You are on page 1of 4

Typologie in het Nederlands

Hieronder wordt uiteengezet welke woorden tot welk woordgeslacht behoren. Het
woordgeslacht common gender wordt in het noorden vaak als mannelijk beschouwd,
al wijkt de spreektaal sterk af van de schrijftaal. In het Zuiden daarentegen heeft men
nog het geslachtsgevoel behouden en maakt men nog steeds onderscheid tussen
mannelijke en vrouwelijke woorden.

Moedertaalsprekers uit het Noorden van het Nederlandse taalgebied - in


tegenstelling tot sprekers uit het Zuiden van het taalgebied - herkennen de
geslachten vaak niet, ook als er een regel is dat een woord tot hetzij het
vrouwelijk, hetzij het mannelijk genus behoort. Die regels moeten door de
taalgebruikers dus uit het hoofd worden geleerd of worden opgezocht; anders
kunnen de taalgebruikers ze niet toepassen. Vaak wordt ook een woordenboek
of het Groene Boekje geraadpleegd. Spontane beheersing valt evenmin te
verwachten als bij het gebruik van een vreemde taal, en in het gesproken
Nederlands worden al helemaal andere spreekgewoonten aangetroffen.
Sommige woorden kunnen ook optreden als het-woord, maar daarnaast als dewoord. Soms is er dan verschil in betekenis (het eigendom, de eigendom),
maar niet altijd. (het / de subsidie).

Als er wordt beweerd dat een bepaald woord vrouwelijk (of mannelijk, of onzijdig) is,
kan dat slechts worden opgevat in de zin van: "Volgens de voorschriften van
grammatici is dit woord in de schrijftaal vrouwelijk (of ... )" Die voorschriften volgen
hieronder.
Mensen die het Nederlands pas op latere leeftijd als tweede taal leren, ondervinden
nog grotere moeite met het bepalen van het onderscheid tussen de geslachten.

Woorden van het commuun geslacht


Tot de woorden die zowel vrouwelijk als mannelijk zijn behoren de volgende
categorien:

De meeste voorwerpsnamen die oorspronkelijk uitsluitend vrouwelijk waren:


"bank, kast, naald, pijp". Het oorspronkelijke geslacht van deze woorden is
vaak te herkennen aan cognaten in het Duits: "die Bank, die Nadel, die Pfeife".
In het Noord-Nederlands verbindt men bij deze categorie vaak
verwijswoorden als zijn, hem enzovoorts aan bijvoorbeeld "de bank", terwijl
men in het zuiden iets vaker haar, ze zegt en schrijft: Staat de bank in de weg?
Schuif ze (Zuid-Nederlands) / hem (Noord-Nederlands) dan maar even opzij.

Algemene aardrijkskundige aanduidingen (niet namen van individuele steden


enz.; zie hieronder) en namen van hemellichamen: "stad, rivier, maan, ster".

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden en voltooide deelwoorden:


"zieke, blinde, betrokkene, gewonde".

Persoonsnamen die voor mannen en vrouwen kunnen worden gebruikt: "baby,


deugniet, arts, babbelkous".

Woorden van het vrouwelijk geslacht


Een aantal naamwoorden in het Nederlands zijn, ongeacht de invloed van een
streektaal, in de verzorgde geschreven taal altijd vrouwelijk. Tot deze woorden
behoren de volgende categorien:

Woorden met de inheemse achtervoegsels

-heid, -nis, -schap: "waarheid, kennis, beterschap" (woorden op -schap kunnen


ook onzijdig zijn);
-de, -te: "liefde, diepte";
-ij, -erij, -arij, -enij en -ernij: "voogdij, bedriegerij, rijmelarij, artsenij,
razernij";
-ing, -st achter een werkwoordstam: "wandeling, winst, komst" (maar "dienst"
is mannelijk; dit is een zeer typische uitzondering).
Woorden met de uitheemse achtervoegsels of elementen

-ie, -tie, -logie, -sofie, -agogie: "familie, politie, biologie, filosofie,


demagogie" (maar "kanarie" is van een andere orde en dus mannelijk);
-iek, -ica: "muziek, logica" (maar "lambiek" is mannelijk; geen uitgang op
-iek);
-theek, -teit, -iteit: "discotheek, puberteit, subtiliteit";
-tuur, -suur: "natuur, censuur";
-ade, -ide, -ode, -ude: "tirade, planetode, periode, amplitude";
-age, -ine, -se: "tuigage, discipline, analyse";
-sis, -xis, -tis: "crisis, syntaxis, bronchitis".
Aanduidingen van vrouwelijke personen en dieren: "tante, nicht, merrie, teef,
kip". Het biologische geslacht van datgene waaraan wordt gerefereerd is
doorgaans gelijk aan het grammaticaal geslacht.
o Soms worden aanduidingen van mannelijke personen vrouwelijk
gemaakt (gemoveerd) door middel van een suffix: "dievegge,
verpleegster, koningin".
o Er zijn binnen deze groep enkele uitzonderingen die onzijdig zijn. Dit
zijn veelal woorden met een bepaalde connotatie: "wijf, vrouwmens,
meisje".

Woorden van het mannelijk geslacht


Een aantal woorden is ongeacht de streek mannelijk. Tot deze woorden behoren de
volgende categorien:

Woorden met de achtervoegsels -aar, -aard, -er, -erd: "leugenaar, dronkaard,


bakker, engerd" (maar "baker" en "gitaar" zijn vrouwelijk);
Zelfstandig gebruikte werkwoordstammen: "bloei, dank, groei, schrik, slaap",
maar ook "raad", dat verwarrend genoeg tevens iets abstracts en collectiefs
aanduidt. Dit zorgt heel vaak voor taalfouten (zie hierboven);

Aanduidingen van mannelijke personen en dieren: "oom, neef, dief, verpleger,


hengst, reu, haan"; * * Alle boomnamen, behalve "linde" en "tamarinde".

Onzijdige woorden
Tot de onzijdige woorden behoren de volgende categorien:

Alle verkleinwoorden: "briefje, bloempje, lammetje".

Werkwoordstammen met de voorvoegsels be-, ge- en ont-: "beraad, gedoe,


ontslag".

Namen van bedrijven


Het noodlijdende Vitality bv moest zijn divisie Apparatuur afstoten.

Geografische namen, dus namen van werelddelen, eilanden, landen, steden


etc., en geografische entiteiten die een bestuurlijke eenheid vormen of
vormden: "Europa, Ambon, Engeland, Brussel, Lombardije". De laatste tijd is
er steeds meer de neiging om naar dit soort woorden met zij en haar te
verwijzen, hetgeen volkomen fout is.
Het Europa van de vijfentwintig heeft zijn interne problemen nog bij lange na
niet opgelost.
Het middeleeuwse Utrecht liet zijn macht tot in Groningen gelden.
Wanneer de vorm van zo'n eenheid echter anders dicteert, houden we ons
daaraan.
"Verenigde Staten" is meervoud, "Europese Unie" is vrouwelijk.

Woorden met sommige achtervoegsels zoals -dom, -schap: "mensdom,


christendom, landschap, meesterschap.
Er bestaat echter ook een achtervoegsel -schap dat vrouwelijke woorden
vormt: "de eigenschap".

Werkwoorden die worden gebruikt als zelfstandig naamwoord: "het lopen, het
waterdragen".

Biologisch geslacht en taalkundig geslacht


Indien een woord op grond van zijn betekenis noodzakelijkerwijs een bepaald
biologisch geslacht aangeeft, is het grammaticaal geslacht daarmee veelal in
overeenstemming. Dit geldt voor aanduidingen van mensen en dieren. Noodzakelijk
vrouwelijk zijn woorden als

vrouw, moeder, tante, dochter


teef, koe, ooi

Noodzakelijk mannelijk zijn bijvoorbeeld:

man, vader, oom, zoon


reu, stier, ram

Het grammaticaal geslacht is dan ook vrouwelijk, respectievelijk mannelijk. Daarbij


komt nog een groep woorden die op grond van hun vorm een vrouwelijke markering
bezitten:

lerares, directrice, waardin, dievegge

Daar staan ongemarkeerde woorden tegenover:

leraar, directeur, waard, dief

die traditioneel mannelijk zijn, maar juist door hun ongemarkeerdheid zowel personen
van het vrouwelijk als van het mannelijk geslacht kunnen aanduiden, en zich ook
grammaticaal voegen naar het aangeduide geslacht:

De directeur ligt nu al maanden overhoop met zijn / haar staf.

Om eventuele verwarring of de indruk van een fout gebruik te voorkomen, kan men
de gemarkeerde vrouwelijke versies van deze woorden gebruiken:

lerares, directrice, waardin en dievegge.

Persoons- en dieraanduidingen kunnen echter ook onzijdig zijn. Dit komt vooral voor
als de aangeduide persoon wordt ervaren als klein:, en indien er voor een dier een
mannelijke, een vrouwelijke, maar daarnaast ook een "overkoepelende" term bestaat:

meisje, jongetje, ventje, dochtertje (alle verkleinwoorden)


kind, wicht
schaap (naast ooi v. en ram m.), rund

Betreft het hier personen, dan richten het persoonlijk en het bezittelijk
voornaamwoord zich naar het biologisch geslacht:

Het meisje had haar knie geschaafd, maar ze was er niet van onder de indruk.
Dat mispunt denkt dat hij maar alles kan doen waar hij zin in heeft.

You might also like