You are on page 1of 4

espaol

a ah,all,all algn/o/a aquel/aquella/ aqul/aqulla aqu aunque bajo adjetivo buen(o), -a uso como adjetivo cmo?/como cosa, lacundo?/ cuando cyo (a)? / cuyo(a) de decir dentro detrs el artculo /l pronombre

holands
aan; naar; om; op; met daar, daarheen een of ander die, dat (daarginds) bijvoeglijk/zelfstandig gebruikt hier hoewel klein; laag goed hoe? /(zo)als zaak, ding wanneer ?/ als; wanneer wiens ?/ wiens, wier van; uit; als zeggen binnen, in achter de; het/ hij

espaol
acabar/acabar de +infinitivo ahora antes aquello aun/ an (no) bajo preposicin bien adverbio cada con cul?/ el/la/lo cual relativo cunto? / cuanto dar deber delante despus dnde? /donde ella /ellos (as)

holands
(be)eindigen;voltooien/aktie werkwoord net voltooid nu voor (tijd)/vroeger dat zelfs/ nog (niet) onder goed ieder met welke ? / die, dat hoeveel ? / alles wat geven moeten/ verschuldigd zijn voor (plaats) na (tijd) waar?/waar zij 3e persoon vrouwelijk enkelvoud /mannelijk en

personal ello neutro encima (de) entre estar fuera gran(de) uso como adjetivo haber hacer hasta/hasta que ir la /las lo / los
het boven; op; over tussen, onder zijn; zich bevinden buiten; naar buiten groot hebben/zijn (hulpwerkwoord) doen/maken tot; zelfs / totdat voegwoord gaan de,het / lidwoord vrouwelijk enkelvoud/meervoud ; haar/ze persoonlijk voornaamwoord enkelvoud/meervoud (personen en zaken); u vrouwelijk enkelvoud/meervoud het (voor bijvoeglijk naamwoorden) ; het persoonlijk voornaamwoord onzijdig / de lidwoord mannelijk meervoud ; hem/ze persoonlijk voornaamwoord mannelijk enkelvoud/meervoud (personen en zaken); u mannelijk enkelvoud/meervoud

pronombre personal en entonces ese, esa/se, sa, eso este,esta / ste,sta, esto fuera,degustar haber acabado/terminado hacia hay / hay que jams le /les

vrouwelijk meervoud in; aan; op; bij dan/toen die, dat (daar bij u) bijvoeglijk/zelfstandig gebruikt deze, dit (hier) bijvoeglijk/zelfstandig gebruikt van elders bevallen klaar zijn naar plaats; tegen tijd er is; er zijn / men moet nit aan hem, haar, u / aan hun, u meervoud ; hem, haar, u/hen persoonlijk voornaamwoord mannelijk enkelvoud/meervoud

lugar

plaats

ms mi(s) / mo/a/as mucho(a) uso como adjetivo/mucho uso como adverbio

meer

me mismo (a)/el, lo mismo, la misma muy

(m na voorzetsel) aan (voor) mij; mij persoonlijk voornaamwoord zelf/dezelfde, hetzelfde

mijn / van mij bezittelijk

veel/erg, veel

voor bijvoeglijk naamwoord/bijwoord zeer

nada ningn/o/a nos pronombre personal nuestro/a/os/as pronombre posesivo o otra vez para pasar poco(a) adjetivo/poco adverbio poner por que primer/o/a que /qu? quin(es)? / quien(es) se ser siempre sobre tal(es)

niets geen enkel(e) ons (van) ons

nadie no nosotros/as nunca os pronombre personal otro(a)/ otros/as la parte pequeo(a) poder por por qu? pues querer saber seor(a),el/lasi /s sin su (s) /suyo/a/as tambin

niemand niet/nee wij; ons na voorzetsel nooit

(u voor o of ho) of opnieuw om te/voor/naar voorbijgaan/gebeuren/doorbrengen tijd weinig zetten/plaatsen/neerleggen omdat eerst(e) die/ welke betrekkelijk/ wat?; wat voor een? wie? / die; diegene die; wie (s na voorzetsel) zich zijn altijd op/over zulk; dergelijke

jullie een ander(e)/andere deel/kant klein (ue klinkerwisseling) mogen/kunnen; in staat zijn door/voor (ruil;offer)/wegens waarom? omdat/ want/ wel, nou (stopwoordje) (ie klinkerwisseling) willen/ houden van weten/kunnen/kennen/verstand hebben van mijnheer/mevrouw als; of /ja zonder zijn/ uw /haar/ hun bezittelijk ook

tan te todo(a) como adjetivo /todo como adverbio tu(s) / tuyo/a/as un(a)/uno(a)s venir volver a + infinitivo vuestro(a) pronombre posesivo ya

(voor bijvoeglijk of bijwoorden) zo (ti na voorzetsel) jouw persoonlijk voornaamwoord ieder; helemaal; geheel; alles; de hele/geheel en al volkomen jouw/van jou een/ enige (ie klinkerwisseling)komen opnieuw doen/weer doen aktie van het werkwoord

tanto(a) como adjetivo / tanto como adverbio tener tomar t Usted/es vez, lavosotros/as pronombre personal y ("e" delante de "i" o "hi") yo

zo groot; zo veel/ zo zeer; zo lang (ie klinkerwisseling) hebben/bezitten nemen/drinken/afslaan jij u enkelvoud en meervoud keer jullie persoonlijk voornaamwoord

(van) jullie bezittelijk al/reeds/nu/thans

en ik

You might also like