Professional Documents
Culture Documents
Rond het jaar 0 regeerde Augustus over het Romeinse rijk. In het jaar 1000
reageert Keizer Otto de tweede in hetzelfde gebiek. De ottomanen zagen zichzelf
als nageslachten van de Romeinen.
Paus Silvester de 2de was de leermeester van Keizer Otto de 3de (hij zag zichzelf
als nageboorte van Constantijn de eerste.)
Het Lotharius kruis, de vermoedelijke opdrachtgever en schenker van dit
kruis, keizer Otto III, die zichzelf volgens de Romeinse traditie als plaatsvervanger
van God op aarde beschouwde. Het kruis is helemaal bedenkt met edelstenen.
De stenen zijn een bij elkaar geraapt zooitje. Het zijn halve of hele edelstenen die
uit oude sieraden zijn gehaald en erop zijn geplakt. Op de achtergrond zitten
geen edelstenen maar een afbeelding van Christus, naar deze kant keken de
Priesters en Pauzen.
Aan de voorkant zitten de edelstenen, en 2 afbeeldingen. Centraal op het kruis
staat een afbeelding van Keizer Augustus, hier keken de keizers en graven naar.
Onderin aan de voorkant is Lotarius afgebeeld. Hij was een Germaanse koning
net zoals Otto de 3de. Dit waren geen Italianen of Romeinen.
Het keizerschap Karolingen Ottomanen.
Er was niet zoveel veranderd er was nog steeds een Keizer die heerste over (een
deel van) de wereld.
Het Keizerschap:
In 44 v. Chr. was Keizer Augustus aan de macht in het Romeinse rijk.
In 476 na Chr. werd de laatste West-Romeinse Keizer afgezet door een
Germaanse Koning.
Van 44 v. Chr. tot 476 na Chr. = De tijd van de Romeinse Keizertijd
Van 476 tot 1000 na Chr. = De tijd van de vroege Middeleeuwen
De Romeinse Keizertijd:
Bloeiperiode (1ste / 2de eeuw Adrianus & Augustus))
- Rijk maximale omvang, de muur van Hadrianus in Groot-Brittanni was de grens
van het Romeinse rijk, daarboven was weinig te vinden dus dit was de grens en
werd bewaakt.
- Infrastructuur en steden, er werden wegen aangelegd. Het hoofddoel van deze
wegen was het vervoeren van soldaten. Maar ze waren ook erg handig voor de
Handel & Berichters.
- Sterk cohesie rijk, er was een sterke samenhang in het Romeinse rijk.
- Romanisering, veel niet Romeinen wouden graag een Romein worden omdat zij
de voordelen van het Romeinse cultuur ook wouden voelen.
(In deze periode waren er ook wel opstanden, en opvallende genoeg vaak door
de mensen die de Romeinse cultuur het meest hadden overgenomen)
- Bloeiperiode, door de grote belasting inkomens had de Keizer heel veel geld en
die wou graag zijn/de grootheid van het Romeinse rijk laten zien door grote
mooie en gigantische bouwwerken te bouwen, bijv. Muur van Hadrianus.
- Germaanse stammen, Germaanse stammen beginnen zich te mengen in het
Noorden van het Romeinse rijk
In ons land groeit Nijmegen tot een Romeinse stad met veel culturen
Het land boven de Rijn was niet in de handen van de Romeinen maar de volkeren
die daar woonden waren wel bondgenoten met de Romeinen en handelden met
de Romeinen.
Crisis (200-284 na Chr.)
- Pestepidemie, er stierven veel mensen in het Romeinse rijk.
- Slecht klimaat, kouder en vochtiger slecht weer, slechte opbrengst landbouw.
- Dalende bevolking/belasting, door de pestepidemie stierven veel mensen en
door de slecht opbrengsten uit de landbouw kwam er minder belasting binnen.
- soldatenkeizer. Keizers hadden meestal veel vrouwen en veel kinderen. Iedere
vrouw wou natuurlijk dat haar zoon de volgende Keizer werd. Hierdoor
vergiftigden zij elkaars kinderen. Veel generaals adopteerde ook kinderen en hun
favorieten werden generaals. Generaals die niet van de Keizerlijke familie deden
ook een gooi naar het keizerschap.
Dit deden zij door met hun leger Rome aan te vallen.
- Burgeroorlogen, doordat de buiten gebieden vrij kwamen doordat legioenen
weg trokken naar Rome om daar de onrust tegen te gaan. De volkeren in de
grens gebieden konden in opstand komen.
- Ontstedelijking, door de sterfte en de lage landbouw opbrengst (en dus
belastingen).
- Germanen in hogere functies, om de vrede te kunnen bewaren en het romeinse
rijk bijeen te houden, werd er gebruik gemaakt van (geromaniseerde) Germanen
om hogere functies in het bestuur en leger in te vullen.
- Franken vestigen zich in het Rijnland, door dat de grenzen slecht bewaakt
konden worden kregen de Franken de kans zich in het Rijnland te vestigen.
Hervormingen (284-395 na Chr.)
Hervormingen Diocletianus (r. 284-305)
- Tetrarchie, hervorming van het Keizerschap: 2 keizers, 1 voor het Oosten en 1
voor het Westen. Onder elke keizer stond weer een onder keizer. Deze werd de
opvolger als de eerste keizer wegviel. Dit was van korte duur, want de onder
keizers wouden zelf graag de macht en met twijfelachtige praktijken probeerde zij
dit voor elkaar te krijgen.
- Hoofdsteden Milaan en Nicomedia, in het Oost
Romeinse rijk kwam de hoofdstad in Nicomedia. In het
West Romeinse rijk werd de hoofdstad van Rome, waar
veel onrust heerste dus de keizer geen rust had,
verplaatst naar Milaan.
- Beroepen erfelijk, was je vader boer dan werd jij ook
boer.
- Boeren aan de grond gebonden, boeren konden geen
andere baan nemen , want als zij er mee zouden
stoppen zou het beroep nog kaler worden, er nog
minder landbouw opbrengsten zijn en dus nog minder
belasting.
- Grenslegers en veldlegers, voorheen stonden alle
legers altijd aan de grens opgesteld. Maar Diocletianus
verplaatste een deel van de grenslegers naar het
ruiterij maar ook zijn graven moesten een eed afleggen waarbij de zworen trouw
te zijn aan de Koning en voor hem moesten vechten in de oorlog.
- Karolingische renaissance.
- Karel de grote liet in zijn manier van besturen en leiden zien dat hij zichzelf als
collega van Oost Romeinse Keizer zag.
- De teksten van voor Karel waren slecht leesbaar en zaten veel fouten in dus hij
ontwierp een nieuwe soort schrift, Karolingifche minufkel.
Karel de Grote had redelijk grip op zijn gebied/volk. Dit kwam niet omdat hij zon
verschrikkelijke goed bestuur had maar door zijn goede en vele oorlogvoeringen.
Hij had veel bondgenoten die hem hielpen.