You are on page 1of 14

P.

OVIDIUS NASO, METAMORPHOSEN


752 De oorlogsgodin wendt haar cirkel van grimmig licht1 naar haar en ze slaakte zuchten diep met zon grote beweging, dat zij tegelijkertijd haar borst hevig schudde en de Aegis geplaatst op haar dappere borst. Het komt op dat zij het geheim onthuld had met haar misdadige hand toen, toen zij de nakomeling van de Lemnosbewoner zag, ontstaan zonder moeder tegen de gegeven afspraak in, en (het kwam op) dat al geliefd zou zijn bij de god en geliefd bij haar zuster en dat ze rijk zou zijn nadat het goud genomen was, dat zij hebberig2 had geist. Meteen gaat ze naar het geschilferd door zwart gif bedekte huis3 van Invidia4. 761 Het huis is verborgen in de onderste valleien van die5, de zon missend, niet toegankelijk voor enige wind, droevig en zeer vol van traagmakende koude, zodanig6 dat het7 altijd leeg is van vuur, altijd rijk is aan nevel. Toen/zodra hier de godin die te vrezen is in de oorlog8 aankwam, bleef zij staan voor het huis ook niet immer houdt zij het voor betamelijk te gaan onder de daken en ze beukt op de deurposten met haar uiterste (de punt van haar) lans. Hevig geschud gaan deuren open: zij ziet binnen degene die addervlees eet, het voedsel van haar eigen gebreken9, Invidia, en zij wendt haar ogen af van de geziene10; maar zij rijst lui op van de grond en laat de lichamen van de half opgegeten11 slangen liggen en met trage tred gaat zij voort. En zodra ze de bekoorlijke12 godin zag zowel door haar gestalte als haar wapens, begon ze te zuchten en voerde zij het gezicht van de godin naar haar zuchten13. De bleekheid zit in haar gezicht, de uittering in haar gehele lichaam, nergens een rechte blik14, haar tanden zijn loodkleurig door roest, haar borsten zijn groen door gal, haar tong is overgoten door gif. Het lachen is afwezig, als niet de geziene pijnen de een of andere15 bewogen hebben. Noch geniet zij van slaap, opgeschrikt door waakzame zorgen, maar ze ziet en kwijnt weg door het zien van het ondankbaar succes van mensen en tegelijk knaagt ze af en wordt ze afgeknaagd, en ze is haar eigen straf16; hoewel zij deze haatte met dergelijke woorden sprak Tritonia haar echter kort toe: Vergiftig met jouw verderf een enkele van de dochters van Cecrops! Zo is het nodig; zij is Aglauros. Niet meer gezegd hebbend vluchtte ze en drukte de grond weg nadat haar lans (er) in gedrukt was.

1 2

Metafoor: haar oog Bepaling van gesteldheid 3 Tecta: pars pro toto (metonymia) 4 Jaloezie 5 Het huis 6 Consecutief / definirend (coni) 7 Antecedent van domus 8 In de oorlog: locativus 9 Moreel gebrek 10 Visa, lang dus abl > seperativus 11 Half opgegeten lichamen van de slangen : enallag 12 Bekoorlijk door haar gestalte en wapens 13 Minerva had haar hoofd afgewend, doordat Invidia zucht kijkt ze weer terug 14 Zo scheel als Invidia! Scheel kijken van jaloezie >IN-VI-DI-A< 15 aliquem 16 Wat zij bij anderen teweegbrengt ondervindt zij ook zelf

787 Terwijl zij de vluchtende godin met een schuine blik 17waarnam, gaf ze klein gemompel/ kleine gemompelde woorden en treurde over het feit dat Minerva zou slagen/ het aan Minerva zou lukken18 en ze grijpt haar staf, die19 doornige snoeren geheel20 omgaven, en omhuld door zwarte wolken, en waarlangs ook maar zij ging, vertrapt zij de bloeiende velden en verschroeit zij het gras en plukt zij de hoogste papavers21 en met haar eigen adem verontreinigt ze de volkeren en steden en huizen en uiteindelijk aanschouwt zij Tritonische22 de burcht die bloeiend is door talenten en rijkdommen en door feestelijke vrede en nauwelijks houdt zij haar tranen vast, omdat zij niets betreurenswaardigs waarnam, maar nadat zij de slaapkamers van de dochter van Cecrops23 binnen getreden was, voert zij haar geboden uit en ze raakt de borst aan met haar hand door roest gekleurd en zij vult de borst24 met haakvormige doornen en zij ademt het schadelijke pikzwarte gal in25 en door de botten heen verspreidt zij het en ze sprenkelt het gif midden in de long. 802 En opdat niet de oorzaken van het kwaad niet dwalen over een bredere ruimte26, plaatste ze de zus27 voor haar ogen en het gelukkige huwelijk28 van de zus en de god onder een mooi beeld29 en ze maakt alles groot; door deze dingen opgehitst wordt de dochter van Cecrops30 gepijnigd door geheime pijn en ze zucht s nachts onrustig en overdag onrustig en zeer ongelukkig smelt zij door een trage verrotting, zoals ijs gewond door een onzekere zon. En zij wordt niet zachter verbrand door de goede dingen van de gelukkige Herse, dan wanneer31 het vuur onder stekelige kruiden wordt geplaatst, die ook niet vlammen geven en die verbrand worden door een zachte lauwheid. Vaak wilde ze sterven opdat zij niets dergelijks zou zien.32 Vaak wilde ze het aan haar strenge vader vertellen als een misdaad; tenslotte ging ze zitten op de drempel ertegenover en ze was van plan33 de komende god buiten te sluiten; 815 tegen hem, terwijl hij vleierijen en smeekbedes en zeer vriendelijke woorden strooide, heeft ze gezegd: Houd op, ik zal34 niet mij hiervandaan bewegen, tenzij nadat ik jou verdreven heb35. De snelle Mercurius zei Laten wij volharden in dit verdrag en hij opende met zijn hemelse twijg de deur, maar aan haar, hoewel zij probeerde op te rijzen, konden de delen, wat betreft welke36 er wordt
17 18

metafoor Ellips esse 19 Relativum, ant; baculum 20 quod 21 Of de papavertoppen, net als bij Livius met T. Superbus die de boodschap zendt door toppen van papavers af te hakken. Ook wel: tall poppy syndrome 22 Tritonia, - idis, acc: Tritonida 23 Abl originis (seperativus) 24 Borstkas > metoniem voor hart 25 In = naar binnen 26 Anastrofe = per spatium latius / om te voorkomen dat ze over een te brede ruimte zouden uitdwalen, ze programmeert het meisje 27 Herse (die met Mercurius ging . . . en) 28 Eufemisme voor seks 29 mooie slo-mo montage in de wei 30 = Aglauros 31 Cum = temporeel 32 Aglauros begint steeds meer eigenschappen van Invidia te tonen 33 Was zullende buitensluiten 34 Perifrastisch futurum; (metri causae), is veel nadrukkelijker 35 Moet voltooid zijn ivm het futurum in de hoofdzin 36 Meervoud dus past niet bij het onderwerp: respectus

gebogen37 bij het zitten, niet bewegen38 door een traagmakende zwaarte. Weliswaar vocht zij zich met rechte romp te verheffen, maar het scharnier van haar knien was vast, en de kou gleed door haar nagels heen naar beneden, en de aderen waren kleurloos nadat het bloed was verloren39. En zoals40 een gezwel een ongeneeslijk kwaad breeduit pleegt te kruipen, en de onaangetaste delen aan de aangetaste pleegt toe te voegen, zo kwam de dodelijke winter langzaam in haar borst en sloot de levenswegen en luchtpijpen af. Noch heeft zij geprobeerd te spreken, noch, als zij het geprobeerd had41, had zij een weg van de stem; reeds omvatte de rots de hals, en haar lippen was hard geworden, en ze zat als een bloedeloos beeld. Noch was zij een witte steen: haar geest kleurde haar. Toen Mercurius deze bestraffingen42 van woorden en van een goddeloze geest had gegeven, verliet hij het naar Pallas vernoemde land en ging hij naar de hemel door het uitslaan van zijn vleugels. Europa De vader nam hem terzijde, hoewel hij niet de oorzaak 43, [namelijk] liefde, liet blijken, zei hij: Trouwe dienaar van mijn bevelen, zoon, aarzel niet langer en vlieg44 met je gebruikelijke snelle beweging snel naar beneden, en welk45 land46 opkijkt naar jouw moeder47 van de linkerkant de autochtone bewoners noemen het Sidon qua48 naam zoek dat op; en welke kudde van de koning jij ziet grazen op een afstand in de bergen groeiend gras, drijf naar de kust! Hij sprak, en de al lange tijd van de berg verjaagde jonge stieren zoeken de bevolen kusten op, waar de dochter van de grote koning gewend was te spelen begeleid door de maagden van Tireus49. Niet komen verhevenheid en liefde goed bij elkaar noch bevinden ze zich in n zetel50: Nadat hij was verlaten door de last van de scepter, hult deze vader en leider van goden, door wie de rechterhand bewapend is met driepuntige vuren, die met een wenk de wereld omverwerpt, zich in het aanzicht van een stier en gemengd met de jongen stieren loeit hij en hij dwaalt welgevormd rond in de zachte grassen. 852 Natuurlijk51 was de kleur van sneeuw, die noch de sporen van een harde voet hebben vertrapt noch een regenbrengende zuidenwind doet smelten. Zijn nek stond naar voren52 door spieren, de halskwabben/ wammen hangen van zijn schouders, zeker kleine hoorns, maar welke je zou beweren53 met de hand gemaakt te zijn54, en meer zuiver dan een doorzichtige edelsteen. Noch waren er dreigementen in het voorhoofd noch angstwekkend licht55: het gezicht heeft vrede. De
37 38

/ men zich buigt; te vergelijken met mutare (iets veranderen)/ mutari (zich veranderen) Nequeunt: neque-ire 39 Door het bloedverlies (dominant ptc) 40 Ut.. sic 41 Fuisset is raar, want de verleden tijd zit al in conata, is een beetje een bijvoeglijk naamwoord geworden 42 Poenas capere: straf geven; poenas dare: straf krijgen 43 Gen. explicativus 44 deponens 45 betrekkelijk 46 Antecedent zit in de bijzin!!! Want de bijzin komt eerst, dus moet hierin opgenomen worden 47 sterrenbeeld 48 Abl van betrekking 49 Dativus auctoris 50 Sententia; algemene uitspraak, hij wordt namelijk een dartelend stiertje 51 Zwwwaaaaar ironisch, de dandy stier moest sneeuwwit zijn! 52 Dichterlijk meervoud 53 Potentialis/ consecutief (zodat je kan beweren) 54 Aci; ellips esse 55 Metoniem (ev ipv meervoud)

dochter van Agenor56 bewondert hem, omdat hij zo welgevormd was, omdat hij niet dreigde57 met een gevecht. Maar hoewel hij tam was vreesde ze hem voor de eerste keer aan te raken: kwam zij spoedig en zij strooide bloemen over zijn vrolijke gezicht. 862 Hij verheugt zich omdat hij verliefd is en hij geeft kussen aan haar handen, opdat intussen58 het genot waar hij op hoopte kwam59 - reeds met moeite, met moeite stelt hij de rest uit! en nu eens benadert hij haar speels en springt rond in het groene gras, dan weer legt hij de sneeuwwitte flank in het bruingele zand en nadat de vrees geleidelijk neergelegd is biedt hij nu eens zijn borst, die moet worden beklopt met een maagdelijke hand, dan weer zijn hoorns, die moesten worden gestrikt met nieuwe bloemenkransen. De koninklijke maagd durfde ook te gaan zitten op de rug van de stier, niet wetend, op wie zij zat: toen de god eerst geleidelijk valse stappen van zijn voeten zette in de golven vanaf het droge land en de kusten, vervolgens ging hij hiervandaan verder weg en over het oppervlak van de zee in het midden droeg hij zijn buit. Deze beeft en ze kijkt terug, weggevoerd, naar de achtergelaten kust en ze hield met de rechterhand een hoorn vast, de andere was geplaatst op de rug; de trillende kleren worden opgebold door de wind. Liber III 1 En de god had zich reeds bekend gemaakt, nadat het beeld van de bedrieglijke stier was neergelegd en het land van Dicta bereikte, toen de onwetende vader aan Cadmus beval het geroofde meisje overal te zoeken en hij voegde als straf ballingschap toe, als hij haar niet zou vinden, door dezelfde daad vroom en misdadig. Nadat hij de hele wereld had doorkruist wie kan60 immers de stiekeme daden van Juppiter grijpen? als vluchteling vermijdt de nakomeling van Agenor zijn vaderland en de toorn van zijn vader en als smekeling raadpleegt hij het orakel van Apollo en vraagt welk land moet61 worden bewoond. 10 Apollo zei, Een koe zal jou tegemoet lopen op de eenzame akkers, die geen juk geduld heeft en vrij van een gekromde ploeg. Doorkruis met deze als leider de wegen en, op welk gras zij gerust zal hebben, zorg62 ervoor dat jij muren opricht en noem deze Boeotia63. Nauwelijks was Cadmus uit de orakelgrot64 van Delphi goed afgedaald: (en) hij zag een onbewaakte jonge koe langzaam gaan, die geen teken van dienstbaarheid om de nek droeg. Hij volgde en met ingehouden pas trad hij in haar voetsporen en stil aanbidde hij Apollo de gids van de weg. Reeds was hij de doorwaadbare plaatsen van de Cephisus en de akkers van Panope gepasseerd: De koe stond en terwijl ze haar welgevormde voorhoofd met/door hoge hoorns65 naar de hemel ophief verjoeg ze de lucht(en) met het loeien. En zo, achter zich haar metgezellen ziend die haar rug volgden, ging zij liggen en liet haar zijde in het zachte gras zakken. Cadmus betuigde dank en kuste de

56 57

Abl originis Coni; quod + coni = subjectieve reden, geeft weer wat zij denkt 58 Dum + coni: finaal > streeftijd waarin iets moet gebeuren 59 foreplay 60 potentialis 61 Coni van de relatieve vraag 62 Imperativus 2! (vocato, vocato, vocatote, vocanto) 63 Koeienland! 64 Abl seperativus, + hij was al in de grot 65 Abl quantitatis/ mooi door hoge hoorns: bij speciosam

buitenlandse grond en groette de onbekende bergen en akkers. Hij was van plan heilige dingen66 aan Zeus te maken: Hij beval de dienaren te gaan en uit de levende bronnen67 golven te plengen die als dankoffer uitgegoten moesten worden. Er stond een oud bos dat nooit geschonden was door een bijl, en een spelonk in het midden, dicht met twijgen en een wilgentwijg, vormend een lage boog door verbindingen van stenen, vruchtbaar door vruchtbaar makende wateren68, waar in een grot een slang van Mars verborgen was, in het oog vallend door gouden kammen69. De ogen fonkelden door vuur, het gehele lichaam was gezwollen door het gif, drie tongen trilden, zijn tanden stonden in een drievoudig gelid. En nadat degenen die vertrokken waren vanaf het Tyrische volk dit bos hadden aangeraakt, met noodlottige stap, en nadat de kruik neergelaten in de golven een geluid had gemaakt, verhief de donkerblauwe70 slang zijn kop uit de lange grot71 en hij gaf een huiveringwekkend gesis. De vazen ontglipten aan de handen72 en het bloed verliet het lichaam, en een plotselinge siddering beving de ledematen, als door de donder getroffen. 41 Hij draaide met bochtige kronkelingen schubbige cirkels en in onmetelijk grote bogen kromde 73 hij zich in een sprong, en zich meer74 dan het middelste deel75 opgericht naar de lichte/ijle76 hemelen keek hij neer op het hele woud en hij was met zon groot lichaam77, als (met welke)78, als je het geheel zag, degene die de Arctos79 scheidt is. Een geen uitstel, hij bezette de Phoenicirs, alsof zij jegens hem wapens voorbereidden, alsof de vlucht, alsof de angst zelf allebei weerhield: hen doodde hij met een beet, met lange wurggrepen die, hen met het toe blazen van80 dodelijk gif door etter. 50 De zeer hoge zon had reeds de schaduwen gering gemaakt81: de zoon van Agenor verwondert zich, wat voor uitstel er is82 voor zijn makkers, en hij spoort de mannen op. De bedekking was een pels, ontrukt aan een leeuw83, zijn wapen een lans van een schitterend ijzer en een werpspies, en een geest/moed voortreffelijker dan elk wapen. Zodra hij het bos binnenkwam en de gedode lichamen zag en als overwinnaar de vijand erbovenop met zijn grote lichaam, die de trieste wonden met bloederige tong likt, zei hij: Ik zal of een wreker van jullie dood, zeer trouwe lijken, of de metgezel! Hij heeft gesproken, en met zijn rechterhand hief hij een rotsblok op en met grote inspanning gooide hij het grote ding. De hoge stadsmuren met hoge torens zouden84 bewogen zijn door de stoot daarvan: de slang bleef zonder wond, en hij stootte de sterke slagen af verdedigd door
66 67

= offer Stromend water! 68 Een beetje spot van Ovidius ivm de rijke huizen van de Romeinen 69 Kammen en goud: hediadis (?) 70 Kleur van de zee met niet al te best weer 71 De slang is heeeeel lang 72 Van de slaven die water aan het halen zijn 73 Mediaal passief/refelxief 74 Acc van uitgestrektheid (geeft niet zoals de abl een punt aan) 75 Abl comperationis 76 Bovenlucht, goden.. 77 Abl qualitatis 78 Quanto [corpore est] 79 De beren 80 Gen. obiectivus 81 Het is altijd mooi weer als er iets gaat gebeuren 82 Afhankelijke vraag 83 Dativus incommodi 84 Onafgemaakte irrealis

zijn schubben en de hardheid van zijn donkere vel op de manier van een pantser. Maar niet overwon hij met dezelfde hardheid ook de werpspies: welke bleef steken in de middelste kromming van de taaie ruggengraat bevestigd en geheel in zijn ingewanden daalde wat betreft het ijzer85. Woest door de pijn draaide hij zijn hoofd naar zijn rug en hij bekeek zijn wonden en hij beet de vastgezette schacht, en deze, zodra hij het naar elke kant met veel geweld had bewogen, rukte hij met moeite uit zijn rug; het ijzer bleef echter steken in zijn botten. Toen weliswaar, nadat bij zijn gewone woede kwam een nieuwe oorzaak, zwollen zijn kelen op door volle aderen, en een witachtig schuim stroomde rondom zijn ziekmakende bek, en de aarde weergalmde, geschuurd door schubben, en de zwarte adem, die vanuit zijn Helse mond kwam, taste de lucht, zodat die bedorven was. Nu eens kronkelt hij zichzelf in kronkels, die een immense cirkel maken, soms staat hij rechter dan een lange boomstam erbij, hij stort zich nu met enorme vaart86 net als een rivier die is opgejaagd door regenbuien en hij gooit met zijn borst de in de weg staande bossen omver. De zoon van Agenor gaat een beetje opzij en hij houdt de aanvallen met de huid van de leeuw tegen en hij belemmert de dreigende bekken met de voor zich uitgehouden punt: Hij raast en geeft zinloze wonden aan het ijzer en hij bevestigt zijn tanden in de punt. 85 En reeds was het bloed begonnen te lekken vanaf het vergiftige gehemelte en door het besprenkelen had het het groene gras bevochtigd: maar de wond was licht, omdat hij zich terugtrok van de stoot en nadat die geschonden was bracht hij de nek naar achter en verhindere dat de slag zat door te wijken en niet duldde hij verder te gaan, totdat de zoon van Agenor het zwaard, geslingerd in de keel, door steeds te volgen voortdurend drukte, totdat87 een eik, terwijl hij terug ging, in de weg stond88, en de nek is samen met het eikenhout vastgehecht. De boom is gekromd door de zwaarte van de slang en kermde dat de eiken zelf gegeseld werden door het onderste deel van de staart. Terwijl de overwinnaar de omvang van de overwonnen vijand overweegt, is plotseling een stem gehoord en niet was hij duidelijk te herkennen, waarvandaan; maar hij is gehoord! Waarom, zoon van Agenor, aanschouw jij een gedode slang? Ook jij zal zelf gezien worden als een slang. Hij lange tijd sidderend had tegelijkertijd met de geest zijn kleur verloren, en de haren stonden stijf door ijskoude angst. Kijk de beschermster van de man Pallas is aanwezig, neergedaald van de bovenaardse hemelen, en beveelt zij de slangentanden te zaaien onder bewogen aarde, de zaden van het volk dat zal zijn. Hij gehoorzaamt en, zodra hij de vore zichtbaar heeft gemaakt nadat de ploeg was ingedrukt, strooit hij de bevolen tanden, de sterfelijke zaden, op de grond. Vervolgens groter dan vertrouwen89 begonnen90 de aardkluiten (zich91) te bewegen, en de eerste slaglinie van lans vanaf de voren verscheen, die wiegelen wat betreft92 hun geschilderde top, spoedig komen de schouders en borst en de armen bewapend met wapens te voorschijn, en de schilddragende93 oogst van mannen groeit. Zo, zodra de toneelgordijnen in94 feestelijke theaters worden opgeheven, zijn de afbeeldingen gewoon op te rijzen en eerst het gezicht te tonen, de overige geleidelijk, en met een
85 86

Acc Graecis Hypotetisch van *impes, impetis 87 Als dum terwijl betekent heeft het altijd een praesens bij zich!! 88 Hij wordt aan de boom geniet 89 Heftiger dan dat je zou willen geloven. Maius is een bijwoord 90 Coepisse + een passieve inf (met passieve betekenis) > coepisse wordt dan ook passief 91 reflexief 92 Abl limitationis 93 Enallag 94 Abl loci

evenwichtige voortgang staan ze, naar buiten gebracht, geheel open en ze plaatsen de voeten op de onderste rand. Verschrikt omdat er een nieuwe vijand was95 maakte Cadmus zich gereed de wapens te grijpen. 116 Pak ze niet van het volk, dat de aarde had gemaakt, riep er n uit, en verwikkel jezelf niet in burgeroorlogen! En zo slaat hij met zijn onbuigzame zwaard in een handgemeen een van de uit de aarde geboren broers; zelf valt hij van verre door een speer. Hier ook degene die hem had gegeven aan de ondergang, leeft hij niet langer dan hij en ademt hij de lucht(en), welke hij net had ontvangen. En met een gelijk voorbeeld raast de verwarring aan allen, en door hun oorlog96 zelf vallen plotseling de broeders door wederkerige wonden. En de jeugd, die door het lot de ruimte van een kort leven toebedeeld had gekregen, sloeg97 reeds de bloedige moeder met een lauwe borst, waarvan er 5 overleven98, van welke n Echion was. 127 Hij wierp zijn wapens op de grond vanwege een waarschuwing van Athena en hij vroeg en hij gaf een belofte van broederlijke vrede. Hen heeft de Sidonische gast gehad als metgezellen van zijn werk, toen hij de stad neerzette, bevolen door het orakel van Apollo. Reeds stond Thebe. Jij kon reeds, Cadmus, gelukkig schijnen in je ballingschap99: De schoonouders Mars en Venus waren aan jou ten deel gevallen100. Voeg hieraan het geslacht uit een zo grote echtgenote, zoveel dochters als zonen en kleinkinderen, dierbare kinderen, deze reeds ook jongemannen, maar de laatste dag van de mens moet natuurlijk altijd afgewacht worden, en niemand moet gelukkig genoemd worden voor het sterven en bij het laatste, de begrafenis. De eerste oorzaak van verdriet te midden van zoveel voorspoed, Cadmus101, was een kleinzoon voor jou, en vreemde horens, toegevoegd aan zijn voorhoofd, en jullie, honden, verzadigd door het bloed van je meester. Maar als jij goed zou zoeken, zou jij in hem een misdaad van het Lot zoeken, niet een misdaad: immers wat voor een misdaad had een dwaling102? De berg was gekleurd door het doden van verschillende wilde dieren, en reeds had het midden van de dag de schaduwen van dingen samengetrokken, en de zon was evenveel verwijderd van beide eindpalen: toen de Boeotische jongeman de deelnemers aan zijn werken, die 0.0 ronddwaalden langs afgelegen holen, toesprak met vriendelijke mond: De netten en het ijzer zijn nat, vrienden, met bloed van wilde dieren, en de dag heeft voldoende geluk gehad103. Wanneer een nieuwe Aurora, rijdend op haar goudblonde wielen, het licht terug zal leiden, zullen wij het voorgenomen werk herhalen, nu is Apollo evenzeer verwijderd van elk van beide landen en hij splijt de akkers in twee met warmte. Legt het huidige werk neer en heft de netten vol knopen op! De mannen deden wat hen bevolen was en zij onderbroken hun werk. Er was een vallei, dichtbegroeid met pijnbomen en met scherpe cypres, met de naam Gargaphi, gewijd aan de omgorde Diana, van wie in de laatste uithoek een bosgrot is, door geen enkele kunst bewerkt: de natuur had de kunst

95

Door de nieuwe vijand kan niet, er staat geen a(b). Zou metrum causae kunnen gaan. Of hostis wordt als collectief worden gezien en is dus niet per se een menselijk wezen. 96 Mars/oorlog = metonie 97 Ad sentiam: meervoudig werkwoord, enkelvoudig onderwerp 98 Abl abs (fiets zonder wielen) 99 Bijna adversatief, ondanks je ballingsschap 100 Cadmus was getrouwd met Harmonia 101 Zon aanspreking midden in het verhaal: apostrofe 102 Het stuiten op Diana kan hij niks aan doen 103 Dramatische ironie

nagemaakt met haar eigen talent104; want door een levende105 pluimsteen en lichte tufstenen had ze een natuurlijke boog opgetrokken. Aan de rechterkant weerklinkt een bron, zeer helder door dun water, omringd door een grasrand wat betreft zijn open openingen. Hier was de godin van de wouden gewoon, vermoeid door de jacht, haar maagdelijke ledematen te overgieten met vloeibare dauw. En nadat zij daarheen binnen was gegaan, heeft zij aan n wapendraagster van de Nymphen een speer gegeven en haar pijlkoker en haar ontspannen bogen; de andere legde haar armen onder de afgelegde mantel; twee namen de riemen van haar voeten af; want Crocale, de dochter van Ismenus, bond haar haren, uitgespreid over haar nekken, vast in een knot, geleerder dan zij, hoewel zij zelf met losse106 (haren) was. 171 Nephele en Hyale en Ranis en Psecas en Phiale vangen het water op, en ze gieten het uit107 de ruime kruiken. En terwijl Diana daar een bad neemt met het gebruikelijke heldere water, zie108 de kleinzoon van Cadmus, nadat een deel van de inspanningen is uitgesteld, dwalend door het onbekende woud met onzekere stappen, komt naar het heilige woud: zo brachten de lotsbeschikkingen hem. Zodra hij de grotten met de dauwende bronnen binnen ging, naakt als zij waren, nadat de man gezien was sloegen de nimfen hevig op hun eigen borsten en met plotselinge jammerklachten vulden zij het woud helemaal en verspreid rondom Diana bedekten ze (haar) met hun eigen lichamen. De godin zelf is echter langer dan zij en tot aan de nek steekt zij boven allen uit. Welke kleur gewoonlijk is voor wolken, gekleurd door een straal van de toegekeerde zon of van/voor de purperen Dageraad, die was in het gezicht van Diana, toen zij zonder kleding gezien was. Hoewel zij omringd is door een menigte van haar eigen metgezellinnen, plaatste ze zich bij de donkere kant en draaide haar gezicht terug en, alsof/hoewel ze wilde dat ze haar pijlen klaar had, die zij had109, zo/toch schepte zij de wateren/, die zij had110 en goot zij het over het mannelijke gezicht en terwijl zij de haren besprenkelde met wrekend water voegde zij de voorspellende woorden aan111 zijn toekomstige nederlaag toe: Nu is het aan jou geoorloofd dat je vertelt, dat ik ben gezien nadat ik mijn kleren had neergelegd, als jij zal kunnen spreken! En niet meer gedreigd hebbende geeft zij aan het besprenkelde hoofd hoorns van een levendig112 hert, zij geeft lengte aan de nek en maakt de toppen van de oren spits, en toen met de voeten de handen, toen met de armen veranderde ze het met de lange onderbenen en ze omhult het lichaam met een gevlekte vacht. En de angst is toegevoegd. De halfgod, zoon van Autonoe, vlucht en verwondert hij zich dat hij zo snel is in het lopen zelf. Maar zodra hij zijn gezicht en de hoorns zag in het water, was hij van plan te zeggen: Arme mij!: Geen enkele stem volgde. 202 Hij zuchtte: dat was zijn stem; en de tranen stroomden niet over zijn eigen gezicht; slechts de vroegere geest bleef. Wat moet hij doen? Moet hij teruggaan naar huis en het paleis? Of moet hij zich schuil houden in de wouden? Hiervan weerhield schaamte, daarvan angst hem. Terwijl hij aan
104 105

Paradoxaal: de natuur maakt de kunst na. Ovie vergelijkt wat echt is juist met wat nep is Lichte, niet kunstmatig 106 Abl qualitatis 107 Abl seperativus 108 Ecce: typisch tussenvoegsel, hangt verder in de zin niks van af (en-ce > dactisch suffix) 109 Kan ook; hoewel ze een wapenrusting had, toch spetterde ze met water. Ligt eraan of we Diana als een pussy willen afschilderen 110 Coni kan verklaard worden in de bijzin door de irrealis van het gewenste, of iets met de onvervulbare wens 111 Gen obj 112 Zwaar ironisch aangezien hij over een halve pagina dood is

het twijfelen was, zagen de honden hem: en als eersten gaven Zwartvoet en scherpruikende Spoorzoeker tekens met hun geblaf, de Kretenzische Zwartvoet en Spoorzoeker Spartaans van afkomst, vanaf dat moment kwamen de anderen aanstormen sneller dan snelle wind, Alleseter en Ziener en Bergbeklimmer, allen Arcadirs, en de sterke Hertendoder113 en de grimmige Jager met Orkaan, en Vlieger door zijn voeten en Jager door zijn neus nuttig, en Takkie/Hylaeus onlangs in elkaar geramd door een wild everzwijn en Wouddal, uit een wolf voortgebracht, en Herder, die het vee volgde, en Rover, vergezeld door twee kinderen, en de Sicyonische Ladon, die een samengetrokken onderlijf droeg, en Renner en Kletteraar en Vlekkie en Tijger en Vechter en Witte en Roethond, met sneeuwwit wollig haar en met zwart wollig haar114 en de zeer sterke Spartaan en Stormer sterk door zijn vaart en Snelle en de snelle Wolf met haar Cyprische broer, en Gulzigaard, onderscheiden door zijn witte midden wat betreft zijn zwarte voorhoofd en Zwarte en Krullebol ruw qua lichaam115, en de Onstuimige en Wittand, geboren uit een Kretenzische vader, maar een Spartaanse moeder, en Blaffer met een schelle stem116, en welke het uitstel is te zeggen: Deze menigte volgt uit verlangen naar117 buit over de rotsen en de bergtoppen en stenen die een toegang118 missen, en waarlangs de weg moeilijk is, en waarlangs geen enkele weg is. Hij vlucht, door welke hij plaatsen119 hij vaak gevolgd120 had. Ach! Hij ontvluchtte zelf zijn dienaren! Hij behaagde te roepen: Ik ben Actaeon, herkent jullie meester! Woorden ontbreken aan zijn wil: de lucht weerklinkt met geblaf. Als eerste maakte Zwarthaar in zijn rug (de eerste) wonden, vervolgens Beestentemmer, en de Bergloper bleef hangen in zijn schouderblad. Later waren zij weggegaan, maar over de kortste wegen van de berg is de weg afgesneden; de overige menigte kwam samen, terwijl zij de meester weerhielden en zij brengen de tanden samen in zijn lichaam. Reed ontbreken de plaatsen aan de wonden, hij zucht, en hij heeft een geluid, hoewel niet van een mens, welk een hert toch niet kan geven, en hij vervult de bekende121 bergruggen van treurige jammerklachten en hij draait zijn zwijgende gezicht rond als zijn armen met naar voren gerichte knien, als een smekeling gelijkend op iemand die vraagt. 242 Maar de onwetende metgezellen hitsen de snelle roedel op met de gebruikelijke aansporingen en met hun ogen zoeken ze Actaeon en alsof om strijd roepen zij de afwezige Actaeon bij zijn naam trekt hij zijn hoofd terug en zij klagen dat hij afwezig is, en dat zij de luie niet vatten met een spektakel van een getoonde buit. Moge hij inderdaad afwezig zijn; maar hij is er! En moge hij zien, zelfs niet voelen de woeste daden van zijn eigen honden. Van alle kanten staan zij rond, en zij verscheuren met hun bekken, gestoken in het lichaam, hun meester onder een vals beeld van een hert, en men zegt dat de toorn van de met een pijlenkoker uitgeruste Diana zelfs niet verzadigd was als het leven door de verscheidene wonden beindigd was. Het gerucht is in onduidelijkheid. Aan sommigen scheen de godin meer agressief dan redelijk, anderen prijzen haar en noemen haar waardig door haar strenge kuisheid; een deel vindt aan beide kanten redenen. Alleen de vrouw van Zeus spreekt niet zozeer uit of ze het afkeurt of goedkeurt, maar veeleer verheugt ze zich over de
113 114

Dat is natuurlijk een veeg teken al Abl qualitatis 115 Abl limitationis 116 Gen qualitatis 117 Gen obiect 118 Abl seperativus 119 Een fysieke plaats waar je je kan bevinden: meervoud van locus wordt dan loca 120 Fuerat secutus > dubbelop, ppp wordt bijna als bn opgevat 121 Bekend omdat hij hier vroeger gejaagd heeft

nederlaag van het gevoerde huis van Agenor en door Tyria draagt zij de opeengehoopte haat jegens de concubine over naar de metgezellen van de schoonzoon, kijk plotseling een eerder terugwijkende oorzaak, en zij betreurt dat Semele zwanger is door het zaad van de grote Zeus. Terwijl zij bij ruzies de taal loslaat, zei zij: Hoe kom ik immers zo veel verder door ruzies? Er moet door mij zelf gegaan worden. Ik zal mezelf vernietigen, als ik als de zeer grote Juno naar behoren aanroep, als het mij siert dat mijn rechthand de met edelstenen bezette scepter vasthoudt, als ik de koningin van Zeus ben en zijn zus en echtgenote, zeker zijn zuster. Maar, ik meen, zij is tevreden met het overspel, en het onrecht aan onze slaapkamer is kort. Zij wordt zwanger! Het ontbrak! En de onthulde misdaden draagt zij in haar drachtige moederschoot en de moeder, wat mij nauwelijks beroert, wil dat er n (kind) van Zeus ontstaat: de verwachting van de gestalte is zo groot! Ik zal maken dat zij bedriegt! Ik ben niet de dochter van Saturnus, als niet door Zeus zelf ondergedompeld zij door zal dringen in de golven van de Styx! Zij rijst op van deze troon en verstopt door een bruingele wolk gaat zij naar de drempel van Semele en niet eerder verwijderde zij de wolk, dan dat zij een oude vrouw nabootste en zij plaatste lichtgrijze (haren) bij de slapen en zij doorploegde de huid met rimpels, en zij droeg haar gekromde ledematen met bevende pas, ook de stem maakte ze eigen aan oude vrouwen, en zij was Bero zelf, voedster van Semele, dochter van Epidaurus. Dus toen een gesprek was aangeknoopt en toen zij lange tijd sprak kwamen zij bij de naam van Zeus, ze zucht en zegt, Ik verkies dat het Jupiter is, ik vrees echter alle dingen: velen gingen zedige slaapkamers binnen met de naam van de goden. Noch is het echter genoeg dat het Jupiter is; laat hij zekerheid van de liefde geven, als slecht hij de ware is en zoveel en zodanig wordt ontvangen door een andere Iuno , zo groot en zodanig, moet je vragen, dat de omarming aan jou geeft en dat hij zijn eigen kenmerken neemt! Met dergelijke woorden bewerkte Juno de onwetende dochter van Cadmus: Zij vraagt aan Jupiter een gunst zonder naam. Aan welke de godheid zegt: Kies! Jou zal niets geweigerd worden! Opdat jij des te meer gelooft, dat ook de goddelijke geboden van de snelstromende Styx met een vertrouwelinge moeten zijn: hij is de vrees en de god van alle goden. Verheugd door het kwaad en buitengewoon machtig zijnde en zeer ervaren met de meegaandheid van de beminnende zei Semele Zoals de dochter van Saturnus het gewoon is dat jij haar omvat, nadat wij het verbond van Venus waren aangegaan, z moet jij jou aan mij geven. De godheid wilde de sprekende mond dichthouden: reeds was de stem, zich gehaast door de winden, uitgegaan. Hij zuchtte; immers kan zij niet dit niet gekozen hebben, noch kon zij het niet gezworen hebben. Dus zeer droevig beklimt hij de hoge hemel, en hij sleepte de donkere luchten mee, die zijn gezicht volgden, aan welke hij gemengde wolken en bliksem met winden toevoegde en de donderslag en onvermijdelijk de bliksem. Voor zover als hij echter kon, probeerde hij de krachten aan zichzelf af te nemen. Noch, waarheen hij de honderdhandige Typhoeus met zijn vuur/bliksem neerwierp, wordt hij nu met dit bewapend: te veel van de wildheid is in hem. Een andere bliksem is lichter, aan welke de rechterhand minder woedes en vlammen van de Cyclopen, minder wrokken toevoegde: de goden noemen de wapens gunstig. 307 Hij grijpt ze en gaat het huis van Agenor binnen: het sterfelijke lichaam droeg geen hemelse bliksems en is met de huwelijksgeschenken in vlammen opgegaan. De nog onvoltooide baby van de moeder wordt uit de buik getrokken, en zacht wordt hij in de vaderlijke dijbeen ingenaaid als het waard is te geloven en hij vervult de zwangerschapsperiode. Heimelijk voedt tante Ino hem op met de eerste wiegen: vervolgens verbergen de Nyseidische nimfen hem, toen hij gegeven was, in hun eigen grotten en gaven hem de levensmiddelen van melk. En terwijl deze dingen over de landen

worden gedragen door een wet van het noodslot, zijn de kinderjaren van Bacchus veilig en tweemaal geboren: toevallig verhalen zij dat Jupiter ontspannen (was) door nectar, dat hij de zware zorgen opzij had gelegd en de lege ruimtes zetten uitgelaten grappen met Juno in beweging en hij had gezegd zeker is jullie lust groter dan die mannen beroert. Zij ontkende het. Het behaagt aan de geleerde Tiresias te vragen wat zijn mening is: aan hem was de liefde aan weerszijden bekend. Want twee lichamen van grote slangen, die samenkwamen in het groene bos, verwondde hij met een stoot van zijn stok: min of meer gemaakt uit een man verwonderlijk!- had hij zeven herfsten doorgebracht als vrouw; de achtste zag hij weer dezelfden en hij zei: Als zo groot de macht van een slag aan jullie is, dat zij het lot van de dader verandert in het tegenovergestelde, zal ik ook nu jullie slaan! hij keerde terug uit zijn vorige gedaante nadat de slangen getroffen waren, en de aangeboren verschijning kwam. Hij dus als scheidsrechter genomen over het debat bevestigt de schertsende woorden van Jupiter; en nogal zwaar draagt wordt door de dochter van Saturnus niet in verhouding tot het onderwerp van de ruzie gedragen dat ze verdriet had, en de lichten/ogen van haar eigen rechter heeft zij veroordeeld tot eeuwige nacht. Maar de almachtige vader want noch is het toegestaan aan een god de daden van welke god dan ook ongeldig te maken voor het afgenomen licht gaf hij de toekomstige dingen te weten en hij verlichtte de straf door de eer. Hij gaf, zeer snel onberispelijk bekend door de Aonische steden heen, aan het volk, wanneer het dat vroeg, antwoorden. Als eerste nam de blauwe Liriope met vertrouwen testen van de vaststaande stem, die eens Cephisos met zijn kronkelige rivier omstrengelde en het opgesloten meisje in zijn eigen golven verkrachtte. De zeer mooie nimf met gevulde baarmoeder heeft een kind gebaard, toen reeds iemand die zodanig is dat hij bemind kan worden en zij noemde hem Narcissus. Over deze geraadpleegd of hij de rijpe leeftijden zou zien door een lang leven, zei de voorspellende profeet Als hij zichzelf niet gekend zal hebben. Lange tijd scheen de stem van de waarzegger inhoudsloos. De afloop bevestigde haar en de zaak en manier van de dood en de nieuwigheid van de razernij. Want de zoon van Cephisus had driemaal naar telkens vijf n jaar toegevoegd, en de jongen kon als jongeman schijnen: vele jongemannen, vele meisjes begeerden hem; maar in zijn zachte vorm huisde een harde hoogmoed geen jongemannen, geen meisjes raakten hem aan. De sprekende nimf ziet hem, wanneer hij angstige herten in zijn netten drijft, die noch zwijgt aan degene die spreekt noch leerde eerst zelf te spreken, de weergalmende Echo. Echo was nog een lichaam, niet een stem; en de babbelzieke had geen ander gebruik van haar mond, dan die ze nu heeft, zij kon teruggeven uit velen zoals de laatste woorden. Dit had Juno gedaan, omdat, wanneer zij de nimfen kon grijpen die vaak met haar eigen Jupiter in de berg lagen, hield zij bewust de godin met lang geklets vast, met de bedoeling dat intussen de nimfen zouden vluchten. Nadat Juno dit had gemerkt zei ze de macht over deze taal, waarmee ik voor de gek ben gehouden, zal in kleine mate aan jou gegeven worden en een zeer kort gebruik van de stem: en met de zaak bevestigde ze haar dreigementen; toch herhaalt zij de stemmen op het einde van het spreken en zij brengt de gehoorde woorden terug. Dus toen zij Narcissus zag, die rondzwierf door de afgelegen achterlanden en zij ontbrandde, volgde zij heimelijk zijn voetsporen, en hoe meer zij volgde, was het vuur dichterbij warm, niet anders, dan wanneer levendige zwavels, gesmeerd rondom de toppen van fakkels, het aangebrachte vuur roven. O hoe vaak wilde zij toesnellen met vleiende woorden en zachte smeekbedes aanwenden! De natuur bood weerstand en stond niet toe dat zij begon: maar, wat het wel toestond, zij is gereed geluiden te verwachten, naar welke zij haar eigen woorden terug zou sturen. Toevallig had de jongen gezegd, gelokt vanuit de trouwe troep van metgezellen, Is er wel iemand aanwezig?, en Echo antwoordde .. is aanwezig!. Hij was verbijsterd, en zodra hij zijn blik

rond naar alle kanten zond, riep hij met luide stem, Kom!: zij riep degene die riep. Hij kijkt terug en wanneer er weer niemand komt zegt hij, Wat ontvlucht je mij? en net zoveel woorden als hij zegt, ontvangt hij. Hij blijft staan, en bedrogen door het beeld van een andere stem zegt hij, Laten wij hier samengaan, en niet ooit vrolijker door een geluid op het punt staande te antwoorden, antwoordde Echo Laten wij samen gaan!, en zij begunstigde zichzelf door haar eigen woorden en zij ging nadat zij het bos was uitgegaan, om haar armen te werpen om de verwachte nek. Hij vlucht en terwijl hij vlucht zegt hij, Neem je handen weg uit de omhelzingen! Eerst ik zal sterven, dan dat aan jou toegang is tot ons! Zij antwoord niets behalve, aan jou toegang is tot ons! mingeacht houdt zij zich schuil in de bossen en zij beschermt haar beschaamde mond met gebladerte en vanaf dat moment leeft zij alleen in grotten. Maar toch blijft de liefde hangen en groeit het met het verdriet van de weggedrevene. En de wakende zorgen verzwakken het ongelukkige lichaam, en de magerheid brengt de huid dichterbij en de kracht van het gehele lichaam gaat weg in de lucht122 (?); slechts haar stem en de botten blijven over. Haar stem blijft; men zegt dat de botten een vorm van steen aan had genomen. Vervolgens schuilt zij in de bossen en zij schijnt helemaal niet in de berg; zij wordt door allen gehoord: het is het geluid, in welke zij leeft. Zo hij met haar had gespeeld, zo ook met andere nimfen, die ontspringen aan andere wateren of bergen, zo met voorheen mannen met seksuele omgang; vervolgens had een van hen, veracht, gezegd, terwijl hij zijn handen ophief naar de hemelen, Laat hem zo van zichzelf houden, laat hij zo niet bemachtigd worden door de geliefde!: Nemesis verhoorde de terechte smeekbedes. Er was een schone bron, zilver schitterend door water, die noch de herders noch de geiten die op de berg grazen of ander vee beroerden, die geen enkele vogel noch een wild beest in de war bracht noch een naar beneden gevallen tak van een boom. Er was gras rondom, wat het meest dichtbije vocht deed groeien, en het bos koelde de plek af, zullende dulden geen enkele zonnestraal. 413 Deze jongen zowel door de ijver van het jagen vermoeid als door de hitte ging liggen, zowel het aanzicht van de plek als de bron gevolgd hebbende. En terwijl hij zijn dorst wil lessen (doen bedaren), groeit een andere dorst, terwijl hij drinkt, vastgegrepen door een beeld van een geziene gestalte bemint hij hoop zonder lichaam, hij meent dat het een lichaam is, wat water is. Hij verbaast zich over zichzelf en onbeweeglijk blijft hij hangen in hetzelfde gezicht zoals een teken gevormd van marmer uit Paros. Geplaatst op de grond ziet hij zijn ogen als een tweelingster, de haren zowel waardig aan Bacchus, als waardig aan Apollo, en baardloze wangen en ivoren nekken en de schoonheid van de mond en in een witte glans een rode kleur gemengd, en hij verwondert zich over het geheel, waardoor hij zelf bewonderenswaardig is. Onnadenkend wil hij zichzelf, en degene die goedkeurt, wordt zelf goedgekeurd, en terwijl hij vraagt, wordt hij gevraagd en op gelijke wijze steekt hij in brand en brandt hij. Hoe vaak gaf hij opgehitste kussen aan de bedrieglijke bron! Hoe vaak dompelde hij in het midden van het water zijn armen, die de geziene nek grepen, en niet greep hij zichzelf in deze! Wat hij zag, wist hij niet: maar, wat hij zag, door dit wordt hij verbrand, en dezelfde fout windt de ogen, die hij misleidt, op. O lichtgelovige, waarom grijp jij tevergeefs naar snel vluchtende beelden? Wat jij vraagt, is nergens: wat jij liefhebt, wend je af, vernietig je! Dat is de schim van een weerkaatst beeld, dat jij waarneemt: het heeft zelf niets van zichzelf: met jou is het gekomen en blijft het; met jou gaat het weg, - als jij weg kan gaan! Niet kan een zorg om brood, niet om rust, hem daarvandaan wegtrekken, maar nadat hij was gaan liggen in de schaduwrijke grassen zag hij met zijn onverzadigd oog een bedrieglijke gestalte, en door zijn eigen ogen heen gaat hij en
122

Dit woord staat niet in het woordenboek?

een beetje verzwakt, terwijl hij zijn armen uitstrekt naar de bomen die rondom staan, vraagt hij, Ach oh, bossen, beminde er wel iemand zo wreed? Jullie weten het immers, en jullie zijn aan velen een welkome schuilplaats geweest. Wie herinneren jullie je in de lange eeuwigheid, die zo wegkwijnde, toen de tijdperken zoveel van jullie leven meevoerden? En het behaagt, en ik zie het: maar, wat ik zie en wat behaagt, bereik ik echter niet: zon grote fout houdt de liefhebbende vast! Ook meer zal ik verdrietig zijn, noch scheidt de zee noch een reusachtige weg noch de bergen noch de muren aan gesloten poorten ons: wij worden weerhouden door een beetje water! Hij wil zelf worden vastgehouden! Want hoeveel kussen aan de vloeibare bronwateren zeer uitgestrekt, streeft hij zoveel voorwaarts naar mij met achterover gebogen mond. Jij meent te kunnen worden aangeraakt: het is het minst, wat aan de geliefden in de weg staat. Wie ook maar jij bent, kom hierheen naar buiten! Waarom, unieke jongen, bedrieg jij me, waarheen ook maar ga jij verlangd weg? Zeker is het niet mijn gestalte of leeftijd, die jij ontvlucht, en de nimfen beminnen mij ook. Ik ken de hoop aan mij niet die jij voort stuurt door jou bevriende gezicht, en wanneer ik mijn aren naar jou uit heb gestoken, steek jij ze van jouw kant uit; wanneer ik gelachen heb, lach jij mee; ik bemerkte ook vaak jouw tranen wanneer ik huilde; ook met een wenk gaf jij tekens terug en hoeveel ik vermoed dor een beweging van jouw welgevormde mond, antwoordt jij mij woorden die onze oren niet bereiken. 463 Dat ben ik! Ik heb het bemerkt; mijn schijnbeeld bedriegt me niet! Ik word verbrand door mijn liefde, ik beweeg en draag de vlammen! Wat moet ik doen? Moet ik gevraagd worden, of vragen? Wat zal ik vervolgens vragen? Wat ik wil, is met mij: de overvloed maakte mij arm. O als toch ik zou kunnen weggaan van ons lichaam! Een nieuwe wens in degene die liefheeft: ik zou willen dat, wat wij beminnen, afwezig zou zijn! En reeds rooft de pijn de krachten, en niet blijven de lange tijden van mijn leven over, en ik word vernietigd in de eerste eeuwigheid. En niet is de dood voor mij zwaar, omdat de dood de pijnen zal neerleggen: ik zou willen dat degene, die als dierbaar beschouwt wordt, langer levend zou zijn! Nu zullen wij twee in harmonie in n geest sterven. Hij sprak en nauwelijks nuchter bezonnen keerde hij terug naar hetzelfde gezicht en met zijn tranen bracht hij de wateren in de war, en het is mogelijk dat door de beweging de duistere gestalte teruggegeven was door het meer. Toen hij zag dat die wegging, riep hij uit, Waarheen vlucht je? Blijf, .. verlaat, wrede.., niet mij! Moge het toegestaan zijn, wat niet aan te raken is, te zien, en aan de ongelukkige razernij levensmiddelen te geven! Terwijl hij verdrietig is, trok hij zijn kleed vanaf de bovenste zoom naar beneden en sloeg hij op zijn naakte borsten met marmeren (wit als marmeren) handen (palmen). De geslagen borsten namen een rozerode roodheid aan, niet op een andere manier dan dat vruchten gewoon zijn, die deels glanzend wit, deels rood zijn, of zoals een nog niet rijpe druif gewoon is met verscheidene vertakte stelen van een druiventros de purperen kleur te voeren. Omdat hij het tegelijk in het weer helder gemaakte water ziet, verdraagt hij het niet meer, maar, zoals de gele wassen door het lichte vuur wegsmelten, die van de ochtend en rijpe zijn het gewend door het warme vuur, zo wordt hij verzwakt vloeibaar door de liefde en hij wordt langzaamaan verteerd door123 het verborgen vuur. En niet is de kleur reeds met de gemengde glans van het rood, en niet levendigheid en krachten en welke dingen slechts gezien behaagden, bleef het lichaam niet, wat Echo ooit liefhad. Zodra deze hem echter zag, hoewel zich bewust van de woede, treurde, en hoeveel de ongelukkige jongen, Ach wee! had gezegd, herhaalde zij met weergalmende stemmen, Ach wee! en toen hij met zijn eigen handen zijn bovenarmen had geslagen, gaf zij ook hetzelfde geluid van het slaan. Deze stem was de laatste van degene die in het gewoonlijke water
123

Maar het is een dativus.. auctoris?

keek, Ach wee! Tevergeefs geliefde jongen! En net zoveel woorden zond de plaats terug, en toen hij vaarwel gezegd hij, zei ook Echo, Vaarwel. Hij liet zijn vermoeide hoofd zinken in het groene gras: De dood sloot zijn ogen, die de gestalte van de meester bewonderden. Toen zag hij ook zichzelf, nadat hij was opgenomen door de onderaardse rustplaats, in het water van de Styx. De zusters, boomnimfen weeklaagden, en zij legden de afgesneden haren van hun broer neer, de boomnimfen weeklaagden: Terwijl zij weeklaagden klinkt Echo als begeleiding, en reeds maakten zij een draagbare brandstapel en geschudde .. klaar: nergens was zijn lichaam, zij vonden een saffraangele bloem in plaats van zijn lichaam te midden van omgordende witte bladeren.

You might also like