t^
asa Tia mat, (G pret. v. nad^u `werpen'): `T.
sprak haar bezwering uit' Ee-iv-71
3 ina saptsu t^
a ukalla, (D pres. v. kal^u `vasthouden';
saptu `lippen'): `op zijn lippen hield hij een bezwering
gereed' Ee-iv-61
4 ta asu ellu, (verwacht acc. ellam `rein'): `een heilige
magische formule' Ee-i-62
ta-a, t^a (acc.) Ee-iv-61
 s u (acc. + 

ta-a-
s u, ta a
s u) Ee-i-62
 ta-a-ka, t^aka (acc. v. t^u +ka) Ee-i-152

t[a-a-
s ]a, t^
a
s a (acc. v. t^
u +
s a) Ee-iv-71
, (in Ee-vi-111, nevenvorm tiu ): woord voor schrijn
(meestal van hout, klein, transportabel); kapel (een
localiteit in een tempel):
1 ta asina lisriss
a (S prec. vr.mv. < *lisrsa v. r^asu
`juichen'): `moge zij in hun schrijnen gejubel teweeg
brengen' Ee-vi-111

F ta-a-si-na, ta asina (acc.+ sina) Ee-vi-111


, G imp. v. !taba ku `uitstorten', D: `vergieten'
: tu-bu-uk, tubuk (G imp.) Ee-iv-18
, (subst.; mv. tubqa tu; ook tubuqa tu, vgl. tubuqtu,
tubqinnu): gat, hol, hoek, uithoek; AHw \Ecke",
\Winkel";
1 end
u tubqa ti, (< emdu < *emidu , G stat. mv. v.
emedu): `zij kropen in de hoek', `zij zaten in schuilhoeken' Ee-iv-113
!dub2! > I tub-qa-a-ti, tubqa t (mv. gen.) Ee-iv-113
, (subst. < Sum.; mv. tuhh u ;
dug) AHw \Ab fall", \Ruckstande"; Eng.: scraps,

bran;
, D pres. 2e p.enk. v. !k^anu `vast maken'
:  tu-ka-an, tuk^an, (D pres. 2e p.enk. v. k^anu)

suh

t^u II

tubuk
tubqu

C
Cb
C
Ca
C

tuhhu
tuk^an

Sin3-49

tuktn , D perf. v. !k^anu (D perf. 2e p.enk. is tuktinn; 2e-

>

p.mv. is tuktinnu )
!hub tuk-tun-ni, tuktunn (D perf. 2e p.enk.; verwacht
-tin-) Ee-iv-84

tukultu , (mv. tuklatu met enk. betekenis; !takalu `ver-

trouwen op'): `(voorwerp van) vertrouwen', `op wie


men zich op verlaten kan', `hulp', `bijstand', `toevertrouwen'; zie voorbeeld 7 (en verder) onder !taka lu
op pag. 231
: H tu-kul-tum tukultum Ee-vi-135
GN , in Persoonsnaam (PN): GN is mijn vertrouwen(spersoon); vgl. het Wilhelmus \Mijn schild ende
betrouwe zijt Gij, o God, mijn Heer"
, (subst.; ext.; !t.ulmu) milt
, (subst.; st.c. tula -; !ubur!
ubur)
AHw
\Brust(warze)" Eng.: breast

, ww., D pres.2e p.enk. v. D inf. mu  ru, G inf.

ma a ru, nevenvorm v. !w^aru
 ar tuma  ar (D pres.2e p.enk.)
:
tu-ma- a-

Tukult-

tulmu
tul^u
tuma ar

V2

erra-iii-D7

tuppu , subst.; !t.uppu kleitablet, tablet, oorkonde, contract;


zie voorbeeld 1 (en verder) onder !tuppu op pag. 241
tupsarru , (subst.; ook: !t.upsarru; <. Sum. dubsar:
schrijver; zie voorbeeld 1 (en verder) onder

op pag. 241

!t.upsarru

238

tupsikku , (subst.; st.c. tupsik; U @ 


) Eng.: work, corvee duty;
tuqumtu , (subst.; purust-type; ook tuquntu,

gi dusu

gi
s

dusu

(@

tuquttu);
vr.mv. tuqma tu: strijd, oorlog, krijg, gevecht; soms
strijdmacht [purust-type vr. nomen, m. purs %nominale typologie; vaak voor abstracta uit adjectieven;
puluhtu `vrees'; t. u btu `vriendelijkheid'] AHw \Kampf",

\Wehr";
1 usziz imnussu t
a h a za rasba u tuquntam, (S pret.
 `strijd'; rasbu `angstverwekv.izuzzu; t
a h a zu ook:

kend'): `hij [Marduk] plaatste aan zijn rechter zijde
Geduchte Strijd en Oorlog' (namen van paarden) Eeiv-55
2 qadu tuqm
a tisunu, (qadu, subst (loc.) in gebruik als
voorzetsel): `te zamen met hun strijd(macht)' Ee-iv-118
3 mannumma sa ibn^
u tuquntu (G pret. subj. v. ban^u

`scheppen', `maken'): `wie is het die de strijd ontketende' Ee-vi-23


:
tu-qu-un-tam, tuquntam (acc.) Ee-iv-55
: : tu-qu-un-tu, tuquntu Ee-vi-23
I K tuq-ma-ti-su-nu, tuqma tisunu

8}
8
>V !

(vr.mv. +sunu) Ee-iv-118

tur , G imp. v. !t^aru `omkeren' etc.


:?
,
(G imp. v.
) Ee-iv-24
turru , subst. !t.urrue `band', `schakel', `knoop'
tusamh
ar , S pret. 2 p.enk. v. !maharu (G: `ontvangen';
 
tu-ur t
ur

>

S: `bezorgen')

t^
aru

 pret. 2e p.enk.) Sin3-45


(S



tusarsa , S pret. 2e p.enk.
v. !rasu
^ `krijgen'
 pret. 2e p.enk.) Sin3-46
: UC
,
(S
tusba , (uit nevenvorm !*tasabu bij wasabu `zitten',
tu-
s am-har tu
s amhar

tu-
s ar-
s
a-a tu
s ar
s
a

komt in imp. voor als tasab, mv. tasba of tisab, mv.


tisba ; in Ee-vi-26 onregelmatig imp mv. tusba
 tus-ba, tusba (Gt imp.mv.) Ee-vi-26
, < tusib G pret. 2e vr.enk. v. !wasa bu `zitten'
tus-bi, tusbi, (< tusib, G pret. 2e p.enk.) Ee-i-114
, (subst.; vr.mv. tussa tu; herkomst onduidelijk) bedrog, laster, leugen; AHw \feindliche, bosartige Rede";
Eng.: calumny, slander;
1 tussam nad^
u (nad^u `werpen'): `lasteren', `kwaadspreken'; ook: tussam qab^u/daba bu;
:

tu-u
s -
s a-am-ma, tu
s
s amma

tusb

tussu

a V

(acc. +ma) CHx11

Tutu , deen god , later


een naam van Marduk;
d

1 Tutu
Zi-ukkin-na
napisti
umma nsu
(Z. epitheton/verschijningsvorm van Tutu; toelichting
op de naam Z. met zi = napistu en umma nsu slaat
op ukkin `vergadering'): `hij [Marduk] is T. als Z., het
leven/levensonderhoud van zijn schare' Ee-vii-15
2 d Tutu d Ziku salsis imb^
u (G pret. v. nab^u `noemen'):
`ten derde male noemden ze d Tutu d Ziku' Ee-vii-19
Tutu heeft het teken
im = tu15 = 
s a ru `wind',
`adem'; met een \etymologie" uit de orthogra e brengt
men dit in verband met tu = du10 t.^abu `prettig zijn'
en wellicht zi > se > sega = maga ru in de volgende
zin:
3 il s
a ri t.abi bel tasm^e u maga ri `god van de aangename adem, Heer van verhoring en inwilliging' Ee-vii-20
[\Heer van verhoring en inwilliging" is een epitheton
van veel goden; verhoring/inwilliging (het betekent
hetzelfde) van smeekbeden om \reiniging" opdat men
niet buitengesloten is]

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

: : tu-tu, Tutu, CH-iii-10


: : d tu-tu, d Tutu, Ee-vii-15
, een stad
ki
::
Tu-tu-ul , Tuttul CH-iv-31

Tuttul

t.

t.ab , G stat. v. !t.^abu, n.b. uitzonderlijk, niet *t.b!


t.abahu , (ww. a/u-klasse) slachten, afslachten;
\schlachten", \abschlachten";

AHw

1 patarni ina l
a t.abahi ittadi suhtu (st.c. + -ni v. paa hu `slachten';
 G perf. nad^u `wertru `zwaard'; G inf. t.ab

pen') lett. 'ons zwaard in het niet-slachten hij werpt
kopergroen' ) `ons niet-gebruikte zwaard is onder het
kopergroen gekomen' erra-i-91
}  , G part., slachter, slager; AHw \Schlachter",
\Metzger";
a bihu na du (G part.; n^adu II `roemen'):
2 d Isum t. 

`Isum, de roemruchte
slager/slachter' erra-i-4
N t.a-bi-hu t. a bihu (G part.) erra-i-4

t
ab
a hi (G inf.gen.) erra-i-91
.a-ba-hi t
 . 
, (subst. bij !t.^abu; !geshtin! F agestinna;
met gestin kara nu `wijnstok' <
ge
s `hout' en I
ti(m) `leven', \levenshout" dus samen \wijnwater" )
`azijn' = zure wijn):
azijn; AHw \Essig", \Essigtrank";
!geshtin! F

t.abihu

O
O
t.abatu
C

B ?

a ge
s tin na

kal ga

1 t. 
a ba ti danna ti `sterke/onverdunde/geconcentreerde azijn' BAM578-i-15 (in een recept voor een braak-

C !geshtin! F

middel)

t.abis , adv. !t.^abu


t.abtu , (subst.; _
z _ S

age
s tinna

t
a b
a tu
.

(`azijn') BAM578-i-15

'B

): zout; AHw \Saltz";



K
#
: mun sud ina a nu pa-tan nag
1 t. 
a btu tas^ak ina m^e la pata n isatti ( is een scheidingsteken, leidt een variant of alternatief in; sud hier
G pres. s^aku `verpulveren'; nag G pres. sat^u `drinken'):
`of je moet zout verpulveren en hij moet (dat) met
water op nuchtere maag drinken' BAM578-i-17

_

s im
e[m-di
mun
e]me-sal-lim
2 emdi t. 
a bat emesallim (emdu, endu altijd groene
cypres; _ mun t. a btu `zout';
emesal `vrouwetong' met
sal `vrouw', maar ook `dun', ` jn':
\ jnproeverszout?" een bepaalde varieteit zout BAM-

mun

578-i-48

* ]
( jn zout?) BAM578-i-48
_
_

mun

t
a btu
.

(`zout') BAM578-i-17

t.^abu, t.iabu , (ww. --;


):
I. G-stam (pret. itb, G-stat. (t a b): goed z/w.; samen met
mun

e me-sal-lim t
a bat emesallim
.

 g, du10
du

.
.
voorzetsel eli: prettig z/w., aardig z/w., aangenaam z/w.;
zich welbevinden, vreugde; AHw \gut s/w.", \brauchbar s/w.", \schon s/w."; Eng.: to be(come) pleasant,pleasing, (to = ina) to be(come) sweet, good, to
be(come) satis ed
} PN , het is prettig voor PN, PN behagen, zelfde

eli

t.ab

239

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

als ana sr PN t.^abu; [voor tegenstelling \iem. mishagen" !mara s.u + eli];
#

mm-ma nag-ma ugu-su ul du10 ga
1 mimma isatt^
uma elsu ul t. a b (schrijfwijze met in
mm-ma uitzonderlijk; # nag = \mond  water"
G pres. subj. v. sat^u `drinken'; G stat. v. t.^abu `prettig
zijn'): `al wat hij drinkt, valt hem slecht' BAM578-i-30
} , G verb.adj., st.c. t. ab, vr. t. abtu, mv. t. abtutu, vr.mv. t.abta tu: prettig, mooi, goed AHw \schon",
\gut", \su"; Eng.: pleasant, pleasing, sweet, ne,
good,
2 qasatni t.^
abtu ibbalkitma (G pret. v. nabalkutu 4-rad):
lett. `onze mooie boogkomt in opstand' (de wapens zijn
slecht onderhouden) ) `onze deugdelijke boog wordt
weerbarstig'
}
, G verb.adj. vr., , (gesubstantifeerd; st.c. t. a bti;
mv. later ook t. a bta tu): vriendelijkheid, AHw \Gutes",
\Gute", \Wohltat"; Eng.: kindness;
}
, (adv.): op goede wijze, op aangename wijze,
vriendelijk, goed gezind, lankmoedig AHw \schon", \gut";
Eng.: well, pleasantly;
3 i nisdud t. 
a bis, (cohor. v. sada du II `geduld hebben'): `laten we (nog even) lankmoedigheid betonen'

t.abu

t.abtu

t.abis

Ee-i-46
4 t. 
a bis uma  ar (D pres. v. w^aru, D inf. wu  uru, ne-

venvorm mu  uru, met sterke alef; in D: `opdragen'):


`hij gaf ze op vriendelijke wijze de opdracht' Ee-vi-18
II. D-stam (
): aangenaam stemmen; AHw \gut
machen", \schon machen", \zufriedenstellen", \befriedigen", \erfreuen"; Eng.: to make pleasant, sweet,
good, to please, to satisfy,
5 ana sr nis t.ubbu, (lett.: `om te maken dat het vlees
van de mensen zich prettig voelt') `vreugde geven aan';
}
, (lett.: `het hart aangenaam doen zijn')

t.ubbu

libba t.ubbu

prettig stemmen
6 t. u
 b libbi: welbehagen
}
, D part., ;
7 mut.b libbi d Anunnaki (D part.st.c.): `die (het hart

mut.b

van) de Anunnaki blij maakt/vreugde bezorgd' Ee-vi134

}t.u bu , (subst. purs-nomen; ook t.ubbu; st.c. t. u b(i); vr.

t. u btu; mv. t. u bu ; vr.mv. t. u ba tu, t.ubba tu; beide met
eigen betekenis): het goede, welzijn, goedheid; [purs-type nomen, vr. purust %nominale typologie; vaak voor
abstracta uit adjectieven; pulhu `vrees'; dumqu `het

goede', murs.u `ziekte'] AHw \Gutes",
\Gute", \freies
Ermessen", \Wohlergeben"; Eng.: good(ness), kindness, hapiness
8 t. u
 b libbi, (libbu `hart'): (mentaal) welbevinden
9 t. u
 b sri, (sru `vlees'): (fysiek) welbevinden
10 t. u
 b kabitti, (kabittu `zwaar', `geeerd'): (emotioneel) welbevinden
}
, (subst.; MB, LB; vr. v. t. u bu): sluiting van vrede,
AHw \Friedenschlu";
}
, (subst.; ook t.ubba tu; vr.mv. v. t. u bu): vriendelijkheid, vrede AHw \Freiwilligkeit", \Freundlichkeit", \Freude"; Eng.: gladness, pleasure, voluntariness, friendliness, friendly relations;
11 mn^
a t.ubba ti elis nas^atima, (G stat. 2e vr. v. nasu^
`dragen'): lett. \wat draagt gij (zo luidkeels?) vriendelijkheid?" ) (?) `waarom brengt gij zo luide(?) vrede

t.u btu
t.u batu

ter sprake?' Ee-iv-77


(adj. bij t. u ba tu, t.ubba tu): op vriendelijke/vredige wijze, genoeglijk

III. S-stam
(
, minder frequent, bet. als D.
 t.a-ba, t. a ba (G stat. 3e vr.mv.) CH-iv-47
t.a-bu-um, t. a bum CH-xxiv-46

}t.ubba tis ,

OO s sut.ubbu
OO Z }
22
> 
> 

Ee-i-46, vi-18
(adj.) erra-i-89
:
t
-ub, t
 b (st.c.) Sil-C-30
.u
.u
:

t
-ub-bi-im, t
.u
. ubbim CH-i-48
u
-t
i-ib
,
ut

b
,
(D
pret.) CH-v-24
.
.

i-t
b, (G pret.) erra-i-94
.ib, it
.
I
u
-t
-ib, ut
b (D pret.) CH-xxiv-33,34
.
.
=I
mu-t
-ib, mut
b (D part.st.c.) CH-ii-7
.
.
=  mu-t.ib-ba , mut.ibba (D part.) Ee-i-31
=
mu-t
b (D part.st.c.) Ee-vi-134
.ib mut
.

t

s, t
a ti
s (adv.) Ee-i-64
.u-ub-ba-t
.ubb
 I t.ub-ba-a-ti, t.ubba ti (mv. obl.) Ee-iv-77
t
a b (G stat.) BAM578-i-30
10 
.

t
s t
a bi
s
.a-bi
.

t
u t
abtu
.a-ab-t
.^



S2 ?
C

t.ah adu , (ww. u/u-klasse)


I. G-stam : gedijen; AHw \
uppig s/w."; \uberreichlich
du

s/w.";

ga

t.uhhudu

II. D-stam (

): (iem. met iets) rijkelijk voorzien


(+2 acc); AHw \uberreichlich machen", \Opfer uberreichlich geben";
}mut.ahhidu, D part., 1 mut.ahhidu
ur^sun (D part.; verwacht st.c. mut.ahhid): (Marduk),

`die hun stallen tot welvaart brengt' Ee-vi-124
(`hun' de
mensen dan vr. -sin(a), dus wsl. de goden in r. 126.
Uiteindelijk staan weiden (door offers) ten dienste van
de godencultus.
}  , (subst.; NA ook t.uhudu) overvloed, rijkdom,
welvaart AHw \
uberreichliche Fulle"; Een van de vele
woorden voor het begrip overvloed en rijkdom; vgl.
desu^, hegallu, his.bu, lul^u, masr^u, nuhsu, t.uhdu;
 mu-t.a-ah-hi-id, mut.ahhid (Dpart.st.c.)
= 



t.uhdu

O N

t.aradu
CH-ii-52

= mu-t.ah-hi-du, mut.ahhdu (D part.) Ee-vi-124


:
t
-
uh-di-im, t
.u
.uhdim CH-i-56


, (ww. a/u-klasse)
I. G-stam : zenden, sturen (een persoon), wegsturen AHw
\schicken", \senden", \vertreiben"; Eng.: to send, to
displatch (a person) to drive away
1 p
u hsu t.ara du, (2 acc.): `iem. (1e acc.) als zijn ver zijn plaats (pu ham !*p^ahu) (2e acc.) sturen'
vanger/in
 expelled, ban}
, G verb.adj., , (st.c. t.arid-) Eng.:
ished, exile(d);
it.-t.a-ra-ad, it.t.arad <*it.tarad, (G perf.)

t.ardu

NOH

CHx26

t.ardu , verb.adj. !t.aradu


t.ebetum , (subst.; in OB naam van de 10e maand; 4 }
C   ; ook  }   ): december-januari;
t.eb^u , (ww.; u/u-klasse) Eng.: to sink (intrans.), to become
submerged;
II. D-stam (t.ubb^
u) Eng.: to sink (trans.),
t.ehhu^ , subst. !t.ehhu^
t.ehu^(m) , (ww. -,-e e/e-klasse; Ass. t.aha u(m)
iti

iti

ab 
e a


ab ba e

I. G-stam :

naderen;

deren, treffen (van kwaad als


ziekte, demon, hekserij); sex.: gemeenschap hebben AHw

\sich nahern"; (jur.) \(bittend, fordernd) herantreten"; Eng.: to go near, to draw near, to approach
(ana, dat.)

240

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

1 it.hema belum, (G pret. + ma): `de heer trad nader'


 het strijdtoneel) Ee-iv-65
(naderde
}  , (subst.; st.c. t.eh(i)-; in gebruik als voorz. in
OB contracten;
da) Eng.: proximity, what adjoins
2 t.ehi bt PN, `grenzend aan het huis van PN' Ee-iv-65
}   , (subst.; st.c. t.ehhe-) Eng.: neighboring area,
II. D-stam (
, factitief) doen naderen, dichtbij bren  bij kapitaal) voegen
gen; tech.: (rente
AHw \nah heranbringen", \etwas bei-, hinzugeben"; Eng.: to bring
near;
3 s.ib
a tim ana qaqqadim ut.t.ehhi, (D pres.; s.iba tu `ren `hij voegt de rente bij
te', qaqqadu `hoofd', `kapitaal')
het kapitaal' CHx72+e

t.ehu^

t.ehhu^
t.uhhu^

N
V
}x
t.ehu^tu !

it
.-he-ma it
. hema


,


ut
.-t
.e4 -eh-hi

(G pret. + ma) Ee-iv-65


(D pres.) CHx72+e


ut
.t
. ehhi

, te u^tu `verzorging'
 , (ww. < *ta m pt  m , etym. een oersemitische
.
. 4
radix; a>e vanwege larynchaal 4 ; komt alleen als
subst. voor; pars- (of pers) type nomen (vr. parsat
(perset), %nominale typologie) voor primaire, niet van
ww. afgeleide nomen zoals kalbu `hond', kalbatu `teef';
mar u > ma ru `zoon', ma rtu `dochter';
I. G-stam I: nieuws, rapport, beslissing; beleid; beschikking,
uitsluitsel, bericht;
I. G-stam II: verstand, geest, inzicht, zin, zinnen; intellect, intelligentie, overleg, plan, gedachte, raad, beraad; [Ned. woord \zin" (geestelijke waarneming: `mening', `oordeel') in bijv. \zijn eigen zin volgen", \zoveel hoofden, zoveel zinnen", tegenover \zin" als: \vermogen om waar te nemen", zoals in \zintuig",
pt  m\dat
streelt de zinnen"; In het Hebr. wordt
. 4 gebruikt voor (alleen) ww.-en: `smaken', `proeven', maar
ook de geestelijke waarneming: `beoordelen'; vgl. ook
Lat.: sapere voor zowel `proeven' als `begrijpen' (waaruit Fr. savant, savoir ontstaan is)]. AHw \Verstand",
\Meinung"; m.mv. en vr.mv. etwa \Planungsfahigkeit", \Entschlu(kraft)"; \Verstand", \Anweisung",
\Bescheid"; Eng.: information, news, report; command; mind, attitude, intention, decision;
1 t.emka of t.enka, (suf x -ka; na Oud-Bab. wordt vaak
m>n voor een dentaal of een s, s., q of k): `jouw rapport',
2 sapih t.emasuma, (G stat. v. sap
a hu; t.emu nomina
tief, a hulpvocaal):
`zijn verstand was verstrooid' Ee-iv-

t.emu

68

}t.ema + s.aba tu , (!s.abatu

`grijpen'): actie ondernemen; (betreffende = ana) Eng.: to take action;


}
+
, (!saka nu `plaatsen'):
rapporteren; (aan iem. = itti of mahar) Eng.: to give a
report, information;
}
+
, (!san^u III `wijzigen'): neutraal:
`van gedachten veranderen'; pregnant: verstandverbijstering, buiten zinnen raken
3 usanni t.ensa (D pret. v. san^
u; na Oud-Bab. wordt
vaak m>n voor een dentaal of een s, s., q of k): `zij
raakte buiten zinnen' of: `zij veranderde van plan' Ee-

t.ema sakanu
san^u t.emu

iv-88

VbV
U

Ee-iv-68

t
e-ma-
s u-ma t
e ma
s uma
.
.

(< t.emsa, st.c. + sa) Ee-iv-88


(st.c.) Ee-vii-114

t
e-en-
s
a t
e n
sa
.
.

t
e-me t
em
.
.

(acc. + su + ma)

t.^enu , (ww. e-klasse; Ass. ook t.eanu;  ):


I. G-stam : malen; (ook zie sama du ` jnmalen', `malen')
r a
r
a

AHw \mahlen";

Eng.: to grind ( oor)grind, to { ( oor)


(ook t.e nu; st.c. t.en-): gemalen
AHw \gemahlen"; Eng.: ground

}t.enu, G verb.adj., ,

1-nis ar ar


1 istenis tet.en (adv. `bijeen', `bijelkaar'; G pres. 2e p.enk. v. t.^e nu `malen', en ararru < Sum. `molenaar'):
`moet je bijelkaar jnmalen' (kennelijk om uit eerder
genoemde zaden meel te maken) BAM578-i-49

(G pres.2e p.enk.) BAM578-i-49

t.er^u , (ww. i/i-klasse): uitpersen, smeren, insmeren, speci ek:


uitwringen (van pastavormige substantie); AHw \tief
 ra
r
a

tet
en
.

C

eindringen in", \einreiben", \massieren";



eV
ina tughia sur-ri

1 ina lub
a ri tet.erri (e sur hier G pres.2e p.enk. v.
 g = kum `kleed'; lub
t.er^u;
tu
a ru `doek', `(oude) lap',
p
`oud stuk stof', lbr `oud'): `(en) moet je met/op een
doek insmeren' BAM578-i-7
e
eV
tet
.erri (G pres.2 p.enk.) BAM578-i-7
, -i-, !t.^abu: `goed, prettig zijn' etc.
, (subst.; ook t.t.u, t.iddu;
im; ook t
.du):
klei, leem; AHw \Lehm", \Ton(erde)", \lehmise
Masse"
1 s.alam t.it.t.im: beeldje van klei, lemen beeldje;
magische beeldjes ( gurines) waren vaak van ongebakken leem (ook van: talg, was, gips of hout) omdat dit
beeldje in de (god) Rivier gegooid irreparabel vernietigd zou worden en zo moet het ook met de afgebeelde
persoon vergaan. (Beeldjes van talg of was werden in
het vuur geworpen.)
}
, lett. tot klei weerkeren ) te gronde
gaan, tot stof weerkeren
2 b
u lum lrurma litu r ana t.it.t.i (G prec. v. ara ru
`trillen'; G prec. v. t^aru `omkeren'): `laat het vee sidderen en tot stof weerkeren' erra-i-74

t.iabu, t.^abu
t.it.t.u(m)

sur-suf-ri

tar^u ana t.it.t.i

N
S2 ?
t.u batu, t.ubbatu

(gen.) erra-i-74

t.ubbatis , (adj. bij t.ubatu, t.ubbatu !t.^abu, t.iabu): op vriendelijke/vredige wijze, genoeglijk
t
.i-it
.-t
.i t
.it
.t
.i

t

s t
s
.u-ub-ba-t
.ubbati

(adv.) Ee-i-64

, (vr.mv. v. t. u bu; nomen bij !t.^abu,


t.ia bu): vriendelijkheid, vrede; zie voorbeeld 11 (en
verder) onder !t.^abu op pag. 239
 I t.ub-ba-a-ti, t.ubba ti (mv. obl.) Ee-iv-77, ii-77
, (vr. v. t. u bu; purust-nomen bij !t.^abu, t.ia bu; vr.mv.
t. u ba tu, t.ubba tu): sluiting van vrede;
, (purs-nomen bij !t.^abu, t.ia bu `aangenaam z/w.'; vr.
t. u btu; vr.mv. t. u ba tu, t.ubba tu; beide met eigen betekenis): `het goede', `welzijn', `welvaart'; [purs-type nomen, vr. purust %nominale typologie; vaak voor abstracta uit adjectieven; pulhu `vrees'; dumqu `het goe
de', murs.u `ziekte']
, (subst.; vr. en m.; ook t.uddu) weg, pad; AHw \Weg",
\Pfad";
1 t. u
 da pitema lus.bat harra ni (G imp. pet^u `openen';
 harranu ook `weg', speciaal
G prec. s.aba tu `pakken';
`veldtocht') `baan mij een weg, want ik wil te velde
trekken' erra-i-98

t.u btu
t.u bu

t.u du

SO

t.uhdu , (!t.ahadu)

t
 da
.u-da t
.u

(acc.) erra-i-96

overvloed

241

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

t.ulmu , (subst.; ext.; ook tulmu) milt; AHw \Milz";


Eng.: spleen
t.uppu , (subst. < Sum.; m. en vr.; ook tuppu; st.c. t.upp; met suf x tupa -; mv. tuppu en tuppa tu;
)

dub
.
.
.
kleitablet, tablet, oorkonde, contract AHw \Tafel",
\Tontafel", \Urkunde", \Brief"; Eng.: clay tablet,
document, letter
}
zondentablet
Rightarrow schuldbrief, quotschuldvordering (!e iltu
`opeisbare schuld')
1 bt t.uppi (btu(m) `huis', lett.\`"'huis voor kleitabletten;
 eduba): school; archief; AHw
\Tafel", \Tontafel", \Urkunde", \Brief"; Eng.: tablet
house, school, archive;
2 m
a r bt t.uppi (ma ru(m) `zoon', maar ook `ondergeschikte', `werknemer'):  dumu eduba):
staatssecretaris; Eng.: state scribe;
3 t.uppi l
a \r"aga mim (raga mu, jur.: `aanvechten'):
`oorkonde van niet-klagen', d.w.z.\d"ie voorzien is van
een niet-klaag clausule (met sancties);
[Oorkondes kennen vaak de clausule dat de partij
die aan het korste eind trekt niet zal raga mu (erop terugkomen = t^aru) op straffe van een boete
rugumm^u.]
4 t.upp\s"m
a ti, ( O
dubnamme
s ): lotstafelen, tabletten met lotsbestemmingen [Goden houden boek
(secretaris later Nab^u) over hun beslissingen in de godenvergadering. De koning der goden heeft alle lotsbeslissingen als tabletten om zijn nek hangen.]
00 s u) CHx37

t
su t
s u (acc.\ +
.up-pa-
.uppa
O


, t.upp\s"ma ti Ee-i-157
, (ook tupsarru < Sum. dubsar;
dubsar):
schrijver;
AHw \Schreiber";
Eng.:
scribe;
1 tupsar En
u ma Anu Enlil (Enu ma Anu Enlil, astrologische omina-serie): lett.: `schrijver van de (ominaserie over astrologie) Enu ma Anu Enlil' ) astroloog,
astronoom
2 tupsar umm
a ni (umma mu `leger') Eng.: military
scribe,
, (subst. < Sum.) band, schakel, ketting, keten,
snoer; overdrachtelijk band ) verband, samenhang, AHw
\Band", \Knoten";
}
+
, (D v. !k^anu; \een band instellen"
) iets organiseren, structureren, er samenhang inbrengen;
1 mukn t.urri il b
a u^ kna ti (D part. v. k^anu in
D `grondvesten'; G part. v. ban^u `scheppen') `die de
band/de samenhang der doden tot stand heeft gebracht en die de scheppingsorde heeft ingesteld' Ee-

}sammu ,

of samma ni mv. v. sammu: plant, kruid,


gras, veevoer, medicijn
, (voegw.; zowel u, als
u): en; soms ook en
ook, en verder evenals, bovendien

' b

t.upsarru

dub nam me


s

t.urru

kunnu t.urru

vii-80

lV

t
. ur-ri t
.urri

(gen.) Ee-vii-80

>
}sammu
C  
  >C

 ,
u

, mv. sammu of samma ni; mv. vaak als


): plant, kruid, gras, veevoer, medicijn;

 hi a
u

 hi a , 
u


u
 u

Sil-A-2

H.Bars. 7, Ee-iv-80
u

, sam^e u ers.etim, `hemel en aarde',
an

ki

u
, sam^e u ers.etim
`hemel en aarde' CH-xxiv-86
an

ki

u (voegw.) , of
} u lu , kan als X u Y, of X u lu Y of als (u) lu X u
u

lu Y): ook: of, impliceert een losse verbinding ) dan


wel
(voorz.) , een enkele keer wordt u als het voorzetsel met
gebruikt (v. Soden x114i), bijv.
1 su
 u absu hij met zijn vader
2 an
a ku u k^ata, (zelfst. vnw.): ik met jou
3 an
a ku u k^asi i niprus sasma, (cohor. v. epesu;
sasmu `tweekamp'): ` (kom op!) laten wij, ik met gij,
strijd leveren!', of (wens- of gebodsvorm, ook soms het
presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin
van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat
dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt
de indicativus gebruikt): `opdat wij met elkaar strijd
leveren!' Ee-iv-86
F

a-na-ku u
 ka-a-
s i, an
a ku u k^
a
si

C  C

(`ik met u') Ee-iv-iv-86

u^(m) , !u^m `graan', `gerst'


u abbit , D pret. (met sterke alef) v. !abatu I `vernielen'
u(w)addi , D pret. v. D inf. udd^u, wudd^u, !*wad^u, in D:


>

`vaststellen', `bestemmen', etc.

u
-ad-di, u(w)addi (D pret.) Ee-iv-35, v-3
, D pret. v. !bel^u, bal^u `uitgaan', D: `blussen'
; u-bal-li, uballi (D pret.) Ee-iv-103
, (vr.; ook upa nu; st.c. uba n; mv. is uba na tu; p

s usi): vinger, teen, spitse bergtop; in de leverschouw (extisspicium ): naam van een onderdeel van de lever Lat.
processus pyramidalis; eenheid van lengte ong. 1.67 cm
(= 30 ammatu) AHw \Finger" (auch ubertragend),
\Zehe"; Eng.: nger, toe
1 ub
a n sepi, lett.: `vinger van de voet' ) teen;
2 ub
a nu tara s.u, lett.: `de vinger uitstrekken' ) (iem.)
`met de vinger nawijzen' (iem. = eli), `belasteren'; niet
altijd negatief:
3 ub
a n damiqtim: ten goede
4 ub
a n lemuttim: ten kwade
 K u-ba-nu-um, uba num CHx132
, D pres. v. !b^aru `verschijnen' etc.

u
-ba-ar-ma, ub
a rma (D pres.) CHx23
, D pret. v. !basa mu `(fraai) vervaardigen',
etc.
 u-ba-as-sim, ubassim (D pret.) Ee-v-1

uballi
>
ubanu

>

>

Tussen zinnen een sterke scheidingskracht; In een opsomming heeft als regel alleen het laatste lid u, net als
in het Ned. A, B, C en D.
adversatief: soms is u adversatief (tegenstellend), te
vertalen met: \ofschoon het een : : : toch" of \maar : : :
toch"
1 iss
u ma ru u atti tazzer(i), (G pret. v. sas^u `schreeuwen'; G pres. 2e p.enk. v. zer^u `haten'): `ofschoon de
zonen (slechts) schreeuwden, bent gij toch gaan haten'
Ee-iv-80 (verkort)

tuppi arni

ubar
>
ubassim

V
> S

242

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

ubbal , G pres. v. !wabalu `dragen' etc.


2 , (G pres. ) Ee-vi-2
u bbir , (D pret. v. !abaru II = eberu; D:
ub-bal ubbal

>2 V
ubburu
ubelli
>
4 !
u bil
!
gen')

CHx1

wab
a lu

u
-ub-bi-ir-ma ubbirma

`beschuldi-

(D pret. +ma)

, (D van zeldzame G !aba ru II ): `beschuldigen'


, D pret. v. bel^u, bal^u `uitgaan', D: `blussen'

; u-be-el-li, ubelli (D pret.) CH-xxiv-32


, G pret. v. waba lu `dragen' etc.
, G pret. vent. v. !waba lu `dragen' etc., maar
vaak (vooral OB) elisie van i: u bilam > ublam
, G pret. mv. v. !waba lu `dragen' etc., maar vaak
(vooral OB) elisie van i: u bilu > ublu
, G pret. mv. v. !waba lu `dragen' etc., door elisie van
i (vooral OB): ublu < u bilu
udarmu , ( r = mu = suf x `mijn'): istar, ook ilt:
`mijn (persoonlijke) godin'
1 dingirmu u d udarmu = il u istar sa isbus
u elja
(G pret. subj. mv. v. saba su !saba su): `mijn god en
mijn godin [de persoonlijke god en godin] die boos zijn
op mij' Sin1-23
udda , (
udda) s
. etu `gloed', `hitte' [udda ook aba lu
(meestal uda): `droog z/w.', via `hitte' , `vuur' )
`licht', `gloed']


-ka, s
e tka (st.c. +ka) Sin1-10
.
, <*udtappir D perf. v. !*dapa ru, D-tantum:
`vertrekken' etc.
ud-da-ap-p-ir, uddappir (D perf.) CHx30x31
, (subst.) ! u du `onheil'
, (D-tantum v. !*wad^u, D v. id^u, !id^u `weten'),
II. D-stam (
): vaststellen, bepalen, bestemmen, toewijzen, signaleren, waarmerken; zie voorbeeld 1
(en verder) onder !*wad^u op pag. 252
}  , D part., 1 mu add^u isqisun (D part. bij D
mudd^u !*wad^u): `[Marduk] die hun (o er)aandeel in
de cultus toewijst' Ee-vii-7
ud-du-u, uddu (D inf.) Ee-v-6
= mu-ad-du-u mu add^u (D part.) Ee-vii-7
a
m :
udna
udnaam (Sin1-17; ud `dag'; na =
nu `slapen', `zich neerleggen' [nieuwemaansdag (de astronomische nieuwe maan), de dag dat de maan slaapt,
bij uitstek de dag van de kispu `tovenarij'; en de dag
van de kispu(m) (dodenofferliturgie), omdat de maangod S^n in de onderwereld is en de hele kosmos in het
teken van de dood staat];
, (subst. ook uddu;
udda): onheil
, (leenwoord < Sum.;
udgal)
leeuwachtige
demon, mythische leeuw, leeuwekop; AHw ein Lowendamon?; [Een leeuw in steekhouding met dolk, een
van de monsters genoemd in de Enu ma elis; de schrijfwijze met u4 hangt samen met u4 `storm' en niet u4
`dag'];
7 4 d e , ugalla (acc.) Ee-i-142
, (subst. < Sum.?; m. en vr.; st.c. uga r; mv. uga r^u,
 r): AHw \Feld ur", \Ackerof uga ra tu;
aga
land"; Eng.: open eld, arable land, meadow;
, Dt pres. v. !gasa ru `sterk z/w.' [de t van de
-t-in x > stemhebbende d na de eerste radicaal g];

ug-da-
s
a-ra, ugda
s
s ar
a (Dt pres. vr.mv. met

u bila(m)
u bilu
u blu

}O
}O
uddu

}O

uddappir

ud da

udd^u, wudd^u

udd^u, wudd^u

mu dd^u

}
} C

}O }W

u du
ugallu

}W

ugaru

ugdassar
-gt-

O UH

>

CM

-gal-

la

-gd-) Sin1-8

ugu , ( 

ugu

= !muhhu `schedel'; `top', `bovenkant';




in samengestelde voorzetsels: ina muhhi, ana muhhi




etc.):
ugu , (  ugu = !eli): elja: `tegen mij', `op mij',
`boven mij'

-
a, el
ja Sin1-23a

-ia, el
ja Sin3-57,58
ugu , (  ugu = eli): elsa: `erop', `op haar',
`boven haar'

-
s
a, el

s a Ee-iv-104
, D pres. (uhhuzu) v. !aka lu `eten'; verba primae
  Alef, a-klasse 
, D imp. (Ass.: ahhiz) of D pret. (uhhuzu) v. !aka lu
  `eten'; verba primae
Alef, a-klasse 
, D stat. v. !aka lu (Ass.: ahhuz); verba primae Alef,
  a-klasse

, D inf. of verb.adj. v. !aka lu (Ass.: ahhuzu); verba
  primae Alef, a-klasse

, (subst. plantennaam; LB ook uhhulu): zeekraal, Salicornia; [Zoutminnende plant van deslikken (Ned. `zeekraal' met kleine kraalachtige (\gehoornde") blaadjes;
de as is rijk aan soda (andere soorten potasium) in gebruik bij glasbereiding en als reiningsmiddel (zepen);
het is een cultuurplant (biet en spinazie behoren tot
dezelfde ganzevoetfamilie), dat in Zeeland als groente gebruikt werd en in Groningen als schapevoer. Ook
een ander geslacht (Lat. Salsola) `Loogkruid' kent deze combinatie van eigenschappen en is een steppe- en
woestijnplant in Mesopotamie.]
AHw \Salzkr
autern" und deren alkali (Natriumkarbonat)-haltiger Asche;
} 
, (ook qarna ti; !naga! p naga-si; si
qarnu `hoorn' van een beest; \gehoornde uhulu", Lat.
Salicornia, sali `zout', cornia `gehoornd'):  Salicornia,
zeekraal;
!naga! p
uhulu qarn
a nu (`zeekraal') BAM578-i-48

, D pres. v. !*k^alu, D: kullu `vasthouden', `bevatten'

-ia

-saV
U
uhhaz

ugu

ugu

ugu

uhhiz
uhhuz
uhhuzu
uhulu

uhulu qarnanu

ukal

naga-si

> BB
>
ukallam
!

>W !
ukl
> !
ukn
>>> V
>>  b
> V
,

u
-kal uk
al

(D pres.) Ee-iv-72

7 u-kal-la, ukalla (D pres. vr.mv.) Ee-iv-61


, D pres. v. *kala mu; D: kullumu `iem. iets tonen'
(+2 acc.)
u
-k
al-lam ukallam

(D pres. v. *kala mu) CHx122

, D pret. v. *k^alu, D: kullu `vasthouden', `bevatten'


u-ki-il, ukl (D pret.) CH-xxiv-52
, D pret. v. k^anu, D: kunnu `bevestigen', `grondvesten'
u-ki-in, ukn (D pret.) CH-xxiv-78
,
(D pret. + ma) Ee-i-71, vi-91
,
(D pret. subj.) Ee-vii-16
u
-kin-
s u, uk
n (D pret. + 
s u) Ee-i-61

K
~
u
-ki-in-nu-
s um, ukinn
u
s um (D pret.
3e m.mv. + sum) CH-i-26
K
u
-ki-in-nu-ma, ukinnuma (D pret. +ma)
CH-xxiv-5

u
-kin-ma uk
nma
u
-kin-nu ukinnu

uklu , (bij eklu, !ekelu `duister')

duisternis; AHw \Dunkel"; [purs-type nomen, vr. purust %nominale typologie; vaak voor abstracta uit adjectieven; pulhu `vrees';

dumqu `het goede', murs.u `ziekte']
d
1 S^n munammir ukli: `Sin, die het donker doet oplichten', `die licht in de duisternis brengt' Sin1-2
; uk-li, ukli (gen.) Sin1-2
, (Sum. ook unkennu) vergadering, godenvergade-

ukkinnu

243

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

ring; AHw \(Gotter-)Versammlung";


1 ukinna sitkun
u ma, (Gt pret. mv. v. saka nu): `zij or-

ganiseerden een (goden-)vergadering' Ee-i-132


( F ukkin-na, ukinna (acc.) Ee-i-132
, D perf. of Dt pret. v. !k^anu
, (subst. bij !aka lu; NA: akull^u; st.c. ukulla -;

 gal): voeding, voer; zie toelichting bij !ukull^
sa
u
onder !aka lu op pag. 10
, subst. bij !aka lu;
, (adv.; K nu; ul, soms geschreven met expliciete
Stimmabsatz u-ul, dat hier dus niet op vocaallengte
duidt; soms als ula, uli): niet (ontkent indicativus);
ul soms kakkabu `ster' (naast
mul) in sommige uidrukkingen, bijv:

E
ina ul tus-bat
1 ina ul tusb^
at G pres.2e p.enk. v. b^atu, bia tu `overnachten', `logeren': `(dan) moet je (de drank) een nacht
onder de sterren laten staan' BAM578-i-18

uktn
ukull^u

ukultu
ul

>

uladu , ww.; V, NA vorm v. !waladu `dragen' etc.


uldu , (G pret. ulid + subj.-u > uldu, !waladu `baren')
u lid , (G pret. v. !waladu `baren')
ulla I , (NB ook ullu): A nee (vgl. ul `niet'); AHw \nein";
}ulla + a num + sux , bijv.
}ulla ka , zonder u, bij uw afwezigheid;
,

u
-ul ul

CH-xxiv-15

1 ul
a nukkama nukurtu (< ulla num + ka + ma; nominale zin) `zonder u is er vijandschap' erra-iii-D12
7K
ul-la-nu-uk-ka-ma ull
a nukkama

erra-iii-D12

ulla II , (ull^a): in onbestemde tijd, zo nu en dan AHw \in


unbestimmter Zeit";
}istu ull^a , (ook: u mtu ull^a, ultu ull^a, idioom, ull^a <

Sum. of Akk. ull^a `de verre tijd'): van oudsher, van meet
af aan, sinds mensenheugenis;
}
, tot in de verre toekomst, voor altijd, eeuw-

adi ull^a

ig

Sin3-58

ull^anu , (adv. bij ull^u; als voorz. met suf x ull^anukka, etc.):
Eng.: from there, there, apart from, other than;
}ull^anuma , (adv.): Eng.: already, also: from there
ulli , D pret. v. !el^u `hoog zijn'
i
s -tu ul-la-a i
s tu ull^
a

>

ullkiam

; u-ul-li, ulli (D pret.) Sil-C-143


; u-ul-li, ulli (D pret.) H.Sip. 17
, (adv. bij ull^u): Eng.: there,
, (adv. bij ull^u): Eng.: thither,
, (adv.): overmorgen; Eng.: the day after tomorrow
, (aanw. vnw.; vr. v. ull^u): die, dat
, D v. !ell^u `hoog zijn', `omhoog gaan'
7 ul-la-a-am , ull^am (D inf.acc.) Sil-C-13
, (<ulliu D pret. mv. v. !el^u `hoog zijn'

ullsam
ulltis
ulltu
ull^u
C
ullu

>  >
 >
ull^u
CH-xxiv-66

[]

u
-u l -lu-
u ull^
u

ul-lu-
u ull^
u

(D pret. 3e m.mv.)

(D pret. 3e m.mv.) Ee-vi-96

, (vr. ulltu ): aanwijzend vnw. die, dat Eng.: that,


distant; (daar) met normale adjectivische verbuiging.
vgl. !ann^u, anniu (vr. anntu) voor `deze' (hier). Ook
zelfstandig gebruik, bijv. anntam liqbi (qab^u `zeggen'):
`laat hem dit zeggen', of attributief, verwijzend: sarru
ull^u `die koning'
, D pret. 3e p.mv. v. D (ullu)!el^u `hoog zijn', `omhoog
gaan'

ull^u

ulmu , (subst.; mv. ulmu en ulmatu) (een bijl) AHw \eine


Axt",;
uls.u , (subst.;
!elesu `juichen') vreugde
ultesib , S perf. v.!.wasabu `(doen) plaatsnemen' (in later

tijd (na MB) wordt door dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten s, z)

x 

 perf. + si Ee-vi-94


(S

ultu, (voorz.) , (latere vorm van istu; in later tijd (na MB)
ul-te-
s ib-
s i ult
e
s ib
si

wordt door dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten s, z; ta):


van vanaf, afkomstig van, uit, weg van
(voegw.) , (latere vorm van istu; in later tijd (na MB)
wordt door dissimilatie s> l voor dentalen d, t en sybillanten s, z):
sinds, sedert, nadat, toen; soms ong. als enu ma toen
AHw \von", \seit";
1 ultu lemnesu ikm^
u isa du, (%hendiadys van G pret.
subj. v. kam^u `vastbinden' en G pret. subj. v. s^a du
`doodslaan'): `nadat hij [Ea] zijn vijand [Mummu] had
vastgebonden en hij (hem) doodgeslagen had' Ee-i-73
2 ultu esagila ipusu
 sipirsu (G pret. mv. v. epesu
`bouwen'; sipru `werk'): `toen zij [de Anunnaki] de arbied aan het Esagila verricht hadden' Ee-vi-67
3 ultu sim
a ti sa qastu ismu d Anum (G pret. subj.
v. s^
amu `vaststellen'; qastu, `boog' als gepersoni ceerd
wapen): `toen Anum de lotsbestemming van de Boog
had vastgesteld' Ee-vi-92
4 d Marduk sa ultu s.tsu imb^
usu abusu d Anum
(G pret. subj. v. nab^u `noemen'; s.tu `opkomst' (van
hemellichamen), `verschijning'): `Marduk (de naam
waarmee) zijn vader Anum [eig. voorvader] hem (reeds)
bij zijn verschijning heeft genoemd', Ee-vi-123, bij het
begin van de opsomming en uitleg van de 50 namen
van Marduk.
}
, (ook ulla; idioom, ook istu ull^a; ull^a <
Sum. of Akk. ull^a `de verre tijd'): van oudsher, van meet
af aan, sinds mensenheugenis; vgl. adi ull^a (!ull^a): tot in
de verre toekomst, voor altijd, eeuwig
5 gaser ultu ull^
a (G stat. v. gasa ru): `hij is van meet
af aan heel sterk' Ee-i-88
: ul-tu, ultu Ee-i-73, vi-67
: 7 ul-tu ul-la, ultu ulla (voorz.;`van oudsher')

ultu,

ultu ull^a


<
ul^u
Ee-i-88

:
ul-tu ul-lu, ultu ullu (voegw.) erra-i-132
, (subst. Sum.?) goede olie, (heerlijke, geraf neerde

olie voor lichaamsverzorging) AHw \allerbestes Ol",
\allerbeste Butter",
1 ul^
u samni ook: de allerbeste olie,

>

erra-i-93

ululum , !elunum 6e OB maand `augustus-september'


u^(m) , (na 1990 opgevat als subst. < Sum.; een woord u^(m)
u
-lu ul^
u

`graan, gerst'; verschijnt altijd met determinatief se;


voor 1990 gelezen als se u(m), dus samen met het determinatief. Het staat zo in alle woordenboeken en texten tot die tijd; gen. ^(m) of ^e(m); acc. ^a(m); st.c. ^e;
met suf x nom. u^-gen. ^-/^e-, acc. ^a-; vanaf OAkk; lo
gogram se; seum;
s eim;
seam;
laatste drie staan ononderscheidelijk voor alle drie de
casus u^(m), ^(m), ^a(m) (vroeger dus se um, se im,
se am); dus net te lezen se-um/im/am voor de drie
casus resp.!;
st.c. se, gen. se i(m) of se(m)): gerst, graan;

o o

244

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

AHw

\Gerste", \Getreide"; CAD 1 barley, grain; 2


grain (unit of measure), 3 pine nut;
1 se u u kaspu: graan en zilver, CHx4: dus: betaling in
natura of baar geld, (hier van boete/strafmaat)
2 b
a n^u se e u q^e (G part. ba-nu-u): [Marduk in de
hoedanigheid van d Asarri:] `schepper van graan en
vlas' Ee-vii-2
 se e (gen.) Ee-vii-2
, st.c. v. ! u mu `dag'

, D pret. 1e ; 3e p.enk. v. !w^aru, dat veelal in de D
voorkomt wu  uru, mu  uru, w>m in later tijd tussen
vocalen: `ik/hij gaf opdracht'

 irma

u
-ma- -ir-ma, uma

o
u m


s e am

uma ir

>V V
>V
u misa(m)
} a
u msu

(D pret. 1e p.enk. v. w^aru) Sin1-25


D u-ma- -i-ru, uma  iru
(D pret. subj. v. w^aru) Sin1-25

, (adv.; ook u misamma): elke dag, dagelijks;


\taglich", \Tag fur Tag"; Eng.: daily
u4 -mi-sa-am, u misam Sil.A 102
, (adv.): (al) zijn (levens)dagen (acc.adv.)
}
, toen, te dien dage, zoms gebruikt als
\en vervolgens", \nu de volgende episode"
1 ina u
 msu idullusu, (G pret. mv. v.d^alu): `toen/ te
dien dage dwaalden (de goden) om hem [Marduk] heen'
AHw

ina u msu

} b

Ee-iv-63

ter, geleerde;

AHw \Feldmesser", \Handwerker",


\Fachmann", \Kunstler", \Gelehrter", \Geldgeber",
\Glaubiger"; Eng.: artisan, scholar, expert; money
lender;
, D pret. v. !emedu `leunen tegen'
, <*ummidsu D pret. + su v. !emedu `leunen
tegen' etc.

 u-um-mi-su, ummissu <*ummidsu

ummid
ummissu

>

(D pret.) H.Sip. 23,24

ummu I , (subst.vr.; st.c. ummi, met suf x umma-; mv.

umma tu, ama): moeder; AHw \Mutter"; Eng.:


mother;
behoort tot de groep van vrouwelijke substantieven zonder -t-, zoals de natuurlijke feminina als
ummu `moeder', verschillende lichaamsdelen, zoals
sepu `voet' en de woorden umma nu `leger', harra nu
`veldtocht', ekallu `paleis', abnu `steen' en na ru`rivier'.
Het meervoud wordt wel gevormd met -a tu(m).
1 d Ninlil ummu rab^tu, (de godin) `Ninlil, de grootste moeder' (oermoeder der goden, goddelijke vroedvrouw);
2 ummasu urabbasu, (D pres.): `zijn moeder zal hem
opvoeden' CHx29
3 ul ummu atti, (atti onafh. p. vnw. 2e p.enk., hier nominale zin: `jij bent'): `gij zijt geen (echte) moeder'

umma (adv.; < enma; leidt directe rede in na verba dis-

Ee-i-119
4 d Damkina

umma
ummanu

i-84
5 ana Ti
a mat ummsunu sunu izzakru , (+sunu; on-

u4 -mi-
su

u
 m

su

CH-ii-10 Ee-iv-63

cendi (ww. die een zeggen uitdrukken); ook umma mi;


algemeen in brieven): dus, aldus zegt, als volgt, (vaak
niet vertalen); Eng.: as follows
, (acc. v. !ummu)
, (subst.vr.; Sum.; ook ummannu; st.c. umma n;
 , (collectief):
eren2 ; vr.mv. umm
a na tu;
eren2 ha
 menigte der
leger, troepen, schare, menigte, defacto vaak
goden, heerscharen [behoort tot de groep van vrouwelijke
substantieven zonder -t-, zoals de natuurlijke feminina
als ummu `moeder', verschillende lichaamsdelen, zoals
sepu `voet' en de woorden umma nu `leger', harra nu
`veldtocht', ekallu `paleis', abnu `steen' en na ru`rivier'.
Het meervoud wordt wel gevormd met -a tu(m).] AHw
\Menschenmenge", \Heer", \Arbeitstruppe"; Eng.:
army, gang, crowd;
1 umm
a nu nakartu (vr. v. nakru `vijandig' daar
umma nu vr. is) `het/een vijandelijk leger'
2 d Tutu d Zi-ukkin-na napisti umm
a nsu (Z.
epitheton/verschijningsvorm van Tutu; toelichting op
de naam Z. met zi = napistu en umma nsu slaat op
ukkin `vergadering'): `hij is T. als Z., het leven/levensonderhoud van zijn schare' Ee-vii-15

um-ma-ni-[
s u ] umm
a n

su

V b

(st.c.mv. +su) Ee-vii-15

ummatu , (vr.; !ummu):

milit. hoofdmacht, kerntroepen


i.t.t. de troepen aan de ank; stam, volk, gemeenschap;
AHw \Hauptmasse";
1 l
u s.andat ummatki, (< s.amdat G stat. vr. v. s.ama du
`aanspannen'; na Oud-Bab. wordt vaak m>n voor een
dentaal of een s, s., q of k): \uw hoofdmacht zij aangespannen" ) `uw hoofdmacht zij bereid/gevechtsklaar'

Ee-iv-85

ummianu ,

um-mat-ki ummatki

(st.c. + ki) Ee-iv-85

(subst.vr.; of umm^anu; st.c. ummia n; mv.


ummia nu ; Sum.,
ummia;
vakman, mees-

ama-
s u : : :, (= ammasu): `Damkina [gemalin van Ea], als zijn moeder, : : : (lag met hem in het
kraambed); \in de hoedanigheid van" (predicatief) Ee-

afh. p. vnw. sunu, hier misschien vanwege het metrum,


want syntactisch niet zo nodig; Gt pret. < iztakru v.
zaka ru `spreken'): 'tegen T. hun moeder, spraken z
(op hun beurt):' (volgt directe rede) Ee-i-112
}
, (wala du `verwekken') lijfelijke
moeder;
= um-mu, ummu Ee-i-119

um-mi-
s u, umm

s u (gen. + 
s u) CHx29

K um-mi-su-nu, ummsunu

ummu (w)alittu

bb
Vb
b
ummu II

(gen. + sunu) Ee-i-112

um-ma-
s u, umma
s u (+ 
s u) CHx29

, ummim Sil-A-43

-
s u, umma
s u (`als zijn moeder') Ee-i-84
ama

ama

, (subst. vr.mv. bij emenu; ne): hitte,


koorts; [ ne afgeleid van , pictogram voor vuurplaats, en staat voor alles wat met `hitte' te maken
heeft; ememu `heet zijn', `ummu' `hitte', bahru `heet',

`gaar'] AHw \Hitze", \Fieber";


 -
sa
s u ne
u-kal
1 libbasu umma uk^
al (D pres. v. D-tantum kullu
!*k^alu `bevatten', van lichaamsdelen: `onderhevig zijn
aan', `hebben'; de diagnose is): `dan bevat zijn binnenste hitte' BAM578-i-9 [en is blijkens het vervolg een
curabele ziekte]
!sed!
ne
sed
ir
tukume
s -
si
2 umma kus.s.a zu tu irtanassi (!sed! sed kas.u
^ `koud
zijn', subst. kus.s.u of met kwantiteits metathesis (korte
vocaal en dubbele consonant > lange vocaal en enkele
consonant) ku s.u `koude', `koelte'; ir ook zu tu

>B

>

245

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

`zweet', meestal met sterke alef; Gtn v. rasu^ `hebben',


`krijgen'): `hij heeft steeds hitte koude en zweet' )
`hij heeft het afwisselend koud en warm en hij zweet'
BAM578-i-28

}ummi libbi ,

>

de maag;

lett. \maaghitte"

) branderig gevoel in

 tukume

ne 
sa
s
3 ummi libbi irtanassi (Gtn v. rasu
^ `hebben', `krijgen';
 ummi libbi lett. \maaghitte"): `(en) hij heeft
ne 
sa
steeds last van een branderig gevoel in zijn maag' BAM-

578-ii-20

BAM578-i-9, 29; -ii-20

umtat.t.i , D pres. v. !mat.u^ `te kort zijn'; D: `geringer laten


worden'
ne

ummu

(D pres.) CHx108

umtasser , D perf. of Dt pret. v. *masaru !*wasaru D:


um-ta-t
.i umtat
.t
.i

?
?

wussuru, mussuru, ussuru: `loslaten' etc.


G um-tas-ser, umtasser (D perf.) Ee-iv-96
um-tas-sr umtassir (D perf.) Ee-vi-34
, (subst.; nomen unitatis): een bepaalde dag AHw
ein bestimmter Tag;
, (subst.; st.c. u m(i), mv. m. u mu en vr. u ma tu;
u4 ; vaak nom. ud-mu-um, gen. ud-mi-im, acc. udma-am, st.c. ud-um) dag, vandaag, meteen, heden; of
meer i.h.a. tijd; Ook urru `dag', `hitte', meer in tegenstelling tot `nacht': musali u urrali of urrali u musali
AHw A \Tag", \ganzer Tag",; mv. \Zeit"; Eng.: day,
daytime;
1 sa istu u
 m^e ma du ti, (sa istu `sinds', `sedert';
ma du tu `zeer', `veel'): (die) `sinds lange tijd' Sin1-23a
2 ana udd
u u me (D inf. v. *wad^u), lett.: \tot het bepalen van de dagen" ) `teneinde de tijd/de dagen aan te
geven' (te bepalen, te markeren, te berekenen) Ee-v-13
}
+ inf. in gen. , (voegw.; ook zonder ina):
toen Eng.: when, while, at the time that, as soon as,
after
}
, (adv., acc.adv.): vandaag (bijwoord) AHw
\Tag"; Eng.: today, for a day;
3 istu u
 mimma, (+ma): vanaf vandaag, sinds deze dag
met ingang van vandaag
}
, lett.: `sinds de dag/tijd' ) `nadat' (voegwoord; zelfde als istu alleen)
4 istu u
 mi sa satti us.s.iru us.ura ti (D pret. subj. v.
es.eru `tekenen'; us.urtu `regeling'): `nadat hij de regelingen van het jaar had ontworpen' Ee-v-5
5 (sa) u
 m arku tim, (arku `lang'): `tot in lengte van
dagen';
6 i npus u
 mu, (cohor., aansporende wijs, 1e p.mv. v.
epesu `doen', `maken'): `laten we (dat) vandaag/meteen doen' Ee-i-126
}
, toen, te dien dage
7 ina u
 msu idullusu, (G pret. mv. v.d^alu): `toen/ te
dien dage dwaalden (de goden) om hem heen' Ee-iv-63
}
,
8 ina u
 me sa nikassada (G pres. 1e p.mv. vent. v.
kasa du `bereiken', vaak elliptisch met dullu `werk':
`voltooien', `klus klaren'): `ten dage dat wij bereikt
zullen hebben' ) `op de dag dat wij klaar zullen zijn'
Ee-vi-54 `op het moment dat wij (het werk) voltooid
hebben'; of: `wanneer wij arriveren'
}
, `de dag van de nieuwe naam', `de
dag van onzichtbaarheid van de maan' [nieuwemaans-

u mtu
u mu I

ina u m
u ma

istu u mi

ina u msu
ina u me

u mu bubbulum

dag (de astronomische nieuwemaan), de dag dat de


maan slaapt, bij uitstek de dag van de van de kispum,
de dodenofferliturgie, omdat de maangod S^n in de onderwereld is en de hele kosmos in het teken van de dood
staat];

 mu bubbulum Ee-v-21
4 b[u-ub-bi-l]um, u
4 -um, u m (st.c.) H.Sip. 40,41

}s2
} b
}
}
u mu II }

s u,
4 -mi-

u
 m

s u Ee-iv-63
(st.c. mv.) Sin1-23a
u4 , Sum. ud; litt. leenvertaling uit het Sum.?)

4 mes,

,(

u
 m
e

storm, ook (bijv. in het Enu ma elis-epos) gepersoni -

ceerd als Storm-demon AHw B \Sturm";


1 u4 -me dabr
u ti: `woeste Stormen' Ee-i-143
2 narkabta u
 mu la mahri galitta irkab, (G pret. v.
 `karos'; gala tu `angstaanjaraka bu `berijden'; narkabtu
gend z/w.'; galtu `angstaanjagend'): `hij [Marduk] besteeg de onoverwinnelijke Storm als strijdwagen' (de
storm gezien als strijdkaros) Ee-iv-50

}
}
umus
>v

e,
4 -m

u
 me

Ee-i-143

= 4 -mu, u mu Ee-iv-50
, N imp. van !namasu `zich voortbewegen' `weggaan'
u

u
-mu
s , umu
s (N imp., ook te lezen als us
. ir D imp.
of us.s.ir D pret. v. es.eru) Ee-v-14
, D pres. v. !n^ahu
  , ( pn s), D pret.
 v. !n^esu `levend zijn'
p

, ( n s), D pres. v. !n^esu `levend zijn'
, D pret. v. !n^ahu

un^ah
una is
unas
un^h
unnenu , (subst.; ook unnnu, NA: unnanu)

smeekbede

(met een klachtkarakter); AHw \Flehen", \Gebet";


In PNs: S^n-leqi-ennen (G imp.) `S^n aanvaard mijn
gebed';
, (subst.vr.; mv. unqa tu): Eng.: ring, stamp-seal;
, (subst.; st.c. unu t; onregelm. mv. unia tu/un^etu):
roerende goederen (niet-levende-); inventaris AHw \Gerat(e)", \Utensilien", \Mobiliar"; Eng.: utensils, furnishings, property;
1 un^
ut bissu (e---su) zijn huisraad T97-17
K u-nu-ut un^ut (st.c.) T97-17
, !uba nu `vinger' etc.
, D pres. v. !epesu `maken' etc.; verba primae Alef,
e-klasse
, D pres. v. !epesu `maken' etc.; verba primae Alef,
e-klasse
, D pret. en D imp. v. !epesu `maken' etc.; verba
primae Alef, e-klasse; (Ass. D imp.: eppis)
, D stat. v. !epesu `maken' etc.; verba primae Alef,
e-klasse; (Ass.: eppus)
, D inf. en D verb.adj. v. !epesu `maken' etc.;
verba primae Alef, e-klasse; (Ass.: eppusu)
, (subst. bij epesu; mmestal mv.: tovenarij toverkunst, hekserij, zwarte magie, ook witte magie AHw
\Aktion(en)"; \Behexung(en)", \Hexerei(en)"; Andere benamingen voor hekserij/zwarte magie: kispu ,
ruhu^, rus^u, zikurrud^u

, (< Sum. up s uukkinna met up `hoek',
`rand' ) `zaal'; ukkin `vergadering' < un+kin, un
`mensen', kin vaag werkwoord: `de verzamelde mensen'):
raadszaal; vergaderplaats der goden (in de hemel maar ook
in Babylon, waar het de naam van een kapel is.

unqu
unutu

> }

upanu
uppas
uppes
uppis
uppus
uppusu
upsasu^

upsukinnaki

246

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

ina upsukinnaki ustaddinu sunu milkatsun (St2 pret.


 2 `elkaar geven', `uitwismv. v. nada nu `geven', in St
selen'; st.c. vr.mv. v. milku `raad'): `in U. voerden zij
onderling beraad uit' Ee-vi-162
ki
(F
up-
s u-ukkin-na-ki up
s ukinna

2b

Ee-vi-162

uq^a, uqa a , (mv. uqa

u^): D pres. v. D qu  u^ !*qa u^


`wachten'; n.b. een dubbele alef wordt nooit geschreven, een enkele nog wel eens, maar meestal alleen als
vocaalbreuk a-u, u-i, etc.

, (mv. uqa  u^): D pret. v. D qu  u^ !*qa u^
`wachten'; n.b. een dubbele alef wordt nooit geschreven, een enkele nog wel eens, maar meestal alleen als
vocaalbreuk a-u, u-i, etc.
na4
, (subst.; uqni-;
zag
n): lapus lazuli (zeer
blauwe edelsteen)
ur , Sum. ur `hond', i.h.a. voor hondachtig dier; ur in
Sumerische persoonsnamen wel `Man van : : :', vgl.
Urd Nammu, Urd Ningirsu, Urd Zababa; Ur
edubba;
wsl. niet hetzelfde woord als ur `hond';
}urbar , ( J bar `buitengebied', `buitenkant'):
wolf;
}urgi6 , kalbu `hond'
}urmah , nesu `leeuw' ur
ursag , qarr
a du `held', `voorvechter'; ur in Sumerische
persoonsnamen wel `Man van : : :', vgl. Urd Nammu,
Urd Ningirsu, Urd Zababa; Ur
edubba; wsl. niet hetzelfde woord als ur `hond';
ki
ki
 rim , = 
, (subst. < Sum.;
u
s e
s unug ,
ki



s e s ab ):
Ur, belangrijke Sumerische havenstad in Zuid-Mesopotamie, 300 km ten Z.O. van Bagdad, het huidige Tell Magajjir. Stad van de maangod
Sin. Opgravingen o.l.v. Sir Woolley in 1918 en 192234. Er zijn duizenden kleitabletten in het Sumerisch
gevonden, met name in de Ur-III periode (de derde
dynasty van Ur in de 21e eeuw met heersers als Ur
  n etc.); medegangmaker van de
nammu, Sulgi,
Su-S^
\Sumerische renaissance"
uru
ki uru
&


,
Urim, CH-ii-17
d uras een god, de `Aarde' als godheid naast
,
`Hemel'; het teken uras is ook urta in Nin-urta, zoon
van Ninhursag `Gebergte'; lotsbestemmer van (half)
 verbonden met landbouw uras = urta =
edelstenen;




uq^, uqa i

Jn

uqn^u

Ur

Uras

K


s e
s ab

ers
.(etu)?

d Uras, d Uras CH-iii-22

urhu I , (subst. vr. en m.; st.c. uruh; mv. urh atu) pad, weg,

route; vaak in de zin van levensloop, levensweg, loopbaan,


carriere; (ong. synoniem met !pada nu); [het Akka-

disch kent geen woord voor leven zoals in \een gelukkig


leven", maar gebruikt daarvoor woorden als `pad' en
`weg'] AHw \Weg", \Pfad", \Bahn"; Eng.: way, road,
path
1 uruh sulmi u tasm^e: `een pad van heil en gehoor Ee-iv-34
zaamheid'
2 urha sutas.butu, (St2 v. s.ab
a tu `nemen'): `een weg la
ten nemen'
Ee-iv-34
3 urhasu usardima, (S pret. v. red^
u), lett.: `hij deed
volgen zijn weg' ) `hij wees de weg' Ee-iv-59
4 urh lidmiq, (G prec. v. dam
a qu, ook urh lser,
 eseru): `moge mijn pad/levensloop goed
 zijn',
G prec.
`opdat mijn levensloop goed/succesvol is' Sin1-24b (of
`optreden', `handel en wandel')

>

?
? M!

,
(st.c.) Ee-iv-34


(+ `mijn') Sin1-24b


ur-ha-
su
, urha
s u (acc. + 
s u) Ee-iv-59


,

ur-hi

u
-ru-uh uruh

urh


urhu II , Ass. voor !warhu


urinnu , (subst.) milit.: vaandel, standaard, veldteken

1 ina al
a k harra nu urinnaku (G inf.gen. ala ku `gaan';
 hrarra ni `pad' een gen.obj.) `bij het teverwacht gen.
 ik [Erra] het vaandel' erra-i-114
veldetrekken ben
V F
u
-ri-na-ku urinnaku (st.c.+-ku)

>

erra-i-114

uridimmu , (leenwoord < Sum.)

mythische wilde hond;


een van de monsters genoemd in het Enu ma elis-epos;
AHw ein mythischer Wildhund;
E
ur-idim-me, urdimme (acc.) Ee-i-142
, adv. !warka num `later', `daarna'
, (Ass. vorm v. !warkatu): `achterkant', `rug'
, adv. !warka `erna', `achter' etc.
, adv. !warka `erna', `achter' etc.
,
,
ur in Sumerische PNs wel `man van : : :', vgl.
ursag,
qarra du `held', `voorvechter'; Urd Nammu,
d
Ur Ningirsu, Urd Zababa; Ur
edubba; wsl. niet hetzelfde woord als ur !kalbu `hond'.
, (subst. plantennaam): kleine ceder; AHw eine kleine
Zeder;
1 15 siqil u urn^
u siqlu gewichtseenheid van 8:3 gram,

? 

urkanu
urkatu
urki
urku
d Urma
sum
Urnammu
urnu

>

BAM578-ii-18

u


u


BAM578-ii-18

urpatu , (zie erpetu onder !erepu `omwolken') `wolk', `bewolking'


urpu , (!erepu `omwolken') `wolk', `bewolking'
urqtu , (!waraqu `groen z/w.'): groene gewassen, groen
u
r-nu-u

urn^
u

(als subst.), plantengroei; AHw \Grun", \Plantenwuchs";


I ur-q-t[i] urqti (gen.) Ee-vii-2, 69
, subst. ook wurqu `iets groens' zie onder !wara qu
`groen/geel z/w.'
, adv.; acc.adv. v. !urru `overdag'

urqu
urra
? H , (acc.adv.) Ee-i-109
urrik , (D pret. v. !araku) `lang maken'
? V
,
(D pret. mv.) Ee-i-13
urris , (adv. v. subst. !urru `dag') `overdag', `bij dag'
urru , (subst.)d licht, dag (eig.: \hitte des daags", vgl.
!urruru; Erra) AHw \(heller) Tag";
}urra , (acc.adv.): overdag, dag AHw \morgen", \am
ur-ra urra

ur-ri-ku urrik
u

Tage"; Eng.: tomorrow;


1 urri u m
usi, `dag en nacht' (of: musi u urri )
2 urra u m
usa, (meestal musi): `dag en nacht' Ee-i-109
}
, (adv. v. subst.): overdag, bij dag als tegenstelling tot musis 's nachts.
3 urris l
a supsuh a ku, (S-elativisch v. pasa hu; S stat.
1e p.enk.): `overdag heb ik geen rust' Ee-i-38 

urris

?H
? V

ur-ra urra

(acc.adv.) Ee-i-109
Ee-i-38,50

urruru , (D pret.pv. !araku) `lang maken'


urruru , (ww. rr , D-tantum), droog maken,
ur-ri-i
s urri
s


dor maken,
in medische teksten voor het (aan het vuur) drogen van
kruiden etc., vgl. \drug"; Ned. \Droge"; \drogist"
Zie ook !Erra;
, (D verb.adj. !wurrus.u `zeer vuil')

urrus.u

247

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

> U
ursanu

d s ae urrusa (acc.) erra-i-127


D
u
-ru-u- 
, (subst. < Sum.; st.c. ursa n; mv. ursa nu ): Eng.:
warrior, hero
, (subst.) slaapkamer, slaapvertrek, zolderverdieping; als
%hapax: verlangen, wens, (vroeger soms vertaald met
wijsheid); [hapax legomenon, (Gr. hapax=een keer),
unieke woorden die in de betekenis maar een keer in
de bronnen worden aangetroffen; bijv.: !ammatum,
litt. voor `aarde' in Ee-i-2] AHw \Schlafgemach";

u
r-
s i-im, ur
s im CH-iv-10
, NB G imp. v. !war^u `leiden'
, (subst.; ook urr^u): stal, schuur, (schaaps)kooi AHw
\Stall";
1 mut.ahhidu ur^sun (D part. v. t.ah 
a du G: `gedijen', D:

 ahhid) (Marduk),
`rijkelijkvoorzien',
verwacht st.c. mut
. 
`die hun stallen tot welvaart brengt' Ee-vi-124
(`hun' de
mensen dan vr. -sin(a), dus wsl. de goden in r. 126.
Uiteindelijk staan weiden (via o ers) ten dienste van
de godencultus.
V  u-ri-sun ur^sun (mv.) Ee-vi-124
, (ook urr^u): hengst
, twijg
, sleutel
, G pret. v. !war^u `leiden'

, (ook
h urhudu; st.c. ur ud/hurhud): Eng.: throat, windpipe
 v. !urhu) `pad',
 `weg'
, (st.c.
 D

u
-ru-uh, uruh (st.c.) Ee-iv-34


, (subst. < Sum.;
unug ): Uruk is een zeer
belangrijke stad in het zuiden van Mesopotamie, het
hedendagse Warka, waar zowel de oudste kleitabletten (eind 4e millenium) als de jongste kleitabletten
(1e eeuw na Chr.) opgegraven zijn. De stadsgoden van
Uruk zijn het godenpaar An en Inanna (Akkadisch
Anum en Istar).
ki

, Urukki CH-ii-38
, Ass. vorm v. !wasa mum `passend zijn'
, (subst.; ook usqa ru, aska ru, asqa ru en ook met
s geschreven;
u4 sakar = sar ; sikkel, maansikkel; math.: segment (deel van een cirkelvlak); AHw
\Sichel", \Mondsichel";
D ana xxx u4 sakar : : : lik-ru-ub
1 ana S^n uskara likrub (G prec. kar
a bu `zegenen',
`groeten'; u4 sakar hier concreet een voorwerp van zilver; xxx zonder godendeterminatief) '[op de 28e dag]
gelieve hij een (zilveren) maansikkel te schenken aan
S^n' CT51,161,r. 14

ursu

uru
ur^u I

>
ur^u II

ur^u III
ur^u IV
u ru
ur udu
uruh
>
Uruk

usamu

ki

unug

uskaru

}
} ? 2

4 sakar,

(`maansikkel') CT51-161,r. 14

usqaru , subst.; !uskaru `maansikkel'


u su , (subst. < Sum.; ook ussu; st.c. us):
u

usk
a ru

weg, pad, route;


(overdrachtelijk, vgl. de associatie in het Ned. levensweg, levenswandel): (goede) leiding, (goede) zede, gedrag;
AHw \(rechte) Bahn", \Ordnung"; Eng.: direction,
guidance, (proper) custom
1 u
 sam s.aba tu: `een weg kiezen/nemen' ook
2 u
 sam/rdam/harra nam s.aba tu: `een weg kiezen/nemen', `eenweg inslaan'
}
, (subst.) hulp bijv. door een \zachte" geldlening AHw \Hilfe", \unterstutzung";
p
u
-si-im, u
 sim CH-v-17
h u-sa-am, u sam CH-xxiv-6

usatu

>>

u si , G pret. v. !was.u `uitgaan'


Us..iana-Erra : een plaatsnaam
CF 2 H

ki ],

 -si-a-na-
u
er-r[a
.

Sil-A-54

us.rat , (litt. st.c. v. !us.urtu; regelmatig st.c. is us.urti{ vr.


usra tu; bij !eseru `tekenen'): `tekening' etc.
us.rat. , (st.c. mv. v.. !us.urtu; bij !es.eru `tekenen'): `tekening' etc.
us.s.abu , D pres. subj. v. !was.abu
t J s [ ], (D pres. subj.) Ee-vii-8
us.s.i , G pres. v. !was.u^ `uitgaan'
u as.s.ir , D pret. v. !es.eru `tekenen'
> v , (D pret.) Ee-v-3
us.s.ir , D imp. van !es.eru `tekenen' etc.
> vN imp. v., (D) imp.,
ook te lezen als D pret. of
Ee-v-14
us.s.ir , D pret. van !es.eru `tekenen' etc.
 iana-Erra
Us
.

us
. -s
. a-b u

us
.s
. abu

u
-as
. -s
. ir u as
.s
. ir

>v

umu
s

u
-s
. ir us
.s
. ir
nam
a
su

u
-s
. ir, us
.s
. ir (D pret., ook te lezen als D imp. of
N imp. v. namasu) Ee-v-14

us.s.u , (subst.; ook us.u) pijl AHw \Pfeil(spitze)"


1 sa ussini zaqti kep^
at(a) lisa nsu (-ni `onze'; zaqtu
umu
s

..
`spits'; G stat. kep^u `zich ombuigen', halfcirkelvorm;
lisa nu `tong', hier tongvormige punt): `wat betreft
onze puntige pijl: zijn punt is kromgebogen' erra-i-90
us.-s.i-ni us.s.ini (gen.+ -ni `onze') erra-i-90
, -i, NA vorm v. !was.u^ `uitgaan'
, (subst. bij !es.eru; vr.mv. us.ra tu;
gi
s -hur;
r verhindert soms elisie tot us.ratu; st.c. us.urti{; litt.
st.c. us.rat; !es.eru `tekenen'):
tekening, plan; ook abstract: regeling, instelling; zie verder
onder !es.eru op pag. 62

^ u-s.u-ra-tim CH-iii-31,32


:
u
-s
-ra-tu-
u-a, us
a t
u a
.u
. ur

us.u^
us.urtu

>> HH > C
>> ++ HH C
t( 
(  <
{us

(vr.mv. +-a) CH-xxiv-91

I u-s.u-ra-ti, us.ura ti (vr.mv.) Ee-v-5


I u-s.u-ra-a-ti, us.ura ti (vr.mv.) Ee-vi-78
,

(st.c.) Ee-i-61
, us.ura ti (gen. vr.mv.) Ee-i-79
, us.ura t (st.c. vr.mv.) ACh-Sin-i-6

us
. -rat us
. rat




gi
s -hur-me
s
gi
s -hur-me
s

, NB soms {usu, suf x su door apocope van de u;


vgl. -sun voor -sunu en -sin voor -sina
1 d Ea u d Damkina hratus, (hratu + su): `Ea en
 Ee-i-78
Damkina, zijn echtgenote'
 2 pret. mv. v. s.aba tu +
2 ustas.bit
us(u) harra nu, (St
su; harra nu `pad') `zij lieten hem een pad van veiligheiden gehoorzaamheid nemen (als route)' Ee-iv-34
3 iratus(u) usatmih, (S pret. v. tam
a hu `vasthouden';

verwacht eig. irassu < *iratsu of locativus:
iratussu
`aan zijn borst') lett.: `zij liet zijn borst (de lotstafelen) vasthouden' ) `zij hing hem de lotstafelen om (als
ambtsketen)' Ee-i-157

H

(< hratusu) Ee-i-78



,
 pret. mv. v. s.aba tu + su) Ee-iv-34
(S
p

, D pres. v. !s^elu s 3 l `scherpen'

 alu (G pres.) Ee-iv-92
u
-
s
a- a-lu, u
sa
, in Ee-vi-24 rare vorm van S pret. usbalkit v.
hi-ra-tu
s h
ratu
s

u
s -ta-as
s u
s tas
u
s (u)
. -bi-tu-u
. bit

usa al
U 
usabalkit

!nabalkutu, 4-rad. wortel pblkt

> U }V
usabbal
usabil
>a b


u
-
s
a-bal-ki-tam-ma, u
s (a)balkitamma
 pret. vent. of dat.) Ee-vi-24
(S
, S pres. v. !(w/t)aba lu `dragen' etc.
, S pret. v. !(w/t)aba lu `dragen' etc.
 pret. +su) CHx112

u
-
s a-b
l-
s u, u
s
a bil
s u (S

248

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

usakil , S pret.
(sukulu) v. !aka lu `eten'
usakkal , S pres. (sukulu) v. !akalu `eten' (verba primae
Alef, a-klasse), maar ook D pres. v. !saka lu.
usallu , (subst. < Sum.; st.c. usal; met suf xusalla-; >

): polder, ooi, beemd, rivierweide (i.h.a. natte


weide); in LL-Ms-ii-44 raq-qa-tum = u-sal-la Eng.:
shore-land, water-meadow, ood area
7 u-sal-la usalla LL-Ms-ii-44
, S pret. v. lam^u !law^u `omgeven'
 sal
u

>*

usalmi
 pret. + ) Ee-iv-95
>*
,
(S
usanni , D pret. v. !san^u
> U
,
(D pret.) Ee-iv-88
usapsih , S pret. v. !pasahu `rust hebben'
> ' ,  (S pret.) Ee-i-63
usari , S pret. v. !war^u `leiden'
usarra , Spres. v. ! war^u `leiden'
usarsid , S pret. v. S-tantum !*rasadu `grondvesten'
> :NB vorm v., !isaru(S`penis'
pret.) Ee-v-6
usaru , subst.
usater , S pret. v. !wataru `uitsteken', `uitmunten', S facu
-
s al-m
-
si

u
-
s
a-an-ni

u
s almi
si

u
s anni

u
-
s ap-
s i-ih

u
-
s ar-
s id

U Uw
>
usbalakkat
usbalkit
}V
usbam
V
usbu 
s
>s !
useli
titief.


si

u
s ap
s ih

u
s ar
s id

u-
s
a-ter u
s
a ter

 pret. wata ru) Ee-vi-101


(S

I D u-sa-ti-ru, usa tiru (S pret.mv.) Ee-vii-144


, S pres. v. (4-rad.) !nabalkutu
, S pret. v. (4-rad.) !nabalkutu
 pret.

u
s -bal-ki-tam-ma u
s balkitamma (S

vent.) Ee-vi-30

, G pret. vent. v. !wasa bu `wonen', `zitten'; soms


ontstaan door elisie van de i: usbam < u sibam

u
s -ba-am-ma, u
s bamma (G pret. vent. v.

wa
s
a bu

) Ee-i-54

 r); G pret. mv. v. !wa


,(
du
s a bu `wonen', `zitten';
soms ontstaan door elisie van de i: usbu < u sibu

u
s -bu, u
s b
u (G pret. mv. v. wa
s
a bu) Ee-i-58, 78;

iv-112, vi-75 Sin1-15


u
-
s i-bu, u

s ib
u (G pret. mv.) Ee-i-33, vi-74
, S pret. v. el^u `hoog zijn', `omhoog gaan'
, S pres. v. !el^u `hoog zijn', `omhoog gaan'
, S pret. v. !epesu `maken' etc.; verba primae Alef,

uselle
usepis
e-klasse
useppes , S pres. v. !epesu `maken' etc.; verba primae
Alef, e-klasse
uses.i , S pret. v. !was.u^ `uitgaan'
 pret. mv.) Ee-iv-109
>o+V
,
(S
uses.s.i , Spres. v. !was.u^ `uitgaan'
useser , S pret. v. !eseru `juist zijn'; verba primae Jod,
u
-
s e-s
s
es
 ma
. u-ma u
.u

de vormenopbouw is dezelfde als e-klasse van de verba


primae Alef;voor paradigma zie na epesu
, S pres. v. !wasa bu `wonen', `zitten'
, S pres. v. !eseru `juist zijn'; verba primae Jod,
de vormenopbouw is dezelfde als e-klasse van de verba
primae Alef;voor paradigma zie na epesu
, S pret. v. !wasa bu `wonen', `zitten'
, S pres. v. !etequ `passeren'
P u-se-te-eq, usetteq (S pres.) CHxp
118
, (mv. ushar(r)arru ; 4 rad. wortel shrr ; pres.
 v. !suharruru `stil zijn')

p

, (4 rad. wortel shrr ; pret. v. !suharruru `stil
 zijn')


 r, tu
,(
du
s ); G pret. v. !wa
s a bu `wonen', `zitten';
soms ontstaat door elisie van de i u sib > u sbi

usesseb
usesser

usesib
usetteq
>ox
usharrar
usharrir
usib 

>s s

usibam , (

u

s ib
u (G pret. mv.) Ee-i-33, vi-74, 165
(G pret. mv.; elisie van i) Ee-i-58, 78
 r); G pret. vent. v. !wa
tu
s , du
s a bu `wonen',
u
-
s i-bu

u
s -bu u
s b
u

`zitten'; soms ontstaat door elisie van de i: u sibam >


usbam

u
s -ba-am-ma, u
s bamma (G pret. vent. v.

usibu , (

) Ee-i-54

wa
s
a bu

 r); G pret. mv. v. !wa


tu
s , du
s a bu `wonen',
`zitten'; soms ontstaat door elisie van de i: u sibu >
usbu

u
s -bu, u
s b
u (G pret. mv. v. wa
s
a bu) Ee-i-58, 78;

s
>s !
uskaru
usk^epn J J 

iv-112; vi-75 Sin1-15


u
-
s i-bu,

, subst.;

u

s ib
u

(G pret. mv.) Ee-i-33, vi-74

uska ru `maansikkel'
,
ki zaza; mv. u
s kennu , 4 rad. wortel
sk (e/)n , de s-groep; pres. v. !suk^enu `buigen',
`zich (uit eerbied) vooroverwerpen'
p
, mv. uskenu , 4 rad. wortel sk (e/)n , de s-groep;
pret. v. !suk^enu `buigen', `zich (uit eerbied) vooroverwerpen'
 pret. v. !mal^u `vol zijn' etc. [De SD
 is een
, SD
zeldzame vorm die alleen in literaire teksten voorkomt.
De betekenis is meestal factitief, dus als D. De vormen worden gekenmerkt door de toevoeging van een s
tussen de preformatieven in de D-stam: D pres. uparras
)usparras; D pret. uparris )usparris)]

; us-ma-al-li, usmalli (SD pret.) Ee-i-86, 136


; us-mal-li, usmalli (SD pret.) Ee-i-154
, S pres. 3e p.enk. v. !m^atu `sterven'
, (gewoon presens verdubbeling): S pres. 3e p.mv.
v. !m^
atu `sterven'
, S pret. 3e p.enk. v. !m^atu `sterven'
, (afwijkend, < *usmtu naar analogie met de D):
S pret. 3e p.mv. v. !m^atu `sterven'
, S pres.enk. v. n^esu `genezen'; verba mediae Alef,
e-klasse
, S pret.enk. v. n^esu `genezen'
, S pret. en S pres.mv. v. n^esu `genezen'
, S pret. v. 4-rad. !napalk^u
 pret.) Ee-iv-100

u
s -pal-ki, u
s palki (S
p
, pres. v. 4-rad. !suparruru sprr `uitspreiden',
`uitbreiden'
p
, pret. v. 4-rad. !suparruru sprr `uitspreiden',
`uitbreiden'
V
u
s -pa-ri-ir-ma, u
s parrirma, (pret. 4-rad. +

usken

usmalli

V*

usm^at
usmattu
usmt
usmittu
usn^es
usnes
usnessu
uspalki

usparrar
usparrir

' V

usp^el , mv. uspellu, 4-rad. wortel psp l , een stam, pres.


v. !sup^elu `verwisselen', `veranderen (trans.)'
uspel , mv. uspelu, 4-rad. wortel psp (e)l , een stam,
pret. v. !sup^elu `verwisselen'
usqallal , mv. usqal(l)allu; 4 rad. wortel; pres. v.
!suqallulu `hangen'
usqallil , (4 rad. wortel; pret. v. !suqallulu `hangen'
usqammam , (mv. usqam(m)ammu, 4 rad. wortel; pres.
v. !suqammumu `stil zijn')
usqammim , (4 rad. wortel; pret. v. !suqammumu `stil
zijn')
usqaru , subst.;
!uskaru `maansikkel'
 pret. v. !red^u [De SD
 is een zeldzame vorm
usraddi , SD
) Ee-iv-95

ma

die alleen in literaire teksten voorkomt. De betekenis


is meestal factitief, dus als D. De vormen worden gekenmerkt door de toevoeging van een s tussen de preformatieven in de D-stam: D pres. uparras )usparras;
D pret. uparris )usparris)]
D pret.) Ee-i-134
S
u
s -rad-di, u
s raddi (S
, (afwijkend, < *usrsu naar analogie met de D):

usrissu

249

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

y
ussab

!r^asu `juichen'
 prec. vr.mv.) Ee-vi-111
s
li
s -ri
s -
s
a, li
s ri
s
s
a (S
 r); G pres. v. !wa
,(
du
s a bu
, (subst.; mv. ussu ) Eng.: foundation
, (ook mussuru en wussuru; D-tantum bij
!*wasaru) vrijlaten, verlaten, de vrije loop laten, vrijuit
gaan;
, S perf. v. (4-rad.) !nabalkutu
, S perf. v. !(w/b)aba lu `dragen' etc.
, S perf. v. !basu^ `zijn' etc.
 perf.) CHx42
|
u
s -tab-
s i, u
s tab
s i (S
, Stn pret. v. (4-rad.) !nabalkutu
 pret. (suta kulu) v.
, S perf. (inf.: sukulu) of St
!akalu `eten'; verba primae Alef, a-klasse
, St pres. (St inf: suta kulu) v. !aka lu `eten'; verba
primae Alef, a-klasse
 pres. (suta kulu) v. !aka lu `eten'
, St
, St pret. mv. v. !aw^u, am^u `spreken';
 reciprook: `overleggen'
St
t pret.mv.) Sin1-14,
=
u
s -ta-mu-
u, u
s t
a m^
u (S

S pret. 3e p.mv. v.

ussu
ussuru

U


ustabalkit
ustabil
ustabsi

ustablakkit
ustakil
ustakkal
ustakkal
ustam^u, ustaw^u

>

Ee-vi-4

 pres. v. (4-rad.) !nabalkutu


ustanablakkat , Stn
ustanakkal , Stn pres. (Stn inf. sutakkulu) v. !akalu `eten';
verba primae Alef, a-klasse
ustann^u , D perf. mv. v. !san^u II of Dt pret./pres. mv.;

of Dtn mv.
K
mv.) Ee-i-57

u
s -tan-nu-ni

u
s tann^
uni(m)

(D perf. vent.

ustap^a , meestal
> ustep^a, St pret. of S perf. (vent.) v.

wap^u in St : `doen verschijnen' etc.
ustasni , St pret. !san^u
t pret.) Ee-vi-43
?V
,
(S

ustatakil , St perf (sutakulu) v. !akalu `eten'
ustaw^u , ook !ustam^u, St pret. mv. v. !aw^u, am^u `spreken'; St reciprook: `overleggen'
usteken , (mv. ustekenu, 4 rad. wortel psk (e/)n , de
s-groep; perf v. !suk^enu `buigen'
usteli , S perf. v. el^u `hoog zijn',`omhoog gaan'
ustep^a , < *ustapia St pret. of S perf. vent. v. wap^u in St :
2

u
s -ta
s -ni-ma

u
s ta
s nima

x'C
usp^elu
x
ustepis

`doen verschijnen' etc.


t2 pret. vent. v. wap^u)

u
s -te-pa-a, u
s t
e p^
a (S
Ee-v-12

, (G pres. v.4-rad. !sup^elu) `verwisselen', `draaien',


`zich verkleden'

us-te-pe-el, ustep^el (Gt pres.) Ee-vii-152


, S perf. (inf.: supusu) v. !epesu `maken' etc.;
verba primae Alef, e-klasse
, S perf. v. !erebu `binnenkomen'
V  us-te-ri-ba, usteriba (S perf. vent.) Ee-iv-98
, S perf. v. !eseru `maken' etc. (S inf su suru);
verba primae Alef, e-klasse
, S perf. v. !wasa bu `wonen', `zitten'
 perf.) Ee-vi-44, 71

u
s -te
s ib, u
s t
e
s ib (S
, (mv. ustepelu , een stam), G perf. of Gt pret. v.
!sup^elu `verwisselen'; Gt pres. ustep^el (mv. ustepellu);

[De Gt van de S-groep
van 4 radikalige wortels is passief: sutep^eku `veranderd worden']
, S perf. v. !epesu `maken' etc.
, S perf. v. !was.u `uitgaan'
, ( galusum): draak; AHw \Grodrache", \Groslange"; \Alleinherrscher";
1 usumgal sarr: draak onder de koningen (bekend epitheton voor koningen)


, usumgal CH-ii-55

usterib
x
usteser
ustesib
x
ustepel
ustepis
ustes.i
usumgallu

gal u
s um

uszz , S pret. v. !izuzzu, S inf: usuzzu `staan', `plaatsen'

etc.
 pret.) Ee-i-140, Ee-v-2
T
u
s -zi-iz, u
s z
z (S
E  us-ziz-zu, uszizzu (S pret. subj.) Ee-i-74
E us-ziz, uszz (S pret.) Ee-iv-55
, Dt pret. v. !edequ `bekleden'

P u-ta-di-iq, u tadiq (Dt pret.) Ee-i-68


, G pres. v. !t^aru `omkeren'
V u-ta-ri, ut^ar(i) (D pres. met onduidelijke -i)

u tadiq
>
ut^ar

>

Ee-iv-71

u tasser , D perf. of Dt pret. v. !*wasaru, D: `vrijlaten'


etc.
u tebbir , (D perf. st.c. v. abaru II = eberu D: `beschuldi-

>x
>xNb

gen')

(D perf.) CHx126

u teddes , Dt pres. v. !edesu `nieuw zijn', Dt: `zich vernieuu


-te-eb-bi-ir utebbir

wen'

Sil-A-92

u
-t[e-e]d-de-
su

u
 tedde
su

(Dt pres. subj.)

u teppis , D perf. v. !epesu `maken' etc.


u tahhaz , Dt pres. v. !ahazu `grijpen'; verba primae Alef,
a-klasse
u tahhiz , D perf. of Dt pret. of Dtn pret. of Dtn pret. v.
!ahazu `grijpen'; verba primae Alef, a-klasse
*utatahhiz , Dt perf. en Dtn v. !ah azu `grijpen'; verba primae Alef, a-klasse
utahhuzu , Dt inf. v. !ahazu `grijpen'; verba primae Alef,
a-klasse
u teppes , D pres. v. !epesu `maken' etc.; verba primae
Alef, e-klasse
u teppis , D perf. v. !epesu `maken' etc.; verba primae
Alef, e-klasse
utlell^u , !el^u
utlu , schoot [ook als plaats van toevlucht] AHw

\Scho"
;
ut-li-ia, utl
ja, `mijn schoot', CH-xxiv-47,48
, D perf. v. !t^aru, de r maakt i>e
utu ,

}
, de (zonne-)god Sama
s
+ uitgangen , suf x dat abstracte zelfstandige
naamwoorden vormt, bijv.
1 
a liku tu: (ambt van) bode
2 ne/n
a ra ru tu: `hulp' (na arruru `te hulp komen')
3 bel
u tu, (vgl. belu `heer'; abstractum: het ambt van
heer, het heer-zijn); `heerschappij over : : :'
4 dann
u tu, (vgl. dannu `sterk'): `vestingwerk'
5 dajj
a nu tu, (vgl. dajja nu `rechter'): `rechterschap',
`ambt van rechter';
6 Enlil
u tu: `het Enlilschap' (de functie als die van
Enlil), `hegemonie', `opperheerschappij';
7 erresu
 tu, (vgl. erresu `landbewerker'): `het bedrijf
van de landarbeider' ) `de landbewerking', `pacht (van
land)'
8 et.l
u tu, (vgl. ett.lu `jonge man'): `jongelingschap'
9 il
u tu, (vgl. ilu `god'): `godheid', `goddelijke status'
10 malik
u tu, malku tu, (bij malku `koning'): `het ambt
van vorst', `soevereiniteit', `vorstendom'
11 m
a liku tu, (abstr. v. part.): `het ambt van raadgever'
12 mu err
u tu, (abstr. v. D part. v. D wu  urru `zenden'; !w^aru): `het ambt van opdrachtgever', `voorzitterschap'

utter
}
samas
{utu, u t

250

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

13 r
a bis. u tu, (vgl. ra bis.u, `loerder', `waker'): `wachter', `bewaking', als abstractum van het part.: de werkzaamheid van een wachter.
14 sarr
u tu , (vgl. sarru `koning'): `koningschap'
15 sb
u tu, (vgl. sbu `getuige'): `getuigenis'
, nevenvorm v. !itu lu `liggen'
, (ook ut.t.etu; st.c. ut.t.at, ut.t.et; mv. ut.t. a tu, ut.t.etu;

se): gerstekorrel,
ook als de kleinste gewichtseenheid
van 1=180 sikkel (
g
in !
s iqlu) , dus 8:3=180 
1=20 gram, zie onder gewichtseenheden (met voorbeelden). AHw \Getreide", \Gerste", \Korn"; Eng.: barley, grain;
, D stat. vr. v. !et.elu `man z.'

utulu
ut.t.atu

ut.t.ulat
} S n , (D stat. vr.) Ee-i-88
u t.u , (subst.; status abs. ut.; J ): eenheid van lengte
= ammatu = ong. 25 mm
u(w)addi , D pret. v. D inf. udd^u, wudd^u, !*wad^u, in D:
ut
.-t
.u-lat ut
.t
. ulat

zipah

1
2

>

`vaststellen', `bestemmen', etc.

u
-ad-di, u(w)addi (D pret.) Ee-iv-35, v-3

, ook uma ir, D pret. !wru `zich voortbewegen'

, ook uma  ar, D pres. !wru `zich voortbewegen'
, D pres. v. !*wasa ru, D: `vrijlaten' etc.
, D pret. v. !*wasa ru, D: `vrijlaten' etc.

, D pret. mv. v. !za^zu `(ver)delen'
 u-za- -i-zu, uza izu (D pret. mv.) Ee-vi-79
, (subst.vr.; st.c. uzun; dualis uzna n;
ge
s tu, in het
1e mill. vaak met het determinatief voor dualis ii):
oor; verstand, wijsheid; synomiem met !nemequ; AHw
\Ohr", \Weisheit", \Verstand"; Eng.: ear, wisdom,
understanding, intelligence
1 su
 tur uzna , (S stat. v. wata ru `alles overtreffend
z/w.'; verwacht dualis acc. uzn(n)): `hij is superieur in
begrip' Ee-i-59; vaker treft men aan: rapas uzn^e, lett.:
\wijd van oren" ) `hij is zeer verstandig'
2 4 gestuii -su
 = erbe uznasu, (dualis erbe), lett.: \4
zijn zijn oren" ) `zijn oren zijn 4 in getal' Ee-i-95
uz-ni, uzn (gen. dualis) Ee-vii-117
F uz-na, uzna (gen. verwacht dualis uzn) Ee-i-59

uwa ir
uwa ar
uwassar
uwasser
uza izu
>J
uznu

tUt : !
: !

Ee-i-95
Ee-i-95

ge
s tu

ge
s tu

ii

-
su


ii

-
su


erbe uzn
a
su

(erbe) uzn
a
su

(\4 zijn zijn oren")

(\(4) zijn zijn oren")

uzubb^u , (bij !ezebu `verlaten'): Eng.: divorce, divorcepayment


uzuzzu , (OB-vorm v. !izuzzu): zie voorbeeld 2 (en verder)
onder !izuzzu op pag. 94
uzzatu , (purust-nomen; vr. v. uzzu; mv. uzzatu, !ezezu):
`toorn', (zowel enk. als mv.); [purust-type vr. nomen,
m. purs %nominale typologie; vaak voor abstracta uit
adjectieven; puluhtu `vrees'; t. u btu `vriendelijkheid']
, (subst. bij!ezezu; ook ezzu, uzzatu; st.c. uzzi,
met suf x uzza-; mv. uzza tu met enk. bet.): toorn,
woede; AHw \Zorn"; Eng.: anger, rage
}
, (< *uzzumsu locativus, dus als ina uzzissu
instrumenteel en adv.): toornig;
1 sa Ti
a mat rapasta tibbiru uzzussu (G perf. of
Gt pret. subj. < *tenbiru `oversteken', Gt `doorkruisen'): `die de brede Tia mat (oceaan) keer op keer
heeft overgestoken in zijn toorn' Ee-vii-74
 uz-zu-us-su uzzussu (locativus+su) Ee-vii-74

uzzu(m)

uzzussu

tt J b

uz-za-
s u uzza
su

(acc. +su) Ee-vii-154

v
De letter v wordt in het Akkadisch niet gebruikt.
ventivus , gekenmerkt door het suf xelement dat formeel
identiek is met dativussuf x -a(m) `aan mij', resp.
{nim na een vocaal, {m na 2e p.enk. {. Bij werkwoorden van beweging duidt de ventivus op \beweging hierheen", bijv. illik (pret. v. ala ku) `hij ging' en illikam
`hij kwam'. Vaak wordt de ventivus echter stilistisch
gebruikt en hoeft niet te duiden op beweging. In een
enkel geval is de betekenis van de ventivus lexicaal
bepaald en dus op te zoeken in een woordenboek. In
jonger Akkadisch is er een tendens om een dativussux door een ventivus-sux vooraf te laten gaan: er
ontstaat a.h.w. een secundaire rij van dativus suxen:
{akku(m)/{akka, {assu(m) etc. Er is dan niets ventivisch meer aan de uitgang {a(m). De mimatie van de
ventivus uitgangen -am en -nim wordt altijd geassimileerd: *-amsu > -assu, ook *-amku > -akku; assimilatie van n aan s is heel gewoon en komt van m aan s
soms voor, maar altijd bij de ventivus uitgangen -am
en -nim.
vetitivus , (negatieve wens of krachtig verbod) \moge
niet". Historisch is het de ontkenning van de precativus/cohortativus. De vetitivus wordt uitgedrukt met
het preteritum en het partikel a , ai, aj of e. Voor een
preformatief(zoals preteritum) met een consonant is
het partikel e, voor een vocaal is het partikel a , ai,
of aj, bijv.
}
, (G pret. v. mah a ru) moge hij niet ontvangen,
 , (G pret. v. mar
a su) moge ik niet ziek worden,
}
.
}
, (met pret. v. t.ara du) moge u haar niet
sturen/stuur haar niet!

aj imhur
aj amras.
e tat.rudassi

a-im-hur ai imhur

CH-xxiv-92

w
woorden beginnend met een w:

De initiele w in een woord verdwijnt soms reeds in


OB, maar regelmatig daarna (eigenlijk moet men zeggen:
ondergaat een reductie tot een alef, die 6 genoemd wordt
w > 6 . Naast waba lu(m) `dragen' treft men dan aan
aba lu; naast wardu(m) `slaaf' ook ardu.
In de AHw (Akkadisches Handworterbuch) van von Soden
worden deze woorden onder de w gerubriceerd (waba lum,
wardu). In deze woordenlijst eveneens, maar zonder de uitgangs m, terwijl voor enkele woorden ook een verwijzing
onder de a gegeven is. In de CAD (Chicago Assyrian Dictionary) staan deze woorden onder hun SB vorm (aba lu,
ardu).
werkwoorden beginnend met een w:

Werkwoorden primae w (spreek uit als de Semitische w:


`wow') of zoals ze ook worden aangeduid: verba I w hebben vaak een nevenvorm (een alternatief werkwoord) met
een voorgevoegde lettergreep t(a){ i.p.v. w(a){. Men heeft
bijv. naast waba lu `dragen' met twee sterke radices b en
l, ook de nevenvorm taba lu (met drie sterke radices) dat
ongeveer gelijke betekenis heeft.
Sommige werkwoordsvormen, zoals het perfectum,pworden
nu eens gevormd van de twee radicalige wortel: bl itbal

251

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

(G perf. v. waba lu (vooral


in OB), dan weer van de drie
ptbl ittabal
radicalige wortel:
(G perf. v. taba lu). In de
regel zijn vormen met de {t(a){in x gebaseerd op de t(a)nevenvorm, zodat stelselmatig twee t's verschijnen.

, (!w^aru)
, (ww.; ook aba lu, baba lu en !taba lu, zie ook
!zabalu; vanaf oud-akk.; tum);
I. G-stam (pres. ubbal, pret. u bil, mv. ublu , ook u bi(l)lu ;
perf. ittabal); dragen, wegdragen, brengen; meedragen,
moeten dragen, te dragen krijgen, verdragen (van straf en
narigheid), op zich nemen (van abstracte dingen, taken,
plichten)
I G-vent. : brengen, aanbrengen, meebrengen, sturen, te voorschijn brengen, produceren, voor de dag halen (van getuigen
bijv.); wegnemen, in bezit nemen
AHw \tragen", \bringen"; \heranbringen", \wegnehmen", \fortnehmen", \auf sich nehmen";
CAD (20 pages) A 1 to bring, to transport to their
destination (staples, materials, nished objects, etc.)
2 to bring persons and animals for a speci c purpose
3 to carry a load, to carry water (said of a river), to
carry an unborn child (said of a pregnant woman) 4 to
carry o , to sweep away (said of water, wind, human,
and other agents) to die (with smtu as subject) 5 in
idiomatic uses and special mngs. to fetch a price, to be
worth, to speak, to complain, to bring word, to want,
to desire, to yearn for, to determine;
1 s
a ru da msa ana puzra tim lbillu ni(m), (prec.
vent.; dubbele l een beetje raar: in verba primae w
elideert de i u bilam > ublam, ondanks het feit dat dit
niet hoeft omdat de i lang is; hier: lbilu > liblu ; om dat
te verhinderen is de l verdubbeld; sa ru `wind'; da mu
`bloed'; puzru `geheim'): `Moge de winden haar bloed
in het verborgene wegbrengen' (= brengen naar een
plaats waar niets van terug kan komen ) \de buitenste duisternis")
}
+
+suf. , idioom, lett.: \zijn/haar etc.
hart (subject) brengen" ) het plan opvatten, het object
staat vaak in de in nitief acc.: \het hart brengt iets te
doen", Echter in het volgende voorbeeld een (niet als
zodanig te herkennen) afhankelijke bijzin, waarin soms
het presens te vertalen met een nale bijzin (opdatzin):
2 ubbal libbasu ibann^
a nikla te (G pres.; G pres. vent.;
nikiltu `mooie dingen'; a in libbasu hulpvocaal en geen
acc.): `hij vatte het plan op kunstwerken te scheppen'

wa aru
wabalu

wabalu libbu

Ee-vi-2

itabbulu

I/3. Gtn-stam (
, iteratief) zorgen voor, zich bekommeren om, druk in de weer zijn, leiden, regeren, opgroeien (in materiele zin: natje en droogje jegens goden,

resp. kinderen); AHw \versorgen"; CAD frequentative to mngs. 1-5; 7 to handle an object, to direct, to
manege, to organize, to support (persons)
II. D-stam (
) CAD 8 to juggle;
}
, (subst.; ook bibbulu, bumbulu <
*bulbulu; vanaf OB) hoogwater (van rivier), was op de rivier, hoge waterstand, vloed; nieuwemaan, [De periode dat
de maan weg is en in de onderwereld verblijft.] AHw
\Hoch ut", \neumondstag"; CAD 1 ood; 2 day of
disappearance of the moon Logogram:
udnaam (Sin1-17; ud `dag'; na = nu `sla a; [nieuwepen', `zich neerleggen'; ook
udna

ubbulu
bubbulu, bublu

} C

} C

maansdag (de astronomische nieuwemaan), de dag dat


de maan slaapt, bij uitstek de dag van de kispum `dodenofferliturgie', omdat de maangod S^n in de onderwereld is en de hele kosmos in het teken van de dood
staat];
3 u
 m bubbilum, de dag van de nieuwe naam, de dag van

onzichtbaarheid van de maan

}biblu , (subst.; st.c. bibil; mv. biblatu)

AHw \Bringen", \Gebrachtes", \Gabe"; Eng.: gift, marriage


gift
4 bibil libbi, Eng.: wish, desire;
}
, (subst.; st.c. bilat; mv. bila tu; vanaf OA,
 un): opbrengst, last, manlast, talent
OB
gun = gu
(= gewichtseenheid van ong. 30 kg, zie onder %gewichtseenheden); afdracht, pachtsom (als deel van de opbrengst); AHw \Tragen", \Last", \Talent", \Ertrag";
CAD 1 load, pack, baggage, burden, plight; 2 talent
(unit of weight); 3 yield (of a eld, a garden, a ock),
produce (of a region); 4 tax (payable to the king) rent
(payable to the lesser of a eld or a garden); 5 tribute
(payed by subjected rulers)
5 ana biltim nad
a nu, lett.: ter pacht geven ) verpachten, bijv.
6 eqelsu ana biltim ana erresim iddinma, CHx45, `hij
heeft zijn akker aan een (pacht-)boer verpacht'
7 biltu kaj
a nu: permanente last ) belasting, pachtsom,

biltu

tribuut
8 n
asi bilti, (G part. v. nasu `hij die draagt', `drager'):

`drager van een belasting/afdracht'

`pachtboer',

CHx36, klasse van boeren die van het paleis land pacht-

te (niet van particulier of de tempel); De afdracht was


meestal een percentage van de oogstopbrengst van een
jaar en kon worden voldaan in graan of zilver.
III. S-stam (
, S imp. su bil) sturen, zenden; AHw
\schicken", \senden"; CAD 9 to send (merchandise,staples, gifts, tablets, persons), to have carry away
III/2. St-stam (
, ook suta pulu): bijeenbrengen,
samenbrengen; AHw \zusammenbringen", CAD 10 to
mix ingredients,
 inf), lett.: \zijn lippen in
9 saptsu ina sut
a buli, (St
het bijeenbrengen" ) als hij zijn lippen sluit' Ee-i-96
III/2 St2 -stam (
): berekenen, vertolken, uitleggen AHw \grundlig erwagen", \berechnen"; CAD 10
to evaluate, to calculate (ominous features) to discuss,
to argue a matter, to think, to ponder, to understand,
to move(?), to confuse;

b[u-ub-bi-l]um, bubbilum Ee-v-21


ub-bal, ubbal (G pres. waba lu) Ee-vi-2

su bulu

sutabulu

sutabulu

22s2 V 5
V
N
2

,
,
+vent. -am) Sil-C-15
; li-bil-ma, lbilma (G prec.) Ee-vii-141
; li-bil-lu-ni, lbillu ni(m)
(G prec. vent.) Ee-iv-32
;
| li-it-tab-bal, littabbal (Gtn pres.) Ee-vii-142
lu-ub-lam, lublam (prec. vent.) CHx9
=|
mu-tab-bi-lum, muttabbilum
(Gtn part.) CH-iv-8
Q | mut-tab-bil, muttabbil
(Gtn part.st.c.) Ee-vii-106
| 
F I at-tab-ba-al-si-na-ti,
ub-lam-ma ublamma

(< u bilam (G pret.

u
 bil

attabbal
s in
a ti

(Gtn pret. +sinati v. G: (t)aba lu) CH-xxiv-56

252

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

N
b s


it-ba-lam, itbalam
(G perf. vent., onregelmatig) CHx9
; su-ta-bu-li, suta buli (St inf gen.) Ee-i-96
F ^ na-si bi-il-tim nasi biltim CHx36

wadmanu , (subst. !watmanu `schrijn' etc.


*wad^u , (nevenvorm v. id^u, ook ed^u; komt vooral in D voor

als D causatief/factitief bij !id^u `weten'; G alleen in


MA, NA: *ud
a u):
I. G-stam (pret. 1e en 2e p.enk. de) weten, kennen; AHw
\wissen", \kennen";
II. D-stam (
, G pret. uweddi): vaststellen, bestemmen, toewijzen bepalen, kenmerken, markeren, bekendheid geven, signaleren, waarmerken, van waarmerk voorzien;
(iem.) aanstellen om te (met iem. in acc.); (iem.) installeren
(met iem. in acc. de zgn. accusativus personae afgekort
als acc. pers.);
AHw \kennzeichnen"; \genau kennen", \identi zieren"; \zuweisen", \zuteilen"; \bestimmen" Eng.: to
mark, to make known, to reveal, to inform, to recognize, to identify, to assign
1 ana udd
u riksisun (D inf.; riksu `band', `binding'):
`teneinde hun verband te bestemmen' Ee-v-6
2 kakkasu uwaddi, (D pret.): `(die) hij bestemde tot
zijn wapen' Ee-iv-35
3 u(w)addi satta, (D pret., sattu `jaar'): `hij [Marduk]
stelde het jaar in' (d.w.z. bakende de grenzen ervan af,
maakte de indeling) Ee-v-3
4 u(w)addisumma suknat m
usi (D pret.; litt.st.c. v.
sukuttu < sukuntu `sieraad'): `hij [Marduk] bestemde
hem [de maangod] als parel van de nacht' (of: `wees
hem : : : toe') Ee-v-13 (de maangod krijgt de maan als
zijn sieraad; suknat musi is (wordt hier) epitheton van
de maangod)
5 u(w)addima ana d Anim t^eret
us nas. a ru (Ee-vi-41;
D pret.; t^eretus < t^eretsu `zijn aanwijzingen'; nas. a ru
G inf. `in acht nemen'; de vraag is wat het object is, drie
mogenlijkheden: (1 ) `hij [Marduk] wees (ze) Anu op
om/teneinde diens [Anu's] richtlijnen in acht te nemen,
(namelijk de 300 goden in de hemel als hoeders)'; in
dit geval is nas. a ru loc. adv. in de functie van term.
adv. \om te"); (2 ) (v.Soden ana Anim dativus, nas. a ru
object): `hij [Marduk] stelde Anu de taak zijn aanwijzingen [die van M.] op te volgen' (3 ) (Lambert neemt
300 goden in r. 42 als object): `hij bestemde (300 in de
hemel) ertoe om Anu's aanwijzingen in acht te nemen'
(nu is t^eretus bijstelling bij Anu: Anu's aanwijzingen')
6 li addima s.alm
a t qaqqa di pala hissu (D prec.; `toe pala hisu): `moge
wijzen tot' + inf.; term. pala his = ana

hij de zwarthoofdigen bestemmen om hem te vereren'

(w)udd^u

Ee-vi-113

}mu dd^u, D part., 7 mu add^u isqisun (D part. bij D


mudd^u !*wad^u): `[Marduk] die hun (o er)aandeel in

de cultus toewijst' Ee-vii-7


) Eng.: to make known, to announce,
to proclaim; (something: acc.; to someone acc. or
ana)

;
li-ad-di-ma, li addima

su d^u

III. S-stam (

V
}>
> >

(D prec. +ma) Ee-vi-113

= mu-ad-du-u mu add^u (D part.) Ee-vii-7


ud-du-u, uddu (D inf.) Ee-v-6, v-13

u
-ad-di, u(w)addi (D pret.) Ee-iv-35, v-3

u
-ad-du-
u, u(w)addu,

>

(D pret.; -u onduidelijk, subj.?) Ee-i-76

u
-ad-di, u(w)addi, (D pret.) Ee-vi-41

(w)aklu , (subst.; G verb.adj.; vanaf oud-akk.; '

J '

ugula

;
= pa; met determinatief
lu
pa is oorspronkelijk een pictogram van een tak. Het heeft ook `tak',
`stok' als lezing en pa = gidru hat.t.u `(herders-)staf',
`skepter'; pa staat dan ook voor ugula = pa (w)aklu
`opzichter', iemand die op zijn staf leunt. anpa `zenit'
is het punt aan de hemel (an) waar de staf naar wijst
(recht omhoog); via `stok' pa = sg mah a s.u `slaan';

opzichter, opziener, toezichthouder; (verb.adj.
bij trans.
ww. is \passief, resultatief" ) `iem. die met een opdracht is belast'; AHw \Beauftrager", \Aufseher", \Inspektor"; CAD A overseer (as person in charge of a
group of soldiers, workers or craftsmen)
inspector,
foreman;
1 wakil hat.t.im, (
ugulahendur) met !hat
tu

 ..
`staf', `opziener
met de staf' (papa = ugulahendur
CHx33)
, (ww.; ook ala du, MA, NA ula du, NB, LB ook
mala du; vanaf oud-akk.;
: utu;
I. G-stam (stat. alid, OB walid; pres. ullad, pret. u lid),
later: ala du, 6 ala du, in de N-stam komt de w echter
vaak weer terug. Er is een nevenvorm tala du. De vormen met t-in x worden hiervan genomen en hebben
daarom een dubbele t, bijv. it-ta-la-ad, ittalad (G perf.
CHx135);
dragen, bevallen van (acc.); verwekken, voortbrengen; AHw
\gebaren", \zeugen", \erzeugen";
CAD 1 to give birth, to bear, to beget, to produce to
bring about, to fashion (an object)
1 amassu sa m
a r uldusum, (G pret. u lid + subj. -u
>uldu + sum): `zijn slavin die hem zonen heeft gebaard'
}
, G part., (subst.; vr. a littu, wa littu, ma littu,
a lattu; vanaf OB;
: utu): verwekker; AHw \der
erseugt(e)", \Erzeuger"; CAD parent, begetter, bearing mother, progenitress;
2 ana 
a lid abbsu Ansar, (st.c.): `(hij is machtiger)
dan zijner vaderen verwekker Ansar' Ee-i-19
3 d Asar-alimnunna kar
u bu nu r abi a lidisu (G part.):
`A. [epitheton van Marduk], de eerbiedwaardige, het
licht van zijn biologische vader/zijn verwekker' Ee-vii-5
}
, (< *(w)a lidtu, G part. vr.): zij die gebaard heeft
) vruchtbare vrouw, voorbrengster
4 u atti 
a littasunu tazzer(i), (G pres. 2e p.enk. v. zer^u
`haten'): `en u, (hoewel) hun voortbrengster, bent gaan
haten' Ee-iv-80
}
, subst.: onvruchtbare vrouw, of:die nog niet

''

waladu

(w)alidu

alittu

la alittum
}ilittu , (subst.;
gebaard heeft

illatu, allatu; vanaf OB;


:
): geboorte, herkomst, afkomst AHw \Herkunft",
\Geburt"; CAD 1 o spring, progeny; 2 native; 3 birth;
4 ilitti bti slave born in the house
}
, (acc.adv. van betrekking): van geboorte, \in
het opzicht van geboorte"
5 illittam su
 tur, (S stat. v. wata ru): `hij is zeer voortreffelijk wat betreft geboorte' Ee-i-100
}
, (subst.vr. ook ellatu, elletu, illatu, allatu; vanaf OA, OB; OA: ellutu, met suf. illitisu) groep; AHw
\Gruppe", usw. CAD A 1 kinship group, clan; 2 confederates, clique, cohorts; 3 crew; 4 army, host, troops

 tu
u

ilitta

ilittu

253

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

(always referring to the enemy) 5 donkey caravan, (as a


means of transportation of goods and as a commercial
enterprise) 7 pack (of dogs);
II. D-stam (
, bij transitieve G vaak: meervoudig object) CAD 2 to give birst (to many); to beget
(many), to produce, to act as a midwife, to cause to
bear children
} 
, D part., : verwekker;
6 Ti
a mat mu  a llidat gimrisun (D part.vr.): `Tia mat,
de verwekker van hen allen' (van alle goden, Ee-i-4)
II/2. Dt-stam (
, passief bij D) CAD 3 to be born
III. S-stam ( 
) CAD 4 to grant the birth of a
child, to bred (animals), to have (an object) fashioned
IV. N-stam ( 
, passief): geboren worden; CAD 5
to be born, to be created, to be begotten
7 ina u
 m iwwaldu, (N pret. subj.): `op de dag dat hij
geboren werd'

(w)ulludu

mu allidu

utalludu
su ludu
na ludu

C ,
C
C(Gpart.vr.
! K
+
C; b

(G part.st.c.) Ee-i-19
a-lit-tum, 
a littum (G part. vr.) Sin3-47
a-lit-ta-
su
-nu, 
a litta
s unu

s unu) Ee-iv-80
a-l[i]-di-[
s u], 
a lidi
su
(G part. + su) Ee-vii-5
u
-lid, u
 lid (G pret.) Ee-i-16
7 it-ta-la-ad, ittalad
(G perf. of Gt pret. v. tala du) CHx135

it-ta-lad, ittalad (G perf. of Gt pret. v. tal


a du)
Ee-i-134
~ ul-du-sum, uldusum (G pret. subj.) CHx119
= ; mu-al-li-da-at, mu allidat
(D part. vr.enk.st.c.) Ee-i-5

i-lit-ta, ilitta (acc.adv.) Ee-i-100


} , G part., vr. v.p(w)alidu, !waladu `verwekster'
a-lid

a lid


>N
N n
* O
}
(w)alittu ;

wap^u , -i, dubbel zwak


OA, OB):

wpu , oud-akk. wapa um; vanaf

I. G-stam (pret. pi, pres. *ippi): zichtbaar worden, (zich)


manifesteren, verschijnen; AHw \sichtbar sein, werden"

A 1 to become visible, , to appear;


duidelijk, manifest;
II. D-stam (
): CAD 2 to acquire property 3 sa p^u
to hand over (causative to mng. 2)

III. S-stam
(
, factitief): verwezenlijken, bewerkstelligen, zichtbaar maken, zich doen/laten manifesteren; duidelijk
maken ) verheerlijken, verkondigen, belijden; vgl. liturgisch
Latijn con teri (1 ) `belijden', (2 ) `prijzen', `verheerlijken' AHw \deutlich machen", \verwirklichen", \hervorbringen"; \verherrlichen"; CAD 4 to proclaim the
fame or greatness (of a god or king) to announce a
decree or decision, to promulgate, to proclaim 5 to
bring forth, to make manifest, to make appear
 2 ): `hij [Marduk] deed
1 nann
a ru ustep^a (S perf. of St
de maan verschijnen' Ee-v-12
2 narb^ka lus
a pi, (S cohor. 1e p.enk.; narb^u `grootheid'; wens- of gebodsvorm, ook soms het presens, in
afhankelijke zin vaak weer te geven als zin van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat dan om
een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt): `dan zal ik uw grootheid roemen/verheerlijken/belijden' Sin3-69
3 salsu sumsa qastu ina sam^e u
 sapi (S pret. v. wap^u
`zichtbaar worden', S: `doen verschijnen'; salsu `derde';
qastu bijstelling of \als-casus" `als boog'): `met haar
CAD

}, G verb.adj., :

upp^u
su p^u

derde naam `Boog' stelde hij [Anu] (haar) zichtbaar


aan het rmament op' Ee-vi-90
}
, S verb.adj., : overduidelijk, zeer manifest; speciaal: heerlijk, helder, klaar, schitterend, luisterrijk
4 S^n su
 p^u, (S verb.adj.); elativisch: `zeer zichtbaar'):
`heldere S^n' Sin1-16
5 en
u ma ilu la su p^u, (S stat.: stat. is de vervoeging
van het verb.adj.; `toen goden zich (nog) niet vertoond
hadden' (nog niet zichtbaar gemaakt geworden waren)

su p^u

Ee-i-7
6 S^n nann
a ru su p^u: 'S^n, heerlijk (maan-)licht' Sin11
7 alk
a tus lu su p^at(u) (S stat. vr. su p^at met redun-

dante u, zgn. overhangende vocaal, %GAGx75b, noot


11): `zijn optreden/actie/onderneming zij luisterrijk' of
met lu armatief: `: : : is waarlijk schitterend' Ee-vi-122
}
, S part., ;
III/2 St1 -stam (
, passief bij S): tot verschijning/ontplooiing gebracht worden, zich openbaren, tot aanzijn gebracht worden CAD 7 to become famous, to be
proclaimed, to come into existence (passive to mngs. 4
and 5)
8 d Lahmu d Lahamu ustap
u : `L. en L. werden tot aan

zijn gebracht'
(d.w.z.
ze verschenen, werden geschapen:
hun naam werd genoemd)
III/2 St2 -stam (
, lexicaal), betekenis ong. als G:
`het licht doen zien' etc. CAD 6 to become visible, to
shine forth
9 m
a tsina listepa (S perf. of St lexicaal of passief; of
Stn (dan met twee p's); -^a < -ia ventivus of -a vr.mv.;
 2 en vr.mv.:
ma tu `land' hier wsl. tempelterrein), met St
`moge zij [de mensen] hun tempelterreinen tot aanzijn
brengen' Ee-vi-118
 inf gen.) CH-i-34


s u-p
-i-im, 
su
 p^
m (S

musep^u

sutap^u

sutap^u

b>b s>
b s>

x'C
o x
yxU'C
waqaru

 verb.adj. v. wap^u) Sin1-16


(S
 pret. subj.) CH-iv-62
(S
t1 pret. mv.) Ee-i-10

u
s -ta-pu-
u, u
s t
a p^
u (S

u
s -te-pa-a, u
s t
e p^
a
t2 pret. vent. v. wap^u) Ee-v-12
(S
= mu-se-p, musepi (S part.) CH-iv-53
; li-is-te-p, listepi (St1 prec.) CH-xxiv-88
t2 vr.mv.) Ee-vi-118
li
s -te-pa-a, li
s t
e p
a (S
 cohor. 1e p.enk.) Sin3-69
lu-
sa
-pi, lu
s
a pi (S


s u-pu-
u 
su
 p^
u

u
-
s u-p
-
u u
su
 pi
u

, (ww. ook aqa ru; van de i-klasse, zoals veel eigenschapsww.; vanaf oud-akk.;
kal):
I. G-stam (pres. iqqir; pret. qir; stat. (w)aqar, MA, NA
uqar, uqur): AHw \selten s/w.", \teuer s/w.", \wertvoll s/w.", \kostbar s/w."; CAD 1 to become scarce,
to become expensive, to become precious, to become
valuable;
}
, G verb.adj., , (ook aqru, baqru, uqru, vr.
(w)aqartu, baqartu, maqartu; vanaf oud-akk.;
kal;
baqrum, baqartum in oud-akk. PNs and maqartu in NB
PNs):
kostbaar, zeldzaam, duur, waardevol; AHw \selten",
\teuer", \wertvoll" \kostbar"; CAD rare, in short supply sarce, expensive, precious, valuable, dear;
II. D-stam (
) CAD to make rare, to use up;
(D stat.) to be precious;
III. S-stam (
, factitief) CAD 3 to make rare, to
value, to hold in esteem, to give honor (to gods); 4
sequru to make expensive

waqru

uqquru
su quru

254

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

}su quru, S verb.adj., (elativisch;


Mari, SB)

vr. su qurtu; OB,


zeer kostbaar, waardevol AHw \sehr kost-

bar", \sehr wertvoll"; CAD prized, precious, valuable,


costly, splendid
^ su-qu-ra-tim, su qura tim

bH

verb.adj. gen. vr.) CH-xxiv-74


(S

waq^u , (ww. ook aq^u), komt hoofdzakelijk in de Dt voor;


vormen lijken op !qu u `wachten' (op iemand)
II. D-stam ((w)uqq^
u)
II/2. Dt-stam ((w)utaqq^
u): letten op, acht slaan op, ge

AHw \harren", \achten auf" (ana,


dat.)
1 (sa) il
u utaqq^u adir la ahzu (Dt pret.subj. mv., nog

afhankelijk van sa uit de vorige
zin): `[Asar-alim] op
wie de goden acht slaan' Ee-vii-4
~
u
-taq-qu-
u utaqq^
u

duldig wachten

>

>

(Dt pret.subj. mv.) Ee-vii-4

waradu , (ww. ook: aradu; vanaf oud-akk.; MA, NA uradu;

LB er
e du),
I. G-stam (pret. urid; pres. urrad; stat. arid; perf. ittarad, NA ittu rid) afdalen; AHw \hinabsteigen", \her-

absteigen", \hinuntergehen"; CAD A 1 to go/come


down to lower ground/downhill/downstream, to go
ahore, to descend from heaven, to decend into the
grave/netherworld to come down (i.e. be released by)
from a higher authority to leave, to abandon, to capitulate, `to be lowered', to hang down, to ow down,
(math.) to decrease

>o:V

erra-i-147

u
-
s e-red-ma u
s
e redma

 pret.+ma)
(S

warahu , !arahu I zich haasten,iets snel doen, korte metten


maken met
(w)araqu , (ww.; vanaf OB; !sig7! ):
sig7

I. G-stam (pres. irriq; pret. riq; perf. itariq, iteriq; stat.


(w)aruq): groen z/w. (ook van planten); AHw \gelb-

grun s/w.", \fahl s/w."; CAD 1 to become green or


yellow, to turn pale;

!sig7!
sum-ma ububuul
sig7
1 summa bubu tu arqat (bubu tu `buil'; G stat.vr. arqat; in een diagnose): `indien de buil groen/geel is'

BAM578-i-9

}warqu, G verb.adj.,

(ook arqu, barqu, irqu; vr. (w)aruqtu; vanaf OA, OB;


!sig7! sig7 ; !sig7! !sig7! sig7 sig7 ): groen, groen-geel;
vers geplukt; gesubstantiveerd: (het) groen, (het) groene
gewas [Groene gewassen: op afbeeldingen van Zigurats staan bomen en groene planten. Het is een soort
siertuin, een lusthof om de goden te gerieven.] CAD 1
yellow, green (as a natural color); 2 greenish, yellow,
sallow;
!sig7!  K sig7 -su-nu
2 (w)arq
u ssunu (lett. (kruiden) `hun groenheid' als
bijstelling ) `in groene toestand', `in versgeplukte toestand' (niet-gedroogd) BAM578-i-31
}
, (subst.): groene gewassen, groen (als subst),
plantengroei; tech.: gras;
3 muses.u
^ urqti (S part. v. was.u^): `die groene gewassen tevoorschijn brengt' Ee-vii-2
4 mudessu
^ urqti (D part. v. desu^ `gedijen'): `die
groene gewassen doet gedijen', of: `die de planten wasdom schenkt' Ee-vii-69

urqtu

(w)urruqu
wurqum, urqu

II. D-stam (

) CAD 2 to cause to pale, to


cause to be green; 3 to turn pale, yellow;
}
, (subst. NB ook murqu): iets groens,
groengele kleur; AHw \gelbgr
une Farbe", \gelbgrune
Stelle";


!sig7!
|
ina dur-su gis-su sig7
u-tab-ba-kam
5 ina suburrisu isarsu urqu utabbakam (
ku; In
dit teken zijn een aantal oorspronkelijk verschillende
tekens samengevallen. Het teken gaat terug op het pictogram dat een paar billen voorstelt. De betekenissen
hangen samen met `zitten', `installeren', `achterwerk',
 r = ku 
du
s uburru `anus', se = ku z^u `uitwerpselen';
etc.;
gs isaru `penis' of jongere nevenvorm (m)usaru,
bij eseru `recht zijn', dus \het rechte lichaamsdeel";
!sig7! sig7 (w)ara qu, (w)arqu, urqu `groen/geel z.',
resp. subst. `iets groens'; D pres.vent. v. taba ku `gieten',
`uitgieten'): `er stroomt uit zijn anus en zijn penis iets
groen-geels' BAM578-i-29

!

?I

>

,
CH-ii-27
[]
(gen.) Ee-vii-2, 69
logogs urqu BAM578-i-29
wa-ar-q
-im warqim

ur-q
-t i urq
ti

wardu , (subst.; ook ardu (OB, MB, SB), bardu (OA), urdu

(OA, MA, NA), aradu; st.c. warad; mv. (w)ardu , NA


urda ni; vanaf oud-akk.; 2 r):
slaaf (voor `slavin' !amtu), bediende, dienaar (ook in
de zin waarin iedereen `dienaar van de koning' is) [Slaven mogen niet de stadspoort uit en zijn onder meer
herkenbaar aan hun haardracht !abuttu. Niet denken
aan katoenplantageslavernij: ze hebben de juridische
status van eigendom (als van roerend goed), maar zijn
wel `persoon' en zijn zeker niet rechteloos. Ze genieten
niet zelden zekere nancieel-economische armslag]
AHw \Sklave", \Diener"; CAD 1 slave; ocial, servant, subordinate, retainer, follower, soldier, subject
(of a king), worshiper (of a deity);
1 warad ekallim: paleisslaaf
2 warad muskenim: slaaf van een horige
3 wardu halqu: voortvluchtige slaaf, CHx16

4 sarrum warassu uballat., (<*waradsu en D stat. v.
!balat.u `leven'): `de koning zal zijn dienaar in leven
laten' CHx129
2
, warassu <*waradsu CHx129
2

, warad ekallim CHx15
, (adv.; ook arhisam, (w)arhisamma, vgl.
 warhum; vanaf OA, OB; 4
 iti-sam-(ma)):
!

maandelijks, iedere maand (weer) AHw \Monat fur
Monat", \monatlich"; CAD monthly, on the rst of
each month;
wa-a[r-hi]-sa-am, warhisam Sil-A-91
, (subst.; pars-nomen; ook: arhu, barhu; Ass.. urhu;
 (w)arh u vanaf OA, OB; 4 itu; vaak
 met foneti
mv.

 b):
sche complementen; astron.:
a
maand; maan [pars- (of pers) type nomen (vr. parsat
(perset), %nominale typologie) voor primaire, niet van
ww. afgeleide nomen zoals kalbu `hond', kalbatu `teef';
mar u > ma ru `zoon', ma rtu `dochter'] AHw \Mond",
\Monat"; CAD 1 moon; 2 new moon, rst of the
month; 3 month;
4 X
1 ituXkam: binnen X maanden,
X maanden lang de

DW
warhisam


ir-s
u

 a

warhu

>


r 
e gal

255

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

X-ste maand
 m u
2 12 itumes mulmes 3taa
s zz = 12 (w)arhu

kakkaba ni 3 ta-am iszz, (D pret. v. izuzzu): lett.: wat

betreft 12 maanden, telkens drie sterren zette hij [Marduk] neer' Ee-v-4, in totaal dus 36 sterren, zgn. dekaansterren, ten behoeve van de tijdmeting: elke 10 dagen
(\3 in een maand") komt er een bepaalde ster op tijdens zonsondergang
3 bel arhi (ook wel inbu bel arhi; inbu `vrucht', epi de maangod S^n): `Heer
 van de maansiktheton van
kel' (resp. `vrucht-heer' naar analogie van de vrucht
die groeit), meer in het bijzonder de eerstedags maansikkel, de eerste zichtbaarheid.
4
2
binnen X maanden (ook: X-ste maand,

itu

kam

X-maanden lang) Sil-A-66

warka : (adv., zonder mimatie; ook arka, ark^a, MB-LB ook

arki, arku, urki, urku; vanaf OA, OB; egir) erna,


na, erachter, achter, naderhand, later, daarna, vervolgens;
ook als voegwoord !(w)arki AHw \danach", \hinten";
CAD 1 afterward; behind, to the rear;
1 warka abu ana simtim ittalku, (subj.): `nadat de vader tot het lot is gegaan' (is overleden)
2 ina warka, idem als warka alleen, eigenlijk pleonastisch gebruik: \(enige tijd) later".
3 ina warka mussa itturamma, (G perf. vent.+ma v.
t^aru `terugkeren'; mussa <*mutsa, mutu `echtgenoot')
`(en) enige tijd later/vervolgens haar man terugkeert'


warkanum
CHx135

i-na wa-ar-ka ina warka

CHx135

,
(adv.
ook arka nu, (w)arka numma, barka num, urka nu; vanaf OA, OB; egir met fonetische complementen):
later, daarna; AHw \spater", \danach"; CAD later on,
afterwards;
K
wa-ar-ka-nu-um-ma, wark
a numma

CHx5

warkatu ,

(subst. ook: arkatu, barkatu; parsat-nomen;


Ass. meestal urkatum; egir;
egirme
s ):
achterkant; rug; milit. achterhoede; [pars- (of pers) type nomen (vr. parsat (perset), %nominale typologie)
voor primaire, niet van ww. afgeleide nomen zoals kalbu
`hond', kalbatu `teef'; mar u > ma ru `zoon', ma rtu
`dochter'] AHw \Hinterteil", \Ruckseite", \Nachla";
CAD 1 rear side (of a building), rear area, , back side
(of a human being, animal) rectum, rear part (of an
object), rear side (of a part of the exta), rear guard; 2
(in prepositional use) after; 3 estate, inheritance, family fortune; 4 circumstances (of a case);
1 s. 
a bit arkati, (G part. v. s.aba tu), lett.: \de vasthouder van de achterkant" ) `(hij), die de achterhoede
vormt/inneemt' Ee-iv-96 ook:
}
+
, iem. volgen, achter iem. aan-

(w)arkatu s.abatu
}(w)arkatam para sum , onderzoeken, een (zorgvuldig)
gaan

onderzoek instellen, toetsen, ophelderen, klaarheid brengen in; wat men onderzoekt/opheldert komt als nomen

rectum in genitivus na het nomen regens in st.c.


warkat{
 I ar-ka-ti, arkati (gen.) Ee-iv-96
(voegw.) , (OB, SB; egir): nadat AHw \nachdem"; CAD after
(voorz.) , (vanaf OA, OB; egir): achter AHw
\hinter", \nach"; CAD 1 behind, to the rear of; 2

warki
warki

after
1 m
a ru warki absunu illaku , lett.: `de kinderen (zonen) gaan achter hun vader aan' ) `de kinderen blijven
bij hun vader' (na terugkeer moeder naar haar eerste
echtgenoot) CHx135

CHx135

(w)arkisu , (st.c. v. warku + su; of secundair verlengd

wa-ar-ki

warki

(w)arksu): achter hem;

-
su
, ark

s u Ee-iv-48
, (adv. ook arkisu, (w)arkisi, arkisuma,
barkisuma): daarna, nadien, en dan, naderhand CAD
arkisu later on, thereafter [wark- is een pars-nomen;
[pars- (of pers) type nomen (vr. parsat (perset), %nominale typologie) voor primaire, niet van ww. afgeleide
nomen zoals kalbu `hond', kalbatu `teef'; mar u > ma ru
`zoon', ma rtu `dochter']; -su is een Sumerisme en heeft
slechts indirect met \hem" te maken, - is een adverbiale uitgang, dus eigenlijk is -su een morfeem voor
een adverbiale uitgang geworden, onder meer ook bij
telwoorden.]

#
egir-
s u sah-le-e ina kas nag

1 arksu sahl^e ina sikari isatti (# nag = \mond

 water" G pres. v. sat^u `drinken'): `daarna/vervolgens
waterkers met bier opdrinken' BAM578-i-12

warksu

eger

94


b
!

wa-ar-[k]i-
su

wark

su

CHx27

-
su
 ark

s u BAM578-i-12
, verb.adj. v. !wara qu: groen, geel-groen; subst.:
(het) groen(e) (gewas); zie voorbeeld 2 (en verder) onder
!waraqu op pag. 254
, (ww. u/u-klasse soms i/i-klasse; ook ar^u; heeft als
variant !tar^u II met eigen idiomatische betekenis;
vanaf oud-akk., OA):
I. G-stam (pret. uru; pres. urru; imp. ru, NB: uru) leiden,
voeren, wegvoeren; opvoeden; AHw \f
uhren"; CAD 1 to
lead, to bring (mostly persons and animals)
I/3. Gtn-stam (itarr^u, lexicaal; imp. itarri): regeren, besturen, bestieren; AHw \leiten", \steuern"; CAD 2 to
rule, to guide (a child), to steer (a boat)
}
, Gtn part., ; bijv.
1 muttarr^
u ma ti (muptarris-vorm -^u < -iu voor Gtn,
of mutarr^u Dtn; verwacht muttarr^ voor st.c.) `die het
land leidt/regeert' Ee-vii-72
2 muttarr^
u rub^e (muptarris-vorm -^u < -iu voor Gtn, of
mutarr^u Dtn; verwacht muttarr^ voor st.c.) `die vorsten
leidt' erra-i-21, bekend epitheton van goden met een
wakersfunctie, hier Erra als gids en waker, maar vaak

ook Sama
s , de zonnegod; soms ook negatief gezegd van
demonen om slachtoffers te zoeken
III. S-stam (
) CAD 3 to have brought, to send
(mostly persons and animals);

III/2. St-stam
(
) CAD 4 to guide safely, to conduct;

i-tar-ra-am, itarr^am (Gtn inf.acc.) Sil-A-28

u
-ra-a
s -
s u-ma, u
 r^
a
s
s uma (< u
 r^
am+
su

warqu

egir

war^u

muttarr^u

su r^u
sutar^u

> HH b V
>
w^aru

+ma vent. pret.) sil.C 120

= D
mu-tar-ru-
u muttarr^
u (Gtn part.) Ee-vii-72
Q D mut-tar-ru-u muttarr^
u (Gtn part.) erra-i-21
p
p
pmr
, (ww., ook (m)a  a ru; wr , w r ook:
p

dubbel zwak;
p in later tijd primae aleph: r , ^aru,
ook sterk w r , <wa  a ru;
I. G-stam (weinig frequent; pret. iwr, iwer, i r, imer,

256

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

pres. i ar, i ir, mv. i irru ): gaan, weggaan, zich voortbewegen; AHw \gehen", \herangehen"; CAD 1 to go, to
advance (against a person), to turn against a person,
to confront, to oppose, to attack;


II. D-stam (sterk:  
; zwak:
(w)urru, als turru van t^aru; n.b. een dubbele alef
wordt nooit geschreven, een enkele nog wel eens, maar
meestal alleen als vocaalbreuk a-u, u-i, etc.; D pret.
uwa ir, uma ir; D pres. uwa  ar, uma  ar; D stat.
wu ur, D imp. wu ir):
zenden, sturen, bevelen; ook idiomatisch: iem. iets opdragen (iem.= acc., iets=inf. in acc.of ana), instrueren,
opdracht geven, belasten met AHw \beauftragen", \regieren"; \ubersenden", \schicken"; \kommandieren";
CAD 2 to send a person, a message 3 to give an order;
4 to rule, to govern;; 5 (Dtn) to direct(?)
1 uma irma Zaqqa, (D pret. 1e p.enk.): `ik gaf opdracht aan (de droomgod) Z.' Sin1-25
2 t. 
a bis uma  ir (D pres.): `hij gaf ze op vriendelijke
wijze de opdracht' Ee-vi-18
3 ultu t^ereti napharsina uma  iru (D pret. subj.;
t^eretu `aanwijzing',`orakel'): `nadat hij [Marduk] alle
geboden had gegeven' Ee-vi-45


tapaqqid E-sagila-ma
tuma  ar (Sju4 Su-anna-ma
anna, lett. \hand van An", een andere naam voor de
stad Babel; G pres.2e p.enk. v. paqa du; D pres.2e p.enk.)
 daarover voert gij het gezag, het E. bestuurt gij'
`S,

u uru, wu uru, mu uru

erra-iii-D8

}mu erru, D part., : opdrachtgever


}mu erru tu , (abstr. v. D part.):

ambt van opdrachtgever, voorzitterschap


5 mu err
u t puhr: voorzitterschap van de vergadering Ee-

V2
>V V
> 4H
>  H C
>> VV 2

V


i-149

erra-iii-D7

(D pres.2e p.enk.)

 ar tuma  ar
tu-ma- a-

u
-wa-e-ra-an-ni uwa

(D pret.) CH-v-19

 eranni

I , u-wa- e-ra-an-ni-a-ti,

uwa

 eranniati

Sil-C-78

(<uwa  er +


am

u
-ma- -
ar uma

D:

 ar

u
-ma- -i-ru uma

(D pret. subj.) Ee-vi-45

; D vent. 1e p.mv.)

ni
a ti

(D pres.) Ee-vi-18

 iru


mu- -er-ru-tu mu err


u tu

(D part.) Ee-i-149 =
(D part.st.c.) Ee-vii-107

mu-ma- i-ir muma

 ir

wasamum , (ww. i/i-klasse; ook asamu; NAusamu; OA,


OB, MB, SB)

I. G-stam (stat. asim)

passend zijn; AHw \gehorig


sein/werden", \angemessen sein/werden"; CAD 1 to
be tting, to be proper, to be suitable; 2 (D ussumu to
make tting and suitable 3 (S su sumu to make suitable
1 sa ana nas^e kakke ezz
u ti qa tasu asma (G inf.gen.
nasu^ `dragen'; qa tu `hand'; asma stat.vr.mv. v.
(w)asa mu): `[Isum] wiens handen geschikt zijn om zijn
[Erra's] woeste wapenen te voeren' erra-i-4
}
, (subst.vr.; ook simtu; st.c. simat, mv. sima tu;
vanaf OB) attribuut, tempelschat, sieraad, passende dingen
(van goden en koningen); met de conotatie `geschikt

simtu

simatu

wusmum

V
V
 +V b
V

wu-s
um

, wusum (st.c.) Sil-C-72

p I
si-ma-ti-
s u, simat

s u (vr. gen. + 
s u) Ee-iv-82
p I [s]i-d ime -ti simti (gen.) Ee-v-20

as-ma asm
a (G stat.vr.mv.) erra-i-4
, (ww. ook: as. a pu, as. a bu; Ass. ook us. a bu(m))
I. G-stam : groeien, er bij voegen w valt vaak weg, bijbehorend subst. p
vaak gevormd van de wortel zonder
augment w dus s.(i)b/p , dat o.m. ten grondslag
p ligt
aan s.ibtu; de ge-augmenteerde nevenwortel is ws.b/p ,
in
met het alternatief augment t, dus
ptswerkwoorden
. b/p . men noteert het augment-karakter van deze
w/t wel als w s.b, resp. t s.b. AHw \hinzufugen";
CAD 1 to enlarge, to add, to increase in size and number;
II. D-stam (
, factitief; D ong. als G): vergroten; toevoegen (ook rente bij kapitaal); soms met geven,
erbij geven vertalen CAD 2 (same mngs.)
1 us.s.ib
u sattu , (D pret. mv.), lett.: `ze vergrootten
jaren' ) ze maakten een lange periode van groei door'

was.abum

(w)us.s.ubu

u
-ma- -ir-ma uma irma

(D pret. 1e p.enk.) Sin1-25

voor'; AHw \Wesenszugehorigkeit", \Zugehorigkeit",


\Zugehoriges"; CAD 1 person or thing that is tting,
suitable, seemly, appropriate, necessary; 2 person or
thing that bene ts, does honor to, is the pride of; 3 appurtenances, ornament, characteristic, insigne, proper
appearance or behaviour or ways, gural representation; 4 face, features; 5 (in plant names)
2 belu simat hat.t.im u ag^m `heer bij uitstek drager
van scepter en kroon', `die sieraad en kroon met recht
en rede bezit', of: `bij uitstek geschikt sieraad en kroon
te dragen', `geknipt voor sieraad en kroon'
}
, (vr.mv. v. simtu)
3 ana l
a sima tsu: `in wat niet bij hem past' Ee-iv-82
 2 imp. vent. +ma v.
4 ina simti sutaks.ibamma (St
kas. a bu `minderen'), gericht tot de maan na vollemaansdag: `neem naar behoren af!' Ee-v-20
}
, (subst. ook usmu) sieraad, attribuut, het
passende AHw \Angemessenheit", \besondere Eignung";
T s-ma-at, simat (st.c.) CH-iii-24
T ^ s-ma-tim, simatim CH-iii-63

Ee-i-13
2 sa sukussu hegalli us.s.abu ana m
a ti (D pret. subj.;


verwacht sukussi, maar eindvocalen klinken in hoge


mate gelijk; ma tu `land' bijna syn. met `mensen'):
`[Marduk] die akker na akker van overvloed geeft aan
het land' (erbij geven) Ee-vii-8
3 us.s.ib
usu hat.t.a kuss^a u pal^a, (D pret. + dat. su(m)):
 hem [Marduk] daarbij scepter, troon en
`(en) zij gaven
koningsstaf' Ee-iv-29 (de regalia, die de waardigheid van
de koning symboliseren)

III/2. St-stam
(
) CAD 3 to grow larger, to increase; (passive to mngs. 2) p
}
, (subst.; st.c. s.ibat ( (w)s.b ; vanaf OA, OB; L


ma
s , mv. L ma
s bi): rente (op kapitaal) (lett.: \wat
erbij komt"), groei, aangroeisel AHw II \Hinzufugung",
\Zins"; CAD A 1 interest; 2 (a part of the liver); 3 (a
garment) 4 (a type of bread)
4 s.ib
a tim ana qaqqadim ut.t.ehhi, (D pres. v. t.ehu^ `doen

naderen', `toevoegen'; qaqqadu`hoofd', `kapitaal'):
`hij
voegt de rente bij het kapitaal' CHx72+e

us
u (D pret. mv.) Ee-i-13
. -s
. i-bu, us
.s
. ib

us
s u, us
u
s u (D pret. mv. + dat.
. -s
. i-bu-
.s
. ib

s.ibtu

s
tt sb

utas.s.abu

257

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

tJs


s u(m)

) Ee-iv-29

[ ], us.s.abu (D pres. subj.) Ee-vii-8


 ^ s.i-ba-[t]im, s.iba tim CHx72+e
L
, s.ibtam (acc.) CHx70+d
L (ana)  , s.ibtsu CHx71+d

, -i, ud- kk. vorm v. !was.u^ `uitgaan'
us
. -s
. a-b u

m
a
s

wasa um o a
w^as..u, wias.u, m^as.u , ww. -i-, G-stat. weinig zijn;
}s.u, G verb.adj., , (ook: ws.u, MB-LB ms.u, Ass. es.u;
vr. stu, s > s voor vr. t; vanaf OA, OB): weinig, gering
m
a
s bi

.
(in aantal) AHw \wenig", \gering"; CAD 1 small,
too small, few; 2 s.u ma du complete, as is;
, (ww. -i; dubbel zwak; vanaf oud-akk.; oud-akk.:
was. a um; Ass.: us. a u; NA: us.u^;
I. G-stam (pres. us.s.i, pret. us.i, perf. ittas.i, stat. (w)as.i;
imp. s., mv. is.^a),
uitgaan, te voorschijn komen, ergens uitkomen; opgroeien,
opschieten, ontkiemen (van planten gezegd), opgaan (van
de zon) (=uit de onderwereld treden); ook: ontsnappen
AHw \hinausgehen", \fortgehen" (aus = ina of i
s tu);
\herauskommen", \herauswachsen", CAD (20 pages)
1 to leave, to depart, to go out (of a room, a city, said
of persons, objects) to escape, to leave (a position, an
employment), to have a right-of-way; ; 2 to come out
(of a room, a city), to rise (said of the sun and stars)
to come into the open to protude, to grow, to sprout
(said of hair, plants), to escape (be saved) 3 to leave
forever, to disappear
1 l
u s.ima ana s.eri (G prec.1e p.enk.; s.eri `steppe') `ik
wil de steppe intrekken' erra-i-9
}
, jur. (sbu tu `getuigenis'): (ter
rechtzitting) `met een getuigenis/verklaring naar voren
treden'
III. S-stam (
, pres. uses.s.i, pret. uses.i, perf. ustes.i;
causatief): te voorschijn brengen etc.), ook: bewerken (van
land) ) pachten; ontsnappen (tegenstelling tot su rubu S
v. erebu `binnendringen') CAD 6 to make leave, to send
o , to send away, (a person, a message, an object), to
deliver, to pay, to release, to extradite (a prisoner), to
let go free, to escape; 7 to obtain (an object from a
storehouse, (the release of a person from detention),
to arrange a delivery from somewhere, to rent a house,
eld, animal to make plants sprout, to process materials, to make t; 8 to evict, to make leave, to expel; 9
to escape
2 uses. u
 ma napsa tus et.eru, (S pret. mv. v. was.u^ +
G inf. loc. v. et.eru `wegnemen',`redden'; bij inf. heeft
loc. soms de betekenis \om te"): `ze ontsnapten om
zijn leven te redden' (Ee-iv-109, verwacht {sunu `hun
leven')
3 ana erresu
 tim su s.u^, (S v. !was.u^): (een akker) pachten om deze te bewerken, (lett.: `ter bewerking')
4 eqlam su
 s.u^, een akker pachten, [De pachtsom bedraagt meestal 1=3 tot 1=2 van de opbrengst, bij boomgaarden tot 2=3.]
5 uses.^
amma sa re sebettisun, (S pret. vent. + ma;
sa ru `wind'; sebe `zeven'), lett.: `hij [Marduk] bracht
de winden hun zevental te voorschijn', (hij liet ze alle
zeven los als goddelijk wapen) Ee-iv-47

III S-vent.
jur.: ina dnim u s.i am `hij verschijnt ter
rechtszitting';
}
, S part., : `die doet opkomen', `die tevoorschijn brengt'

was.u^

ana sbutim was.u^


su s.u^

muses.u^

6 muses.u
^ urqti (S part.): `die groene gewassen tevoorschijn brengt' Ee-vii-2
III/2. St-stam (sutes.u^) CAD 10 to escape (passive to
mng. 6) 11 to ght with one another
} , (subst.vr.; st.c. s.t; vanaf oud-akk.;): het uitgaan, verschijning; opkomst (van zon en sterren) verlies

AHw \Ausgang", \Aufgang", \Ausgabe"; CAD 1
e;
rise, rising (of the sun) east 2 birth, emergence, place
of growth, habitat; 3 produce, product o spring (also

s.t libbi) utterance, command (s.t p^) 4
e, T
ziga; expenditure, debit item, loss, release (with as
. u^
or S su s.u^), exit tax, departure, act of leaving, 5 (a
grammatical term)
7 ut.t.ulat s.tasu, (D stat. v. et.elu `man z.', D elativisch;
-a- in s.tasu hulpvocaal): `zijn verschijning is zeer mannelijk/viriel' Ee-i-88
8 d Marduk sa ultu s.tsu imb^
usu abusu d Anum
(G pret. subj. v. nab^u `noemen'; s.tu `opkomst' (van
hemellichamen), `verschijning'): `Marduk (de naam
waarmee) zijn vader Anum [eig. voorvader] hem (reeds)
bij zijn verschijning heeft genoemd', Ee-vi-123, bij het
begin van de opsomming en uitleg van de 50 namen
van Marduk.
}
, nageslacht, nakomelingschap
} d
, zonsopkomst, (lett.: zonsuitgang = uitgaan uit de onderwereld); oosten
9 s.t p^ka, lett.: \wat uw mond verlaat" ) uw bevel

s.tu

s.t libbu
s.t samsi

uw uitspraak Ee-i-158, iv-9


10 s.tu huluqq^
u butuqq^u nusurr^u magal saknu nimma,
(allemaal woorden voor \verlies"; magal `zeer'; G stat.
saka nu `(voorhanden) zijn', `is gezet tegen mij' ) `ik

heb te lijden van'): `ik lijd in hoge mate verlies, teloorgang, afname en vermindering' Sin3-59
} , in mv. s.iatu, s.^atu, ook u me s.iati: ver verwijderde tijd, zowel verleden als toekomst, ver verleden; ook:
commentaar, commentaartekst
11 istu u
 m s.^at: sinds de tijd van het verre verleden;
}
, of adi (u m) s.ia ti: tot in de verre

s.tu

ana (um) s.iati

toekomst
12 l
a (w)as.^e mimm^sa, (st.c. inf.) `(zodat) niets van

haar zal ontsnappen' (geen enkel legeronderdeel van


Tia mat) Ee-iv-42
}
, (F mus. a u, ook: mus.s.u^; muprus-vorm
(gesubstantiveerd part.) bij was.u^ `uitgaan') uitgang
}
, lett.: uitgang van water ) uitlaat (van een
kanaal) (technische term)

a-s
e (st.c. inf.) Ee-iv-42
. e-e, (w)as
.^

wa-s
emma, CH-i-42
. e-e-em-ma, was
.^
e

lu-s
us
. i-ma, l^
. ima, (G prec.1 p.enk.) erra-i-9
=
mu-s
us
e m^
e LL-M
s -ii-57
. e-e me-[e] m
.^
= T mu-se-s., muses.i (S part.) CH-v-6
 part.) Ee-vii-2
=
mu-
s e-s
u mu
s
es
^ (S
. u-
.u
^ s.i-a-tim, s.iatim H.Sip. 40,41
s.i-i-tu, s.tu Sin3-59

 s.i-it pi-i-ka, s.t p^ka (st.c.) Ee-i-158, iv-9

s
s u, s
ta
s u (st.c. + 
s u) Ee-i-88
. i-ta-
.
I s.i-ti-su, s.tsu (+su) Ee-vi-123 s.a-a-ta,

mus.u^(m)
mus.e m^e

C 44V
V 4
4
oo + >
C
N}b
!
>o
>oJ V
(ana) s
ata
.^

JC

Ee-vii-134

u
-
s e-s
-
s i-na-
s i-im
.

 pret. +sinasim ) CH-xxiv-21


(S

u
-
s e-s
s
es
. a-am-ma u
. amma

 pret. vent. + ma) Ee-iv-47


(S

u
s
es
s in
a
s im
. i

258

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

> C V
>> xoo +VV
>o V


T
u
-s
-a-am-ma, u
s
.
. i amma
(G vent. +ma) CHx3
us-te-s.i, ustes.i (St) CHx15


u
-
s e-s
s
es
. i-ma, u
. ima (S pret.) CHx44
 pret. mv.) Ee-iv-109
u
-
s e-s
s
es
^ma (S
. u-ma, u
.u


u
-
s e-s
s
es
^ + ma)
. i-ma, u
. ima (S pres. v. was
.u
CHx42

(w)asabu , (ww. ook asabu later valt de w af; vanaf oudakk.; 

 r;
du
ku; In dit teken zijn een aantal oorspronkelijk verschillende tekens samengevallen. Het teken gaat terug op het pictogram dat een paar billen
voorstelt. De betekenissen hangen samen met `zitten',
`installeren', `achterwerk', dur = ku suburru `anus', se
= ku z^u `uitwerpselen'; etc.);
I. G-stam (pres. ussab, pret. u sib; stat. (w)asib) zitten,
wonen (in), zich bevinden, ophouden; plaatsnemen, (werkloos) neerzitten; bevolkt/bewoond z/w. (met land, streek,
stad als subject) verblijven, bewonen; jur.: (rechtzitting)
bijwonen, deelnemen, (in een proces) `zitten' AHw \sich
setzen", \sitzen", \sich aufhalten", \wohnen"; CAD
(25 pages) 1 to sit down physically (on a seat, an object, etc.) to sit down and wait to sit idly, to sit down to
weep or to mourn, , to sit down to exercise a function to
be present (to exercize a function, in an ocial capacity; said of kings, judges, witnesses, and gods and their
symbols) to stay somewhere temporarily (on a journey,
on a ight, etc.) 2 to reside and live somewhere to have
a domicile (said of gods in their temples, cities, etc.,
kings in their palaces, soldiers in garrisons, individuals
and groups in cities, regions, houses, rooms), to be in
residence (said of debtors and women) to live in a house
as a tenant to live in another persons's household (as
a dependant, servant, or a pledge to do service) 3 to
sit, to be (said of inanimate things) to be settled, to
be populated, to live
1 ina harr
a nim wasibma: `hij is op reis' CHx112;

2 edis (w)asb
a ti, (G stat. 2e p.enk., edis `alleen'): `jij
zit alleen/afgezonderd' Ee-i-118
3 qal^s tusb, (< t
usib, G stat. 2e p.enk.): `(maar) u
zat zwijgend ter neer' Ee-i-114
4 tisab, (G imp., uit de nevenvorm met t); ook sib
G imp.): `neem plaats' Ee-iv-15
5 il
u rab^utu hamsa tsunu usibu ma (G pret. mv.;
 -sunu resumptief): `de 50 grote gohamsa dualis `50';
den namen plaats' Ee-vi-80
6 hid^
utasa tasba ma, (G imp. (uit de nevenvorm met
t), lett.: `neem plaats/verwijlt in zijn vreugde' )
(gen.obj.: vreugde as.russu over dat oord; of subj.: in
de vreugde die hij verschaft) Ee-vi-73
7 ina tarb^
ati maharsunu u sibamma (G pret. vent.;
 bij rab^u): `majesteitelijk nam hij
tarb^atu taprast-vorm
plaats voor hen' Ee-vi-65
8 d Anum ina puhri il
a ni suasa ultesibsi (S perf.,

in later tijd (na MB)
wordt door dissimilatie s> l
voor dentalen d, t en sybillanten s, z, vormen van de
abs. pronomen lopen door elkaar, verwacht sua ti): 'A.
vestigde haar [de troon]/deed haar plaatsnemen in de
godenvergadering' Ee-vi-94
}
, (subst. ook as.s. a bu, Ass. ussa bu; vr.
(w)assa btu; OA, OB, MB, SB, NB): huurder (van een
huis), bewoner (als huurder) CHx69+c [parra s-type nomen en adjectieven (%nominale typologie) voor beroe-

wassabu

pen in ruime zin (beetje participiaal); ook gewoonten


en zaken die men \pleegt te doen"; nappa hu `smid',

dajja nu `rechter', sarra qu `dief', wassa bu `bewoner',
`huurder'] AHw \Hausmieter", \Bewohner" CAD tenant, resident
}
, G verb.adj., (vr. asibtu);
ku)
\de aldaar
woonachtige" ) huurder, bewoner CAD asbu A (MB,
SB, NA) inhabited asbu B (OA, OB, Mari, NB) living
in a house as a tenant, inhabitant (of a town), sitting
present;

III. S-stam
(
, factitief en causatief): iem. ergens
doen wonen, laten bewonen; CAD 4 to make a person
sit down, to install ocers, kings, gods, etc. to make
a person exercise a function, to make a person live or
be in a place, to assign a residence to an ocial or
a workman, to garrison soldiers, to settle people in a
city (a country), to set up an ambush, 5 (causative to
mng. 3) to place objects, to make a country live under
one command, to repopulate a city (country);
9 usesibassu ina karri, (S pret. vent.< -*amsu): `zij
liet hem plaats nemen op een troon' Ee-i-153
10 ina sam^e u ers.etim 600 (gsu) ustesib (S perf.):
`(aldus) gaf hij de 600 [goden] een plaats inhemel en
aarde' Ee-vi-44
}
, (subst.; vanaf OB;
kitu
s ; ook alleen
tu
s ; st.c. 
s ubat, mv. suba t), woning, woonstede, zetel,
onderkomen;
subat/subat (zonder casus uitgang) + nomen in
de genitief; voor suxen sec. verlengd tot bijv.
suba tusu/suba tsu, maar in latere dichterlijke taal
komt de pron. suf. direct achter a t/et zonder casus
uitgang, v.Soden GAGx65l.
AHw \Sitz", \Wohnsitz", \Wohnung", \Aufenthalt",
\Quartier"; CAD 1 seat, chair, throne; 2 base, sockle
(for a throne or a stela) pedestal, stand; 3 residence,
dwelling, abode, home; 4 emplacement, location, site,
foundation (of a building) built-over area of a building
plot settled area of a town; 5 encampment, military
camp,, military position, outpost, ambush; 6 a feature
on the exta
11 uknma eli Aps^e subatsu, (D pret. v. k^
anu): `hij [Ea]
vestigde zijn woning op de Aps^u' (verklaring in het
Enu ma elis-epos, waarom Ea op de Aps^u woont) Ee-i-

wasbu

susubu

subtu

71
12 ana d Anum d Enlil d Ea ukinn
u subtam (D pret.
mv. v. k^anu `vast z/w', in D o.m. `vestigen'): `zij [de

Anunnaki] vestigden een woning voor Anu, Enlil, Ea'

Ee-vi-64
13 ina paramahi sa ibn
u subatsu (G pret. subj. mv. v.

ban^u; paramahu `verheven schrijn'): `in de tempel, die



zij hadden gebouwd
als/tot zijn woning' (noodde hij
[Marduk] hen aan zijn dis) Ee-vi-70
14 sa ina sam^e u ers.etim ittadd^
u suba tni (Gtn pret.
subj.v. nad^u < *intandiu; st.c.vr.mv. + suf. -ni `onze'):
`[Marduk] die onze woningen in hemel en aarde bouwde' (successievelijk, daarom Gtn) Ee-vi-144
  wa-as-ba-at, wasbat (G stat.3e vr.enk.) CHx130
 I as-ba-ti, asba ti (G stat. 2e vr.enk.) Ee-i-118
 su-ba-at, subat CH-ii-31
 I su-ba-ti-si-in, subat+sin(a) CH-iv-15
E  su-bat-su, subatsu (`zijn woning'; hier niet >

Sb
bb


s ubassu

) Ee-i-71

259

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

b}
> a sV
s

> oo
>o S!
xxo 
V

' V
? CV p
*wasanu

E su-bat-ni, suba tni (st.c.mv. +ni) Ee-vi-144


D sub-tam, subtam (acc.) Ee-vi-64

us-sa-ab ussab (G pres.) CHx5


,

u
-
s i-bu

u

s ib
u

(G pret. mv.) Ee-i-33, vi-74, 165


(G pret. vent. v.

u
s -ba-am-ma u
s bamma

) Ee-i-54

u
s -bu, u
s b
u (G pret. mv.; elisie van i) Ee-i-58, 78;
iv-112; vi-75; Sin1-14
 pret. 1e p.enk.) H.Sip.
u
-
s e-
s i-ib, u
s
e
s ib (S
u
-
s e-
s i-ib,
 pret.) Sil-C-128
u
s
e
s ib (S

u
-
s e-
s i-ba-
a
s -
su
, u
s
e
s iba
s
s u (< *-am
s u,
 pret. vent.) Ee-i-153
S
 perf.) Ee-vi-44

u
s -te-
s ib, u
s t
e
s ib (S
 perf. + si) Ee-vi-94
ul-te-
s ib-
s i ult
e
s ib
s i (S
;
K I li-b sec -si-ib-ku-nu-ti, lisesibkunu ti
 prec. +kunu ti) Sil-C-52
(S
;
li-
s ib-ma l

s ibma (G prec. +ma) Ee-vii-108
tus-bi, tusb, (< tusib, G pret. 2e p.enk.) Ee-i-114
I
ti-
s ab-ma, ti
s abma (G imp. (ta
sa
 bu) + ma)
Ee-iv-15

ta
s -ba-a-ma, ta
s b
a ma (G imp. mv.) Ee-vi-73
wa
s
a bu

, (eig. (j)sn )
I. G-stam : slapen, maar wordt als zodanig niet aangetroffen, wel in afleidingen:
}
, (subst. <*sintu; ook sit.t.u; OB, SB): slaap;
AHw \Schlaf"; CAD B sleep;
1 sittu irtehisu, (G perf. v. rehu
^ `uitstorten', `uitgie uit' Ee-i-64
ten'): `slaap stortte hij over hem
}
, (subst.vr.; mv. suna tu; vanaf OA, OB; L


ma
s gi6 ; ma
s = `bokje', in de ingewandenschouw
p
een orakel-teken par excellence; gi6 = `nacht'; wsn
<*suntu !*wasa nu; dichterlijk ook sunatu, mv.
suna tu ):
droom; AHw \Traum"; CAD A dream;
2 Zaqqu ilu sa sun
a ti: `Z., de god van de dromen'

sittu

suttu

:: 
*wasaru
Sin1-25

6 mes,

Sin1-25
: sit-tu, sittu (nom. casus pend.) Ee-i-64
sit-tum, sittum (nom.) Ee-i-65
m
a
s gi


s un
a ti

, D-tantum:
II. D-stam (
), MB-LB meestal mussuru, Ass.
ussuru): vrijlaten, verlaten, de vrije loop laten, loslaten, vrijuit gaan; AHw \loslassen", \uberlassen", \freigeben",

wussuru

\entsenden";
1 ussur
u saru ru ka, (D stat. mv.; saru ru `lichtkrans'):
`zijn uw lichtstralen de vrije loop gegeven' Sin1-4
2 imhulla p
a nussa umtasser, (D perf.; locativus +sa
< *pa numsa): `hij liet de Imhulla-wind op haar los'

Ee-iv-96
3 mid dulli ilma il umtassir (G pret. emedu `zetten
tegen'; dullu `dienst'; D perf. v. *wasa ru): `hij legde (de

mensheid) de dienst/arbeid der goden op en stelde de


goden (daarmee) vrij' Ee-vi-34
II/2. Dt-stam (passief bij D)
4 awlum su
 idd^ak sinnistum s utassar, (Dt pres):
`deze man zal gedood worden en deze vrouw zal worden vrijgelaten', CHx130

u
-ta-a
s -
s ar, u
 ta
s
s ar (Dt pres.) CHx20x130
um-tas-sr, umtasser (D perf.) Ee-iv-96
D us-su-ru, ussuru (D stat. mv.) Sin1-4
um-tas-sr umtassir (D perf.) Ee-vi-34

>?
b?

wasaru ,
I. G-stam : buigen AHw etwa \sich senken";
}wasru, G verb.adj., (ook asru) deemoedig, schroomval-

lig; AHw \mit gesenktem Kopf", \demutig";

D

, CH-ii-18

wasat.u , (ww.) tegenstaan, moeilijkheden ondervinden


}wast.u, G verb.adj., , (adj.; ook ast.u, alt.u; OA, OB, SB)
wa-a
s -ru-um wa
s rum

moeilijk, erg, netelig, hard, trots; AHw \steif", \hart-

nackig", \starrkop g"; CAD strong, erce, hard, dicult


 : ^ wa-as-t.u-tim, wast. u tim (G verb.adj.,m.mv.)


SO
wasib

CH-xxiv-19

a

s -t
st
. a a
.a

(G stat.+dat. -a) erra-i-135

, ook asib G stat. v. !wasa bu `zitten', `wonen' etc.


, G verb.adj. v. !wasa ru: `deemoedig', `schroomvallig'
 D wa-as-ru-um, wasrum, CH-ii-18,19
, (adj.; wasa t.u) `moeilijk', `erg', `netelig', `hard',
`trots';
 : ^ wa-as-t.u-tim, wast. u tim (G verb.adj.,m.mv.)

wasru




wast.u

CH-xxiv-19

watar , (status abs. v. watru gebruikt als adv.; ook matar):


verder, langer
1 l
a watar niet langer/verder; AHw \nicht(s) weiter!",

\genug damit!";

wataru , (ww.; de w valt na OB af ) ataru; vanaf oudakk., OB;

I. G-stam (pres. ittir, pret. tir, perf. tater, stat.


(w)atar): uitsteken (boven=eli), overtreffen, uitmunten;
AHw

\ubergro sein/werden", \uberschussig sein/serden"; CAD 1 to exceed (in number or size), to surpass
in importance, quality
1 elisunu (w)atr
u , (G stat. mv.) `zij (de goden) staken boven hen uit', `overtroffen hen', `waren verheven
boven hen' Ee-i-12
2 atar mimm^
usu, (G stat.), lett.: `alles van hem was
uitmuntend' ) `hij was in elk opzicht uitmuntend' Eei-92

(w)utturu

II. D-stam (

, factitief): doen overtreffen (in


technisch/zakelijke betekenis: een hogere rente vragen; CHx71+d; in andere bet. wordt de S factitief
gebruikt) AHw \vermehren", \vergroern", \Vorteil
haben"; CAD 2 to augment (in number or size) to
become more important, richer (in possessions), 3 (Dt
passive to mng. 1)

III. S-stam
(
, factitief, causatief): uitstekend maken, vermenigvuldigen, laten uitmunten; CAD 4 to make
increase, surpass (in quantity or quality)
3 su
 tur uzna , (S stat.; verwacht dualis acc. uzn(n)
`oren', vaak als `wijsheid'): `hij is superieur in begrip'
Ee-i-59; vaker treft men aan: rapas uzn^e, lett.: `hij is
wijd van oren' ) `hij is zeer verstandig'
4 su
 tu rat s.etka, (S stat. vr.; s.etu `gloed', `hitte'): `uitstekend is uw gloed' (van de maan S^n) Sin1-10
5 us
a ter Ansar d Asarluhi ittabi sussu, (S pret.;

G perf. < *intabi v. nab^u `noemen';
sussu < sumsu
`zijn naam'; Asarluhi is gedeeld object in beide zins een hoge positie en hij noemdelen): `Ansar gaf hem
de hem Asarluhi' Ee-vi-101 of misschien (redengevende)

omstandigheidszin,
afhankelijk van het eerste deel als
hoofdzin: `Ansar maakte Asarluhi uitmuntend doordat
hij hem Asarluhi noemmde' 
6 qibtussu l
u su turat elis u saplis (S stat.prec.;

su turu

260

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

qibtussu als pseudo-locativus: `op zijn bevel' heeft


geen zin, we nemen het als nom.): `zijn bevel zij boven en onder zeer uitmuntend' Ee-vi-104 of (wens- of
gebodsvorm, ook soms het presens, in afhankelijke zin
vaak weer te geven als zin van consequentie \en dan",
\opdat", \zodat". Het gaat dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt de indicativus gebruikt):
`zodat zijn bevelsvoering in de hemel en op aarde als
de hoogste geldt'
7 en
u ssu lu su turat (< *enu tsu \En-schap", `heerschappij'; S stat.prec.): `zijn heerschappij zij zeer uitmuntend' of (consecutief met het volgende): `moge zijn
heerschappij zo uitnemend zijn, dat (hij zijn gelijke niet
heeft) Ee-vi-106
}
, S verb.adj., , elativisch, vr. su turtu; OB, SB,
NB: zeer uitmuntend, ingenieus, schrander, scherpzinnig
CAD supreme, superb;
S stat.: su tur, vr. su turat
8 unakkilsu su
 tura ta asu ellu, (D pret. v. naka lu `op
kunstzinnige wijze vormen'; t^u `bezwering'): `hij ontwierp/concipieert tegen hem [Aps^u] zijn heilige toverspreuk' Ee-i-62
9 d Asar-alim sa ina bt milki kabtu su
 turu miliksu
(nominale zin; kabtu stat. kabit + subj.u; S verb.adj.
v. wat
a ru met subj. u): `A. wiens raad in het raadhuis
gewichtig en uitmuntend is' Ee-vii-3
D at-ru, ((w)atru (G stat. mv.) Ee-i-12
a-tar, atar (G stat.) Ee-i-92
D
u
-
s a-te-ru-
s u, u
s
a ter
u
su

su turu

>ax b
> aa wx b
bb
b a Hx
bb
>b xU wb

 pret. 3e m.mv.) CH-i-19


(S

 pret.) Sil-A-78
, (S

;
[l]i-sa-te-er, lisa ter (S prec.) Sil-C-49
su-tur, su tur (S stat.) Ee-i-59
: D su-tu-ru, su turu (S stat. +subj.u) Ee-vii-3
=
mu-sa-te-er, musa ter (S part. st.c.) CH-iii-2
 verb.adj. acc. v. wata ru)
:

s u-tu-ra, 
su
 tura (S
Ee-i-62
: S su-tu-rat, su turat (S stat. vr.) Sin1-10
: D su-tu-ru, su turu (St stat. in subj.) CH-xxiv-80
 imp.) Sil-C-88


s u-te-er-
s u, 
su
 ter
s u (S
 pret.) Ee-vi-101
u
-
s
a-ter, u
s
a ter (S
I
D u-sa-ti-ru, usa tiru (S pret.mv.) Ee-vii-144
,

u
-
s a-tir(-
s u)

u
s
a tir
su

>U

watmanu , (subst. vr.mv.; ook atmanu, (w)admanu, (w)at.-

manu; mv. atmana tu; OA, MB, SB, NB): tempel, cella, heiligdom, schrijn AHw \Cella", \Tempel"; CAD 1
cella, sanctum of a temple; 2 (a poetic word for) temple
1 atman us.ur
a ti, (us.urtu `plan'): `schrijn der tekeningen' Ee-i-79 [geestelijke plannen, de lotsbeslissingen]
at-ma-an, atman (st.c.) Ee-i-79
, (subst. !watmanu `schrijn' etc.
, (subst. plantennaam;
 u as): medicinale
plant: duivelsdrek;
 as 1, `uniek', `individueel', `solitair', komt als plantennaam veel voor, vooral in magische toepassingen;
Lat. Asa Foetida is een plant uit een omvangrijk geslacht dat een doordringende knoflookgeur na kneuzing
van de blaadjes verspreidt. Het gomhars-achtige sap
uit de wortel met scherpe smaak wordt farmaceutisch
toegepast tegen hysterie en als wormdrijvend middel,
met omstreden werking;

 # u as u ze ina kas nag

wat.manu
(w)edu

> >

>

1 u (w)edu sammi marti ina sikari sat^


u (regel met een
kenmerkende opbouw, geen zin maar een opsomming,
vaak in drie kolommen: plantennaam { aandoening
waartegen { wijze van toediening (als in nitief zin).
 u as (w)edu `duivelsdrek'
`duivelsdrek { medicijn tegen de gal { in bier te
drinken' BAM578-i-20
 u (w)edu (plant) BAM578-i-20
, (later als edu) enig(e) AHw \einzeln", \einzig",
\allein";
1 h
a ir ed^u atta, (h a iru `gemaal'; - `mijn'): `wees

 Ee-i-155
mijn enige echtgenoot'
}
, (ook edis; {is achter adjectiva is meestal adverbiaal) enig (in zijn soort), uniek, alleen (soort telwoord:
de stam (w)ed is in andere Semitische talen `een', maar
Akkadisch heeft isten); afgezonderd, teruggetrokken, in afzondering, AHw \allein";
2 (w)edis (w)asb
a ti, (G stat. 2e p.enk. v. wasa bu `zitten'): `jij zit alleen/afgezonderd' Ee-i-118
3 uggugat edissisa, (D stat. v. ag
a gu): `zij alleen was
razend van woede' (`in haar eentje') Ee-i-43

e-du-
u, 
e d^
u Ee-i-155

>
>
wedu

a
s

wedis

444 >a
wed^u

e-di
s


e di
s

Ee-i-118

e-di
s -
s i-
s a edi
s (
s )i
sa

(+ sa) `zij alleen' Ee-i-43

,
, !irru pl. tantum `ingewanden'
, (ook: s.u, ms.u, Ass. es.u, adj. bij !w^as.u; vr. istu,
s. > s voor vr. t): weinig, gering (in aantal)
, (D-tantum v. *wad^u, D v. id^u, !id^u `weten'),
II. D-stam (
): vaststellen, bepalen, bestemmen, toewijzen; zie voorbeeld 1 (en verder) onder !*wad^u op
pag. 252

, D imp. v. !w^aru `zich voortbewegen'
, (D verb.adj. ook urrus.u elativisch: zeer vuil, vuiligheid; AHw \sehr schmutzig"
d s ae urrusa (acc.) erra-i-127
D
u
-ru-u- 
, subst. ook urqu `iets groens'; !wara qu
`groen/geel z/w.'
, D imp. v. !*wasa ru, D: `vrijlaten'
, D stat. v. !*wasa ru, D: `vrijlaten'
, (ook mussuru en ussuru; D inf. en D verb.adj.
v. !*was
a ru: `vrijlaten', `verlaten', etc.

, D stat. v. !w^aru `zich voortbewegen'

wirru
ws.u
wudd^u, udd^u

wudd^u

wu ir
wurrus.u

> U

wurqum
wusser
wussur
wussuru
wu ur

x
d xxx ,

logogram voor de maangod Sin, Sumerisch

suen (logogram d enzu).


nanna(r) (
logogram d seski en archasch

d urim-na

zijn oorspronkelijk Sumerische namen voor


de Maangod, later volksetymologisch geduid als
p
nanna ru < nanw/ma ru nw/mr , `lichtende': d seskiru = nanna-ru = nanna ru
1 d xxx nann
a ru su p^u: `Sin, heerlijk (maan-)licht'

Sin1-1

d xxx, d S^n Sin1-1

261

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

z
zadim , Sum. , steensnijder, bijv. !d Nin-zadim


, (G part. v. !z^eru `haten'): vijandig; hater,

za iru, za eru

vijand; zie voorbeeld 2 (en verder) onder

!z^eru

J
Jhaters/vijanden' Sil-C-81
J DV
,
(G part.) Ee-iv-30
JV
,
(G part.mv.) Ee-vi-154
pag. 264
V za-i-ri, za iri CH-iii-9
V  za-i-ri-ka, za irka (+ka), `Uw
za-aji-ri

op

z
a jiri


 
za- -i-re z
a ir

Zababa , stadsgod van Kis, een god van het Ninurta-type,

krijgshaftig, zoon van Enlil, gehuwd met de godin Istar


van de stad Kis.
d Za-ba4 -ba4 , d Zababa, CH-ii-57
, een stad,
ki
f
( 

) , Zabalam CH-iii-52

, (ww. i/i-klasse; variant van !waba lu en daarmee
praktisch equivalent; vanaf OA, OB; LB ook zebelu):
I. G-stam (pret. izbil; pres. izabbil; stat. zabil) dragen,
wegdragen, overbrengen, meedragen, verdragen (van straf
en narigheid) AHw \tragen", \uberbringen"; CAD 1
to carry, to transport (a load), to deliver (goods to
ful ll an obligation), (with zubull^u or terhatu) to de ee work,
liver a marriage gift, (with tupsikku) to do corv
(with am^atu) to convey information (to the enemy)
(with arnu, htu and similar terms) to bear punishment/misery,to su er punishment/misery,
1 il
u la supsuha izabbilu , (S inf acc. v. pasa hu; G pres.

mv.): `de goden verdroegen de onrust' Ee-i-110
II. D-stam (
) CAD 2 to carry; 3 to keep (a person) waiting 4 to linger (said of a sick person or a
disease) 5 Dt to be carried
III. S-stam (
, causatief) CAD 6 to have (someone) carry (something)
IV. N-stam (
, passief) CAD 6 to be carried

i-za-ab-bi-lu, izabbil
u (G pres. mv.) Ee-i-110
, (subst.) de planeet Saturnus; zie ook !kajja nu
`de standvastige'; In de MULAPIN worden voor
Saturnus verder nog de volgende namen gebruikt:
uduidimsagu
s genoemd: de stabiele planeet
en ook

Zabalu
J
zabalu

za suh unu

zubbulu

suzbulu
nazbulu

zabantu

LL
}sa ninum
 L
}sa ninum
d

mul

utu

zag ,
zagdu ,
zag di ,

ster van de zon

, G part., (vr. sa nintu): `rivaal', `gelijke';


, G part., (vr. sa nintu): `rivaal', `gelijke';

zakapu , ww. !sakapu I omverwerpen


zakaru , (ww. a/u-klasse; ook saqaru; eerste radikaal z in

vervoegingen vaak als s, dus -is, tas etc.; vanaf OA,
OB; = mu),
I. G-stam (pret. izkur, pres. izakkar, stat. zakir) spreken, toespreken, zeggen, benoemen, aanduiden; uitspreken,
aanroepen, zweren; AHw \aussprechen", \reden", \nennen", \schworen"; CAD A 1 to declare, to make a
declaration, to declare under oath, to give an order, to
mention, to make mention of, to name (i.e., to give the
name of a person) 2 to invoke (the name of a deity,
with sumu and nibtu) to name as a king (with sumu,
zikru and nibtu) to elevate to high rank (with sumu),
to praise (a person or a deity, with sumu damqu or
ban^u) to name (i.e. to give a person or a thing a name,

with sumu and nibtu, to mention (a person's name,


with sumu), to take an oath (with ns ili and na mtu)
to herald, to announce (a royal message, with amat
sarri) to address a person (with amatu) zaka ru met 2
acc., bijv.
1 sarru ana d Anunnaki am^
ata izakkar (G pres.), lett.:
`de koning sprak een woord tot de Anunnaki' ) `de
koning richtte zich als volgt tot de A.' (volgt directe
rede) Ee-vi-20
}
+ PN (acc.) , `PN een naam geven'.
2 m
a ram sumam zaka ru: \een zoon met een naam
noemen" ) `een zoon een naam geven'.
Men spreekt in het geval van twee acc. wel van de
geaf ceerde en de geef ceerde acc. met termen die ontleend zijn aan de Griekse grammatica. In \Ik noem
hem Piet" is hem de geaf ceerde acc., aan wie (of wat)
de handeling wordt voltrokken, en is Piet de geef ceerde acc., aan wie de handeling wordt aangedaan (waarin
het e ect van de handeling bestaat).
3 issima d Mummu izakkarsu(m), (G pret. v. sas^
u `roepen' + G pres. v. zaka ru `spreken'): `hij riep Mummu en
sprak tot hem', (veel voorkomende stijl guur) `hij riep
M. bij zich zeggende tot hem', `: : :, terwijl hij tot hem
spreekt' (in de opeenvolging pret.-pres. , duidt de pres.
vaak op een omstandigheid bij de hoofdhandeling van
het pret., de zgn. presens van de omstandigheidszin)
4 ana Ti
a mat elltamma izakkarsi: `en sprak Tia mat
op luide toon toe' (ma ter markering van het voorwerp
van informatie; dativus -si resumptief voor Tia mat)

suma zakaru

Ee-i-36
5 ana Ti
a mat ummsunu sunu izzakru , (+sunu; on-

afh. p. vnw. sunu, hier misschien vanwege het metrum,


want syntactisch niet zo nodig; G perf. of Gt pret. <
iztakru ): 'tegen T. hun moeder, spraken z (op hun
beurt):' (volgt directe rede) Ee-i-112
6 d Nari-lugal-dimmer-ankia sumsu sa nizkur 
aser
il kala ma (N. epitheton van Marduk; nominale zin;
G pret.1e p.mv.; G part.st.c. v. asa ru `verzorger', `raadgever'): `N. is zijn naam, waarmee wij hem hebben aangeduid als verzorger aller goden' Ee-vi-143
}
, zweren bij god, de eed afleggen;
}
, lett.: \spreken tot niet-vergeting" ) in herinnering brengen, de aandacht vestigen op

ns ilim zakaru


ana la mas^e zakaru

onder de aandacht brengen


7 l
a mas^e lizakkira alkatsu (G prec. vr.mv. want
s.alma t qaqqa di `zwarthoofdigen' subject; masu^ `vergeten', verwacht eig. ana la mas^e `om niet te vergeten',

`tot niet-vergeting'): `zolang er memorie is, moge zij


zijn werken in herinnering brengen' Ee-vi-108
I/2. Gt-stam (
<
, wederkerig): (ww.
komt vanwege de wederkerigheid veel in de Gt voor;
imp tizkar <*zitkar): betekenis als G. CAD 3 to speak;
4 (Gtn) to name, to proclaim;
8 ba  u
 la tu lu hissusa ilasina lizzakra (ba  u la tu `on vr.mv. < *hitsusa v. hasa su, G:
derdanen'; Gt stat.
`wijs zijn'; Gt pret. v. zaka ru): `laat zij, de onderdanen, (erop) bedacht zijn dat ze hun (persoonlijke) god
aanroepen' Ee-vi-114
9 an d Marduk bukrisunu sunu izzakr
u , (Gt pret.): `en
tot Marduk, hun eerstgeborene, spraken zij:' Ee-iv-20

tizkuru *zitkuru

262

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

10 ana d Marduk belsunu sunu izzakr


u (Gt pret. mv.

< *iztakru ; 2e sunu stoplap of \zij op hun beurt"):


`zij [de Anunnaki] spraken op hun beurt tot Marduk'
Ee-vi-48

}zikru , (subst.; n.b. zie ook zikaru/zikru `man', `man-

nelijk'; (st.c. zikir, litt. st.c. zikri-/zikru- nevenvorm


!siqru met st.c. siqar; vanaf oud-akk., OB; = mu):
het noemen, naam, roem, bevel, gezegging, aansporing, woord, toespraak AHw \Ausspruch", \Nennung",
\Name", \Aussage", \Gehei", \Eid"; CAD A 1 discourse, utterance, pronouncement, words; 2 mention,
3 (devine or royal) command, order 4 name, fame; 5
oath;
11 lirtabb^
u zikru ka, (Gtn prec. mv. v. rab^u) `mogen uw
bevelen/roem steeds groter worden' Ee-i-156
12 zikri il ina sem^su of mv. zikr il, lett.: \de woorden van de goden in zijn horen" ) `(toen Marduk) het
voorstel/de toespraak van de goden hoorde' Ee-vi-1
13 i npus parakki sa nab^
u zikirsu (cohor. v. epesu;
parakku `heiligdom';G verb.adj. nab^u): `wij willen een
schrijn bouwen, welks naam genoemd wordt' = `welks
faam geroemd wordt', d.w.z. `wij willen een bij naam
en faam bekende schrijn bouwen' Ee-vi-51
14 ana zikrisu qab^e (ana `in reactie op'; qab^e inf.gen.
`spreken', verwacht eig. zikrasu ana qab^e, de neiging
bestaat om alles na ana in de genitief te zetten), lett.:
`in reactie op het uitspreken van zijn naam' ) `als
zijn naam genoemd wordt' Ee-vi-102 (eventueel zikrsu
mv., voortuitlopend op de vele namen (epitheta) die
verderop genoemd worden)
15 ihdma
^ ilu ismu s iqa rsun (G pret.mv. v. had^u `zich

 v. sigru
verheugen'
en sem^u `luisteren naar'; st.c. mv.
+ sun): `de goden verheuden zich (toen/zodra) zij hun
aansporing hoorden' ) ` verheugd gaven de goden gehoor aan hun aansporing' Ee-vi-161
16 assu l
a ishutu zikr (G pret. subj. mv. v. sah a tu II
 st.c. met sux - `mijn'): `omdat
 zij
`schuwen'; zikru
mijn naam niet geeerbiedigd hebben' of `omdat zij mijn
roem geen recht gedaan hebben' (zal ik de toorn van
Marduk wekken) erra-i-121
}
, lett.: `toespraak van de mond' )

zikir p^su

bevel
17 (sa) zikr psu nusasq^
u eli ila ni ebbesu (< sasqiu
S pret. subj. 1e p.mv. v. saq^u S: `zeer verheven maken';
eli als comperatief gebruikt): `wiens bevelen wij ho-

ger/belangrijker maakten dan (die van) de goden zijn


vaderen' (of: `: : : boven die van de goden hebben
gesteld') Ee-vi-140
II. D-stam (
, meervoudig object): iem. een naam
geven (2 acc.) CAD 5 to mention, to invoke, to
name;
18 suma l
a zukkuru , (D stat. mv., acc. v. sumu
`naam'): `(en toen die goden) nog niet met een naam
waren benoemd' (hier 1 acc., wegens passief) Ee-i-8
19 uzakkir
u ma ana rama nsunu ara ru (D pret. mv.;
ara ru `vervloeking', verwacht ara ra object bij uzakkiru ): `zij spraken een vervloeking over zichzelf uit'
Ee-vi-97 (conditioneel bedoeld: \moge ik vervloekt zijn
als ik u zou afvallen"
20 ina mes nagbasunu uzakkir
u ni sumsu (D pret.
mv. met vent. -ni): `met rituelen verkondigden zij zijn
naam al te gader/unaniem/geen uitgezonderd' Ee-vi-

zukkuru

166

suzkuru
nazkuru


III. S-stam
(
) CAD 6 to make take an oath (also
with sumu and zikru)
IV. N-stam (
, passief): CAD 7 (passive to

mngs. 1 and 2)
21 GN1 GN2 sum izzakr
u , (N pret. v. zaka ru `spreken', `benoemen'): `GN1 en GN2 werden met namen
genoemd' ) `ontvingen namen' Ee-i-10 (waarin de goden geschapen werden)
S zak-rat, zakrat (G stat. 3e vr.enk.) Ee-i-2
e

az-kur, azkur (G pret. 1 p.enk.) Sin1-20b


D iz-zak-ru, izzakru (G perf. mv. < iztakru )

Ln
(L
(L

H
JV
LL
(( LJ
LL H
>(Ln V
>L
Zb
Ee-i-112

iz-zak-ru izzakr
u

zuk-ku-ru zukkur
u

Ee-iv-20

(Gt pret. mv. <

iztakr
u

(D stat. mv.) Ee-i-8


(G imp.mv.) Ee-vi-160

i-za-kar-ma, (n

s ilim) izakkarma (G pres.
+ma), (`eed afleggen') CHx20x131

i-zak-kar, izakkar (G pres.) Ee-vi-20, erra-i-129

i-zak-kar-
s i, izakkar
s i (G pres. + dat. 
s i(m))
Ee-i-36
iz-za-kar, izzakar <iztakar (G perf.) CHx18
D iz-zak-ru, izzakru <iztakru (G perf./Gt pret.)
Ee-vi-158
;
D li-zak-ru, lizzakru (Gt pret.mv.) Ee-vii-160
;
li-zak-ki-ra, lizakkir
a
(G prec. vr.mv.) Ee-vi-108
e

ni-iz-kur nizkur (G pret.1 p.mv.) Ee-vi-143


D
u
-zak-ki-ru-ma, u
zakkir
u ma (D pret.mv.
+ma) Ee-vi-97
D u-zak-ki-ru-ni, uzakkiru ma
(D pret.mv. +vent.ni) Ee-vi-166
T P D zi-ik-ru, zikru, CH-ii-5
T
zi-kir-
s u, zikir
s u (st.c. +
s u) Ee-vi-51, vii-139
V zik-ri, zikri (litt. st.c.) Ee-vi-1
V zik-ri, zikr (st.c.mv.) Ee-vi-140, vii-137
V zik-ri, zikr (`mijn naam') erra-i-121
V
zik-ri-
s u, zikri
s u (st.c. + 
s u) Ee-vi-102
D  zik-ru-ka, zikru ka (mv. +ka) Ee-i-156
,

zuk-ra zukr
a

z^aku , !s^aku ` jnstoten', `verpulveren'


zak^u , (ww. u/u-klasse, NB ook i/i-klasse; Ass. zaka u van

af OA, OB;
I. G-stam (pret. izku; pres. izakku; stat. zaku en zaki;
imp. zuku) rein z/w., onschuldig z/w.; vrij z/w.; rein zijn
heeft de jur. betekenis geen schuld hebben; AHw \klar",
\rein", \gereinigt" (von Schuld und Anspruchen) \frei
von Verplichtungen s/w.", \voll verfugen konnen"
CAD 1 to become clean, clear, light; 2 to become free
from speci c claims or obligations 3 to obtain clearance through an accounting (OA only)
} , G verb.adj., (ook zakiu, vr. zakutu en zaktu; MA,
NA vr.mv. zaku
a te; vanaf OA, OB): CAD 1 clear; 2
clean, cleansed, in good order; 3 plain; 4 re ned, pure;
5 free of claims;
II. D-stam
reinigen; met als jur. betekenis voor
rein verklaren, d.w.z. voor onschuldig houden CAD 4 to
cleanse, to clear of impurities, to winnow, to wash 5
to free, to release; 6 to make ready for departure; 7 to
use me materials (EA only)

III. S-stam
(
) CAD 8 to cleanse ritually (Mari
only)
, (ww. u/u-klasse, OB ook a/u-klasse; vanaf OB;

zak^u

zukk^u

zamaru

suzk^u

263

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium


s
r

I. G-stam : zingen; AHw \singen", \besingen"; CAD A

1 to sing (a song with or without instrumental accompaniment)


II. D-stam (
, betekenis als G) CAD 2 (same
mng.)

III. S-stam
(
) CAD 3 to have singers (and
other musicians) perform
IV. N-stam (
, passief) CAD 3 to be sung
}
, (subst.; vanaf OB) lied, gezang, zang; AHw
\Lied", \Gesangsstuck"; CAD song, literary composition to be sung with or without instrumental accompaniment)
D za-ma-ru zamaru (subst.) Ee-vii-161
, (ww. u/u-klasse; OB ook a/u-klasse; vanaf OB;
e sur):
I. G-stam (pret. iznu; pres. izannun, izannan): regenen,
(intrans.: bijv. in een apodose zunnu izannun `regen
zal regenen'); AHw \regnen"; CAD A 1 to rain

III. S-stam
(
, factitief) beregenen, het doen regenen, in de vorm van regen laten vallen; CAD 2 to rain,
to poor out, to drip;
}
, S part., die doet regenen;
1 musaznin nuhsi eli ers.etim rapastim (henun nuhsu

`overvloed'; rapsu `wijd', `breed'): `die rijkdom
doetregenen over de ganze aarde' (het wijde land) Ee-vii-69
IV. N-stam (
, als G) CAD 3 to rain;
 part.st.c.)
=
mu-
s
a-az-nin mu
s aznin (S

zamaru

zummuru
suzmuru
nazmuru

JV

zananu I

suznunu

musazninu

naznunu

U ,
Ee-vii-69

zananu II , (ww. a/u-klasse; vanaf OB):

I. G-stam : zorgen, verzorgen; AHw \versorgen", \aus-

statten"; CAD B to provide food, to provide an institution (temple or city, with means of support)
}
, G part., (subst. OB, NB, SB) verzorger (van
tempels en goden); AHw \Versorger", \Ausstatter";
CAD provider;
1 z
a ninum na dum vrome verzorger,
De taak bij uitstek van een koning is de zorg dat alle
offers en rituelen voor de goden op tijd en op de juiste
wijze worden uitgevoerd. De uitdrukking dat de koning
za nin is van deze of gene tempel komt dus veelvuldig
voor.
}
, (subst.; SB; ook: za ninu tu; suf x !{u tu,
{u t vormt abstracta): bezigheid van de za ninu, verzorgerschap: zorg, verzorging, onderhouding AHw \Ausstattertatigkeit", \Fursorge"; CAD support, maintenance
}
, (part. v. zananu tu; als G part. za ninu):
verzorger, `hij die de verzorging op zich neemt'
2 z
a ninu ssun lpusa (< *za ninu tsun; G prec. vr.mv.
v. epesu `doen', `maken', `uitoefenen' etc.; vr.mv. verwijst naar `het volk' via s.alma t qaqqa di): `(en) laat
z (dan) hun verzorging op zich nemen' Ee-vi-110 (ondergeschikt gemaakt aan Ee-vi-109: `laat h de o ers
instellen')
3 su
 ma za ninsunu `[Marduk] hij immers is hun verzorger' (de verzorger van hun cultus) Ee-vii-7
K za-ni-nu-um, za ninum (G part.) CH-i-60
za-ni-ni, za nin (G part.mv.gen.) Ee-vi-164
K

za-ni-nu-us-su-un, z
a nin
u ssun

zaninu

zananutu
zaninutu

J
J
J(G part.t+
J,bK


s un

) Ee-vi-110

za-nin-
s u-nu

(G part. +sunu) Ee-vii-7

z
a nin
s unu

JFK

Ee-iv-11

zaqaru , (ww. i/i, a/a, a/u-klasse; ook saqaru, *saqaru;


za-na-nu-tum zanan
u tum

vanaf OB):

I. G-stam (alleen in inf., stat. en imp.) 1 hoog bouwen,


2 spits toelopen, erboven uitsteken; G stat.: spits zijn AHw

\herausragend sein", \hoch bauen"; CAD 1 to build


high
}
, G verb.adj., , hoog spits uitstekend
1 hurs
a ni zaqru ti (hursa nu pl. tantum `berggebied';

 ; erra-i-69
+ adj.m.mv.):
bergtoppen
II. D-stam (
, factitief, als G): hoog (doen)
bouwen, spits maken; CAD 2 to raise high, to build high,
to make protuberant; 3 Ntn to protude;
2 parakka zuqr
a , (syncope D imp. mv.; verwacht:
zuqqira ; parakku `troon', `heiligdom'): `bouwt de
schrijn hoog!', of (wens- of gebodsvorm, ook soms het
presens, in afhankelijke zin vaak weer te geven als zin
van consequentie \en dan", \opdat", \zodat". Het gaat
dan om een mogelijk gevolg, bij feitelijk gevolg wordt
de indicativus gebruikt) `opdat ge de schrijn hoog kunt
bouwen' Ee-vi-58
}
, (subst.; Ass. sequrratu, SB ook ziqratu;
Sum. eu6 nir; vanaf OB) tempel-hoogterras, tempeltoren, zikkurat CAD 1 temple tower; 2 (mountain)
peak;
3 ibn^
uma ziqqurat Apsu elte, (G pret. mv. v. ban^u
`bouwen'; el^u < eliu; elte vr. vorm sec. verlengd): `zij
bouwden de hoge/verheven tempeltoren [bij de Esagila] naar (analogie van) de Apsu' Ee-vi-63

zaqru

zuqquru

ziqqurratu

H}

zuq-ra zuqr
a

, (G imp.mv.) Ee-vi-58

o
ziq-qur-ra-t
u, ziqqurratu
o S ziq-qur-rat, ziqqurat (st.c.) Ee-vi-63
D I zaq-ru-ti, zaqru ti (adj.m.mv.) erra-i-69
, (ww. a/u-klasse; OB, SB):
I. G-stam (pret. izqut; pres. izaqqat) steken AHw
\stechen"; CAD 1 to sting (said of a scorpion); 2 to
hurt (said of a stinging pain)
II. D-stam (
) CAD 3 to hurt (said of a stinging
pain) to cause to hurt
}
, schorpioen
, (ww. alleen in stat. en inf.) G-stat.: puntig z.,
spits z. AHw \spitzig sein", \spitz zulaufen"
1 zaqt
u ma sinn, (G stat. mv.), lett.: `ze zijn scherp
van tanden' )`ze hebben scherpe tanden' Ee-i-135
:
[zaq-tu]-ma, zaqtu ma (G stat.) Ee-i-135
I zaq-ti, zaqt (adj.mv.) erra-i-90
 r, god van de dromen
,
anzaga
1 Zaqqu ilu sa sun
a ti: `Z., de god van de dromen'

zaqatu I

zuqqutu
zuqiqpu
zaqatu II

L V
L
Zaqqu J M
JM
zaqqu
Sin1-25

, Zaqqu, de god van de dromen Sin1-25

anz
agar

, (subst. ook zqqu; SB, NB) wind, in de zin van


windvlaag, ademtocht; ook gepersoni ceerd als god van
de droom (die het hoofd via de oren binnen gaat); vooral overdrachtelijk niets, nietigheid, ijdelheid (vgl. Ned.
`lucht' en `windbuil') CAD 1 Phantom, ghost, nothingness, foolishness; 2 haunted place; 3 the god of dreams
4 soul;
1 ana z
a qqi saka nu: tot wind maken, vernietigen; bijv.
2 ana z
a qqi sukn, (D imp. vr.enk. v. saka nu) `maak
ze tot wind!' Ee-i-124
3 ana z
a qqi man^u, ook: tot wind maken, vernietigen
(man^u `ergens toe rekenen', `rekenen tot')

264

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

z^aqu , (ww., ook ziaqu)

za-q
-qu z
a q
qu

Ee-i-124

waaien, stormen; AHw \wehen",

\sturmen";
1 k s
a ri az^aq(u) k d Adad urtas.s.an (G pres.1e p.enk.
v. z^
aqu hier gespeld als a-za-qu met overtollige vocaal
-u aan het eind; Dt pres. v. ras. a nu I `donderen'; sa ru
`wind'; Adad de stormgod): `ik waai gelijk de wind, ik
bulder gelijk Adad' erra-i-115
a-za-qu az^aq(u) (G pres.1e p.enk.) erra-i-115
, (subst.; ook zarbab^u, s.arbabu; SB, NB): bierkruik;
AHw ein \Bierkrug"; CAD a mug for beer;
1 zarb
a ba iskunu (G pret. v. saka nu): `zij zetten de
bierkruiken neer' Ee-vi-75
  zar-ba-ba, zarba ba (acc.) Ee-vi-75
, (ook d S.arpantu): godin, gemalin van Marduk; gevolksetymologiseerd als \Schepster" (ba ntu)
van nakomenlingschap (zeru).
, (eig. part. v. zar^u `strooien', `wannen'): strooier, ver-

CJ

zarbabu
d

Zarpantu

zar^u

wekker
1 Aps^
u za ri il rabiu tim: `Aps^u de verwekker van de

grote goden' Ee-i-29


V , za-ri, za ri (st.c.) Ee-i-29
, (ww. -u-, Ass. zua zu; MB, SB, NB; J bar)
I. G-stam (pret. zuz; pres. iz^az, mv. izuzzu ; stat. zz;
imp. zu z) (de vormen van z^azu lijken veel op die van
!izuzzu `staan') delen aandeel (van erfenis) ontvangen;
AHw \teilen", \auftelen", \abteilen", \zuteilen", \verteilen"; CAD 1 to divide into two equal or more parts
(intrans.) to separate (referring to the dissolution of a
legal bond and the sharing of the common funds) 2 to
divide (objects), to divide into shares (with ana) 3 to
take a share of (property) (with ina) 4 to distribute
(shares among) (with dative or ana)
1 ana sina l
u zzu (G stat.prec.): `moge zij in tweeen
verdeeld zijn' Ee-vi-10 (beetje raadselachtig: slaat mogelijk op de verderop aan de orde zijnde verdeling in
goede en slechte goden, of in de Anunnaki en Igigi)
2 l
u zza ma s.alma t qaqqadim ila ni (G stat. vr.mv.
hier trans. stat.; object ila ni met speciale betekenis
\zij hebben (onderling) verdeeld" en niet \zij zijn verdeeld"): `al hebben de zwarthoofdigen dan de goden
(onder zich) verdeeld' Ee-vi-119
I/2. Gt-stam (
<
) onderling verdelen
II. D-stam (  
) verdelen, indelen CAD 5 to distribute, to divide 6 (Dt) to be divided
3 d Marduk sarru il uza iz (D pret.; il object bij z^
azu
`verdelen'): 'Marduk, de koning, deelde de goden in' Ee-

z^azu

tizzuzu *zitzuzu
zu uzu

vi-39
4 ana d Anunnaki sa sam^e u ers.etim uza  izu

isqa tsun (D pret. subj.; isqu `aandeel', `lot', `taak'; verwacht in vr.mv. isqa tsun, hier litt. vorm): `(en toen)
hij [Marduk] aan de goden van hemel en aarde hun
aandelen had toegewezen' Ee-vi-46
5 manz
a z sam^e u ers.etim uza  izu ilu gimrassunu
(D pret. mv.; D vanwege meervoudig object; manza zu
ook mazza zu `positie' van sterren): `alle goden verdeelden (onderling) de standplaats van hemel en aarde'
Ee-vi-79

IV. N-stam CAD 7 to be divided


}
, (vr. <*ziztu) deel, bijv.
6 zittam z^
azu: in delen verdelen (aandelen)

zittu

>> JJ (
>J
zen^u
T

(G stat. mv.) Ee-vi-10



, uza izu (D pret. mv.) Ee-vi-79

 iz (D pret.) Ee-vi-39
u
-za- -iz, uza
 u-za- i-zu, uza  iz (D pret. subj.) Ee-vi-46

zi-zu z
z
u

u
-za- -i-zu

, (ww. Ass. zana u; OA, MA, SB, NA, NB)


I. G-stam (pret. izni; pres. izenni; stat. zeni/zani) vertoornd z/w., boos z/w., kwaad z/w.; Er zijn veel woor-

den voor \boos zijn op", \gaan haten" etc., vgl.


kama lu+iti, aga gu, zer^u, ezezu; AHw \zurnen"; CAD
1 to be angry;
1 sa ilsu zen^
u, (G stat. subj.< zeniu): `wiens god met
hem in onmin is' Sin3-55
2 en
u ma il zen^u ittja, (G stat. subj.): `sinds mijn god
boos op mij is' Sin3-56
} , G verb.adj., vr. zentu; OB, SB, NA vertoornd,
boos, kwaad; CAD angry
}
, G verb.adj. m.mv., :
toornig,
boos,
kwaad;
3 il u istar zen^
uti sabsu ti kummulu ti, (adiectiva m.mv.; verb.adj. D hier elativisch): `mijn boze, toornige
en zeer kwade god en godin' Sin3-67
}
, (suf x !{u tu, {u t vormt abstracta): toorn,
boosheid, kwaadheid; zeldzaam woord, `toorn' meestal
sibistu/sibsatu bij !sabasu of kimiltu bij !kama lu;
soms uzzu bij !ezezu.
II. D-stam (
) CAD 2 to cause to be angry
III. S-stam (
) CAD 3 to cause to be angry
TK
ze-nu-
u, zen^
u (G stat. subj.) Sin3-55,56
 K I ze-nu-ti, zen^uti (abstr. gen.) Sin3-67
, (ww.; Ass. ze  a ru, MB, NB ook ze eru; vanaf OA,
OB):
I. G-stam (pres. iz^er, Ass. ize  ar; pret. izer; stat. za ir;
imp. zer): haten, versmaden; soms: vervloeken; ook gewoon: verwerpen, zich afkeren van, een afkeer hebben
van; Er zijn veel woorden voor \boos zijn op", \gaan
haten" etc., vgl. kama lu+iti, aga gu, zer^u, ezezu; vgl.
kama lu+itti, ezezu; \haten" als tegenstelling tot \liefhebben": \ik haat vis en heb vlees lief" ) `ik geef de
voorkeur aan vlees boven vis';
AHw \nicht m
ogen", \ablehnen", \hassen"; CAD 1 to
dislike, to hate, to avoid;
1 u atti 
a littasunu tazerr rema, (G pres. 2e p.enk.;
a littu `die gebaard heeft'; remu `erbarmen'): `en (toch)
heeft u, hun voortbrengster, een afkeer van mededogen'
(`u bent (toch) gaan haten') Ee-iv-80

} 
, G part., : hater, vijand, synoniem met !ajja bu
2 d
a ipu za jiri, (2 part.): `die zijn vijanden neerstoot' Ee-iv-30
3 mu abbit egr
u ti za ir (D part.st.c. v. aba tu `vernielen'): `die de dwarsliggers (en) de vijanden vernietigt'
of (met attribuut voor subst.): `die de dwarse vijanden
vernietigd heeft' Ee-vi-154
IV. N-stam CAD 2 to be disliked
TD
i-ze-ru-ma, iz
e ruma (G pret. subj. +ma)

zen^u
zen^utu

zen^utu

z^eru

>

zunn^u
suzn^u

za eru, za iru, zajiru

J 4Vb
J DV
JV
CHx136

(part.) Sil-C-44
(G part.gen.) Ee-iv-30

  (G part.mv.) Ee-vi-154
za- -i-re, z
a ir
T V ta-ze-ri, tazerr (G pres. 2e p.enk.) Ee-iv-80
za-e-ri-
s u z
a er

su

za-aji-ri

z
a jiri

zeru(m) , (subst.; ook: zru, OA zar u; mv. zerani is




265

February 27, 2002 Copyright Heise en Stadhouders, Akkadisch Vocabularium

uitzonderlijk; vanaf oud-akk.; H numun; ook H



), st.c. triptotisch, nom/gen/acc zerusu/zersu/zerasu): zaad (meestal niet: sperma), nageslacht, telg, nakomeling, zaaigoed; AHw II \Saat",
\Nachkomme(n)"; \Saatfeld", \Getreidefeld", \Saat ache" (gemessen nach der erforderlichen Saatmenge);
\Same", \Nachkommenschaft"; CAD 1 seed (of cereals
and of other plants); 2 acreage, arable land; 3 semen;
4 male descendants;
1 zer awl
u tim: een mensenkind, een menselijke nakomeling.
2 n
a dinu zer m^atim (verwacht na din; eindvocaal
moet een zgn. overhangende (overtollige) vocaal zijn;
zer m^atim `zaad van het land', hier gen.obj. `zaad
voor het land'; zeru ook `akker waarop je kunt zaaien',
`bouwrijpe akker'; zeru ook `nakomeling') `die het land
voorziet van zaaigoed' of `die het land (zo) van nageslacht voorziet' Ee-vii-79;
}
, lijnzaad;
J > H Z 21 sla numun gada
3 12 q^
a zer kit^e (zerum `zaad' als collectivum; kit^u
`vlas' als plant, `linnen' als product): ` 21 q^a lijnzaad'

se numun

zer kit^e

BAM578-i-3

In sporadische gevallen zeru wel in de betekenis


`sperma':
4 numun (zera) u mer^e ul is.s.abbat, (wsl. G pres.
is.abbat v. s.aba tu `aannemen', `vasthouden' of wellicht
is.s.abbat Gt in de bet. `bij zich/vast houden'; mer^u
`zwangerschap'): (de onvruchtbare vrouw) `is niet ontvankelijk voor zaad en zwangerschap' Sin3-47 [Problemen van vrouwen in deze zijn: (1 ) onvruchtbaarheid,
(2 ) miskramen, (3 ) doodgeborenen]
H
, zerum CH-v-1,2
H
, zer (st.c.) CH-ii-13 BAM578-i-3
zi , (T zi: nasa hu, teb^u napistu, napustu, napultu:
`leven', `ziel') 
, !z^aqu waaien, stormen
d ziku
d Ziku \verklaring" van de naam met ku
,
 = ellu
`rein' in
1 d Tutu d Ziku salsis imb^
u mukl telilti (G pret. v.
nab^u `noemen'; D part. van D-tantum kullu !*k^alu;
teliltu `reiniging' !elelu `rein z/w.'): `ten derde male
noemden ze d Tutu d Ziku, `houder van het reinigingsambt' Ee-vii-19
, (subst.,; st.c. zbi; vanaf OB): o er; AHw I
\Opfer"; CAD A food-o ering
T zi-bi, zb CH-iv-22
, (subst. < Sum.; zi `keel', kud(r) `afsnijding';
SB, NA): tovenarij toverkunst, hekserij, zwarte magie;
AHw \Lebensabschneidung", eine magische Praktik;
CAD (a pernicious magic practise, litt., \cutting of
the breath") Andere benamingen voor hekserij/zwarte magie: upsasu^ (ook witte magie), kispu , ruhu^, rus^u,

upsu^
, (adj.; ook zikru II ; /r/ klank verhindert soms elisie
voorafgaande vocaal, vgl. zikaru, eperu, labiru, asaredu
etc.; nb. zikru I `naam' etc.; vanaf OA, OB; nita,
 ):
nitah; 2
nita
man (in biologische zin), mannelijk,
 (van dier) AHw \mannlich", \Mann", \Mannmannetje
schen" (von Tier); CAD 1 male (human and animal);
2 man; 3 ram; 4 (a speci c quality of stones and plants
used as drugs, a cloud formation)
numun

numun

ziaqu

zbum

zikurrud^u

zikaru

1 zikram u sinnistam mamma l


a is^am, (over slaven:)
`laat hij niemand kopen, man noch vrouw'
2 itti zikarim san^m ina it
u lim lett.: \in het liggen
met een andere man" (!itu lu `liggen', `beslapen') )
`terwijl zij met een andere man de bijslaap verricht'

CHx129
3 tizk
a ru, (metathesis; Gt-formatie: intensief): zeer

mannelijk

T V

(G inf.gen.) CHx129

zikru I , (!zakaru, heeft als alternatief !siqru): `roem',


zi-ka-ri-im zikarim

`naam' `het noemen', `woord', `toespraak', `bevel', `gezegging', `aansporing'


V
zik-ri
s u, zikri
s u (st.c. + 
s u) Ee-vi-102
, ( nita, nitah): !zikaru): `man' (in biologische zin), `mannelijk', `mannetje (van dier)'
(subst.; meestal mv.; f
mu
s me
s ):
gezicht,
gelaatstrekken; gloed (van sterren)
(als andere
woorden voor gezicht de mv. vorm: pa nu , bu nu ,
buna n^u/bunnann^u) AHw \Aussehen", \Gesicht", \Gesichtszuge"; CAD 1 appearance, looks, countenance,
luster; 2 glow (of stars); 3 ana zmi corresponding to,
according to, in view of; 4 zm pa ni (meng. uncertain)
1 kma u
 mu immeru zmusu (verwacht: um; G pret.
v. nam
a ru): `zijn gelaat werd licht als de dag', `zijn
gelaat begon te stralen als het daglicht' Ee-vi-56
f

K
mu
s me
s -
s u i-te-nen-nu-u
2 zm
usu tenenn^u (Gtn pres. v. en^u `veranderen'; f

mu
s z
 mu `gelaat'; er zijn veel uitdrukkingen voor het
veranderen van gezicht. bijv. bij boos worden, hier misschien van kleur? vaak als symptoom van pijn): `zijn
gelaat vertrekt' (van pijn) BAM578-i-29
T = zi-mu-su, zmusu (mv. +su) Ee-vi-56
f


su
 z
m
u
s u (+
s u) BAM578-i-29
,
(subst.vr.;
vanaf
OA, OB; vaak in dualis !su6! su6 ;
pzqn West-Semitisch voor `oud zijn'): baard; CAD
beard;
T PK zi-iq-nu ziqnu (in PN) T97-2-1
, subst. !sikkatu paal, nagel, spijker, houten pen;
, subst.; !za qqu windvlaag, ademtocht; ook gepersoni ceerd als god van de droom (die het hoofd via
de oren binnen gaat); vooral overdrachtelijk niets, nietigheid, ijdelheid ; zie voorbeeld 1 (en verder) onder
!zaqqu op pag. 263
 gar, !Zaq
,
anza
 qu: `de god van de
dromen'
, (!zaqa ru I `hoog bouwen') zikkurat; zie voorbeeld 3 (en verder) onder !zaqa ru op pag. 263
o S ziq-qur-rat, ziqqurat (st.c.) Ee-vi-63
, (SB-vorm van ziqqurratu !zaqa ru I `hoog
bouwen') `zikkurat'
, (subst. < Sum.; SB*;
e
z
surra met
complement -a of -e): meelspoor, magische meelcirkel
AHw \magischer Mehlkreis"; CAD magic circle drawn
with oor
}
, (ook met !law^u `iets omgeven/omsingelen met' 2 acc.): uitdrukking er een meelspoor/magische meelcirkel omheen trekken; zie toelichting
bij !zisurr^a lam^u onder !law^u op pag. 115
Een geliefd soort meel is segusu `gevlekte gerst', samen
met kibtu `tarwe'. Deze twee meelsoorten gelden als de

zikru II
zmu

x,

!

ziqnu

!
!

mu
s me
s-

ziqqatu
zqqu

Ziqqu J M
ziqqurratu
ziqratu
zissur^u

zisurr^a lam^u

266

February 27, 2002 Hoofdstuk 2 Akkadisch vocabularium

gruwel van bepaalde demonen, het ikkibu `tabu' van


de schim, de ilu lemnu `kwaadwillende god', `demon',
`duivel'
zi , (T zi + fonetisch complement; zi: napistu,
napustu, napultu: `leven', `ziel')
T I -ti, (et.ir) napist (gen.mv.) Sin3-64
d ziukkinma ,
1 d Tutu d Zi-ukkin-na napisti umm
a nsu (Z.
epitheton/verschijningsvorm van Tutu; toelichting op
de naam Z. met zi = napistu en umma nsu slaat op
ukkin `vergadering'): `hij is T. als Z., het leven/levensonderhoud van zijn schare' Ee-vii-15
T( d 

, zi-ukkinna Ee-vii-15
, (subst.vr. zelden m.; mv. zza tu; vanaf OA, OB; 7
hala;
7  halaba) aandeel (in eigendom) AHw

\Anteil",
\Teil"; CAD 1 share of an inheritance (of
an income, of the pro ts of a business enterprise, of
an agricultural produce, of booty) 2 share in jointly
owned property (in income, in collective work, etc.) 3
part payment or delivery 4 totality of the assets of an
inheritance, division of an inheritance 5 (a speci c part
of the exta) 6 dividing line, median line 7 rank, due
(RS only)
, (mv. zzu , vr.mv. zza ; G stat. v. !z^azu `verdelen'
T  zi-zu, zzu (G stat.prec.mv.) Ee-vi-10
T
zi-za-ma, z
z
a ma (G stat.prec.vr.mv.) Ee-vi-119
, !sizbu `melk'

, (subst. pl. tantum; SB;
s
e):
uitwerpselen; AHw
\Kot", \Exkremente", \Schmutz"; CAD 1 excrement;
2 refuse
}
, duivepoepkruid;
J >
:N
1
s
la
setumusen
2
1
1 2 q^
a z^e summati;
ku; In dit teken zijn een aantal
oorspronkelijk verschillende tekens samengevallen. Het
teken gaat terug op het pictogram dat een paar billen
voorstelt. De betekenissen hangen samen met `zitten',
`installeren', `achterwerk', dur = ku suburru `anus', se
= ku z^u `uitwerpselen'; etc.; : N tumusen = summatu `duif'; plantje met de naam \duivepoepkruid".
Het is de peulvrucht (rossig en eetbaar) van de Johannisbroodboom, een alg. soort in het Middenoosten):
` 12 q^a duivepoepkruid/ peulen van de Johannisbroodboom' BAM578-i-5

-ti

zi

zittu

zz

zizibu
z^u

zi ukkin ma

JV

z^e summati

BAM578-i-5

zu^azu , -u-, Ass. vorm voor !z^azu): `verdelen', `delen'


zukra , G imp.mv. v. !zakaru `spreken'

H , (G imp.mv.) Ee-vi-160
zukrum , (subst. bij !zikaru) (mannnelijk) personeel,
(mannelijk) gevolg
zuqiqpu , (!zaqapu `steken'): `schorpioen'
zurru , (ook: zumru), !zumru
zumru , (subst. ook: zurru, 1 zu ru; st.c. zumur; vanaf

s
e

z^
u

zuk-ra zukr
a

OB): lichaam, lijf AHw \(lebender) Leib", \K


orper";
CAD body (human body, animal body, body of an ob-

ject, etc.)
1 nabla mustahmit.u zumursu umtalli, (D perf. of
Dt pret. v. mal^u `vol zijn'; nablu `vlam'): `zijn lichaam
werd gevuld met een immer brandende vlam' Ee-iv-40

K zu-mur-su-nu, zumursunu (st.c. +sunu)

!
b

Ee-i-136,140

zu-mur-
s u zumur
su

(st.c. + su) Ee-iv-40

zu tu , (subst.vr. ook zutu, izutu, maar meestal met sterke




alef; MB, MA, SB, NA;


CAD sweat, Exudation;
!sed!
ne

sed

ir

): zweet;

>
ir

-si

AHw \Schwei";

tuku me
s

1 umma kus.s.a zu tu irtanassi (!sed!

sed kas
. u^ `koud
zijn', subst. kus.s.u of met de zgn. kwantiteitsmetathesis: bij verkorting van lange vocaal ontstaat een dubbele consonant; vocaal en consonant ruilen hun kwantiteit; ku s.u `koude', `koelte'; ir ook zu tu `zweet',
meestal met sterke alef; Gtn v. rasu^ `hebben', `krijgen'):
`hij heeft steeds hitte koude en zweet' ) `hij heeft het
afwisselend koud en warm en hij zweet' BAM578-i-28


zu tu (`zweet') BAM578-i-28
ir

You might also like