You are on page 1of 3

Het Boek der Boeken

Nr 028
Monotheïsme

De Mohammedanen, de Christenen en de Joden beleiden een


monotheïstische godsdienst. Het geloof in Een, almachtige God.
Hiertegenover staat het geloof in meerdere Goden (polytheïsme).
Andere stammen of naties kenden meerdere goden, vaak
verbonden met natuurkrachten, die op rituele wijze werden
aanbeden. De Goden werden afgebeeld in tempels, paleizen,
woonhuizen en langs en op kruispunten van wegen. In de klassieke
machtscentra, de knooppunten van de oude handelsroutes,
kwamen deze verschillende machten bij elkaar. Mekka was daar
een voorbeeld van. In de stad werden, behalve de Ka'aba, nog
meerdere afgodsbeelden en attributen vereerd. Het aanbidden
van één God, Allah, staat dan ook op gespannen voet met de status
quo, die handel en welvaart mogelijk maken. Mohammed en zijn
volgelingen moeten Mekka verlaten en vluchten naar Medina. Een
profeet wordt in zijn eigen stad niet geëerd. Ook Abraham
ontvlucht het Ur, der Chaldeeën, waar de Soemerische goden
werden vereerd. Deze breuk komt terug in de Tien Geboden,
waarin men wordt verboden om beelden te aanbidden. De Islam
neemt dit nog steeds letterlijk. Dit heeft prachtige figuratieve
kunst en calligrafie opgeleverd, maar genereert ook woede als in
de Westerse wereld de profeet Mohammed, zelfs spottenderwijs,
wordt afgebeeld. Toch is het polytheïsme nog steeds overal
aanwezig. Verborgen in onze voorkeuren en gebruiken, maar heel
openlijk als je in Indonesië of China het platte-land opgaat. India,
een Hindoeïstisch land, kent duizenden Goden en Godinnen en
enven zovele tempels, processies en massale festiviteiten
(letterlijk miljoenen mensen op een kleine, maar heilige, plek
(Varanasi is daar een voorbeeld van). De Egyptische beschaving
kende ook het veelgodendom.

Voor hen werden immense bouwwerken opgericht. De farao's


werden als Goden vereerd. In de 3000 jaar, waarin deze cultuur
bloeide, is er één farao geweest, die met deze traditie wilde
breken. Hij deed dit heel rigoreus. Hij verbood de verering van
het Egyptische pantheon en verving het door het aanbidden van
één God, Amon-Ra (de zon) verplicht te stellen. Hij bouwde voor
zijn vrouw Nefertite, een nieuwe hoofdstad en een prachtige
tempel gewijd aan de nieuwe godheid. Lang heeft dit experiment
niet geduurd. De priesters van de verboden goden kwamen zonder
inkomsten te zitten en door manipulatie en intriges kwamen de
farao en zijn vrouw steeds meer alleen te staan. Na hun dood ging
men snel weer over tot de orde van de dag. Van Akhnaton is
indrukwekkende poëzie overgeleverd, van Nefertite een prachtige
buste van een beeldschone vrouw. De Joodse stam-men maken ook
een dergelijke ontwikkeling door. Ze nemen gebruiken en
inzichten over van andere nomadenstammen, maar uiteindelijk
onderwerpt het volk zich aan de éne God. Het aanbidden van één
God is vooral problematisch in tijden van tegenslagen. De vraag
doet zich onmiddellijk voor, waar men dit aan verdient heeft. Dan
komen we een oude tegenstelling tegen, namelijk de strijd tussen
goed en kwaad. De Perzische wijsgeer en theoloog Zoroaster
beschreef 4000 jaar geleden de wereld al als het strijdtoneel
tussen Goed en Kwaad. Dit spanningsveld neemt het Oude en
Nieuwe Testament over. Behalve God is er een tweede kracht
werkzaam in onze wereld, namelijk de kracht van de Duivel. Deze
gevallen engel vecht een strijd uit op aarde over de zielen van de
mensen. Satan (Islam: Dajjal, Shaitan) is een gevallen Engel, die
de mens verleidt tot afvalligheid en het kwaad. In het boek Job
krijgt hij daarvoor zelfs toestemming van onze Lieve Heer.

Het Boek der Boeken 28: Monotheïsme

You might also like