S P ORE N VAN DE ROME I N E N I N S I NT-TRU I DE N
Naar Jozef Smeesters
HET VRUCHTBARE HASPENGOUW Het is pas rond het midden van de eerste eeuw n. C. dat de Romeinen zich op het Haspengouwse platteland kwamen vestigen. Dit gebied werd doorsneden door twee belangrijke wegen. De grote weg die uit Keulen was vertrokken in de richting van de zee werd namelijk in Tongeren gesplitst. Vanuit Tongeren kon men dan langs Koninksem en Lauw naar het grote wegenknooppunt Bavay, of, voor ons vooral belangrijk, men kon ook naar Tienen en verder in de richting van Kortrijk en uiteindelijk naar de Noordzee. In dit gebied liggen de Romeinse vondsten dicht bijeen. Er zijn talrijke sporen gevonden van villas, tumuli, muntschatten, grafvelden en er worden nog steeds nieuwe ontdekkingen gedaan. Een andere weg liep langs Vorsen, Kortijs en Montenaken in de richting van Nijvel. Ook van de waterwegen werd druk gebruik gemaakt. De landelijke bevolking leefde in losse landbouwbedrijven. Ze pasten vaak in de Romeinse bouwtraditie en werden villas genoemd. Ze bestonden uit een woonhuis met bijgebouwen en vormden het centrum van een domein dat bebouwde en braakliggende akkers, weiden en eventueel bossen omvatte. In de vruchtbare streken van Midden-Belgi, als Haspengouw en het Hageland, is er een grote concentratie aan villas. Zij zijn globaal genomen te dateren tussen 50 en 200 n. C, de bloeiperiode van de pax Romana (Romeinse vrede). Regelmatig vindt men resten van villas en sporen uit de ijzertijd boven elkaar op dezelfde plaats. Dit wijst er op dat de eerste villabewoners niet steeds kolonisten uit het Zuiden hoefden te zijn. Ook ter plaatse waren er genoeg kandidaten die de Romeinse cultuur wilden overnemen en geleidelijk omschakelden. Dit zijn dan Gallo-Romeinen. Om een villa terug te vinden is men meestal aangewezen op oppervlaktevondsten als scherven van aardewerk, fragmenten van dakpannen, munten, e.d. Bij de opgraving kan men aan de hand van bewaarde muurresten, van grondverkleuringen op de plaats van verdwenen muren, van greppels, kuilen, en met wat geluk komen tot een plattegrond van het volledige complex. Het was niet toevallig dat Haspengouw zo grondig gekoloniseerd werd. De landbouwgrond is er van de beste die men vinden kan en men teelde er, ook toen al, hoofdzakelijk graansoorten. Omwille van de intensieve bewerking mag men aannemen dat de productie hoger lag dan nodig was voor de behoeften van de plaatselijke bevolking. Het overschot kwam terecht bij de staat, hetzij door belasting, hetzij door het opkopen van voorraden die bestemd waren voor de legereenheden die langs de Rijn gekazerneerd waren. GODEN EN DODEN Ook bij de godsdienstige opvattingen voelen wij de invloed van de Romeinen. De klassieke goden van de Romeinse mythologie werden er vereerd, maar vele inheemse goden bleven bewaard, zij het met een Romeins tintje. In Heers vond men een viergodensteen, het voetstuk van een zuil waarvan een Jupiterbeeld de bekroning vormde. Op de vier zijden van het voetstuk waren goden afgebeeld. Het bij deze steen horende heiligdom is echter niet teruggevonden. Deze steen bevindt zich nu in het Provinciaal Gallo-Romeins Museum in Tongeren. De wijze van omgaan met de doden houdt nauw verband met de godsdienst. In Haspengouw valt het grote aantal grafheuvels of tumuli dadelijk op. De betekenis is niet duidelijk. Nu eens zijn er mannen, dan weer vrouwen, of zelfs kinderen begraven. Alleszins waren het familieleden van rijke villabewoners, zoals duidelijk blijkt uit de dikwijls zeer rijke grafgiften. Vele tumuli zijn in vroegere eeuwen leeggeroofd. Soms had men meer geluk en hebben de tumuli hun inhoud nog kunnen prijsgegeven. Naast de tumuli vindt men uiteraard ook de gewone vlakke graven. In de loop van de 3de eeuw maakt de gewoonte van de lijkverassing geleidelijk plaats voor lijkbegraving. STRATEN De belangrijkste vondst uit de Romeinse tijd op Sint-Truidens grondgebied gebeurde te Straten. Door de plaatsnaam (van het laat-Latijnse strata = verharde weg) en de bijzondere ligging, bij een scherpe bocht in de weg, hadden sommige archeologen al lang vermoed dat je er bepaalde ontdekkingen zou kunnen doen. Op de plaats van dergelijke verspringingen werden immers eerder al versterkingen en/of wachttorens uit de vierde eeuw gevonden. Ook een afspanning langs de weg behoorde tot de veronderstellingen. In 1986 gebeurden de eerste vondsten. Het onderzoek is afgesloten in 2002. Men vond een rechthoekige structuur, afgezet met stenen. Verder meer dan zestig aardewerkfragmenten, een paar stukken glas, en een munt (sestertius) met de beeldenaar van Faustina de Jongere, te dateren tussen 161 en 175 n. C. Het geheel is te dateren rond het einde van de tweede en het begin van de derde eeuw. De onderzoekers konden geen sluitende verklaring vinden voor de structuur en voor de vondsten. Was het de grafkamer van een tumulus, een keldertje van een of ander gebouw of was het een rituele kuil? De vragen blijven (voorlopig) zonder antwoord. EINDE EN VOORTLEVEN Vanaf het einde van de tweede eeuw trokken steeds grotere groepen Germanen over de Rijn en vestigden zich in het Rijk. Eerst probeerde men hen met wapens terug te drijven. Vanaf de vierde eeuw schakelden de Romeinen over op het inlijven van Germaanse eenheden in het leger. Andere inwijkelingen werden ingezet voor de instandhouding van de landbouw. Nochtans zien we dat de villas op het platteland in de vierde eeuw zo goed als allemaal verlaten werden, en geleidelijk in puin vielen. Uiteindelijk trokken de Romeinen zich in het begin van de vijfde eeuw volledig terug. Het gevolg was dat bij de bevolking van Haspengouw de Germaanse invloed ging overwegen. Soms is Romeins bouwmateriaal opnieuw gebruikt in latere tijden. En dit gebeurde niet steeds op de wijze die door de maker bedoeld was. We kunnen ons inbeelden dat de kleine Trudo in het puin van een villa speelde toen hij zijn kerkje bouwde. In de abdijkerk vond men de graven van abt Wiric en van de monnik Henricus. Men heeft dit kunnen aeiden uit opschriften, die waren aangebracht: voor de eerste op een Romeinse dakpan (tegula), voor de andere op een tegel uit een Romeinse systeem van vloerverwarming. Er gebeuren overigens nog altijd nieuwe vondsten. Bij een spoedonderzoek op de Sluisberg te Sint-Truiden in 2003 stelde men, naast sporen uit de middeleeuwen, ook de aanwezigheid van bronstijdmateriaal vast. De bodem heeft nog lang niet al zijn informatie vrijgegeven. Uitkijken blijft dus de boodschap! BIBLIOGRAFIE Jozef SMEESTERS, Sporen van de Romeinen in Sint-Truiden, in: Sint-Truiden, grenzeloos monumentaal! Sint-Truiden, 2006.