You are on page 1of 1

De Mohammedanen, de Christenen en de Joden beleiden een monotheïstische

godsdienst. Het geloof in Een, almachtige God. Hiertegenover staat het geloof in
meerdere Goden (polytheïsme). Andere stammen of naties kenden meerdere goden,
vaak verbonden met natuurkrachten, die op rituele wijze werden aanbeden. De Goden
werden afgebeeld in tempels, paleizen, woonhuizen en langs en op kruispunten van
wegen. In de klassieke machtscentra, de knooppunten van de oude handelsroutes,
kwamen deze verschillende machten bij elkaar. Mekka was daar een voorbeeld van.
In de stad werden, behalve de Ka'aba, nog meerdere afgodsbeelden en attributen
vereerd. Het aanbidden van één God, Allah, staat dan ook op gespannen voet met de
status quo, die handel en welvaart mogelijk maken. Mohammed en zijn volgelingen
moeten Mekka verlaten en vluchten naar Medina. Een profeet wordt in zijn eigen stad
niet geëerd. Ook Abraham ontvlucht het Ur, der Chaldeeën, waar de Soemerische
goden werden vereerd. Deze breuk komt terug in de Tien Geboden, waarin men
wordt verboden om beelden te aanbidden. De Islam neemt dit nog steeds letterlijk.
Dit heeft prachtige figuratieve kunst en calligrafie opgeleverd, maar genereert ook
woede als in de Westerse wereld de profeet Mohammed, zelfs spottenderwijs, wordt
afgebeeld. Toch is het polytheïsme nog steeds overal aanwezig. Verborgen in onze
voorkeuren en gebruiken, maar heel openlijk als je in Indonesië of China het platte-
land opgaat. India, een Hindoeïstisch land, kent duizenden Goden en Godinnen en
enven zovele tempels, processies en massale festiviteiten (letterlijk miljoenen mensen
op een kleine, maar heilige, plek (Varanasi is daar een voorbeeld van). De Egyptische
beschaving kende ook het veelgodendom. Voor hen werden immense bouwwerken
opgericht. De farao's werden als Goden vereerd. In de 3000 jaar, waarin deze cultuur
bloeide, is er één farao geweest, die met deze traditie wilde breken. Hij deed dit heel
rigoreus. Hij verbood de verering van het Egyptische pantheon en verving het door
het aanbidden van één God, Amon-Ra (de zon) verplicht te stellen. Hij bouwde voor
zijn vrouw Nefertite, een nieuwe hoofdstad en een prachtige tempel gewijd aan de
nieuwe godheid. Lang heeft dit experiment niet geduurd. De priesters van de
verboden goden kwamen zonder inkomsten te zitten en door manipulatie en intriges
kwamen de farao en zijn vrouw steeds meer alleen te staan. Na hun dood ging men
snel weer over tot de orde van de dag. Van Akhnaton is indrukwekkende poëzie
overgeleverd, van Nefertite een prachtige buste van een beeldschone vrouw. De
Joodse stam-men maken ook een dergelijke ontwikkeling door. Ze nemen gebruiken
en inzichten over van andere nomadenstammen, maar uiteindelijk onderwerpt het
volk zich aan de éne God. Het aanbidden van één God is vooral problematisch in
tijden van tegenslagen. De vraag doet zich onmiddellijk voor, waar men dit aan
verdient heeft. Dan komen we een oude tegenstelling tegen, namelijk de strijd tussen
goed en kwaad. De Perzische wijsgeer en theoloog Zoroaster beschreef 4000 jaar
geleden de wereld al als het strijdtoneel tussen Goed en Kwaad. Dit spanningsveld
neemt het Oude en Nieuwe Testament over. Behalve God is er een tweede kracht
werkzaam in onze wereld, namelijk de kracht van de Duivel. Deze gevallen engel
vecht een strijd uit op aarde over de zielen van de mensen. Satan (Islam: Dajjal,
Shaitan) is een gevallen Engel, die de mens verleidt tot afvalligheid en het kwaad. In
het boek Job krijgt hij daarvoor zelfs toestemming van onze Lieve Heer. _________
Het Boek der Boeken 28: Monotheïsme

You might also like