You are on page 1of 29

Methodologie De klad in de klassieken Hoofdstuk 1 De archeologie en de culturele antropologie hebben hun wortels in de achttiende eeuw; de bestudering van teksten

is van vroeger datum. ngelo !oli"iano# 1$%$ & 1$'$. !oli"iano was niet de eerste die "ich professioneel be"ighield met de (riekse en )omeinse literatuur. l eeuwen was er universitair onderwi*s# dat bestond uit het ge"amenli*k le"en van oude teksten. ls van"elf ontstonden uit de collegedictaten wetenschappeli*ke commentaren. Het genre bestaat nog alti*d# want antieke bronnen "i*n vri*wel nooit te begri*pen "onder uitleg. Helaas viel er voor een geleerde weinig eer te behalen aan het schri*ven van een commentaar. Daarom gingen sommigen ertoe over hun leukste vondsten apart uit te geven# aanvankeli*k als een bloemle"ing uit eigen werk# al snel als een soort essa+bundel. !oli"iano# die "i*n Micellanea publiceerde in 1$,'# was ervan overtuigd dat "ulke ver"amelingen in feite de wedergeboorte vormden van een antiek genre. -m te beginnen realiseerde hi* "ich dat het nieuwe genre een betere manier van verwi*"en mogeli*k maakte. !oli"iano realiseerde "ich echter dat het gevaar op de loer lag dat de auteur "ich vergiste# hi* probeerde daarom "o precies mogeli*k te "i*n. .anneer hi* bi*voorbeeld twee varianten van de"elfde tekst besprak# gaf hi* aan in welke handschriften "e konden worden gevonden. Door "ich"elf "o controleerbaar mogeli*k te maken# hervormde !oli"iano de citeerprakti*k. /en tweede vernieuwing was !oli"iano0s in"icht dat bronnen niet alti*d onafhankeli*k "i*n. /en voorbeeld is de dood van 1+rus de (rote. De overgrote meerderheid van de antieke bronnen vermeldt dat de stichter van het !er"ische )i*k is gesneuveld in een oorlog tegen de Massageten in 1entraal- "i2# maar de (riekse auteur 3enophon beweert dat de knoning een natuurli*ke dood is gestorven# terwi*l 4tesias van 4nidos het houdt op een gewelddadige dood terwi*l hi* streed tegen de 5ndi2rs. De"e laatste twee auteurs werden gewoonli*k genegeerd. !oli"iano "ou er "eker op hebben gewe"en dat weliswaar heel veel bronnen "eggen dat 1+rus sneuvelde in 1entraal"i2# maar dat al die teksten waren afgeleid van 66n oerbron# de (riekse onder"oeker Herodotus. 5n feite is er geen reden om mee te gaan met de meerderheid van de getuigenissen# aange"ien "e ale "i*n te herleiden tot 66n schri*ver# die vermoedeli*k niet beter was ge7nformeerd dan 3enophon of 4tesias. /liminatie van afgeleide bronnen. /liminatie van afgeleide handschriften. De (riekse# 8ati*nse en Hebreeuwse bronnen "i*n overgeleverd in middeleeuwse handschriften# en het was menseli*kerwi*s onmogeli*k dat de kopiist een oude tekst overschreef "onder vergissingen. 5n de Middeleeuwen was het gebruikeli*k geweest dat een kopiist# als hi* werd geconfronteerd met een onbegri*peli*ke passage# de"e naar eigen in"icht verbeterde. !oli"iano wees daarom alle verbeteringen af en probeerde# door manuscripten te vergeli*ken# vast te stellen of er afgeleide en dus eliminieerbare handschriften waren. lleen de"e tekst# de archet+pe# mocht dus worden benut. an de hand van de overgeleverde manuscripten probeerde hi* te reconstrueren hoe verloren originelen eruit ge"ien konden hebben. 9tamboom van teksten# terug te voeren op het : verloren ; archet+pe. rchet+pe hoeft niet de oertekst te "i*n# maar is de voor ons de vroegst construeerbare tekst. <oetsen aan pa+rus-overbli*fselen. /rasmus# 1$==-1%>= De moeili*kere le"ing is sterker. De (rieks-)omeinse historicus rrianus schri*ft dat bi* de stad ?ab+lon een kanaal lag. 5n de handschriften staat nu eens !ollakopas# dan weer !ollakottas. .ie een

archet+pe reconstrueerd# "al op dit punt een keu"e moeten maken. 5n dit geval geeft een spi*kerschrift tablet uitkomst. <och kan !ollakopas niet worden genegeerd. Het doel van een tekstkritische uitgave is nameli*k niet vast te stellen wat de tekst "ou moeten "i*n# maar wat de auteur feiteli*k heeft geschreven. ls rrianus een vergissing maakte# moet die gewoon worden weergegeven. ange"ien het niet ondenkbaar is dat een kopiist stil"wi*gend een vergsising van een auteur heeft gecorrigeerd# hebben beide woorden dus bestaansrecht en is de ene vorm alleen maar waarschi*nli*ker dan de andere. Daarom heeft een wetenschappeli*ke tekstuitgave onderaan de blad"i*de een @kritisch apparaat0# waarin alle tkestvarianten die voorkomen in niet-elimineerbare handschriften. ls geen enkel handschrift een bevredigende le"ing biedt# kan *e gebruik maken van een aantekening waarin een mogeli*kheid gegeven wordt. De toevoeging van kritische apparaten aan wetenschappeli*ke edities lag in !oli"iano0s ti*d nog in de toekomst# maar "e "i*n ondenkbaar "onder de nadruk die hi* legde op controleerbaarheid. .e kunnen hem beschouwen als de grondlegger van tekstkritiek# en daarmee als een van de eerste classici. Ai*n onder"oek "ou in on"e ti*d @"uiver wetenschappeli*k0 worden genoemd# in de "in dat het geen concreet nut had. /erdere oudheidkundigen hadden de antieke teksten gele"en om te doorgronden hoe *e het beste een brief schreef of een toespraak componeerde. De resultaten waren toepasbaar. !oli"iano moest niets hebben van die praktische benaderingB hi* hield van de -udheid om de -udheid "elf. Hi* elimineerde# om "o te "eggen# niet alleen afgeleide bronnen en handschriften# maar ook de directe toepasbaarheid van het onder"oek. (iovanni Canni# 1$>D-1%ED. 1ommentaren antekningen bi* materiaal dat hi* deels had gekregen van een rmeense monnik en deels had aangetroffen in een bibliotheek in Mantua. Het was voor de geleerden van die ti*d volkomen nieuw# herontdekte teksten# waaronder bescrhi*vingen van gebeurtenissen waarbi* het Foodse volk betrokken was geweest. <allo"e bi*belpassages waarvan de historische betrouwbaarheid in twi*fel was getrokken# vonden nu onafhankeli*ke bevestiging. Gormuleert de stelling primaire bronnen "i*n in principe betrouwbaarder dan secundaire bronnen. .erk van Canni bleek vervalst te "i*n# maar de discussie heeft veel goeds gebracht in de discussie over de oudheid. Hitgevonden is hoe de kalenders werkten en er werden regels geformuleerd waarmee authentieke teksten konden worden onderscheiden van niet authentieke teksten. . Het resultaat hiervan was dat kon worden vastgesteld wanneer bepaalde schriftsoorten waren gebruikt# en dit leidde weer tot de teleurstellende ontdekking dat alle manuscripten die waren geschreven in heldere @)omeinse0 letters# in feite stamden uit de negende eeuw. Furisten konden dit toepassen om vervalste middeleeuwse privileges te ontmaskeren : Donatio 1onstantini ring a bellI ;. Het ideaal dat het bi* het vertellen van geschiedenis om de waarheid "ou gaan# was in de )enaissance niet van"elfsprekend# dient vaak een bepaald doel# bronnen worden selectief of verkeerd gebruikt. Het verleden was er om we"enli*ke punten mee te bewi*"en en de waarheid was daaraan ondergeschikt. De echte vernieuwing van het historisch onder"oek "ou pas in de tweede helft achttiende eeuw beginnen. <ot die ti*d werd het verleden bestudeerd door de beoefenaren van ruwweg drie genres. /r waren chroniJueurs die "elfstandig onder"oek deden naar het recente verleden# er waren geschiedschri*vers die in een lang relaas de hele geschiedenis van een onderwerp vertelden en er waren ver"amelaars van historische anekdotes. )ond het midden van de achttiende eeuw oordeelde de ?ritse geleerde 9amual Fohnson dat het werk van een historicus @geen andere activiteit vergde dan het materiaal ver"amelen dat de overlevering al voor hem heeft klaargelegd. (eschiedschri*ving vaak een hobb+ naast het eigenli*k werk# iets amateuristisch.

5n de nieuwe ti*d werd het studiegebied van de oudheidkundige breder# alnger en dieper. ?reder# omdat de (reikse en Hebreeuwse teksten meer werden ontsloten; langer omdat de chronologie beter werd begrepen0en dieper omdat men de bronnen van de bronnen ging begri*pen. bi*bel moet worden begrepen als een normale tekst# begin van de secularisering van ons wereldbeeld. /en andere innovatie was dat men# op "oek ging naar de primaire bronnen achter de overgeleverde teksten. Kragen als @hoe kwam de auteur van de"e bron aan "i*n informatieI0# @wie was "i*n bronI0# @was die bron betrouwbaarI0# @wat waren de bronnen daarvanI0# @"i*n er nog meer bronnen geweest en# "o *a# wat kan daarin hebben gestaanI0 "i*n voor degeschiedvorsing fundamenteel. De aanname dat *e er# als geschiedkundige# wel bent als* e *e reconstructie verantwoordt met een verwi*"ing naar een bron wordt aangeduid als @na7ef positivisme.0 )ichard 9imon# 1=L,. .i*st erop dat Mo"es onmogeli*k de auteur kan "i*n van Deuteronomium. an het begin van de "eventiende eeuw ontstond een nieuwe wetenschappeli*ke methode# die wordt aangeduid als het natuurwetenschappeli*ke verklaringsmodel# het wetmatige verklaringsmodel# de empirische c+clus of het positivisme. Het principe is simpelB de onder"oeker doet & al dan niet met instrumenten of eMperimenten- een reeks waarnemingen# ontdekt een regelmatig heid : een wet E en benut de"e om voorspellingen te doen. 4omen die uit# dan is de wet bevestigd; kloppen "e niet# dna moet de wet Nf worden verfi*nd Nf ter"i*de geschoven worden. Ouerelle; Debat of de claim van de natuurwetenschappen meer te kunnen dan de ouden ook geldig is op de andere terreinen van de menseli*ke cultuur. (iambattista Kico# 1LE,. 9telt voor dat er niet 1 wetenschappeli*ke methode is# maar dat er meerdere "i*n. De wetmatige methode werkt goed in de natuurwetenschappen# maar dat de informatie dan wel een "ekere eenduidigheid moet be"itten. Dan leidt de methode tot resultaten met concreet# toepasbaar nut. ls bewi*smateriaal daarentegen bestaat uit uitingen van de menseli*ke cultuur# moet men rekening houden met de manier waarop "e bedoeld "i*n geweest. Dat maakt het om te beginnen moeili*ker de harden feiten vast te stellen# en betekent bovendien dat het materiaal een "o grote ri*kdombe"it dat conclusies niet anders dan ti*deli*k kunnen "i*n. !+rronisme !+rrhon van /lis# grondlegger van scepsis. !+rronisme is scepsis op het gebied van de geschiedvorsing. !+rronisten Grancois de 8a Mothe le Ka+er# en 8ouis de ?eaufort# 9amual Fohnson we kunnen er alleen "eker van "i*n dat bepaalde koningen dan en dan geregeerd hebben. (eschiedenis giswerk# toenmalige historici weinig ammunitie om "ich te beschermen tegen de"e uitspraken. .at is feit en wat is fictieI .aarheid achter historische bronnen. 1=e eeuw rariteitenkabinetten en curiosacollecties. lle nieuwe ontdekkingen nauwkeurig bestuderen en daarmee een grens trekken tussen feit en fictie. ntiJuari2rs ver"amelaars van oudheden. <astbare voorwepren# houden "ich be"ig met het leven van de alledag. ?oodt een antwoord op het p+rronisme wie sceptisch opmerkte dat alle manuscripten van bi*voorbeeld /uripides uit de Middeleeuwen dateerden en dat het daarom denkbaar was dat de toneelstukken door ?+"anti*nse auteurs waren geschreven# kon nu als antwoord kri*gen dat er antieke afbeeldingen waren van scenes uit de tragedies. 5nscripties bewe"en dat kei"ers echt hadden betaan. Martinus 9metius# 1%,,# insciptoinum antiJuarum Juae passim per /uropam liber# grondslag van de epigrafie. ntiJuari2rs dateerden inscripties aan de hand van genoemde personen# bestuderen de evolutie van het 8ati*n. Door munten te bestuderen raakten "e bekend met beeldnissen van kei"ers# lekker makkeli*k in de kunstgeschiedenis.

Fean Mabillon# 1=$$-1LEL in saint (ermain de !res# schri*ft re diplomatica# over oude handschriften.

Hoofdstuk D Fohann .ickelmann# 1L1L & 1L=,# oudheidkundige. (edanken Pber die Cachahmung der griechischen .erke# 1L%%. 4ritiek op de opgraving in Herculaneum in 9endshcrieben von den Herculanischen /ntdeckungen. ?ekendste werkB (eschichte der 4unst des ltertums# 1L=$. ?ehandelde naast (rieken ook /g+ptenaren# Genici2rs# !er"en en /trusken. 5dentificeerde !ompeii. 9telde dat er een ideale kunst bestond en probeerde te verklaren door welke maatschappeli*ke factoren de"e was ontstaan# past in het ti*dsbeeld# Gransen stelden dergeli*ke li*sten op. 8iefst een man# emotieloos# weinig opschmuck. (rote hoogte van (riekse kunst komst uit het gematigde klimaat# naakt sporten ge"onde geesten in ge"onde geesten# goede ontwikkeling van de kunsten. (eest bevri*d van oosterli*ke despotie. (eschichte der 4unst des ltertums is uniek omdat het een h+pothetische kunstgeschiedenis fundeert op empirisch materiaal. Hier komt ook het idee van @klassieke0 kunst vandaan. (rondlegger van de kunstgeschiedenis# maar ook van het classicisme. Aet oudheidkunde los va theologie en wi*sbegeerte. Met .inckelmann kwam de -udheid# als het ti*dvak waarin de mens de vri*heid ontdekt had# ineens centraal te staan in het maatschappeli*ke debat. /dward (ibbon# 1L>L-1L'$. 9chri*ver van the Decline and Gall of the )oman /mpire# 1LL=. ?ehandelt de kwestie of het achttiende eeuwse impoerium in /uropa ineen "ou kunnen storten. Caast politieke vri*heid was ook bevri*ding van bi*geloof een belangri*ke factor in het voortbestaan van een ri*k. Cadruk op correct brongebruik# ook van "i*n tegenstanders. (ibbon onderbouwde een theorie over het belang van politieke en intellectuele vri*heid door middel van traditionele geschreven bronnen en antiJuarisch materiaal veel inscripties en munten. (ibbon geburikte het verleden om uitspraken te doen over desti*ds actuele vraagstukken. 5nspiratie ontlenen aan de oudheid. (ibbon is een vernieuwer van de historische methode en geeft een nieuwe standaard voor accuratie# een drive om correcte inforamtie weer te geven. 5s in "i*n vertrouwen van de bronnen echter redeli*k na7ef. 5n negentiende en twintigste eeuw gaat men bronnen kritischer le"en# er ontstaat een supdiscipline die "ich be"ighoudt met de kwaliteit vna redeneringen# vorming van een kwaliteitsgarantie. 4ennis van de geschiedtheorie vormt het verschil tussen de wetenschappeli*ke geschiedkundige en de amateur.

Gilhellenisme - (riekenlandliefde# reactie uit de 1'e eeuw op de @grootsheid van )ome0 die @verkeerd0 inge"et wordt door o.a. Capoleon. )omeins kri*gt een nare bi*smaak# als een imperium onder een bruut. Kri*heid komt geli*k te staan aan alles dat niet )omeins is. !ruisische geleerde .ilhelm von Humboldt publiceert in 1,EL @(eshcichte des Kerfalls und Hntergangs der (riechischen Greistaaten0. (rieken "i*n de culturele vernieuwers# net als de Duitsers# terwi*l de )omeinenQGransen alleen militair sterk "i*n. - Het (riekenland waar men in de"e stroming van houdt is meer een m+thisch ri*k# gemoddeleerd op de kunst. 5nspireert ener"i*ds tot politiek handelen# ander"i*ds tot het make van mooie kunst. .olf

Griedrich ugust .olf# 1L%'-1,D$. cademicus# student van 1hristian (ottlieb He+ne aan (Rttingen. 1L'%B !rolegomena ad Homerum# een geschiedenis van de tekst van de 5lias en de -d+ssee# beweert dat de"e teksten niet door Homerus geschreven "i*n en denkt na over hoe de"e werken "i*n ontstaan# aanwi*"ingen voor verschillende auteurs# in de "esde eeuw "ou er een standaardtekst "i*n ontstaan die in leMandri2 verder bewerkt wordt. (ebruikt bi* "i*n reconstructie van de leMandri*nse tekst gebruik van aantekeningen van antieke geleerden en neemt daarbi* een voorbeeld aan de theologie# waar archet+pen construeren van de bi*bel praktisch onmogeli*k was door de complete wildgroei aan materiaal# waar veel gebruik van gemaakt werd door tekstkritische handwerk. Hi* kwam erachter dat leMandri*nse geleerden andere opvattingen haddeno ver teksten dan de classici uit eigen ti*d# de"e wetenschappers hadden geprobeerd bi* te dragen aan een beter gedicht. De conclusie is dat de oertekst niet langer te reconstrueren is. (edichten dienen niet langer na7ef te worden gele"en Darstellung der ltertumswissenschaft nach ?egriff# Hmfang# Aweck und .ert# 1,EL. Hi* legt vast wat oudheidkunde moet "i*n en vraagt "ich af wat de oudheid nou eigenli*k is. Hi* legt het einde in de vi*fde eeuw. Hi* sluit de culturen rond )ome en (riekenland uit# die "ouden wel geciviliseerd "i*n# maar geen hogere cultuur hebben gekend. Hiermee breekt hi* de traditie# het -ude Cabi*e -osten werd wel in ogenschauw genomen. Motieven van oudheidkunde# intrensieke waarde en rekent af met motieven ter rechtvaardiging van 8ati*nse scholen. ?evestigt dat er geen materi2le winst te behalen valt bi* bestudering van de oudheid# ook geen wetenschappeli*k voordeel. De meeste winst viel te behalen bi* bestudering van een oude taal als doel op "ich# talen "i*n de voornaamste uitingen van de menseli*ke geest# Kolksgeist# bevatten de idee2nvoorraad van een volk. -ntwikkelt een studieprogramma van "es hoofd- en achttien bi*vakken. 1B <aalfilosofie DB (riekse grammatica >B 8ati*nse grammatica $B Hermeneuse %B tekstkritiek =B 8ati*nse schri*fvaardigheid ?i*vakken 1B ntieke aardri*ks- en hemelkunde DB -ude geschiedenis >B ntieke chronologie $B (riekse oudheden %B )omeinse oudheiden =B ntieke m+thologie LB (riekse literatuurgeschiedenis ,B )omeinse literatuurgeschiedenis 'B (riekse wetenschapsgeschiedenis 1EB )omeinse wetenschapsgeschiedenis 11B ntieke kunsttheorie 1DB 4ennis van de antieke monumenten 1>B !rincipes van de beeldende kunst 1$B ntieke kunstgeschiedenis 1%B ntieke bouwkunst 1=B ntieke numastiek 1LB ntieke epigrafie 1,B (eschiedenis van de oudheidkunde Het grootste deel van de Darstellung is echter een mooi beredeneerde utieen"etting over de vakken die een oudheidkundige in de vingers dient te hebbe. De "es

hoofdvakken hadden te maken met het begri*pen van de antieke taal en cultuur# de achttien bi*vakken dienden vooral om de student kennis van de (riekse en )omeinse cultuur bi* te brengen Cegeert andere oosterse culturen. Foden laat hi* aan theologen over. )educeert archeologie tot een bi*vak# omdat het iet "elfstandig "ou kunnen spreken en aan de hand van tekst ge7nterpreteerd moet worden. Dit idee werkt door tot in de twintigste eeuw.

Kon Humboldt - 5n de achttiende eeuw bi*na onmogeli*k om oudheidkundig onder"oek gefinancieerd te kri*gen# geen maatschappeli*k belang. ctiviteit van welgestelden met interesse. - .ilhelm von Humboldt# bekend met .inckelmann# !ruisische bewindsman voor onderwi*s. Het aanleren van (rieks leert *e te denken in de mentale categorie2n van dit creatieve volk taal is de weg naar koninkli*ke Kolksgeist. - De staat had een ree2l belang bi* een gevormde burgeri* en was bereid .olfs idee2n te financi2ren# bestaande uit de oprichting van een g+mnasium en de vernieuwing van de universiteit. - Hniversiteit van ?erli*n heeft het letterenonderwi*s een grondslag gebaseerd op taalkunde# twee grote afdelingen# 66n voor 9emitische talen en 66n voor 5ndo/uropese talen# die weer werd onderverdeeld in (ermaans# )omaans en (rieks. Hier komt ook de definitieve verwi*dering met het -ude Cabi*e -osten tot stand# ook de Foodse traditie. <+pe school verspreidt "ich snel. - /r ontstaat in de"e periode duideli*kheid over de discipline en de gren"en ervan# maar ook de methode. )uimte voor antiJuarisme# met de nadruk op talenkennis. /r werd een intellectuele elite opgeleid# @?ildung0. Kier hoofdproblemen - 5n plaats van de door .olf ingestelde hoofd- en bi*vakken ontstonden vierentwintig specialismen die steeds minder met elkaar communiceerden en verder uiteenvielen in kleinere specialismes. - !rogramma wordt lang"aam erg conservatief; nieuwe generatie mag geen al te afwi*kende visie hebben van de goorgaande. ?evri*dingsidee verdwi*nt naar de achtergrond# bestudering van (rieks en 8ati*n wordt gerechtvaardigt met een nieuwe visie op de wereldgeschiedenis# taalfilosofische argumenten verschuiven naar de achtergrond. - /volutionaire geschiedenis# slaven# horigen# emancipatie burgeri*. - 1ultureel afstammen van (rieken in plaats van de"e te volgen# nieuwe gedachte in de negentiende eeuw. - Het probleem is dat historische continu7teit van oudheid tot heden niet te meten is en sociale wetenschap ontstaat pas rond 1,LE# archeologie kan hier licht op werpen# maar werd door de 1'e eeuwse elite niet voor vol aange"ien. - !robleem DB beeld van het oude nabi*e oosten klopt niet# maar dat kon men in verband met de nog niet ontci*ferde talen van het gebied ook nog niet weten. Aelfs nu "i*n vele teksten nog niet ontsloten. - !robleem >B vergaande institutionalisering# alles raakte verdeeld over twee instituten# op basis van die taal. 9pi*kerschriftgeleerden ontsluiten aanvankeli*k alleen religieus materiaal# de classici werken vanuit een humanistisch perspectief# men werkt langs elkaar heen. Dit versterkt het idee dat het Cabi*e -osten gekenmerkt wordt door m+stiek en obscurantisme# versus de rationaliteit en menseli*kheid van het westen. - /duard Me+er# 1,%%-1'>E# (eschichte des ltertums. ?eweerde dat als de (rieken de !er"ishce oorlog niet hadden gewonnen# de ori2ntaalse religiositeit het (riekse leven een denken onder een *uk "ou hebben geplaatst en alle vri*e d+namiek aan banden hebben gelegd# "odat de (riekse cultuur# een theologisch-religieus karakter "ou hebben gehad.

Derde probleemB De bestudering van materi2le cultuur wordt ge"ien als ondergeschikt aan de taalfilosofie. .elke status hebben vergeli*kingen tussen verschllende culturenI @historisme0# alle gebeurtenissen "i*n uniek en komen niet meer terug# vergeli*kingen trekken is "inloos# sneed de weg af naar samenwerking met de sociale wetenschappen.

Hoofdstuk > taalfamilies# 5ndo-europees# valt uiteen uit 8ati*nse talen# (ermaanse talen# 4eltisch# !er"isch en verschillende 5ndische talen. 9emitische talen# o.a. Hebreeuws en rabisch. <aalfamilies bieden een model waarmee nog onbekende talen kunnen worden doorgrond. /truskisch is "o moeili*k te vertalen# omdat we niet weten in welke taalfamilie het geplaatst moet worden. )econstructie van oude taalfasen ging in de eerste plaats om woorden# later is men de grammatica in beschouwing gaan nemen# die minder snel verandert dan individuele woorden# en klankleer. !robleem van de klassieke talen is dat we geen native speakers tot on"e beschikking hebben. )econstructies gaan moeili*k# woorden en grammaticale kneep*es bli*ven vaak onbekend voor iemand die weet ik hoe lang nadat een taal uitstierf# nog poogt de"e te reconstrueren. )econstrueren taalB ?egri*pen van de taal# taalkunstige uitleg begri*pend le"en# culturele tekstuitleg.

<aalkundige tekstuitleg - Hoe kom *e achter de bedoeling van de woorden van een tekstI 1B Hoe "i*n de woorden gebruikt en in wat voor conteMt worden die nog meer gebruikt door "owel de"e als andere schri*versI - DB s+ntagmatische methode# ki*ken naar de "innen in de buurt# niet alleen de eMacte woorden. ls een taalkundige aanpak op een dood spoor uitkomt# kan *e alti*d de culturele tekstuitleg nog pakken# die "egt dat bepaalde dingen vaker gebeuren en waarom. ?labla# !aulus maakt een grap*e in een *uridische tekst en dat komt bli*kbaar vaker voor. S0know# shi""le. - .oordenboeken "i*n voor een taalkundige tekstuitleg erg belangri*k. Door de digitalisatie van materiaal# kunnen we steeds verfi*ndere uitspraken doen over het normale gebruik van woorden en kan men herkennen wanneer een schri*ver afwi*kt van de norm voor het antieke publiek. - 5ni"cht in antieke sti*lregisters groeit# kennis van spreektaal en hogere sti*lregisters# formeel# archa7sch. Herkenning van tekstt+pen wordt groter. Koornameli*k de vergrootte kennis van het gebruik van partikels draagt hier aan bi*# waarmee overgangen in de tekst beter kunnen worden bestudeerd. - .anneer een passage op twee manieren uitgelegd kan worden# verdient de interpretatie de voorkeur die het meest aansluit bi* andere passages van de"elfde auteur. 1ulturele tekstuitleg - 1ulturele uitleggen met taalkundige verweven. - Fe moet nooit "omaar aannemen wat oude schri*vers "eggen# want "e hebben niet alti*d de bedoeling de waarheid te spreken en *e moet opletten als *e waardeoordelen van de ene tekst wilt gebruiken om een andere tekst te begri*pen. - Fe moet er ook rekening mee houden dat wat voor ons belacheli*k klinkt# voor een antieke auteur best "i*n waarheid kan "i*n geweest. Daar gaat het bi* culturele tekstverklaringen niet om. - Hoe serieus *e een bepaalde tekst moet nemen# hangt in sterke mate af van wat *e met *e tekstuitleg wil bereiken.

.aarheid en verdichting - 5ntertekstualiteit. 9ommige dingen worden toegevoegd omdat "e bi* het genre horen# "oals ballingschap of een bepaald t+pe gedicht. Koor de bele"en le"er "al de"e link duideli*k "i*n# en die "al dus begri*pen dat dit niet serieus genomen moet worden# maar als een onderdeel van het genre. ndersom kan ook# *e leven inkleden als de literatuur; de "elfmoord van 9eneca li*kt op de dood van 9okrates. - <ekstinterpretatie is alti*d sub*ectief# mensen van een eeuw geleden ki*ken anders tegen "aken aan dan wi*# afhankeli*k van het sociale klimaat waarin "i* opgroeien. Ao ook de schri*vers# we ki*ken tegen drie verschillende sets van wat sociaal verantwoord is en wat niet. De kunst om elkaars woorden goed te begri*pen. - Griedrich 9chleiermacher# 1L=,-1,>$# theoloog. !oogt een algemene uitlegkunst te ontwerpen. Hermeneuse in plaats van de technieken die toegepast werden op tekstuele vakken. .ilde doordringen in de geest van de auteur. - 9chleiermacher wil de dialoog aangaan met de tekst om tot begrip te komen van de auteur. 5edereen begint bevooroordeeld te le"en# KorverstTndnis. Dit proces van steeds verdere aanpassing van een algemeen beeld door kennismaking met de details# wordt aangeduid als de @hermeneutische c+clus.0 - lti*d weer was het geheel slechts te begri*pen door de delen te begri*pen# en was de betekenis van de delen slechts af te leiden uit het geheel. Fe bleef op alle niveaus in spiralen gaan# en benaderde de waarheid steeds meer. -p de"e wi*"e hoopte 9chleiermacher de sub*ectiviteit van de interpretatie almaar verder te verkleinen. - !as als *e begri*pt hoe een tekst moet "i*n overgekomen op de le"er# kan *e *e gaan afvragen wat de schri*ver bedoelde. Het doordringen tot de auteursintentie bli*ft in de 1'e eeuw gangbaar. - .ilhelm Dilthe+# 1,>>-1'11. 9chept een andere hermeneutische methode. /en taaluiting was voordien iets wat moest worden ge7nterperteerd door vergeli*king met andere taaluitingen# om "o vast te stellen hoe "e op ti*dgenoten moest "i*n overgekomen# en was het de bedoeling daarna iets over de auteur te "eggen. Dilthe+ bagatelliseerde de eerste stap en concentreerde "ich op de tekst als uiting van de gedahcten van de auteur. Hi* gaat er vanuit dat een moderne le"er "ich kan inleven in de gedachtes van de schri*ver# op een ob*ectieve manier# omdat mensen ruwweg het"elfde denken -m de emoties van de auteur te begri*pen# kun *e *e eigen gevoelens inschakelen einfUhlen en nachbilden. - Men gaat soms nog een stap verder en gebruikte de oude teksten om niet alleen het karakter van een schri*ver te bepalen# maar ook een biografie te schri*ven )econstructie van schri*verslevens aan de hand van de door hen geschreven teksten is na7ef biografisme. - (eleerden hebben ook de neiging te veel geloof te hechten aan wat in de bronnen ge"egd wordt over andere mensen# een grotere vertrouwdheid met genreconventies kan het beeld veranderen. - Dilthe+0s ps+chologische methode wordt tegenwoordig niet veel meer gebruikt. Het gaat simpelweg te ver om schri*vers dingen aan te praten gebaseerd op hun teksten. -ok is on"e visie op literatuur veranderd# het geschreven werk wordt steeds minder een heel persoonli*k werk over hele persoonli*ke emoties. -ok de opkomst van formalisme in literatuurwetenschap heeft bi*gedragen aan de teruggang in populariteitB hierbi* let de onder"oeker meer op vormen die de auteur gebruikt dan de auteur "elf Fohann (eorg van Hahn# 9agwissenschaftliche 9tudien# 1,L= moteiven uit (riekse heldenverhalen komen ook voor in heldenliederen uit andere 5ndo-/uropese culturen. Aoektocht naar universeel terugkerende patronen# )oman Fakobson en Kladimir !ropp.

8ucien 8ev+-?ruhl# 1,%L-1'>' /r bestaat geen eenheid van de menseli*ke geest. 9ub*ectivisme van de ps+chologische tekstuitleg# er bestaat niet "oiets als een ob*ectieve weergave van een tekst.

Het vi*fde hoofdprobleemB on*uiste informatie Hoofdstuk $ (eschiedenis# oude geschiedenis# oude talen - -ok nu "i*n Cederlandse oudhistorici in de regel meer classici dan historici - Kaak wordt beweerd dat de vervlechting van ener"i*ds oude geschiedenis en ander"i*ds (rieks en 8ati*n voortvloeit uit het feit dat on"e kennis van de -udheid is gebaseerd op teksten in (rieks en 8ati*n# maar dat is helemaal niet waar. -udhistorici hebben immers evenveel informatie te danken aan opgravingen. - .olfs DarstellungB lles draaide om de bestudering van het (rieks en 8ati*n# waartoe oude geschiedenis en archeologie bi*vakken waren. - Doordat kennis van (rieks en 8ati*n in de prakti*k wordt beschouwd als voorwaarde om oudhistorisch onder"oek te doen# "i*n de bestudering van het oude ?ab+loni2 en /g+pte naar de marge gedwongen. - Ao trok de invloedri*ke merikaans-?ritse oudhistoricus Moses Ginle+# 1'1D-1',=# ooit een grens tussen de (rieks-)omeinse en de oud-oosterse economie# verklarend dat die laatste een paleiseconomie "ou "i*n# waarin landbouw# handel en ni*verheid werden aangestuurd vanuit het koninkli*k paleis. Dit is een visie uit de negentiende eeuw# toen men de wereldgeschiedenis beschouwde als een groei naar steeds grotere vri*heid en aannam dat in het -ude Cabi*e -osten iedereen slaaf was geweest van de koning# waarna de burgerli*ke en economische vri*heid pas in (riekenland was ontstaan. - Het tweede probleem dat kleeft aan het feit dat oudhistorici veelal "i*n opgeleid als classiciB de ontwikkeling van de geschiedtheorie is grotendeels langs de oude geschiedenis gegaan. - /en algemene historicus# adeJuaat theoretish gevormd# onderscheidt drie stadia bi* het vaststellen van de feiten# en daarmee corresponderende groepen problemenB de relatie tussen een gebeurtenis en het verslag daarvan; de relatie tussen die bron en de historicus; en tot slot de verwoorrding van diens in"ichten# de overdracht. - De oudheidkundige moet vooral met secundaire bronnen werken. -oggetuigenverslagen - De oudheidkundige die "ich be"ighodut met de bekering van 1onstanti*n# moet dus rekening houden met het feit dat herinneringen gekleurd kunnen raken door latere opvattingen en dat niet elke ooggetuige betrouwbaar is. - /en tweede moeili*kheid is dat ooggetuigen niet alles "ien. - /en derde complicatie is dat ooggetuigen niet alti*d begri*pen wat "e "ien. - .eer andere moeili*kheden doen "ich voor op het moment dat de ooggetuige gaat schri*venB de tweede stap uit het schema. Hi* "al dan een selectie maken uit "i*n herinneringen. 9ecundaire bronnen - De derde en vierde stap uit het schema bestaan uit het samenvoegen van verschillende primaire bronnen tot een secundaire bron. ntieke auteurs konden hun bronnen &primair of secundair- op de wonderli*kste manieren navertellen. - .e moeten bi* de anal+se van de secundaire bronnen dus heel voor"ichtig "i*n en steeds opnieuw de vraag stellen wat er in de primaire bronnen kan hebben gestaan.

-mdat de bossen van (ermani2 vaak als literair motief voorkomen moeten we er rekening mee houden dat saluts in <acitus0 bron "o0n andere betekenis heeft gehad# "oals weide# ravi*n of engte. <acitus precisering silva is elimineerbaar ten op"ichte van het saltus dat hi* aantrof in "i*n bron. /r "i*n meer complicaties. De auteur van een secundaire bron selecteerde uit het informatieaanbod van"elfsprekend alleen datgene dat hi* vermeldenswaardig achtte. -n"e bronnen gaan dus alti*d over het uit"onderli*ke en het ongebruikeli*ke# "elden over het alledaagse. -n"e bronnen concentreren "ich op verstoringen van de"e regelmaat. 4eith Hopkins# 1'>$-DEE$B /verest Gallac+B de Mount /verest is een opvallende berg# maar daarom nog niet representatief voor alle bergen. De auteurs van moderne boeken over het dageli*ks leven in de antieke steden willen heb opvallende nog wel eens verwarren met het representatieve. -ok "i*n de tragedies van isch+los# 9ofokles en /uripides niet representatief voor het theense toneel. 8atere generaties kopieerden "e immers niet omdat "e "o gemiddeld waren# maar omdat "e buitengewoon goed waren. -udheidkundigen kunnen de /verest Gallac+ vaak niet vermi*den. De informatie die "e hebben# is vaak de enige. /r "i*n ook munen en inscriptiesB het materiaal waarvan .inckelmann# (ibbon en .olf al begrepen hoe het kon helpen de bronnen te beoordelen. Helaas hebben ook de"e bewi*ssoorten hun conventies. De opschriften op munten representeren de successen van de"e of gene vorst "oals hi* wil dat "i*n onderdanen "e "ouden interpeteren. 5nscripties ogen betrouwbaarder# maar schi*n bedriegt. .ie een inscriptie liet maken# etaleerde dat hi* de schri*fkunst machtig was. /r is geen reden te twi*felen aan de betrouwbaarheid van "ulke mededelingen# maar "e "i*n wel geselecteerd om le"ers te imponeren. Dat komt de representativiteit van de informatie niet ten goede.

Geiten in soorten en maten - De overeenkomst tussen het oercontinent !angaea# donkere energie en de Cubische heerschappi* over /g+pte is dat geen enkele wetenschaper "e ooit heeft ge"ien. Het bestaan ervan kan alleen indirect worden aangetoond. - .e "oudem de bovenstaande verschi*nselen kunnen aanduiden als @indirecte feiten0. -udheidkundige feiten vallen vri*wel "onder uit"ondering in de"e categorie. /en speciaal soort indirecte feiten is statistisch van aard# "oals de sti*gende ?ab+lonische levensmiddelenpri*"en in de tweede helft van de tweede eeuw v.1hr. - (eaggregeerde feitenB Daarmee worden compleMe "aken bedoeldB het "i*n dus geen enkelvoudige evenementen# maar combinaties daarvan. 5n het geval van de Cubische heerschappi* gaat het dus om een reeks gebeurtenissen die begint met de verovering en eindigt met de aftocht van de laatste Cubische vorst. - De vraag is met welk recht we de evenementen aggregeren. - De gebeurtenissen op "ich"elf staan nauweli*ks ter discussie# maar wel het besluit van de theense historicus om "e tot een geheel samen te voegen. - De"e vragen illustreren dat we niet "omaar mogen aannemen dat <huc+dides geli*k had toen hi* de door "i*n ooggetuigen beschreven evenementen samenvoegde tot 66n oorlog. - Ao "i*n er dus twee niveaus van feitenB ener"i*ds evenementen# die een ooggetuige kan waarnemen en die het onderwerp vormen van een primarie bron# en ander"i*ds geaggregeerde feiten # die tot op "ekere hoogte door een auteur worden geconstrueerd bi* het schri*ven van een secundaire bron. De beoordeling van informatie - De grootste moeili*kheid hierbi* is on"e al te menseli*ke neiging ons te concentreren op de beschikbare informatie# "onder na te denken over wat ontbreekt.

V6n getuige is geen getuigeB als *e weinig informatie hebt #en *e de"e nergens mee kunt vergeli*ken# heb *e in feite geen informatie. De ellende is dat de meeste antieke bronnen in de loop der ti*den verloren "i*n gegaan# "odat oudheidkundigen al bli* "i*n als "e Wberhaupt een bron hebben. /en enkele bron heeft dus nauweli*ks waarde. /en oudheidkundige dient# elke keer dat hi* beschikt over slechts 66n bron# eerst te overwegen of ook het tegenovergestelde waar "ou kunnen "i*n. -ok moet de oudheidkudnige bedenken wat er "ou gebeuren als hi* over een bron beschikte met afwi*kende informatie en wat er "ou gebeuren als daarvan het tegenovergestelde waar "ou "i*n. 5n de prakti*k "i*n de"e vragen vaak onbeantwoordbaar en moeten oudheidkundige n"ich baseren op de informatie die "e wel hebben. De Cederlandse oudhistoricus !ieter .im de Ceeve muntte voor de aanname dat het toevallig overgeleverde materiaal ook het historisch belangri*kste materiaal was# de naam @positivitistische misvatting.0 De bewi*slast ligt in een oudheidkudnige redenering bi* degene die uitgaat van de betrouwbaarheid van het veelal toevallig overgeleverde materiaal. nders ge"egd# wie een bron aanhaalt# "al moeten aangeven waarom hi* denkt dat de"e accuraat is. .ie dit nalaat# maakt "ich schuldig aan naXef positivisme# bronnenhoppen of de positivistische misvatting. Door te ki*ken of bepaalde verschi*nselen in andere samenlevingen voorkwamen# kunnen we "ien of on"e onvoldoende gefundeerde reconstructie van het verleden plausibel is. -udheidkundigen noemen het trekke nvan dit soort etnografische parallellen wel een Yomparativisme0. De"e controle is heel belangri*k# maar oudheidkundigen hadden er lange ti*d een aversie tegen omdat "e meenden dat alle gebeurtenissen en personen uit het verleden uniek waren. Ae hadden allemaal een eigen ontstaansgeschiedenis en ontwikkelingsgang. De"e opvatting staat bekend als historisme.

Historisme - 5n de negentiende euw waren veel historici ervan overtuigd dat alles en iedereen een eigen# unieke geschiedenis had# bepaald door een al even unieke reeks gebeurtenissen. - De aanname dat alles een eigen karakter heeft# leidt tot twee conclusies. De eerste is dat er geen speciaal belangri*k perioden in de geschiedenis "i*n. De (riekse archa7sche ti*d was even belangri*k als de klassieke en de hellenistische. - De tweede gevogltrekking is dat *e het verleden nooit kunt verklaren vanuit algemene wetmatigheden. - Cegentiende-eeuwse historici "ochten bi* het verklaren van het verleden dus niet naar algemene patronen# maar lieten "ich inspireren door de tekstuitleg# en dan vooral door de ps+chologische benadering. - (runsriss der Historik# Fohann (ustav Dro+sen# 1,E,-1,,$. Hi* onderscheidde vier fasen. 5C de eerste daarvan# die van de @pragmatische uitleg0# probeerde hi* feiten vast te stellen. - 5n de tweede fase# de @uitleg van de voorwaarden0# moest de oudheidkundige reconstrueren met welke omstandigheden de mensen desti*ds rekenign moesten houden. Hierbi* speelden "aken als f+sisch en sociaal milieu een rol# maar ook het eigen karakter van de betreffende volken# dat weer samenhing met de territoria die de vorsten beheersten en de soldaten die daar vandaan kwamen. - ?i* de ps+chologische uitleg werden de resultaten van de eerste twee onder"oeksfasen gecombineerdB hoe kwamen mensen# onder de gereconstrueerde omstandigheden# tot handelingen die de vastgestelde feiten als resultaat haddenI - De ps+chische duiding stond tot slot in dienst van een vierde fase# de uitleg van de idee2n. Hier trachtte Dro+sen door te dringen tot de idee2n die de geschiedenis

"ouden vormen. nders ge"egd# de hellenistische ti*dgeest manifesteerde "ich door de ps+che van de actoren. /r "at dus een richting in de geschiedenis# "odat *e ervan kon leren. Kolgens Dro+sen beschikte de historicus pas over een kader waarin hi* een bron kon interpreteren# als hi* wist wat de ti*dgeest was geweest. .e "ien hier 9chleiermahcers heen-en-weer-gang tussen deel en geheel. /en andere heen-en-weer-gang is die tussen evenement en ps+che# want Dro+sen "ocht de verklaring voor concrete gebeurtenissen in de gedahctenwereld van de antieke mensen. Ao wordt het verleden dus verklaard doordat de oudheidkundige "ich inleeft in de mensen van weleer en niet aan de hand van wetmatigheden. De historicus erklTrt niet# maar leeft "ich in en versteht. (eschiedenis li*kt dan uitsluitend te "i*n smaakt door grote mannen en vrouwen# en "i* sotnden in de negentiende eeuw daarom centraal in de geschiedvorsing. De historistische nadruk op uniciteit betekende ook dat in feite @nee0 werd ge"egd tegen samenwerking met de sociale wetenschappen. Famer Gra"er# 1,%$-1'$1# the (olden ?ough. Het geloof van de mensheid te reconstrueren voor het ontstaan van de beschaving. )eligie was ontstaan om natuurverschi*nselen te verklaren.

De gren"en van vergeli*kbaarheid - er kleven ernstige nadelen aan de opvatting dat alles uniek en onvergeli*kbaar is. -m te beginnen is "e niet conseJuent vol te houden. .e gebruiken immers woorden om het verleden te beschri*ven# maar die impliceren alti*d een vergeli*king. De historist kan die eigenli*k niet gebruiken# omdat hi* daarmee vergeli*bkare "aken oproept en dus de uniciteit van "i*n onderwerpen ontkent. - /en tweede moeili*kheid doet "ich voor wanneer de historist wil schri*ven over "aken waarvan mensen desti*ds geen weet konden hebben ver"ilting van 8agash# *e kunt dit niet met einfZhlen verklaren# want /ntemena had nooit van ver"ilting gehoord. - 5n de tweede fase van historisch onder"oek# de uitleg van de voorwaarde# accepteerde Dro+sen "aken die met einfPhlen niet konden worden verklaard# "oals het f+sisch en sociaal milieu# de staatshuishouding en de techonlogie. - De moeili*kheden worden in 66n klap opgelost als we aannemen dat hisotrische verschi*nselen wel vergeli*kbaar "i*n. - .e moeten echter utiki*ken dat we nu niet de tegengestelde fout maken. .e kunnen niet "omaar "eggen @oorlog is oorlog0. - /ven platvoers is het te "eggen dat *e de vergeli*kbaarheid van geval tot geval moet beki*ken# want dat is een vri*brief voor sub*ectiviteit. Daar komt nog bi* dat we redlei*kerwi*s van een wetenschapper mogen verwachten dat hi* niet slechts een vergeli*king maakt die resultaat oplevert# want resultaat is er alti*d. .aar het om gaat is dat de oudheidkundige de vergeli*king onder"oekt die de meeste resultaten oplevert. - -m de vergeli*kbaarheid controleerbaar te houdne# hebben wetenschappers in de twintigste eeuw getracht een instrumentarium te ontwikkelen waarmee "e ener"i*ds kunnen vermi*den dat "e "aken vergeli*kbaar ahcten die dat niet "i*n# en ander"i*ds kunnen verhinderen dat "e "aken als onvergeli*kbaar beschouwen die dat wel "i*n. - De afwe"igheid van een oudheidkundige vergeli*kingstheorie wreekt "ich ook als we de onder"oeksresultaten moeten uitleggen. - De algemene oplossing is hier het verdelen van de wereldgeschiedenis in een aantal ti*dvakken# waarbinnen een vergeli*king is toegestaan. - Het midden van de twintigste eeuw "ag de opkomt van het neo-evolutionisme# dat de menseli*ke ontwikkelingsgang beschreef aan de hand van de groeiende neergiebehoefte. - De verschillende theorie2n# die staan samengevat op het kader vullen elkaar mooi aan en helpen afbakenen wat vergeli*kbaar is en wat niet.

V6n reden voor de terughoudendheid is dat de verschillende categorie2n nogal grof "i*n. Dat laat echter onverlet dat "e wel degeli*k een wi*dere toepasbaarheid hebben en# grof als "e "i*n# in elk geval nog verfi*nd genoeg "i*n om banale vergeli*kingen tussen de oudheid en nu te kunnen t+peren als onvoldoene wetenschappeli*k. /en andere# onverwachte verklaring voor het feit dat classici en oudhistorici dit instrument negeerden & en we dus nog alti*d "itten opge"adeld met ongefundeerde vergeli*kingen- is dat Duitsland de /erste .ereldoorlog verloor. MaM .eber# 1,=$-1'DE# hi* "ou de kruisbestuiving tussen historische ne sociale wetenschappen tot stand hebben kunnen brengen. De ?ritse en merikaanse oudheidkundigen# die na 1'1, ineens het centrum van de oudheidkundige wereld vormden# hadden echter nooit van hem gehoord. Ae hadden sowieso nooit s+stematisch angedacht over de aard van on"e kennis van het verleden# "odat met de verandering van wetenschappeli*ke taal allerlei verworvenheden verloren gingen.

Hoofdstuk % 4lassieke en prehistorische archeologie - /r "i*n grofweg twee archeologische tradities. .olf dacht vooral aan klassieke archeologie; de archeologie van (riekenland en )ome# waarbi* de interpretatie van de gevonden voorwerpen vaak teruggaat op teksten. - <eksten "i*n in de klassieke archeologie ook belangri*k voor de datering. - Het primaat van de tekst speelt nog een duidlei*kre rol in de bi*belse archeologie# die in de vroege twintigste eeuw ontstond met het eMpliciete doel het geli*k van het heilige schrift te bewi*"en. - Het is# methodisch be"ien# een vorm van klassieke archeologie# tekstgebaseerde archeologie. - De tweede traditie is de prehistorische archeologie. -m vondsten te interpreteren# trekken de beoefenaren graag etnografische parallellen. ls het ging om dateringen# waren prehistorici lang aangewe"en op de resultaten van klassiek archeologen# en dus op oude teksten. ardewerk en vruchtbaarheidsculten - 9chliemann was een van de eersten die "ich realiseerde dat aardewerk kon worden gebruikt om bewoningslagen te dateren. De generatie archeologen na hem werkte dit uit en vervaardigde @seriaties0. - De moeili*kheid is hoe we het materiaal toewi*"en aan de *uiste categorie. Hoe stel *e vast of een bepaald stuk aardewerk behoort tot het 8H 555?1 of het 8H 555 ?DI De overgang is geleideli*k gewees.t - 5n de toewi*"ing schuilt daarom nogal wat sub*ectiviteit. - /en vergeli*kbare complicatie treedt op bi* pogingen schilderateliers te identificeren. Kerlangen naar respectabiliteit. - 9chliemann begreep als geen ander dat hi* in "i*n publiciteit "o vaak mogeli*k verbanden moest leggen met bekende# liefst romantische# historische verhalen. -ndertussen had hi* beslist niet bewe"en dat de <ro*aanse oorlog werkeli*k had plaatsgevonden# maar die nuance liet hi* achterwege. - De klassieke archeologie "at in het laatste kwart van de negentiende eeuw af van een normale# wetenschappeli*ke ontwikkeling# om toch vooral maar salonfThig te worden. Het gevolg was dat het materiaal "o werd gepresenteerd# dat het ten dele betekenisloos werd. Men "ocht naar kunstwerken die men kon gebruiken om reeds bestaande opvattingen over artistieke en politieke vri*heid te bevestigen. Men groef dus niet om opvattingen over de -udheid te toetsen# maar nam slaafs over wat al "ou "i*n vasgesteld.

-mdat de details van het dageli*ks leven niet goed pasten in het beeld van de verheven (rieken# was van belang dat ook aan triviale vondsten artistieke betekenis werd toegekend. /en uit"ondering vormde de ?eierse archeoloog Heinrich Dressel# die aan het begin van de twintigste eeuw in )ome onder"oek deed naar de economische betekenis van amforen. De artistieke bestudering van het aardewerk uitte "ich op verschillende manieren. -m te beginnen probeerde men het materiaal te inventariseren# "odat verschillende artistieke scholen en inidviduele kunstenaars konden worden aangewe"en. De volgende stap was de"e inventarissen chronologisch te ordenen. 5n de negentiende eeuw waren de hoofdli*nen van de "wart- en roodfigure ttische vaasschilderkunst al vastgelegd. Ao werd het mogeli*k de relatieve oduerdom van aardewerk te bepaalen# die weer kon worden gebruikt om complete opgravingen te dateren. Hoe in (riekenland# dank"i* artistieke en politieke vri*heid# de beschaving was ontstaan. Daarbi* volgden de klassiek archeologen de"elfde modes als de andere oudheidkudnige disciplines. omdat (riekenland "o belangri*k was voor de klassiek archeologen# concentreerden "e "ich op dit volk. Het @etnisch duiden0 werd "o een deel vna het archeologisch takenpakket. De eerste klassiek archeologen konden een enkele keer aantonen dat de klassieke traditie on*uist was geweest# maar de vragen die men onder"ocht waren die van oudhistorici en classici# en de opgravers stelen "ich ermee tevreden materiaal aan te dragen dat andere oudheidkundigen konden gebruiken voor hun onder"oek. 4lassieke archeologie gold als de dienstmaagd van de geschiedenis.

De ontdekking van de preshistorie - De prehistorische archeologie groeide uit tot een "elfstandige wetenschap. - 5n de negentiende eeuw veranderde het /uropese beeld van het verleden sterker dan ooit daarvoor. - De vraag hoe @diep0 de menseli*ke prehistorie was# werd urgent toen de Granse onder"oeker FacJues ?oucher de !erthes het opmerkeli*ke idee opperde dat er meer dan 66n "ondvloed moest "i*n geweest. - 5n de loop van de negentiende eeuw brak het in"icht door dat de mensheid wel eens millennia ouder kon "i*n dan de bi*bel suggereerde en dat de 9teenti*d vele eeuwen had geduurd. De constatering dat dinosaurusbotten nooit in de"elfde lagen werden gevonden als menseli*ke werktuigen# leidde tot de conclusie dat sommige diersoorten al waren uitgestorven voordat de eerste mensen hadden geleefd. - De eerste prehistorici hielden "ich be"ig met de reconstructie van de vroegste stadia van de menseli*ke evolutie# dus die van de wildheid en de barbari*. De vondsten# "oals buistbi*len en pi*lpunten# maar ook heuvelforten en rotsschilderingen# interpreteerde men door te ki*ken wat antieke schri*vers over de primitieve volken in hun omgeving hadden geschreven. -ok maakte men gebruik van in"ichten uit de vroege culturele antropologie. - Kan nu af aan "ou er een nauwe band "i*n tussen de prehistorische archeologie en de culturele antropologie. - De eerste geleerde die een s+nthese schreef over de !rehistorie# was de Aweed -scar Montelius# 1,$>-1'D1. - H+pothese toetsenB dat de mensheid achtereenvolgens stenen# bron"en en i*"eren werktuigen had gebruikt. (esloten vondsten chronologisch bi* elkaar horen. - Hi* kon vaststellen dat in sommige perioden# "oals de 8ate ?ronsti*d# in grote delen van /uropa vergeli*kbare werktuigen waren gebruikt en de mensen op vergeli*kbare wi*"e waren bi*ge"et. Hi* ontdekte de Hrnenveldcultuur.

Montelius kon "o een relatieve chronologie opstellen. -ok "ag hi* s+nchronismenB het grauwe aardewerk dat 9chliemann in <ro*e en -rchomenos had opgegraven# werd ook op de ?alkan gevonden. Dateringen waren "o als het ware kettingen# waarin de schakel van de Midden/uropese cultuur greep in de schakel vn de (riekse cultuur# die weer greep in de schakel van de cultuur van 4reta# die weer greep in de schakel van de /g+ptische cultuur# waar teksten benut konden worden om te komen tot absolute dateringen. Men spreekt wel van @kettingdateringen.0 /M oriente 8uM# Montelius0 conclusie dat vernieuwingen in de materi2le cultuur vanaf 66n punt over de rest van de wereld verspreidden# het "ogehteen @diffusionisme0# kon op "i*n beurt weer dienen als verklaring wanneer de informatie onduideli*k was.

(ermanen en Duitsers. - (ustaf 4ossinna# 1,%,-1'>1# meende dat de originaliteit van (riekenland en het -ude Cabi*e -osten s+stematisch werd overschat. Daarom stichtte hi* in 1'E' te ?erli*n het Deutsches 5nstitut fPr Kor- und GrWhgeschichte. - 4ossinna redeneerde dat culturele veranderingen alti*d ontstonden doordat iemand erover had nagedacht# en dat de archeoloog idealiter tot dit individu moest "ien door te dringen ps+chologiserende hermeneuse. Het doel van de archeoloog moest de reconstructie van het gedragspatroon van de antieke samenlevingen "i*n. - 5n Die Herkunft der (ermanen# 1'11# wees hi* erop dat het veelvoud aan arcehologische culturen van het prehistorische /uropa kon worden teruggebracht tot een beperkt aantal cultuurkringen Hallstattcultuur in de 5F"erti*d# tweede cultuurkring in )ome# en de (ermaanse kring. - De archeologische cultuurkringen representeerden dus etnische eenheden. Het was op die manier mogeli*k aan te wi*"en hoe de"e "ich hadden bewogen. - Dat oude voorwerpen kunnen en moeten worden gebruikt om de cultuur te reconstrueren van de samenleving die "e heeft geproduceerd# "ullen weinig archeologen ontkennen. /ven weinig archeologen "ullen het er echter mee eens "i*n dat de"e culturele reconstrucite moet beginnen met het bepalen van de etnische identiteit. - -ok het concept van een cultuurkring was omstreden# want het was heel lastig te defini2ren. - 4ossinna gaf een belissende wending aan de prehistorische archeologieB weg van de kusntgeschiedenis# naar de algemene geschiedenis en de culturele antropologie. )acisme - Het was in 4ossinna0s ti*d gebruikeli*k aan te nemen dat niet alleen de (ermanen# maar ook de sprekers van de !roto-5ndo-/uropese taalfamilie afkomstig waren van de Coord-Duitse laagvlakte. De (ermanen stonden daarom het dichtst bi* de oorsprong. - Hun ras"uiverheid maakte de (ermanen biologisch superieur. ?voendien hadden "e een superieure taal# die hen in staat stelde creatiever te "i*n dan andere volken. - De (ermaanse "uiverheid garandeerde dus creativiteit# die etnisch minder homogene volken "ouden ontberen. - Ca de eerste wereldoorlog werden 4ossinna0s idee2n politiek ge2Mploiteerd. Hi* ver"ette "ich er niet tegen dat men redeneerde dat als er ooit ergens (ermanen hadden gewoond# historische claims gerechtvaardigd waren. - Ciet dat 4ossinna en de Ca"i0s als enige "o dachten. Ao werd een sociale tegenstelling etnisch verklaard. 4ossinna was dus een kind van een ti*d waarin racisme en nationalisme hoogti* vierden. - 4ossinna bereikte ermee dat voor het eerst werd getwi*feld aan het uit"onderli*k belang van de (riekse cultuur. - De stelling dat i*"erbewerking in /g+pte was ontstaan# was bi*voorbeeld echt onhoudbaar.

<och beginnen veel geschiedenisboeken over de -udheid nog alti*d in 5rak en /g+pte# en behandleen "e achtereenvoglens 4reta en (riekenland om vervoglens bi* het )omeinse )i*k te belanden# "onder veel aandacht te besteden aan de Hrnenvelden Hallstattculturen. V6n verklaring is dat hedendaagse oudhistorici "ich niet laten leiden door wat belangri*k is# maar door de toevallig beschikbare bronnen : de positivistische misvatting ;; een andere verklaring is dat weer"in tegen de nationaalsocialistische germanistiek een eerli*ke beoordeling van de noordeli*ke culturen nog alti*d bemoeili*kt.

?abel# bi*bel# belangen. - .at Montelius en 4ossinna met elkaar gemeen hadden# was het idee dat culturele veranderingen op 66n plaats# of een beperkt aantal plaatsen# begonnen# en "ich daarvandaan over de wereld verspreiddenB diffusie. - ?abel-?ibel-9treit # waarin geleerden discussieerden over de overeenkomsten tussen bi*belse en oud--osterse literatuur# die sinds de ontci*fering van het spi*kerschrift meer in het oog liept. - De vervolgvraag was hoe ver die ?ab+lonische invloed dan had gereikt. - De Duitse archoeloog Hugo .inckler# 1,=>-1'1># de eerste opgraver van de Hittitische hoofdstad Hattusa# wilde er wel een lans voor breken dat de hele wereld bi* de ?ab+loni2rs in het kri*t stond. De"e eMtreme visie staat bekend als h+perdiffusionisme# waarvan /liot 9mith# die overal /g+ptische invloeden ontwaarde# een andere vertegenwoordiger is. Het h+perdiffusionisme is een voorname wortel van de pseudogeschiedenissen die in de tweede helft van de twintigste eeuw enige populariteit hebben genoten. - -ndanks de"e eMcessen was het diffusionisme een belangri*ke methode om culturele veranderingen te verklaren. /en andere verklaring daarvoor was migratie. - .etenschappers "i*n imiddels wat van het migrationsime teruggekomen# maar volksverhui"ingen golden tot aan het begin van de twintigste eeuw als een vri* normale manier om culturele veranderingen te verklaren. - Migratie en diffusie dus# als aanvulling op het evolutionsime. - (ordon 1hilde# the Dawn of /uropean 1ivili"ation# 1'D%. Doordat hi* over meer materiaal beschikte# was 1hildes chronologische kader nauwkeuriger. - 1hilde gaf voor het eerst een definitie van een archeologische cultuur & specifieke combinaties van voorwerpen in het bodemarchief# die steeds opnieuw in de"elfde combinatie voorkwamen. - Hi* stelde eMpliciet dat de waarheid in het midden lag tussen de"e noordeli*ke theorie en het eM oriente luM-standpunt. - /lders erkende 1hilde de betrekkeli*ke autonomie van de HallstattcultuurB een andere nuancering op het belang van de (riekse cultuur. - 1hilde begon# net als Montelius# met het opstellen van een mo"a7ekachtige tabel waarin de archoelogische culturen van alle /uropese regio0s werden get+peerd. - 5n the Dawn of /uropean 1ivili"ation gaf hi* niet alleen een etnische interpretatie# maar bood hi* ook een over"icht van de economische basis van de prehistorische samenleving# van sociale en politieke verhoudingen en "elfs van religeu"e opvattingen. lsof dit nog niet genoeg was# koppelde hi* dit &opnieuw voortbouwend op 4ossinna- aan het f+sisch milieu. - 1hilde0s benadering wordt cultuurhistorisch genoemd. rcheologische culturen namen de plaats in van de staten# diffusie verving de staatslieden en migraties namen de plaats in van veldslagen. - 1ultuurhistorische archeologen hielpen hun vaderland dan door een band te benadrukken tussen ener"i*ds het volk dat in de nieuwe staat dominant was en ander"i*ds een volk uit een ver verleden# dat vervolgens archeologisch in het "onnet*e werd ge"et. - De"e ki*k op het verleden hoeft niet per se slechte wetenschap op te leveren.

rcheologen als Sigael Sadin groeven het verleden op van het Foodse volk# probeerden aan de hand van allerlei voorwerpen uitspraken te doen over economie# etniciteit# sociale en politieke verhoudingen en religie# en wel met het uitdrukkeli*k doel te bewi*"en dat de s+mbolen die door de eeuwen belangri*k waren voor de Foden werkeli*k eeuwenoud waren. Met andere woorden# de archeologie werd ondergeschikt gemaakt aan ener"i*ds de geschiedschri*ving en ander"i*ds de politiek.

Hoofdstuk = -udheidkunde en functionalisme - /r "i*n tussen de historische en sociale wetenschappen "elfs duideli*ke raakvlakken. .e hebben al ge"ien dat de sociale wetenschappen "i*n ontstaan uit de h+pothetische geschiedschri*ving en dat oudheidkundigen belangri*k bewi*smateriaal aandroegen om te reconstrueren hoe vroegere evolutionele stadia eruit hadden ge"ien. - /vlutionisme; evolutionaire niveaus .aarom ontwikkelen sommige volken "ich sneller dan anderenI racisten. - /rgens rond 1'EE begon de samenwerking te haperen. De antropologie en sociologie begonnen een eigen ge"icht te kri*gen# met meer nadruk op veldwerk als voornaamste bron van kennis. /en andere factor was het historismeB ener"i*ds was de samenwerking bi* veel oudheidkundigen nooit van harte gegaan# ander"i*ds bleek een invloedri*k cultureel antoropoloog als Gran" ?oas# 1,%,-1'$D# de opvatting te dlene dat mensen en samenlevingen een unieke ontwikkelingsgang hadden. De moderne antropoloog had de oudheidkunde niet nodig. - <ot slot speelde een rol dat cultureel antropologen en sociologen er steeds meer voor ko"en samenlevingen te beschri*ven met het begrippenapparaat van 0structureel-functionalisme0of kortweg functionalisme genoemd. - De centrale vraag hierbi* is hoe we een cultuur begri*pen. Maar aan de hand van welk criterium wordt bepaald wat belangri*k isI Het functionalimse bood op de"e vraag een antwoord door samenlevingen te vergeli*ken met organismen# die een skelet hadden en organen die functioneerden om het organisme in leven te houden. naloog hieraan erkenden de functionalisten maatschappi*structuren die door de *aren heen het"elfde bleven# ongeacht de wi*"e waarop individuen handelden. - )obert Merton# 1'1E-DEE># maakt het onderscheid tussen manifeste en latente functies. De manifeste functie is voor elke betrokkene meteen duideli*k. Het bouwen van een badhuis in het )omeinse )i*k had bi*voorbeeld een duideli*ke : manifeste ; h+gi2nische functie. Het"elfde bouwpro*ect had echter ook een tweede functie# die meer verborgen : latent ; was. - /en andere verfi*ning van het functiebegrip was dat men onderkende dat er ook disfuncties waren# ofwel contraproductieve gebruiken. - Het idee dat we bi* het anal+seren van een cultuur onderscheid moeten maken tussen ener"i*ds de diverse culturele elementen aan de oppervlakte en ander"i*ds de dieperliggende structuur# was een belangri*ke vooruitgang. Het functionalisme leent "ich echter om een momentopname van een samenleving te maken dan om maatschappeli*ke veranderingen te beschri*ven. Het is beter voor een s+nchrone dan een diachrone anal+se. - Het vaststellen van de mechanismen waarlangs culturen "ich ontwikkelen# en het bepalen van datgene wat binnen die ontwikkeling onveranderd bli*ft# is een van de hoofdproblemen van de oudheidkunde. De oudheidkundigen moesten bewi*"en dat er in het antieke thene een bepaald soort maatschappi*structuur was ontstaan die ener"i*ds alleen daar onderstond en ander"i*ds tot in de eenentwintigste was bli*ven bestaan. <erwi*l de archeologen de"e uitdaging hebben aangeomen# hebben classici en oudhistorici haar genegeerd. ?eslissende vernieuwingen : schema op pagina 1==# uit *e hoofd leren ;.

(ordon 1hilde was op de hoogte van het functionalisme en probeerde het toe te passen in de arcehologie. Hi* beschouwde# "oals we al "agen# het vondstmateriaal als een neerslag van de cultuur van de mensen uit het verleden# en probeerde de"e nu te duiden aan de hand van de functionalistische theorie. Het illustreert hoe ruimdenkend 1hilde was dat hi* "ich liet inspireren voor de"e twee stromingen# want waar de marMisten vooral maatschappeli*ke spanningen ontwaarden# "agen de functionalisten *uist een universeel verlangen naar stabiliteit. 5n "i*n latere werken benadrukte 1hilde dat de economische basis van de sameneleving het uitgangspunt moest "i*n. Kan groot belang was ook 1hildes theorie dat de menseli*ke ontwikkeling "ich schoksgewi*s# in revoluties had vertrokken. Hi* onderscheidde er vier; het ontstaan van de mens# ontdekking vna de landbouw# opkomst van de steden# industri2le revolutie. -p andere punten neigde hi* tot functionalisme. Ao benadrukte hi* in "i*n schets van de menseli*ke vooruitgang dat *e niet weet wat een voorwerp eigenli*k betekent# "olang *e niet weet wat "i*n sociale functie is. /en ander voorbeeld is 1hidles claim dat het funcitonalistische idee dat samenlevingen streefden naar stabiliteit# werd bevestigd doordat mensen "ich te pas en te onpas presenteerden als lid van een groep. (rahame 1lark# 1'EL-1''%# 5n !rehistoric /uropa. <he /conomic ?asis. Hi* legte sterk de nadruk op de menseli*ke behoefte aan eten# drinken en onderdak# en beschreef hi* @cultuur0 als de wi*"e waarmee mensen "ich# om aan de"e behoeften te voldoen# voortdurend aanpasten aan veranderingen in de omgeving# addaptief s+steem. 1lark was ook de eerste die s+stematisch nadacht over het vraagstuk dat oudhistorici aanduiden als @na7ef positivisme0. Aoals de historicus kritisch nadenkt over de informatie in "i*n bronnen# "o denkt een archeoloog over de vraag hoe representatief vondsmateriaal voor de gehele materri2le cultuur van een oude samenleving reconstructietheorie. De nadruk op organisch materiaal maakte dat 1lark nauw samenwerkte met "oRlogen en botanisten. -p de"e manier was het mogeli*k niet alleen een neder"etting te reconstrueren# maar ook het ecos+steem waarbinnen de"e functioneerde. 8adder van HawkesB een hi2rarchie van onder"oeksgebieden waarover de ?ritse archeoloog 1hristopher Hawkes# 1'E%-1''D# opmerkte dat "e een toenemende moeili*kheidsgraad vertoonden ecologie# economie# sociale verhoudingen# politieke structuren# ideologie en religie. 4ennis van de hogere sporten van de"e ladder was alleen mogeli*k als *e de lagere sporten al had begrepen# waarbi* de "aken aan"ienli*k werden bemoeili*kt doordat de variatie in de menseli*ke cultuur toenam naarmate *e hoger op de"e ladder klom. De prehistorische archeologie was rond 1'%% heel anders dan een halve eeuw daarvoor. Het leek nog maar in weinig op de kalssieke archeologie# en dit werd nog minder toen de merikaanse scheikundige .illard 8ib+ de 1$1-methode bedacht. 1hilde had gemeen dat de megalithische graven ouder waren dan de tholosgraven# maar beschouwde de"e eveneens als een imitatie van de piramiden. Door de 1$1methode bleek echter dat bi*voorbeeld 9tonehenge te oude was om door de /g+ptische koningsgraven te "i*n ge7nspireerd. Ao vormde de doodsklap voor "owel het oude idee dat alle cultuur uit (riekenland was gekomen als het idee dat de beschaving was ontstaan in het Cabi*e -osten en via (rikeenland aan de rest van de wereld doorgegeven. <ot de uitvinding vna de 1$1-methode waren de prehistorici voor hun dateringen aangewe"en geweest op hun oudheidkundige collega0s# en daarmee op teksten. De"e laatste band tussen de klassieke en prehistorische archeologie was nu verdwenen.

9tri*dtoneel in de 4oude -orlog rcheologie was een van de ideologische stri*dtonelen van de 4oude -orlog# want de subsidi2nten wilden natuurli*k vooral bewi*"en in handen kri*gen dat de wereldgeschiedenis niet# "oals de marMisten dachten# vooruitging door revoluties# maar werd get+peerd door een geleideli*ek ontwikkeling. - ?raidwood# 5raJ-Farmo-pro*ect. ?ewonderde 1hildes opgravingstechnieken en brede anal+ses. V6n daarvan was dat hi* had gekeken hoeveel mensen er in een neder"etting konden wonen# en dit had vergeleken met het aantal mensen dat kon worden gevoed door het omliggende land. - .as er een hi2rarchie aan te wi*"en in de neder"ettingenI ?estond er een functionele verdeling in de samenlevingI Het opvallende van dit pro*ect is dat hi* een gehele regio onder"ocht# dus niet slechts 66n opgraving. Het pro*ect leidde "o tot het ontstaan van de landschapsarcheologie. - 5n de loop der *aren heeft de landschapsarcheologie ene grote vlucht genomen. De verspreiding van neder"ettingen kan nameli*k dienen als aanwi*"ing voor allerlei "aken. /r "i*n echter compleMere hi2rarchie2n dnekbaar# waaruit archeologen conclusies kunnen trekken over economische specialisaties# sociale verhoudingen of machtsrelaties. 4ortom# over de middelste sport van de 8adder van Hawkes. De nieuwe archeologie - Dat be7nvloedde de archeologen# die nu begonnen op te roepen tot een Cew rcheologie. Het heeft bovendien iets merkwaardigs dat men opriep tot vernieuwingen op precies het moment dat de nieuwe 1$1-dateringen het beeld van de !rehisotrie op "i*n kop "etten. - 5n feite was er al in de *aren vi*fitg een totaal niewue archeologie ontstaan# die los was komen gekomen van de klassieke archeologie. De Cew rchaeolog+ intorduceerde net neo-evolutionisme# legde sterk de nadruk op rigoureu"e wetenschappeli*kheid en introduceerde de s+steemtheorie. - 5n feite waren dit eerder radicaliseringen van al aanwe"ige idee2n dan werkeli*ke vernieuwingen# en daarom duidt men de archeologie vna de *aren "estig en "eventig tegenwoordig liever niet meer aan als Cew rchaeolog+# maar als processuele arcehologie. - Ceo-evolutionsme De"e stroming ging uit van de veronderstelling dat de menseli*ke ontwikkeling kon worden beschreven aan de hand van een almaar groeiende energiebehoefte. De neo-evolutionisten combineerden de historische dimensie met de verworvenheden van het functionalismeB een cultuur was voor hen geen lappendeken vna culturele verschi*nselen# "oals het voor de negentiendeeeuwse evolutionisten was geweest# maar een ver"ameling van structureel en functioneel op elkaar afgestemde onderdelen. - Ceo-evolutionistische vuistregels als @steeds meer energie0 en @grotere compleMiteit0 leken voor archeologen als de merikaan 8ewis ?inford# 1'>1-DE11# nuttige hulpmiddelen om te komen tot een historische anal+se. Het idee was dat het verleden te t+peren viel als een reeks op elkaar volgende samenlevingst+pes# die stuk voor stuk konden worden beschreven met het begrippenapparaat van het functionalisme# terwi*l de vuistregels een aanwi*"ing boden voor de wi*"e waarop de"e samenlevingen op elkaar volgden. - 5n 1'=% benadrukte ?inford in het artikel @ rchaeological 9+stematics and the 9tud+ of 1ulture !rocess0dat er# om de overgang van de ene naar de andere soort maatschappi* te beschri*ven# gebruik kon worden gemaakt van de s+steemtheorie. Dat had als voordeel dat compleMe veranderingen# waarin oor"aken en gevolgen niet goed konden worden gescheiden# met feedbackcirkels toch eenvoudig konden worden vastgesteld. Aulke compleMe# "ich"elf be[nvloedende veranderingen werden aangeduid als @processen0. ls voorbeeld kan de overgang dienen van een egalitaire# agrarische maatschappi* naar de eerste stadstaten. ?eide soorten samenleving kunnen worden beschreven

als structureel en functioneel samenhangend# maar hoe kwam men van het ene naar het andere maatschappi*t+peI -nder"oekers als ?raidwood waren er al van overtuigd dat het "o simpel niet kon "i*n. De processueel archeologen "ochten het daarom in een proces dat bestond uit allerlei wisselwerkingen. <he )ise of 1ivili"ation# 1halres )emdan. Fe kunt hier niet meteen 66n oor"aak aanwi*"ne; de s+steemtheorie is vele subtieler en schept de mogelikheid een verklaring te geven voor de verandering van een cultuur# "onder dat men daarbi* hoeft terug te vallen op 66n oor"aak als klimaatverandering# migratie of diffusie. Dat neemt niet weg dat de verleiding groot is toch een trigger aan te wi*"en.

De archeologie van de ideologie - 1entraal stond steeds de ambitie om "ich be"ig te houden met politiek# ideologie en religie# en sommige prehistorici keken met enige *aloe"ie naar de klassiek archeologen. -mgekeerd "agen de klassiek archeologen in de loop van de *aren "eventig in dat het arsenaal aan nieuwe technieken en sociaalwetenschappeli*ke interpretatiemodellen van de prehistorici ook voor hen nuttig kon "i*n. De term mediterrane archeologie wordt ge7ntroduceerd. - 1olin )enfrew# hi* begon "ich daarna te richten op wat hi* aanduidde als de cognitiefprocessuele archeologie. Koor ons "i*n vooral de opgravingen van belang die hi* verrichte in de m+keense neder"etting Gilakopi op het (riekse eiland*e Melos. Het ging om een heiligdom# meende hi*# maar hoe kon een archeoloog "oiets wetenI Hi* "ocht het antwoord in een li*st van achttien aandachtspunten# die hi* had gebaseerd op etnografische vergeli*kingen. an de hand van "ulke kenmerken probeerde )enfrew ook Gilakopi te identifieren als hieligdom# waarbi* hi* voortdurend naar argumenten "ocht voor het tegendeel. Ao kon hi* inderdaad vaststellen dat de opgegraven vertrekken gedurende enkele eeuwen als heiligdom hadden gediend. - De moeili*kheid was dt )enfrew uitging van min of meer algemeen geldige patronen# "oals heel veel volken hebben de gewoonte kostbare volken aan de goden te wi*den. De vraag was echter hoe *e kon weten of het patroon voldoende algemeen was. - 5an Hodder pleitte er voor dat "i*n collega0s een samenleving moesten leren kennen van binnenuit en "ich moesten inleven in de mensen van vroeger hermeneutische benadering. Cet als )enfrew accepteerde Hodder ook teksten bi* de archeologische interpretatie--I 1onteMtuele archeologie. - 1',=# reading the past# is hermeneutisch verworven kennis wel wetenschappeli*kI 1lassici kunnen de"e weg gaan omdat "e# door de verworvenheden van de taalkunde ne het formalisme# redeli*k betrouwbaar duideli*k kunnen maken waarom hun uitspraken een "ekere betrouwbarheid hebben# maar een archoelogisch eJuivalent bestaat voor alsnog niet. 4lasiseke en Mediterrane archeologie. - 9nodgrassB Hi* bediende "ich van het functionalisme en besteedde veel aandacht aan afval# hutten# i*"erovent*es en andere voowerpen die ene Hemelri*k triviaal "ou hebben genoemd. rchaeolog+ and the )ise of the (reek 9tate# 1'LL. Het moge duideli*k "i*n dat we inmiddels kilometers "i*n verwi*derd van de traditionele# kunsthistorishce klassieke archeologie. - 5n "i*n rchaic (reece. <he ge of /Mperiment# t+peerde 9nodgrass de"e bevolkingseMplosie als een revolutie in de maatschappeli*ke structuren. Hi* legde uit hoe de opkomst van een netwerk van stadstaten moest leiden tot het ontstaan van een "eker individualisme# dat op "i*n beurt weer de voorwaarde vormde voor het ontstaan van filosofie en enkele artistieke innovaties. Ai*n verklaring aan de hand vna technologie en demograife is dus incompleet. - De kalssieke archeologie "ag er daardoor in 1',E heel anders uit dna in 1'LE. Aoals ge"egd kwam dit tot uitdrukking in de naamswi*"iigng. ?alans

Dit is 66n voorbeeld van de buitengewoon ingri*pende wi*"e waarop de sociaalwetenschappeli*k onder"oek gebaseerde archeologie ons beeld van de oudheid heeft veranderd. Die verandering is deels tot stand gekomen door een almaar gortend wordend aanbod van vondsten# maar ook door voortdurende reflectie op de wi*"e waarop die vondsten dienden te worden geXnterpreteerd. <egeli*k "i*n er moeili*kheden. 8ange ti*d hebben prehistorische archoelogen geprobeerd "o min mogeli*k met teksten te maken te hebben. !as toen men die "elfstandigheid had bereikt# begon men# maar alleen als laatste stap bi* de interpretatie# teksten als bewi*s te aanvaarden. Ae waren daarvoor echter eigenli*k niet opgeleid. .e herkennen hier het vi*fde van de eerder behandlede hoofdproblemen. <egeli*k kan worden gesteld dat de ontwikkeling van de archoelogie in de twintigste eeuw een weg toonde om andere hoofdproblemen op te lossen. Dank"i* de archeologie is de geschiedenis vna de -udheid net ruim twee millennia verlengd. Hieraan verwant is dat in de loop van de twintigste eeuw het belang van (riekenland als enige bakermat van de westerse beschaving werd genuanceerd. <ot slot werden wegen geopend om histoirsche continu7teitsvragen te beantwoorden.

Hoofdstuk L Geiten en verklaringen - een goede oudheidkundige biedt niet alleen voldoende verwi*"ingen naar bronnen en wetenschappeli*ke studies# maar heeft ook nagedacht over de aard van de verklaring. - Ki*f verklaringswi*"en# twee daarvan "i*n al aan de orde geweest. .e hebben het vri* uitgebreid gehad over het inelven in de antieke personages# de hermeneutische verklaringswi*"e. Daarnaast is de wetmatige verkalringswi*"e enkele keren terloops aan de orde geweest. Hierbi* probeert de wetenschapper de oor"aak van de feiten op te sporen door middel van :natuur;wetten. - 1omparativistische verklaringswi*"e# het narrativisme en de ph+sics of societ+. Hierbi* worden analogie2n met f +sishce processen aangenomen# wat verrassende in"ichten oplevert. HermeneuseB verklaren door inleving. - De geschiedenis van de oudheidkunde wordt voor een belangri*k deel bepaald door de ontwikkeling van steeds verfi*ndere methoden om teksten te le"en. Men herkrende genreconventies en ontdekte het belang van de mondelinge literatuur# men ondekte dat de schri*vers vaak hoogopgleide# elitaire mannen waren geweest# met overeenkomstige vooroordelen over ongeletterden# boeren en vrouwen. - Meer dan voorheen herkende men dat de mensen van vroeger anders waren geweest# en het is misschien geen toeval dat het denken over de hermeneuse aanvankeli*k vooral een be"igheid was van theologen. - 9chleiermacher erkende dat mensen bi* het bestuderen van oude teksten hun eigenti*dse vooroordelen meenamen :vorverstTndnis;. - De theorie over de eenheid van de menseli*ke geest is vooralsnog niet bevestigd door het moderne hersenonder"oek# dat niets kan met het begrip @geest0. Daranaast "i*n er "o verschrikkeli*k weinig bronnen over de oude wereld# dat de kans levensgroot is# hoe vaak *e de teksten ook leest# meer en meer overtuigd raakt van een bepaalde# on*uiste gedachte. - <och hebben we# bi* het le"en van oude teksten# een "ekere garantie dat we de waarheid dichter kunnen benaderen. .eliswaar bli*ft er alti*d een stevig element van sub*ectiviteit# maar in de loop van de negentiende en twingitste eeuw "i*n de

genreconventies steeds duideli*ker geowrden en slaagden we er ook steeds beter in de verschillende oude talen beter te begri*pen. Dat wil niet alti*d "eggen dat we de intentie van de auteur voortaan correct begri*pen# maar we begri*pen wel beter hoe een tekstuiting op de le"er of luisteraars moet "i*n overgekomen. Kergeli*kingen vormen dus een bruikbare methode om althans sommige interpretaties uit te slutien# maar er kleven nadelen aan. Ao "i*n er gren"en aan de vergeli*kbaarheidB slechts een enkeling "al be"waar hebben tegen een vergeli*king van leMander met 1+rus of ttila# maar D*engis 4han leefde wel erg veel later. /en tweede nadeel is dat *e# door vergeli*king# de mensen alleen kunt begri*pen in "overre "e overeenkomen met andere. Dat wat "e tot individu maakt# bli*ft onkenbaar. <ot slotB er "i*n volop historische gebeurtenissen waarvan de oor"aken lagen in factoren die de betrokken "ich niet bewust waren. 5n feite is de hermeneutische verklaringswi*"e# die "o nuttig is voor classici# slecht bruikbaar voor oudhistorici. De hermeneuse is dus "o sterk als haar hulpmiddelen toestaan. .ie haar toepast op teksten# komt dank"i* het formalisme en de taalkunde een heel eind# maar wie haar toepast om historische gebeurtenissen te verklaren of betekenis te geven aan archeologische vondsten# kri*gt het moeili*k.

!ositivisme; verklaren met wetmatigheden - Catuurwetenschappeli*ke verklaringswi*"e# de methode is bekend. /erst observeren de onder"oekers de verschi*nselen en na verloop van ti*d herkennen "e regelmatighedenB de natuurwet. 5n de tweede fase worden voorspellingen getoetst die op de veronderstelde regelmatigheden "i*n gebaseerd. 9temmen de nieuwe waarnemeingen overeen met wat is voorspeld# dan is de wet bevestigd# althans voor het moment : gecorroboreerd ;. - /en eeuw later waren de resultaten van de wetmatige verklaringswi*"e "o overdonderend dat men ook in de humaniora begon te "oeken naar wetten. De"e wetten voor het menseli*k gedrag dragen de naam @positivisme0 en beschouwde het als ee nmanier om speculaties over volks- en ti*dsgeest uit de wetenschap te verdri*ven : uguste 1omte ;. - /ssa+ on the principle of population as it affects the future improvement of societ+# )obert Malthus. /lke bevolking# "o concludeerde Malthus# had de neiging haar bestaansmiddelen te ontgroeien. Hi* voorspelde dat als er geen einde kwam aan de bevolkingsgroei# de mensheid ten onder "ou gaan aan "iekte en honger. - David )icardo. ?evokingstoename leidt ott hogere voedselpri*"en. -ok het omgekeerde is waarB als bi*voorbeeld de helft van de mensen aan een "iekte be"wi*kt# "ullen de overlevenden de vruchtbaarste gebieden bli*ven bewerken en daalt de graanpri*s. Het bekendste vorbeeld is de verarming van /uropa in de ti*d van de bevolkingsgroei tot de Awarte Dood van 1>$L-1>$'. - De"e voorbeelden "i* niet toevallig ontleend aan de economie# want de wetmatige verkalringswi*"e heeft tot nu teo vooral overtuigende resultaten opgeleverd op de twee laagste sporen van de 8adder van HawkesB ecologie en economie. - Het positivisme kan dus het proces van geloofsverandering# dat deel uitmaakt van de @sociale sport0 van de 8adder van Hawkes# helpen verklaren; het gaat echter niet om de geloofsinhoud# waarvoor de hermeneuse een betere benadering vormt.

1omparativismeB verklaren door vergeli*ken. - De derde benadering is het verklaren door middel van vergeli*kingen# en dit is "o van"elfsprekend dat we het haast niet meer herkennen als methode. !as rond 1'EE denkt men hier s+stematisch over na.

De eerste is dat onder"oekers nog wel eens "aken willen vergeli*ken "onder te ki*ken hoe vaak die voorkwamen. Dit bewi*s is onvolledig# want *e moet tevens aantonen dat de"elfde mentaliteit of elders afwe"ig was of geen invloed uitoevende. De tweede kuil die hi* vermid*t is die van een te smalle selectie van vergeli*kingspunten. Hi* ki*kt naar heel uiteenlopende verschi*nselenB f+sieke kenmerken# gewoontes# taal en technieken. /en van de eersten was (oropius# de origine gentium americanarum. Hi* werd bekritiseerd door Fohannes de 8aet : vergeli*king puur op basis van het woord ;. Daarnaast stelde hi* dat *e tevens moest ki*ken naar grammaticale en fonetische overeenkomsten. Aoals we al "agen# werd in de negentiende eeuw nagedacht over de gren"en van de vergeli*kbaarheid. De evolutionisten accepteerden bi*voorbeeld vergeli*kingen op het"elfde culturele niveau# terwi*l marMisten vergeli*kingen "invol vonden "olang het de"elfde productiewi*"e betrof. Men hoeft geen racist te "i*n om in te stemmen met het criterium dat het "involler is informatie van verwante dan van niet verwante volken te benutten. @enkelvoudige parallellen0# waarin een onder"oeker een verschi*nsel verklaart door te ki*ken naar 66n ander volk. Het is echter verstandiger om patronen te "oeken# "oals we 1olin )enrew hebben "ien doen. Hi* vergeleek dus niet met 66n andere cultuur# maar met een algemener patroon# en dat is# "olagn C\1 beter is dan C]1 een hardere methode. -ok de verbanden in het schema op bl". 1L=-1LL "i*n gebaseerd op brede patronen en niet op enkelvoeidge parallellen. Aulke schema0s worden wel aangeduid met de enig"ins vage term @model0. Fohann Heinrich von <hWnen# 1,D=# Der 5solierte 9taat. Dit model# "o toonde De neeve aan# was ook van toepassing op Midden-5tali2# en hielp verklaren waarom de boerenstand in de knel kwam. Het snel groeiende )ome importeerde "i*n graan steeds vaker van over"ee en het verloren graan van de stedeli*ke markt stelde de kleine boeren uit 8atium voor de keu"e Nf over te schakelen op tuinbouw of hun bedri*f op te geven. Meestal ontbrak het kapitaal voo rhet eerste# "odat "e hun land uiteindeli*k maar overdeden aan een grootgrondbe"itter# die er een plantage inrichtte waar slaven de gewassen verbouwden waar )ome om vroeg. Ao helpt een model uit de osciale geografie de antieke feiten verklaren. De vergeli*kbare methode kan ook helpen "oeken naar oor"aken. Kaak komt het neer op het uitsluiten van concurrerende variabelen# bi*voorbeeld als we ons afvragen wat de voornaamste oor"aak was van de romanisering. -ngeacht of de hier geprestenteerde voorstelling van "aken helemaal correct is# illustreert het voorbeeld dat we door vergeli*king en uitsluiting kunnen "eggen welke oor"aak het belangri*kst was in een proces van etniciteitsverandering. Het comparativisme is dus# al met al# vri* breed toepasbaar. Het bereik van de verklaringswi*"e overlapt dus met dat van de heremeneuse en het postiivsme. Haar brede toepasbaarheid maakt de"e methode tot een van de krachtigste middelen in het oudheidkundig instrumentarium. Helaas i s de"e vekrlaringswi*"e minder goed bekend dan de andere# wat wel eens leidt tot misverstanden.

CarrativismeB verkalren door vertellen. - De drie tot nu toe behandelde verkalringswi*"e hadden met elkaar gemeen dat "e veronderstellen dat het verleden nog te kennen valt. De vraag is echter of dit wel "o is. - /en andere invalshoek is mogeli*k. 5s het wel "o belangri*k de historische waarheid precies vast te stellenI De moraal die de westerse cultuur verbindt aan <hermop+lae heeft bi*voorbeeld weinig te maken met wat daar in $,E werkeli*k is gebeurd. - De"e relativering van het belang vna de waarheid is het uitgangspunt van de narativistische verklaringswi*"e. De historicus ontdekt geen verbanden# hi* schept "e

als hi* "i*n verslag schri*ft. Het criterium waarop een studie moet worden beoordeeld# is dus niet "o"eer of de auteur het verleden overtuigend reconstrueerd# maar of hi* er overtuigend over vertelt. Aoals hierboven aangegeven# wordt in het narrativisme het "oeken naar de waarheid gerelativeerd# maar dat wil niet "eggen dat die helemaal geen rol speelt. .eliswaar berust de narrativist erin dat de verbanden die ooit tussen de historische feiten ehbben bestaan# onmogeli*k nog kunnen worden gereconstrueerd# maar dat laat onverlet dat het lonend bli*ft te *agen op de feien "elf. Koor de narrativist geldt dus dat hi* verbanden schept# maar de feiten erkentB het oudheidkundige eJuivalent van het adagium dat *e recht hebt op een eigen mening maar geen recht op eigen feiten. Hollands versie van het narrativisme is niet representatief voor wat geleerden doen met de"e vekrlaringswi*"e. Ai*n boek had hier onbehandeld kunnen bli*ven als het niet w6l representatief was geweest voor ons vi*fde hoofdprobleemB dat er veel on*uiste informatie over de oudheid in omloop wordt gebracht.

!h+sics of 9ociet+B verklaren door analogie - De *ongste verklaringswi*"e in de sociale en historische wetenschappen is "o nieuw# dat er nog geen consencus bestaat over haar naam. - Dit gaat ook op voor veel soorten van menseli*k gedra.g Fe kunt een computersimulatie schri*ven van mensen die door een straat wandelen met als enige regels dat "e in hun eigen tempo lopen naar een van de twee uiteinden van de straat en dat "e niet tegen anderen botsen. - Het frappante is nu dat de regels van dit soort simluatie als twee drupppels li*ken op de Kanderwaalskrachten. Moleculen kunnen op maar drie manieren worden georganiseerd; of "e liggen geordend# of "e bewegen met elkaar mee# of "e gedragen "ich volkomen chaotisch. .elke organisatievorm optreedt# hangt af van de temperatuur. - .e kunnen de analogie verder utiwerken. De overgang van vaste stof naar vloeistof en van vleoistof naar gas is niet geleideli*k maar abrupt# en soortgeli*ke overgangen doen "ich ook voor in menseli*k gedrag. - Kan"elfsprekende tegenwerping is dat mensen geen gassen "i*n. - De eerste s+nthese over het onderwerp# !hilip ?alls 1ritical Mass# DEE$# biedt tientallen analogie2n. -f het nu gaat om de keu"e van huweli*kspartners# de groei vna steden# aandelenkoersen# de keu"e van samenwerking of concurrentie# criminaliteitsci*fers# de organistaie van sociale netwerken of de vorm van bedri*ven# er "i*n elke keer paralllellen tussen menseli*k gedrag en de natuurwetenschappen. nders ge"egd# er is een punt waarop we accepteren dat het gedrag van grote groepen mensen is te herleiden tot regels als die van aantrekking en afstoting. - De"e manier om te ki*ken naar coalitievorming is verbluffend en de toepasbaarheid in de oudheidkunde staat buiten ki*f. ls verklaring geven oudheidkundigen wel dat de"e verklaringswi*"e nog "o nieuw is# mdaar dat is beneden het pi*l dat we van "e mogen verwachten. Hoofdstuk , -nder"oek# onderwi*s# overdracht. - Kan elke organisatie kan worden aangegeven wat cruciaal is voor haar voortbestaanB "aken die onder geen beding mogen worden aangetast en tot elke pri*s moeten worden behouden. Koor een wetenschappeli*k vakgebied gaat het dan om de dingen die nood"akeli*k "i*n om de samenleving te bliv*en voor"ien van adeJuate informatie. - -nder"oek# onderwi*s# overdrachtB dit "i*n de onlosmakeli*k verbonden kerntaken. Ae "ouden echter kunnen worden onderbroken. <e lang kan het echter niet duren# want bestaande informatie kan verouderen# bi*voorbeeld als "e niet wordt bevestigd wanneer er nieuwe theoretische in"ichten "i*n.

Daarnaast "i*n er perifere onderdelenB "aken die eventueel kunnen worden verwaarloosd# misschien "elfs worden opgegeven# om de continu7teit te garanderen van de vitale onderdelen. De wetenschapstheoretische discussies van de *aren "eventig# waarover we in het volgende hoofdstuk te spreken "ullen komen# leidden tot een relativering vna het waarheidsbegrip en daarmee tot een discussie over de financiering. 5n de *aren "eventig is er op gewe"en dat odner"oekers rekening moesten houden met problemen en dat "e de perifere en vitale belangen van hun vakterreinen moesten defini2ren. 5n de geesteswetenschappen is dat ahcterwege gebelven. Aodoende was men niet voldoende voorbereid toe nbegin *aren tachtig de studieduur werd ingeperkt. De studieduurbekorting heeft in alle westerse landen op een of andere manier plaatsgevonden en is de grootste ramp die de oudheidkunde ooit heeft getroffen. De invoering van het nieuwe stelsel was in feite een erkenning dat de universiteiten niet slechts wetenschappers opleiden# maar ook mensen die weliswaar enige kennis moeten hebben van de onder"oeksresulten# maar niet "elf in staat hoeven te "i*n ondder"oek te verrichten. 5niti2le opleiding. de studenten die wel onder"oek wilden doen. Het eindresultaat bleef dat een onder"oeker in slechts acht *aar moest groeie nvan propedeuse naar doctoraat. Dat is vier *aar minder dan tot dan toe werd beschouwd als het minimum. De kwaliteitseisen werden almaar verder naar beneden bi*gesteld. Dit werd in de hand gewerkt doordat universiteiten worden gefinancierd aan de hand van studentenaantallen. /en deel van de ti*d van de toch al ingekorte universitaire studies wordt nu besteed aan het doceren van middelbare-schoolstof# "odat de werkeli*ke wetenschappeli*ke vorming nog verder in de knel komt. Koor de continu7teit van de wetenschpa is het echter catastrofaal als de onder"oekrs van de toekomst wordt belet iets te onder"oeken Het"elfde valt te vertellen voer geesteswetenschappeli*ek proefschriften# die niet langer de levenswerken "i*n van dertig *aar gleeden. Ae moeten worden gescrheven in vier *aar en het resultaat is niet "elden een tekst die voor 1',E "ou "i*n afgekeurd. Men heeft en het onder"oek# en het onderwi*s# en de overdracht willen redden# en dat op "es verschillende plaatsen. -nder"oekI Aoals we constateerden in on"e behandleing van de ph+sics of societ+# bli*ft het achter bi* wat mogeli*k is. -nderwi*sI Dertig *aar na de niet-invoering van de <weefasenstructuur is er een generatie doctores die 66 n*aar langer is opgeleid dan wat voreger gold als voldoende voor een dotorandus. -verdrachtI Kerwaarloosd. De verspreiding van inforamtie is in feite overgalten aan commerci2le uitgeveri*en en beleid is nooit ontwikkeld.

-n*uiste informatie - /r circuleert veel on*uiste informatie over de oudheid. 9oms wordt niet herkend dat een bepaalde reconstrucite is gebaseerd op een verouderde vorm van tekstuitleg# archeologen sturen als sinds de dagen van 9hcliemann overdreven persberichten de wereld in# er is sprake van gebrekkige geschiedtheoretische kennis. De verkorting van de studieduur maakt het bovendien eMtra moeili*k slechte informatie te bestir*dn.e - .at bi* een vergeli*king tussen 1',E en DE1D opvalt# is dat classici vroeger deskundiger oordeelden over oude geschiedenis# dat archeologen met meer kennis van "aken bronnen citeerden en dat oudheidkunigen in het algemene beter op de hoogte waren van de grotere discussies. - De onverschilligheid in elk geval internationaal# want in de "omer van DE1E probeerde een medewerker van de Hniversiteit van Capels de f+sische onmoglei*kheid van rchimedes0 niet in de bronnen vermelde wapens te verhelpen met de aanname dat de (riekse ingenieur eigenli*k een stoomkanon had ontworpen. - /r is bli*kbaar iets mis met de contorle# meer in het bi*"onder met de controle op de laatste fase van het wetenschappeli*k bedri*fB de overdracht.

9oorten foutenB een tour d0hori"on -udheidkundigen maken "ich behoorli*ke "orgen over wat @pseudo-geschiedenis0 wordt gneoemd. Het is natuurli*k een speciale vorm van pseudowetenschap# en daarmee worden in de regel theorie2n bedoeld die in stri*d "i*n met de natuurwetten. !seudogeschiedenis combineert dat met na7ef gebruik van het historisch bewi*smateriaal# dus de geschreven bronnen en archeologische vondsten. Caast pseudogeschiedenis kunnen we verschillende andere categorie2n slechte informatie worden onderscheiden. !roblematische informatieB on*uiste gegevens# verouderde gegevens# irrelevante gegevens !roblematische bewerkingB pseudo-geschiedenis# kwakgeschiedenis :gebrek aan theoretisch in"icht;# drogredeneringen# ongeci*ferdheid !roblematische overdrachtB overdri*ving. De eerste soort on*uiste informatie is heel simpel dat de gegevens incorrect "i*n. Dit "i*n simpele fouten# die even simpel te herstellen "i*n. /en veel interessantere categorie is de verspreiding van verouderde informatie. /en derde soort fouten is de contaminatie van controleerbare met onbewi*sbare informatie. De wetenschappeli*ke methode komt erop neer dat *e niets voor waar aanneemt# ten"i* *e de feiten en verklaringen hebt gecontroleerd en hebt vastgesteld dat *e conclusies waar "i*n voor iedereen. De volgende vier categorie2n gaan over de behandeling van data. !seudogeschiedenis is al genoemd. De simpelste definitie is gebrek aan kennis van de natuurwetten# gecombineerd met na7ef brongebruik. De data kunnen dus in orde "i*n# maar de bronnen worden amateurisitsch gele"en en de theorie is in stri*d met de natuurwetten. De meest onderschatte soort fouten is gebrek aan kennis van de geschiedtheorie# on"e vi*fde categorie. Het gierende bronnentekort dat "o kenmerkend is voor het vakterrein# stelt aan de bewi*svoering specifieke eisen. -nvoldoende berdeneerde vergeli*kingen tussen toen en nu. ndere voorbeelden "i*n gebrek aan kennis van de verklaringsmodellen# misplaatst vertrouwen in e bronnen en al te snelle aannames over mogeli*kheid continu7teit vast te stellen. .e "ouden de"e categorie kwakgeschiedenis kunnen noemen om haar te onderscheiden van psueodgeschiedenis. .aar de psuedowetenschapper slechte kennis van de natuurwetten combineert met slecht brongebruik# houdt de kwakhistoricus de schade nog enigs"ins beperkt door althans de natuurwetten te respecteren. Hi* oogt wat serieu"er# maar door gebrek aan theoretische scholing interpreteert hi* de bronnen niet goed genoeg. Drogredeneringen "i*n de "esde fouensoort. /en voorbeeld is de redenatiefout die bekend is komen te staan als plurium interrogationum# de meervoudige vraagstelling. waaruit bestaat de grootsheid van Homeros0 po2"ieI Daarin worden twee vragen gecombineerd# nameli*k of de po2"ie groots is# en "o *a# waaruit die voorkomt. /en speciaal soort drogredenering is ongeci*ferdheid# het onvermogen om te gaan met kwantiteiten. 9teeds opnieuw bli*ven oudheidkundigen# "elfs als de informatie correct is# te gemakkeli*k over statistische problemen heen te stappen. <ot slot is er de achtste categorie# die vooral een rol spelet bi* overdrachtB de schromeli*ke overdri*ving. De grens tussen archeologische berichtgeving en direct mail is vaak niet te trekken. Het is dodeli*k voor het imago van de wetenschap als "e vooral doet denken aan het reclamedrukwerk waarin wordt aangekondigd dat *e volgende week een breif "ult kri*gen met belangri*k nieuws# dat dan inhoudt dat *e een persoonli*k geluksnummer hebt waarmee *e mag deelnemen aan een sweepstake. Dat het respect voor de oudheidkunde is ge6rodeerd# komt natuurli*k niet alleen door de slordige eMterne overdracht# maar het grote aantal "ichtbare fouten speelt wel een rol.

Gouten en hun freJuentie - .e "ouden willen kunnen vaststellen welke on*uiste informatie werkeli*k circuleert# en de eerste vraag is dan natuurli*k of datgene wat on"e aandacht het eerst trekt wel representatief is. Die vraag kan niet worden beantwoord "onder wetenschappeli*k onder"oek# maar dat is voor de oudheidkudne nooit uitgevoerd. <och staan we niet met geheel lege handen# want we beschikken over enkele bronnen die een eerste vermoeden bieden van de freJuentie waarmee de verschillende soorten on*uiste informatie voorkomen. - De eerste twee "i*n nieuwsbrieven. -mdat# afge"ien van he filteren op doubletten in de tweede nieuwsbrief# er in feite geen selectie is# bieden "e een vermoedeli*k redeli*k compleet beeld van wat de digitale media melden over de oude wereld. - ?i*na veertig procent bevat grote of kleine on*uistheden. - Het is opvallend dat pseudogeschiedenis nauweli*ks een rol speelt. Dat de"ei nderdaad op haar retour is# "ou ook kunnen bli*ken uit het feitdat "e in de nieuwsbrieven geen rol van betekenis heeft. - 5ndien de pseudogeschiedenis inderdaad van verwaarloosbaar belang is# hangt dat vermoedel*k samen met de meer algemene nergang van de pseudowetenschappen. - /en laatste constatering die op de 8iviuscorrespondentie "ou kunnen worden gebaseerd# si dat verouderde informatie de belangri*skte foutencategorie vormt. - .e kunnen voor"ichtig concluderen dat wie de samenleving adeJuaat wil informeren# "ic hbeter kan concenreren op het besri*den vna slechte informatie in wetenschappeli*ke publicaties & "owel intenre als eMterne overdracht & dan op het bestri*den van pseudogeschiedenis. Het "ender-ontvanger en het dialoog modeel - .aarom circuleert er on*uiste informatieI Aou wetenschappeli*ke informatie de nietwetenschappeli*ke informatie niet als van"elf moeten vervangenI Hoewel de standaardklacht als @er is minder historisch onderwi*s op de middelbare scholen0 en @de historische theorievakken "i*n impopulair0 vermoedeli*k *uist "i*n# li*kt de populariteit van het internet van groter belang. Kerouderde in formatie verspreidt "ich daar momenteel sneller dan recente# doordat oudheidkundigen hun communicatie niet hebben aangepast een de eisen die het nieuwe media stelt. - .e leven in een meer interactieve ti*d# waarin wetenschap mere dan vroeger li*kt op een dialoog met verschillende deelnemers. - Dit probleem raakt alle wetenschappeli*ke disciplines# die daar stuk voor stuk anders mee omgaan. De oudheidkundigen hebben het internet lang genegeerd en li*ken "ich nog alti*d onvoldoende te realiseren dat de eMterne overdracht een dialoog is geworden. - !as rond DEE' begon het aantal academische online-pro*ecten echt te sti*gen# maar nog alti*d gaat het om het een"i*dig aanbieden van artikelen# en niet om een actieve dialoog. nders ge"egd# de wi*"e waarop Cederland "i*n wetenschap financiert# heeft als bi*effect dat on*uiste informatie onweersproken bli*ft# vooral op de plaats waar het publiek de meeste wetenschappeli*ke informatie uitwisseltB het internet. - De verspreiding van goede informatie wordt ook geremd door het bestaan van betaalsites. Aolang veel wetenschappeli*ke publicaties alleen tegen betaling bereikbaar "i*n en acivisten dheidkundien internationaal een goed figuur slaan# de conclusie verbindt dat het wetenschappeli*k bestel dus functioneert# maakt eop .ikipedia wel kunnen verwi*"en naar hun informatiebronnen# kunnen "i* de schi*n wekken van controleer- en betrouwbaarheid. - -p het internet stri*den de echte geleerden# die hun op betaalsites verborgen informatie niet kunnen tonen# met de armen gebonden# "odat on*uiste informatie "ich makkeli*ker kan verspreiden dan goede.

De twede reden waarom verouderde kennis "ich snel kan verspreiden# is dat onder"oekers te kort worden opgeleid om weerwoord te bieden. Daardoor herkennen "e on*uiste informatie niet alti*d. Door "ich in almaar kleinere specialismen terug te trekken# weten "e nog een wetenschappeli*ke carri^re te maken# maar "e staan met hun mond vol tanden als "e moeten spreken over onderwerpen buiten hun specialisme. Dit probleem is des te acuter nu het vakterrein "eer snel compleMer aan het worden is. Aoals we al "agen heeft de geschiedvorsing er in he voorgaande decennium een vi*fde verklaringswi*"e bi* gekregen# maar hebben oudhistorici de gelegenheid niet gekregen of genomen de"e toe te passen. Cieuwe in"ichten in de taalkunde komen niet verder dan de classici# omdat oudhistorici en archeologen de ti*d niet langer kri*gen oude talen te leren. Het informatieaanbod neemt momenteel "o snel toe dat het onvermi*deli*k is dat geen oudheidkundige nog de laatste stand van "aken kan kennen# behalve door het specialisme te verkleinen tot het door gebrek aan omvang irrelevant is.

1ontrole - .etenschappeli*ke informatie is in principe beter dan gewone informatie omdat er permanente controle is. Kan de drie kerntaken# odner"oek# onderwi*s en overdacht# wordt de kwaliteit van het onder"oek gecontroleerd door de redacties van ti*dschriften en boeken# wordt de kwaliteit van het onderwi*s gecontroleerd door visitatiecommissies en wordt de o verdracht niet gecontroleerd. - Het probleem bi* de beoordeling van het wetenschappeli*ke onder"oek is dat de overheid# die de wetenschappers betaalt# de resultaten "elden inhoudeli*k kan beoordelen. .etenschap is immers onafhankeli*k. -mt te vermi*den dat een onder"oeker al voor "i*n pensioen op "i*n lauweren gaat rusten# moet hi* elk *aar een bepaald aantal publicaties laten verschi*n in internationale wetenschappeli*ke i*dschriften. .ie voor het eerst met dit s+steem te maken kri*gt# "al concluderen dat het werkt. - /r wordt wel vermoed dat onconventionele idee2n in dit s+steem niet "ouden kunnen gedi*en. Dat kan waar "i*n# maar het li*kt moeili*k te toetsen. .el toetsbaar is de @artikeleninflatie0 # het kunstmatig vergroten van het aantal publicaties. - .eer een andere mogeli*kheid om de publicatieli*st kunstmatig op lengte te brengen# is dat verschllende wetenschappers het auteurschap van het"elfde artikel delen. - /en andere ocmplicatie is dat het s+steem alleen werkt "olang het aantla ti*dschirften beperkt is en de redacties uit een ri*k aanbod het beste kunnen selecteren. 5n de prakti*k komen er echter steeds meer ti*dschriften# waardoor de spoeling dun wordt en elk artikel# hoe matig ook# publicabel is. -p de"e manier kan iedereen voldeon aan "i*n publicatieplicht en werkt het s+steem niet. - -ok de visitatiecommissies "i*n niet volmaakt. Dit i"*n teams van geleerden# soms internationaal smanegesteld# die het universitair onderwi*s beoordelen. - Dit s+steem is in DEE, "owel in Cederland als Klaanderen door de rekenkamer ge2valueerd# die een positief oordeel uitsprak# maar er "i*n vraagtekens te plaatsen bi* het functioneren in de geesteswetenschappen. De reden hiervan is dat bi* de beoefenaren het ideel eeft dat het vakterrein wordt bedreigd en men bang is dat openli*ke kritiek "al worden gebruikt om verder op een discipline te be"uinigen# of de"e "elfs op te heffen. - /r is nog een andere complicatie bi* dek waliteitscontrole# die ene rol speelt bi* "owel de visitatiecommissies als de redactionele controle van ti*dschriften en boekenreeksen. /r wordt nameli*k steeds verondersteld dat de beoordelaars voldoende kwaliteit in huis hebben. Maar dat isn u net wat moet worden bewe"en. - Het is alles"ins redeli*k te twi*felen aan het controles+steem. Ciet omdat de betrokkenen niet van goede wil "ouden "i*n# maar omdat "e "oveel steken laten vallen dat het dnekbaar is dat "e wetenschappeli*k niet voldoende meekoen.

5n feite meet men geen wkaliteit# maar of het onderwi*s en het onder"oek het niveau hebben van andere universiteiten# die allemaal kampen met de"elfde problemen. .ie aan het feit dat on"e oudheidkudnigen internationaal een goed figuur slaan# de conclusie verbindt dat het wetenschappeli*k bestel dus goe fucntioneert# maakt een denkfout.

You might also like