Professional Documents
Culture Documents
Beatriz Colomina
Wim Nijenhuis
Frans Sturkenboom
Gerard de Jong en Bart Eijking DENK-BEELDEN VAN HET WONEN / Hans Cornelissen e.a.
Hans Cornelissen
NUGI 923
Inleiding
2. Pueblos 10
5. Kidosaki huis 34
6. Gehry House 38
7. Heimelijke fascinaties de 43
8. House IV 64
10. linthorsthuis 69
5
In
simpele feit, dat we allemaal wonen maakt het wonen tot een gewoonte. Onze
kijk, beinvioed door het woonpatroon en het woonhuis dat tot ons referentiekader
behoort, heeft zich vernauwd maar zal zich door het opdoen van kennis en het stel
Wonen is een lastig thema dat uitstijgt boven het huisvesten van mensen zonder-
het bij de eerste ging om een scheiding van exterieur en interieur, terwijl de tweede
ne op elkaar af stemmen. Bachelard legde het accent op het huis als afspiegeling
van de baarmoeder. In deze tijd herkent iemand als Deleuze eerder eigenschappen
van de nomade in het woongedrag, waarbij het rusteloze wroeten apelleert aan het
verlangen om te wonen.
Een terugkerend gegeven is het verlangen naar een 'stabiele' plaats, gerepresenteerd
in de eerste twee tekstgedeelten. Tegenwoordig komt dit begrip meer en meer onder
Er is naar gestreefd zo veel mogelijk kanten van het wonen te belichten. Zo graaft
op architectuur enscenering van het alledaagse wordt. Gerard van Zeijl verbindt de
geschiedenis met de actualiteit. Hij laat zien dat de relatie architectuur en wonen
zowel een gemeenschappelijke als een individuele component bevat en ook dat er
een spanningsveld bestaat tussen beide. Hans Cornelissen wijst op de noodzaak het
wone n niet te iso Ie ren van het den ken over de . De stad biedt de mogelij kheid
het wonen te profileren. De teksten van Gijs Wallis de Vries en Joan van Dooren zijn
meer beschouwend van aard. Wallis de Vries tracht door het stellen van vragen, vat
te krijgen op het wonen, door de woning als lichaam, als 'wezen' af te tasten. Van
Dooren gebruikt de omgekeerde weg. Hij wil de ziel van het wonen bloot leggen om
mens in de woningbouw een plaats zou kunnen krijgen en welke consequenties dit
voor de tektoniek zou hebben. De bundel wordt besloten met een essay van Wim
7
Nijenhuis, waarin hij ingaat op de status van het wonen in een tijdperk van mobiliteit
en massacommunicatie.
Tussen de essays zijn planbeschrijvingen opgenomen met het doel de ontwerper zelf
Het uitgangspunt is de lezer aan de hand van kritische teksten en ontwerpen kennis
drage leveren aan het woningontwerp van vandaag. Maar los hiervan zal het boek
8
2.
Het lan'aSI';l1a'lJ
RenUaGreta 2-
De fPr'rn.~~PI1
het
en alle
10
11
De
op
De vel'scJ1illemte m'en,tenten
tel hl1"'l/HU'hool/i
rln~lfYlqn{;(e o.nU!eVl~m! en
karakter
De betekt~ms die
tot 111J.orl,oll'<'J'l
12
3.
De en
De I7rhftlnli'pl1 licht-
Het
Vlclatérelilke adel
De
16,11
De
Hoogte en
hierdoor hp:,nvlnp'rJ
er
paradijs in volledig
kastelen, waren
van twee
en beste uitdruk-
Romeinse oorsprong
Rotonda
de villa
14
15
In de volksmond wordt onder het wonen V""Jr~t:::li~rl' Het hebben een woning. Als
antwoord op de vraag 'Hoe woont u' wordt vaak de woning beschreven. relatie
wordt aldus gelegd tussen het bezitten van het ding (de woning) een alledaagse
Bouwkunst is de kunst van het bouwen. Hoe ik de woning is de vraag, niet hoe
nis van het woord techniek is: methode (de die wordt om
schijn brengen en wanneer het woord 'archi' (of 'arche') eraan gel<oppeld wordt, het
noemen.
het wonen of liever gezegd door middel van het bouwen in leiden.
Het
Volgens Martin Heidegger in DUUlfiltllll, Wonen, een lezing gegeven op 5
gotische 1'.,.." ' "...... 1' 'tevreden zijn', 'tot vrede .... ""Ih. .. " ..... hi-·
bevrijd van gevaar. En om deze wens tot vrede te vervullen de mens een ruim-
Heidegger, is 'buan': een oud-hoogduits woord wat betekent 'blijven' 'zich ophou-
Bouwen, buan, bhu, beo ofwel ben. Ik ben ofwel ik verblijf. Om deze betekenis van
het woord 'bouwen' inzichtelijker te maken wordt een zeer traditionele menselijke
kent dus niet het oprichten van de boerderij en de stallen maar het oprichten (a.h.w.
Wat, in de geest van Heidegger, geconcludeerd kan worden is dat de moderne woor-
vervlochten zijn.
Dat in onze industriële samenleving het begrip bouwen zich verzelfstandigd heeft en
dat er specialismen zijn ontwikkeld die louter betrekking hebben op het praktische
bouwen vanzelfsprekend. Dat de cultivering van het wonen zich nog in nevelen hult
mag begrijpelijk genoemd worden. Wellicht kan er wat rook weggeblazen worden
door de oorspronkelijke betekenis van het woord wonen, het bevrijd zijn van gevaar,
nader te beschouwen.
Alhoewel het bevrijd willen zijn van gevaar ook iets is wat dieren nastreven wanneer
ken wij mensen dat het gevoel van tevredenheid, de waardering voor de veiligheid,
of in elk geval het bewustzijn hiervan, iets specifiek menselijks in. Dit gevoel van
tevredenheid wil de mens natuurlijk in de eigen woning ervaren. Maar niet slechts in
De rest bereikbaar via steegjes, er achter. Het plein werd gebruikt als sociale ont-
18
moetingsplaats: werden feesten gevierd, nieuws werd uitgewisseld en er werden
taken verdeeld. Deze oorspronkelijke sociale functie zou het plein, min of meer,
1440) en later de ontwikkeling van het tijdschrift de verspreiding van informatie los~
Essentieel aan het wonen is volgens Geert Bekaert in 'Mensen het besef van
een centrum. Een open plek in het bos, een grot, een berg, vuur zijn allen een uit~
De Axis Mundi, de spil waarom de wereld draait, als basis voor de plaatsbepaling van
het wonen, de plek van de woning. Zonder dit midden vindt de woning geen plaats,
afstand, centrum en periferie, spatium en extensio, tijd dus. En pas wanneer de plek
Het toegewezen krijgen van een woning zoals in onze hedendaagse maatschappij
gebruikelijk is gaat dus voorbij aan een primaire behoefte van de mens bij het wonen,
wat door het individu en door de gemeenschap nodig geacht wordt voor het wonen
wordt bijeengebracht in en om het huis. Het huis lijkt een gematerialiseerde of wel-
licht verbeelde samenvatting van het wonen. Meer dan dat is het huis niet, wonen is
ook mogelijk zonder huis, zoals nomaden, zwervers en globetrotters aantonen. Het
huis ontstaat vanuit het wonen, het wonen ontstaat niet vanuit het huis. Daarmee is
niet gezegd dat de vorm en inrichting van het huis niet van invloed is op het wonen.
Een tweede poging het woord wonen te verhelderen wordt gedaan door het begrip
Het woord wezen is zowel werkwoord als zelfstandig naamwoord, zowel bezigheid
als ding. Het wezen (werkwoord) is het bestaan, het zijn, het aanwezig zijn, het zich
Het wezen (zelfstandig naamwoord) is het werkelijk zijnde, het essentiële, datgene
19
Het wezen (zelfstandig naamwoord) tegelijkertijd ook het schepsel, het (levelrldIB)
ding.
Wanneer het begrip nu aan het begrip 'wonen' gespiegeld wordt valt in de
eerstgenoemde betekenis op dat het bestaan (da-sein) en wel ergens van belang is.
Een ding wat in de derde betekenis schepsel is. Datgene wat gemaakt wordt; het
woning, huis.
Zowel de gemeenschap als het inrliuirill willen het wezen uitgedrukt zien.
Het wezen, het zijn van een gemeenschap (het besef) wordt uitgedrukt in het bepa-
len van een midden en het bepalen van een grens (van een land, of een stad of
kerk).
Het wezen van het individu is het onderdeel uitmaken van de groep en daarom juist
Het zijn in een gemeenschap wordt uitgedrukt in het zoeken van de eigen plek,
ook toegelaten moet worden door de groep, ten opzichte het midden.
Romeinen een god gewijd werd. De Genius loci wordt hier in meer spirituele zin
de plek. De plaats beschermt het individu en met name essentie van het individu.
En niet alleen het individu, ook de gemeenschap drukt haar wezen uit in plaats. De
diverse vormen van religie bijvoorbeeld hebben zich uitgedrukt door het bouwen van
De aanleg van een stad ging in klassieke oudheid gepaard met een ritueel, of beter
gezegd vond plaats volgens een ritueel plan, een ingewikkeld ceremonieel, dat later
20
met feestelijkheden herdacht werd en permanent als heiligdom vereerd werd in
monumenten.
De Stichting van Rome wordt o.a. beschreven door Joseph Rykwert in Idea of a
Town'. De plaats van de stad, Romulus en Remus hadden bepaald dat daar
door wolvin waren opgenomen, Rome zou worden gesticht, werd vastgelegd door
deze muur een sleuf gegraven. Deze sleuf was heilig. verhaal wil dat
Romulus zijn broer Remus doodde omdat deze de heiligheid van de greppel negeer-
de door erover heen te springen. Remus werd dus gedood als straf voor heiligschen-
nis. Ter plaatse van de toekomstige poorten werd de ploeg opgetild. Hier mocht men
de betreden of verlaten.
In de stad werd een gat gegraven, het mundus genaamd, in de maagdelijke grond. In
Het gat werd bedekt met een steen er werd een altaar op gebouwd en een vuur
De nieuwe stad was officieel gesticht: de nieuwe bewoners hadden bezit genomen
van het terrein en de geesten van de vroegere bewoners verdreven. Zij hadden de
stad een naam gegeven een beschermengel aangeroepen; zij hadden het vuur
De behoefte van de mens aan een centrum wordt ook door Christian Norberg-Schulz
Voor de bewoner is het eigen huis het centrum van de eigen belevingswereld, dit
De notie van het thuis wordt al vastgelegd in de kindertijd. Vanaf het prilste begin
wordt het thuis genoteerd om van daaruit de omgeving te (ver-)kennen. Het kind leert
slotte verdwenen objecten te begrijpen als verplaatsbaar. Vanuit het centrum wordt,
stukje bij beetje, als in concentrische cirkels, de angstaanjagende wereld verkend. Het
21
De uitvalsbasis is het centrum maar daarnaast nieuwe ontdekt. Het
ofwel actie, ofwel functie, het schoolplein, het kerkplein, de markt, de school, kerk,
rialiteit. Het besef op te gaan in een samenleving brengt behoefte voort zich te
Als gezegd is er het thuis van familieleden en van vrienden, ofwel de medemens en
De beperktheid van het huis in de nederzetting is de essentie van het thuis en deze
socialisering onder invloed van massa en mobiliteit, van de mens kan er op duiden
dat de mens op weg is zich te bevrijden van de plaatsgebondenheid. In dit geval zou
dekking. Wat inhoudt dat een gekende wereld omslaat in een veranderende wereld.
Uit het besef van de verschillende plaatsen komt het begrip richting voort. De rich-
ting vertelt ons welke plaats wij uitkomen. In horizontale zin zijn richtingen aan
elkaar gelijk en vormen zij te samen een oneindig uitgestrekt vlak, een netwerk, een
De mens gebruikt richting om het huis te verlaten, om op pad te gaan, om een tocht
te ondernemen. Het doel bepaalt mede de vorming van het beeld van de omgeving
en daarmee de herinnering eraan. Op weg naar een begrafenis of op weg naar een
feest (of op weg naar een lezing) het is van invloed op onze waarneming en onze her-
innering.
'To really appreciate architecture, you may even need to commit a murder' stelde
22
Bernard Tschumi in zijn 'Manhattan transcripts'
'Voor' betekent de richting en het doel. 'Achter' betekent de afgelegde afstand tot het
a murder.
thuis. In deze zin is het pad de symbolische voorstelling voor het leven geworden. De
mens gaat immers altijd voorwaarts. Het achter is het verleden, de leeftijd. Maar leidt
het pad uiteindelijk niet weer terug naar huis? Waarbij het pad als metafoor voor het
terug naar de uitgang voorstaat. De bekende kluwen rood garen, door Ariadne
geschonken, met behulp waarvan Theseus de weg uit het labyrint van koning Minos
terugvindt. En in deze zin wordt het onbekende vertrouwd gemaakt met behulp van
het bekende, het gekende. Er ontstaat een grens tussen het be- of gekende wat bij
het thuis hoort en het onbe- of ongekende wat bij het avontuur hoort en bij de oriën-
tatie. Oriëntatie komt van oriënt, het oosten, daar waar de zon opkomt, de bron van
het leven, geboorte. En zoals Heidegger al stelde: 'De grens datgene vanwaar
iets haar essentie begint' Daarom blijft het huis de centrale plaats van het mense-
lijke bestaan, de plaats waar het kind het bestaan in de wereld leert begrijpen (dit
mag overigens een beperking genoemd worden). De plaats van waaruit de mens ver-
trekt waarheen de mens terugkeert. De dichter Herman Broch schrijft over zijn
ouderlijk huis: "In het midden van alle verten staat dit huis, daarom heb ik het lief.
Over het huis schrijft Norberg-Schulz: IIDe structuur van het huis is primair dat van
een plaats, maar als dusdanig bevat het eveneens een inwendige structuur die gedif-
Over het algemeen brengt het huis de verblijfsstructuur tot uitdrukking, met al zijn
fysische en psychische aspecten. Het wordt ingebeeld als een systeem van beteke-
nisvolle activiteiten die geconcretiseerd worden als een ruimte bestaande uit plaat-
De ordening van het eigen huis, het kennen van het eigen huis geeft een gevoel van
IIBewustzijn gedraagt zich zoals de man die een verdacht geluid hoort in de kelder en
naar de zolder vlucht om zich ervan te overtuigen dat er geen dieven zijn en dat het
geluid dus een product van zijn inbeelding is. In realiteit zou de voorzichtige mens
23
Onveiligheid wordt in de eigen woning niet getolereerd. 'Maar zoals dat gaat,
blijf tussen muren riep bij mij een gevoel van onbehagen op. Als het huis een tem-
poging tot diefstal in mijn appartement ook te wijten kunnen zijn aan een ver-
gissing. Misschien had de (..... l het gemunt op het appartement voorbij mijn
slaapkamer, de galerie van een antiquair was. Inderdaad werd enige tijd
later in dat appartement een inbraak gepleegd. Toch vermocht de mogelijkheid dat
dieven zich vergist hadden mijn onbehaaglijk gevoel niet te verdrijven. De tempel
van het leven is de naam die men in het oude Egypte gaf aan de plaats waar de
mummies bewaard werden. In zekere zin die inbraak het huis karakter ver-
anderd en er de adem van de dood over laten strijken: van iets levends had zij het ver-
'Wanneer het huis gereed is, doet de dood er zijn intrede', bedacht ik: 'Wanneer de
dieven een huis betreden, is het met dat huis gedaan: 5 Een inbraak in het eigen huis
een van de pijlers onder het bestaan weg. Wanneer een mens de veiligheid en
de van het eigen huis moet ontberen, er steevast angst is, is de omge-
ving permanent gekleurd, is het leven ontregeld. Des te meer de mens zich thuis
alles echter het karakter van het wonen bepaald door concrete dingen
dit het laagste niveau van de existentiële ruimte, het niveau van de huisraad
"Het zijn deze elementen die een deel ook de romantiek van de kraak-
bew~~qinq uitmaken. De veelal niet voor bewoning bedoelde panden worden gefor-
ceerd en gevuld met objecten. Niet de ruimten maar de objecten noteren het wonen.
Het wonen is bovendien slechts deel van de reeks van objecten zich kan uitbrei-
ging architectuur voorbij gestreefd, en wel specifiek in het feit dat een kraker
zich om het even welke ruimte bewoonbaar kan maken door middel van het plaatsen
van enkele objecten. ook hier blijft kracht dat de haard het cen-
het begin en het eindpunt de is, en van het leven de geboorte die plaats-
vindt in het bed en de dood, wanneer het lichaam uiteindelijk opgebaard wordt op
het bed.
Het bed is het ultieme thuis. Het thuis in het huis. En het is daar waar de mens
De t.V. kunnen wij vanwege de geschiedenis, nog slecht duiden. lijkt erop
dat centrum (haard), halve kring (tafel) en rust (bed) gecombineerd worden tijdens
kast zijn dingen die men: 'sesam-open-u' kan openen. Daardoor zijn wij verbonden
de beperktheid van plaats en ruimte van het huis in de nederzetting de essentie van
avontuur.
Het
Er is dus het weggaan, de weg, het onzekere, het onbekende, het gevaarlijke, het zoe-
ken naar geluk, de wijdte, de natuur. En er is het terugkomen, de terugweg, het zeke-
re, het bekende, het veilige, het koesteren geluk, de beslotenheid, het slot.
Hoe komt het toch dat vertrek zowel een ruimte als het weggaan betekent en dat
De paradox van het vertrek en het verblijf, het Dichteres Wohnen volgens Hölderlin,
het thuis. "Reizen is vertrekken en terugkeren. Het moment van iemands vertrek
valt moeilijk te situeren: er zijn reizigers die weken tevoren zo met hun reis begaan
zijn, dat men ze geestelijk reeds als vertrokken kan beschouwen, anderen nemen zon-
der enige voorbereiding de koffers en vertrekken, voor nog anderen wordt de terug-
keer een permanente obsessie tijdens de reis en voor het zwerverstype de terug-
keer de laatste van hun gedachte. Vertrek en terugkeer, het zijn houdingen die men
zowel kan dromen als meemaken. Deze ambiguïteit maakt van de reis een reeks
25
omslagmoment de fascinatie voor het onbekende uitma-
ken van het wonen wordt door Hans Sedlmayr beschreven in 'Verlust der Mitte,.1
Sedlmayr geeft zeven oorzaken die bepalend zijn geweest voor de breuk met het ver-
leden, voor de ommekeer in het denken van de mens, van de cultivering van het huis
dat de interesse in het onbekende een hernieuwde kijk op het bekende, in dit geval
interieur. Het is dit aspect van polarisatie dat door Sedlmayr onderkend wordt
de gemeenschap, met het verlies van de persoonlijkheid gevolg. Het is het stre-
ven naar duidelijkheid zuiverheid die deze polarisatie oproept en tevens het pad
Astronomie, Fysica en Chemie ontstaan. Het binnenste van de aarde, het luchtruim,
En ik mijmeren mag
Deze regels zijn van Tristan, die vaak vertoeft op de stranden bij La Rochelle. Dit
genieten van de kust, sluit aan op de voorkeur van barokdichters voor beweging: het
van het water, waar het zonlicht op fonkelt, creëert in hun ogen een sprookjesachti-
viduen die in staat zijn uit het schouwspel van de natuur die elementen halen die
Met behulp van de luchtballon (1770) maakt de mens zich los van de aarde. En tevens
maakt de mens zich los van de realiteit. "Für die Kunst bedeutet das den Glauben,
26
dass das eigentliche Gebiet der Dichtung dort beginnt, 'wo die Vernunft nur noch
zögernd ihre Schritte wagt' ..... "{pp 148). onderbewuste, oorspronkelijke, het
mens als beest, als roofdier. Tenslotte beschrijft Sedlmayr het besef van de gesloten
het moment waarop het einde van de reis het begin van het thuiszijn inhoudt en vice
gevoed, worden meer dingen gezien en gehoord, wordt kennis opgedaan, geest
Mits het avontuur goed afloopt kan de reiziger later zeggen iets beleefd te hebben.
Het avontuur wordt verlengd door erover praten, door het steeds opnieuw
beleven en zo het avontuur onderdeel te laten zijn van het dagelijks bestaan. Het is
in deze zin dat het avontuur een retour moet zijn. In alle rust moet genoten kunnen
In het wonen wordt het retour opgeslagen, het weggaan maakt aldus deel uit van het
wonen. Het weggaan is vreemdgaan. Het spannend, gevaarlijk, het mag eigenlijk
niet, maar het verrijkt uiteindelijk de eigen ervaring, de eigen perceptie, de realiteits-
Het thuis, 't huis, heeft angst voor het vreemdgaan, het in den vreemde gaan. En
terecht want indien in den vreemde het thuisgevoel ontstaat is er sprake van con-
currentie en kan er een nieuw thuis gewensd worden. Het oude huis wordt verlaten.
In zekere zin is het weggaan er om een nieuw, beter, mooier, rijker thuis te vinden.
Zonder het huis, op weg het thuis, is het weggaan ondenkbaar en dit weggaan is als
zodanig onderdeel van het wonen. TIjdens de reis is het thuis er als herinnering en
27
thuissituatie zal een Romantisering van het tot gevolg hebben.
dragen alsook veilige thuiszijn. interieur wordt zacht, lief én mysterieus. Door
raken. "The of the first detective novels are neither gentlemen nor apaches,
manifestaties.
Misschien is alleen maar het eerste thema, tijd, het dynamische, samen met zijn
tegenpool, het statische van het evenwicht; maar tegelijkertijd is het ook twee-
Het het verhaal van eeuwige zoeken van mens naar geluk ...
En is het niet evenzeer uitdrukking van de angst voor het weggaan (het avontuur)
gevangenis.
Wanneer beweging, geheugen tijd en dus ruimte bepalen, in welke zin zijn
Op elk moment wij (ook als wij stilstaan) in het nu. Dit nu interacteert met
Architectuur is als zodanig van invloed op nu, wij ons bevinden, als het
architectuur wordt onderdeel van het ontwerp. Hij noemt dit de collectieve herinne-
"Men kan zeggen dat de stad zelf de collectieve herinnering van haar bevolking en,
28
'locus' van herinnering. tussen de locus en de bevolking
wordt dan het overheersende beeld van de stad, zowel van de architectuur
het landschap, en bepaalde artefacten deel van de herinnering uit gaan maken dan
geschiedenis, gezien als collectieve herinnering, als relatie van het collectief tot zijn
individualiteit en haar architectuur, die de vorm van deze individualiteit is. indi-
het principe van Cattaneo: Het is een gebeurtenis in een vorm. Zo bestaat de vereni-
ging van het verleden en toekomst in van stad waardoor zij stroomt, op
dezelfde wijze als de herinnering door het leven van een mens stroomt, en moet
ook door gevormd worden. Deze vorming is een permanent aspect van
artefacten van een van haar monumenten en van het idee wat ervan heb-
ben."
Het retour
Tot nu toe heb ik overwegend gehad over het fysieke reizen. Het lichaam verlaat
de plek, verplaatst zich, overschrijdt de duidelijke grens tussen het huis en het
Het kan eenmaal onderweg niet meteen terug. De terugreis duurt net zo lang als
de heenreis. Dit besef zal de reiziger steeds verder van huis brengen, hij niet
der durft. De natuurlijk mee, maar de geest kan meer. De geest kan op reis
terwijl het lichaam thuis is. Ook hier is sprake van een retour, begrippen
De eerste onafhankelijke uitstapjes van de geest waren het teken, het beeld en
klank, het woord. Middels het beeld en het woord, eerste overeenkomst hiervan
was het alfabet, kan de geest zich een voorstelling maken van het Het elders
wordt nabij gehaald, danwel de geest heeft zich verplaatst naar het elders. Ons
Het boek en de t.V. brengen het buiten, binnen. De bioscoop herbergt in zich daarom
29
teneinde geiBstelijjk op reis gaan. Ons lichaam zal dit nooit begrijpen.
Het boek kan dicht, de t.V. kan uit, de fantasie kan verbroken worden en 'we zijn weer
ongemak van fysieke toerist, bezoekt tempels en paleizen waar de fysieke toerist
beleefbaar. ridder op het paard, die overvallers van het lijf hield, een boerenmeid
zelf slechts met enorme inspanningen of zelfs in het geheel niet kan ondergaan.
AI dit is, en wel recentelijk, onderdeel uit gaan maken van het wonen.
Er is een geestelijke retour mogelijk wat uiteraard de relatie tot het thuis maar ook
niet slechts vergeten dat hij thuis De mens is zelfs vergeten dat het lichaam
slaapt, rust. Dat het lichaam niet meedoet. Sterker nog, de mens verkeert, verblijft in
Het denkbeeldige lichaam verplaatst zich, niet real-time overigens, en weet waar het
is en met wie. Het feit dat het lichaam niet meegesleept hoeft te worden, biedt de
ten gedroomd wordt lijkt in de herinnering uren te hebben geduurd een dag, of een
nacht. De mens droomt in het verleden, in het heden, leert nieuwe mensen kennen,
laat doden opstaan. De dromen tonen de mens waartoe geest feitelijk in staat is.
De vraag die vaak gesteld wordt: 'Wat zal de rol van de architect hierin zijn?' kan
30
beelden uit (over-}dagelijl<se omgeving. Mensen, dingen, omgevingen die bij-
worden, echter ook elementen die ogenschijnlijk onopgemerkt zijn gebleven, kunnen
in een droom opduiken. Architecten en stedebouwers leveren in die zin, naast prak-
een droom hergebruikt kunnen worden. Wanneer het zwaartepunt in het menselijke
zijn steeds meer verschuift van het fysieke naar het psychische zijn dan neemt het
Het feitelijke gebruik wordt minder, de herinnering meer belangrijk. Waarbij opge-
merkt dient te worden dat feitelijk gebruik ook in de herinnering opgeslagen wordt.
De geest zal met behulp van het een omgeving samenstellen die het
lijkse nut ontstijgt, een nieuwe omgeving samenstellen, een nieuwe wereld.
"Dreams are such stuff as men are made of, and our little lives are rounded with a
Dooren
31
Bauen, Wohnen, Denken: Martin Heidegger, 1954
4.
U, juni 1980
9. Gedichte: Herman
1.
14.
Wim 1993
32
De arCJ'ûtectuIJr
natuw: Om arc~/u.tectULlr
materialen die .'iitpviohpifd 1111S1rnIPW
De
De trai'iitil'.mele
is op ver'tlci1lltelt,
trairlSCenctente ajrchltec~tul<tr. De
In
oude de
Ando
soms
die te
zodat
omge-
In
mlltTl·-unn , Het
34
35
zUl~akicmt is
Deze
de 1!f){ïrk,'lnf
De
naar
De slaav!<:al1zer
bomen
dra-
wo'onnU/s. De l11r;(lvzQuele
die
36
37
Monica
voltooiing
1!ol"aoliJlron Peter
nieuwe De,tekenlS
Het een
De
een
De
Het
De l1u~an)eSJ!eVt?l. op
38
39
tuctellllce ODilOssl11:J! van VlDlno" .." de
deel
des te
De
merendeel De
De
en
het
Toen de
deze van
art-
like'.
40
wekken
de buitenJ'nUlJr.
de ar(~hit,prtl'1Ur il1r'nrlrJnl'prt7 11 Het
let-
41
er reizen iets fascinerends is, is het fascinerende van wonen het omgekeerde.
Het fascinerende van reizen is dat de ruimte tijd wordt, van wonen dat tijd ruimte
wordt. Wonen is ergens een verblijf waar dat wat in de tijd verwijderd ligt verzameld
wordt. Reizen is nergens blijven, op weg om wat in ruimte ver is dichtbij te bren-
gen Fascineert het wonen door herinneringen en, meer dan dat, door iets onheuglijks,
het reizen fascineert door een onderweg zijn, en meer, doordat je niet waar-
heen. ontdekking van een geheim is het wonen evenwel ook iets onbekends, en
dus als reizen op te vatten! Het wonen verliest iets huiselijks maar wint dan een weg,
een weg die vooral de architecten moet aanspreken. Alleen zo immers kunnen ze
komen waar de bewoners moeten wezen. Een gebouwde woning heeft ramen, maar
een woningontwerp heeft verrekijkers. Alleen met een tot lens geslepen interpretatie
gen.
Als er iets fascinerends is aan een woning, ligt dat minstens evenzeer aan de inter~
pretatie als aan het ontwerp. Het is misschien creatiever als bewoner, bezoeker
of voorbijganger het fascinerende te zien, dan het erin te leggen als ontwerper.
architectuur.
Ik wil hier geen sluitend betoog over fascinerende woningen houden, maar een paar
voorlopige vragen opwerpen, vragen die nog zouden kunnen leiden tot een hele nieu-
Aan deze vragen wil ik een structuur geven. Het hypothetische, speculatieve krijgt
dan een plaats. En van die plaats hangt de betekenis af. Gesteld dat deze of gene
woning een teken is en zijn betekenis een of andere woonwijze, dan is de essentie
nog iets anders, iets ongrijpbaars. De essentie wijkt en wil juist daarom benaderd
worden.
De essentie is dat wat uitgedrukt moet worden zonder in de uitdrukking het formele
43
rechthoek is vorm diepte de essentie. Evenzo is in een
dichterlijks, aan diepzinnigs of aan ongepasts over een huis kunnen zeggen dat
dan de zin. Het drijft op de drift van de ontwerpwil, het op het van
metjes, kleedjes, dingetjes, informeel, ordinair, .... "',,,"',.. 1' Waarom zijn de gezel-
ligste woningen anoniem van architectuur terwijl ze juist zo persoonlijk zijn van
nen ontwerpen (als tenminste onder een type verstaat een gangbare, normale,
geschiedenis, een lang verhaal). Architectuur komt altijd achteraf, alle revolutionaire
manifesten ten spijt, ja, juist het revolutionaire maakt haar tot aposteriori van het
wonen. Het apriori het gewone, waarin de architect echter het ongewone zoekt.
Het gewone en het ongewone ontwikkelen zich in twee reeksen waarin ze aan-
trekken en afstoten. Tussen die reeksen maakt elke woning een synthese, maar er
blijft in die synthese iets spoken: het onderscheid van gewoon en ongewoon dringt
in de vorm die het huis krijgt binnen, tenminste als het om architectuur gaat.
als denkbeeldige bewoner. Het gaat om een synthese die blijft onderscheiden,
Michel
dankzij een analyse die blijft VAlrhïlnrll~n~
De struc1tur,ele vraag naar de essenties van het lijkt volgens deze dubbele
seriële structuur uit te monden in een constante die een eenmalige sellsBltie
tie te herhalen insisteert in de uitdrukking van. het werk dat het fascinerende van die
effecten, ten einde de ideale synthese te bereiken waarin je, als in een opwindende
heet een kunstwerk. Voor het kunstwerk is de herhaling een analytisch moment. Voor
Het gaat om de herhaling van het fascinerende verschil, zo lang totdat er een 'vrij'
verschil is losgemaakt.
in de vraag naar het fascinerende van het wonen aandringt is op zichzelf noch
'gewoon' noch 'ongewoon', noch gezellig noch griezelig. Het is immers geen toeval
dat er een kortsluiting bestaat tussen het heimelijke het onheimelijke. Zoals
voorbij het punt van de uiterlijke, alledaagse schijn, in een droom, een bege-
Lacan zeggen dat het onbewuste is gestructureerd als een taal. Het is zelf niet talig
maar haalt zowel metaforische als symbolische 'truuks' uit, om in onze bewuste uit-
tie van het onbewuste? Het het lichaam, maar niet zozeer met zijn ledematen en
organen, maar met zijn verlangens en angsten, zijn en onlusten - het lichaam,
niet zozeer met zijn vijf zintuigen maar met zijn honderd stemmingen en duizend
gevoelens. En dat is nu juist heel het irrationele uitgangspunt van die vraag. De vraag
zelf is bewust, rationeel talig. Het is een vraag naar wat de verdichtingen,
schuivingen en omkeringen in onze uitspraken voor gevolg hebben voor onze relatie
nog in zijn meest perverse omkeringen)! Het Duits kent die etymologische verwant-
45
schap van wonen en verwennen nog mooier. Wohnen en verwöhnen, Wohnung en
Wonne! Gelukzalig wonen! Het paradijs is een gelukkig huis, het gelukkige huis is een
paradijs. Heel de fascinatie van het huis betreft het herwonnen paradijs, zoals heel de
fascinatie van de reis het verloren paradijs is. De genade van het paradijs het
ons een woning is, nog steeds, altijd, want het onbewuste kent geen verleden tijd
ons maant aan de dood, de ellende, het bederf, de ondergang. De 18~de eeuwse filo-
soof Vico zei het al: 'Eerst zoeken de mensen nodige, dan het prettige, vervolgens
het weelderige, tenslotte het dwaze, dat ze in het verderf stort'. er al eeuwige her-
haling is, dan doen we er beter aan op houden aan het begin. In de zin
paradijs is dat begin onbereikbaar, in de zin van ogenblik is het onbewoonbaar. Het
begin is een reisdoel, en het verblijf is er zo kort als het lessen van de dorst duurt.
De \AU-,n,nn ,nc'ru'Irr.Cj'"
horizon. Het dak verspert de hemel. De dimensies van de kosmos zijn er beknot. De
woning is gevangenis en wonen een straf. Hoe kan men gelukkig wonen? Het is
alsof we om een al te kinderlijke vraag worden uitgelachen, het is alsof alleen het
braafste antwoord wordt beloond. De kinderlijke vraag is die naar een luchtkasteel,
een huis zonder zwaarte, zonder aarde, een toevlucht voor het lichtzinnige, vrijblij-
vende. Het brave antwoord echter is dat op een heel andere vraag, de nuchtere vraag
de zware aarde, dat waar het alsmaar op aan en onophoudelijk op neer komt. Het ant-
woord is een benauwde schuilplaats, een bedompt onderdak. Dat wonen is opslui-
ten.
46
wonen=opsluiten
breuk/vlucht
met/uit orde
doorsnede, 'Durchriss',
plan (Borrominil
'Aufriss',
(én
47
Sluitende synthese van het afgestompte lichaam, het gekrenkte gevoel, de bange tastzin,
het geblindeerde oog, het bedorven plezier, het verkommerde vermogen tot genot.
aalnv'''Iar'den we allemaal slechts omdat de woning ons onbehagen sust, onze pijn verdooft
het redelijk lijkt. Is de redelijke woning wel zo aards? Is het paradijs veel aardser? Is
wil deze voorbarige uitspraak structureel preciseren. Het is nog steeds maar een vraag,
precisie zal ten eerste te situeren zijn in het probleem van de doorsnede, ten tweede in het
probleem van de plattegrond, en ten derde in het probleem van de opstand (of het aan-
woning een lichaam is, is de grote moeilijkheid de plattegrond dat hij het aan
de grond nagelt. Terwijl van zijn beweeglijkheid wordt beroofd, wordt ook de natuur
aangedaan om, ontdaan van haar groei bloei, gestriemd en gestreept door de
lijnen die de bouw uitzet, ontzet te worden door het grondverzet voor de fundamenten.
plattegrond is meestal een dodelijk stramien, een abstracte geometrie, een apriori ver-
deelde ruimte. Architectuur verdeelt. De plattegrond is wrede overheersing van lijnen door
kardinale punten.
Evenzo is de echte moeilijkheid van de doorsnede het snijden in het lichaam. Architectuur
snijdt in materie ruimte doorsnede is een sectie waarvoor het lichaam verdoofd
weer net zo, dat wil zeggen aannemende dat de woning lichamelijk is, is de moeilijk-
heid van de opstand dat taal< heeft de opsluiting te voltooien en ontsnapping onmo-
gelijk maken. In feite is 'opstand' een dubbelzinnig woord. Het gaat niet om de triomf
van de opstand, maar om het neerslaan van die opstand. Het probleem van de opstand is
vallen opstaan. De 'neergeslagen' opstand moet een ononderbroken muur zijn, tenau-
omlijst: het zijn de insnoeringen en inrijgingen van het keurslijf dat de opstand van het
wat ons in het wonen fascineert dus boeit, bindt, fixeert, vastnagelt én verrukt,
Geldt ook voor de moderne architectuur? De moderne architectuur heeft zich, zoals
net als de auto een lichamelijke verlenging zijn van ons bestaan in de 'mecanosfeer' die
en vernietiging van de 'biosfeer'. woning zou een woon machine worden, in de:zelifde
als het rijtuig tot auto ..... ,"'i<~ .. nlJ'" architectuur maar half geslaagd. Het post w
modernisme is eerder een teleurstelling dan een trots vervolg. moderne woning zal
moeilijkheid van de opstand drukt zich vooral uit in de gevel. kan het dat de
raaf als uitdrukking van de balklaag). De moeilijkheid van de plattegrond drukt zich zowel
rieel in de gevel (assen, traveeën). het is duidelijk dat de moeilijkheid van de doorsne-
eerste uitdrukkingswijze, waarin de moeilijkheid van de opstand zich uitdrukt, die van
de gevel, is er een van een huid of van een yt:1Nii:l,i:lU. Het gaat hier om een metafoor: het
geldt als voorbeeld. Je zou je kunnen afvragen of de ramen en deuren als ogen en oren zijn
of als kleppen en (een van lijsten en kozijnen). Of dat die openingen iets
hebben van monden en lippen of van korsetten en gordels (schermen, luiken, louvres). Je
kunt de vraag ook anders Zijn de openingen (of het nu om een huid, een of
49
een masker gaat) zinnelijk, bijvoorbeeld tactiel, of onaantastbaar, of uitdrukkingsloos?
Het kleed kan zich rijker plooien de huid. masker kan zozeer zinspelen op
het zou kunnen onthullen dat het sensueler is dan de naaktheid zelf. Is de de gevel
het wezen dat er huist in het huis te ontmoeten? Maar de meeste gevels drukken het
dwangmatige uit, het keurslijf van de woning. Afwerend: Afkeurend. Misschien was er
geen idee van het lichaam meer, maar dat van de ponskaart, chip, barcode. En dan
nóg gaat het erom of we ons ermee willen tooien (waarom niet?), want, inderdaad, het
geten, de goden, waarmee het magisch denken communiceert, is vandaag de dag ver-
tegenwoordigd in de machine. Is er in machines niet iets wat ons betovert als bloemen,
die van de verdieping. De verdieping verdiept het inwendige van het huis. Het prehisto-
rische huis heeft geen verdieping. De verdieping begint met de zolder. De geschiedenis
van het Nederlandse woonhuis laat de ontwikkeling van de verdieping goed Was
het primitieve huis meer een tent, waar de ruimte heel laag begon om ergens in de
tief hoogte. Het huis zonder verdiepingen is als een pyramide, het huis met verdie-
Het inwendige wordt allengs verdeeld lagen en heeft geen verticale dimensie meer
(tenzij in de trap of in de vide, die meestal steil of eng zijn). Waarom zijn de meeste ver-
vergeten ze dat ze als afgezanten van de nok mogen neerdalen, opstijgen uit de fun-
damenten? Vertelt de zolder nog een sprookje van dakkapellen en hanebalken, de her-
haling ervan als etage drukt een plafond op het luchtkasteel. En de herhaling van de
verdiept meestal alleen het volume, alleen de kwantiteit, niet de kwaliteit, niet de
dimensie van het wonen. De verdieping timmert dan de ruimte dicht, elke verdieping is
een deksel, de woning een graf. Het graf heeft trouwens nog een kosmische dimensie,
50
maar dat kun niet zeggen van de galerijflats, de portiekflats en meestal ook niet
de urban villa. De eengezins rijwoning is in al zijn varianten altijd te benauwd met zijn
verdieping. De patiowoning, het huis zonder verdieping, moet in ons land met zijn
zon oppassen dat de 'oneindige' verdieping die de patio betekent niet een gat blijft. En
lopen het gevaar uitsluitend te worden geregeerd door de wil tot besparing (minder
gevel).
Het optimisme van de verdieping is de wil tot autonomie, de eigen wereld, het eigen kli-
maat, het eigen licht van het interieur dat het aan niets ontbreekt. Een mooi voorbeeld
is het barokke huis (kerk, paleis of Barokke architectuur heeft in beginsel één ver-
materiële wereld geplooid tot in het gebouw, met concave en convexe curven. Op de
verdieping is er geen communicatie, het licht valt indirect binnen. De begane grond (die
vermenigvuldigd kan worden met een bel-etage en een rrU:'77:::aniin ontplooit zich in de
begane grond zijn de huizen in de stad communicerende vaten, daarboven zijn het
gesloten vaten. De skyline drukt die toestand van gesloten vaten het beste uit. Maar hier
In zowel de plattegrond als de doorsnede kent de barok het 'poché' (de zwarte amorfe
restruimte tussen bijvoorbeeld een ronde of ovale zaal en een rechte gang), waarvan de
trompe I'oem. De doorsnede hoeft namelijk niet zo plat en recht mogelijk te zijn, geen
rechte snede, maar kan een eigen kromme beschrijven en een volume vormen, vouwen,
plooien. Het is de massa, de samengebalde ruimte in het huis, maar die dankzij plooi-
en weer gaat vloeien, en zo het volle verlaat voor het lege dat het omschrijft, omdat hij
inwendige en uitwendige, die is, in pessimistische zin, enerzijds die van de benauwing,
anderzijds die van de afwering. Naar binnen toe moet ze de intimiteit, de privacy, de
begrenst. Daarom is die uitdrukking naar buiten vaak tamelijk bot en grof, terwijl ze
51
De dwangmatige uitdrukkingswijzen die onze striemen en strepen, doorkruisen
'espace strié', letterlijk 'gestreepte ruimte', en eigenlijk beter vertalen met 'stramien~
tussen de segmenten regelen. Hier heerst orde, de orde van het geometrie,
moeten deze ruimte glad maken. De 'espace lisse' is niet effen als wel soe-
pel. Dat lukt alleen door iets forceren: breuklijnen dwars door de scheidslijnen,
chaos? Ja, met dien verstande dat 'chaos' ander concept van ruimte kan zijn, ruim-
te dankzij dat concept plaats laat voor het leven zonder het te overwoekeren. Het
gevaar van de gladde, onbegrensde ruimte de woekering, zijn belofte het avontuur.
concept dan ook niet dat van strategische en globale beheersing maar loka-
Ofschoon in deze uiteenzetting het primaat het vlak geldt, hebben beide ruimteop-
vattingen iets te maken met diepte. Bij de stramien-ruimte doet (het volume)
zich voor als gelaagdheid, bij de gladde breuk, als afgrond. Het is de stroom die
beide ruimten op elkaar kan betrekken. De 20-ste eeuwse voorkeur voor stroomlijn
moet door dit verlangen zijn gedreven, ofschoon het is verdrongen door rationaliserin-
Het glad maken van de ruimte is de trots geweest van de moderne revolutie met haar
voorkeur voor het zwevende van buiten en vides van binnen. Maar de moeilijkheden
Daardoor keren de problemen van de klassieke orde heimelijk terug, áánhoudend als
'op te heffen' Er blijft zoiets als 'uitdrukking', zelfs, ja, juist, wanneer
er 'niets' wil worden uitgedrukt. De logica van de uitdrukking is, ze nu die van het
symbool of de metafoor is, een kwestie van 'geslepenheid'. Anders verdwijnt uit het
52
of stramien 1b
1c een gladde
2a ondergeschikt lijn
53
Van Eijck \/lork'::>,ntcm en een onlosma-
kelijk open te
en middelpunten o\t('",r,tri'orh
een keuze,
zijn.
houding die de
zich door te
dat
beproefde, De
daarentegen en economische
volkshuisvesting. Van
de eXIJressie zich
waarvan
onderzocht
ruimte
kunnen Gladde
54
als voorzichtigheid. ze, vide waarin in
De deterritorialisatie door
wanneer de
snijdt de
huis openbaar,
stad of landschap wordt binnen weg, die het huis naar buiten
en leegten, en volkshuisvestingpraktijk en
Op zich
om halen of af te
leegten, en Rudy
anatomische exrxeSSl18.
uitdrukkingsdwang
nu een gebouwtype
55
den, wacht het
satie op communicatieve
deterritorialiseren als
kunnen
matige anatomische
breuk met de
stad,
richting
van de
tegrond, doorsnede de
in
boven: Rem
56
Ongewoon wonen. Fascinerend, maar onbepaalbaar. Waarom stemt wonen meestal
niet zo vrolijk? Het is het moedeloos makende ritme van wonen werken, wonen
nog thuis? Welke kwaliteit heeft doorgebrachte tijd? Thuis zijn is uitrusten
van de moeiheid, terwijl je daardoor rommel maakt. Thuis kom je op krachten in een
huis dat je daardoor vies maakt. De woning belichaamt de eeuwige herhaling van het
tot de bron? Is er een woning waarin het wonen verfrissend onbezorgd is? Eeuwig
opgeruimd, opmonterend, een Hercules huis? Is er een woning waarin je met tijd
kunt spelen, met de eeuwigheid zelfs, zoals wanneer een reiziger stil staat bij zijn
reis?
Blijft wonen een belemmering van bewegingsvrijheid? Je zit of ligt, beschut tegen
weer en wind, kou en regen, maar ook gekluisterd aan de meubels en de spullen, aan
dat overstijgt, zoals in een kerk, of zoals in een cel, waarin je alles achter je laat en je
Heeft le Corbusier de woning bevrijd? Vrije plattegrond, vrije opstand, vrije doorsne-
de. Of heeft hij hem vervangen door een cartesiaans onderkomen, een geometrisch
Wonen is cultiveren van gewoonten, en dus van breken met slechte gewoonten.
Wonen niet het vullen van de woning met meubels, maar ook niet het leeg laten.
Wonen is niet honkvast als een boom, maar ook niet het jagen van de forens (die zijn
verlangen naar een gezellig huis met een tuin moet bekopen met een ontheemd
onderweg bent). Wonen is wegdromen bij de plek waaraan je gehecht bent. Wonen
Het moderne wonen heeft twee fascinaties gehad. Een daarvan is fataal. De ander is
57
een niet ingeloste belofte. De fatale fascinatie is wonen nood is, vraagstuk dat
Eerst waren de normen minimaal, maar ook toen ze werden verruimd, bleven ze
kwantitatief. En zelfs nu men kwaliteit in het vaandel schrijft is het de vraag of het
meer zal zijn dan weer een 'behoefte' die uit een bepaalde 'nood' is geboren.
De andere moderne fascinatie is dat wonen transparant, open en vrij is. De belofte
van de woning als voertuig of vaartuig, als grandioze ruimtemachine die wil losko-
men van de aarde (Ernst Bloch, in Das Prinzip Hoffnung, 1959) is eigenlijk niet inge-
lost, en blijft even doorzichtig als de bijbehorende esthetiek. belofte was niet
zozeer onbereikbaar, alswel dat het idee te ontevreden, te superieur was geformu-
leerd, omdat er nog een gemis aan kleefde, een wrok tegen de aarde. Tragisch lot,
komen, moeten we afscheid nemen van de typen die we kennen, althans van hun
de 'strips' van Koolhaas. Die strips zijn eigenlijk stroken, dus stramien-ruimten, voor-
hele obsessie van die stramien-ruimte is opgeheven, de strook het ware niet
meer dan een manier om de gladde ruimte die daartussen blijft te lezen, en zelfs hier
en daar binnen te halen. Deze uitdrukkingsvorm blijft dus afhankelijk van een aanwé-
zige gladde omgeving, zoals de historische jachtdomeinen in Melun Senart, die hij
ne bevrijding de spot drijft. AI levert ons dat nog niet meer dan 'een huis met geen
stijl' op. Ook Eisenman wil ons bevrijden van de wooncocon, maar alleen om van de
ontwrichting van het gewone en de confrontatie met zijn beperkingen een 'real expe-
het gaat om een herijking van Vitruvius drie-eenheid van nut, stevigheid en schoon-
heid, die bij hem de vrolijke drievuldigheid van firmness, commodity and delight ople-
6
58
gaat niet om afscheid te nemen van het verleden, in tegendeel. de dingen
die je wil laten terugkeren. Fascinerend wordt het wonen pas, wanneer de reeks van
het gewone en het ongewone tot voorbij een grens wordt gevoerd, einde de
laten we nu de lof van huizen zingen! Huizen die fysiek woongenot in metafysisch
geluk omzetten. Ontwerpers die de kunst verstaan om van hun luchtkastelen aardse
tegenstellingen.
Huizen van genot, of ze nu klein zijn of groot, landelijk of stedelijk, sober of weelde-
rig zijn. Of dat het verbouwde gestichten, fabrieken, boerderijen, werven, pakhuizen,
molens, kastelen, vuurtorens of kerken zijn. Huizen die het 'unheimliche' even span-
nend als spottend ontleden in het knusse en enge, stille en verontrustende, gastvrije
en geheime. Waar iets van buiten aanklopt, en het binnen wanneer de regen tegen de
ruiten tikt en de wind aan de luiken rukt des te knusser is. 'Hier in huis zelfs waait de
wind': juist dan is het feest en 'vol verwachting klopt ons hart' voor het vertrouwde
vreemde dat nadert uit de verte. Muze, bezing me de huizen die de eenzame troost
en het bezoek genoegen schenken: Huizen die, warm in de winternacht, koel in de hit-
tegolf, de tijd als weer laten ervaren. Huizen waar de tijd metereologisch verstrijkt,
wisseling van licht en lucht. En waar ruimte planetair wordt ervaren, zonder stra-
mien, geologische ruimte van aardlagen en waterlopen. Huizen waar de vier winds-
treken samenkomen en het klokje tikt zoals het nergens tikt. Geraffineerde huizen
die, zonder onbehaaglijk te worden, van de rauwe sensaties van het onherbergzame
niet de logica van de schuilplaats, niet de regels van de veiligheid, maar het spel met
Het huis is een lichaam waarvan we nog nauwelijks beseffen wat het allemaal kan,
welke weerstand, kracht en gevoeligheid het bezit. Het huis is een vreemd vertrouwd
gesneden in vlakken die worden getooid met de lijnen van hun souplesse. Een huis is
59
Gelukkig is het huis "If:::l,:::Ir\l~n lichaam aards is, of hemels, of als van een plant,
van een dier, een mens, van een engel, of van een God. Het maar hoe zijn bewo-
ner het hoe zijn ontwerper het bedenkt. Ergens tussen het abiotische en het bio-
me bewoning ervan. Het is van die sferen een intuïtieve metafoor en een rationeel
opstand die doet alsof ze uit vlakken bestaat die eindeloos uitbreidbaar zijn. Niet een
plattegrond die zich wegcijfert ten gunste van een orthogonale projectie die nergens
meer wil landen. Niet een doorsnede die niets stapelt, niets verdiept. Juist in het snij-
den en kerven, en in het vouwen en plooien van de grenzen en sneden schuilt het
orde (die steeds mislukt). Wat een opluchting zou een tijdloze architectuur zijn, waar-
in de tijd stilstaat als in een extatisch ogenblik (een schaduw op een verweerde muur,
zozeer dat er niets meer verandert, noch dat we vasthouden aan (arche-)typen, maar
dat de dingen veranderen volgens aan spiraliserend patroon, dat vonken doet over-
Vries
60
NOTEN
Parijs, in het
aetlruiksaamNiizina', pag.
1.
in nn"tm,nrl,c>rn
5. Aufriss'
6. In City on
7. H.J. Zantkuyl,
Bachelard, Poétique
9.
de opstand, bij'V'oolrbeeld
11 Parijs 1980.
ander-
zijds modernisme
te drukken in
drie:
61
van de woning gaat van in
(zie 4.)
15.
weten
onder
ongehoorde, 'ongedisciplineerde'
Sinds
ruimte.
betekent Dat
'wereldvreemde' gedachten
62
van de planetaire \/nr-\A",,,t,or,,inn das
het \/A,-mr)nc:m
wereldvluchtelingen,
63
De A 111PJ'il"7nl1.<'p ar(:/tltect Peter
'Houses',
Eisenman 's onae;r7CleK
architectonisch een
saJne,nhl1n~?el1~ae reeks van
Deze vroege
nm'-uJPrn">n weer'spieRf;~len de de traJ"lstlJrmcatic'Jnele
RrarmlJnatica van de
de arc'hltlectl:tw: l!.:lsenn'wn stelde dat
rotaties en vel"schllirvi1U!~m
su/'}Jectlc?ve voorkeu-
uit. De
L:.tJ,t::nrnu.n kon deze nnruhprr).<:fl'nt,pfT/p
realiseerde Eisenman
64
eerste verdieping tweede verdieping
axo-
65
House
een recI1UWeKl!2'e
COi"lv/mtzes van
de
ont-
ont-
H"",·nrlrn,('.o~ te hp.<,tw1Py'pl1. De nPl,vnl1pr
om'ueuw ontdekken; de lJe~nal'11Ule D,alri'Jntm
de hwnmlistiscJ1.e ClJnC,eptim
de 1-orhn,ov
!!,u.enma:n naar
nrr'hitprt 10hn
die
66
De rlJl,..p,?rrI011
Het
67
waardoor er
Good Npl'ph.J'Jnr
rntlnnp/p aan-
68
Koolhaas laat met Rotterdam nieuwe
staan van ve,rscnlllelzae benaderen.
combinatie met de doorsnede
de h1l'111"'nrU1l'l1tp
De voor-
vanuit het exterieur. Ten
een tn!l1l.tzone,el UL//\,/'LUL.}. Nr:1rJ11nlJI f!,eSlJrGlken zou
ver-
De
de
straat zo de 11I1,,,ro'p1J.ol rlnl,~/'n1t"
Het is
tuin een natu1wrUnnf?
is
69
De r:o.uave··snll
De VrlJstaan{,le
ln
van
Door
De
70
nn1,JOl"UJ/Jr/l1fo I1Joo~nJ)latl"011~en aan-
in het
de nrl1tpJI'"OP1!pl f!e.wzef!.elt1
aaJ1-a,oelira 111'ealtatirepl~tnt. De
als
De
Deze is
De I!el,llkf.~nis
tot
71
De op die 1JnJ?rlnno eer-
zijn
de sCflepP'll1JÇ
NOTEN
p.87.
betekende voor
1-"""""""""" N L "
==
-:cc
=
=
72
linksboven: doorsneden
- (onder) \lt:lr-rli,,'nirln
73
1
Wonen betekent sporen achterlaten', schrijft Walter Benjamin in een beschrijving van
het het interieur, 'In het interieur deze benadrukt. Men bedenkt
een overvloed aan overtrekken en hoezen, foedralen en kokers, waarin zich de spo-
worden ingeprent in het interieur. Zo ontstaat het detectiveverhaal, dat deze sporen
Het interieur bestaat in detectiveroman. Maar kan men ook een detectiveverhaal
vertellen over het interieur zelf, over de verborgen mechanismen waardoor ruimte als
interieur geconstrueerd wordt? zou wel eens kunnen betekenen een detective-
verhaal over het detecteren zelf, over de heersende blik, de blik van overheersing, de
beheersde Waar zouden de sporen van die blik wel ingeprent zijn? Wat hebben
Een weinig bekende passage uit een bekend boek, Le Corbusiers' Urbanisme (1925),
zegt het volgende: 'Loos vertelde me eens: 'Een ontwikkeld man kijkt niet uit het
raam; zijn raam bestaat uit matglas; het is er enkel om licht binnen te laten, niet om
er de blik door te laten. Dit wijst op een opvallend - zij het ook opvallend genegeerd
kenmerk van de huizen van Loos: het is niet enkel zo dat de ramen er opaak (ondoor-
schijnend) zijn of voorzien zijn van gordijnen, maar ook de hele organisatie van de
toegankelijkheid van de ramen zo klein mogelijk te maken. Vaak wordt een divan
geplaatst onder een raam, zodat degenen die erop zitten hun rug naar het raam
gewend hebben, en de kamer inkijken. Dit gebeurt zelfs daar waar ramen uitkijk bie-
Bovendien moet men bij het binnenkomen van een Loos-interieur zich voortdurend
omkeren, zodat de blik gericht is op de plaats die men zonet verliet, eerder dan op de
volgende ruimte of naar buiten. Elke wending, elke terugblik doet het lichaam even
halthouden. Wanneer men naar de foto's kijkt, kan men zich gemakkelijk inbeelden
één van deze precieze, statische posities in te nemen, zoals aangegeven wordt door
worden ingenomen, dat het meubilair in gebruik genomen kan worden, dat men de
75
foto kan 'binnentreden'
bij niet enkel om fysiel< comfort, er is ook een psychologische dimensie mee gemoeid.
door de plaats waar men zit, tegen het licht. Ieder na opgaan trap
bij het betreden van scène onmiddellijk gezien wordt de kijker in theater-
loge.
loos verwijst naar het idee van de theaterloge WémrleE~r hij opmerkt 'de
over een grote ruimte' Kulka, en later Münz, begrijpen deze opmerking in termen
bewoner een uitkijkpost ter beschikking, vanwaar hij het interieur kan overzien. In
bevindt deze zich, paradoxaal genoeg, niet in het hart van het huis, maar in de peri-
ferie. De zithoek vormt een volume dat naar buiten puilt in de straatgevel, net boven
de entree. Bovendien vindt men hier het grootste raam aan de straatzijde (nagenoeg
een horizontaal raam). Degene die hier zit is in staat om, zelf ongezien, in de gaten te
houden wie de drempel van het huis 'overtreedt', en kan terzelfdertijd, 'afgeschermd'
In ruimte vormt het raam enkel een lichtbron, geen kader een uitzicht. De
ogen zijn gericht op het interieur. De enige uitkijk naar buiten mogelijk is vanuit
deze positie, veronderstelt dat blik de hele diepte van het huis aflegt, vanuit de
76
naast de woonruimte
77
78
alkoof naar de leefruimte naar de muziekkamer, die opent op
deze wijze zicht naar buiten in feite afhankelijk het zicht op het interieur.
De in zichzelf naar binnen gevouwen blik kan ook in andere loos-interieurs opge-
spoord worden. In het Müller-huis, bijvoorbeeld, vindt men een opeenvolging van
ruimten, geordend rond de trap, die een toenemende mate van privacy te zien geven
(Zimmer der Dame), een hoger gelegen zithoek die het centrum, het 'hart' van de
woning bezet.6 raam van deze ruimte is naar binnen gericht, het kijkt uit op de
grote ontvangstruimte. Ook hier is de meest intieme ruimte als een loge in het
theater geplaatst, net boven de toegang bij de sociale ruimten van huis, zodat
elke indringer makkelijk opgemerkt kan worden. Tegelijl<ertijd ook hier de blik van-
uit deze 'loge' naar buiten, naar de stad, gevat in een blik op het interieur.
Opgehangen in het midden van de woning, heeft deze plek zowel het karakter van
een 'gewijde' plaats als van een controlepunt. Comfort wordt paradoxalerwijze
trole.
Dit is nauwelijks het idee van comfort dat geassocieerd wordt met het 19de eeuwse
de interieurs van loos wordt het gevoel van veiligheid niet gecreëerd door zich sim-
is het niet langer het huis dat een theaterloge is; er is een theaterloge in het huis, die
uitzicht heeft op de interne sociale ruimten. De bewoners van de huizen van loos zijn
zowel acteurs in als toeschouwers van familiescènes - betrol(ken in, maar ook losge-
maakt uit hun eigen Het klassieke onderscheid tussen binnen en buiten,
De theaterloges in de woningen Moller en Müller zijn ruimten die als 'vrouwelijk' aan-
geduid worden. Het huiselijke karakter van hun meubilering contrasteert met dat van
ruimte' in het huis - het kantoor en de club dringen het interieur binnen. Deze indrin-
ging is echter beperkt tot een besloten kamer - een ruimte die weliswaar deeluit-
maakt van de sequens van sociale ruimten in het huis, maar die er geen verbinding
mee aangaat. Zoals Münz opmerkt, vormt de bibliotheek een 'reservoir van rust',
79
het huishoudelijk verkeer'. Anderzijds zien """~hl'''·'''',,i.,. aI koof
te!~elrlo'Vel'gElstlelcle richting, tot rust komt bij de lichte, aangename alkoof, iets
indringer 'binnen', het huis gepenetreerd, op het moment dat zijn haar blik
deze meest intieme ruimte raakt, waardoor degene ".,. .. ~:u,I't,,. ..1't in een sil-
van de ander; hij wordt betrapt in van het kijken, in de val gelopen op het
moment van Door de blik een kader te bieden, kadert de loge tegelijker-
tijd de kijker in. Het is onmogelijk de ruimte op te geven, het huis te verla-
ten, zonder worden door degenen over wie controle wordt uitgeoefend.
achter deze blikken irrelevant: kan mezelf bekeken voelen door iemand wiens
ogen ik niet kan zien, zelfs niet kan onderscheiden. Het alleen maar nodig een aan-
staat, blik. Vanaf het moment dat deze blik bestaat, ben ik
reeds iets anders, omdat ik mezelf een object voor de blik van ::lIn,rlol'''''" voel worden.
Maar in deze die trouwens wederzijds is, weten ook de anderen dat ik
Architectuur simpelweg een platform dat het kijkende subject ter beschikking
De theatraliteit van de interieurs van loos wordt geconstrueerd door vele vormen
80
belangrijkste is). Vele foto's, bijvoorbeeld, geven indruk iemand op
opgevoerd worden. personages die men niet ziet, die weigeren de scène
stukken - onbezet laten, worden er als het ware toch door De enige
is een afbeelding van de entrée naar de zitkamer van het Rufer huis (Wenen, 1922).
ken door een bijzondere opening in de Maar het is precies op die drempel,
enigszins naast het toneel, dat acteur/indringer het meest kwetsbaar is, een
klein raam in de leeskamer neerkijkt op de achterkant van zijn of haar hals. Ook dit
In zijn geschriften over het woonhuis, beschrijft loos een aantal huiselijke melodra-
'Probeer te beschrijven hoe geboorte en dood, de schreeuwen van pijn omwille van
een geaborteerde zoon, het stille geratel van een stervende moeder, de
gedachten van een jonge vrouw wil sterven .... zich ontvouwen en ontrafelen in
een kamer van Olbrich! Zomaar een plaatje: de jonge vrouw die zich om het leven
heeft geholpen. ligt op de houten vloer. Een van haar handen omklemt nog steeds
waarin dit voorval zich afspeelt van een goede smaak? Wie zou dat vragen? Het is
gewoon een
Men zou evengoed kunnen vragen waarom het alleen de vrouwen zijn die sterven,
schreeuwen en zelfmoord plegen. Maar laten wij deze vraag, op dit moment buiten
beschouwing laten.
loos zegt dat een huis niet beschouwd moet worden als een kunstwerk, dat er een
verschil is tussen een huis en een 'reeks ingerichte kamers'. Het huis is het toneel van
het gezin, de plek waar mensen geboren worden, leven en doodgaan. Terwijl een
kunstwerk, een schilderij, zichzelf presenteert als object voor kritische beschouwing,
wordt het huis gezien als een omgeving, als een toneeldecor.
wingswijze van het huis als object. Hij doet dit door de relatie tussen binnen en bui-
ten radicaal aan de orde Een van de middelen die hij gebruikt zijn spiegels.
81
I'I.elllllltnn Frampton heeft opgemerkt, schijnen spiegels bij Loos vaak openingen
spiegel net onder een opaak Opnieuw zien we hier een raam dat niet meer
is dan een lichtbron. De spiegel, die op ooghoogte hangt, richt de blik terug op het
interieur, op de lamp boven eettafel en de nhlle>1"1rgo" op de kast. Het effect doet den-
ken aan Freud's bureau in R",rl"u"I:::IIc:e;go 9, waar een kleine, ingekaderde spiegel die
tegen het raam hangt de lamp op zijn werktafel reflecteert. In de theorie van Freud
grens tussen binnen en buiten ondermijnt de status van deze grens als een vaste
impliceren de spiegels van Loos een wisselwerking tussen realiteit en illusie, tussen
het feitelijke en het virtuele, en ondermijnen ze de status van de grens tussen binnen
buiten.
Deze ambiguïteit tussen binnen en buiten wordt versterkt doordat het zicht geïso-
leerd wordt van andere zintuigen. Fysieke en visuele verbindingen tussen de ruimten
in de huizen van Loos vallen vaak niet samen. In het Ruferhuis is er door een grote
die echter niet correspondeert met een fysieke. Evenzo schijnt er in het Moller-huis
betreden, die 70 cm hoger ligt; het enige middel daa.rtoe is het uitvouwen van trap-
een toneelachtig effect verkregen wordt. Opmerkelijl< is dat het meestal de eetkamer
Het in-elkaar-grijpen van binnen en buiten en de splitsing tussen zien en aanraken zijn
echter niet beperkt tot de huiselijke scène. Hetzelfde gebeurt in Loos' ontwerp voor
een woning voor Josephine Baker (Parijs, 1928) - een woning die gezinsleven uitsluit.
Hier verwerft de 'splitsing' een andere betekenis. Het was de bedoeling dat het huis
een groot, vanbovenuit belicht, dubbelhoog zwembad zou bevatten, dat toegankelijk
was vanaf de tweede verdieping. Kurt Ungers, een naaste medewerker van Loos voor
82
dit project, schreef erover: ontvangstkamers op de eerste verdieping, die rond het
zwembad gesitueerd waren grote salon, met daaraan gekoppeld een ruime
entreehal met bovenverlichting, een kleinere salon en een cirkelvormig café - duiden
erop dat dit huis niet bedoeld was voor privé-gebruik, maar als een miniatuur-cen-
trum van entertainment. Op de eerste verdieping vindt men lage doorgangen langs
de andere zijde via dikke, transparante ramen uitzicht verlenen op het zwembad. Men
water, overspoeld met licht van boven: een onderwaterrevue zou men kunnen zeg-
gen: 20
Net zoals in de vroegere woningen van loos wordt ook hier het oog op het interieur
gericht; maar subject en object van de blik worden hier omgedraaid. bewoner,
subject. De meest intieme - het zwembad, paradigma van een sensuele ruimte-
neemt het centrum van het huis in, en vormt het middelpunt van de blik van de
bezoeker. Zoals Ungers schrijft, bestaat entertainment in dit huis uit kijken. Tussen de
blik en het object ervan - het lichaam - bevindt zich echter een scherm van glas en
doorsnede, Huis Josephine water, waardoor het lichaam ontoegankelijk wordt. Het zwembad wordt belicht van
boven, door een daklicht, zodat vanuit het water de ramen zouden verschijnen als
kers die in de doorgangen staan. Deze constellatie is tegenovergesteld aan het pan-
optische zicht vanuit de theaterloge, hier gaat het om een kijkgat, waarbij de rollen
het voyeurisme in de cinema in herinnering: 'Het is zelfs essentieel (... ) dat de acteur
zich gedraagt alsof hij niet gezien werd (dat wil zeggen alsof hij zijn voyeur niet zag),
dat hij zijn dagelijkse zaken zou afhandelen en zijn leven zou voortzetten zoals voor-
zien door de fictie van de film, dat hij zou doorgaan met zijn bokkesprongen in een
gesloten kamer, terwijl hij er nauwlettend zorg voor draagt dat hij niet merkt hoe een
glazen rechthoek geplaatst werd in een van de wanden, waardoor hij in een soort
aquarium leeft.
Maar de architectuur van het huis is ingewikkelder dan dat. Het is best mogelijk dat
zwemster, ingekaderd door het raam, de reflectie ziet van haar eigen gladde
83
figuur de wiens onderlichaam afgesneden wordt door het raam. Zo zou ze
met een voyeuristische Dit erotisch complex van blikken waarin ze gevangen is,
is ingeschreven in van de vier ramen die uitkijken op het Elk van hen
komt overeen, zelfs indien er niemand doorheen kijkt, met een blik van beide kanten.
De splitsing tussen het zicht en de andere zintuigen die we in loos' interieurs aan-
treffen, wordt door hem expliciet gemaakt in zijn definitie van architectuur. In 'Het
Bekledingsprincipe' schrijft hij: 'De kunstenaar, de architect, tast éérst af welk effect uit 'Traité de , van René
hij wil bereiken, en ziet dan voor zijn geestesoog de ruimten die hij wil creëren. Het
effect dat hij bij de toeschouwer wil bereiken ... (Heimgefühl) in het
geval van een Voor loos vormt het interieur een pre-oedipale ruimte,
ruimte zoals we ze voelen, als kleding; meer bepaald, zoals kleding voordat er con-
fectiekleding bestond, toen men nog eerst het weefsel moest kiezen (een die -
dat schijn ik me toch te herinneren - een bijzondere geste vereiste: het wegkijken van
de stof terwijl men de textuur ervan tussen de vingers voelde, alsof het zien een
loos schijnt het cartesiaanse schisma tussen het perceptuele en het conceptuele
omgedraaid te hebben. Terwijl Descartes, zoals Franco Rella schrijft, het lichaam
berooft van zijn status als zetel van valide en overdraagbare kennis' ('In het voe-
lichamelijke ervaring van ruimte ten opzichte van een mentale constructie: de archi-
Voor loos vormt architectuur een soort bekleding, maar het zijn niet de muren die
bekleed worden. Structuur speelt een secundaire rol, de primaire functie ervan is de
bekleding op haar plaats te houden: 'De architect heeft als taak warme, huiseIij-
ruimte te maken. Warm en huiselijk zijn tapijten. Daarom besluit hij een tapijt op
Maar uit tapijten kun je geen huis bouwen. Zowel de vloerbedekking als de wandta-
pijten vereisen een constructieve drager om hen op hun plaats te houden. Die drager
De ruimten van de interieurs van loos bekleden de gebruikers, zoals kleren het
lichaam bekleden (elke gelegenheid heeft dan ook een aangepaste 'outfit'). José
Quetglas schreef: 'Zou men dezelfde druk op het lichaam accepteren in een regenjas
84
als in een jurk, in een rijbroek als in pyamabroek? hele architectuur van loos
kan begrepen worden als de omhulling van een lichaam: Van de slaapkamer van lina
loos (deze 'zak van pels en stof') Josephine Baker's zwembad (deze 'transparan~
te bak vol water'), steeds bevatten de interieurs een 'warme zak waarin men zich
hullen'. Het gaat om een 'architectuur van genot', een 'architectuur van de moeder-
schoot'
Toch wordt de ruimte in de architectuur van loos niet enkel aangevoeld. is bete-
kenisvol, dat loos in het bovenvermelde citaat naar de bewoner verwijst als naar een
toeschouwer, want zijn definitie van architectuur heeft daadwerkelijk met theatrali-
teit maken. De 'kleren' zijn zo ver verwijderd van het lichaam dat ze een structure-
brengt een breuk teweeg in de rol die het huis speelt als een traditionele vorm van
gebouw slechts één van de vele elkaar overlappende mechanismen vormt, wordt
ontwricht.
met het fenomeen van de opkomende metropolitane cultuur. Het subject van loos'
zijn bestaan te affirmeren ten opzichte van de nivellerende kracht van de maatschap-
pij. Deze strijd volgens Georg Simmei, het moderne equivalent van de strijd van de
primitieve mens tegen de natuur. Kleding vormt één van de slagvelden, en mode één
lijkheid in de maatschappij. (... ) Het getuigt van slechte smaak om op te vallen door
men van het publiek in het algemeen, dat is de bewust gekozen en verlangde strate-
andere woorden, is een masker dat de intimiteit van een metropolitaans wezen
beschermt.
loos schrijft over mode in precies dezelfde termen: 'We zijn verfijnder, subtieler
85
kleuren, moderne mens zijn kleding nodig als masker. Zijn individualiteit is
zo sterk, dat zij zich niet meer in kledingstukken uitdrukken. Zijn uitvindingen lig-
Veelzeggend genoeg, schrijft loos op dezelfde manier over het exterieur van een
huis: 'Toen mij eindelijk de opdracht ten deel viel een huis te bouwen, zei ik
kan in de uiterlijke verschijning een huis hoogstens zoveel veranderd zijn als
bij een jasje. Niet veel dus. Ik moest, om de lijn van de ontwikkeling te volgen, een
Het huis moet er onopvallend uitzien. Het huis hoeft niet iets te vertellen over
exterieur; in plaats daarvan moet het accent op het interieur gelegd worden.31
loos schijnt een radicaal verschil te maken tussen interieur en exterieur. Dit verschil
zou een afspiegeling vormen van de splitsing tussen het intieme en het sociale leven
van het metropolitaanse individu: buiten, het domein van uitwisseling, geld en mas-
en zien, geladen met sexekenmerken. Het exterieur van een huis, schrijft loos, zou
moeten gelijken op een avondkostuum, een mannelijk masker; als het eengemaakte
zelf, beschermd door naadloze façade, is het exterieur mannelijk. Het interieur
vormt de scène van sexualiteit en reproduktie, van alle zaken die het subject in de bui-
tenwereld verdeeld houden. Deze dogmatische opdeling uit de geschriften van loos
De suggestie dat het exterieur slechts een masker vormt dat een vooraf bestaand
Terwijl hij werkte aan het ontwerp voor het Rufer-huis bijvoorbeeld, gebruikte loos
een demontabele maquette waardoor hij gelijktijdig aan de uitwerking van binnen-
en buitenkant kon werken. Het interieur is meer dan een ruimte die omsloten wordt
door gevels. Een veelheid aan grenzen wordt geschapen, en spanning tussen bin-
nen en buiten komt tot uiting in de muur die hen scheidt. De status van de muur
wordt dan ook verstoord door loos' ontwrichting van traditionele vormen van repre-
sentatie. Zich bezighouden met interieur betekent daarom zich bezighouden met
den in vier potloodtekeningen die loos maakte van de gevels van het Rufer-huis.
86
tonen alleen de nrrltl"d:.ld.r&!>n maar ook, in stippellijnen, de hori-
kader. Dit zijn tekeningen van noch de binnenzijde noch de buitenzijde maar van het
het masker. Het subject van loos bewoont de muur, en die bewoning creëert een
Het gaat hier om meer dan een metafoor. In elk huis van loos is er een punt van maxi~
male spanning en dit altijd samen met een drempel of een grens. In het Moller~
ligheid van het interieur, maar er tegelijkertijd van loskomt. Het subject van de hui-
zen van loos is de vreemdeling, het subject wordt indringer in zijn eigen ruimte. In
Josephine Baker's huis wordt muur van het zwembad doorbroken door ramen.
Bovendien wordt deze uit elkaar getrokken, waardoor een nauwe doorgang ontstaat
het zwembad omringt, en waardoor elk raam uitgesplitst wordt in een binnen- en
een buitenraam. De bezoeker bewoont letterlijk deze muur, die hem in staat stelt
zowel naar binnen te kijken, naar het zwembad, als naar buiten, naar de stad, terwijl
hij tegelijkertijd niet binnen maar ook niet buiten het huis is. In de eetkamer van het
Steinerhuis wordt die men op het venster richt teruggekaatst door de spiegel
eronder, waardoor het interieur getransformeerd wordt in een buitenzicht, een scène.
Het subject wordt erdoor ontwricht: niet in staat om op een veilige manier het bin-
nenste van het huis te bezetten, kan het alleen de onzekere marge tussen raam en
spiegel Inrl&!>l1n&!>ln_
stand van het lichaam. Deze verschuiving brengt determinaties niet alleen van
geslacht maar ook van ras en stand met zich mee. De theater-loge van de plekken in
het huis plaatst de bewoner tegen het licht. Het lichaam verschijnt als een silhouet,
mysterieus en begeerlijk, maar door verlichting van achteren trekt het ook de aan-
dacht als een fysiek volume, een lichamelijke aanwezigheid binnen het huis met zijn
eigen interieur. De bewoner beheerst het interieur, doch er ook in gevangen. In het
huis Baker, wordt het lichaam gepresenteerd als een spektakel, het object van een
erotische starende blik, een erotisch systeem van blikken. De buitenkant van het huis
kan niet gelezen worden als een ontworpen masker om zijn interieur te verbergen.;
87
het is een getatoeëerd oppervlak aan het interieur. Deze afgodische
ren de bezoekers het lichaam van Josephine Baker als een oppervlak dat vastgekleefd
aan ramen. Net als het lichaam is het woonhuis een en al oppervlak; het heeft
In de huizen van Le Corbusier kan een configuratie herkend worden die het omge-
Villa Savoye
keerde is van de interieurs van Loos. Foto's tonen nooit vensters die bedekt zijn met
deze huizen schijnt alles erop gericht te zijn het subject steeds naar periferie van
het huis te drijven. De wordt op zodanig expliciete wijze naar buiten gericht, dat
men geneigd is deze huizen te begrijpen kaders voor de blik. Zelfs wanneer men
zich werkelijk 'buiten' bevindt, op een terras of een daktuin, worden muren geconst-
rueerd om het landschap in te kaderen, en wordt van daaruit blik op het interieur
geworpen- zoals in de beroemde foto van Villa Savoye - die opnieuw het ingekader-
de landschap bereikt (zodat men kan spreken van een reeks overlappende kaders).
ling tot de situatie in de huizen van Loos is waarneming hier verbonden met bewe-
van Loos' interieurs de indruk wekken dat er iemand op het punt staat binnen te Villa
komen, dan krijgt men bij Le Corbusier eerder de indruk dat iemand net de ruimte
laten heeft. Sporen zijn achtergebleven een jas en een hoed op tafel in de entree-
hal van Villa Savoye, of een stuk brood en een kruik op de keukentafel, of een verse
vis in de keuken in Garches. Zelfs als we het hoogste punt van het huis bereiken, het
dakterras van Villa Savoye met de vensterbank van het raam dat het landschap inka-
dert, vinden we er een hoed, een zonnebril, een pakje (sigaretten?) en een aansteker.
Waar ging mijnheer naartoe? (Men zal al opgemerkt hebben dat al deze persoonlijke
voorwerpen toebehoren aan een man nooit tref je een handtas aan, lippenstift
sporen van zijn bestaan worden ons voorgelegd in de vorm van een reeks foto's van
het interieur. De blik op deze foto's is een verboden blik. De blik van een detective.
88
1929
89
90
In de film l'Architecture d'Aujourd'hui (1929), van Pierre Chenal en le ........c."."...
speelt deze de rol van hoofdacteur. Hij rijdt zijn wagen binnen op de oprit van
Villa Garches, stapt uit en gaat op een energieke manier het huis binnen.
een donker pak met vlinderdas, brillantine in zijn haar - elk haartje netjes op zijn
plaats een sigaret de mond. De camera draait mee met het exterieur van het huis
en zoomt in op de 'daktuin', waar vrouwen zitten en kinderen spelen. Op dit punt ver-
schijnt le Corbusier opnieuw, maar dan aan de andere zijde van het terras (hij
nooit in contact met de vrouwen en kinderen). Hij rookt zijn sigaret. Atletisch beklimt
hij de spiltrap die naar het hoogste punt van het huis leidt, een uitkijkpunt. Nog
steeds in zijn formele kleding, met sigaret nog steeds in de mondhoek, pauzeert
Er is ook de personage van een vrouw door een huis loopt in deze film. Het huis
dat haar inkadert is Villa Savoye. Ook hier arriveert een wagen. De camera toont het
huis vanuit de verte, als een object dat zich het landschap bevindt, en zoomt dan
door het interieur, verschijnt de vrouw op het scherm. is reeds binnen, opgenomen
door het huis, gebonden. Ze opent de deur die naar het terras leidt en gaat de helling
op naar de daktuin, haar rug naar camera gewend. Zij draagt informele kleding en
hoge hakken en ze houdt de leuning vast als ze naar boven gaat, haar rok en haar
schijnt te bewegen vanuit de binnenkant van het huis naar de buitenkant, naar de
daktuin. Maar 'buiten' is wederom geconstrueerd als een 'binnen', door de muur
die de ruimte omringt en waarin een opening met de proporties van een raam het
beschermd wordt, en wanneer de muur zich kromt ten behoeve van het solarium,
draait ook de vrouw, ze neemt een stoel en gaat zitten. Nu zou ze de blik kunnen rich-
camera, die ons nu een overzicht van het terras geeft, is ze verdwenen achter plan-
ten. Met andere woorden, op het moment dat ze zich omdraait en de camera kon aan-
kijken (er is geen andere plek om naartoe te gaan), verdwijnt ze. Ze vangt nooit onze
blik. Hier zijn we letterlijk iemand aan het volgen, het gezichtspunt is dat van een voy-
eur.
91
We kunnen bijkomende bewijzen enkele foto's le
van de camera: meestal zien hun rug en haast nooit bevinden ze zich in dezelfde
Oeuvre complète. In één ervan men een vrouwen een kind in het interieur, de
foto toont hun rug, zij kijken naar de muur; de mannen staan op het balkon, zij kijken
naar buiten, naar de stad. Het volgende beeld toont de vrouw, opnieuw we haar chaise-Iongue
muur
rug, terwijl ze uit het venster leunt en kijkt naar man en kind op het balkon.
Deze ruimtelijke structuur wordt dikwijls herhaald, niet alleen in de foto's maar
kijkt neer op haar held, de bokser, die zich in de 'jardin suspendu'. Hij
kijkt naar zijn boksbal. In de tekening 'Ferme radieuse' staat in de keuken een vrouw
die over de balie kijkt naar de man die in de eetkamer aan zit. Hij leest de krant.
Ook hier wordt vrouw 'binnen' geplaatst, en de man 'buiten', vrouw kijkt
de horizontale positie
de man, de man kijkt naar de 'wereld'.
kamer die tentoongesteld werd tijdens het Salon d'Automne 1929, met daarin het
hele 'équipement de I'habitat', een project dat le Corbusier samen met Charlotte
complète zien we Charlotte Perriand zelf op de chaise-Iongue liggen, met haar hoofd
gebruikt werd voor de collage men kan zien dat de ligstoel tegen de muur
geplaatst werd. kijkt dus in feite naar de muur. Ze is bijna een aanhangsel van.
Ze ziet niets.
Daarbij mag men niet vergeten dat voor le Corbusier - die dingen schrijft zoals 'Ik
van zijn leven: 'Ik ben en blijf onverbetelijk visueel' (Mise au Point) - alles in het
("loos vertelde mij eens:'Een ontwikkeld man kijkt uit het raam .. :."), omdat Ie
Corbusier ons in deze passage een sleutel aanreikt voor dit raadsel, want vervolgt:
'Zulk een aanvoelen (dat van loos ten aanzien van het raam) kan slechts begrepen
92
worden in een wanordelijke chaos verschijnt in benau-
wende men zou aan deze paradox (van een raam zoals bij Loos) zelfs kun-
In 'Précisions' beschrijft Le Corbusier Villa Savoye als volgt: 'Het huis is doos in
de lucht, van alle kanten doorboord, zonder onderbreking, met een "fenêtre en lon-
dige kolommen van de benedenverdieping verdelen, door een precieze plaatsing, het
landschap in een regelmaat met het effect dat elke notie van 'voorkant', 'achterkant'
of 'zijkant' van de woning wegvalt. Het plan zuiver, exact bemeten op de behoef-
Het bevindt zich op de juiste plek in het rurale landschap van Poissy. in
Biarritz zou het magnifiek zijn. Datzelfde huis ga ik inplanten in een mooi hoekje van
het Argentijnse platteland: zullen daar twintig huizen zien oprijzen uit het
Het huis wordt beschreven als een manier om het landschap te kaderen, R,,,,I::ult'U'iilr
is het effect dat deze inkadering heeft de waarneming van het huis zelf door een
bezoeker die er zich in beweegt. Het huis bevindt zich in de lucht. is geen voorkant,
achterkant of zijkant aan dit huis. Het huis overal zijn. immaterieel. Dat
be'telcerit dat het huis niet simpelweg geconstrueerd is als een materieel object, waar-
uit bepaalde zichten mogelijk worden. Het huis is niet meer dan een reeks beelden,
gechoreografeerd door bezoeker, net zoals een film het resultaat is van een mon-
stad is voor Ie Corbusier niet zozeer een materiële realiteit, alswel een ..",ru·",c"'I"_
tatie: een collage van beelden. De urbane fabriek, de openbare ruimte van de straat,
is vervangen door een beperkte set beelden (zoiets als een standaard-setje ansicht-
kaarten), die echter niet bijdragen tot een simpel verenigd geheel. Het raam is in deze
opvatting een stedebouwkundig ding. Daarom speelt het een centrale rol bij elk ste-
delijk ontwerp van Le Corbusier. In Rio Janeiro bijvoorbeeld, ontwikkelt hij een
93
Je stopt, je installeert je zetel.
Tak! de vier lijnen van een perspectief. Je kamer wordt ingericht tegenover deze plek.
Eerst een beroemd vergezicht, een ansichtkaart, foto. (Niet toevallig heeft Le
Corbusier dit landschap getekend met een ansichtkaart als onderlegger maar heeft hij
Daarna wordt ruimte op de voorgrond van de foto bewoond; men installeert een
zetel. Het zicht, de foto wordt gelijktijdig het huis 'Tak! een
kader eromheen. de vier lijnen van een perspectief'. huis wordt tegenover
het terrein gezet, niet in het terrein. Het huis kader voor een zicht. Het raam is
een reusachtig scherm. Maar dan komt het zicht het huis binnen, wordt letterlijk
'ingeschreven' in een soort van contract: "Het pact met de natuur wordt bezegeld!
Marseille, Oran, Nice en de hele Cate d'Azur, Barcelona vele steden aan de
pen.
Opnieuw moet men opmerken dat diverse terreinen deze voorwaarden kunnen invul-
len: verschillende locaties, verschillende beelden (zoals in wereld van het toeris-
me). Maar ook verschillende beelden op dezelfde locatie. De herhaling van eenheden
met ramen die een klein beetje anders georiënteerd zijn, andere omlijstingen- zoals
dat gebeurt wanneer die ene cel een unit in het stedelijk project voor Rio de
Janeiro. een project dat bestaat uit een zeskilometerlange strip wooneenheden onder
een snelweg op pilotis - suggereert opnieuw het idee van een filmstrip. De analogie
met de filmstrip is voelbaar zowel binnen als buiten: 11 Architectuur? Natuur? Schepen
varen binnen en zien de nieuwe en horizontale stad: dat maakt het landschap nog
subliemer. Denk even aan deze brede band van licht, 's avonds ... De strip wonin-
'Wonen' betekent systeem hanteren. Slechts daarna komt de fase van het 'plaat-
sen', hetgeen betekent het zicht een plaats geven in het huis, een foto nemen, het
94
Deze kritische transformatie van het traditionele architectonische denken over
plaats is ook aanwezig in La ville radieuse waar een schets het huis voorstelt als een
cel met uitzicht. appartement dat zich hoog in lucht bevindt, wordt voorge-
steld als een terminal van telefoon-, gas-, elektriciteits- en wateraansluitingen. Het
bevindt zich een kleine menselijke figuur en, aan het raam, een uitvergroot oog dat
naar buiten kijkt. De twee vallen niet samen. Het appartement zelf vormt hier
traditionele subject kan alleen maar de 'bezoeker' zijn en daardoor een tijdelijke deel-
mologie van het Engelse 'window' verwijst naar 'wind' en (ventilatie en licht
het woord een element van het buiten en een aspect van innerlijkheid. Wonen is
leren. Bij Le Corbusier echter impliceert het zich installeren een splitsing van het
subject zelf, eerder dan een splitsing tussen binnen en buiten. Zich installeren houdt
het subject en zichzelf, in de war brengt. Opvallend is dat Le Corbusier over de gebrui-
ker van de ruimte spreekt als over een bezoeker. In Précisions schrijft hij bijvoorbeeld
over ...:"'". . . "" ...,.v. "Tot dusver is het zo dat bezoekers zich keren en draaien, en zich
afvragen wat er allemaal aan de hand is. Ze hebben moeite om de redenen te begrij-
pen van wat ze zien en voelen; ze bevinden zich niet langer in wat normaal een 'huis'
genoemd wordt. Ze voelen zich ergens anders, in iets compleet nieuws. Maar... ver-
De bewoner van Le Corbusier's huis wordt verdrongen, ten eerste omdat hij gedes-
oriënteerd hij weet niet hoe hij zichzelf moet plaatsen in relatie tot dit huis, dat er
niet uitziet als een 'huis' - en ten tweede omdat hij niet meer is dan een 'bezoeker'.
In tegenstelling tot de bewoner van de huizen van Loos (die zowel acteur als toe-
schouwer is, zowel betrokken als losgemaakt uit de scéne), is bij Le Corbusier het
subject losgeweekt van het huis: het er een afstandelijke relatie mee aan, het
gedraagt zich als een bezoeker, een toeschouwer, een fotograaf, een toerist.
95
In foto van het van Villa Church zijn er aanwijzingen dat er zojuist
iemand in de kamer was - een hoed en twee boeken die toevallig op tafel lig-
gen. Een met de traditionele verhoudingen van een schilderij is zodanig inge-
kaderd dat men geneigd is deze als een scherm te interpreteren. In de hoek van de
kamer verschijnt camera op een statief. Het is de reflectie van de camera die de
foto neemt. Als kijker bevinden ons hier in dezelfde positie als de fotograaf, in de
Nooit vinden we enig spoor van 'huiselijkheid' in traditionele zin. De objecten kun-
nen gelezen worden alsof ze de plaats innemen van de architect. De hoed, mantel, bril
zijn ongetwijfeld de zijne. Ze spelen dezelfde rol die le Corbusier speelt als acteur in
film l'Architecture d'aujourd'hui, waar hij door het huis loopt zonder erin te
wonen. De architect is vervreemd van zijn werk met de afstand van een bezoeker of
een filmacteur. 'De toneelspeler die op het toneel acteert, verplaatst zich in een rol.
De, filmacteur wordt dat zeer vaak ontzegd. prestatie vormt zeker niet één geheel,
met plaatsing, in de traditionele betekenis. Het gaat altijd over aanwezigheid. Zowel
ruimte, die van de voorstelling. Bij de opname van een film ontbreekt deze continuï-
Het werk van de acteur wordt opgesplitst in een reeks discontinue, monteerba-
re episodes. Het karakter van de illusie die de kijker geboden wordt volgt uit de mon-
Het subject in de architectuur van loos is de theateracteur. Het centrum van het huis
echter wordt opengelaten voor het opvoeren van de voorstelling, en het subject vin-
den we terug op de drempel van deze ruimte. De grenzen worden hierdoor onder-
mijnd. Het subject ondergaat een splitsing tussen acteur en toeschouwer van zijn
eigen spel. De volledigheid van het subject lost op, net zoals de muur die hij/zij
bewoont.
Het subject in le Corbusiers werk is de filmacteur, 'verbannen, niet alleen van het
96
toneel maar zelfs zijn eigen persoon'
samedia, maar, net zoals bij Loos, vindt men de sleutel voor een begrip van zijn posi-
tie uiteindelijk bij zijn uitspraken over mode. Waar voor Loos het Engelse pak het
masker vormt dat noodzakelijk is voor het overleven van het individu onder metro-
maskerade van de vrouwen mode, daar schat Le Corbusier vrouwen mode hoger in
dan mannenmode, omdat deze veranderd is, ze heeft de verandering van de moder-
ne tijd ondergaan.
Terwijl loos spreekt over het exterieur van het huis in termen van mannenmode,
geeft Le Corbusier dit commentaar op de mode in de context van een bespreking van
het interieur. Het stijlmeubilair (Louis XIV) zou vervangen moeten worden door 'équi-
deze verandering wordt vergeleken met de verandering die vrouwen in hun kleding
hebben aangebracht. Hij geeft evenwel toe dat voordelen zijn aan de mannelijke
'Het Engelse pak dat we dragen is er niettemin geslaagd één belangrijk ding te
realiseren. Het heeft ons geneutraliseerd. Het is nuttig om een neutrale verschijning
te cultiveren in de stad. Het teken van dominantie niet langer vinden in de struis-
Afgezien van dit laatste commentaar liggen de uitspraken van Corbusier volledig
in de lijn van loos. Maar tegelijkertijd is het precies de blik waar Le Corbusier over
spreekt, die het verschil uitmaakt. Voor Le Corbusier is het niet langer nodig het inte-
'het buiten altijd een binnen is' betekent ondermeer, dat het interieur niet simpelweg
dat begrensde territorium is dat gedefinieerd wordt door zijn oppositie met de bui-
massacommunicatie vormt het raam slechts een bijkomend plat beeld. Het raam is
97
Vanzelfsprel<end ondermijnt dit scherm de muur. Maar hier gaat het niet, zoals bij
Loos, om een fysieke ondermijning, een bezetting van muur. Hier gaat het om een
van de architectuur verschuift: de perspectivische kegel van het zien, van het
oncomfortabel zijn, ze voorziet de drager ervan van 'de blik' 'het teken van domi~
nantie'.
Vrouwenmode daarentegen is praktisch, maar maakt haar meteen tot een object voor
de blik van een 'De moderne vrouw heeft haar haren afgeknipt. Onze blikken
kennen de vorm van haar benen.' Een foto. Zij ziet niets. Zij is een aanhangsel van een
muur die er niet langer simpelweg is. Ingesloten in een ruimte waarvan de grenzen
gemeenplaats en poëzie'
NOTEN
Vork,
Corbusier, onder
of In-rYlnrrn',AI
98
Frankrijk!
ervan.
we 'The , Assemblage 6 p.
wordt ver'oorza,akt
de
het woonkamer is
in Reflections, p. 1
als aangevallene
De rn"oo_,on_"r,~nA
wustzijn. Sigmund of
bourgeois interieur,
moeder.
99
muren huis zelf."
gesluierde vrouw, en
het de
figuur in te de hoofdpersoon,
Müller uitkijkt.
17.
tor,on,,,tc,llirH1 tot
Het ~ni,,,nc,l,,r,rl,,
huis een
ondoorschijnend achterin de
grens deze
100
term van bekleding' van van
Loos gevonden
13.
bleven echte
De vaak massieve
tapijten
bin-
kleurrijke ae'NeeTdle
(1851),
Press,
324.
On Individuality
Trotzdem, p.
(1914), in C:i:irntli,~hA p,
de Files,
nr. p.
(January p.
101
zich in het Museum of Modern
New York
1987), p. de Paris', p.
City,
York,
p.90.
Ibid.
objecten daar
47. Le
van huiselijkheid.
the , in Illuminations,
102
ook van Met vaag gevoel van ongemak voelt
lichamelijkheid, verdampt,
Mechanical Reproduction', p.
Le Corbusier, f.'n:,,,;c,;nr1C: p.
52. ibid. p.
103
geschiedenis van het wonen is niet rechtlijnig: ze parallelle en paradoxale
processen, waarin het wonen zich mede ontwikkelt als wetenschap. Binnen deze
polariteit van het persoonlijke en geobjectiveerde wonen bouwen als een vorm
van techniek zo voortgeschreden, dat ze het wonen aan zich ondergeschikt heeft
gebonden status, dat het traditionele vestigen omslaat in een blijvend onderweg zijn.
Het private wonen op grond van het communicatieve karakter van de techno-
logie meer en meer aan de openbaarheid van de digitale snelweg prijsgegeven. Er zou
tenslotte nog slechts het comfort van de stoel overblijven van waaruit men
wonen regelt. Het is alsof de tijd zó versnelt, dat men lijkt stil te staan en gelijktijdig
wonen naar een wonen van de nomade en omgekeerd, een vestigen afgewisseld met
De geschiedenis van het wonen kan zo worden beschreven als een sprookje, waarvan
de afloop tragisch lijkt, maar hardnekkig optimistisch blijft. Architectuur tracht dit
sprool<je te vertellen en in vorm te vertalen. Het sprookje trekt lijnen door de tijd,
dwars door een geschiedenis die volgens chronologie geordend is. zullen zien
wat zo'n vertelling aan verbanden toont. Gaat het om sprongen in de chronologie of
om de eeuwige terugkeer?
Eens ontwierp de mens zich een bestaan, waarin de heersende taboes werden over-
van waarheid werd gemaakt. De zin om de natuur zelf te overwinnen leidt tenslotte
tot een woning, die enerzijds als blijvend archetype verschijnt, anderzijds via de rede
gepriviligeerde mens. Wonen wordt voor enkelen een privilege, het is een bevestiging
van het verschil ten opzichte van hen, middelen ontberen om zich via het
wonen te representeren. Spoedig echter doet het volk in de Franse Revolutie van zich
105
paleis. revolutionaire idee, door Fourier aangedragen en later door Le
woning en verblijf. Vanaf het moment, dat de woning als verblijfseenheid deel uit-
opnieuw naar voren. Het dichterlijke wonen lijkt nog slechts herinnering terwijl de
gehuurd bezit blijkt te falen in het streven om de samenleving van haar klassen te
ontdoen.
ook niet moeten oplossen in de stad als collectief, maar ze zou een domein kunnen
der binnen een mechanistische relatie danwel binnen een poëtische paradox kunnen
daar in een utopisch verband zijn verwikkeld. Men zou ze kunnen beschouwen als
Het wonen, dat zich via de regels van de architectuur door de loop van de eeuwen
vervreemd had van het 'naïeve' wonen en instituut was geworden van gedrîagls-
codering kon zich via een bewust d.w.z. 'modern' inzicht telkens opnieuw vitaliseren.
Zo wordt de moderne woning gelegitimeerd door ofwel het archaïsche wonen gron-
dig te negeren ofwel de beide culturen met elkaar te vermengen. Was het immers niet
van de boerderij? Dit om de vervreemding van de Moderne abstractie via een her-
moderne skeletbouw met talloze verwijzingen naar het boerenleven? Gaat het hier
om een dubbele mythe: moderniteit en traditie en is dát hetgeen recent door Kenneth
106
De referenties naar blijvende waarden, die het ritueel van wonen
slotte de tekens in het interieur en exterieur van het huis, dat maar thuis wil zijn.
wil zeggen dat het huis het niet meer overdraagt, hetgeen de architect
woning, als van een 'machine'-denken het verblijven heeft ingeruild voor
een vluchtig komen en gaan. Het huis is eerder gereduceerd tot oponthoud
En indien het geen reis betreft is het huis de locatie, minder het
territorium, waar men zich noodzakelijk ter ruste begeeft om fris daarna in het
arbeidsproces worden opgenomen. Het rusten als een vorm van recuperatie is van
materiële aard geworden, het rusten als een vorm van contemplatie is vergeten.
Het op krachten komen vindt plaats in woning die een proefstation is geworden
van inventieve industriële produkten, die de mens zijn comfort moet schenken, maar
de zintuigen. Het wonen blijkt een concentratie van voorzieningen te zijn geworden.
Men ijlt van de wasmachine de stofzuiger, van het schuurapparaat naar de T.V.
In vergelijking met het feodale wonen is er noch een butler noch een keukenmeid,
men is immers en moet alles zelf doen. De mens is immers niet meer de bur-
ger, die in weelde leeft. Het wonen is zo verregaand gedemocratiseerd dat ieder in
dezelfde armoede leeft. Maar het een armoede die slechts opvalt, zodra men op
vakantie het primitieve bestaan opzoekt. In de huidige woning zien systeem rek-
ineengeschoven. Temidden hiervan weet men zich geconfronteerd met een leegte,
een radeloosheid heeft gecreëerd, die pas tot uiting komt indien de T.V. door een
storing wordt geteisterd. Dan is men niet meer de wereld opgenomen via het
geklater van het heimelijk geselecteerde nieuws. Zich afwendend van het scherm,
bevindt men zich in een donkere kamer. Een Camera Obscura, niet die van Nicolaas
Beets, met zijn pertinente waarden maar een 'cocon'. Het blijkt de voorbode te zijn
van Virilio's 'inerte mens' Een mens die zowel de beschikking heeft over tal tech-
nische middelen, als daaraan is overgeleverd zowel in termen van versnelling en van
vertraging. Hij leeft tussen zijn drijfveer tot meer en intenser ervaren en zijn verzet
te hernieuwen en de postmodernen die weer op zoek zijn naar het verloren paradijs
107
speelt zich het huidige openbare leven af reagerende gelnelratiie van
punks, wraps, skins en yuppies. Deze generatie van - in de ogen van de burgers van
eeuw aan, dat zich evenals in de 1ge eeuw exposeert als een cultuur,
Het wonen verschijnt hier als een verdichting van bestaande stedelijke programma's,
Als we themanummers van de jaren '90 van Vrij Nederland omtrent stad en land
opslaan doemt het volgende beeld op. Tegenover elkaar efficiency van het
woon komfort en het geweld van de kraker. Het is de aanvaarding versus de provoca- consumptie
ken in het woonerf en alle attributen die er bijhoren. Volgens de auteurs wordt
in de terugkeer duidelijk naar het boerenerf, waar "het gekakel van de buren wordt
aangezien als de aanwezigheid van het pluimvee. De auto hobbelt als een heilige koe
tuur stoot in huidige situatie op de boer, die - zich onderdeel wetend van een
wijdvertakt produktieorgaan zich niet meer verbindt met de natuur, maar haar stel-
voorheen een natuurlijke cyclus betrof: een wonen met de natuur. Hier tegenover
een modieuze d.w.z. schijnbaar moderne en dus nerveuze le\,erlsstiïlIrQll"lrnl",.. I~'" waar-
in zucht tot verandering decadente vormen zou aannemen. Het produkt dat dit hedo-
ties en discobars, gaat echter gebukt onder de druk van een extreem verouderings-
proces. Het is een veroudering, die niet slechts door styling, maar vooral door een
overmaat aan inventiviteit wordt bepaald. Het luxe appartement dat hierin de
nucleus vormt, weet zich geïnspireerd door de laatste snufjes uit de wereld van
kan echter de behoefte aan de oerervaring van het wonen nauwelijks bedekken.
Het bouw- en beheersproces dat de architectuur mede bepaalt strekt zich uit van de
108
109
naamde 'smart buildings': computergestuurde gebouwen die o.a. in plaats van
in de rol, die het midden houdt tussen een duizelingwekkende fascinatie tot voor
Aan het begin van deze eeuw heeft de machine naast letterlijk in te grijpen ook een
hp'tn\,filOlr'pn,,.h. rol gespeeld. Het was het fenomeen dat in overdrachtelijke zin geïmi-
teerd werd op grond van haar perfectie, dynamiek standaardisatie. Naast het
maken van woning als standaardprodukt bestond het idee, dat de woning zelf
als een 'machine' zou moeten functioneren. De tOleniamle aan comfort heeft een zoda-
nige genomen, dat de woning een apparaat werd. Zo lijkt het functioneren van
de mens te zijn vervangen en zijn de apparaten als protheses van het wonen te
beschouwen. het gehele leefmilieu hiermee is doortrokken lijkt het wonen over-
al plaats te vinden. Hoe dan ook blijkt het actuele wonen zich nog altijd binnen een
het wonen van de klassieke mens, die zijn eigen bewustzijn esthetiseert en extrapo-
leert 3. het wonen van makende mens, die in de vooruitgang van de techniek
nog altijd gelijktijdig optreden en zijn terug te voeren op drie typen: homo archaïcus,
homo universalis en homo fabricus. Ze betreffen niet alleen het woonhuis maar
en
Wonen onttrekt zich principe aan het bewustzijn. Men trekt zich terug uit het
bewuste en actieve leven, men rust uit en is passief of men wordt gewoond door een
In de geschiedenis neemt het bewuste wonen: 'het weten te wonen' zijn aanvang
met de , het zich van de heer op zijn huis: de villa waarin het
wetenschap van het wonen, waarin de overheid uitmaakt wat goed is voor de indivi-
duele mens en dat is niet zijn persoonlijke geluk, maar dat van de gehele samenle-
ving. Durand brengt dit wetenschappelijk wonen, zich baserend op Palladio, naar
voren. Hij noemt dit wonen de uitdrukking van de 'grandeur' niet van de enkeling
110
maar van het publiek. staan dan aan de vooravond van een nieuw
allerlei woonvormen naar voren. Wanneer we de beschrijvingen van Plinius, een rijke
sociale Op het land zou de kalmte heersen. De lucht was zuiver, zonder stof
en het vruchtbare land bood een overvloed aan eten en drinken. De villa was dus echt
een landhuis, verenigd in zich weelde het land en vormde de plek waarin
!ingen toe, kan men nog bidden en God ontmoeten. De villa is bij Petrarca de
leven doorbracht in de stad Avignon en deel uitmaakte van het Pauselijk hof, opnieuw
cultuur, een gesloten wereld waarbuiten het wonen op het land slechts gevaren kent,
en het landschap bewust in ogenschouw te nemen. Zijn daad vormt een scharnier-
stadsbewoners. Waar dit wonen op het land de taboes van de christelijke cultuur
doorbreekt en aanvang voor een cultuur van het humanisme zien dat dit
wonen zich afwendend van God - de schepping als natuur herontdekt om ze ver-
werd in de villa synthese - aardse paradijs gesticht. Het 'paradiso i-",., .. "",t .. ,,,,'
In dit concept volgt in het begin van de 16e eeuw Andrea Palladio het voetspoor van
de dichter Petrarca, niet om ideale villa te IlOUVliren maar een reeks landhuizen,
die de zondige stad van commentaar moesten voorzien. Het betreft een 'heilig' ide-
111
Ofschoon Palladio zich trachtte te baseren op het Grieks/Romeinse buitenhuis, ging
het niet om een 'villa suburbana' zoals deze villa's buiten Rome heetten, evenmin om
buitenhuizen zoals Plinius beschreef waar het ontspannen van de dagelijkse beslom-
betrof slechts de volledige overgave aan het genot van het uitzicht, smaken van
Uit een enkele zinsnede uit zijn brief blijkt dit: "Wanneer men op deze plek - een mar-
meren bed in het water· eet, worden de ... gerechten op schotels in de vorm van
waren onafhankelijk van de stad gedacht als de 'villa habitazione'. Deze (behal-
moetten,) zijn door Palladio beschreven. Het betreft hier een precisering van de
van de vertrekken, het gebruik van materialen. Kortom werd het essay van Plinius
vervangen door een tractaat, zodat het ideaal een eerste vorm van normlatiivi1teït ver
krijgt.
Zo vormt Palladio's verhandeling onder meer een theorie hoe men het land dient te
bewonen. Zoals in de verhandelingen van Vitruvius Alberti wordt hier nog slechts
een literaire normativiteit ontwikkeld, die eeuwen later echter letterlijk worden
Palladiaanse villa, terwijl ze buiten de middeleeuwse stad lang een taboe vormde, te
legitimeren.
112
de vraag hoe hieruit een kende de 'terraferma',
proportie en het type, zowel voor het gehele bouwwerk als die het orden~
systeem grote rol in het woonideaal van de villa hebben gespeeld, willen we hier
kader houdt verband met teloorgang van de Venetiaanse handel, die de hege-
monie had over de toen bestaande Oude Wereld. slag van lepanto in 1571 gaf ten-
slotte de nekslag aan een handel met Indië, van waaruit Venetië haar waren over
hun kapitaal niet te zien wegslinken een nieuwe onderneming stichten. Dit was niet
meer die van de zeevaart, maar van de landbouw. Aangezien de toestand in Venetië
wegens de opstand kritiek begon te worden, werd de villa eerder een instrument om
Zij schrijven:"Der Kern der palladischen Architekturtheorie bildet die Integration von
Kunst und Wissenschaft. ASith,etisieirung der Wissenschaft die Verbindung von Ars
und Doctrina treift dem Begriff der moralischen Tugend der Kunst hervor.
Het gaat hier dus om de aanvang van een verwetenschappelijking van architectuur,
die tevens een inzet inhoudt in een morele strijd, waarin kunst tot ideologie wordt
belangen van de ondernemende heer met een religieuze regressieve utopie. Dit beeld
waarin de onderneming een Santa Agricultura kon worden genoemd bleek uit de
113
i
"
"
114
geschriften van bijvoorbeeld Barbaro, de senatoren en initiatiefnemers van
het herstel van de Po-vlakte, een 'Genesis'. Hier wordt de bijbel geïmiteerd om
meester.
zou de empirische wetenschap het oog niet strelen, maar zich richten op doel-
matigheid. Tegenover het wonen van de heer in zijn villa luidt vanaf de 16e eeuw het
devies: 'bätir pout toutes sortes des personnes'. Een wonen voor iedereen, gebaseerd
op een type, dat aan de traditie is ontleend en dat steeds kan worden herhaald en
gevarieerd. Maar bestond het wonen voor de gewone mens en voor de gepriviligeer-
de mens niet reeds in de tijd van Vitruvius? Als we Vitruvius' leer eenvoudig voor-
stellen, komt het antwoord in het algemeen neer op de drie beginselen, namelijk
stelt Alberti: "Hem noem ik architect, die volgens bepaalde en perfect wetenschap-
ren". Het is bij Alberti dat de architect voor het eerst in zo'n profiel beschreven wordt.
Maar als hij in het 5e boek 'Het private bouwwerk' behandelt, gaat dit nog niet over
de woning voor de gemiddelde mens - 'L'uomo moderato' - zoals hij elders zal
beschrijven, maar over de private woning van de vorst die naast zijn paleis een ander
optrekje verlangt. Of het nu gaat om een woning voor de vorst of de familie, Alberti
spreekt in beide gevallen over bedreiging. Er moet dus respectievelijk een 'wachtto-
ren' zijn om 'onlusten te bespeuren' en een 'stevige buitenmuur' zowel 'tegen de aan-
vallen van mensen als het weer'. In deze context wordt dus de inhoud van 'conforta-
re', het comfort, gedefinieerd als een waarde van de burger die zich een woning kan
veroorloven. Het wonen onder architectuur - blijkt dan onmiddellijk een geprivili-
geerd wonen te zijn, een wonen voor welgestelden. De paradox is nu, dat vanuit een
dergelijke klasse, het wonen zich als een normativiteit zal gaan ontwikkelen welke
Het wonen, dat onder invloed van tractaten uit de tijd van de Verlichting wordt
beschreven, zal zowel geleidelijkaan de band met de mythologie doorsnijden, als dat
115
116
het wonen gecodeerd wordt binnen één architectuursysteem.
band met het 'gewone' wonen in de natuur zijdelings lijkt te worden hersteld. Dit
gebeurt laugier, langs het wonen van primitieve mens langs de argu-
mentatie van de hut van bomen en een dak van schuine takken, 'Ia cabane',
argumentatie zelf het wonen van de primitieve mens te verhalen. "Beschouwen wij",
zegt hij 11 de mens in zijn oorsprong andere toevlucht, zonder andere drang
dan natuurlijk instinct van zijn behoeften. Hij behoeft een rustplaats. Aan
van een rustig beekje ontwaart hij grasveld. Het ontluikend groen is een genot
voor zijn ogen. Het zachte dons lokt hem; hij gaat er heen, en zacht uitgestrekt op dit
geschakeerde tapijt denkt hij slechts vredig genieten van de natuur; niets ont-
breekt hem, hij verlangt niets, maar weldra noopt de hitte van de brandende zon hem
een beschutting te zoeken; hij een woud, dat hem koelte van haar scha-
wolken bedekken de hemel, een schrikwekkende regenbui stort over dit welda-
dig woud. De mens, slechts beschut door het gebladerte, weet niet meer hoe zich te
beschermen tegen de alles doordringende regen. Een spelonk verschijnt, hij glipt naar
binnen en eenmaal droog hij zich geluk met zijn vondst, maar opnieuw doen
ongemakken hem walgen van deze verblijfplaats, hij bevindt zich in de duisternis,
ademt er een ongezonde lucht, komt er vastbesloten uit om via zijn eigen kunnen
een behuizing, die beschermt zonder hem te bedelven. Enkele in het woud gekapte
takken vormen voor zijn opzet geëigende materialen. Hij kiest er vier van sterk-
sten, die hij rechtop zet en in een vierkant plaatst. Hierboven plaatst hij vier andere,
zodat ze - schuin geplaatst - in een punt bijeen komen. Het dak wordt bedekt met bla-
deren, opdat noch zon, noch regen er doordringen. En zie de mens is gehuisvest:
'I'homme logé.
laugier stelt aldus de "hut" als archetype van het wonen voor. Wij komen de naakte,
naar beschutting zoekende mens vóór laugier ook bij Filarete tegen en later bij
ledoux, bij wie de boom en de zitplaats worden beschreven als de 'abri du pauvre'.
tiële mens. Naast het feit, dat het wonen in hun tractaten elementair wordt geconst-
rueerd, sluipt hier de pretentie binnen dat de architectuur de mens zou kunnen red-
die goeddeels het betoog van laugier onderschrijft waar het om het argu-
ment van het Nut gaat, zegt het nog sterker: 'zou architectuur niet bestaan, de mens-
het doel van de architectuur, namelijk: "ze heeft geen ander doel dan het publieke en
particuliere nut te vervullen en het behoud, het geluk van individuen, het gezin en de
AI deze beginselen, waarin de architectuur van het wonen wordt ontwikkeld, ver-
trekken vanuit de individuele mens en zijn een appel aan die menselijke deugden die
het sociale helpen realiseren. Na de Franse Revolutie komt het sociale in de 'res pubIi-
ca' naar voren en is de categorie: 'het volk' een realiteit. Dit valt in ledoux' plan voor
de zoutstad la Saline in Chaux, constateren waarin de woning tot een complex uit-
groeit om de sociale orde van het wonen binnen een geregelde orde van de arbeid te
plaatsen. De rangschikking van bouwwerken staat het licht van het opbouwen van
dimensie: de eerste functionele stad waarin industrie en natuur tot eenheid zijn
gebracht. De stijl van ledoux komt neer op een radicaal Palladiaans idioom waarin
Bij Durand zien we de breul< met de architectuur als stijlbeginsel. Niet de decoratie is
het object van architectuur, stelt hij, maar de behoefte. Het gaat om rangschikking
van elementen en tot gehelen waarin het leven van publiek tot privé wordt
geordend en tot uitdrukking komt als 'Ia grande utilité'. Voor het eerst in de geschie-
denis betekent compositie dus geen esthetische orde, maar louter een utilitaire.
Bijgevolg verschijnt de methode bij Durand om het ontwerp van de woning te gene-
reren niet meer als een produkt van een 'genie', want zo zegt hij, "hij ontbeert het
verstand", maar als een gevolg van compositie van geobjectiveerde elementen. Deze
compositieleer kan men door 'training' onder de knie kan krijgen. De persoonlijke gril
of de imitatie van grote voorbeelden is erbij uitgesloten. Het gaat om te leren combi-
neren tot men de juiste - en dit is volgens hem een schone - dispositie vindt. Terwijl
bij ledoux de woning als een 'karakter' naar voren komt, verschijnt deze bij Durand
als resultaat van een typologische orde. Het wonen is slechts een variatie binnen effi- La Chaux
118
Durand (1802)
In onze eeuw probeert Rossi het typebegrip opnieuw formuleren. Hij trekt de lijn
laugier.
Ofschoon we bij Rossi 'een verachting van een kunstmatige architectuur' aantreffen,
vindt een eenduidige popularisering niet plaats, daar hij al evenzeer zogenaamde
Sprekend over architectuur kunst zou alleen het graf tot kunst leiden. Rossi stelt
het kerkhof geen huis voor de doden alleen is, maar tevens voor de levenden.
Juist omdat het een huis is, ook al is het verlaten. Langs deze argumenten is het
tevens verklaarbaar, dat Rossi tot het ar(~hf!tvne van woning komt. Het archetype
Aldo woningbouw Gallaratese verwijst naar idee van permanentie, maar vooral is de woning leeg. Als lege
119
woning bevat echter herinnering meer dan 'naïef funktionalis-
slechts op het prototype baseert. Rossi's these staat tegenover het huis
'machine' slechts 'te denken' geeft. Zijn archetype geschiedenis als fei-
Naast de verwijzing naar het en daarmee naar de dood, I<ennen bij Rossi de
tekeningen van de badhuisjes. Ze verwijzen naar wat hij noemt:'la calda vita' het
warme leven. Met andere woorden het elementaire leven. Maar liever van
het 'proletarisch wonen'. Het wonen, dat (nog) de vitale vrolijke kracht van
Zo hij op een leven zonder woorden, een leven dat op 'analogie' is gebaseerd,
het dagelijkse leven. Alle objecten verschijnen als momenten van waarheid en weren
terug naar een herleidbaar, vaststaand type en zijn dan ook als 'vaag' te omschrijven
omdat ze met het stedelijke weefsel zijn verbonden maar tevens omdat het erva-
ring van het wonen vertegenwoordigt. Daar het 'vage type' met de stad is verankerd,
kan het volgens Muratori niet buiten stedelijke context worden gedacht. Dit is een
stelling tegenover het 'producttype' dat het Modernisme had voortgebracht. Dit type
Het stedelijk, historische type is 'geijkt' door het concrete leven van de bewoner.
verhouding tussen het 'vage' en 'geijkte' type betreft het ideaal van het wonen (een
archetype, dat zich van het model onderscheidt) en het geleefde type, waarin meet-
baar kan worden vastgesteld welke woonwaarden concreet kunnen worden getoetst.
Naast de Italiaanse school met o.a. architecten als Aymonino die in hun theorie zowel
het ideaaltype zoals het 'Gothische huis' e.d. als het geijkte type opnamen, hebben
woning niet slechts als vaag archetype te denken, maar meer uit te gaan van het
'wij')
'geijkte type' om een grondslag te vinden in de 'meetbaarheid van de sociale ruim-
120
veld overhuiving lading-intensivering-veld programma
te'. Het wonen zou in de methode van de Parijse school juist crisis van de moder-
'"on""-"ti,::.,,o typologie'
ne woning kunnen overwinnen door de vervreemding op te heffen, die het revolutio-
naire moderne bouwen zou hebben veroorzaakt. Zo beogen slechts geringe wijzi-
gingen niet in de 'taal' maar in de 'woorden' , evolutie dus in plaats van revolutie. De
Parijse school baseert zich op een geschiedenis van 'lange duur' zoals Braudel c.s.
heeft beschreven. Een proces van concrete maar langzame veranderingen dat zich
binnen het 'permanente' afspeelt. Zo werd een model ontwikkeld, dat niet het type
als uitgangspunt voor nabootsing had maar het model: de 'invariant'. De invariant is
geen 'vaag', ideaal en onbepaald type. Het is evenmin 'geijkt', daar het een model
dat nog door het leven d.w.z. het gebruik moet worden bepaald. Met behulp van de
invariant kan een reeks varianten worden gedacht. Zo ontstaat een woning, die
type, vaag type, archetype, prototype e.d. achter zich en trekt onder meer twee grote
lijnen door. Enerzijds zien we de terugkeer op het archetype, als erfgoed van de tra-
ditie zoals o.a. bij Krier en Culot, die zich op Quatremère's Imitatie-leer baseren.
schijnen zoals in het geval van de architectengroep MVRDV. In het laatste geval lijkt
tevens de euforie van Theo van Doesburg nieuw leven worden ingeblazen van een
zocht hij Palladio's Palazzo Chiericati, dat zowel villa als paleis was en waarin de
onderlinge strijd van de regels het architectonische denken zelf zou hebben blootge-
121
legd: het concept. Hij destilleerde aldus de regels van het ontwerp vanuit de stelling,
vlakte van de taal betreft. Hij geeft op grond van het inzicht van de taalfilosoof
Chomsky aan de syntax de voorkeur, daar deze de continuïteit en de kern van de cul~
tuurinhoud bevat. accepteert echter wèl de breuk, die de Moderne Beweging met
het traditionele type heeft gemaakt. Een traditioneel huis biedt veiligheid en warmte,
maar creërt daarmee het beeld van de vijand, zoals de 'Blut und Boden'·cultuur in
Nazi~Duitsland veroorzaakt. Hij maakt de breuk aldus radicaler in zijn stelling, dat er
antropocentrische cultuur die het wonen vanaf de Renaissance heeft bepaald maakt
begrijpelijk hoe deze architectuur via de idealisering van de Mens heeft geleid tot een
architectuur die zich niet geheel kan vrijpleiten van de 'holocaust'. Op grond van zijn
kritiek, dat de ideale mens zich in het centrum van de wereld heeft geplaatst en dit
besef in zijn woning tot uitdrukking heeft gebracht tracht Eisenman de architectoni-
sche taal van o.a. le Corbusier en Terragni van haar ideologische bepaaldheid te ont-
wordt bewust te maken als het 'afwezige'. Het zijn redeneringen, die op het proble-
zen tot vormen een onderzoek naar de syntax van de architectonische taal. Het
onderzoek is erop gericht om iedere 'betekenis' uit te sluiten opdat de woning niet
als 'representatie' van waarden, maar als 'presentie' van het architectonisch denken
zelf verschijnt. Daarom noemt hij zijn huizen naar de makettes: 'cardboard architec~
ture'. Zoals bij Heidegger is het zich vestigen tevens het opgeven van de vesting: de
ruïne. Met de filosoof Derrida radicaliseert hij Heidegger's 'destructie' door het woon~
een 'leegte' te scheppen, waarin het 'afwezige' zich binnen het 'aanwezige' kan uit-
spreken.
122
2. manifest
Aan het eind van de 1ge eeuw ontwikkelt zich onder invloed van politieke, industrië=
voor de élite, zo neemt de architect in de 1ge eeuw stelling in het cultureel verval en
de problemen van het proletariaat. Het manifest betreft vaak een persoonlijke betrok-
kenheid om via architectuur een wending te geven aan het wonen. Het is veelal een
voor de opstand van de horden. Op deze wijze nemen architecten tesamen met
nieuwe woningen en een nieuwe stadsuitleg. Maar tenslotte zal Jencks vaststellen,
dat zij er niet inslagen om het manifest te realiseren. Het persoonlijke manifest wordt
overgenomen door 'de overheid' zoals Tafuri vaststelt. Het persoonlijk initiatief wordt
Was het wonen sinds Friedrich Engels een probleem van arm en rijk zo wordt na
discussie over architectuur wordt nauwelijks gevoerd. Aan de ene kant heerst een
Wederopbouwoptimisme, dat gepaard gaat met een samengaan van het moderne
wonen en het traditionele wonen: 'the shake hands'. Aan de andere kant treedt een
slaapsteden die het gevolg zijn van de CIAM-ideeën waarin de scheiding van de func-
'50-'60 zal een nieuw idealisme ontstaan dat de toenemende onvrede met het wonen
zal beantwoorden met 'nieuwe woonvormen'. Een en ander is onder meer het gevolg
van de discussie in de CIAM rond het thema 'Habitat' dat het wonen in de stad tot
123
Een van de inspiraties om het wonen opnieuw te (geldenken vormt voor-
dracht in 1958 'Bauen Wohnen Denken', waarin gesteld, dat deze begrippen
een eenheid moeten vormen. Het denken zou zijn abstractie vArlh~7F!n indien het
stelling zoals levi Strauss, met 'Trieste der Tropen' een signaal laat horen
manier van wonen zo inspirerend was. Dit leidt tot het bezoek van diverse architec-
Aldo Eyck pogen de essenties van het primitieve met die van het moderne wonen
In de jaren '70 gaan echter stemmen op om het wonen concreet in handen te geven
van de bewoners. vertrouwen in autoriteiten met name die van de architect komt
Wonen wordt in deze jaren niet een object van antropologie en sociologie maar
trachten in voeren.
nnl",i'",!'n .... te richten op het probleem van een industriële en methodische aanpak van
mensen' vanaf de jaren '60 had ingenomen, kwam neer op de gedachte de 'natuurlij-
Mede op grond van de stormachtige maatschappelijke revolte van '68 heeft deze
lijking van het ontwerp van de woning heeft echter binnen de woningbouw een
intrinsieke werking gekend, daar methodiek van ontwerp parallel werd ontwikkeld
jaren zeventig dan ook geruime tijd door die architecten gedragen, die zich in de SAR
124
125
doorwerking van de 'Wenken en Voorschriften': regels die de overheid op grond van
betreft echter zodanige normatieve methoden, dat het wonen aan culturele vitaliteit
Ofschoon de zonering en maatvoering van gebruiksfuncties een hoge mate van flexi-
Zowel in de woning als in het stedelijk weefsel heeft De SAR methodiek meer een rol
gespeeld als impliciete onderlegger, dan dat de methode een expliciet uitgangspunt
tiatie, die mede op grond van een sterke vermenging met sprekende architectonische
motieven is ontstaan. Hierin heeft het marktmechanisme het pluriforme aanbod her-
kent, maar vooral is het -behalve de pluriformiteit van het wonen- de belangstelling
Twee opvattingen lopen daarbij parallel: het wonen in de bestaande stedelijke con-
text en het wonen er buiten. Aanvankelijk werd het wonen opnieuw gedacht in een
een 'schriele' tegenstelling verworden. Hij poogde deze polariteit te herstellen in een
configuratie, waarin het aforisme 'het huis is een kleine stad en de stad is een klein
huis' een leidend principe vormde: het Weeshuis waarin de wederkerigheid van de
diverse thema's, zoals 'dag en nacht, nabij en veraf, open en gesloten' als 'verzoe-
Zijn persoonlijk manifest komt neer op een culturele kritiek op het burocratisch
geworden moderne bouwen. De visie van Van Eyck werd als 'de andere gedachte', die
in het tijdschrift forum werd verwoord, een beginsel, dat later als het structuralisme
werd omschreven.
om de woning 'van stoel tot stad' te denken zoals Bakema dit vertolkte. Dit kwam
tevens neer op een herstel van de essentie van de stadskern als de ontmoetingsplaats
'the core'. De woning werd opnieuw gezien als een ambiguïteit, die de grens tussen
den.
126
Aldo van Otterlo Ging het hierbij vaak om de kunst van het vertellen: de narrativiteit van het wonen.
Zo was er bij de theorie van Alexander uit 1965 sprake van een geraffineerd en doel-
in een totaal patroon werden gegenereerd. Zijn 'pattem language' loopt op het
gebruik van de computer vooruit. Hij heeft echter theorie opgeheven op het
De aan het structuralisme parallel lopende tendens van schaalverkleining heeft er uit-
eindelijk toe bijgedragen dat een dogmatisch populisme ontstond, waarin via het
Krier in 1975 het herstel van de 'vorm' van de stad aan. Zijn boek 'Stadtraum' was
moderne, maar gefragmenteerde ruimte verloren zijn en zich in een 'Stadtraum' weer
hervinden aldus Krier, die daartoe Sedlmayer: 'Das Verlust der Stadtmitte' citeerde.
Krier's woningtypen werden vooral afgeleid van het 1ge eeuwse woonblok terwijl de
De fragmentarische wooncultuur van de stad die Krier bestreed, werd echter in 1978
door Carel Weeber met een beroep op een 'formele objectiviteit in architectuur en ste-
debouw' beantwoord. Hij pleitte zowel voor een onderscheid tussen de twee disci-
plines, als voor de redding ervan uit de hoeveelheid randdisciplines, zoals psycholo-
127
'ondergesneeuwd'. Naast een aanvaarding fragmenten, zoals in het plan
Het gaat hier om een betoog die terugvoert op dat van Van Tijen uit 1960, die even~
lijkt het wonen zich in de jaren '90 onder invloed van een nieuwe waardering van
zowel de 'periferie' als de metropool te worden gedacht. Was het voorheen de socia~
Ie eenheid in de vorm van 'visual group' resp. de typologie van het woonblok, nu is
het accent verlegd naar de noodzaak van verdichting dat leidt tot zowel radicale ver-
strengeling als vergroting van het stedelijk lichaam. We kunnen hierbij wijzen op het
voorstel van Koolhaas om de Bijlmermeer een nieuwe levenskans te bieden. Het plan
is een interpretatie die hij zowel aan Manhattan als aan het Russiche Constructivisme
had ontleend: 'shock' en 'congestie'. Het is de shock van stedelijke contrasten en ver-
vraag hoe de massawoningbouw kon leiden tot een uitdrukking van deze massa's
radicaal doordachten. Deze studies van de 20e jaren Avant Gardes werden via Frits
Palmboom's 'Doel en vermaak in het konstruktivisme' rond 1980 opnieuw tot inzet
Maastricht als het KNSM~ en Java-eiland in Amsterdam, die het wonen in grootste-
benadering vinden wij bij Bhalotra's concept voor een plan in Amersfoort waarin het
architectuur komt tenslotte tot uiting in vier generaties. De avantgardes van het eer-
ste uur beriepen zich op het beeld van objectiviteit van wetenschap, kunst en politiek.
De tweede generatie verkeerde in een situatie, dat de overheid mede op grond van
baseert zich op de manifesten die in de CIAM zijn ontwikkeld: het Existenz minimum,
128
de zonering, de functionele van
ter een fantasie. Het is echter een beeldfase, die aan ontwikkeling vooraf Q
van het ambacht naar de machine, van de machine naar computer, vooral in
gemaakt, terwijl het wonen zich ondanks deze revolutionaire ontwikkeling nog altijd
een toenemende efficiëntie van het bouwen van de woning dagelijkse handelin-
tron, terwijl het eten als noodzakelijke behoefte zich nog altijd cultureel fenomeen
ontwikkelen, lijken ze binnen het bolwerk van het wonen en de architectuur niet op
De machine speelt hierin de rol, die het midden houdt tussen een duizelingwekkende
het begin eeuw heeft de machine naast letterlijk in te grijpen eveneens een
betoverende rol gespeeld. Het was het fenomeen dat geïmiteerd vanwege haar
bootst en de analogie met de machine was de drijfveer tot het maken van dingen,
zoals woning. Deze analogie betrof naast het maken van de woning als een stan-
daardprodukt eveneens het idee, dat de woning zelf als een 'machine' zou moeten
funktioneren. De moderne techniek produceerde aldus een nieuwe mens, die met de
voortgang van de techniek een nieuw gedrag ontwikkelde. De mens zou geen woning
129
niet meer die van een statische en statige mens binnen de besloten
gemeenschap zijn maar die van dynamische mens in wereld van vertakkin-
gen. Daarmee zou de woning dus ook een produkt dienen te zijn zoals de auto, het
traditie van het wonen, waarin wel de vele machines in de woning hooguit worden
getolereerd maar het nieuwe comfort tevens binnen oude waarden blijft gedacht.
Ofschoon onze woning nu een magazijn lijkt waarin de machine in tal van uitvoerin-
gen is verzameld, is de woning als machineprodukt in letterlijke zin van het woord
spaarzaam zoals bijvoorbeeld het beroemde huis Chareau van Bijvoet en Duiker te
Parijs, een huis dat vanwege de grote hoeveelheid technisch vernuft in zijn tijd uiterst
dat zelfs vanwege zijn slimme montage en lage gewicht de latere maancapsules
benaderde. In Nederland bleek het zogenaamde Fokkerhuis uit 1965 als resultaat van
De geschiedenis van de machine als metafoor voor architectuur grijpt terug op de tijd
voor de industriële revolutie. Reeds valt het woord bij de 'invenzioni' van
Brunellesschi en dit geldt niet alleen voor de werktuigen die hij uitvond om de dom-
koepel in Florence te realiseren, maar het ontwerp was zelf een 'machine', een pro-
dukt van een rationele geest. De term valt in dit opzicht ook wanneer de 18e eeuw
Bouwsels die als 'geavanceerde' constructies een jaarfeest enl<ele dagen luister
le Corbusier duidde in zijn 'Vers une architecture' op de vergelijking van de auto met
de tempel. Naast er op te wijzen dat het Parthenon de auto het produkt van
1907 en de Delage uit 1921 viel op te merken, als tussen de tempel te Paestum 600-
550 v.C. het Parthenon 447-434 v.C. Hij wees op het feit hoeveel sneller de machi-
Het bleef niet bij deze vergelijking alleen, maar le Corbusier wees tevens op de nood-
130
zaak massaproduktie van de woning. Sprekend van een 'objectief gezichtspunt'
komt hij tot 'de Woon-Machine', die gezond, moreel en al even mooi (is) als de
instrumenten die ons dagelijks omgeven', Banham wekt de aandacht voor een lijn die
van de 'Werkbund' naar le Corbusier's statement 'Vers une architecture' voert, en wel
Bij de stichting van de Werkbund merkt Muthesius, auteur van 'Das Englische
landhaus', op "dat het spirituele het materiële teboven gaat. Boven de funktie, het
materiaal en de techniele gaat de vorm. Vorm is niet het resultaat van mathematische
berekening !". Dit terwijl Le Corbusier de vorm laat bepalen door de metafoor
house like a car'. Dat wil zeggen dat vanaf Muthesius de ethiek en de esthetiek ten
opzichte van de industrie overgaat in een idealisering ervan door deze model te stel-
len voor de woning. Overigens maalet Le Corbusier vanaf het verschijnen van 'Vers
une architecture' 1927 een manifest om het probleem van de massawoning te lijf
te gaan. Hij ontwikkelt een serie witte villa's die op grond van perfektie en stan-
daardisatie inderdaad op de auto lijken, maar zeker niet op dezelfde wijze worden
toeleggen.
Met de concepties van de villa's, maar evenzeer met zijn Unité d'Habitation, als
Corbusier de woning niet alleen als het instrument dat als een 'machine ons dagelijles
leven genereert', maar tevens als het instrument om de moderne samenleving tot
uitdrukking te brengen.
In 1927 zien we aan de vooravond van de massawoningbouw, die zich met name in
Het relatief grote woonblok van Mies van der Rohe structureert deze reeks woonhui-
zen, die in feite een manifest representeren dat we hier te berde brengen, om het ver-
Werner Graeff stelt:"Vielleicht weiss die neue Generation nur darum nicht wie sie
wohnen will, weil sie die Möglichleeiten gar nicht ahnt. Als zeige man ihr die neuen
technischen Voraussetzungen des Wohnungbaus, man mache sie mit den zwecle-
mässigsten Wohnungsausstattungen und Apparaten beleannt, man führe sie auch vor
131
die wirklichen Köpfe unter den Ba:ukllim:otIE!rn aus aller ers.trE~be~n und
hoe zij moet wonen. Graeft wijst er dan op dat uit Grundrisse' vanzelf
ander opvallend feit is dat de hele opsomming van architecten model is komen
te staan voor deze 'wil tot wonen'. De architecten Oud, Stam, Le Corbusier,
Gropius, Rading, Scharoun kunnen worden gezien als degenen die het wonen
langs hun modellen genereren. In het algemeen voor deze opstelling dat niet het
persoonlijl<e handschrift woning bepaalt, maar dit handschrift zou het moderne
kader doen variëren waarin het moderne wonen afleesbaar zou worden. De diverse
schrift zou aldus verbonden zijn met interpretatie van nieuwe samenleving
resp. van de nieuwe techniek. Ludwig Mies van der Rohe speelt hier vanuit een ander
andere tendens vast: "Wirtschaftliche Gründe fordern heute beim Bau von
Het is duidelijk dat de woning hier het resultaat was van een economie die de diffe-
rentiatie van het wonen bepaalde. Daarnaast heeft de produktie van de woning als
inventieve produkties van Jean Prouvé met zijn stalen woning en Buckminster Fuller
met zijn rijdende, respectievelijk ultra lichte woning, zoals zijn Wichita House uit 1946
en de fantasieën van Archigram voor Plug-in woningen of Walking Cities van Peter
Cook en Ron Herron, moeten we hier nog wijzen op de wijze waarop de menselijke
We zagen dit reeds bij de Frankfürter Küche. Deze technische kern, de inzet vorm-
de om het leven van de vrouw te emanciperen (de keuken werd door de architecte
Schütte-Lihotzky ontworpen) was in feite als kleinste onderdeel van de nieuwe stad
het resultaat van een totale politisering van de (architectuur van de) woning. De cul-
tuur van het wonen onderging hiermee een transformatie die op een hoger niveau
132
van de Siedlung kon worden gezien als de uitdrukking van een geïndustrialiseerde
milieu van stad, woning en keuken werd aldus gezien als één geoliede machine, die
beschouwd.
Vanaf het moment, dat dit mechanisme van een door techniek beheerst in
beweging was gezet werden tevens alle middelen tot radicalisering ingezet. Zo ken-
van later datum is het onderzoek bekend van het Bouwcentrum in Rotterdam om
deze funktionele uiteenrafeling van het handelend wonen vast te leggen om dit ver-
volgens te verbinden met een modulaire coördinatie met het oog op economise-
de ontwikkeling van de keuken is de inzet van Piet Zwart van belang, die bij
Bruijnzeel de rationalisatie van het meubel in de keuken en later van andere vertrek-
ken op zich nam. Het is langs de aandacht voor het meubel, dat het meubel interme-
Het is langs deze omwenteling, dat zich tevens de moderne plattegrond kon hand-
haven.
zware crapaux, eikenhouten meubelen en pluche gordijnen aan te pakken. Was dit
alles immers niet verbonden met een arbeid, welke de huisvrouw toeviel, nadat ze
133
MACHINE
134
haar dienstmeisjes had moeten ontslaan?
Echter tegenover de meer opstelling van waaruit destijds het stalen buis-
meubel van Corbusier, Breuer en Mies van der Rohe was geconcipieerd en waar-
mee het geindustrialiseerde interieur een feit werd, heeft de Stichting na een redelijk
slechts tot bepaalde grenzen is te wijzigen. Hierna heeft zich terugval aangekon-
van de media.
snelling van de techniek bepaald, dat een 'inerte mens' onstaat die niet meer plaats-
maar tijdgebonden woont. Hij woont niet meer in het natuurlijke landschap, noch in
de historische stad, maar in eindeloze periferie, die zowel op het principe van
zichtbare mobiliteit als op dat van een onzichtbaar netwerk van communicatie is
gebaseerd.
Het is dan ook begrijpen, dat recent de ideeën van Superstudio, die wereld voor-
zag van superstructuren New Babylon van Constant, waarin de 'spelende' mens
het automonument plaatst Virilio de 'cocon' waarin wonen gereduceerd wordt tot
een verblijf in een 'cocon', vormt kern van een netwerk, dat onderhevig is aan
'space-time compression', Het wonen in deze vliedende omgeving, die Virilio als 'dro-
trein-, auto- en vliegtuigverkeer en anderzijds van tv, cdi. Het gevolg is dat de
Het bestaansrecht van architectuur staat evenals het wonen ter discussie indien
135
Baudrillard's interpretatie verschijnt. beschrijft deze werkelijkheid als 'hyper reali-
ty' waarin de vluchtigheid van het materiële in termen van voortdurende verwisse-
ling van de meer immateriële huid van het gebouw een vormt in de
Deze spiegelende werkelijkheid, die zich in termen van 'violated perfection' aandient
blijkt onlangs beantwoord met een nieuwe interpreatie van tectoniek waarin de 1ge
eeuwse theorie van Semper blijkt te worden heropgenomen. In het ontwerp van
Kollhoff voor een woonblok in het KNSM eiland Amsterdam wordt het principe
respectievelijk de rationaliteit van het Berlijnse bouwblok. Het ontwerp biedt trou-
het wonen, herinnert aan het nabije plan Zuid van Berlage met diens pleidooi voor de
In het besef dat sinds het ontstaan van de 1ge eeuwse metropool volgens Simmei -
leving staat recent de aandacht voor Vidler's 'architecture of the uncanny' centraal.
informatie en communicatie achterop dreigen te raken, als door echo's van eeu-
wenlang kolonialisme schept het wonen niet alleen 'unheimlichkeit' buiten haar
eigen comfortabele grenzen, maar is het omgekeerd de moderne nomade, die dit zelf-
136
genoegzame wonen op zijn eigen 'unheimlichkeit' ondervraagt. Niet langer is het een
bieden, maar wordt de vraag accu ut of het officiële wonen deze vrijplaats niet ver-
dringt. Wat dat betreft was Koolhaas' studieproject visionair vanwege zijn ontwerp
voor 'de vrijwillige gevangene van de architectuur', die bewust de saaiheid van de
Gerard
137
Lakenmarkt Den
138
De
Het
verdediging van de
bouwen
van de ver-
De
139
Ik heb dit , niet alleen gekozen om het ver-
schil met onze huidige leefwereld zichtbaar te maken, maar deze karakterschets
gebruik
mij tevens de om te wijzen op overeenkomsten, zowel in ruimtelijke als
in psychologische zin, die het gevolg zijn van een verandering van het maatschappe-
van iets
lijk functioneren. bleem hAf1riir,h",,,,r op krijgen.
De verschillen worden markant dezelfde beschrijving plalat~;en in het heden: De De Middeleeuwen worden door auteurs als Virilio
weg is een rechte, geasfalteerde snelweg, waar voertuigen met snelheden van meer en gebruikt om de toekomst beschrijven,
dan 200 km per uur overheen kunnen rijden, zonder dat het wegdek voor de inzit- \/AI-(mrlAI-c:t~,llirlrr uit dat de
tenden in negatieve zin voelbaar wordt. De grote snelheid vereist een verlenging van
het rijtuig en een stroomlijning van de weg. Ontdaan van oneffenheden en reliëf
wordt weg een oppervlakte-effect van de versnelling in een staat van voortduren-
de 'telescopische' metamorfose. De hoge snelheden en het comfort bedriegen ons Virilio, 'Horizon-negatief, p. 143,
duur van de reis betreft. De ruimte verdicht zich als het ware. Mandelbrot eruit
schrijft dat de ruimtelijke dimensies weinig meer zijn dan fragmentarische bood- nadere Ut:l~,lULIt:l11l
geld ten gunste van een ultieme ervaring van snelheid. Snelheid en comfort maken voertuig vervoeren van de
dringt zich op door de beweging en biedt zich aan via beelden in steeds wisselende
eerste
samenstellingen. Stad en land worden door de snelheid van voortbewegen naar
Het gevolg van deze opgevoerde beweging is tevens dat een verandering in de wijze
van oriënteren optreedt. langs de wegen staan met het oog op de snelheid ontwor-
pen borden met plaatsaanduidingen. De borden zijn bijna onmisbaar omdat herken-
ningspunten veelal zijn uitgewist. Daarvoor zijn verschillende oorzaken. Eén daarvan
heeft betrekking op het feit dat de tegenwoordige stad zich slechts laat beschrijven
als een netwerk. De figuur van de concentrische stad, waarin de eigenschappen van
de stedelijke ruimten variëren van het centrum naar de periferie verliest steeds meer
140
Steiner schrijft in het artikel Heavy opleidingsinstituten en musea zijn verspreid over knooppunten het nAfm'Ark
Forum 01 de hedendaagse terwijl de periferie is uitgezaaid over de plooien van het stedelijk weefsel. Als het net-
metropool in 'de woestijn': 'In de
werk regeert wordt al het andere periferie.
stijn geen ruimte meer, alleen geën-
Een tweede oorzaak houdt verband met de aanwezigheid van de enorme hoeveelheid
van
tekens. Onze waarneming is niet meer in staat alles vast te houden door het teveel
De clan afbakening
van hetzelfde. Een gevolg van deze verraderlijke vorm van insluiting is de relatieve
organisaties als basis voor communicatie. Daar komt nog bij dat tegenwoordig mate-
hierover in
rialen en woningtypen niet meer plaatsgebonden zijn, zodat elk gebouw, elke woning
La Vanguardia:
overal herhaalbaar is. Van deze mogelijkheid wordt driftig gebruik gemaakt. Het doel
aanzienlijke theoretische
te voor een ::Irr:hit,:,r:tlll beeldruis te Omdat de tijd ontbreekt om ons de objecten eigen te
inhoud of ae~;lanl-OCIIecten maken, dat wil zeggen totdat een beleefd, mentaal beeld ontstaat, wordt het 'zien'
een gefragmenteerd herinneren. (Het koppelen van deze fragmenten op een bijzon-
dere wijze in een beeld kan daarentegen zorgen voor een nieuwe identiteit.)
van
Het grote aanbod aan tekens maakt de weg vrij voor een architectuur zonder tekens,
stedebouwkundig
voor gebouwen die verweven zijn met de context en de interactiviteit. Deze niet-
de neotypo-
gebouwen, deze architectonische 'velden' die soms meer interface zijn dan object leg-
logische benadering à la publieke
te cla:3sificeren beschouwt, gen de nadruk op de functie van een bouwwerk als voorwaarden scheppende initia-
Het gaat dan ook steeds vaker om de vraag wat architectuur teweegbrengt.
Dat brengt ons bij het volgende punt: de veranderde relatie tussen gebouwen open-
bare ruimte.
steden zijn deze opvattingen), Ze
Het belang van het gebouw voor de stedelijke ruimte, in programmatische zin, moet
kennen de complexe natuur collectle\fe ste-
opnieuw aan de orde worden gesteld. De waarde die deze ruimten zouden kunnen
delijke ruimte en beperken dat van
hebben, ondermeer door hun betekenis als ontmoetingsplek, hebben zij verloren.
ervaringen
door vooroordelen', Daarmee houdt de stad op een 'theater' te zijn. Het is een met duisternis gevulde
den in hoeverre het leegte, waarin het zichtbare elk recht op zijn bestaan verliest. Stedebouwers als
'openbaar' en 'privé' om dit gemis te compenseren. lets wat trouwens al steeds meer
plaats vindt zonder dat ontwerpers hierbij betrokken zijn. Voorbeelden zijn de mark~
141
toeëigening door verschillende particuliere activiteiten. De historicus in
Wil de stad haar vitaliteit blijven behouden dan zal zij zich meer bezig moeten hou-
den met het ontwikkelen van nieuwe ruimten, die processen mogelijk maken die voor In de voclrspelbisar-
stad van belang zijn. Anders gezegd: de stad moet in een permanente "staat van
van
oorlog" verkeren als het gaat om het beheer van de ruimte. De samenhang die we
vergelij-
dan alleen nog maar met begrippen als 'concept' en 'scenario' kunnen aanduiden, is
Met behulp
slechts te simuleren. Regels aanzien van het gebruik van de ruimte zullen betrek-
van
king moeten hebben op economische en programmatische gegevens.
De stad kunnen we zo begrijpen een landschap waarvan het gebruik als een soort
van vegetatie deel uitmaakt en dat groeit op basis van de aanwezigheid van stedelij- de basisrit-
ke generatoren.
no()dzakE3Iijk:e hoeveelheid chaos is
Steeds duidelijker wordt dat de ideeën van architecten over de stad niet in termen
vertoont het
van 'transparantie en samenhang' 'eenduidigheid en functionaliteit' zijn te vatten.
minder flexibel
Het zijn thema's die gericht zijn op het proces van gelijkheid en niet de bedoeling heb-
leven op straat en in bedrijven. Kennis omtrent de niet-lineaire relatie die dergelijke stellen. "
denkbaar zonder het onbeheersbare, zonder de gebeurtenis die ons overvalt en daar-
onder kunnen we rekenen de verrassing, maar ook het ongeval. Dit onbeheersbare is
niet te plannen. Het enige wat ons nog rest zijn voorwaarden te scheppen, scenario's
te bedenken. In dit verband kan de bioloog misschien voor de ontwerper van belang
zijn, omdat deze over kennis beschikt van groeiprocessen. Ook de chaostheorie kan
ons hierbij behulpzaam Het gaat immers om het inzichtelijk maken van de
grensgebieden tussen orde en chaos en het aftasten van een mogelijke voorspel-
baarheidshorizon. Hierbij betreft het beslist niet de representatie van chaos door een
wirwar van vormen. Het onderwerp is niet de plek, het gebouw of de gebeurtenis,
142
denken houdt dan maar de kettingreactie (van plaats en tijd) waarvan deze het logisch gevolg De
bezig met processen die omschrijven zijn in
fascinatie en voor Hong dan ook in
men van "het gaat zo en toch ook
dit licht worden gezien. Maar ook het denken over de Middeleeuwen kan hiermee in
niet". taoïsme
verband worden gebracht. Ik hier op het verlies van COlrltrole
ontwikkelen
ruimte en de verschillende, niet-geautoriseerde processen die zich in de stad afspe-
worden
In deze zienswijze past het klassieke ontwerp met zijn pleinen en boulevards niet
meer, omdat deze manier van stedebouw bedrijven de wensen van de vele
panten, die bij het besluitvormingsproces zijn betrokken, niet voldoende kan honore-
ceerd in het
en tevens niet in staat om flexibel op veranderingen te reageren. De noodzaak
wordt Hong Kong onderwerp
hiervan dient zich vaak al aan tijdens de voorbereidingsfase, daar tussen besluitvor-
bevolen: "Vanaf het waarop blijkt dat, his-
ming realisatie nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden en prognoses worden bijge-
torisch gesproken, het vrijwel onmogelijk
steld. Een denken dat bepaald wordt door clustering, concentratie en koppeling in
eenduidige, verbanden te tussen
programmering het een niet-lineaire organisatie kan hier wel op inspelen. De Amerikaanse theoretici
dergelijke relaties nooit Sanford Kwinter en Greg Lynn hebben hiervoor het begrip 'nieuwe stedelijkheid' ont-
pasbaar' maar is 'verandering' ook actief bedoeld. Het gaat dan om de actieve beïn-
gewoon beladlelijk om geven aan een idee van de 'stad' oord van het discontinue, het heterogene,
krachten in de stad beschouwen als krachten die steeds anders verlopen dan gepland
uitzonderingen dan
en die zich verbinden in dezelfde beweging waardoor ze zijn 0 Hij ont-
te schrijven zijn over de
leent aan het essay van Edgar Morin, getiteld:'Pour la penseé complexe', de opvatting
wijze waarop de economie in tijd
dat rationalisering toeval niet en zodanig als magisch en primitief is te
intrede in
beschouwen, terwijl het incalculeren van wanorde veel intelligenter is.
in stedetJoUIWçlesl::;hiE3dE,nis over
Steden ontwikkelen zich niet alleen binnen hun grenzen; ze dijen ook uit, zorgen voor
verstrooiing van het gebied er omheen en verbinden zich met andere gebieden en
op
plaatsen.
Aziatische aspecten stedelijke cul-
143
Steden zijn opgegaan in een nieuw entropisch landschap (Robert Smithson). tuur hebben verduisterd. Dit ;rnr,li""ort dat
De recente introductie van het begrip 'stadslandschap' in Nederland (zie de discus- kt~,rlc:\hic:·tnrii"llC: compleet nieuwe instrumenten
nodig heeft om te
sienota 'Visie Stadslandschappen' van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer
achttiende of
en Visserij) toont ook de notie aan van overheidswege om het perspectief van waar-
eeuw, een simpel bouwblok of parcellaire
uit stad en geanalyseerd kunnen worden, verbreden. De stad kan niet meer
die
beschouwd worden zonder het landschap, zonder de polders, de waterplassen, de
relevantie voor het eigen-
vliegvelden, de dorpjes etc. omdat deel is geworden van een ruimere totaliteit.
Daarnaast is het besef doorgedrongen dat steden een onderlinge afhankelijkheid heb-
ben gekregen binnen een bepaald territorium. Zowel stad als land zijn door gewijzig- naar
De stad is een 'diffuse stad' (Bernardo Secchi) zonder eindigheid en duidelijke begren-
limt:egE1brElk en
zing. De stedelijke ruimte is te beschouwen als een magnetisch veld dat zijn oorzaak
stedebouw dat kans van slagen heeft, het opstellen van spelregels die per gebied bedden mensen
bepaalde ontwikkelingen stimuleren dan wel juist vastleggen teneinde opties te kun- Er is nauwelijks sprake van een door
een
nen genereren die de stad boeiend maken. De verscheidenheid aan problemen varië-
publiek een ijzeren masker
ren van het stellen van beperkingen tot het laten van volledige vrijheid.
het leven monochroon zijn greep houdt.
Met behulp van variaties in dichtheden kunnen we bruikbare snedes maken in de
chaos van de 'diffuse stad'. Het is dan niet uitgesloten dat oplossingen een schaal-
vergroting of verdichting impliceren die veel verder gaan dan tot nu toe gebruikelijk
is. Zo kan de stad hoger worden, minder homogeen en minder rooilijnen gaan bevat-
ten. We hebben het dan over extreme oplossingen. Voorbij een bepaalde grens wordt
de stad anders en soms intrigerender. Het verlies aan openbare ruimte als gevolg van
10
de toegenomen stedelijke congestie zal moeten worden gecompenseerd door het
ontwerpen van collectieve ruimten. Het kan een radicale verwerping betekenen van
De interieurs worden stedelijke landschappen. Het interieur gaat dan de stad beheer-
sen. Niet alleen de openbare ruimte, maar ook gebouwen zelf kunnen hierin een aan-
deel hebben. Voorbeelden hiervan zijn warenhuizen, die zo groot zijn dat voor- en
achtergevel niet meer bepalend zijn voor de plattegrond. Bij dit type gebouw kan de
aanpasbaarheid voorop staan. AI naar gelang de grootte zullen het volumes worden
144
waar holten voor daglicht zijn uïtgesn1edcen, wel bes.tacln
stad' leiden dat plekken een extreme dichtheid krijgen en een maxi-
mum aan activiteiten produceren zowel overdag als nachts -een uurs economie
deel uitmaken één Het is deze afwisseling die, gecombineerd met van
kende mogelijkheden kan geven. stedeling in staat in deze stad zijn weg te
vinden.
op de hoogte en geniet hij van zijn vrijheid. Soms hij zich verleiden romanti-
sche illusies, dan weer wordt hij getrokken door helse muziek, snel opflikkerende
In de zoekt het individu de plekken op, waar hij zich thuis voelt, waar hij geniet
en zich niet gebonden acht aan een territorium. De publieke ruimte moet dan ook niet
gekoppeld worden aan een voorafbepaald gedrag. Het uitgangspunt moet zijn dat de
ruimte uitdaagt en het individu de mogelijkheid biedt een actieve bijdrage te leveren
m.a.w. het gaat om een intensivering van het belevingskarakter van het gebied. De
afhankelijk van het effect zijn te versterken of te manipuleren. Zo kan het zijn par-
ken niet alleen plaatsen zijn waar gewandeld wordt of gespeeld, maar kunnen de
bewoners die aan het park wonen er ook barbecuen een motor repareren op het
grasveld. De functies wonen werken zouden op dezelfde wijze met elkaar verbon-
De samenhang van deze gebieden, waar zowel opwindende als platvloerse ambities
gerealiseerd kunnen worden, moet gevonden worden al naar gelang de aard van de
locaties in het aanwezige landschap (belangrijk is daarom dat aangeven wordt waar
Zuidrand, Willem Jan
niet gebouwd mag worden, waar 'leegte' noodzakelijk is) dan wel in het aanbrengen
145
van bepaalde doorlopende markante architectonische afbakening. In Een ander gevolg van de nieuwe is
verband wil wijzen op de betekenis van de middeleeuwse die een aanpassing moet ondergaan. Voor
kunnen krijgen door oorzaken die nu niet voorzien zijn. Het besef zal moeten door- verhaallijnen tegelijk.
dringen dat we nooit volledig controle stad en regio kunnen krijgen. Aan media, waarvan de
andere kant is deze onvoorspelbaarheid ook een kwaliteit. loop kan bepalen, werken
'multi-lineair'
bewoner van de stad heeft een groot bereik en verandert voortdurend van omge- is gebeurd bij muziek. De House-
ving. Zijn wereld strekt zich uit over een breed oppervlak. verblijft op zijn werk, niets anders dan 'een dreun' die niet
lijkheid uit te kunnen drukken. Meer dan verblijven is het proces van het wonen te
beschouwen als een constant gevecht het individu om zich met de wereld te ver-
binden.
zijn. In deze vorm van wonen wordt het sociale op programmatische manier
gereproduceerd. Datgene wat vroeger in sociale zin 'natuurlijk' was en als zodanig
146
nn,'lrhth::llrA in via Internet), kennis van het wereldgebeuren; het huis als middelpunt van de
oe~;cnr'eVEm in 'Poëzje in Mll,lIllö\...lUUI
wereld. Het gevolg is dat de virtuele ruimte die bij dit medium hoort bezit van ons
Cornelissen, Delft 1994.
en de fysieke omgeving doet velrgElteln. Zo wordt het individu weer gebon-
stelling voor het sublieme is
den aan de plek net als de middeleeuwse mens door het reisverbod van de Kerk.
gewijzigde opvatting
De aantasting van de betekenis van de visuele ruimte wordt nog gevoed door het
waarin het visuele
wantrouwen ten opzichte van het productie berustende beeld. Dit heeft geleid tot
werp is kan rmriorf-no,,,r
een intensivering van het gevoelsleven op een ander vlak: dat van het momentane
ql::l"nl<"m,~r of het probleem van het wonen in nieuw daglicht te staan. De architectuur van het
wonen is niet meer een kwestie van een functionele plattegrond zondermeer en wel
het in meerdere opzichten. Voor het gebruik van de ruimte is het van belang dat het ont-
werp mogelijkheden biedt voor een eigen inrichting van de woning. Dat wil zeggen
dat de plattegrond de bewoner niet dwingt tot een bepaalde wijze van wonen zoals
door
sym-
een knellend kledingstuk het lichaam beperkt in zijn bewegingen. Dit vraagt om meer
mAtriq,rhA ruimte wordt door bewoner ruimte die minder functioneel bepaald
trisch De afstand tussen wat strikt functioneel vereist is en de aangeboden vorm kan ertoe
leiden dat de ruimte zelf als "object" wordt gezien; een object zondermeer of een
object voor dingen. Via het 'object wordt het 'subject' geboren, wordt het interieur
De beeldend kunstenaar Jan van de Pavert wil de betekenis van de onderdelen in een
147
woning van bijvoorbeeld de entree, het trappenhuis, de veranda, de voorgevel benam
komt dan metonymisch tot stand zoals de rangschikking van woorden een zin vormt.
van de onderdelen. Het een werkwijze die overeenkomsten vertoont met de com-
gebouwen die een
posities van 18e eeuwse landschapschilders. Aspecten als licht en donker, diepte en
laten
detaillering zorgen voor een pluriform beeld.
qe\faalrlllke' toegangen
We communiceren met de vorm via een individuele tekst (de interpretatie van een
17 In: Rolf Peter Baacke,
betekenis) en persoonlijke beelden: de ontwerper als filosoof en verleider. De vorm
p.
biedt het interieur de gelegenheid om verschillende gedaanten aan te nemen. Het
18 n",,'cf"\("\nliiva voorkeu-
kan verleiden, verwarren, inspireren, tekens uitzetten en door middel van een bepaal~
de mate van distantie een bewuste vorm van wonen scheppen. Dit laatste gaat "",t,::.nnri"''';n onderescheiden,
'Minimal' is
beschreven door Laurits Ortner: "Op de vele veranderingen waaraan de stadsmens
houden 'Intuition' richt zich op de AYf)AnmAntp,AI
blootgesteld reageert deze met reserve, ironie of aversie. Omdat de stad steeds ver~
andert kan je er geen 'thuis' van maken; ze blijft een vreemde voor je. De stedeling
bedachte
moet zich daarom als reiziger opstellen en zijn huis functioneert als 'hotelkamer'; een
plek om je te wassen, van kleding te wisselen, te eten en te slapen, kortom als 'door~ naties probeElrdEln \lOf'\M",rnr\r'f te
gangsplaats' om elders in de stad weer te verschijnen. Alles wat onderweg wordt scheppen
148
20 "In fysieke waargenomen heeft een provisorisch karakter. Niets wordt als zodanig beschouwd
François dat het in de eigen wereld als blijvend bezit zou kunnen beklijven. 7
jaren negentig een langzame verschuiving zien van 'provoceren' en 'verwarren' naar
een beeld dat overeenkomsten vertoont met aspecten van 'veiligheid' 'zelfbewust-
al om de hArinnArlrln
zijn' en 'nuttigheid'.
aan een (een gemeen-
Meubilair en objecten worden geplaatst of veranderd al naar gelang de stemming of
schappelijke een
gemeenschappelijke aan te de functie dat vereist. Sommige belangrijke meubelstukken geven vaak de toon aan.
wakkeren (... l enige denken -maar een De magische werking van meubels werd reeds door de Surrealisten beloy(,efld.
pelijk, voorwerpelijk en tenJQ\lverperld De bewoner van de twintigste eeuw ontleent zijn identiteit aan het interieur. Het is
staat de plaats waar de attributen van de individualiteit zichtbaar zijn. Het wonen, dat wil
(... )
zeggen het thuis zijn, heeft zich via de verbeelding genesteld in het hoofd van de
zover
bewoner, omdat deze zich niet meer met de buitenwereld kan Het
rmC'AIA,I(V'\!,h::>::>r verklaart." J.F. Lyotard,
interieur van de door alle kanten belaagde stedeling is onderdeel geworden van
l'lnhumain,
zijn mentale wereld. Een wereld die middels het medium van de televisie zijn onmen-
p.
21 Het antwoord op de oorlog in selijke kant laat zien. Daardoor wordt hij gedwongen net als de Middeleeuwers het
metat\lslsche zin, is leven in al zijn facetten te accepteren, echter met dit verschil: hij kan vluchten achter
149
het masker van zijn deze overlevingsstrategie, heeft ook het denken
We kunnen dan ook concluderen dat het wonen individueler is geworden en wel in
twee opzichten: als een strategie om in sociaal opzicht onderscheid te maken (status)
omgeving zijn dan in het geding. Ook sfeer kan een bepalende factor
zijn. Ruimten kunnen licht of donker zijn of beheersd worden door het uitzicht.
deel hebben in de bepaling van de stad. De bijdrage hieraan zou, veel meer dan tot
nu toe het geval moeten worden erkend en gestimuleerd; het bijzondere woonge-
bouw als markering en teken in zowel de bestaande stad als de nieuwe uitbreidingen.
Nieuwe mogelijkheden dienen zich aan als de randvoorwaarden een bepaalde grens
overschrijden. We kunnen hierbij denken aan hoge dichtheden bij bouwlocaties, die
of zeer ondiep zijn, of een extreme diepte noodzakelijk maken, of dwingen tot een
wen stedelijke pleinen of wegen vormen, die prachtige uitzichten mogelijk maken. In
bijzondere situaties kan ook de koppeling met 'werken' het wonen op een ander
niveau brengen. Bestaande gebouwen zoals graansilo's, wasserij-complexen en sta- Wonen en collec1wltelt. 'SAI7(,,~nV,I()ninnAn'
in
tionsgebouwen kunnen, wanneer ze tot woningen zijn verbouwd, het alledaagse N.NAO. in
overstijgen.
Door het wonen verbinden met andere functies kunnen specifieke ruimtelijke erva-
150
nis, die ruimten zich opeisen, ondermijnen. Zo kan een rij-
andere gebieden van stad, die meer genot verschaffen. Stille :I:J""L .... :l:JÇ. deze
stad de straat betekenis krijgen via de straatwand. openbare groene ruimte zal
nen worden gegenereerd (o.a. via de reeds eerder genoemde 'confrontatie van naast
het individu wordt erkend. Het groen nabij de woning zal op een veel dr.81s1:is(:hE~r
manier een het wonen krijgen. 'Natuur' zal nog veel meer 'cul-
zal doorslaggevend moeten zijn, omdat deze kan zorgen voor de gewenste identiteit.
Woningen kunnen dan oorden zijn waar het lijkt alsof het leven komt,
maar zo goed kunnen het plaatsen zijn de snelheid zich via het uitzicht pre-
senteert.
151
De Kor1inçlsplaats' in 'Wonen
Heynen.
Communiceren met behulp computers het individu de mogelijkheid,
mogelijk 'een ander' te worden. Ook is het geen enkel probleem meer om door mid-
del van een chirurgische ingreep in het gezicht een ander mens te De tech-
alleen maar 'nieuw' zonder 'herinnering'. In de stad zien we tegenwoordig dat ook
straatwanden face-lift krijgen door deze met een hogedrukspuit te stralen. Het is
de bedoeling dat de muren weer schoon worden zonder vlekken en strepen. Maar
gemis zien we tevens bij oude, gerenoveerde panden: de verflucht doodt het
acceptabel is. Nieuwe mogelijkheden dienen zich in het geval van de muurwerkreini-
ging niet aan, integendeel, het gaat hier om 'glamour' zonder enig perspectief. We
hebben het dan over het wezen van de stad, waarin aspecten als bloei, verval en aan-
tasting thuis horen. Italiaanse stedebouwkundige Secchi vond het om deze reden
nodig in een ontwerp voor een verouderd industrieterrein nabij het centrum van
152
in beeld van de stad, dat gebaseerd is op de stadsplattegrond en via de str'aatwranld
ke invulling van begrip. 'Nieuw' zou altijd de dialoog moeten aangaan met
IOrlOmMr.tvri,rl kunnen
bestaande haar bestaan legitimeren. is dan de persoonlijke keuze
we ('nrlc:t,~t",r",n dat meer
de nn·t\lll"" ..... "" .. welke waarde hij aan context toedicht, waardoor de aard van de
ten. programma's en verwisselen Re·naïss.anlcetaë:ll opleveren, maar schrijft Joost Meuwissen "als haar afbeelding,
no,n!'>l,-voliiv,,,,, van gebouw. De niet als alternatief. een andere en betere niet de perspectievische stad die
informatietechnologie er in vroege Renaissance was voorgesteld als regelmatig vierkant patroon dat een-
hmlpnrli",n voor voudig botste op de grilligheid van het middeleeuwse weefsel.
Voor de realisering van pleinen in het centrum van Parijs besloot de koning aan
de middeleeuwse stad een vierkant, een driehoek een halve toe te voegen,
daarvoor bestemd
maar niet zonder
thuis rijdend
De architectuurstijl van de pleinen moest worden beschouwd als een afbeelding van
in de per autotelefoon.
bestalande. Van belang was niet dat de pleinen in de stad verschijnen, maar dat
24 Libeskind ervoor onzichtbare zicht- de stad in de pleinen worden uitgedrukt. Op wijze werd subtiel evenwicht
te maken, omdat hierdoor rijkdom van de gevonden de bestaande stad. De pleinen, die bedoeld waren als koninklijk attri-
komen. nn7i,-.hth,!'>!'>r
buut in de stad, respecteren het bestaande, voegen er iets aan toe, maar zoeken de
Het
confrontatie niet. De nieuwe verschijning van de vorst als ondernemer werd gerepre-
plaatsvinden. De vraag is nu wat is essentieel en wat niet, in relatie tot 'de tijd'.
Architect Rossi probeert de verandering als het ware te vertragen door het wezen van
mogelijk te maken. Hij ziet de stad als de plaats waar ervaringen, zich tussen men-
sen in de loop der tijden hebben afgespeeld, vorm hebben gekregen in architectoni-
ken, pleinen, scholen, stadhuizen, theaters enz. Rossi probeert de gevoelswaarde van
nieuwe gebouwen. De kracht van het symbool maakt dat de school tevens theater
153
Anders dan bij Rossi arche-typische beelden van Ungers niet in het collec-
zoals het afzonderlijke huis, het woonblok, de straat, de deur, die hij transformeert
door er één of meer thema's op los te laten. (Zo kan bijvoorbeeld 'deur', 'portaal' wor-
den, maar ook 'deurtje' of een 'monumentale deur', al naar gelang factoren als topo-
De volgende die Ungers niet zet, maar anderen wel, is een opvatting die afziet
Een ontwerp bezit dan verschillende lagen, die kunnen bestaan uit politieke eisen,
sche kwesties enz. Het is een werkwijze die de stad als het ware probeert op te zui-
wordt afgetast door van de gebouwde omgeving een analyse te maken. Wat van
waarde is wordt beschermd, terwijl fragmenten van het bestaande opzettelijk een
andere betekenis kunnen krijgen. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat een stalen
nieuwe gevel wordt opgenomen. Het bestaande als uitdaging voor het nieuwe.
de stad zichtbaar te maken. In de stad ligt geschiedenis van uiteenlopende aard opge-
gewoond hebben, of samenkwamen. Maar ook heeft men soms ideeën ontwikkeld
over de stad, die niet zijn uitgevoerd en waren er perioden die een belangrijke stem-
pel op het leven in de stad hebben gedrukt. libeskind wil deze voorvallen of episodes
tief. Maar ook de ontwerphouding ten aanzien van het belang van een culturele iden-
titeit en de wijze waarop hiermee moet worden omgegaan kan fundamenteel ver-
Universiteit n""IH'<:'VfHUII' aanleiding van het plan 'Hoptille' en die nog steeds actueel
is.
154
'Hoptille', Bijlmermeer, Het plan 'Hoptille' van Soeters is gesitueerd in de Bijlmermeer te Amsterdam en
bevat 300 woningwetwoningen. Het terrein beslaat een lange strook grond tussen
een verhoogd gelegen weg en een aantal elf verdiepingen hoge flatgebouwen uit de
zestiger jaren. De bebouwing aan de kant van de flatgebouwen, die volgens het
bestemmingsplan tien verdiepingen hoog zou moeten zijn, is uitgewerkt als een
'scherm' van tweemaal vijf bouwlagen. Dit 'scherm' moet fungeren als 'beschutting'
tegen de Bijlmerhoogbouw met zijn grote, open ruimten. Aan de andere kant, tegen
de weg, ligt een parkeergarage van twee verdiepingen: één verdieping op wegniveau
en één op voetgangersniveau. Ook hier werd het gebouw (de parkeergarage) als
'Soeters blind voor de rijkdom van de context van de Bijlmer, blind voor de
schiedenis die ons allen aangaat. Architectuur grijpt, of je het wilt of niet, in op de
inhoud van cultuur; zij kan niet los van de cultuur worden gedacht. Als je in de con-
text van een Bijlmer werkt, dan maakt een veel grotere context het belang van je
werk uit. Daarnaast heb ik een angst voor de introvertheid van Soeters' methode. Het
gaat over hemzelf. Het gaat uitsluitend over vormen. Het is armoedig op cultuurge-
bied'.
Soeters verdedigt zijn opvatting met te stellen: 'Het project heeft van meet af aan als
155
versterking van de Bijlmer gevonden. Het was een stadsvernieuwing in de
zo'n tijdloze, boven alles zwevende opvatting'. Koolhaas is het hier niet mee eens,
omdat hij van mening is dat dit geen anti-Bijlmerproject is, daar het kritisch cul-
tureel commentaar op de Bijlmer levert. Hij omschrijft het plan als een sub-Bijlmer,
reageert en dat er sprake is van een duidelijk eigen stempel. In de Bijlmer zet Soeters
zich af tegen de hoogbouw, in de lelijke Kinkerbuurt probeert hij door het aanbren-
gen van speklagen zich aan te passen. Voor Soeters gaat architectuur primair over
vormen. Bij Koolhaas is de vorm het eindresultaat van een denkproces. Als de filoso-
In het IJ-plein-ontwerp heeft Koolhaas zelf gekozen voor een afwijkende opzet in rela-
tie tot de omdat deze locatie volgens hem een dicterend idee miste. Dit ver-
schaft hem, in zijn ogen, een legitimatie om de filosofie bedenken. Het ontwerp van
de locatie zag hij als gebied dat zich, analoog aan de BijJmer, onttrekt aan wet-
matig heden van de oude binnenstad. Als aanvulling op het bestemmingsplan liet hij
vastleggen en wel op een zodanige wijze dat een horizontale gevel opbouw ontstond.
voor de ontwerper om het woonblok zelf naar eigen inzicht vorm te geven. De por-
niet in deze gedachtengang en werd dan ook via het vastgelegde ontsluitingsprinci-
Koolhaas' ontwerp van het Grand Palais in Lille, een gebouw ter grootte van een aan-
tal huizenblokken, onttrekt zich aan de bestaande stad ondanks dat het vlakbij de bin-
nenstad is gesitueerd. Dit lijkt in tegenstrijd met zijn visie over de stad, ware het niet
dat er meer aan de hand is. Het gebouw herbergt een groot aantal wisselende activi-
teiten en is te beschouwen als een groot 'collectief', een middeleeuwse vesting. Het
is een gecontroleerd systeem zonder dat de overheid daarbij een rol speelt. De gevel
van het Grand Palais is door zijn enorme afmeting afwerende vorm geen maat
voor de aanwezige bebouwing. Hier is geen sprake van concurrentie, maar van accep-
tatie. Blijkbaar is het zo dat bij een bepaalde kritische massa de 'beeldregel', die het
commentaar op de omgeving vastlegt, niet meer van toepassing is, omdat het object Palais, Lilie, ontwerp: Rem Koolhaas
156
niet meer deel uitmaakt van een eenheid, maar zelf eenheid is, zelf stad is. Alleen
via het dak van het gebouw zou nog een een vorm van communicatie met de stad
mogelijk moeten zijn. Helaas heeft Koolhaas deze kans voorbij laten gaan. In het hele
Indien het niet wenselijk is om de schaal van nieuwe bebouwing sterk laten
afwijken van het bestaande ligt het voor de hand om te veronderstellen dat het beeld
die een heterogene architectuur mogelijk maken. De keuze zal maken hebben met
karakter zijn en daarmee niet het beeld oproepen van het idyllische buiten-wonen, vol
vriendelijkheid en groen (hetgeen niet betekent dat het groen uit de woonomgeving
dient verbannen te worden; het groen zal op een stedelijke manier vormgegeven en
gesitueerd moeten worden). De aandacht van de architectuur zal zich moeten richten
op het 'straten-landschap' en niet primair op het object zelf. Architectuur die de anon-
imiteit van de stad in meer of mindere mate representeert, is in staat om het indivi-
duele zonder problemen op te nemen. Aan de andere kant zal de straat een eigen
gezicht moeten hebben dat past bij de status van de stedeling. Het is een benadering
die een pleidooi inhoudt voor het opnieuw uitvinden van 'de straat'.
De relatie met de stad zal een leidend principe moeten zijn voor alle nieuwbouw-
plannen, ook voor het wonen in de periferie. Door de ontwerp-opgave op een hoger
niveau van de directe woonomgeving. Daarin past niet het ontwerpen van onderling
ertoe leidt dat de directe woonomgeving geen deel uitmaakt van de wijk als geheel
en tegelijk de relatie met de stad niet ontstaat. De plaats van de ingreep raakt de stad
Het plannen van nieuwe woongebieden heeft gevolgen voor het functioneren van de
stad. Bestaande binnenstedelijke gebieden zijn namelijk afhankelijk van een bepaald
quenties van bepaalde ingrepen, die van invloed zijn op stedebouwkundig, econo-
157
men kunnen worden dat de vele Amsterdamse café's in de Jordaan, waar de echte
Jordanezen nog zingen, hadden moeten velrd\il\lljll1erl. De oorzaak was hier de renova-
tie van hun oude woningen, die in de vernieuwde staat niet meer voor de autochto-
de regio.
De stedelijke ruimte, en dan met name de plaatsen waar het gewenst is stedelijkheid
voelbaar te maken dient gezien te worden als een voorstelling met een verhaal en dus
niet als een verzameling architectonische fragmenten zondermeer. Het verhaal dient
verbonden te zijn met het specifieke van de situatie en de relatie met de stad,
De stad wordt bevolkt door zelfbewuste bewoners, die met behulp van een netwerk
van relaties hun contacten onderhouden, in toenemende mate eigen regels opstellen
Aldus ontstaat het beeld dat in bepaalde opzichten overeenkomsten vertoont met de
Middeleeuwen.
Via dit beeld kunnen we de stad en de relatie met het wonen opnieuw lezen. De uit-
daging ligt dan in de nieuwe uitdrukking van dit beeld. Wonen is dan geen tijdloos
fenomeen, maar een complexe opgave, verbonden met een grote, open stedelijke
wereld.
Hans Cornelissen
158
De Auteurs
Joan van in
Zeijl
Baudelaire, Littéraire
Archis I (jan.
189
de moderniteit, tenzij men het ongeval van de flux zou willen interpreteren als een
woonogenblik .
Voor zover het gaat om de 'uitdrukking' of het 'teken' zullen wij de architektuur van
op zij beelden konden zien. Hierbij kunnen we denken aan de entreepartijen van de
voordat zij de bewoonbare plek konstitueerde, toe aan de informatie. In het algemeen
wordt dit gegeven aan ons blikveld onttrokken, omdat wij bij architektuur veel te
komfort en de huisvesting. Vaak gaat men ervan uit, dat de essentie van de architek-
tuur het afschermend omhullen is; of dat nou tegen het weer, de zon, de regen, de
zen, maar de monumenten in de vorm van opgerichte stenen e.d., die symbolen
waren voor mythen. Als de mythe van de moderniteit nu het kijken en de informatie
NOTEN
2. blz,52-53,
188
hetzelfde karakter als het zich verliezen in de blik van een passante, het zal een
streefdoel van het wonen zou dan een konstitutief bestanddeel zijn van het wonen en
de woningbouw in de moderniteit.
Een architektuur, die aan de moderniteit beantwoordt zou dan tweeslachtig moeten
zijn: ze geeft op een provisorische en ontoereikende wijze vorm aan het wonen en
precies door diezelfde vorm legt ze rekenschap af van de onmogelijkheid van het
wonen. In die zin vertoont het architektonische handelen een analogie met het dilem-
ma van de flaneur. Met name geldt het feit, dat de architektuur in een moderne kon-
ditie een ontoereikende uitdrukking aan het wonen geeft, voor de verhouding tussen
derij van het Zwarte Woud), heeft het wonen in de moderniteit eerder het karakter
van konfrontatie dan van een symbiose. I(ern van het probleem zijn de traagheid
en het konservatisme die inherent zijn aan de architektonische vorm, een probleem
ring van de woonplattegrond. Wonen als konfrontatie is het effekt van een ongelijk-
tijdigheid tussen het feitelijke woongedrag, dat onderhavig is aan de snelle wisselin-
Als het wonen in zijn oervorm niet zozeer het zijn in een huis alswel in een omhul-
sel, dan heeft de moderniteit de mogelijkheid dat de bewoner zijn afdruk op dit
vingen van identiteit en wens inherent zijn aan de moderniteit, dan betekent dit, dat
een architektuur die het individu als een passend omhulsel omgeeft, al snel tot een
knellend keurslijf wordt. Architektuur, die volledig uitdrukking geeft aan het wonen
in de oude betekenis van het woord, die met de woorden van Benjamin een
'afdruk' vormt van de bewoner, beantwoordt daardoor niet aan de gegevenheden van
de tijd. Er is immers een nieuwe vorm van wonen aan de orde niet meer berust
Plaats, tijd en traditie kunnen niet verzoend worden de tijd-ruimtelijke flux van
187
zonden. Deze verleidingskracht was af en toe groot genoeg om de passant tot stil-
stand te brengen en zijn dolende blik voor een moment te fixeren. Het flaneren vindt
onderbroken door een stilstand, die het effekt van een verlangen en een empathi-
sche roes. Deze stilstand wordt door Walter Benjamin beschreven het moment
van de ontmoeting, die het effekt is van het passeren. Met andere woorden, de ont-
moeting het ongeval, dat inherent is aan het passeren zelf. De ontmoeting in het
voorbijgaan, de even korte, als hevige fixatie op hetgeen men passeert is typerend
melancholische flaneur. In een kommentaar op het gedicht van Baudelaire 'A une pas-
negatief moet worden opgevat. De onstuitbare beweging van de menigte mag dan
der die flux zou dit kontakt er ook nooit geweest zijn. "De verrukking van de metro-
politaan is niet zozeer een liefde op het eerste, als op het laatste gezicht". De pas-
mogelijkheden scheppende stroom, zijn passie betreft het virtuele, zijn geboorte-
Het waarachtige wonen in een kultuur als de onze niet meer aan de orde. Niet
re haar streven bepaald zou worden door horizon van het wonen. De passant en
zich strijdig tot de kontinuïteit en stabiliteit, die traditioneel met het wonen ver-
bonden worden.
Alleen alom deze redenen gaapt er een kloof tussen ell<e architektuurrealisatie en het
Deze 'misser' is niet zozeer gevolg van een beperktheid aan middelen en moge-
lijkheden, is niet het effekt van een nalatigheid van het volkshuisvestingsbeleid,
is inherent aan het menselijke in een konditie, die gekenmerkt wordt door
186
werd door de kijkkultuur. In de flaneur is de negatie belichaamd van de gehaastheid
een handelingstype, dat inherent is aan de verveling. De flaneur had nooit haast, inte-
langzaam mogelijk te lopen, teneinde zich volledig op het kijken te kunnen konsen-
treren. Maar tegelijkertijd besefte hij het gevaar van deze vertragingstaktiek; want
hierdoor stelde hij zich bloot aan de verleidingskracht van de uitgestalde waar.
Daarom werd er gezocht naar een alibi voor het vertraagde tempo: 'Rond 1840 was
het enige tijd bon ton om schildpadden in de passages uit te laten. De flaneur liet zich
door hen graag het tempo voorschrijven. Als het aan hem had gelegen zou de voor-
heidstoestand van de metropool, maar zij is niet een anti-these in Hegeliaanse zin, die
opgeheven zou kunnen worden in een nieuwe synthese. De greep naar de schildpad
heeft niets van doen met de dialektische spiraal, of de beheersing van de metropoli-
tane realiteit, maar eerder met een poging tot 'bevriezing' van dialektiek en ontwik-
weerspiegelen een melancholische stemming, die zijn grootste diepte niet bereikt,
doordat de flaneur, "de laatste held van de decadentie" zich niet oriënteert op de toe-
komst als de tijd-ruimte de utopie of welk doel dan ook. Voor de kreatie van zijn
marge van de anti-haast verliet de flaneur zich daarentegen op een kunstmatig prin-
cipe, dat hem onttrok aan de ensceneringen van de tijd en aan de geënsceneerde wis-
principe van de traagheid; een toegevoegd artifice, dat zijn gedrag regelde.
en het spel. Men volgde een door de wind voortgeblazen stukje papier, of men ver-
borg achter indolentie een waakzame observatie. flaneur huisde in een para-
doxale koppeling tussen stilstand en beweging. Enerzijds was hij in de meest letter-
lijke betekenis van het woord een passant, een 'voorbijganger' Dwalend en te zeer
onthecht om ergens lang te vlI'!lri:lIIlVil'!n_ Aan de andere kant had de flaneur de neiging
den tegen de uitgestalde die als een Sirene hun signalen naar de klant
185
fenomeen toegeschreven aan de snelheid van de transportmiddelen en verbonden
met zijn these over de onzekerheid van het territorium. Halverwege de 19de eeuw
kreeg het inkopen doen, met name in Parijs een nieuwe dimensie: het 'winkelen' ont-
stond. In de passages deden noviteiten als gaslicht en etalage hun intrede, die een
organiseren. Zij was de eerste manifestatie van wat wij nu reklame, voorlichting en
De fusie tussen interieur en straat, bepalend voor de typologie van de passage, cul-
passage een doorgang, dat wil zeggen baan van een eindeloze stroom zonder bewust
aansporen tot een bezoek aan de winkels. Dit evenwicht tussen stilstand en bewe-
ging lag zeer gevoelig: te veel stilstand zou de doorgang blokkeren en te weinig zou
de verkoop belemmeren.
Terwijl nu de naamloze menigte zich door straten haastte, was de passage het
speelterrein van de flaneur. De flaneur was een type, dat als het ware gegenereerd
metropool is niet het oord van de identiteit, het gezin, het sociale en het welzijn, maar
massa. De metropool is het anti-biotopische effekt van een soort industriele bevol-
kingspolitiek, die voltrokken werd door het 19de eeuwse industriële produkt bij uit-
dichting van de metropool in de 19de eeuw, deden zich een aantal veranderingen voor
in het openbare leven, die meer dan alleen maar kwantitatief waren. Op straat vorm-
minele figuren niet, hoefde te vrezen sporen na laten. In deze drukte ontstond tus-
sen de stedelingen een nieuwe verhouding. Voor het eerst werd het gewoon dat men
spreken of zonder zich te verdiepen wat ze zeiden. Deze konfrontatie met een
men aan het openbare leven tot een hachelijke zaak: wie was te vertrouwen en voor
wie moest men op zijn hoede zijn? De gevaren van de grote stad, die sinds tijd
regelmatig vergeleken werd met een prairie of een jungle, waren te groot om onge-
ting, dat iemands gelaatsuitdrukking letterlijk 'gelezen' kon worden als een onfeilba-
van de medemens werd als het ware gekompenseerd door de voorrang te verlenen
183
begane
181
Zo is de
lichtkoker en el11!alJ?ena
De
In het VPl~/pI1Çt:I{J
1992
breken
West
zig
aangepast.
Een zien.
de woonfuncties, via de
Japan
wonirrf!b'ouwvroiect dat door
Da,~enlen'T. De VlG'eUma'e.
De 'VV'H'.,,",.
soms
tuin-
architectuur.
is drie vejrdiem(nf2'en
fJnVé-Dlnnel1fJll'1at.S~!nCjtlol1eertDeDlnnenm{Qra~
de in
De eerste vejrdi,eDlnf!
su'entwn en de entree. de
ve,rdipnitnfl de woonkamer,
middel
Er
rnlf1,tr'oSlfpn aan te Drt~nf!,en: -""-,,,ov.'<;-'.
licht.
vnYiif'.'ni1J!fI e;)(fJljoa(;~ert de
de horizon verbonden.
De verticale oO"1r'fH"l1,ou1
)OI:rrü'ppnfJ1lJpr staat de
179
178
citeit van een lichaam waarin de stad wellicht wortelt maar dat haar omvat, een affec~
tieve en mentale aardbol die juist in het tactiele, het haptische van een blinde gevel
Uitgaande van het belang van onbewuste, tactiele percepties zou ik een lans willen
breken voor een architectuur waarin de blinde gevel, het blinde van de gevel een gro-
tere rol zou kunnen spelen. Zeker, wij zijn vandaag de dag gewend de gevel
alleen nog te zien als de veroorzaker van sociale onveiligheid, maar deze zaak mak-
kelijk om te draaien: het is eenvoudig het exces aan openbaarheid, het is de sociale
neurose die zich hier wreekt. Ik zou me een architectuur kunnen voorstellen van reten
en kloven, een gevel als een verfrommeld vel papier, waar het leesbare en spiegel ba-
gevel zou een harmonika kunnen zijn of een vlak van sn edes en kieuwen waarin
gedachten verdwalen naar gedachtenloosheid, een gevel als een van Fontana.
Over tectoniek gesproken: de gevel zou zich kunnen spiegelen aan de tectoniek van
het aardvlak, een eigen geologie moeten ontwikkelen, een wetenschap van de krach-
ten die haar bewegen, een weten van de onmiddelijke diepte van het oppervlak.
Frans Sturkenboom
176
lijke bouwblokken kent ze een min of meer zuivere verschijning. Iedere gevel is in
verbergen. Achter de gevel verbergt zich natuurlijk het wonen, maar het verbergt zich
om plaats te maken voor een andere dimensie, voor een tactiele diepte van de bekle-
waar het hout van de kozijnen gekapt is, de klei gewonnen, een aardse volte aan gene
zijde van de lichtende holte van de stad. Achter de gevel verbergt zich het wonen, een
private aangelegenheid die niet zichtbaar wordt, niet afgelezen kan worden, zelfs
daar waar de gevel volledig transparant wordt. De etalagewoning uit de jaren zestig,
de doorzonwoning, toont weliswaar het interieur, maakt van de stedelijke ruimte een
poppenkast maar in feite gaat het verbergen hier alleen een langere weg, het wonen
trekt zich moeizamer terug, het fond wijkt verder, verzamelt zich in kieren en spleten,
in de dikte van het bouwskelet, in de holte van deuren of in het snijvlak van de lamel-
len van de luxaflex. Het blinde vlak, daar waar het oog van de stedeling land om te
rusten, trekt zich terug achter het glazen van de tot TV geworden
gevel, trekt zich terug in de diepte van het hoogpolige tapijt, in het bouclé waarin
waar in de doorzonwoning het licht, het oog niet reikt. is ook de transparante
de blindheid is opgeschort, een suspens die pas opgeheven wordt als de ogen-
Het is deze moeilijkheid, dit uitstel van het blinde in de gevel, dit uitstel van het
fond, een grond waar het oog kan rusten transparante onge-
de stedeling vergeefs zoekt naar privacy, naar een punt, een mogelijkheid verdwij-
nen, zich te verbergen. Toch bevat ook deze transparantie iets wezenlijks, namelijk
naar zones in de openbaarheid, een weg waarop het vermoeden een plaats
sClha,ats,en over het gewelf of juist weg kan zinken in de grove korrels van het aard-
175
gevel zolderlandschap, in de gevel als mondhamonica een patente verschijning.
De tectoniek van de
Zozeer als de woning het open uiteinde van een buizenstelsel zou kunnen zijn zo ook
heeft de stedelijke ruimte zelf zijn open einden, de leegten waarin de stad ademt.
Zoals gezegd kan men de stad zien als een stelsel van communicerende vaten. Toch
is mijns insziens niet zozeer het transport door deze vaten interessant voor de gevel,
niet de kynematica van de beweging die erin vastgelegd zou kunnen worden, het zijn
veeleer de pozen of pauzes, beter nog de lekkages in dit vatenstelsel die in de tecto-
nische verschijning van de stad, in de stedelijke wand van belang Lange tijd heeft
de stedelijke wand zich uitgeput het gaande en vlietende van het verkeer zichtbaar te
maken, te begeleiden met een artificiële horizon. barokke kolonnade die de stap
de peregrinage door de stad volgde, maar evenzeer -en aan het andere uiteinde van
deze baan- de stroomlijn van Wrights Johnson Wax Company building, allen vormen
gevel was zo datgene wat zag, datgene wat in de vermenigvuldiging van ramen als
woordigheid van dit oog, van de gevel als informatiescherm waaraan de stedeling
zich kan spiegelen maakt van stad een hachelijke ruimte, een domein zonder rust,
zonder reserve. Vandaar het belang van de blinde gevel, de gevel die niet ziet, zo vaak
de kopse kanten van het bouwblok. De blinde gevels vormen de rustpunten in de par-
tituur van de stad. Alleen de blinde muur vezekert de bestaans- of ademruimte van
gemeenschap. De blinde muur is in zekere zin de begrenzing van een a-sociale ruim-
te, een virtuele ruimte die van het sociale vormt, een ruimte waar
grotere geheel van het Nll'lln1I".no Reden waarom geliefde oorden zijn voor de graf-
voor loze, lege en ongebonden tekens. De blinde muur spiegelt niet, communi-
verbergen dat een andere diepte, een buitenkant van de stedelijke ruimte gevoeld
wordt.
De blinde gevel is echter niet meer dan een idee, een idee dat doorschemert in iede-
re gevel, alle blinde vlakken, hoe klein ook: alleen in het kopse vlak van de
174
zowel de ademende homeopathie van de kleine en onbetekende percepties als ook
de verdwijning van onze te grove percepties, onze grove ongevoeligheid. Deze ade-
mende gevel is een plaats van onbetekende rituelen, een voorhoofd schoongewassen
in de wind zoals Cortazar het mooi zegt, een schedel doorboord door onbekende
wezens en affecten. Van binnenuit zou de gevel de stad en het stedelijk leven eerder
woning als private levensvoorraad in nevelen gehuld wordt. De gevel zou van bui-
tenaf, we komen hierop nog terug, een zekere blindheid moeten kennen. Zo bezien
zouden wij ons wellicht minder druk moeten maken over de soliditeit en de zwaarte,
Het vraagstuk van de tectoniek heeft in ons betoog niet slechts betrekking op de
over een verzameling van tunnels, doosjes en pijpen die van het bouwblok een ste-
delijk orgel maakt, een orgel nu eens aangeblazen door de wereld buiten, dan weer
door het stedelijk leven zelf, een mondharmonica (het verschil in toon zou dan niet
afleesbaar zijn in de gevel die van pui tot pui slechts het ritme van een naakte repe-
titie zou ontwÎl(kelen, de individualiteit zou beperkt blijven tot het mentale postuur
van de bewoner, zijn vermogen zich uit te rekken in affectieve mentale zin, het tun-
nel-Iuisterpijpje van de woning verder te schuiven in die virtuele ether, zó dat het
orgel alleen voor goede verstaanders zijn melodietje zingt). Het beeld het stede-
lijk bouwblok als mondharmonica -een tectonisch beeld- zou in de verhouding van vel
en buisje, het idee van het oor, heel aardig deze verhouding van diepte en oppervlak
van waaruit wij vertrokken zijn, verbeelden. Het stedelijk leven, het ene uiteinde van
en uit: de buizen van de stad zijn patente diepte, trillende luchtkolommen bui-
Wij spraken van de luie, ontspannen woning. Deze woning is niet een speciaal type
in ieder huis, een woning waarin het liggende postuur van de mens, het ontspannen
mijmerend zich uitbreiden in het universum een plaats krijgt, een woning aangewe-
zen op een gevoelige een tactiele gevel. Deze woning krijgt misschien in de
173
de kelder en de zolder een reserve kent, een opslag niet slechts van goederen maar
ook van aarde en hemel, zones het kind wegkruipt om voor het eerst de koelte
van de dood of de regenroffels van de goden aan den lijve te ondervinden, daar kent
de moderne tunnelwoning slechts de gevels als zones van contact, als vel, als zintuig.
En hoewel hier het bouwbesluit ons ertoe aanzet de zintuigen te verdoven, de bewo-
kens en ons zo bijna dwingt tot een kosmisch autisme, zou juist deze zone door de
architect met hand en tand verdedigd moeten worden als oord van reserve, van uit-
breiding en contact.
Stelt u zich voor: de gevel -en ziehier de tectonische konsekwenties in engere zin-
de gevel zou een stapeling van zolders kunnen zijn, houten klankborden voor het
weer, een gevouwen structuur van kappen waarin het effect van de repetitie dat
massawoningbouw eigen is van de opstand een telraam zou kunnen maken waar de
wind zijn vlagen telt, zijn Aeolische vertelling zachtjes fluit, een nauwelijks waar-
neembaar orgeltje. En wanneer de gevels vlak zouden zijn, zouden zij zich kunnen
regen zou kunnen worden. De gevel zou ook het contact kunnen vergroten in plooi-
en, bijvoorbeeld in het idee van de woning als erker, als uitgeschoven laatje (in tegen-
stelling tot het naar binnen geschoven laatje van Ie Corbusier). De gevel is de zone
waar de lade van het wonen, de picknickmand van het bestaan wordt bijgevuld.
Wanneer wij het over het liggende postuur van de woningbouw hebben, dan speelt
de tunnel daarin, zoals gezegd, een cruciale rol. De tunnelbekisting maakt de gesta-
pelde woning langwerpig, ze maakt er een buisje van, een buis waarvan de gevel het
open uiteinde zou moeten zijn waar de buitenkant van ons bestaan nieuwe beteke-
nissen ons leven doet binnenvloeien. Daar waar ons alledaagse bestaan gereduceerd
rele en telecommunicerende vaten, daar waar de orde van de dag zelf een rhizomati-
sche structuur krijgt, de open einden de plaatsen waar een beetje kosmos
ons leven binnenvloeit, al was het dwars tegen de stromen van het stedelijk organis-
vaten van de stad ook een ventiel waar de overmaat aan vooruitgang, de jacht van de
terug te vallen in het fond van de natuur waarin zij nietig worden. De gevel als mem-
172
een pluchen oorkussen maakt. De ruimte wordt tactiel, een ruimte van verstrooing en
mijmering. Het balkon als stijgertje waar gedachten als wolken kunnen wegdrijven of
aanleggen wijst ons de weg in de mogelijkheden ons affectief en mentaal uit te brei-
den. Belangrijk zijn de gewoonten die in de woning groeien, de tropismen die zich
Pratend over de woning als een opbergsysteem, over het bouwblok als laden kast,
zouden wij de woning niet langer moeten opvatten als een tijdelijke berging van de
bewoner maar als een oord waar deze tropismen leven, tropismen op zoek naar de
onbewuste levensgage, naar het fond dat ons alleen in onze mijmerende en afwezi-
slaap waarvan de woning vervuld is maar die haar ook omvat, een slaap die niet
beperkt blijft tot het organische slaapje in de slaapkamer. Zo baden wij in ons huis in
de seizoenen zelfs of juist dan wanneer onze gedachten er niet naar uitgaan, seizoe-
nen die de wanden van ons bestaan uitmaken en die de transparantie of het uitzicht,
die de horizon niet nodig hebben om ons te treffen of die haar gebruiken om ons mee
omwikkelen, ons in te wikkelen zo dat onze huid een mengsel wordt van licht en
donker: dan vloeien gedachten en natuur samen tot een zekere bewusteloosheid, niet
zozeer een verdoving als wel een tactiele zee, een gevoelig oppervlak waarin wij in
de bovenlichtjes van onze ramen getroffen worden door de streepjes van de eerste
vallende bladeren of, verder weg nog, het geplas ondér autobanden opspattend
water. Alleen in het niet langer ingespannen zijn, in het geen functie orgaan meer
zijn, in het ontspannen maken wij contact met virtuele rijk dat ons op de been
houdt.
van de actieve en bewuste? Of beter: hoe zou de functionele woning, de woning van
existenzminimum zich tevens kunnen ontwikkelen tot deze lege woning die de
konsekwenties trekt uit dit liggende postuur, de idee van het wonen in een laatje, in
een bed? De konsekwenties van dit liggende postuur met name in de gevel.
jes, voor welke boven het hoofd geen plaats meer is, de meest tactiele zone, de
zone van contact met het buiten; zeker daar waar de ankerloze spouw het betonske-
let tot een reeks geïsoleerde tunnels maakt, een ruimtelijke structuur waarin de
bouwmuur zelf een verdoofd en ongevoelig oppervlak wordt. Daar waar woning
waarover Bachelard en Rilke spreken zijn kwaliteiten ontleent aan het feit dat het in
171
Het wonen blijft gericht op de inspanning, ook het slapen is er verticaal, het conver-
geert naar de vide, daar waar men zal gaan staan als overwinnaar, als veroveraar. De
vide vergroot niet het contact met de natuur, het is geen luchtbel die adem geeft bin-
nen het strikt functionele, het is geen zone waar men tegen pui leunt en lummelt
om opgewarmd te worden door de zon, de woning is nog geen oord van verstrooing
of genieting. De vide is geen adem bel in de cyclus van dag en nacht, van werken en
Zeker, alles is hier dubbelzinnig. Het postuur van een liggende, luie, een ontspan-
nen mens schemert door in alle ruimtelijl<e en typologische gestes en het prachtige
ladensysteem verwijst in de verte reeds naar een mens die zichzelf opbergt en afsluit
van alle dagelijkse beslommeringen om in een rijl< van vergeten, te lang opgeborgen
gewaarwordingen binnen te treden. Het idee dat de Unité is afgeleid van de gesta-
pelde villa van de Immeubles villas is hierin bijzonder interessant. 001< de villa is
natuurlijl< zo'n domein van ontspanning waar men contact zoekt met de aarde maar
ook zij is dubbelzinnig want de geschiedenis van de villa leert ons dat zij naast de ont-
stad bevuilde ziel te zuiveren. Het lijkt toch of dit pedagogische aspect in het uitzicht
uit de Unité overheerst. Het raam van de Unité is toch vooral een renaissancistisch
raam, een raam waar de natuur een landschap is dat men kan overzien of doorzien en
zou het idee van de woning als lade verder uitwerken omdat het mijns
insziens uitzicht geeft op dit andere postuur van de homo horizontalis. De bouw-
techniek die onze gestapelde woning een soort van tunnel heeft gemaakt draagt,
juist in haar fabricage met de uitrijdbare tunnelkist het van de lade al een
je in zich. Wij zouden onze grote bouwblokken dan ook kunnen beschouwen als
ladenl<asten. denk dat de ladenl<ast meer zou I<unnen zijn het mortuarium van
werkende zombies dat zij in onze slaapsteden is. In de ladenl<ast zouden geheel ande-
re dingen opgeslagen kunnen dan de voor een organisch leven strikt nood-
zakelijke. 11< heb mezelf altijd voorgehouden dat het niet zozeer de bewuste en hel-
dere functionele or!galnïs,atiie van een woning is, noch het typologisch raffinement
de bewoner zijn armslag geeft, zijn levensruimte. Veeleer gaat het om de verloren
gaat het om de het achterhoofd betikt terwijl het voorhoofd door het
170
of deze 'maatregelen', deze extra hoogte of vergroting van het zicht, wel recht doen
aan het concept van gestapelde woning, of zij de kosmische implicaties van
bevestigen. De verhouding met de natuur, met het 'buiten' is voor le Corbusier toch
passe-partout, als lijst of kader de natuur eerder uit de woning projecteerde dan haar
als contactvlak in de woning te betrekken. Het is dan ook niet vreemd dat le
Corbusier zelf in het plan Obus de vide liet vallen en de horizon tot leidraad van de
gestapelde woning maakte, niet alleen als referentie van het uitzicht maar zelfs als
le Corbusiers' woning nog een woning voor de staande mens, de stad een
stad bewoond door een handelende bevolking, een stad waarin het arcadië buiten
dienst als een cockpit voor deze homo-erectus die in een woning met wanhopig lage
betreedt. De woning is vooral functioneel want daar waar men slaapt heeft ze de
maten van een grote lade -het beroemde in te schuiven inbouwpakket hierop.
169
co dat het begrip tectoniek iets van zijn helderheid verliest maar verkrijgen ook de
De
Ik neem daarbij de massawoningbouw als uitgangspunt omdat hier enerzijds dit
andere postuur van een liggende, zich ontspannende mens reeds virtueel aanwezig
is maar anderzijds ook omdat juist door de functionele organisatie die afgestemd is
op een werkende mens dit postuur nog grotendeels ondoordacht is. Ik volg in mijn
betoog een omgekeerde, wat ingewikkelde weg. Ik begin met het interieur van de
woning omdat in deze binnenruimte, deze innerlijke ruimte wellicht wat helderder
het beeld van een liggende mens te vinden is, om pas van daaruit de mogelijkheden
In la poétique de I'espace laat Bachelard RiJke aan het woord die zich verwondert
over het verlies van de kosmische dimensie dat de stadswoning kenmerkt. En inder-
beperkte relatie met het hemelgewelf terwijl ook onze verhouding met de bodem is
opgeschort. Dit in tegenstelling met de oude woning waar het dak zich wapent tegen
de regen, de muren zich schrap zetten tegen de wind die om het huis giert en de kel-
der ons de koelte van de aarde brengt, kortom waar men de kosmische buitenkant
zuiver optische relatie met het 'buiten'. Ze fixeert zich op het uitzicht, op een horizon
die op zijn best een panoramische breedte brengt maar die noch het open domein van
Corbusier, de grote voorvechter van de verticale stad, heeft dit probleem onmiddelijk
onderkend. AI in het project oor de Immeubles villas experimenteert hij met gesta-
pelde woningen over twee verdiepingen die zich via een tweelaagse loggia openen
naar de buitenruimte. De loggia bevat een 'hangende' tuin, een stukje opgeheven
tussen binnen en buiten; haar hoogte vergroot het zicht op het aardvlak en de
hemelkoepel. Ook de woning in de Unité d'habitation kent de vorm van een vide
deze dubbele hoogte aan de gevel. De glazen pui wordt een opengesperd oog.
Afgezien van het gegeven dat deze op het eerste gezicht vrij cruciale aspecten in de
massawoningbouw toch grotendeels verdwenen zijn moeten wij ons toch afvragen
168
1
Gevoeglijk verstaat men onder tectoniek de verbeelding van het bouwen of constru-
als ge-bouw verschijnt. Het gaat in de tectoniek niet alleen om tecnè, om de tech-
niek van het maken maar ook om de wijze waarop deze aan het licht treedt, openbaar
Dit treden, deze weg is altijd het ware onderwerp geweest van het over
wordt. De weg van de constructie naar het oppervlak waarop verschijnt dan
voegde, wereld die in de architectuur stand brengt ziet als spiegel van
In de echter mijns insziens ook plaats voor een heel ander postuur, dat
van een zich ontspannende mens, iemand die verstrooing zoekt. bouwwerk hoeft
dan verschijnen als solide en stabiel kader dat verwijst naar een
beeld van de mens waarin het lichaam vooral ondergeschikts is, onder-
een sulbs1:antie
een postuur van het denken dan zou haar werkingsveld tot
167
99t
165
maat en
de I1rJ.fl1rnn aOmll'1aJ11
hun
aJgeSC·hUlma. Zo
is een
Het
aLumilfliu;m t(;~ss(;na('1raak(;n te
een
der
maakten.
de
Er
de daken ate-
meter.
163
ware
betrouwb,aal: Dit
IW,{01J'lmen. Hiervan
verdieping
1
deel
en onrnU~llena.
De kunsttheoreticus HOBU'trl1 op
Ook