You are on page 1of 14

Column

DE CRISIS VERKLAARD.

Paul de Hen (1946) beschikt over een groot kennisreservoir op het gebied van de monetaire en financiële
geschiedenis. Zolang de economische crisis voortduurt – en dat zal nog wel even – licht De Hen in een nieuwe
serie blogs telkens een ander economisch begrip toe, dat op dat moment in de belangstelling staat. Eerder
blogde De Hen als correspondent uit Brussel. Uw tips en vragen zijn van harte welkom:
Inhoud

Renteverlaging 15 januari 2009

Overheidstekort 21 januari 2009

Alt-A hypotheek 27 januari 2009

Stimuleren 29 januari 2009

Bazel II, bankiersjargon 4 februari 2009

AOW, weer een discussiethema 11 februari 2009

Bruto Binnenlands Product 19 februari 2009

Vreemde valuta 2 maart 2009

De crisis verklaard: loonmatiging 17 maart 2009


De crisis verklaard: Renteverlaging.
donderdag 15 januari 2009 11:00
Een renteverlaging is een signaal aan de markt
Een v/d vaste rituelen v/d economische journalistiek is het volgen v/d
rentebeslissingen v/d belangrijkste centrale banken, de Fed in de VS, de ECB, die
over de € gaat en de Bank of England in Europa en de Bank van Japan. Financiële
markten houden hun adem in als de beslissers bijeen komen, voor de € gewoonlijk
op het ECB-hoofdkantoor in de financiële hoofdstad van Duitsland, Frankfurt am
Main. Zelfs als de rente onveranderd blijft, is dat nieuws. Analisten en
gespecialiseerde journalisten doen voorspellingen over de uitkomst en zijn heel boos
als zij door uitspraken van bankiers op het verkeerde been worden gezet. Reden
waarom de ECB-bankiers tegenwoordig een paar weken voorafgaand aan de
maandelijkse vergadering helemaal geen interviews geven noch toespraken houden.
Voorspelbaar. Het rentebeleid van een centrale bank moet voorspelbaar zijn, is een vaakgehoorde opvatting. Want het is
enorm belangrijk voor wat er met de economie gebeurt. Om haar positie te verhelderen geeft de ECB zelfs, als enige v/d
grote centrale banken, niet alleen een perscommuniqué uit, maar houdt zij iedere maand meteen na het rentebesluit een
persconferentie waar de president, Jean-Claude Trichet, en de vice-president, Lucas Papademos, het besluit toelichten.
Die aanpak is indertijd ingevoerd door Wim Duisenberg, de eerste president v/d ECB, toen de bank zich als beheerder
v/d nieuwe munt, de euro, waar moest maken naast gevestigde grootmachten als de Fed.
Jaren negentig. De grote media-aandacht voor rentebesluiten is nu vanzelfsprekend, maar in de jaren negentig was dat
helemaal niet zo. Het oudste jaarverslag v/d Nederlandsche Bank dat ik bij de hand heb, is dat over 1962. De gulden was
onaantastbaar, de Bank bevoegd om haar eigen rentebeleid te voeren. De officiële rente werd dat jaar verhoogd, een
keer, van 3,5 tot 4%. Informatie daarover is te vinden op pagina 106 van het verslag. De beslissing zelf was in een kort
persbericht gemeld en zeker geen supernieuws. Prof. Martin Fase, die de geschiedenis v/d bank in de jaren 1948-1973
schreef en er zelf jaren werkte, noteert dat de motivering v/d rentebesluiten in die jaren ‘erg summier en niet bijster
informatief’ was. Hij had zelfs een econometrische analyse nodig om te achterhalen wat voor rentebeleid de bank nu
eigenlijk voerde in die jaren.

In de pas. Niet lang daarna is De Nederlandsche Bank vrijwel altijd in de pas gaan lopen met het rentebeleid v/d Duitse
Bundesbank. Dat de rente in Nederland in Frankfurt bepaald wordt, dateert dus van ver voor de oprichting v/d ECB.
Alleen zat de president v/d Nederlandsche Bank toen niet in het gezelschap dat erover besloot. Omdat Nederland de €
als munt heeft aangenomen, vergadert bankpresident Nout Wellink nu wel mee over het rentebeleid. Samen met de chefs
v/d andere nationale centrale banken uit landen die de € voeren en de in Frankfurt zetelende ECB-directie. De chef-
econoom v/d ECB, Jürgen Stark, doet een gemotiveerd voorstel, de vergadering beslist. Hoe er is gestemd, heeft de ECB
tot nu toe geheim weten te houden. De Fed publiceert dat wel, geruime tijd na de vergadering van het zogenoemde
Federal Open Market Committee, het orgaan dat in Amerika de rentebesluiten neemt.

Geldtekort. De rente waar het om gaat is de rente die de centrale bank vraagt als andere banken bij haar krediet willen
opnemen. Banken die tijdelijk geldtekort hebben, wat heel gewoon is in het bankwezen, lenen (in normale tijden) ook bij
banken met tijdelijke overschotten, maar als achtervang is er altijd de centrale bank. De kredieten worden gegeven op
onderpand van bijvoorbeeld effecten uit het bezit v/d lenende bank. Hoe meer soorten onderpand zij accepteert, hoe
makkelijker de ECB het leven v/d banken maakt. Sinds de kredietcrisis zijn de eisen verruimd. Via de rente hoopt de
centrale bank de beschikbaarheid van bankkrediet aan het bedrijfsleven en aan particulieren te beïnvloeden. De rente die
een bank aan de centrale bank moet betalen als zij daar tijdelijk geld haalt, is zo’n beetje de laagste in de markt. Als die
bodemrente omhoog gaat, hoopt de centrale bank dat het hele rentegebouw mee gaat bewegen. Een lagere centrale
bank rente maakt dan ook voor gewone ondernemers en consumenten het geld lenen goedkoper.

Zichtbaar. In feite kan het lang duren voor zulke effecten zichtbaar worden; dat is onder meer afhankelijk van hoe de
voorwaarden in elkaar zitten waarop banken aan hun eigen klanten krediet geven. In Engeland bijvoorbeeld is het
gebruikelijk dat hypotheekrente variabel is en gekoppeld aan de officiële rente v/d centrale bank. Dan heeft een
renteverlaging meteen effect op de belangrijke hypotheekmarkt. In de meeste landen die de € voeren, hebben
hypotheken gewoonlijk een voor jaren vastgestelde rente. Daar heeft een lagere officiële rente dus helemaal niet zo’n
direct gevolg voor de hypotheekmarkt.
Niet acuut. De ECB en andere centrale banken weten natuurlijk dat de rente-ingrepen niet acuut doorwerken. Maar ze
weten ook dat tegenwoordig het psychologische effect aanzienlijk is, door alle media-aandacht. Dit effect kan wel snel
werken. Een renteverlaging is dan ook niet in de laatste plaats een signaal aan de markt: wij, de centrale bankiers, vinden
dat u best wat soepeler kunt zijn met kredietverschaffing. Sinds de kredietcrisis beleven we echter bijzondere tijden.
Banken gingen elkaar wantrouwen. Zozeer, dat de onderlinge kredietverlening tussen banken goeddeels stil viel. In plaats
daarvan gaat nu iedere bank naar de centrale bank, dat is dé plaats waar overschotten v/d een en tekorten v/d ander bij
elkaar worden gebracht.

Rantsoen. De centrale banken zelf zijn heel soepel geworden met het uitlenen van geld tegen de officiële rente. De ECB
deed dat vroeger bij inschrijving, de banken stonden min of meer op rantsoen. Nu krijgen ze wat ze vragen. Toch gaat de
marktrente niet voor iedereen even soepel omlaag. Banken zijn voorzichtiger geworden en ze zijn meer beducht op
risico’s. Daarom vragen ze al gauw een hogere risico-opslag op krediet dat ze verstrekken. Bovendien is de concurrentie
om spaargeld flink toegenomen sinds de kredietcrisis; banken hebben graag zulk geld en willen er flink meer voor
betalen. Ook dat verhoogt de rente op kredieten die ze verstrekken, of de officiële rente nu daalt of niet.
De crisis verklaard: Overheidstekort
woensdag 21 januari 2009 17:54
Angela Merkel en Nicolas Sarkozy
Weet u nog, het Stabiliteits- en Groeipact? Toen de € werd voorbereid was het een
harde voorwaarde van Duitsland, en in Duits kielzog Nederland, dat de landen die de
€ als munt zouden invoeren zich verplichtten om hun begrotingstekort en hun
overheidsschuld binnen de perken te houden. Wie mee wil doen moet zonder meer
aan eisen op dat terrein voldoen, maar het pact houdt in dat ook daarna strikte tekort-
en schuldnormen gelden.
Versoepeld. Omdat de afspraken wel erg straf bleken zijn ze in 2005 versoepeld,
maar de kern staat nog steeds. In normale tijden mag het overheidstekort van een
land dat de € voert niet hoger zijn dan 3% van het bruto binnenlands product (BBP).
De Europese Commissie houdt de cijfers bij en corrigeert nationale opgaven als ze
die niet deugdelijk vindt. De gezamenlijke ministers van Financiën v/d eurolanden kunnen eisen stellen betreffende
aanpak en tempo v/d tekortreductie in een lidstaat. Tot nu toe werkte dat redelijk goed. Er waren zeker landen die de 3%
grens overschreden, maar het blok v/d eurolanden als geheel had altijd een gezamenlijk overheidstekort gehad van
minder dan 3%. Het gezamenlijke tekort over 2008 wordt door de Europese Commissie berekend op 1,7% van het BBP.

Interimprognose. Maar dat was in normale tijden. Deze week publiceerde de ECommissie haar Interimprognose voor de
economie v/d lidstaten in het jaar 2009. Net als alle andere economische prognosemakers voorzien ook de economen v/d
Commissie een beroerd jaar, met krimp in plaats van groei in de meeste landen. De gevolgen voor de
overheidsbudgetten en schulden zijn kolossaal. In haar berekeningen is de Europese Commissie voorlopig genadig. Ze
heeft de miljarden aan kapitaalinjecties in het bankwezen wel geboekt als toevoeging aan de overheidsschuld, maar niet
als tekortvergrotende uitgaven. Hoewel de regeringen het geld voor die injecties op de kapitaalmarkt zullen moeten lenen,
tegen rente. De nog veel omvangrijkere overheidsgaranties aan banken en verzekeraars worden evenmin als
overheidsuitgaven beschouwd, tenzij er al vanwege gegeven garanties geld is uitgekeerd.

Door de norm. Zelfs met al deze aannames loopt de gezamenlijke schuld v/d 16 landen in het eurogebied op van 68,7%
van hun gezamenlijke BBP tot 75,8%. Het gezamenlijke overheidstekort schiet door de norm en komt op 4%. Aan
Nederland (verwacht tekort 1,4%) zal het niet liggen, maar v/d grootste eurolanden bleef op het moment dat de prognose
werd afgesloten, 13 januari, alleen Duitsland nog binnen de norm van 3% tekort.

Regels. Is dat erg? Er is een juridisch antwoord, dat v/d uitvoeringsregels voor het Stabiliteits- en Groeipact. De
belangrijkste bepaling is dat er een uitzondering op de eis tot snelle tekortreductie kan worden gemaakt als er sprake is
van een ernstige economische neergang. Zelfs als er geen krimp is maar een ongewoon lage groei is dat een geldige
reden om een oplopend tekort te accepteren. Juridisch is er dus geen probleem met extreme tekorten als de economie
instort.

Onvermijdelijk. Er is ook een economisch antwoord. Door overheidstekorten te laten oplopen wordt tegengegaan dat de
economie nog meer in vrije val raakt. De overheid kan haar uitgaven op peil houden, dat leidt al tot veel grotere tekorten
als de economie niet meer groeit, want een stagnerende economie levert minder belastinggeld op dan een groeiende. In
het zicht v/d ernstige ontregeling v/d economie die nu gaande is hebben veel regeringen besloten om verder te gaan en
hun uitgaven extra op te schroeven. Of om belastingen te verlagen in de hoop dat het extra geld dat zo bij burgers of
bedrijven beland leidt tot meer consumptie en investeringen. Grotere tekorten zijn het gevolg.

Kwade keuzes. Er zijn dus alleen kwade keuzes: de economie stimuleren en een groter tekort aanvaarden, of het tekort
beperkt houden maar accepteren dat de economie zich nog beroerder ontwikkelt. In de miserabele groeiprognoses v/d
Europese Commissie is het stimuleringsbeleid voor zover dat uiterlijk 13 januari was vastgesteld al verwerkt. Zonder dat
beleid zou het dus, waarschijnlijk, erger zijn. Een nog diepere recessie nu betekent meer faillissementen,
massaontslagen en waarschijnlijk sociale ontreddering. Het kan jaren duren voordat de gevolgen teniet zijn gedaan.Een
groter overheidstekort nu brengt de noodzaak mee om later maatregelen te nemen om dat op te vangen. Oplopende
inflatie is een puike methode, maar de Europese Centrale Bank is niet voor niets belast met de opdracht, inflatie tegen te
gaan. De stijgende overheidsschuld door geldontwaarding bestrijden zit er dus niet in. Terecht, omdat inflatie ook
ongewenste gevolgen heeft waaronder aangetaste pensioenrechten en weggevreten spaartegoeden. Toch zullen de
miljardenleningen ooit moeten worden afgelost. Niettemin is meer tekorten accepteren nu en later de last dragen de
betere methode. Als de recessie gedempt blijft en snel gevolgd wordt door herstel komen er weer meer
belastingopbrengsten binnen, waarmee de leningen kunnen worden afgelost.
De crisis verklaard: Alt-A hypotheek.
dinsdag 27 januari 2009 16:52
Huis te koop in de Amerikaanse staat New York
ING, de grootste Nederlandse bankverzekeraar, kreeg v/d staat een garantie op een
in de Verenigde Staten opgebouwde portefeuille van zogenoemde Alt-A hypotheken
ter waarde van 39 miljard dollar, 27,7 miljard euro. Dat ING in hypotheken belegde in
de Verenigde Staten is niet raar. Het concern biedt zowel internetbankdiensten (ING
Direct) als verzekeringen aan in Amerika, zoals tal van internationaal opererende
banken en verzekeraars dat doen. Allicht dat daar ook hypotheekzaken bij horen.
Bovendien is ING wettelijk verplicht in de VS binnengehaald spaargeld grotendeels in
het land te beleggen.

Niet in Europa. Maar wat zijn die nu blijkbaar flink (in deze transactie al met tien%)
afgewaardeerde Alt-A hypotheken, een begrip dat in Europa niet bestaat? In de
Verenigde Staten bestaan drie categorieën hypotheken, de normale, 'prime', hypotheken zijn het belangrijkst. Dat betreft
ongeveer driekwart van alle in het land uitstaande hypotheken, zij het met grote verschillen per staat. Vooral in de
populaire en volkrijke staten als Florida, en Californië zijn minder v/dze eerste klas hypotheken verstrekt dan landelijk. In
het agrarische midden van het land komen ze veel voor. Niet alleen de waarde van het onderpand – een huis of gebouw
– maar ook het inkomen en het kredietverleden v/d hypotheekgevers is bekend bij de bank. (Voor de goede orde: de
hypotheekgever is degene die een lening aangaat, de bank is hypotheeknemer)

Subprime. Er zijn ook andere hypotheken. Iedereen die de financiële crisis een beetje volgt heeft wel gehoord v/d
subprimehypotheken. Daarmee worden hypotheken bedoeld die werden verstrekt aan mensen met onder meer een
onbevredigend kredietverleden. Zij hebben eerder leningen niet (tijdig) afgelost. Of zij hebben een heel laag inkomen. In
de lang door de Amerikaanse overheid gestimuleerde drift om iedereen aan een hypotheek en dus aan een eigen huis te
helpen werden de eisen steeds lager en het toezicht op nakomen van afspraken streeds minimaler. De voorbeelden die
achteraf opdoken, toen het misging op de woningmarkt, liegen er niet om: hypotheken, soms tot enorme bedragen,
verstrekt aan mensen zonder werk, zonder inkomen en zonder enig ander bezit. In de VS wordt enorm veel bijgehouden
over de woningmarkt en de hypotheekmarkt, en de cijfers zijn soms schokkend. Er zijn provincies en hele staten waar
onder de subprimehypotheken enorme betalingsachterstanden zijn ontstaan.
Weglopen
Vanwege een merkwaardigheid in Amerikaanse wetgeving kunnen zulke problematische debiteuren gemakkelijk aan de
greep v/d bank ontkomen. Simpelweg door hun huis te verlaten en de sleutel naar de bank te sturen.
De hypotheekgever is anders dan in Nederland van alle problemen af, al staat hij natuurlijk wel voor lang geregistreerd
als een wanbetaler die dus (opnieuw, wellicht) nauwelijks of geen krediet kan krijgen. Als het huis door de inmiddels
opgetreden onroerendgoedcrisis minder waard is dan de hypotheek blijft de bank met een verlies achter.
Omdat er extra risico zit in de subprimehypotheken is de rente die erop gevraagd wordt hoger dan op gewone
hypotheken. Dat was mooi voor de banken zolang de woningmarkt bloeide en het risico dus zelden bleek.
Nu zitten banken die veel op deze markt deden in grote problemen. Als ze al niet zijn ondergegaan of door een
overheidstoezichthouder overgenomen.
Tussenin
De Alt-A hypotheken zitten tussen prime en subprime in. Het gaat om circa 2,8 miljoen vaak grote hypotheken die
verstrekt zijn aan mensen die meestal een bevredigend kredietverleden hebben, maar geen bewijs van een stabiel
inkomen kunnen (of willen) overleggen.
Zelfstandige ondernemers bijvoorbeeld. Mensen die net gescheiden zijn. Een op de drie v/d Alt-A hypotheken zijn
verstrekt op andere objecten dan huizen voor eigen bewoning.
Net als alle Amerikaanse hypotheken zijn ze op grote schaal door de oorspronkelijke geldverschaffers doorverkocht,
deels verpakt in speciale obligaties. Veel doorverkoop gaat naar twee Amerikaanse instituten met een speciale wettelijke
status, Fannie Mae en Freddy Mac genaamd, maar veel kwam ook bij gewone banken terecht.
Vanwege de hogere rente en het niettemin laag lijkende risico van subprime en Alt-A hypotheken waren het gewone
beleggingsobjecten.
ING heeft in Amerika geen groot eigen hypotheekbedrijf. Het pakket dat nu door de Nederlandse staat wordt
gegarandeerd bestaat uit zulke obligaties.
Mis
Met de Alt-A’s was aanvankelijk niet veel aan de hand. Maar sinds maanden verschijnen er berichten dat het door de
voortwoekerende recessie mis gaat op dat marktsegment. Ook kredietbeoordelaars merken dat de laatste tijd op.
De officiële cijfers vallen nog wel mee. Fitch, een v/d verontruste kredietbeoordelaars, stelde wel vast dat de cumulatieve
verliezen op recent verstrekte Alt-A hypotheken sterk oplopen .
Volgens steekproefonderzoek v/d New York Fed, de belangrijkste bank in het Amerikaanse systeem van centrale banken
Federal Reserve, was eind vorig jaar nog, afhankelijk van het type Alt-A hypotheek (met vaste rente of variabel, met
name) zeker 70 en de 86% v/d Alt-A hypotheken probleemvrij.
Op de rest waren betalingsachterstanden van belang, een klein deel had al geleid tot huisuitzetting (of opgeven van het
huis door de debiteur), voor een wat groter deel liepen gerechtelijke uitzettingsprocedures.
Als de economische situatie in de Verenigde Staten niet snel verbetert, zullen dat soort problemen alleen maar toenemen.
Dat is dus het risico dat de Nederlandse staat nu grotendeels (voor 80%) van ING heeft overgenomen.
De crisis verklaard: Stimuleren
donderdag 29 januari 2009 14:57

Dat is nog eens de economie stimuleren. Het pakket voor de Amerikaanse economie
dat op voorstel van president Barack Obama werd goedgekeurd door het Huis van
Afgevaardigden en waarschijnlijk komende week de Senaat passeert, betreft meer
dan 800 miljard dollar aan nieuwe uitgaven en belastingverlagingen. Zelfs voor de
reusachtige Amerikaanse economie veel: ruim 5% van het BBP. Dat geld wordt
overigens niet in één jaar uitgegeven, maar in de loop van enkele jaren.

Anderhalf%
Kom daar maar eens om in Europa. De ministers van Financiën v/d Europese Unie
werden het op 2 december slechts eens over ‘herstelmaatregelen van 1,5% van het Europese bruto binnenlands
product’.
Net als in de Verenigde Staten moet dat geld worden besteed in de loop v/d recessie, niet alleen in 2009. Eerder, begin
oktober, meenden de ministers nog dat de zogenoemde automatische stabilisatoren voldoende economische stimulans
zouden bieden.
De automatische stabilisatoren laten werken, dat betekent dat de belastingtegenvallers en stijgende sociale uitgaven als
gevolg van een recessie niet gecompenseerd worden door te snijden in uitgaven of de belastingen te verhogen. Het
overheidstekort loopt dus op.

Grote overheid
Gezien de grote omvang v/d overheden in vrijwel alle Europese landen heeft het in stand houden v/d overheidsuitgaven
al een aanzienlijk stabiliserend effect op de economie. Een grote overheid heeft soms haar voordelen.
Het aandeel v/d uitgaven van overheid en sociale zekerheid in Nederland is een% of 45 van het Bruto binnenlands
product, in Frankrijk zelfs 52%.
Het aandeel v/d overheid in de Amerikaanse economie is ook substantieel, maar kleiner (37% van het BBP). Dat betekent
een geringer stabiliserend effect, ook worden de overheidsuitgaven op peil gehouden in de recessie.

Onvoldoende
De voorstanders van een actief overheidsbeleid vinden de stabiliserende werking v/d automatische stabilisatoren in de
huidige recessie onvoldoende.
Dat inzicht bestond in Amerika met zijn relatief kleinere overheid al langer. In 2008 werden door de regering-Bush al extra
stimulerende maatregelen genomen.
Getuige de december-afspraken in EU-verband hebben die inmiddels in Europa ook de overhand gekregen. Maar de
Europeanen blijven veel voorzichtiger met stimulansen toevoegen aan de automatische stabilisatoren.

Ongenoegen
Dat is tot ongenoegen van onder meer het Internationaal Monetair Fonds (IMF).
Olivier Blanchard, sinds september chef-econoom van het Fonds, bepleitte in december al een stimuleringspakket van
wereldwijd 2% van het bruto binnenlands product, met de waarschuwing dat er meer nodig zou zijn als de recessie dieper
wordt.
Inmiddels is het IMF tot het inzicht gekomen dat de recessie inderdaad dieper zal zijn dan onlangs nog voorzien.
Blanchard vond vorige maand al dat landen (zoals Nederland) die een goede uitgangssituatie hebben met geen of een
beperkt overheidstekort, hun tekort – en daarmee hun stimulans – extra zouden moeten laten oplopen.

Aanvoerder
Waar staan de landen v/d eurozone inmiddels met hun voornemen om 1,5% van hun BBP aan extra maatregelen te
nemen?
Jakob von Weizsäcker, een econoom verbonden aan de Brusselse denktank Bruegel houdt dat bij en probeert de diverse
plannen ook vergelijkbaar te maken.
Zijn meest recente opsomming maakte hij nadat de Duitse regering een enorm tweede stimuleringspakket had
afgekondigd. Von Weizsäcker onderscheidt belastingmaatregelen en overheidsuitgaven v/d enorme bedragen die zijn
uitgetrokken om het bankwezen overeind te houden. De laatste zijn natuurlijk wel van groot belang, maar ze stimuleren
niet.

Opmerkelijk
De uitkomsten zijn opmerkelijk. Tot voor kort gold Duitsland als een land dat ondanks zijn sterke economie en
begrotingspositie weinig deed.
Nu voert het de lijst aan, met 1,4% van het BBP. Nederland, met een vergelijkbaar sterke positie, bungelt daarentegen
nog steeds ergens onderaan: 0,4% volgens Von Weizsäcker.
Dat is héél ver onder de Europese afspraken en ook onder de ideeën van het IMF.
De crisis verklaard: Bazel II, bankiersjargon
woensdag 4 februari 2009 20:50
De crisis verklaard: Bazel II
Bazel II
Bankiersjargon. De Zwitserse stad Bazel is al meer dan 70 jaar de zetel van een
uiterst discrete instelling, de Bank voor Internationale Betalingen (BIS). Daar
ontmoeten de belangrijkste centrale bankiers v/d wereld elkaar in beslotenheid om
technische bankzaken te bespreken.
Zoals de regels waaraan de gewone banken, waar zij (mede) toezicht op houden,
moeten voldoen. Nederlandse centrale bankiers spelen een niet geringe rol in het
Bazelse vergadercircuit. Zo is de huidige president van De Nederlandsche Bank ,
Nout Wellink , voorzitter v/d Basel Committee on Banking Supervision , (de ‘Bazelse
Commissie voor Banktoezicht’) die de regels opstelde.

Wetgeving
De centrale bankiers zijn niet helemaal autonoom. Om ze van kracht te laten zijn moeten hun wensen worden omgezet in
wetgeving. Dat is in alle landen van belang voor de financiële wereld ook gebeurd.
De huidige regels heten ‘Bazel II ’, omdat ze een eerder pakket ‘Bazel’-regels vervangen. Maar nu al zijn ze onderhevig
aan felle kritiek, omdat de heftige financiële crisis allerlei zwakheden blootlegde.
Stommiteiten
Zie bijvoorbeeld wat de Eurocommissaris voor deinterne markt, Charlie McCreevy , ooit accountant, onlangs in een rede
zei: de aanpak van Bazel II blijkt ‘stommiteiten’ en ‘absurditeiten’ te bevatten.
Ze gaven, aldus McCreevy, de banken teveel ruimte om met weinig eigen vermogen achter de hand riskante kredieten te
geven. Ze rekenen te veel op de kwaliteit v/d intussen door hun fouten in opspraak geraakte ‘rating agencies’’, de
bureaus die de kwaliteit beoordelen van bedrijven en instellingen die obligaties uitgeven en ze verlangen dat aan
obligaties die banken in portefeuille hebben een marktwaarde moet worden toegekend terwijl er naar nu blijkt soms
helemaal geen markt meer is omdat niemand erin wil handelen.

Alt-A
Dat was het probleem waarmee de ING groep werd geconfronteerd met zijn Amerikaanse Alt-A hypotheken, want die zijn
allemaal ‘verpakt’ in een soort obligaties die in normale tijden wel verhandelbaar waren. De Bazel II-regels, zegt
McCreevy, moeten fundamenteel worden aangepast. Jammer dat hij dat niet inzag toen hij meewerkte aan het tot
Europese wet verheffen van die regels, maar op dat moment zag nog niemand welke risico’s er in zaten.

Conjunctuurversterkend
Of toch wel? In academische kring werd bijvoorbeeld al een paar jaar gedebatteerd over de vraag of de regels niet
zouden leiden tot het versterken van conjunctuurschommelingen. Dat blijkt nu inderdaad het geval te zijn. De verplichting
om in heel veel gevallen obligaties en dergelijke tegen hun actuele marktwaarde te waarderen, brengt mee dat bij een
wegzakkende markt banken ineens verplicht worden om extra vermogen aan te trekken om hun balans op orde te
houden.
De samenstelling v/d balans is een belangrijk criterium voor het toezicht op banken. Dat is volstrekt terecht, maar de
marktwaarde is soms dubieus, zoals blijkt bij de Alt-A hypotheken. Zeer waarschijnlijk zijn die meer waard dan de
schamele prijs die er nu bij verkoop voor te krijgen zou zijn; als verkoop al mogelijk is. De schamele prijs hangt weer
samen met de ingestorte conjunctuur. Door de schamele prijs en verplicht boeken tegen marktwaarde moet de bank, in
dit geval ING, extra vermogen vasthouden tegenover de betreffende obligaties. Omdat het vermogen zo is vastgelegd,
kon ING minder krediet verstrekken. Dat versterkt weer de conjuncturele neergang.

Soepeler
Begin oktober afgelopen jaar hebben de ministers van Financiën v/d Europese Unie al afgesproken dat de
waarderingsregels anders, soepeler moeten worden toegepast dan oorspronkelijk in Bazel II voorzien. De bankiers waren
zelf al eerder tot dat inzicht gekomen. In een advies van het zogenoemde Financial Stability Forum (ook hier zat Wellink
in) uit april 2008 werd al aangedrongen op aanpassingen. Wellinks Committee werkt er nu aan.

Accountants
Om het zover te brengen is niet alleen aanpassing van Bazel II nodig. Ook de internationale accountants, via de instantie
die boekhoudregels voor het hele internationale bedrijfsleven opstelt (IASB) moeten meewerken. Zoveel mogelijk
waarderen op marktwaarde is een idee dat oorspronkelijk uit hun kring afkomstig is. Een goed idee in principe, maar het
heeft soms dus nogal wat consequenties.
De crisis verklaard: AOW, weer een discussiethema
woensdag 11 februari 2009 17:45
Vrouw eist AOW
De AOW-leeftijd is weer eens een discussiethema. Heeft het ouderdomspensioen
soms de financiële crisis veroorzaakt? Nee natuurlijk. Maar de financiële crisis stelt
de overheid voor onverwachte financieringsproblemen. Zelfs als er geen extra
stimulerende maatregelen worden genomen loopt het overheidstekort nu snel op
omdat de inkomsten tegenvallen. Solide overheidsfinanciën vergen dat dit oplopende
tekort, en de daardoor stijgende overheidsschuld, op termijn weer wordt
goedgemaakt. Dat zal extra maatregelen vergen.

Onbetaalde rekening. En er was nog een deels onbetaalde rekening: die v/d
vergrijzing . Steeds meer mensen in Nederland gaan met pensioen, terwijl de
beroepsbevolking dreigt te krimpen omdat er minder jongeren zijn. De kosten v/d
AOW maken deel van uit van dit probleem. De economische topadviseurs v/d overheid stelden bij de kabinetsformatie
voor om in 2011 een structureel begrotingsoverschot na te streven van 1% van het bruto nationaal product (BNP). Dat
advies werd overgenomen in het coalitieakkoord van CDA, PvdA en ChristenUnie. Maar de adviseurs gaven ook aan dat
met zo’n overschot er volgens hun nog een miljard of 9 aan vergrijzingskosten gedekt zou moeten worden. Bovendien is
het nagestreefde structurele overschot nu onzeker. Om het te bereiken zal over een paar jaar flink moeten worden
bezuinigd of op andere wijze bespaard. Bijvoorbeeld in de AOW-uitkeringen. Vorig jaar kregen al 2,7 miljoen mensen
AOW, en de grote toestroom van babyboomers moet nog beginnen.

Steeds duurder. De AOW kostte volgens economen van het Centraal Planbureau drie jaar terug 4,7% van het Bruto
Binnenlands Product (BBP) en zou zonder ingrijpen in 2040 8,8% kosten. Nog niet de helft van die stijging zou volgens
de CPB-economen bij de toenmalige belastingregels worden terugverdiend uit de hogere opbrengst van
inkomstenbelasting op aanvullende pensioenen. Daar is sindsdien aan gewerkt.

Belast. De AOW wordt anders dan bedrijfspensioenen niet betaald uit de opbrengsten van belegd geld, maar direct door
het doorsluizen naar alle 65+ v/d geïnde premies plus een bijdrage uit de algemene belastingmiddelen. Via die bijdrage
betalen de 65+ zelf nu al mee aan de AOW, want zij betalen weliswaar geen AOW-premie maar wel belastingen.
Inmiddels is dit belastingaandeel gestegen tot 30% v/d de AOW. Het huidige kabinet wilde verder gaan op die weg. In het
Coalitieakkoord is opgenomen dat vanaf 2011 wie dan 65 wordt en een aanvullend pensioen boven de AOW heeft van
meer dan 18.000 euro, een kleine, maar in de volgende jaren oplopende,bijdrage aan de kosen v/d AOW AOW moet
leveren. Maar deze regeling is nog steeds niet in wetgeving uitgewerkt. Kennelijk is het toch niet zo simpel.

Compensatie. Dat gebeurde wel met de in het regeerakkoord voorziene compensatie voor wie tot zijn 65e doorwerkt.
Vanaf dit jaar krijgen 62+ een ieder extra gewerkt jaar oplopende korting op hun inkomstenbelasting. Veel ouderen gaan
ruim voor hun 65e al met pensioen – de gemiddelde werkelijke pensioenleeftijd is eerder 62 jaar. Dan betalen ze
weliswaar nog steeds premie over hun VUT of vervroegd ingegane pensioen, maar gewoonlijk over een lager bedrag dan
ze als werkende zouden krijgen. Fiscale voordelen voor doorwerkende 62+ schelen de fiscus echter ook geld.

Participatiegraad. Meer mensen onder de 65 aan het werk krijgen is de voorkeursoplossing v/d Sociaal-Economische
Raad (SER) waarin werkgevers en vakbonden elkaar ontmoeten. De SER wil naar 80%. Dat is ambitieus. In Nederland
werkte in 2006 zowat 72% v/d de mensen tot 65 jaar. In 2007 was het al 76%. Dat gaat de goede kant op, zou je denken.
In notoir hardwerkende landen als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is de participatiegraad lager (al werken
de mensen die een baan hebben in doorsnee per jaar een 300 á 400 uur meer dan in Nederland). Alleen in Noord-Europa
wordt de 80% gehaald. Maar of mensen willen dorowerken tot hun 65e is een vrije keuze.

Zekerder. De AOW-leeftijd verhogen is een zekerder middel. De Datum waarop de AOW ingaat staat in de wet.
Bovendien mag worden verwacht dat een hogere wettelijke pensioenleeftijd mensen die nog werken er makkelijker toe
aanzet om de datum van vervroegde uittreding uit te stellen. En de pensioenfodnsen een aanleiding geeft om hun
pensioenregelingen ook op een hogere leeftijd te laten ingaan. De pensioenfondsen hebben het nu moeilijk, met een
latere startleeftijd zouden veel van hun problemen worden opgelost.

Stapjes. Het plan om de AOW-gerechtigde leeftijd in stapjes van een maand per jaar te verhogen van 65 tot 67 jaar ligt al
lang op tafel, met steun van vooraanstaande economen, zoals prof. Lans Bovenberg v/d Universiteit van Tilburg. Nota
bene een CDA-adviseur, en oprichter van het op pensioenproblemen gerichte onderzoekscentrum Netspar . Het staat ook
in het advies aan de regering v/d Commissie geleid door Peter Bakker, topman van postbedrijf TNT , die in 2008
adviseerde over het vergroten v/d arbeidsparticipatie in Nederland. Daar zat Bovenberg ook in, met onder meer de
Rotterdamse PvdA-wethouder Dominic Schrijer. Eerder, in 2006, adviseerde ook de Raad van Economische Adviseurs
(REA) v/d Tweede Kamer al om de AOW-leeftijd te verhogen.

Precedenten. Internationaal zijn er precedenten, bijvoorbeeld te vinden in publicaties v/d Europese Commissie .
Duitsland, waar het staatspensioen zo’n beetje is uitgevonden, begint in 2012 aan precies zo’n operatie en is er dus in
2029 mee klaar. Italië verhoogde per vorig jaar de pensioengerechtigde leeftijd van 57 naar 60 jaar, ook Frankrijk en
Spanje hebben riant pensioenmogelijkheden beknot.
De crisis verklaard: Bruto Binnenlands Product
donderdag 19 februari 2009 09:55
Het gaat slecht met het BBP
Het gaat bar slecht met het Bruto Binnenlands Product. Dit jaar daalt het volgens de
prognose die het CPB aan de regering voorlegde met 3,5%. Let wel, dat is zonder het
hopelijk positieve effect v/d overheidsmaatregelen waar de regering nog op broedt. Dus
een beleidsvrije prognose. In december dacht het CPB dat het een daling van 0,75%
zou worden, met als het tegenzat misschien een uitschieter naar beneden tot min 2%. In
de zomer werd nog groei voorzien en baseerde het kabinet daarop zijn begroting voor
2009.

Stagnatie
Prognosemakers buiten Nederland hadden in die tijd een vergelijkbare blik op 2009: het
zou een jaar van stagnatie in de groei worden, meer niet. De economen v/d Europese
Commissie bijvoorbeeld meenden in september nog dat de situatie in de EU ‘fundamenteel gezond’ was. Zelfs in
november toen de onzekerheden ook volgens deze economen sterk toenamen, voorzagen zij voor Nederland nog een
mini-groei van 0,4% in 2009.

Constructie
Maar waar hebben we het eigenlijk over? Het ‘BBP’ is ogenschijnlijk simpel vast te stellen. Tel alles op wat er in
Nederland geproduceerd wordt aan goederen en diensten, trek de ingekochte goederen en diensten van elders af, en je
bent er. Maar zo eenvoudig is het niet. Zelfs het CBS dat het basismateriaal aanlevert voor de binnenlandse
ontwikkelingen kan niet alle goederen en diensten exact volgen. Het BBP wordt berekend als onderdeel van het opstellen
v/d zogenoemde Nationale Rekeningen . Die worden samengesteld uit materiaal dat de statistici uit verschillende
bronnen halen, volgens een op Europees niveau afgesproken systeem. Het is dus een constructie met vast kans op
fouten, maar wij hebben niet beter en andere landen hebben dat evenmin.

Tinbergen
Van het historische BBP naar het voorspelde BBP is nog een hele stap. Zulke prognoses maken is het werk van het in
1945 door de latere Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen opgerichte CPB dat ondanks zijn wonderlijke naam geen plannen
maakt, maar probeert de werking v/d economie in modellen te vangen en op die basis voorspellingen te doen en
beleidsadviezen te geven.

Geen supermodel
Daarbij wordt niet een enkel supermodel gebruikt. Drie jaar terug zetten de toenmalige directeur Henk Don en zijn
medewerker Johan Verbruggen in een ook voor niet-econometristen begrijpelijk Engelstalige publicatie uiteen waar het
CPB mee werkt.
Namelijk, een reeks modellen die voortdurend worden aangepast en aangescherpt. ‘Verschillende modellen voor
verschillende doelstellingen’ is het uitgangspunt. Bovendien moeten de modeluitkomsten ‘verantwoord’ gebruikt worden.
Het CPB gaat er prat op dat het in dat laatste sterk is.

Hoe goed?
Het Planbureau heeft ook wel nagegaan hoe goed het eigenlijk is in voorspellen. In 1999 was in het Centraal Economisch
Plan, de grote prognose die ieder voorjaar wordt gepubliceerd, een hoofdstuk opgenomen over de ‘trefzekerheid’ v/d CPB
prognoses in vergelijking met andere prognose-instituten buiten Nederland. Het CPB constateerde dat het in de
middenmoot zat. De beste prognoses maakte het Italiaanse instituut ISAE .
Maar dat heeft allemaal betrekking op prognoses van inmiddels tien jaar geleden of ouder. Ook het CPB is verder
ontwikkeld. In een publicatie die zeer onlangs verscheen vergelijken CPB
Voor prognoses op basis van modellen blijft echter het probleem dat een trendbreuk, een plotselinge schokkende
gebeurtenis, niet is ingebouwd. Het totale verlies aan vertrouwen op de financiële markten is ongetwijfeld zo’n
gebeurtenis.
Na deze trendbreuk en het inzakken v/d export vorig jaar, kan het volle effect berekend worden.
De crisis verklaard: vreemde valuta
maandag 2 maart 2009 17:17
Vreemde valuta: € en dollar
Sinds de invoering v/d € hebben Nederlanders niet zo vaak meer met geld wisselen en
wisselkoersen te maken. De kredietcrisis heeft daar niets aan veranderd. Een € is een
euro, van Finland tot Spanje. Zo is het niet voor Bitten, Zwitsers, Denen of de
bewoners v/d meeste landen van Midden-Europa die de € (nog) niet als munt hebben.
Het Britse pond, jarenlang zo duur dat voor euro-bezitters Londen de duurste stad van
Europa was, verloor ten opzichte v/d € al sinds 2007 aan waarde. Het Britse financiële
bedrijf, het belangrijkste in Europa en misschien wel ter wereld, stelsel werd eerder en
heftiger door de in de Verenigde Staten begonnen kredietcrisis geraakt dan dat in de
rest van Europa.

Vertrouwen
Midden vorig jaar knapte er ook iets in het vertrouwen v/d financiële wereld in de nationale munten van een aantal landen
in Midden- en Oost-Europa: hun wisselkoersen duikelden omlaag. Alleen de vier landen (Estland, Letland, Litouwen en
Bulgarije) die hun munt al helemaal of bijna vast aan de € hebben gekoppeld bleven voor een wisselkoersval gespaard.
Ondanks dat Letland in ernstige financiële problemen raakte door de kredietcrisis.

EU-steun
Op 20 februari kreeg Letland 7,5 miljard € steun, waaronder 3,1 miljard v/d Europese Unie die beschikt over een speciale
steunfaciliteit voor niet-eurolanden die in financiële moeilijkheden raken. Euro-landen worden geacht zichzelf te redden.
Eerder, op 4 november, kreeg Hongarije uit dezelfde faciliteit 6,5 miljard EU-geld als onderdeel van een steunpakket van
20 miljard.

ECB-steun
Hongarije en Polen hebben bovendien sinds het late najaar van 2008 speciale kredietlijnen, zogenoemde repurchase
agreements bij de ECB, waardoor ze zonodig tijdelijk over miljarden euro's (Hongarije 5 miljard, Polen 10) kunnen
beschikken ten behoeve van hun nationale bankwezen. Toch is de Poolse zloty in een jaar tijd al met 32% in koers
gedaald ten opzichte v/d euro, en de Hongaarse forint met bijna 18%. Maar Polen, Hongarije, Tsjechië en Roemenië
kozen, net als de Britse regering, welbewust voor een regime van op- en neergaande wisselkoersen. Net zoals dat
bestaat tussen de € en de Amerikaanse dollar of de Japanse yen en de meeste andere vreemde valuta. Vlottende
wisselkoersen zijn al jaren de regel in de wereld.

Gouden standaard
Dat is niet altijd zo geweest. In de 19e eeuw ontstond de zogenoemde gouden standaard, waarbij werd geprobeerd om de
waarde van een munt verbonden te houden met een flinke voorraad goud in de kluizen v/d centrale bank. Ook als er veel
bankpapier in omloop was gebracht. De onderlinge wisselkoersen hingen in dit stelsel af van het afgesproken
goudgehalte v/d munt. In 1875 ging ook Nederland over op de gouden standaard en stelde een Nederlandse gulden op
ongeveer 0,6 gram goud. Handelsoverschotten en tekorten moesten in principe in goud worden afgerekend. Als de
Britten in een jaar voor een groter bedrag spullen aan Nederland leverden dan omgekeerd, ging er goud van Amsterdam
naar Londen.

Goudstroom
Een toestroom van goud maakte het mogelijk dat er meer bankpapier in omloop kwam, wat tot inflatie leidde en de prijzen
zou opdrijven, ook de exportprijzen, tot een niveau waarop de toestroom van goud door het handelsoverschot zou
stokken omdat de export duurder was geworden. En omgekeerd bij een uitstroom van goud. In de praktijk werkte het
natuurlijk niet zo simpel, bijvoorbeeld omdat er behalve handel ook buitenlandse investeringen zijn die vreemde valuta in
een land brengen. Maar het voordeel van vaste wisselkoersen voor handel en investeerders was onmiskenbaar. Iedereen
wist waar hij aan toe was. In 1936 ging de gouden standaard definitief onder na de wereldwijde economische crisis die in
1929 begon.

Bretton Woods
De gouden standaard is na de Tweede Wereldoorlog nog een kwart eeuw herleefd in het zogenoemde Bretton Woods
stelsel met de Amerikaanse dollar als basis. Die munt behield namelijk haar vaste goudwaarde tot 1971. Andere munten,
ook de Nederlandse gulden, waren aan de dollar gekoppeld. Dat leverde een systeem van vaste wisselkoersen op, dat
op den duur net als de gouden standaard onhoudbaar bleek. Verschillen in inflatie en in economisch beleid tussen
landen ondermijnden het systeem; uiteindelijk konden zelfs de Amerikanen hun vaste goudprijs niet volhouden. De
voordelen van vaste wisselkoersen voor handel en investeerders bleven desondanks groot, want de risico’s van
schommelende wisselkoersen kunnen aanzienlijk zijn. Vandaar de invoering v/d euro.

Koopkracht
Intussen hebben economen zich al lang afgevraagd waardoor wisselkoersen eigenlijk worden bepaald.
Er zijn verschillende theorieën voor ontwikkeld. De bekendste is wellicht de koopkrachtpariteitsbenadering, die zegt dat
wisselkoersen tenderen naar het gelijkmaken v/d koopkracht van valuta.
Veel hard bewijs dat het zo werkt is er overigens niet.
Zeker op korte termijn blijken onzekerheid, echte en vermeende risico’s en de geldstromen die beleggers zelf op gang
brengen, een aanzienlijke rol te spelen. Zulke angsten spelen nu de Midden-Europese regeringen en de Britten parten.

Positief effect
Een dalende valutakoers hoeft overigens niet altijd ongunstig te zijn. Hij maakt, net als in de tijd v/d gouden standaard,
het leven in het land dat erdoor getroffen wordt duurder omdat importproducten duurder worden. Maar dat kan de vraag
naar binnenlands product stimuleren. Bovendien wordt de eigen export van het devaluerende land ook goedkoper.
De Britten, de Amerikanen en al die Midden- en Oost-Europese landen die met dalende koersen te maken hebben,
hebben ook handelstekorten. In beginsel worden die door dalende valutakoersen kleiner.

Schulden
In een aantal landen is overigens het bijkomende probleem dat regeringen, bedrijven en consumenten enorme schulden
in vreemde valuta zijn aangegaan.
Het betalen van rente en aflossing op zulke schulden is inmiddels enorm veel kostbaarder geworden. De Amerikanen, die
alleen geld lenen in dollars, en de Britten, hebben van dit negatieve effect geen last.
De crisis verklaard: loonmatiging
dinsdag 17 maart 2009 14:23

Pijnlijke maatregel bij TNT Post: lonen omlaag


Meestal wordt met loonmatiging bedoeld het laten achterblijven van de lonen
bij de productiviteitsstijging, zodat de winsten van het bedrijfsleven relatief
toenemen ten opzichte van de lonen. In extreme gevallen kan het gaan om
loonsverlaging, wat op twee manieren kan.

De meest extreme is: het loon in geld gaat echt omlaag, zoals de directie van
TNT Post onlangs afsprak met de vakbonden om de werkgelegenheid bij het
postbedrijf te beschermen in een situatie van toenemende concurrentie door
andere aanbieders die met lagere lonen kunnen werken. Dat is zeer
uitzonderlijk.

Pijnlozer is een reële loonsverlaging omdat de afgesproken lonen minder snel


stijgen dan de prijzen. Dan gaat iedereen die dat treft er op achteruit, maar op het eerste gezicht verandert er niets. Zulke
loonmatiging heeft zich in Nederland vrij regelmatig voorgedaan, het laatst nog in het economisch matige jaar
2005. Loonmatiging was een belangrijk onderdeel van het befaamde Akkoord van Wassenaar , waarmee Nederland een
kwart eeuw geleden de toen diepste naoorlogse recessie te lijf ging.

Donner
In het zicht van de diepe recessie die de wereld nu treft pleitte minister Piet Hein Donner (CDA) van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid eind februari voor een nieuwe ronde van loonmatiging.

Dat idee kreeg meteen al veel kritiek, en niet alleen vanuit voorspelbare hoeken als de SP of de vakbeweging . Ook
econoom en conjunctuurspecialist Jaap van Duijn keerde zich er in De Telegraaf tegen en noemde het ‘een beetje de
pavlovreactie op een recessie’.

Planbureau
De tegenstanders krijgen steun uit onverwachte hoek, die van het Centraal Planbureau (CPB) . Het CPB pleitte in het
verleden vaak en onverhuld voor loonmatiging in moeilijke tijden. Maar in het Centraal Economisch Plan 2009 (ondanks
de naam geen plan, maar een omvangrijke beredeneerde voorspelling voor de nabije economische toekomst) wijzen de
Planbureau-economen extra loonmatiging af. De lonen zullen uit zichzelf in nieuwe cao’s al weinig meer stijgen, menen
zij. Dit jaar lopen nog veel oude collectieve arbeidsovereenkomsten uit met flinke loonsverhogingen, boven de 3 procent.
Maar in de nieuwe cao’s verwacht het Planbureau niet meer dan 1 procent loonstijging. Dat komt overeen met de
verwachte inflatie.

Koopkracht
Door de uitlopende cao’s met hogere loonstijgingen en iets lagere belastingen stijgt de koopkracht van veel huishoudens
niettemin, met 2 procent. Zelfs in 2010 is er volgens de (behoorlijke onzekere) voorspelling nog sprake van een kleine
koopkrachtstijging. Tenminste voor wie dan nog werk heeft, want de werkloosheid dreigt te exploderen.
Is loonmatiging dan niet een solidair gebaar naar de werklozen en, zoals voorstanders betogen, een goede manier om de
concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken als de economie weer wat aantrekt?
Het CPB schrijft: ‘Geforceerde extra loonmatiging leidt op korte termijn tot vermindering van de binnenlandse vraag en
pas op wat langere termijn tot meer uitvoer en daarmee tot meer werkgelegenheid.’ Extra loonmatiging is daarmee op
korte termijn geen antwoord op de vraaguitval. En het gaat verder: ‘Ook gaat loonmatiging in Nederland, in deze situatie
van massale overcapaciteit, direct ten koste van de economie van onze handelspartners.’

Internationaal
Die laatste toevoeging is belangrijk. Het Planbureau hecht aan een internationale aanpak van de crisis, waarbij
verschillende landen maatregelen nemen die elkaar versterken en niet dwarszitten. Extra loonmatiging nu kan bijdragen
aan een neerwaartse spiraal waarbij ieder land er tenslotte economisch slechter uitkomt omdat het probeert zijn positie
ten opzichte van andere landen te verbeteren.

Winstquote
Tijdens vorige recessies was de situatie heel anders. Toen liep Nederland met zijn lonen internationaal uit de pas en
verloor het helemaal op eigen kracht aan concurrentiepositie in een wereld waarin geen sprake was van een algemene
recessie.

De Nederlandse uitgangspositie bij het begin van de huidige recessie was daarentegen gunstig, met buiten de
bankensector een hoge winstquote - vorig jaar nog meer dan 14 procent. In het lopende slechte jaar valt de quote terug
tot toch altijd nog ruim 9 procent.

In dit extreem slechte jaar voorziet het CPB nog altijd een winstquote van meer dan 9 procent. Zonder extra loonmatiging
boven wat zich toch al 'vanzelf' gaat voltrekken.

You might also like