Professional Documents
Culture Documents
f
TRANSPARANTIE IN DE ARCHITEKTUUR
In opdracht van:
Vakgroep 'Ontwerpmethodieken'
Afdeling der Bouwkunde
Technische Hogeschool Delft
telefoon: (015) 784159
Lay-out:
H. Ariëns, H.F. de Jong, J.P. Dawson
E. de Bruyn, R. Visser
Typewerk:
K. Roozeboom, S Spiekerman van Weezelenburg
L. van Duffelen, A. de Jong-de Waard, J.P. Dawson
Omslag:
foto: 'De Linnenkast', Pieter de Hooch, 1663
INHOUD
VOORWOORD pag. 1
TRANSPARANTIE IN DE ARCHITEKTUUR
1
2
I
ir. H. F. de Jong
el 1 t
3
Dit nieuwe ruimte begrip, of dit nieuwe perspectief
is een geheel ander architectonisch doel dan voorheen.
Evenals in de schilderkunst het palet en het doek dienstbaar
worden aan deze nieuwe opvattingen worden ook in de
architectuur de architectonische middelen dienstbaar
gemaakt aan dit nieuwe ideaal. Het volgende citaat van
Ladowski legt dit ideaal uit:
4
Foute vormen zijn alleen goed leesbaar, voorzover ze de
juiste benaderen. Een voorbeeld van een goed leesbare vorm
is de kubus, omdat men, van één zijde benaderend, de hele
vorm duidelijk gewaarwordt, hoewel men slechts twee vlakken
en een begrenzingslijn ziet. Bij een gedeformeerde vorm
kunnen wij bij soortgelijke pogin~en niet de gehele omvang
gewaarworden (archief Shiwskulptarch). (6, blz. 510,
vert. Luc Bos)
, dit veranderde perspectief, ont-
ketende een lawine van nieuwe ideeën en voorstellen in
ruimtebehandeling, compositie, opbouw van vorm en in materiaal
toepassingen. Dat de vraag naar gebouwencomplexen met geheel
nieuwe programma's, een nieuw programma van eisen, zoals
bijvoorbeeld een chemische fabriek, het realiteitsgehalte
van de verandering in de architectonische doelstelling
ondersteunde, was voor een groot deel van de avant-gardisten
een bijkomstigheid, die evenwel in propagandistische zin
sterk werd uitgebuit.
Om nu een grip te krijgen op deze plannen en daarmee ook
op recente plannen, je eigen plan zullen we ingaan op
het begrip transparantie.
In het boek Transparenz van Bernhard Hoesli (10) wordt dit
begrip naar aanleiding van een artikel van Colin Rowe en
Robert Slutzky (13) aan de orde gesteld. Rowe en Slutzky
houden zich bezig met transparantie in en
zin, zoals dat door de 'Modernen' wordt uit-
gewerkt. Hoesli voegt toe hoe dit
door een aantal klassieken
In dit artikel zullen we deze in het toepassen
van dit architectonische thema aanscherpen met de nadruk
op de diverse architectonische middelen. Het werk van de
twee architecten Herman Zeinstra en Hans Cornelissen is
een actueel voorbeeld van hoe in deze tijd be-
een plaats gen in de architectuur. Uit de
moge blijken in hoeverre op
de hierboven theorie. De
de feitelijke van om
tot de in hun werk evident
komen.
en de manier
5
In het schilderij van Cézanne zien we dat stelselmatig de ele-
menten diepte suggereren, zijn onderdrukt. De voor-,
tussen- en achterbrond zijn min of meer geconditioneerd
tot een ondiep geheel. Bovendien komen de objecten naar
voren wat versterkt wordt door een gebruik van contrasterende
kleuren. Het midden van de compositie wordt overheerst
door een vrij dichte, in de diepte verlopende, rastering.
Deze z8ne wordt d.m.v. horizontale en verticale lijnen
gestabiliseerd, zodanig dat de aandacht naar de randen
verschuift.
"
slechts te suggereren
omdat hier de derde dimensie ontbreekt. In de architectuur
kan ze tot fysiek feit worden aangezien de derde dimensie
hier letterlijk aanwezig is. Juist doordat in de architectuur
de letterlijke transparantie veel voorkomt iin de vorm van
glas b.v.) heeft het spreken over meer overdrachtelijke
vormen van transparantie vaak tot verwarring geleid; juist
doordat transparantie letterlijk voorkomt wordt de overdrach-
telijke, fenomenologische transparantie als het ware vergeten.
Je zou kunnen zeggen dat de letterlijke transparantie
mogelijk werd met het gebruikvan grote glasvlakken. Hierdoor
is de letterlijke transparantie nauw verbonden aan de moderne
architectuur en kan je transparantie in overdrachtelijke
zin vaker terugvinden in architectuur van vóór 1900.
7
Dit komt niet alleen omdat de muurvlakken in het laatste
geval in verhouding breder zijn; nee, ze manifesteren
zich als gedrongen zware pijlers waarvan de breedte
niet strookt met de aanzichtmaat van de kolommen die
erboven in hetzelfde maatsysteem doorlopen. Die bovenliggen-
de kolommen zijn veel smaller waardoor het geheel niet
als één systeem gelezen wordt. In de villa is dit wel
het geval: de smalle wandvlakken voegen zich in het
maatsysteem van de gevel en in de erachter leesbare
kolommenstruktuur, zodat de 'voet' van het huis, hoewel
ugQe~e~u t.o.v. het gevelvlak, toch deel uitmaakt
van de compositie ervan.
In beide gebouwen bestaat de gevel boven de teruggelegde
beganegrond uit een doorlopende wit gepleisterde band,
maar na dit punt houden de overeenkomsten op. Allereerst
is er een heel duidelijk verschil in de manier waarop
beide architecten met het materiaal glas omgaan. Le
Corbusier hanteert het glas als een materiaal dat gelijk-
waardig is aan de stroken dichte gevelbekleding. Glas
en stucwerk wisselen elkaar af in ongeveer gelijke
stroken, zodat aan het glas de karakteristiek van een
vlak plaatmateriaal verleend wordt. In tegenstelling
tot dit verlenen van een oppervlaktespanning aan het
glas, staat de manier waarop Gropius het behandelt:
het immense glasvlak in de gevel van de 'Werkstatthalle'
vertoont eerder de karakteristiek van een slap naar
beneden hangend gordijn, dan van een strak gespannen
vlak. Zo kan je dus zeggen dat Gropius het glas meer
in zijn doorzichtige kwaliteit (letterlijke transparant!)
benadrukt, terwijl Le Corbusier veel meer de plaatachtige
vlak-terugspiegelende kwaliteit naar voren haalt.
8
In een verdergaande analyse van Rowe c.s. wijst hij
op de veranderende ruimte-beleving door de introductie
van zones of coulissen in de villa te Garches.
He"t resultaat van deze wijze van werken sterk verwant
aan de kubistische vondsten wordt als volgt uitgelegd;
In de villa stein te Garches wordt het teruggeplaatste
vlak van de beganegrondverdieping in het gebied van
de erboven gelegen gevel opnieuw gedefinieerd door
de koppen van de dwarswanden die het terras 'omsluiten',
en door de beëindiging van de om de hoek gezette glasstro-
ken uit de voorgevel. Met deze middelen wordt de suggestie
opgebouwd van een direct achter de gevel liggende,
ondiepe 'ruimte strook' of I-schijfl, een volume dat
per verdieping van links naar rechts loopt, maar ook
over dQ verschillende verdiepingen loopt van boven
naar beneden. Tegelijk wordt, naast het hiervoor beschreven
volume, iets anders gesuggereerd, n.l. een plat
vlak gedefinieerd door de koppen van de binnenwanden
(die nooit tot de gevel doorlopen!), het vlak van de
beganegrond en de eindstijlen van de om de hoek gezette
glasstrook. Dit vlak is eigenlijk het achtervlak van
het bovenbeschreven volume.
Voorts manifesteert zich het schijnbare achterste vlak
van de doos tegelijk met het 'meerlagige' voorvlak,
doordat de achterwand van de loggia doorgetrokken wordt
als achterwand van het dakterras. Zo wordt ook het
'achterviak' op verschillende manieren zichtbaar, als
het ware naar voren gehaald. Al met al treedt er een
transparantie op die vergelijkbaar is met het schilderij
van Léger: deze ontstaat doordat er een
spel van wordt met allerlei vlakken
die in dezelfde richting, op verschillende" diepten,
geplaatst zijn. Er ontstaat een subtiele organisatie
van de facade in een complexe meerlagigheidj een verticale
zonering ook van de ruimte van een gebouw. Er is een
samenhang van vlakken die achter elkaar staan in een
als ondiep gesuggereerde ruimte en elkaar wederzijds
doordringen net als in het schilderij van Léger.
9
Vervolgens stelt Rowe c.s., na ook nog gewezen te hebben
op het opvallende feit dat dit gebouw het bij uitstek
'nodig heeft' om exact frontaal beschouwd te worden
ook van de gangbare fotodocumentatie ervan),
dat er hier sprake is van een 'vervreemding van de
architectuur van haar '3-dimensionale aard: de werkelijk-
heid van de diepe ruimte wordt voortdurend in tegenstel-
ling tot aanduidingen van een ondiepe samengedrukte
ruimte geplaatst, wat een sterke spanning tussen werkelijk-
heid en suggestie teweeg brengt. Eenzelfde spanning
treedt nog op een andere manier op: als je de plattegrond
van de hoofdverdieping bekijkt, zie je dat deze welhaast
het tegendeel is van wat in de gevel gesuggereerd wordt.
De doorgaande glasstroken 'beloven' de plattegrond
opbouw (fig.A), terwijl ze in werkelijkheid volgens
het tegenovergestelde principe opgebouwd blijken (fig.B).
Zo veroorzaakt de al eerder omschreven 'gevelzone'
met zijn dwarsrichting een diepgaande ingreep in de
ruimtewerking van de plattegrond.
10
omwenteling aan in
oenken . Het ontketende niet alleen een veranderend ruimte--
begrip en een gewijzigd perspectief, maar het leidde
tot een andere manier van ruimtelijke planning van gebouwen
en andere Een helder vDorbeeld van
een voorloper van deze omwenteling vindt men in het werk
van Sir John Soane: hierin is de behoefte aan een ander
en een opeengeperst duidelijk
af te lezen.
11
Een architect die deze twee ordeningsprincipes in één
plan hanteert is Aldo van Eyck. Bovendien komt in zijn
werk zowel de letterlijke als de figuurlijke transparantie
voor. hanteert in de nieuwbouw van het Hubertushuis
aan de Plantage Middellaan te Amsterdam het 'moderne'
kubistische perspectief: hij verwijst zelf naar het
werk van de Franse schilder Delaunay, die indrukwekkende
kubistische en heeft gemaakt. Ook in het Huber-
tushuis is sprake van een vervreemding van de architec-
tuur van haar '3-dimensionele aard': de
van de diepe ruimte wordt voortdurend in
van een ondiepe samengedrukte ruimte
, wat een sterke spanning tussen
teweeg brengt.
in verschillende kleuren gevel vlakken ver-
sterken dit verschijnsel: je loopt in het kubistische
perspectief.
VI~tdll'tl.,s;Ctil
n,ld~t35
Faunh rJoorand
tHtJc-no.35
~dtttJl:jttn
~flId", .33
12
Pieter de Hoogh laat zien wat beslotenheid juist door
openheid en transparantie betekenen kan wanneer hij
een openstaande deur of raam, een poort, een gang of
een steeg op schildert, zodat de beschouwer
vanuit een plaats door meerdere
binnen- en heen kijkt, soms zelfs door de
aan de overkant van de straat of gracht--met
daarin misschien weer een poort of steeg.
b. 2 De route architecturale
14
Hier wordt een uitspraak gedaan over hoe de diverse vormen
zich ten van elkaar verhouden. Binnen het kader
van dit artikel noemen we drie van de vorm-
compositie:
3. De open compositie
ervaringen
oosterse
wordt ervaren in plaats van
als iets beangstigends zoals vaak in het westen wordt
opgevat. Het oorspronkelijke ontwerp van het Van Nelle
gebouw te Rotterdam door de architect Van der Vlugt was op
de van de open Deze op-
vatting is nog steeds aan het gebouw af te lezen.
15
c. 2 Constructie en materiaal
Zoals in het citaat van Ladowski aan het begin van dit
artikel is gesteld, is het van de construc-
teur het volgende: met een minimum aan materiaal een
maximum aan resultaat behalen. De talloze manieren waarop
dit is te verwezenlijken, vooral ook door de
van nieuwe materialen en technieken en door nieuwe be-
zullen we hier niet aan de orde stellen.
Het gaat ons hier om de synthese van constructie en ma-
teriaal zoals die tot uiting komt in de plastische wand
en de
wand
16
2 s
ill]
9
Zoals bekend is het dan gekomen tot
de architectonische vormen in de regels
ordes (pyenostyle, systyle, , arcostyle, eustyle
--red.). Inperking van de van de kunstenaar
werd er helemaal niet mee beoogd. Het is zoals in de
muziek, waar de definitie van de octaaf ook niet tot doel
had de aspiratie van de componist te niet te doen. Wat
zulke regels wel inhielden was het idee dat de schep-
pende arbeid in essentie of het combineren
van elementen was. wordt inventie van
een compositie of van een denk- en
werkwijze, van een systeem van relaties. . . . Van deze
processen is Vitruvius modulatie het bekendst. Het is
typisch voor de klassieke architectuur. Zoals bekend is
het in de moderne architectuur tot
genomen, juist waar haar processen in
moesten worden omgevormd.
( ! ( () () ,,, Maar één moet moduul is geen
grondvorm, maar een virtuele Er is geen
moduul anders dan in een proces van modulering. Het is
in de eerste plaats een ontwerpprincipe.
Het beeld van het gebouw geeft, als het goed is,
aan de essentie ervan. Als wordt je dan gecon-
fronteerd met de vragen: Moet het beeld ver-
~ ~
zen naar bekende metaforen? Voegt het zich in een ar-
PYcNOSTYU
ACroRDINt; 10
en culturele taal (semantiek) of heeft de
representant van de opbouw van het gebouwen de reflectie van
( ) { ., F\"'D
( ) ( ) het functioneren van het bouwwerk een voldoende sterk beeld
om de betekenis van het gebouw over te dragen?
De keuze hiervan is een kwestie van stijl. Het citaat
van Ladowski aan het van dit artikel liet zien dat
zich sterk bezighield met deze beeldvormende problemen.
In stellingen verdedigde Ladowski zijn opvattingen over
wat er gedaan diende te worden door een architectonisch
ontwerper; in onderwijs en in zijn werk gaf Ladowski
ARIf:05TYU.
aan, hoe je tot die gewenste beeldvorming zou kunnen
ACCORDLNG TO komen. De thema's die hij hierbij aan de orde stelde
de volgende:
17
In de volgende twee voorbeelden is te zien, hoe er gewerkt
is aan het beeld van een Door de architectonische
bewerkingen op beeldend is er sprake van een
, van een meerduidigheid. De ene hoofdbe-
werking is verticalisme ten opzichte van horizontalisme;
de andere is symmetrie ten opzichte van asymmetrie.
18
1 Uitgave Technische Hogeschool
4 Boesiger, W. en Stonorov,
9 des
Rowe,
16 Stroud, Dorothy.
London: F ab er
18
Met dank aan Luc Bos, Brechje Pronk, Olaf de Nooijer e.v.a.
19
n intervi
rp
W o
starheid, je hebt wel een linkse en een rechtse cel, maar
het keukenblok zit er maar op één manier aan gekoppeld.
Dat moet je aksepteren als je zoiets doet.
Maar er zi t ten nog een aan tal andere voordelen aan de ze
manier van bouwen. Nadat eenmaal de prefab-produkten ont-
wikkeld waren en de eerste HAT-eenheden waren aanbesteed,
zijn met een vast team, dus één architekt, één aannemer,
en één opdrachtgever, de verdere gaten gevuld. De aannemer
had samen met ons en de dienst volskhuisvesting een e1e-
21
menten- en prijssysteem opgesteld. De voorbereidingstijd,
die normaal vrij lang kan zijn, is hier tot een minimum
beperkt. Bij het beschikbaar komen van een nieuwe lokatie
waren in zeer korte tijd de benodigde werktekeningen en de '--- -
~ L -~ L
prijsvorming gereed.
Ja, nadat het hele skelet was opgetrokken en de natte cel- ,---- ,---- ,----
We zagen dat net bij dat pandje aan de Amstel, zijn die
plaatjes nou gewoon op het kozijn geschroefd?
23
Je hebt de verschillende blokken ook helemaal los van el-
kaar gehoudene
hat-eenheden
Bg
24
Heb je met deze gevels ook geprobeerd aansluiting te vin-
den bij de bestaande bebouwing?
schema' s gevelopboUl'T
Dat is een heel nieuw, vrij groot stuk in een nogal ander-
soortige wand. Ik had niet de behoefte dit te zien als een
kontinuering van die wand, maar als een zelfstandige kom-
posi tie in hetzelfde vlak. Dan kom ik weer terug op die
symmetrische opbouw, alleen zitten hier de toegangen niet
in het midden, maar terzijde. Om van de samenvoeging van
al deze losse gevelelementen toch een geheel, een eenheid
te maken, moest ik een aantal kunstgrepen uithalen. Ik heb
hier een aantal kleurvlakken aangebracht die niet samen-
vallen met de opbouw van de elementen. Het effekt is dat
de zelfstandigheid van de losse delen wordt afgezwakt,
terwille van de eenheid.
DDD
o
26
De voorste gevel is net zoals de oude grachtenpanden op de
vlucht gebouwd, waarom heb je dat gedaan?
Dat had ik eerst niet, toen stonden die gevels gewoon zo'n
30-40 cm los van elkaar. Met die schets ben ik naar de
welstand geweest. En die hadden allerlei opmerkingen over
traditioneel bouwen in Amsterdam waaronder dat op de
vlucht bouwen. Ik ben toen gaan schuiven, en dacht dat kan
ik inderdaad goed gebruiken. Het is niet alleen een histo-
rische verwijzing, maar het ondersteunt in hoge mate het
idee dat die gevels los van elkaar staan. Ten eerste kan
je ze dan onder nog dichter bij elkaar zetten, zo'n 10 cm
en ten tweede, als je er nu langs loopt, dan wordt dat
losstaan aan de bovenkant daar nog door duidelijker, omdat
je de lucht er doorheen ziet.
28
Wat was nou het programma voor zo'n buurthuis?
Het was niet zo dat je het programma van een bestaand oud
buurthuis kon overnemen?
Nee, het enige dat ik had was een stichting die verschil-
lende buurthuizen en ook deze exploiteerde. Dat was de
KBGJ, voortgekomen uit het vroegere armenwerk en nu bezig
met maatschappelijk werk. Zo'n stichting heeft naast men-
sen die bekend zijn met het buurtwerk ook een bouwkundige
in dienst. En die bouwkundige begon me dus allerlei verha-
len te vertellen over wat je al niet kunt verwachten in
zo'n buurthuis. Van hem hoorde ik echt de verschrikkelijk-
ste dingen over vernielingen. Op een gegeven moment mocht
ik zelfs geen deuren meer maken die uit panelen bestonden,
nee het moest massief multiplex worden, liefst met nog een
staalplaat aan de binnenkant, omdat hij die week nog een
geval had meegemaakt, waarin, omdat er niet snel genoeg
werd open gedaan, maar even geschoten werd.
Dat is ook een enorme strijd geweest. Kijk, zij hebben na-
tuurlijk erg veel ervaring met negatieve dingen. Maar ik
had als filosofie, dat wannneer je iets maakt wat kostbaar
is of lijkt, dat de drempel om het te verruïneren hoger is
dan bij iets wat bunkerachtig is. En daarin was de buurt
het met me eens. En achteraf hoorde ik het zelfde van een
ambtenaar die in een soort klupje zat, dat bezig was iets
aan het vandalisme te doen, daar zaten ook mensen in van
de Spoorwegen enzo. Ook zij waren steeds meer tot de kon-
klusie gekomen dat je juist iets moest neerzetten waarvan
men zegt I goh daar blijf je wel met je handen vanaf', in
plaats van zo'n dichte doos, want dan wordt het
ren of het toch nog kapot kan.
29
Uiteindelijk is er dan toch een programma vastgesteld ..
Moest je daarin nog met flexibiliteit rekening houden?
Waarom staat er zo'n groot hek aan het eind van de gale-
rij?
Daar is ook nog wel iets over te zeggen. Men wilde het dus
dicht hebben, dan heb je wat meer vloeroppervlak en dan
hoef je bijvoorbeeld de bovenste verdieping aan de straat-
kant niet te bouwen. Want dat is toch eigenlijk raar, daar
moet weer een hele trap naartoe, dat is zo'n toestand. Ja
maar, zei ik, ik moet het gebouw ook een beetje aanpassen
aan de hoogte van de blokken ernaast. Toen is er een voor-
stel geweest dat ik moest bekijken of ik hier dan niet een
gevel kon maken zonder dat er iets achter zat; ja, wat je
als architekt al niet moet uitzoeken.
Kijk zij zien de konsekwenties niet al tijd duidelijk, en
denken dat je van alles wel iets moois kunt maken. Zo van,
als je goed bent dan lukt het je heus wel. Dus laat dat
nou maar effe zien.
Maar over die insnoering in het midden, dat heeft ener-
zijds te maken met het feit dat ik eigenlijk drie stukken
onderscheid; dat is het straatgedeelte, de Cinetoltuin of-
wel het achtergebied, en een gedeelte dat duidelijk ge-
richt is op het binnengebied • Anderzijds worden de ver-
schillende ruimten van elkaar gescheiden zonder dat ze aan
elkaar grenzen. De visuele relatie kan daarbij intakt
blijven, wat aan het gebruik van de ruimte ten goede komt.
Die grote zaal ligt wel een beetje als een dichte doos er
tegen aan ..
32
Dat is voornamelijk vanwege het geluid. Zo'n zaal moet een
bepaalde geluidsdichtheid hebben, we hebben ook een akoes-
tisch rapport daarvoor moeten maken. Om niet zo 'n dichte
doos te krijgen, had ik het idee om ramen tussen de 8008-
ruimte en de zaal te maken. Maar dat wilde men helemaal
niet, want, zei men, dan gaan die jongeren daar geintjes
uithalen voor dat raam, terwijl beneden bejaarden zitten
te kaarten, die weten niet meer hoe ze het hebben. En toen
is zoals ik al eerder zei dit kleine raampje ontstaan. Met
behulp van de makette kan je hier dan vanaf het bordes
toch even in die zaal kijken.
Het was zeker ook wel een heel preciese detaillering, want
de samenhang tussen die 2 gedeelten (bouwmassa ' s ) da t
steekt ontzettend nauw.
D'r zat een speling in van een paar cm, en in zo'n heel
gebouw is dat ongelooflijk weinig. Om een voorbeeld te
noemen, we hadden op een gegeven moment alle kozijnen op
7 bij 11,4. Standaard is 6,7 bij 11,4. Ik had daarvoor ge-
informeerd bij een aantal kleinere timmerfabrieken en die
konden dat wel maken. Toen bleek dat de aannemer z'n zaak-
jes had uitbesteed bij een wat grotere timmerfabriek, want
die was het goedkoopste. Die fabriek deed alles machinaal,
met een vlakbankschaaf, wat inhield dat je veel
meer houtverlies hebt. Dat die dachten 7, dat wordt 6,7,
niet wetend dat dat echt niet kon in de maat van het tota-
le gebouw. Enorme vergaderingen zijn daarover geweest en
ik heb m'n poot stijf moeten houden en op een gegeven mo-
ment heb ik moeten zeggen dat ik niet meer die verantwoor-
ding wilde nemen voor alle maatvoeringen • Maar iedereen
zag wel in dat dat een enorme chaos werd. En dat betekende
dat die aannemer voor 3 mm een enorme strop had, want die
moest een maat groter hout nemen om aan die 7 te komen.
Nou, en een ander voorbeeld, alle stijlen hebben afschui-
ningen. Met die 4-zijdige bank betekent dat, dat die nog
een keer extra door dat ding moeten. Daarover wordt meteen
gevraagd van 'mag dat recht'.
Val t die ruimte er niet een beetje uit, de rest van het
gebouw is meer nieuw-zakelijk?
Iemand als Van Eyck maakt toch ook veel verschillen, bij-
voorbeeld bij dat moederhuis?
Ja, maar als hij verschillen maakt, doet hij dat per on- I!,
derdeel, terwijl ik verschillen maak per ruimte. Dat, om-
dat ik vind dat je met zo'n opvatting als Aldo van Eyck L
een klaim legt over het hele gebouw. Terwijl ik in die in-
spraak de ruimten per onderdeel kan bespreken. hili met tra.p naar verguderruimte
3L,
Hoe werk je eraan om al die verschillen in een ontwerp te
krijgen?
.na
aUa
Als je thema's en uitgangspunten duidelijk zijn, rolt het
ontwerp eruit. De beelden worden dan steeds duidelijker.
Ik probeer elke ruimte te definiëren naar funktie en
plaats ten opzichte van het geheel en met behulp van
licht, schaal, verhoudingen, materiaal, konstruktie, hiër-
archie en soms symmetrie een nieuwe betekenis toe te voe-
1
gen en wel op een zodanige manier, dat een pluriform beeld
L
-I 1
ontstaat. Bij het buurthuis heeft dit geresulteerd in ver-
I. schillend soortige ruimten aan de hal en de insnoering.
Ja, zo vond ik het belangrijk dat je bij het zien van het
gebouw niet tegelijk een volledige indruk zou krijgen,
maar dat als het ware je belangstelling gewekt wordt, zo-
dat je nieuwsgierigheid misschien een eventuele drempel-
vrees kan overwinnen. De insnoering is hiervan een geVOlg.
De overbouwing van de derde verdieping geeft hier nog een
apart cachet aan. Het binnenste keert zich hier naar bui-
ten. De ligging van de insnoering op de diagonaal naar de
hoekpunt van het gebouw heeft te maken met de benadering
van het gebouw vanuit het voorplein van Cinetol. Al lopen-
de opent de insnoering zich steeds meer en wordt uiteinde-
lijk de hal met de trappen zichtbaar. De entree is dan al
zeer nabij. De vorm van het gebouw zelf heeft te maken met
de sterke symmetrie, die van ui t Cinetol en het plein er-
voor op de naastliggende gebouwen in werkt. Ik heb er dan
ook naar toe gewerkt om deze tot dan toe onaffe symmetrie
te vervolmaken; rechts ten opzichte van Cinetol het admi-
nistratiegebouw, ook van Van der Vlugt uit 1930, en links
het buurthuis.
Nee, dan zou het al gauw een soort maniertje worden. Wat
voor mij nu interessant zou zijn, is de tegenstellingen
groter te maken. Duidelijker dingen tegen elkaar te zet-
ten, en door elkaar te la ten lopen zonder zo I n bindend
element als die hal. In het buurthuis zie je al een ver-
schUiving ten opzichte van de woningbouwprojekten, die
veel meer een geheel vormen.
35
doorsnede 1 doorsnede 2 doorsnede 3
36
doorsnede 4
doorsnede 6
37
a Iyse van la nen
ir. H. F. de Jong
38
Doordat de 'toren' de richting heeft van de Jacob Catskade
en de galerij die van de De Wittenkade die door de toren
is 'getrokken', vindt in de toren de confrontatie plaats
van de verschillende richtingen. Het contrast tussen
de massieve materiaal behandeling (metselwerk) van de
toren, en de lichtere (kunststof) panelen van de overige
bebouwing, manifesteert de toren zich ook in dat opzicht
als knooppunt. De hoge verdiepingshoogte die in de toren
is toegepast, tesamen met het ritme van grote en kleine
gevelopeningen, waardoorheen de galerij naar buiten
schiet, maakt van de toren een zeer ruimtelijk en dynamisch
element.
De twee woonvleugels zijn ~ls autonome elementen opgevat.
Ze zijn elk De toren, die dezelfde breedte
heeft als de basismaat van de HAT eenheden, is met een
tussenzone (het trappenhuis) additief in het wandvlak
van de Jacob Catskade geplaatst.
De bebouwing van de De Wittenkade is voor een deel in
de toren geschoven. Hier is dus sprake van een overlap.
De grote gevelopeningen met de grote maat verschuiven
diagonaalsgewijs naar de bovenhoek en versterken de
ruimtelijke dynamiek van de totale compositie.
39
Hans Cornelissen: Buurthuis Cinetol te Amsterdam
Planconcept
Het plan bestaat in hoofdzaak uit twee doosvormige bouw-
massa's die gekoppeld worden door een met glas overdekte
tussenruimte. In de bouwmassa's zijn de diverse specifieke
elementen van het programma van eisen ondergebracht.
De glazen hal die het geheel bindt is het gemeenschappe-
lijke trappenhuis en de ontmoetingsruimte.
Vanuit dit concept volgt de nadere uitwerking. De dichte
dozen staan onder een hoek met elkaar en zijn over de
diagonaal vanaf de straat naar het binnenterrein en
van beneden naar boven 'open l • De lange vleugel langs
het plein loopt door tot naast het Cinetol gebouw. Hier
hanteert Cornelissen de principes van de 'open compositie'
zoals ook Van der Vlugt graag gebruikte (zie dictaat
'83- 1 84).
De hogere bebouwing langs de straat voegt zich heel
mooi in de straatwand. Het planconcept bevat dus al
drie verschillen, waarbij de glazen hal als hal of als
gelezen kan worden.
alle elementen een verfijning
en een meerduidigheid, De dichte dozen bestaan uit een
dichte'schil' waarbinnenin 'gekropen' kan worden. Dit
vindt o.a. plaats in de entrée op de eerste verdieping
in de lange vleugel. Maar nog spannender is de trap
naar de tweede verdieping van het hoge straatblok. Daar
klim je letterlijk onder de huid van het blok. Hier
ook zie je terug naar de glazen hal. Opvallend is dan
hal met trap naa,. vargnderrulmto de behandeling van het glas: ondoorzichtig als je binnen
in een gebruiksruimte bent, doorzichtig in de I binnenplaats I •
40
Inn rl ij n ruimtelij
laagdh
41
Vrijwel iedereen heeft de ervaring gehad, dat de
ratio tekort schoot, dat het denken een gevoel of
relatie of mysterie niet kon verklaren. En vrij-
wel ieder onderwezen mens in onze tijd beseft, dat
het experimentele model van de wetenschap--dat
grotendeels zijn mechanistische vorm en beginselen
kreeg in de negentiende eeuw--beperk en heeft en
aangevuld of vervangen zal wordyn wanneer onze
creativiteit dat toe zou laten. De psychologie
mag in hetzelfde licht beschouwd worden: de er-
varing zelf blijft het wezenlijke; men gebruikt
een onvolmaakt model of taal met de hoop de er-
varing steeds adequater te kunnen interpreteren.
Een voorbeeld van de ingebouwde beperk en van
zo'n model komt van C. G. Jung. Jung gaf toe, dat
zijn eigen psychologie ontontkoombare beperkingen
kende doordat zij door een linkse, protestante,
west-europese, intellectuele man samengesteld werd;
hij beweerde dat een vrouw een meer volledig
vrouwelijke psychologie zou moeten schrijven en dat
een toekomstig tij erk een nieuwe psycholo e
nodi zou hebben.
anks tekortkomingen in verklaarbaarheid of in-
terpretatievermogen is de taal der psychologie ge-
meengoed geworden van de cultuur van de twintigste
eeuw. Zowel Freud als Jung--de aartsvaders van
een psychologie die de mysterieën van het onbe-
wuste tracht te verlichten--ontwikkelden een model
dat de psyche (of ziel, volgens ~ederlandse eti-
mologie) als gelaagd schilderde. Freud in zijn
interpretatieve diagram constateerde drie gebieden
van energie in de psyche: het id, het ego en het
super-ego. Onder het ego verstond Freud dat rela-
tief kleine gedeelte van de persoonlijkheid dat
samenvalt met het ik--wie wij in het dagelijks
leven zijn, gezien door de uitsluitend bewuste
en van onszelf en anderen. Het super-
ego moest volgens Freud de geërfde regels en ver-
wachtingen van onze ouders en v~n onze cultuur om-
schrijven. Het deel van de psyche dat onder deze
twee lag--verreweg het grootste van de drie--kreeg
de naam id; dit was de plaats en bron van energie
van al onze on- of semibewuste gevoelens, dromen,
fantasieën en behoeftes. Net als in de voorbeelden
van fi li ke transparantie in de architectuur,
li en ve Van activiteit der verschillende
psy ische lagen door elkaar.
Zo'n model van de psyche groeide langzaam vanuit
talloze gesprekken met en en van de
verschillende cliënten. Het was niet de waarheid
zelf maar eerder een pog een benadering--om
ervaringen te interpreteren en te verklaren. Jung,
in zijn irische werk, ontdekte verschijnselen
die hem le dden tot een herziening van het model
van F~eud. Telkens weer vond Jung in de verhalen
en dromen van zijn patiënten patronen of drama's
die kennelijk niets te maken hadden met de per-
soonlijke geschiedenis van die mensen zelf. Die
atronen en de neiging daartoe werden weerspi eld
de mythes van vers cheidene, vaak zg. imi t e'Te
culturen. Door de geschiedenis heen men in
vrijwel alle culturen goden of zelfs God in deze
drama's gezien. noemde ze archetypen (of oer-
beelden) en sindsdien wordt de aanwezi id der
archetypen steeds meer erkend en gebru t niet al-
leen bij het behandelen van mensen op zoek naar
een diepere kennis van hun eigen zielen, maar ook
bij het interareteren van literatuur en zelfs
architectuur. De archetypen zijn niet beperkt tot
beelden of relaties zoals een droom of ervaring van
de Grote Moeder, een wijze man of een schaduw-
figuur met wie men vechten moet net als Jakob dat
deed; ze komen ook voor in ervar en van ruimten,
EEN MANDALA OF SYMBOLISCHE met alle te verwachten tegenstellingen en harmo-
AFBEELDING VAN DE nieën zoals de relaties groot en klein, licht en
GELAAGDE PSYCHE IN EVENWICHT donker, binnenkomen en verblijven.
Vervolgens vulde Jung Freuds model van de psyche
aan. Jung onderscheidde a.h.w. een onbewuste op-
slagruimte waarin alle ervaringen van de persoon-
lijke geschiedenis van iemand opgeborgen werden;
die ruimte noemde hij het 'persoonlijk onbewuste'.
De laag daaronder was volgens Jung de bron van de
archetypische relaties; doordat iedereen de nei-
gingen van deze laag in zich mee droeg, noemde
Jung dit gebied het 'collectieve onbewuste'. Het
ego bleef grotendeels zoals Freud het omschreven
had, maar boven de laag van het volle ik sprak Jung
over de persona--een soort formele jas van ge-
dragspatronen die men nodig heeft om niet in elke
sociale situatie zijn ziel letterlijk bloot to
moeten leggen.
De zielsmodellen van de diepte-psychologie zijn
gebaseerd op stapels concrete ervaringen en waar-
nemingen, zowel van individuele mensen als via
verhalen, mythes en maatschappelijk gedrag door de
geschiedenis heen. Daarom is het niet verwonder-
lijk, dat dergelijke relaties en gelaagdheden zich
ook voor doen in de architectuur. Meestal zijn
dit niet bewust geschapen elementen of verhoudingen
maar ruimtelijke qualiteiten en aspecten die juist
verschijnen doordat ze belangrijke menselijke
drama's weerspiegelen of belichamen.
Een voorbeeld van de overeenkomst tussen het
psychische landschap en het chitectonische land-
6
schap--iets dat Aldo van Ey en Alexander Tzonis
gefascineerd heeft--is de architectuur van de nu
al beroemde Dogon. Deze architectuur is eigenlijk
belichaamd ritueel: de ordening en verhoudingen
van de ruimten en gebouwen komen letterlijk over-
een met het beeld dat de D on hebben van de cos-'
mos. De architectuur van d t Afrikaanse volk ont-
staat niet zozeer doordat de Dogon bewust hun
psychische en maatschappelijke wereld willen weer-
spiegelen in de ruimten en vormen die ze bouwen;
maar ze krijgt haar vorm en relaties juist doordat
de Dogon geen onderscheid maken tussen hun geeste-
lijke wereld en de wereld waarin het dagelijks
leven zich afspeelt.
.."'-
.... ,
,,
I
I
f
I \
. (
I \
\
1 I
I
I
I I
I \
I
I \
\ \ ,
\ \ I
\
\.
\
43
Een architectonisch voorbeeld van de gelaagde
structuur die ook terug te vinden is in onze
psyches, is het huis van Herman Zeinstra aan de
Oude Schans te Amsterdam. Het gaat er niet om,
dat de architect volledig bewust al zijn ruimten en
relaties schiep; het gaat er juist om het feit, dat
de gelaagdheid--de transparantie--aanwezig in het
huis haar duplicaat of analogie kent in de gelaagde
structuur van de psyche. Neem als voorbeeld de
dubbele gevel, die noch uitsluitend traditioneel
noch uitsluitend modern is. De versierde gevels
van de Gouden Eeuw weerspiegelen de tamelijk for-
mele persona of psychische en maatschappelijke jas
van die tijd. Een representatieve gevel van de
moderne beweg echter, laat de binnenstructuur
aan de buitenkant zien, net als de moderne taal
der psychologie het innerlijk leven bloot wilde
leggen. Maar de menselijk ziel en de architec-
tonische ruimte blijken complexer te zijn dan de
middelen van een letterlijke transparantie doen
suggereren. Je kunt Zeinstra's gevel beschouwen
ats een soort gedicht dat deze complexiteit weer-
geeft. Het gedicht doet ons herinneren, dat een
persona in vele gevallen onmisbaar is. Zeinstra
combineert moderne middelen met een bewuste in-
terpretatie van een klassieke vorm die zowel
architectonisch als psychisch is.
44
De dubbele gevel van Zeinstra vertelt niet al-
leen iets over de gelaagdheid van de psyche; hij
herhaalt een stuk nederlandse geschiedenis zonder
een vroeger tijdperk letterlijk na te apen. Zo is
het ook met de tussenruimte die Zeinstra ontwierp
in de won op de eerste en tweede verdieping~ Op
oogniveau stroomt de ruimte door, maar het plafond
daarboven--eigenlijk een soort brug--en de zorg-
vuldig geplaatste dwarslatten in het vloervlak er-
onder geven aan, dat er sprake is van een bij-
zondere tussenr.uimte. Doet zij denken aan een al-
koof of bedstee wier plaats hier vroeger vanzelf-
sprekend was? Is zij het letterlijke en geeste-
lijke middelpunt van de woning~ alsof er volgens
de orde van de Dogon is gebouwd? Of levert zij
gewoon een prett e sensatie op? De ene mogelijk-
heid sluit de andere niet uit; alle associaties en
bel swaarden van de ruimte worden door de rijke
compositie mogelijk gemaakt.
45
Transparantie blijkt zowel een compositiemiddel
als een structurele relatie te zijn van onderdelen
in de fysische en geestelijke werelden, van com-
ponenten van de wereld zelf, zowel uiterlijke als
innerlijke. Hoe moet je als ontwe er hier verder
mee om gaan? In hoeverre moet je d ngen plannen
of willen tijdens het ontwerpen? In hoeverre ont-
dek je als je pas klaar bent, dat je ontwerp quali-
teiten en relaties heeft die je niet van tevoren
geheel bewust bedoeld hebt? Hoe kun je open blijven
staan voor de &romen en vormen die al in je zitten
en die om uit vragen?
Jezelf open houden voor zowel de functionele eisen
van de buitenwereld als de structurele eisen en
drama's van de binnenwereld: dit is een manier
waarop je verder kunt gaan met zulke mogelijkheden
als transparantie. Misschien is het voldoende om
bewust te beseffen, -dat transparantie in een ont-
werp kan bestaan. De verschillende 1 en in een
relatie van transparantie kunnen in fe te gezien
worden al verwant aan het volgens Jung natuurlijke
patroon van de ontplooi van een mensenleven.
Jung meende dat de psyche geneigd was om een ont-
wikkelingsproces te volgen; volgens dit proces
bouwt men eerst een sterk ego op door o.a. kennis
en expertise te vergaren en te proberen persoon-
lijke hindernissen te transformeren. Dan, vaak in
het latere leven, offert men steeds zijn ego op
door bewust de patronen in de psyche (en in de
buitenwereld) waar te nemen.
wil je dit ontwikkel sproces volhouden, dan zul
je je aandacht steeds minder richten op gebruike-
lijke vr zoals, "Waarvoor heb ik gekozen?" of
"Wat wil poneren?" want zo'n houding impliceert
dat je uitsluitend met behulp van je ego ontwerpt.
Wat gebeurt er dan met de overstromendé energie in
de andere lagen van je ziel? Om de energie en
creativiteit van deze lagen te kunnen gebruiken,
zou je steeds meer kunnen proberen te luisteren--
in samenwerking met je bewuste keuzes--naar de in-
nerlijke bronnen van alle ontwerpen. Die bronnen
zullen toch opkomen, net als de goden in een klas-
siek toneelstuk dat doen. De uitdag t trans-
parantie of welk ander middel dan ook--blijft het-
zelfde: Probeer je de goden te negeren, of streef
je er paar met de goden mee te ontwerpen?
documentatie
Jung, zie J. P. Dawson,
A paradigm
Microfilms ·Inc.,
Zie ook het verzamelde werk van prof. Han Fortman;'
Verzamelde Werken van Jung (Rotterdam: ; Liliane
Frey-Rohn, From Freud (New York: G. P. Putnam's
Sons, 1974)-,-- - - -
inter-
op o.a. Stephen Gardiner,
Evolution of the House Albans, Herts: Pa1adin-Granada
Publishing~imited, 1976); Stephen Gardiner, Le
(London: Fontana/Collins, 1974); Olivier MarC:=---~~-
the House (London: Thames and Hudson Ltd,
5
Aldo van Eyck, "Miracles of Moderation".
6Alexander Tzonis,
SUN, 1982).
46
eeld rhaal r
a hi ktoni h n
Peter Lüthi
Harmen de Jong
,~'>
I
1.. ____________________________ I
I
I
I
I
I
I
.(
,
I
L.. _____________________ I
47
GELIJKE KAMERS WORDEN VERSCHILLEND, AFHANKELIJK VAN
DE LIGGING T.O.V. DE ZON, LAWAAI, BOMEN, E.D.
..... ,
I
/
48
DE WIJZE VAN AFBAKENEN . . . BEGRENZEN . . . AANDUIDEN
VAN GEBIEDEN TOT PLEKKEN, HOEKEN EN OOK KAMERS KAN
MET VERSCHILLENDE MIDDELEN GESCHIEDEN
-
, , . I
=
-
~
49
A
/ •• 1""'"1"'"
I
B __ ~ ______ ~,~__.~-b~~~~~~~~==~ __~~JJ-L-
c c
-':11iJI
plllittegrcmd en doorsneden
kinderen 4 • 6 Jaar
11· 1
,~j
met omlopende bank waarin bergins
raam
\- en verwarmÎngselement
voor regenwater
.l'
---T
I
I
1- _
I
1... _ _ _ t
Secundaire afbakening: keukenblok
glazen pui
met de vloer
en naar de
bui ten in elkaar
50
..,
I Hoo fda fbakening: ni veauverschil
I I
I 41
Hoofda fbakening: wanden
- door de vloer in het midden enkele treden
I :':olommen
te ontstaat de eerste verklei- I dak met architrave:l
ruimte .
i
L dak zijn alleen een
'" n,,,,kpn ii nn en geen fysische.
1 Secundaire afbakening:
I
I (4)
1-'
II - de a fbakening is visueel
I I
U
.....................
I
l.
I
'l n '.,:,:*" °
I
I I
1 [:Qd0
o "'0
1_, De afbakening is visueel en vooral bepaald
door de richting van deze ruimte.
,--------ï
\ - - i I De laatste verkleining wordt afgebakend
I I I door het gemetselde huisje.
t : L_
I
I n
1----1 I t
I I
U
I ____ _
L DE GEHELE RUIMTE
I
51
prof. ir. P. K. A. Pennink
I 1
werp n n
s h
Inle
Het Amsterdamse Algemene Uitbreidingsplan uit 1934 werd
voorafgegaan door Berlage' s plan voor Amsterdam-Zuid
(1915-1917). Groter tegenstelling lijkt nauwelijks denk-
baar, zowel wat betreft vorm als uitgangspunten. Bij
Berlage (1856-1934) was vooral sprake van architectonische
vorm en stedelijke ruimte: "Er moet dus worden gestreefd
om meer ~~~~~~~~ te brengen en
zoals die vroeger bestond, dat wil zeggen aan de
behoefte der praktijk worden voldaan en de gehele samen-
stelling zij zo, dat de en ~~~~
zullen zoveel mogelijk tot hun recht komen!" 1)
Aldus in de Europese negentiende-eeuwse
stede bouwkundige tradities.
5U84m!
UUlI,Zlm!
Proje! de Cerdà.
53
urbanización (1867), was verantwoordelijk voor het ui t-
breidingsplan van Barcelona, een op een dambordpatroon
ge baseerd plan met achthoekige bouwblokken van 113 x 113
m, dat in zowel het gesloten bouwblok als in een open
voorzag. Van 1901-1904 dateert het plan van de
industrielle van Tony Garnier in 1869),
waarmee hij radicaal afstand neemt van het gesloten bouw ...
blok en in een veel groen ____~__~~
als het ware het prototype schept voor de
ontwikkelingen in de dertiger jaren en daarna: "on
traverse la ville indépendamment des rues." 2)
En tenslotte was er de , als reactie op de
problemen van de grote stad met haar vaak mensonwaardige
woonomstandigheden, die in 1898 door Ebenezer Howard werd
verwoord in zijn boek Tomorrow, a Peaceful. Path to Real
Reform.
Voorloper van het plan voor Amsterdam-Zuid was het even-
eens door Berlage ontworpen uitbreidingsplan uit 1905
(1902-1905), uitvloeisel van de Woningwet die in 1901 door
beide Kamers van de Staten Generaal werd aangenomen en die
in 1902 in werking trad. Die wet hield toen onder meer in
dat gemeenten met meer dan 10.000 inwoners of met een
groeipercentage van meer dan 20% in de laatste vijf jaár,
een uitbreidingsplan dienden te maken dat om de tien jaar
moest worden herzien. Dit plan ondervond vanuit de gemeen-
teraad nogal wat kritiek omdat er een sociaal-economisch
vooronderzoek aan ontbrak; de rijksoverheid verwierp het
vanwege het openbare groen, waarin de Woningwet niet voor-
zag. In het plan van 1917 komt het groen ruimschoots aan
zijn trekken, als openbare straatbeplanting en binnen de
bouwblokken. met zijn indeling in dwars- en
langsrichting, beplanting en nauwelijks gelede, we~n~g
aandacht opeisende straatwanden; waarin de individuele
woning aan het geheel ondergeschikt was, werd daarin
~ opgevat. Daardoor heeft Berlage in
stede bouwkundig opzicht een tijdlang als één der laatste
traditionalisten gegolden.
57
WEST GEVEL (SPI EG ElGRACH Tl
Programma
kelder: fletsenstal 'ing,
studio en opslag
bg talenpraktlkum,
vergaderzalen,
5 wi nke I5
le 2 ko I Iegeza Ien
bi bllotheek
2e blbl iotheek
3e kanti ne
vakgroepsruimtes/kamers
4e/7e vakgroepsruimtes/kamers
3E
2E 7E
58
Wat bij het nieuwe gebouw van de letterenfaculteit en bij
het "pentagon" bij de meeste beschouwers de sterkste in-
druk achterlaat, zijn de gevels. Bovendien vertonen ze
opvallende overeenkomsten Met uitzondering van Hofland
die sprak over "het grijze gelaat van een dode" 5) (een
mening die hij naderhand schijnt te hebben gewijzigd),
wordt over met name de letterenfaculteit waarderend
gesproken. Egbert Koster spreekt over een "vriendelijk
ogend, transparant en functioneel gebouw" 6) en Maarten
Kloos noemt het "een gebouw uit duizenden" 7)
59
Mart Stam, plan voor Rokin bebouwing, Amsterdam.
scheiding onder- en
bovenbouw.
geleding bouwmassa.
63
Phil ip Johnson, Post Oak Central Building, Henry N. Cobb, John Hancock Tower,
Houston. Boston.
woningindeling pentagon.
65
r lanm r al
r
h sch
R. visser
66
INTERVIEW MET THEO BOSCH, AMSTERDAM 06-12-1984
68
kenstellingen , afgewisseld door plekken met een vide er-
boven.
Ik heb niet het idee dat ik slachtoffer ben geworden van
de struktuur die in bedacht heb.
Bij vergelijking van de Letterenfakulteit met Centraal Be-
':leer van Hertzberger vind ik dat bij Centraal Beheer de
struktuur te letterlijk wordt doorgezet. Hoewel dat door
de mooie lichtval grotendeels wordt goed gemaakt. Het pro~
bleem van strukturen is natuurlijk dat er geen begin en
geen eind aan zit. Sommige architekten worden dan ook
slachtoffer van hun eigen struktuur, ze weten niet tijdig
in te grijpen. Ik vind dat als het om funktionele redenen
noodzakelijk is, een struktuur moet kunnen veranderen.
Ook bij de kollegezalen is er sprake van een mutatie in de
konstruktie. Er staan weliswaar dezelfde kolommen, maar de
balken lopen gekromd van de éne schacht naar de andere.
Neen, dat kwam wat later, dat duurde wel een tijdje voor
we dat opgelost hadden.
Neen, dit gebouw is zeker niet ontworpen met het idee dat
alles mogelijk zou moeten zijn.
Dat wilde ik niet i het Witte Huis vormt een hele duide-
lijke kop naar de Raadhuisstraat en ik heb geprobeerd de
verbinding met de nieuwbouw ook met een insnoeiing op te
lossen (voorgevel, R.V.) net als tussen de bouwmassa's van
de nieuwbouw.
70
openbaar en • Dit thema vind je in al ons werk terug.
Bij de Let terenfakul tei t wordt deze zone gemaakt door de
onderdoorgang, zodat de overgang naar binnen heel geleide-
lijk is. De ingang kàn niet zomaar een deur in de gevel
zijn. De ingang in de onderdoorgang is al een onderdeel
van het gebouw, eigenlijk ben je al binnen.
Ook wat betreft het belang van thema I s als het licht in
een gebouwen de oriênatie bestaan er overeenkomsten tus-
sen het werk van Van Eijck en mijn werk; deze thema's wor-
den door ons echter verschillend uitgewerkt.
Door Aldo's manier van doen, zijn houding t.o.v. het vak
en zijn verhalen heeft hij mij een kompleter beeld ver-
schaft van wat architektuur zou kunnen zijn.
Ik vergelijk hem altijd met een filmer: hij is niet wat je
noemt een architekt in hart en nieren. Architektuur is
maar een onderdeel van zijn wereld, die veel méér inhoudt;
een onderdeel van een veel groter komplex. Ik denk dat
deze manier van kijken naar de wereld zijn belangrijkste
invloed op mij is geweest.
De duidelijke struktuur zoals die in de Letterenfakulteit
te zien is in de konstruktie, is iets wat hij nooit zal
maken, omdat hij de konstruktieve aanleidingen van minder
belang acht. De konstruktie van het Hubertushuis is er pas
heel laat ingepast.
72
Als je verschillen maakt in de gevel, doe je dat door de
gevel meer naar voren of naar achteren de plaatsen t.o.v.
de kontruktieve struktuur die erin te zien is. Een goed-
koper middel zou een verschil in materialen of kleur zijn.
73
aantal andere woningbouwprojekten gewerkt. Weliswaar heb-
ben deze alle een passage maar de gevels zijn wat betreft
kleur, materialen en plastiek echt anders ui tgewerkt. Ik
vind het juist om bij woningbouw, waar steeds
sprake is van ongeveer eenzelfde programma, te kijken hoe
dat verschillend vormgegeven kan worden.
Hoe organiseer je de arbeidsdeling binnen het buro?
74
ra
PROGRAMMA
88 woningen
7 winkels
BG
75
analys van lan
prof. ir. P. K. A. Pennink
76
Gevels kunnen worden geanalyseerd naar hoe hun werking is
naar de wijze waarop ze de invloed hebben
de voor- en achterliggende respec-
tievelijk deze beinvloeden, naar hoe ze uitdrukking geven
aan en en naar hun eigen
cipes.
77
nta n
7ö
Meer "woningbouw" in zlJn maatvoering en detaillering is
het "pentagon". Maar ook hier komen we dezelfde principes
tegen. In situatief opzicht volgt het bijna gesloten bouw-
blok nauwgezet het beloop van Sint Antoniebreestraat,
Zwanenburgwal, Raamgracht en Moddermolenstraat. Na de
kaalslag als gevolg van de metro was hier nog
omgeving, behalve de woningblokjes van het eerste uur.
Maar het blok past qua volume, silhouet, geleding en maat-
voering goed in het aansluitende, gespaarde stedelijke
weefsel rond de Zuiderkerk. Ook hier vindt de wederzijdse
doordringing plaats van het openbare leven en de acti vi-
teiten die vanuit het bouwblok uitgaan: ter plaatse van de
smalle) winkelgalerij en in de woonhof. De
functionele woningonderdelen als balkons en erkers laten
tenslotte het gevelraster onverlet.