Het Abecedarium, het IJslandse en Noorse Runengedicht
vertaald en belicht door Vincent Ongkowidjojo (c) 2014
Oorspronkelijk gepubliceerd in De Ravenbanier nummer 40, 13 de jaargang nummer 2 in het tweede kwartaal van 2012. Het tijdschrift is een uitgave van het Viking Genootschap E.S.O.N.O.R.M. onder redactie van Erik De Quick. De online publicatie dient om aan het brede publiek een Nederlandse vertaling uit de brontekst aan te bieden. Gelieve bij gebruik steeds bron en auteur te vermelden. Vincent Ongkowidjojo droomkoning@yahoo.com De Runengedichten
Een runengedicht is een gedicht dat gebaseerd is op de namen van de runen. Zo zijn er in totaal vier verschillende tot ons gekomen. Dit zijn het Abecedarium Nordmannicum, het Oudengelse of Angelsaksische Runengedicht, het Noorse Runengedicht en het IJslandse Runengedicht. Behalve de Oudengelse behandelen al deze gedichten de Jongere Futhark. We bespreken dan ook deze gedichten.
Het Abecedarium Nord
Het Abecedarium Nordmannicum is wellicht het oudste overgeleverd gedicht. Het is een duidelijk mnemonisch werk dat bedoeld was om het alfabet te memoriseren. Dit gedicht bevat de minste informatie, maar wijkt wat dat betreft inhoudelijk wel sterk af van het Noorse en IJslandse Runengedicht.
De tekst is bewaard gebleven in de Codex Sangallensis 878, een manuscript uit de negende eeuw. Waarschijnlijk vindt de tekst zijn oorsprong in het klooster van Fulda, Duitsland. Het gedicht maakt heel duidelijk gebruik van het Germaanse rijm oftewel alliteratie, maar zou volgens Griffiths gebaseerd zijn op de Oudierse traditie om dergelijke werken te componeren. De namen van de runen zouden genoteerd zijn door iemand die de oorspronkelijke taal niet kende of het verband niet zag, aangezien er onduidelijkheid is over de vorm ervan. Misschien kunnen we dit vergelijken met de namen van de Vikingrunen zoals die in de Keltische traditie zijn overleverd. In het Book of Ballymote, een manuscript uit de veertiende eeuw, maar met Oudierse wortels, wordt de Jongere Futhark ogam lochlannach genoemd: de Ogham van de Vikingen. Hier wordt het runenalfabet als een zogenaamde geheime Ogham beschouwd. Vergelijkbaar is misschien het Cotton MS Domitian A 9 uit het British Museum waar de runennamen telkens van een Latijns lemma voorzien worden.
Oudnoors Abecedarium Viking Ogham 1. F Feu Feda / Fea 2. Ur Ur Ar 3. Thurs Thuris Turs 4. ss Os Or 5. Reidh Rat Raid 6. Kaun Chaon Caun 7. Hagall Hagal Hagal 8. Naudhr Naut Naun 9. ss Is Isar 10. r Ar / 11. Sl Sol Sol 12. Tr Tiu Diur 13. Bjarkan Brica Bangann 14. Madhr Man Mann 15. Lgr Lagu Langor 16. r Yr Eir
Het Oudijslandse Runengedicht
Het vroegst bekende manuscript waar het IJslandse gedicht in voorkomt stamt uit de vijftiende eeuw. De structuur van dit gedicht is vrij duidelijk. De naam van de rune wordt gegeven, waarna drie kenningen volgen. Daarna volgt het Latijnse lemma en steeds een kenning voor hoofdman die allitereert met de klankwaarde van de rune. Interessant om op te merken is dat de kenningen zelf niet allitereren met de runenklank.
Het metrum van dit gedicht is een variatie op de zogenaamde Ljodahattr. De kenningen van de runennamen werden gebruikt om woorden te coderen. De runenkenningen die het woord, gewoonlijk een naam, spellen vormen zo samen een gedicht. Doorgaans wordt hiervoor het Fornyrdislag-metrum gebruikt. Voorbeelden zijn opschrift nummer 7 op de Bkerk, Telemark, Noorwegen, uit de 12 de eeuw en in hoofdstuk 7 van de Runologia van Jn lafsson uit 1732. Als men de kenningen uit deze gedichten decodeert, bekomt men een naam.
Het gedicht is in verschillende manuscripten uit verschillende perioden bekend. Daarom zijn er ook varianten. Die worden in de commentaar genoemd. De Latijnse lemmata worden hieronder weergegeven. De kenningen voor hoofdman zijn: Fylkir, Visi, Thengill, Oddviti, Raesir, Konungr, Hildingr, Niflungr, Jfurr, Allvaldr, Siklingr, Tiggi, Budlungr, Mildingr, Lofdungr, Ynglingr.
Fe Aurum Goud Iss Glacies IJs Ur Umbre/imber Bui Ar Annus Jaar Thurs Saturnus Saturnus Sol Rota Wiel Oss Jupiter Jupiter Tyr Mars Mars Reid Iter Reis, weg Bjarkan Abies Denneboom Kaun Flagella Zweepjes Madr Homo Mens Hagall Grando Hagelbui Logr Lacus Meer Naud Opera Werk Yr Arcus Boog
Het Oudnoorse Runengedicht
Het vroegste manuscript waarvan bekend is dat dit het Noorse Runengedicht bevatte stamt uit de dertiende eeuw. Elk vers is op dezelfde manier opgebouwd. De naam van de rune wordt opgegeven. Daarna volgt een kenning die de runennaam beschrijft. Tenslotte volgt een cryptische tekst. Deze tweede regel zou volgens Neuner een beschrijving van de vorm van de rune zijn. De tweede regel bevat dikwijls verwijzingen naar verhalen uit de Noorse mythologie. Het meerendeel van de verwijzingen komt uit de Volsungasaga.
Opvallend is dat er zowel gebruik wordt gemaakt van alliteratie als eindrijm. Dit geeft een relatief late datum van ontstaan weer. In tegenstelling tot het Oudijslandse runengedicht komt het bovendien gemakkelijker voor dat de klankwaarde van de rune als basis voor de alliteratie wordt gebruikt. Ook opvallend is dat bepaalde woorden doorheen de tekst terugkeren.
Bij sommige runen komt dezelfde kenning voor als in het IJslandse gedicht, bij andere helemaal niet. Meestal gaat het om de eerste kenning uit het IJslandse gedicht. Dit is het geval bij Fe, Thurs, Kaun, Hagall, Ar en Tyr. Bij Madr is het de tweede kenning. Bij de overige runen is geen overeenkomst; dit is iets meer dan de helft van de runen.
ABECEDARIUM NORDMANNICUM
F voor, r achter, Thurs is de derde staaf, ss is immer boven, Rei wordt aan het eind geschreven Kaun die klieft Hagall, Nau heeft ss, r en Sl Tr, Bjarkan en Mar in het midden, Lgr is het licht. r bezit alle.
IJSLANDSE RUNENGEDICHT
Geld is de strijd van verwanten en het vuurbaken van de vloed en het pad van de vis van de aarde. Motregen is het geween van de wolk en de verminderaar van het maaien en de haat van de herder. Een trol is de kwelling van de vrouw en de bewoner van de klif en de echtgenoot van Vardruna. De Ase is de oude Goot en de hoofdman van Asgard en de leider van het Walhalla. Paardrijden is de zegen van het zitten en de wervelende vaart en de arbeid van het paard. Een wonde is de tegenslag van het kind en [de reis van] het gevecht en het huis van rotting. Hagel is een koude korrel en een natte sneeuwbui en de ziekte van de slangen. Moeite is het zwoegen van de dienstmeid en een zware keuze en vermoeiend werk. IJs is de bast van rivieren en het dak van de golven en de vrees van ten dode opgeschreven mensen. Overvloed is het goed van de jongeling en een goede zomer en de heel groene akker. De zon is het schild van de wolken en een stralende halo en altijd het verdriet van het ijs. Tyr is de Ase met n hand en het restje van de wolf en de beheerder van de tempel. De berk is een gebladerde kruin en een kleine boom en jong hout. De mens is de vreugde van de mens en de vermeerderaar van het stuif en de versierder van schepen. De zee is het opwellende water en de wijde ketel en het land van de vis. De handboog is een gespannen boog en heel breekbaar ijzer en Farbauti van de pijl.
Fe: het Oudnoorse woord voor strijd is verwant met het Nederlandse wrok. Het baken van de vloed is een omschrijving of kenning het vuur van de zee, wat staat voor goud. De vis van de aarde is de slang. Het pad van deze slang verwijst naar het verhaal van de draak Fafnir en zijn goudschat. Ur: regen wordt de verminderaar van het maaien genoemd, omdat bij regen niet geoogst wordt. Thurs: bij gebrek aan een goed Nederlandstalig woord voor Thurs is voor trol gekozen. Vardruna is een reuzin. Haar naam betekent bewaker van het geheim. Wie haar man is, is onduidelijk. Oss: uit de context blijkt dat de Ase gelijk is aan Odin. Letterlijk betekent ss monding, maar de kenningen verraden een oudere vorm ansuz. Het Oudnoors voor hoofdman is Jfurr wat everzwijn betekent en verwijst naar het dragen van de everhelm. Jfurr is ook het lemma voor hoofdman bij de i-rune in dit gedicht. Het Oudnoors voor leider is hier Visi, wat een kenning voor hoofdman is bij de rune Ur. Kaun: het Oudnoorse woord voor vloek is verwant met ons werkwoord balen en het Engelse bale. Bl is een woord dat geassocieerd wordt met de dood van Balder. Deze god is in de Noorse mythen het archetype van het kind. Sommige manuscripten hebben als volgende kenning gevecht, andere zetten er een woord achter. Dit laatste komt vormelijk meer overeen met de algehele structuur. Het woord voor gevecht is echter een kenning op zich. Bar-dagi betekent strijd-dag en is in de eerste plaats een rechtsbegrip. Hagall: de ziekte van slangen zou een kenning voor winter zijn. Naud: deze runennaam kan op verschillende manieren vertaald worden. Het is verwant met ons woord nood, maar slaat op moeilijkheden, leed, hard werken, zwoegen. Het werk waarnaar verwezen wordt slaat in het bijzonder op het hozen van een schip tijdens een storm. Dit is een eindeloos werk. Iss: het Oudnoorse woord voor verdoemd is feigr wat overeenkomt met ons woord veeg. In het Nederlands kennen we echter alleen de uitdrukking het vege lijf (redden). Het woord houdt in dat de persoon in kwestie ter dood veroordeeld is. Ar: deze rune kan met jaar vertaald worden. In bepaalde manuscripten wordt de laatste kenning vervangen door het bloed van de dalen. Deze variant is een kenning voor rivier en sluit aan bij de betekenis van vloed of overvloed. Sol: de zon is het verdriet van het ijs, omdat haar warmte het ijs doet smelten. Deze uitspraak verbindt Sol met Iss. Soms wordt aldrtregi vertaald met moordenaar, vernietiger, vijand. Tyr: hilmir is een kenning voor hoofdman, maar komt niet voor als lemma in het runengedicht. De term is afgeleid voor het woord voor helm. Tyr wordt met een gehoornde helm afgebeeld. De laatste kenning heeft als variant (Tyr is de) vader van Frigg. Bjarkan: er staat niet berk maar bjarkan, dat onvertaald moet blijven. Wel geeft de tekst kenningen voor berk. De eerste kenning is verwant met ons woord loof en zou verband kunnen houden met de naam van Lokis moeder, Laufey. Een variant op deze strofe gaat als volgt: Bjarkan is een bloeiende boom en een kleine heester. Maar deze tekst allitereert niet. Madr: het woord gaman is verwant met het Engelse game en komt voor in de samenstelling gamanrnar in Havamal 120 waar het met heelkunde wordt geassocieerd. Het spreekwoord zelf komt voor in Havamal 47. De kenning vermeerderaar van stuif slaat waarschijnlijk op de christelijke uitspraak stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Het vermeerderen van stof is een kenning voor sterven. Het versieren van de schepen slaat op het ophangen van de schilden aan de reling van het schip. Logr: de vis die in de tekst vernoemd wordt is de glmmungr. Yr: de runennaam betekent in de eerste plaats taxus en in overdrachtelijke zin boog. IJzer is een kenning voor wapen, maar omdat het van hout is, kan het gemakkelijker gebroken worden. Farbauti is de naam van een reus en is de vader van Loki.
NOORSE RUNENGEDICHT
Geld veroorzaakt strijd tussen verwanten De wolf groeit op in het woud Slak is van slecht ijzer Vaak rent de ree op besneeuwde aarde De trol is de kwelling van de vrouw Van het kwaad worden weinigen blij De monding is meestal het doel van de reis Maar de leren schede is die van het zwaard Paardrijden is voor het ros uitputtend Regin sloeg het beste zwaard Een wonde is voor kinderen een vloek Tegenslag maakt een man bleek Hagel is de koudste korrel Christus schiep de oude wereld Moeilijkheden maken een keuze pijnlijk De naakte bevriest in de vorst IJs noemt men de brede brug De blinde moet geleid worden Overvloed is het goed van de jongeling Ik verklaar dat Frodi vrijgevig was De zon is het licht van het land Ik buig voor het heilige oordeel Tyr is de Ase met n hand Vaak moet de smid blazen De berk is de groengebladerde tak Loki baarde bijtijds het bedrog De mens is de vermeerderaar van het stuif Machtig is de greep van de havik Water is een waterval die van de berg valt Maar goud zijn sieraden Taxus is de meest wintergroene boom Hij wil smeulen als hij brandt
Fe: de strijd van de Niflungen is een kenning voor goud. Het woord voor veroorzaken is verwant met het Engelse wield en zou ook met hanteren kunnen vertaald worden. Ur: opvallend is dat de betekenis van deze rune niet helemaal past bij de doorgaanse interpretatie van het woord. Het Oudnoorse woord hjarne slaat op harde bevroren sneeuw of ook bevroren aarde die met sneeuw bedekt is. De tweede regel wijst op de jacht op rendieren, elanden en verwante dieren. Die werden op het ijs opgejaagd. Thurs: de ziekte van de vrouw zou naar het verhaal van Skirnismal kunnen verwijzen, waar Skirnir de jonge vrouw Gerd vervloekt met deze rune. Oss: ook deze vertaling van de runennaam wijkt af van de gangbare. Niettemin komt het overeen met de Oudengelse. Het Oudnoorse woord dat hier met doel wordt vertaald betekent eigenlijk ook reis. Reid: het zwaard waarvan sprake is heet Garmr. Kaun: tegenslag is hier een vertaling van het geladen woord bl. Waarschijnlijk houdt het verband met de dood. Het Oudnoorse woord dat met bleek is vertaald, is verwant met het Nederlandse vaag, maar kent niettemin de connotatie lijkbleek en verwijst naar de dood. Hagall: mogelijk is de vernoeming van Christus een latere invulling. Men vermoedt een eerdere vernoeming van Hroptr, wat ook zou allitereren. Niettemin draagt deze vermelding bij tot de ietwat christelijke uitstraling van deze tekst. Naud: de runennaam kan vertaald worden met nood, lijden, moeilijkheden, verdriet. Neppr houdt verband met bedriegen en is verwant met ons woord nep. Het is ook de naam van de vader van Nanna. De inhoud van de tweede regel vinden we terug in het gedicht Havamal, vers 3. Iss: ijs wordt de brede brug genoemd, omdat het oppervlak van de rivier in bevroren toestand toelaat dat je het water overal kan oversteken. De blinde waarvan sprake is, is Hoder. Ar: het Oudnoorse woord voor verklaren slaat op een citaat. Het werkwoord geta houdt in dat een gedicht of een tekst wordt aangehaald. In dit geval gaat het om Grottasongr. De eerste betekenis van het woord voor vrijgevig is bereid. Sol: Grimm maakt gewag van een gebruik waarbij kinderen s morgens de zon moeten groeten. Voorts lijkt de tweede regel christelijk genspireerd te zijn. Tyr: de tekst verwijst naar het ontstaan van de hamer Mjollnir. Bjarkan: opnieuw wordt de naam van de rune als berk genterpreteerd door de componist van het gedicht. Over de vertaling van de tweede regel bestaat discussie. Meestal vertaalt men met Loki heeft geluk gehad met zijn bedrog. Mijns inziens houdt deze regel verband met Voluspa hin skamma 13, waarin vertelt wordt hoe Loki het ongeluk in de wereld baart. Madr: interessant is het behoud van de kenning moldar auki, omdat dit waarschijnlijk christelijk genspireerd is. De tweede regel verwijst mogelijk naar de vorm van de rune. Logr: het Oudnoorse woord voor vallen betekent in verband met water altijd stromen. De impliciete uitspraak dat water goud verbergt stamt uit de Volsungasaga. Hnoss betekent letterlijk iets dat gesmeden is, maar is ook de naam van een dochter van Freyja. Yr: ook hier wijkt de vertaling van de runennaam af van het IJslandse runengedicht. Het gaat in dit vers duidelijk om de boom en niet om de boog. Het woord smeulen kent de connotatie van zuinigheid, zelfs gierigheid. Dit blijkt uit een woord als svingr.