You are on page 1of 13

CONCEPT LEERWERKPLAN

Student: Opleiding: Vak: Onderdeel: Docent: Begeleider: Corrie Floor Deeltijd lerarenopleiding Nederlands tweedegraads Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) Onderwijskunde WPL3 (Werkplekleren 3) M. Bavinck Ria van Suijdam

Ha Corrie, Zoals gewoonlijk ben ik weer helemaal verbijsterd door de hoge kwaliteit van het door jou ingeleverde werk. Dat geldt voor het leerwerkplan en voor de ontworpen lessenreeks. Eerst maar eens het leerwerkplan. Daarin zie ik nu voor het eerst bewust dat jij al een N-akte hebt (dat wist ik al wel) en ook daadwerkelijk les hebt gegeven op (toen nog) de huishoudschool (dat wist ik toch weer niet of ben ik vergeten). Wat dan bijzonder is en wat ik erg waardeer is jouw open houding om je verder te ontwikkelen, jouw drive om te leren en je inzet om er dan ook altijd te zijn. Echt geweldig. Die drive is dan ook goed terug te zien in je LWP. De twee leerdoelen die je daar formuleert zijn zo herkenbaar, tegelijk ook erg van elkaar verschillend. Ik zou leerdoel twee wel als aandachtspunt hanteren (immers, iedere docent moet dat gedurende zijn hele carrire als aandachtpunt hebben, je kunt nooit echt verslappen) en mezelf focussen op twee of drie leerdoelen uit jouw eerste categorie. Die bevatten per subcategorie veel uitdaging op diverse terreinen (vakinhoudelijk, vakdidactisch en onderwijskundig) en kunnen echt een bijdrage leveren aan jouw verdere ontwikkeling. En van de onderwerpen die je daarin noemt is 'voortgangstoetsen'. Hierbij een site van de Universiteit van Utrecht http://toetsing.hum.uu.nl/ die echt geweldig veel input geeft over toetsing en allerlei zaken die darmee te maken hebben. Zij zijn echt heel goed! Hieronder heb ik een aantal van de door jou genoemde thema's opgenomen waarvan ik denk dat zij voor jou echt de moeite waard zijn om uit te werken. Daarbij heb ik wat koppelingen gemaakt (arceringskleur), omdat ik denk dat je je eigen opdrachten iets ruimer moet zien / ze te veel met elkaar te maken hebben / veel overlap hebben. Ik denk dat je daar heel goed twee activiteiten van kunt maken: een activiteit over toetsing en een activiteit over . opdrachtenontwerpen. Geen boek, vervangen door korte opdrachten, deel gentegreerd, aandacht voor toepassing Serie activerende opdrachten maken, daar database van aanleggen Een opdracht met social media ontwerpen Studiemeter, aandacht voor toepassing, korte opdrachten Duidelijkheid door simpeler opdrachten Taalportfolio, onderzoek aan wijden, kan het inspirerend? Volgsysteem, overgangstoetsen gaan gebruiken?

Bij de eerste kun je dan dus die site van Utrecht heel goed gebruiken en ik heb hier ook nog wel iets aan literatuur liggen. Voor de tweede vormt het boek Alles over opdrachten van Ineke Verheul een goede start.

Inhoudsopgave
Inleiding
Leerwerkplan Het Da Vinci College Art & Design Het vak Nederlands

Zelfportret
De blik achterom Wie ben in en wat kan ik? De blik vooruit

Leeractiviteiten en Leerdoelen
Leerdoel 1: inspireren Leerdoel 2: regels

Afspraken

Inleiding
Leerwerkplan
Als het eerst maar eens op papier staat, dan begint zich geleidelijk wel een ordening af te tekenen in de weerbarstige praktijk van het lesgeven. Dit werk, waar ik ingetuimeld ben, waar ik omval en telkens weer opkrabbel, wil ik me eigen maken, zoals ik me het geven van lessen tekenen en schilderen heb eigengemaakt. En ik weet dat het maar op n manier zal kunnen, op mijn eigen manier, maar wel met gebruik van alle handige hulpmiddelen en instrumenten die daarvoor ontwikkeld zijn. In dit plan zal ik systematisch onderzoeken wie ik ben als professional, wat mijn taken zijn en hoe ik me daarin wil ontwikkelen.

Het Da Vinci College


Sinds februari 2009 werk ik als docent Nederlands aan het ROC Da Vinci College, voluit de Stichting Regionaal Opleidingscentrum Zuid-Holland-Zuid. Dit is een instelling voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, met als belangrijkste locaties Dordrecht en Gorinchem. Ik geef les aan studenten van de opleiding mediavormgever, een afdeling van de richting Art en Design, mbo-4 opleiding te Dordrecht.

De organisatiestructuur
Al vanaf 2001 is het Da Vinci College mijn werkgever, ik begon er als docent Nt2. Aanvankelijk kreeg ik het gevoel dat deze grote organisatie erg hirarchisch was, maar de organisatiestructuur blijkt opvallend plat te zijn. Boven het tweekoppig College van Bestuur staat de Raad van Toezicht, en eronder bevinden zich de twaalf onderwijsdomeinen, waarvan Art & Design er een is, een tamelijk jong en klein domein. Naast de onderwijsdomeinen staan de diensten, het bestuurssecretariaat en de afdeling financin. Het College van Bestuur zet de lijnen voor een aantal jaar uit in een strategisch beleidsplan, dat via de domeinleiding naar de domeinen gaat. Het motto van het strategisch beleidsplan van 2008 betrokken, ondernemend en betrouwbaar, is met ingang van 2012 betrokken en ambitieus. Eind oktober maakte ons team in een studiedag kennis met het nieuwe strategisch beleidsplan en bogen we ons over zaken die wij zouden willen verwezenlijken het komende jaar. Het groepje waarin ik deelnam, had de ambitie om een versneld programma te ontwikkelen voor ambitieuze studenten.

De missie
Het Da Vinci College wil bijdragen aan een verdraagzame, veelkleurige samenleving door de vorming van burgers die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. De kernactiviteiten richten zich op het inspireren van studenten en medewerkers tot persoonlijke en professionele groei, binnen een doe-cultuur. Studenten worden gestimuleerd het beste uit zichzelf te halen en medeverantwoordelijkheid te nemen voor de leerprocessen. Leervragen van studenten en behoeften van het bedrijfsleven vormen het uitgangspunt van de onderwijsprogrammas, die worden vormgegeven in een veilige, uitdagende en ondersteunende leeromgeving. Het aanbod is gericht op alle groepen en een afspiegeling van de regionale arbeidsmarktbehoefte.

De kernwaarden kunnen als volgt samengevat worden: Wij kennen onze studenten. Wij werken graag samen met het bedrijfsleven. We dragen bij aan de oplossing van sociaalmaatschappelijke en economische vraagstukken van de regio. Onze docenten nemen de verantwoordelijkheid voor het succes van hun studenten. Onze leidinggevenden stellen zich dienstbaar op naar de docententeams.

Het onderwijsconcept
Het Da Vinci College heeft het competentiegericht onderwijs ingevoerd in alle beroepsgerichte opleidingen. Kern hiervan is het ontwikkelen van competenties die aansluiten bij de beroepspraktijk van de student. Wat de student moet kunnen en kennen aan het eind van de opleiding wordt beschreven in het zogenaamde kwalificatiedossier. Aan de drie kerntaken, die bij het beroep horen, zijn werkprocessen gekoppeld, waarmee de studenten kunnen aantonen dat zij aan bepaalde competenties gewerkt hebben. De kern van het onderwijs bestaat uit projecten of prestaties, zo realistisch mogelijke praktijkopdrachten. Het accent in de competentiegerichte kwalificatiestructuur ligt sterk op praktische vaardigheden met sinds 2011 een algemeen vormende aanvulling met de vakken Nederlands, rekenen en een vreemde taal, meestal Engels.

Art & Design


Binnen het Da Vinci College met ongeveer 850 medewerkers en meer dan 10.000 studenten, is de afdeling Art & Design een betrekkelijk kleine, maar opvallende afdeling. Op de schermen die overal in de gebouwen hangen, worden filmpjes vertoond die gemaakt zijn door de studenten Audiovisueel vormgever. Art & Design kent vier richtingen: Interieurstyling Mediavormgever Meubelmaker Natuurlijk vormgeven Ik werk bij de opleiding Mediavormgever, een 4-jarige bol-opleiding, een voltijdsopleiding, met vier afstudeerrichtingen, te weten: Art & Design, gericht op het ontwikkelen van een eigen stijl, goede voorbereiding voor de kunstacademie Audiovisueel vormgever, filmpjes en videoclips, in samenwerking met onderwijsleerbedrijf Da Vinci Media Grafisch vormgeven, ontwerpen op het platte vlak, zoals logos affiches, huisstijlen Interactief vormgever, ontwerpen van websites De opleiding telt ongeveer 430 studenten.

Rosa
Het leerpark in Dordrecht bestaat uit een verzameling nieuwe gebouwen. In gebouw Rosa zitten de opleidingen Mediavormgever en Interieurstyling. Docenten aan de opleidingen vormen n team van 17 leden. Het gebouw telt twee grote ateliers, zes lokalen, waarvan drie instructielokalen zonder pcs, de andere drie met pcs. Daarnaast is er een kleinere instructieruimte, een werkruimte voor docenten, een kantoortje voor de secretaresse, een voor de domeinleider, een spuitcabine, en drie kleine ruimtes voor verschillend gebruik. In het gebouw is een kleine kantine met een koffie-, een soep- en een snoepautomaat. Een grote kantine bevindt zich op het leerpark in een ander gebouw.

Ik heb een aanstelling van 41%, die ik invul aan de opleiding Mediavormgever en mijn collega Hans Zellenrath geeft de lessen aan Interieurstyling. Onze taalcoach Ria van Suijdam ondersteunt ons krachtig door zich onder andere met examinering en taalondersteuning bezig te houden. Ik prijs mij gelukkig dat zij mijn praktijkbegeleider is in deze LIO-stage.

Het curriculum
Het curriculum is op de volgende manier ingevuld: In leerjaar 1 volgen studenten algemene vakken zoals Nederlands, Engels en rekenen en LLB (leren, loopbaan en burgerschap), ze krijgen een breed aanbod van ondersteunende programmas voor het beroep, zoals Photoshop, Indesign, Dreamweaver en Illustrator, ze krijgen kunstgeschiedenis en tekenen, trajectbegeleiding en projecten. De projecten vormen het hart van de opleiding. Het zijn zo realistisch mogelijke opdrachten uit de beroepspraktijk, in toenemende mate verstrekt door externe opdrachtgevers. Na dit eerste jaar volgt een half jaar stage, de BPV (beroepspraktijkvorming). Studenten hebben de mogelijkheid zelf een stageadres te zoeken, maar in toenemende mate bemiddelt de school bij het vinden van de eerste stage. De tweede helft van leerjaar twee volgen de studenten weer lessen volgens rooster. De vakken die te maken hebben met de afstudeerrichtingen, worden nadrukkelijk belicht, zodat de studenten een keuze kunnen maken voor hun uitstroomrichting: de differentiatie. Het derde leerjaar is omgekeerd aan het tweede leerjaar, eerst een half jaar les volgens rooster, dan een half jaar stage. Vakken waarbij de programmas geleerd worden maken plaats voor vakken als ondernemen en marketing-communicatie, hard- en software, en lessen in de gekozen afstudeerrichting. De stage volgen de studenten nu ook in de door hen gekozen afstudeerrichting, dus volgens hun differentiatie. Het vierde jaar worden de algemene vakken afgerond, er staan veel projecturen en lessen differentiatie op het rooster. Zodra een student de verschillende vakken voldoende heeft afgerond en voldoende projecten heeft gedaan om aan te tonen dat hij in toenemende mate competent is in de beroepskwalificaties, kan hij zijn GO krijgen, toestemming om in een afstudeerstage de proeve van bekwaamheid te doen. De proeve bestaat uit een aantal opdrachten, gebaseerd op de kerntaken van de beroepsbeoefenaar. Hiervan maakt de student een verslag en hij houdt een eindpresentatie, waarna een criteriumgericht interview volgt. Als dit succesvol is verlopen, krijgt de student zijn diploma.

Het vak Nederlands


Het vak Nederlands is verdeeld in mondelinge en schriftelijke vaardigheden. De mondelinge vaardigheden zijn weer onderverdeeld in spreken, gesprekken voeren en luisteren. De schriftelijke vaardigheden in lezen en schrijven. De vijf vaardigheden worden gexamineerd, zowel generieke als beroepsgericht. Het eindniveau is 3F (referentiekader commissie Meyerink), hetzelfde niveau als voor het havodiploma vereist is. Dat is dus het niveau waar ik naar toe werk gedurende de opleiding. Omdat mediavormgever een niveau-4 opleiding is, kan het beginniveau niet te laag zijn. Het is haalbaar als studenten binnekomen met gemiddeld niveau 2F. Dat zijn vmbo-leerlingen die de theoretische of gemengde leerweg gevolgd hebben. Het is riskant om op basis van talent voor het vak leerlingen te accepteren die de kader-beroepsgericht leerweg gevolgd hebben.

Nulmeting, extra ondersteuning


Voor de eigenlijke lessen beginnen, doen alle studenten een nulmeting voor het vak Nederlands. Wij gebruiken hiervoor de taalniveautoets (TNT) van uitgeverij Deviant. Hier volgt een resultaat uit voor stijl, spelling, woordenschat en leesvaardigheid. Na afname van de toets selecteren we de studenten die voor een of meerdere onderdelen lager scoren dan 2F. Studenten vertellen vaak zelf al of zij bijvoorbeeld dyslectisch zijn of een andere beperking op taalgebied hebben. Mijn streven is daarna om in de les snel wat kortere spreek- en schrijfopdrachten te geven en dan scherp te observeren, met name de studenten die zwak scoorden op de TNT. Als ik signaleer dat er studenten zijn die meer hulp nodig hebben, dan ik in de les kan bieden, hebben we twee keuzes: workshops taal en remedirende individuele hulp. Workshops zijn bijeenkomsten in kleinere groepjes van anderhalf uur gedurende ongeveer zeven weken. Groepjes studenten met een zelfde probleem, kunnen naar de workshops verwezen worden. Een voorbeeld van zon probleem is geen hoofdzaken van bijzaken kunnen onderscheiden. Sommige studenten hebben echter een ernstig taalprobleem, dat beter binnen de remedial teaching opgelost kan worden.

Leerjaar 1
De twee lesuren zijn globaal verdeeld tussen werken aan opdrachten voor het taalportfolio en taalverzorging. Het taalportfolio Hierin verzamelen studenten producten, waarmee zij bewijzen dat ze vooruitgang boeken op de vijf vaardigheden lezen, schrijven, luisteren, spreken en gesprekken voeren. Als er voor iedere vaardigheid 4 bewijzen verzameld worden, komt dat uit op een twintigtal producten in het taalportfolio 2F. De producten moeten voldoende beoordeeld zijn. Studenten leveren deze in op Its Learning, de elektronische leeromgeving. Opdrachten komen uit het VIA werkboek Mbo-breed 2F van uitgeverij Deviant, of ik bedenk zelf opdrachten die waar mogelijk een raakvlak hebben met de beroepspraktijk. Methodesite VIA Startaal2.0 Het online programma traint de basale taalvaardigheid van de student. Hij kan dit programma in principe zelfstandig doorlopen, maar ik maak altijd een planning voor de groep en besteed klassikaal of in groepjes aandacht aan berucht lastige onderdelen zoals werkwoordspelling, grammatica. Studenten volgen programma 2F of 3F, afhankelijk van de uitslag van de TNT. Het leerjaar wordt afgerond met een voldoende beoordeeld taalportfolio 2F en een voldoende eindtoets 2F van VIA Starttaal.

Leerjaar 2
Als de studenten terugkomen van hun stage in januari, beginnen de lessen weer. Ik werk in leerjaar 2 niet meer met een werkboek, maar bedenk zelf opdrachten, waar mogelijk gerelateerd aan de beroepspraktijk. Het taalportfolio Weer maken de studenten een taalportfolio, nu met ongeveer tien producten erin, verdeeld over de vijf vaardigheden. Methodesite VIA Startaal2.0 Alle studenten volgen nu het programma op niveau 3F. Als dit afgerond was in het eerste jaar, kan de student deze tijd aan andere dingen besteden. Nu moet een vergelijkbaar programma als dat van leerjaar 1 gedaan worden in de helft van de tijd. Maar omdat er veel herhaling bij is, is dat haalbaar. Het leerjaar wordt afgerond met een voldoende beoordeeld taalportfolio 3F en een voldoende eindtoets 3F van VIA Starttaal.

Leerjaar 3
De basale taalvaardigheid is nu op niveau 3F, dit half jaar werk ik naar examinering toe. Drie van de vijf onderdelen wil ik afronden, bijvoorbeeld spreken, schrijven en gesprekken voeren. Aan deze drie onderdelen besteed ik extra aandacht, maar dat wil niet zeggen dat lezen en luisteren geen aandacht krijgen. Een opdracht spreken kan zijn dat de student de inhoud van een artikel presenteert, of dat hij een schrijfopdracht doet met behulp van bronnen, die gelezen moeten worden. Het taalportfolio Het taalportfolio bestaat uit drie kleine dossiers passend bij de vaardigheid. Het spreekdossier bevat bijvoorbeeld bouwplannen en reflecties van vijf spreekopdrachten, die in de les zijn uitgevoerd. Het schrijfdossier bevat vijf verschillende soorten teksten, het dossier gesprekken voeren vijf verslagjes van gespreksopdrachten. Alleen als een dossier voldoende is beoordeeld, geef ik de studenten op voor het examen in het derde jaar. Het leerjaar wordt afgerond met drie examens.

Leerjaar 4
De twee overgebleven examens, bijvoorbeeld lezen en luisteren, worden nu voorbereid. Dit is n centraal examen, dus lezen en luisteren zijn gecombineerd. Het betekent ook dat ik geen zeggenschap heb over de datum van het examen. Het is dus mogelijk dat ik dit examen in het derde jaar laat doen en twee andere onderdelen in leerjaar 4. Zo rond de herfstvakantie vinden deze examens plaats. Maar een deel van de studenten doet alles volgend planning op de aangewezen tijd. Er is altijd een aantal studenten dat onderdelen gemist heeft. Sommigen hebben door een gemiste stage vertraging opgelopen, anderen om persoonlijke redenen. De vrijgekomen tijd is beschikbaar om deze bezem studenten naar het diploma te loodsen.

Zelfportret
De blik achterom
Achteromkijkend zie ik mezelf drie jaar als docent Nederlands aan het MBO, tien jaar als docent Nt2, drie jaar als opvangmedewerker in een asielzoekerscentrum, vijftien jaar zelf cursussen tekenen en schilderen organiseren en geven en tien jaar als docent tekenen aan het lhno, dat is zo ongeveer het werkzame leven dat achter me ligt. Enige ervaring in het onderwijs kan me dus niet ontzegd worden. Toch was docent worden geen bewuste keuze, na de MMS had ik geen flauw idee wat ik zou willen worden. Ik was goed in de vakken tekenen, handwerken, kunstgeschiedenis en Nederlands, mocht doorleren in Utrecht en daar bevond zich scholengemeenschap De Oudenoord, waar ik als 21-jarige vanaf kwam met een N-akte, namelijk Nd, tekenen en stofversieren. Toen begonnen de tien jaar als docent tekenen aan de huishoudscholen in Huizen, Zwijndrecht en Almkerk. Klassenmanagement was niet mijn sterke punt, ik leerde wel praktisch organiseren, korte instructie geven en leerlingen actief aan de slag te laten gaan. Tekenen werd examenvak en ik ontwikkelde daar een programma voor. Met de meeste leerlingen had ik een redelijke tot goede verstandhouding, met leerlingen die afwijkend gedrag vertoonden, had ik het moeilijk. Veel handvatten om daar iets aan te doen, ontdekte ik niet, van begeleiding van nieuwe docenten was eigenlijk geen sprake. Wel leerde ik in Zwijndrecht samenwerken met collegas, die ook tekenen en handvaardigheid gaven. Daardoor ging ik me minder vreemd voelen in een docententeam. Na tien jaar vond ik het lesgeven nauwelijks makkelijker geworden. Inmiddels gaf ik voor de stichting opbouwwerk in Werkendam lessen tekenen en schilderen voor kinderen en volwassenen. Ik leerde andere doelgroepen kennen, het enthousiasme en aanstekelijke tempo van kinderen, en de volwassenen, die vaak een wens in vervulling zagen gaan, maar ook heel kritisch konden zijn. Van motivatie- en ordeproblemen was geen sprake. Ik leerde inspelen op behoeften van cursisten, hen positief benaderen en ging heel anders nadenken over het vak. Toen het subsidiekraantje werd dichtgedraaid besloot ik voor mezelf te beginnen. Twee keer per jaar gaf ik in periodes van tien weken les aan drie groepjes van vijf of zes personen in mijn eigen atelier. Ik ging op zoek naar basisprincipes van het tekenen en schilderen en maakte daar opdrachten bij. Voor iedere cursus las ik ter inspiratie De tekenles van Paul Citroen en de uitgebreide Kleurenleer van Johanns Itten. Een les voorbereiden was niet meer een leuke opdracht bedenken, maar nagaan waar de cursist behoefte aan had, dus eigenlijk een behoefte of doel vaststellen en dan manieren te zoeken om dat doel te bereiken. Al gauw ontstond er een kern van trouwe cursisten die soms jaar in jaar uit lessen bleven volgen. Ik ontwikkelde het waarnemen en het gevoel voor materialen en technieken bij de cursisten met gestuurde opdrachten, als basis voor eventueel eigen beeldend werk. Ik organiseerde regelmatig groepstentoonstellingen. Gedurende de opleiding SPH werkte ik als opvangmedewerker in het asielzoekerscentrum van Werkendam. Na ruim twintig jaar weer een hbo-opleiding volgen was verfrissend. Het onderwijs was veel praktischer geworden, niet te vergelijken met de opleiding voor de akte Nd, waarvoor ik in totaal veertig uur stage had gelopen. Dat was destijds mijn enige praktijkervaring. In de opleiding maakte ik kennis met supervisie en intervisie, problemen werden onderkend en besproken, dat was echt nieuw voor mij. Als opvangmedewerker werkte ik in een team. Ik kreeg te maken met werkbesprekingen, werkoverdracht, interdisciplinair overleg. De clinten waren de asielzoekers, afkomstig uit 38 verschillende landen. Ik leerde communiceren ondanks taalbarrires. Ik leerde conflicten hanteren en bemiddelen. Ik leerde ook dat er werk bestond, dat je s avonds achter je kon laten: als je vrij was, was je hoofd meestal ook vrij. Ik was niet alsmaar in mijn hoofd bezig met nieuwe lessen of passende opdrachten voor cursisten, ik was gewoon vrij. Op het asielzoekerscentrum werden taallessen verzorgd door vrijwilligers. Er was een docent die zich bezig hield met alfabetisering en er waren groepen beginners die werkten met het boek IJsbreker. Voor de gevorderden was Nieuwe Buren aangeschaft, een leergang die ook

gebruik maakte van een website aanvankelijk verdiepte ik me in die nieuwe methode en ik gaf de lessen die erbij hoorden. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, ik vond het lesgeven aan deze doelgroep leuk, dus zodra het werk ophield en ik de opleiding had afgerond, besloot ik als docent Nt2 te gaan solliciteren. Zo kwam ik bij het Da Vinci College. Zo kwam ik ook bij mijn volgende opleiding: een post-hbo training tot docent Nt2. Er kwamen verplichte inburgeringscursussen voor oud- en nieuwkomers, er kwam een profieltoets, er kwam een inburgeringsexamen met taalportfolio en assessments, en natuurlijk waren er de staatsexamens. Meestal stonden er twee docenten op een groep, zo heb ik aan groepen midden-opgeleiden, hoogopgeleiden en AMAs (alleenstaande minderjarige asielzoekers) lesgegeven. Later werd het groepssysteem opgeheven vanwege de flexibele instroom en ging ik werken in een leeromgeving, waar cursisten individueel begeleid werden. In niveaugroepen werden er spreeklessen gegeven, later ook grammaticalessen in groepsverband. Ik heb op twee niveaus series activerende grammaticalessen ontwikkeld, die zeer populair waren bij de cursisten. Het waren spreeklessen, die varieerden op de drills en geleidelijk overgingen naar vrijere opdrachten. Als Nt2 docent werkte ik freelance voor Elycio talen. Daar gaf ik individuele taaltrainingen en begeleidde ik groepen naar het inburgeringsexamen op niveau A2. Dat werk breidde zich uit met groepen die Staatsexamen programma 1 wilden doen. Nadat de cursisten geslaagd waren, heb ik nog een groepje thuis begeleid, dat het Staatexamen programma 2 wilde doen. Wat een gedreven en vrolijk clubje jonge vrouwen was dat. Politieke keuzes hebben gevolgen: de inburgering nam een steeds kleinere plaats in op het Da Vinci College en docenten werden aangemoedigd te solliciteren naar andere functies binnen het Da Vinci College. Zo solliciteerde ik naar de functie docent Nederlands bij Art en Design. Zelf heb ik drie jaar Grafisch Ontwerpen gedaan aan de kunstacademie, dus ik voelde wel affiniteit met de opleiding. Dus daar sta ik nu.

Wie ben ik en wat kan ik?


In 2005 heb ik een sollicitatietraining gevolgd bij United Restart. Daarvan heb ik nog een uitgebreid MDI-profiel, dat veel informatie geeft over mij als collega, mijn waarde voor de organisatie, de ideale werkomgeving en de teamrollen, die bij mij passen. Deze gegevens zijn zeven jaar oud, ik wil ze nog eens doornemen en onderzoeken op relevantie nu. Daar kan ik ongetwijfeld doelen aan ontlenen.

Wat vertelt het MDI-profiel?


Ik heb een grote prestatiedrang, en werk graag in een op kwaliteit gecontroleerde omgeving. Ik ben taakgericht, nauwkeurig, stipt, geordend en systematisch. Ik kan soms overgevoelig zijn voor kritiek op mijn werk. Ik ben van nature introvert en alleen in situaties waarin ik mij prettig voel, stel ik mij vrijer op. Ik houd niet van vaagheid, dreigen, vleien of klagen, rommelig en ongeorganiseerd zijn. Ik werk graag in een hechte band met een kleine groep collegas, in een omgeving waarin ik mijn intutieve denkvaardigheden kan gebruiken, eerder bepaald door logica dan door emoties en vrij van beperkende regels en voorschriften. Ik houd van nieuwe producten en ideen om mee te werken. Onder druk of bij vermoeidheid kan ik pessimistisch of kieskeurig overkomen. Van nature ben ik niet confrontatiegericht, maar als de situatie daarom vraagt, ga ik de confrontatie niet uit de weg. Ik wil obstakels en problemen overwinnen. Ik heb een hekel aan routine, wil de in het werk geldende regels en procedures graag kennen, zodat ik me eraan kan houden. Ik stel prijs op een georganiseerde werkplek. Ik heb een hekel aan maatregelen die mijn creativiteit beperken.

Interessant is de grafische weergave van de DISC-gedragsstijlen, waarin het basisgedrag (natuurlijk gedrag) wordt vergeleken met het responsgedrag (gedrag waarvan je denkt, dat de werkomgeving het van je vraagt, dus je aangepaste gedrag ). In het werk is mijn C-gedrag het hoogst, en ook hoger dan thuis. De C staat voor conformiteit. Dat uit zich in houden aan regels en afspraken, met als belangrijkste emotie het streven naar perfectionisme. Ook mijn D-gedrag (dominantie) is in het werk hoger. Dat uit zich in het willen beheersen en controleren, snel ter zake komen, ongeduldig zijn met als belangrijkste emotie dadendrang. Het S-gedrag (stabiliteit) is eveneens hoger, maar minder sterk. Het uit zich in werken volgens vaste patronen met als belangrijkste emotie streven naar harmonie. In mijn basisgedrag is dat het laagst. Het laagst op mijn werk, dus als responsgedrag, is het I-gedrag, (invloed) dat zich kenmerkt door optimisme, enthousiasme en inspirerend zijn. In mijn basisgedrag is dat een stuk hoger. Over het geheel genomen valt de basisstijl redelijk samen met de responsstijl. Dat betekent dat er geen stress ontstaat door het moeten spelen van een rol, die niet overeenkomt met de eigen stijl. In het wiel zit ik zowel met mijn basisstijl als met de responsstijl in de buitenste ring in hetzelfde vakje en wel in dat van de organisator, grenzend aan de observator. De buitenste ring wil zeggen dat ik mijn stijl minder snel aanpas aan andere stijlen. Ik zou moeite kunnen hebben te communiceren met het tegenoverliggende type, de bemiddelaars. De organisator wordt als volgt omschreven: een echte creatieve denker, enigszins onvoorspelbaar en vaak taakgericht. Een snelle denker, die een begripvolle leidinggevende nodig heeft. Hij heeft vrijheid nodig om zaken te onderzoeken en problemen op te lossen. Hij kan van streek raken als hij een fout maakt en kan autoritair worden. Hij kan als egocentrisch, afstandelijk en veeleisend worden ervaren.

Het geschetste beeld is herkenbaar. Het is grappig te zien dat een stijl boven komt drijven, ondanks karaktertrekken. Ik houd er niet van in de schijnwerpers te staan, was als kind uitgesproken verlegen en introvert. Het beroep lijkt in tegenspraak met mijn aanleg en individualisme. Toch heeft juist het contact met mensen me enorm verrijkt. Het was goed om het profiel weer eens te zien, en me ervan bewust te zijn dat ik ook een ondersteunende en inspirerende rol kan vervullen, naast de organiserende.

De blik vooruit: waar wil ik naartoe?


Wat voor soort docent zou ik graag willen zijn en wat heb ik daarvoor nodig, dat zijn de vragen waarbij ik hier wil stilstaan. Ik zie mezelf als een docent die zich grondig in het vak verdiept, die graag goede lessen maakt en die goed kan organiseren. Die kant is behoorlijk in orde. Desondanks verlopen de lessen lang niet altijd naar mijn tevredenheid. Ik heb een duidelijke presentatie voorbereid, maar een deel van de studenten is niet genteresseerd. Een deel van de klas is actief bezig met de opdracht, een ander deel niet en er ontstaat onrust. Ik help individuele studenten op studiemeter, ondertussen is een deel van de klas actief op Facebook en Youtube. Een deel van de groep is na de pauze op tijd aanwezig, anderen willen na twintig minuten nog de les in. Hoe kan ik de hele klas bereiken in plaats van een gemotiveerd deel?

Hier zie ik een eenzijdigheid, die ik graag zou overwinnen. Ik wil mijn sterke organiserende kant meer in evenwicht brengen met mijn inspirerende kant, die ik zeker heb, maar vaak uit het oog verlies. Ik wil ruimte creren waarin ik de student kan zien. Ik wil hen een actievere rol geven in de lessen. Ik wil meer aansluiten bij hun interesses, ik wil anders leren luisteren naar de studenten. Leerdoel 1: Ik wil mijn motiverende en inspirerende kant versterken, zowel ten aanzien van de studenten als van de collegas.

Het organiseren en plannen van de lessen verloopt vloeiender dan het structureren van de activiteiten. De lessen verlopen vaak chaotischer dan ik wil; ik wil me gaan richten op duidelijk en consequent zijn in het hanteren van regels ten behoeve van een optimaal en ongestoord leerklimaat. Leerdoel 2: Ik wil duidelijk en consequent een aantal simpele basisregels handhaven.

Om niet te verdwalen in doelen, taken en competenties zijn dit mijn richtlijnen. Die ga ik omzetten naar controleerbare activiteiten en doelen. Hier maak ik de koppeling van de twee leerdoelen met de zeven competenties. 1. Interpersoonlijk competent Contact maken en belangstelling tonen, terug te vinden in leerdoel 1 2. Pedagogisch competent Zowel leerdoel 1, als leerdoel 2 3. Vakinhoudelijk competent Door deze opleiding werk ik daaraan. 4. Organisatorisch competent Accent verleggen naar klassenmanagement. 5. Competent in het samenwerken met collegas Leerdoel 1, wil graag inspiratie-bijeenkomsten met vakcollegas organiseren 6. Competent in het samenwerken met de omgeving. Stagebezoek en contact met remedial teaching 7. Competent in reflectie en ontwikkeling. Moet ik niet in doorschieten. Wil per les reflecteren ook op positieve aspecten

Leeractiviteiten en leerdoelen
Hier zet ik de doelen om in waarneembare en controleerbare activiteiten, die Specifiek, Meetbaar, Ambitieus, Relevant en Tijdgebonden zijn.

Leerdoel 1: inspireren
Ik wil mijn motiverende en inspirerende kant versterken, zowel ten aanzien van de studenten als van de collegas. In juli 2012 beschik ik over een basis van tien motiverende opdrachten voor leerjaar 1, 2 en 3 van mediavormgeving: De opdrachten hebben een onderlinge samenhang. De opdrachten zijn verdeeld over de vijf te examineren vaardigheden. Ik maak gebruik van social media in tenminste een opdracht per leerjaar. Ik maak gebruik van samenwerkend leren in tenminste een opdracht per leerjaar. Ik maak gebruik van activerende werkvormen in een aantal opdrachten. De opdrachten zijn opgeslagen in Its Learning. Voor juli 2013 onderzoek ik hoe ik het taalportfolio kan inzetten als motiverend instrument voor de les. Dit doe ik in het praktijkonderzoek. In het eerste kwartaal van 2013 beleg ik een bijeenkomst met de vakcollegas van Art en Design met als doel uitwisseling van inspirerende lespraktijk. In het tweede kwartaal van 2013 organiseer ik in samenwerking met Ria van Suijdam een bijeenkomst gericht op het door studenten bijhouden van een weblog gedurende de BPV, bedoeld voor collegas die te maken hebben met de BPV.

Leerdoel 2: regels
Ik wil duidelijk en consequent een aantal simpele basisregels handhaven. Uitgangspunt van het klassenklimaat is de volgende grondregel: Ik gedraag me vriendelijk en verantwoordelijk, zodat ieder zich veilig voelt en er een ongestoorde werksfeer ontstaat. Om dit te bereiken bespreek ik deze regel, ik luister naar de studenten en geef hen de ruimte hun mening te uiten. Ik wijs erop dat deze regel zowel voor de studenten als voor de docent nodig is om geconcentreerd te kunnen werken. In de les handhaaf ik de volgende praktische gedragsregels: Bij te laat komen heb je weer toegang tot het lokaal bij aanvang van de volgende les. In de les werk je aan opdrachten van de les, je bent dus niet actief op Facebook en youtube, ook niet tijdens studiemeter. (1x waarschuwen, dan afsluiten) Je luistert niet naar muziek tijdens les, tijdens studiemeter alleen met eigen mp3 speler en niet hoorbaar voor anderen.

Afspraken
Vanaf januari 2013 gaat dit leerwerkplan in. Ik werk dan aan het behalen van de hierboven genoemde leerdoelen. Overleg over de voortgang hebben we per maand op

You might also like