You are on page 1of 3

I

De Nederlanden in de vijftiende eeuw. De


Bourgondische heerschappij. NoordNederland in alle opzichten afgelegen
streken. De Moderne Devotie: de Broeders
des Gemeenen Levens en de Congregatie van
Windesheim. - Erasmus' geboorte. Zijn
verwanten. Zijn naam. Schooljaren te
Gouda, Deventer en 's-Hertogenbosch. Hij
treedt in het klooster.1.

Over het gehele werk

Holland maakte in het midden der vijftiende


eeuw eerst sedert twintig jaren deel uit van
auteurs
het gebied, dat de hertogen van Bourgondi
onder hun heerschappij hadden weten te
L. Brummel
vereenigen: dat samenstel van landen, half
Fransch van bevolking als Bourgondi,
over Desiderius Erasmus
Artois, Henegouwen, Namen, half
Nederlandsch als Vlaanderen, Brabant,
Zeeland, Holland. Lang vr den
1
Bourgondischen tijd waren reeds Holland en
Afkortingen in de noten gebruikt: A =
Zeeland veel meer dan de Oostelijker deelen
Allen, Opus Epistolarum Erasmi,
van Noord-Nederland gericht geweest naar
aangehaald naar het nummer en den
het Zuiden en naar het Westen. Zij waren het
regel der brieven, b.v. A 16. 12 = Allen,
eerst in de sfeer der Bourgondische politiek
deel I, ep. 16, regel 12, blz. 90. LB =
getrokken. Zoodra de hertogen meester
Erasmus, Opera omnia, Leidsche uitgave
waren in Holland en Zeeland, richtten zij het
van 1703-1706, aangehaald naar deel,
oog vandaar naar het Oosten en Noorden: in
kolom en gedeelte eener bladzijde, b.v.
het bisdom Utrecht had Philips de Goede
LB X 1219 F = Opera, deel X, kolom
reeds zijn bastaard David geplaatst: de
1219, onderaan. LBE = hetzelfde werk,
verovering van Friesland, een erfstuk uit de
deel III, dat de Brieven behelst,
politiek van het Beiersch-Henegouwsche
gemakshalve aangehaald naar de kolom,
huis, scheen slechts een kwestie van tijd en
niet naar het nummer.
gelegenheid. Het hertogdom Gelre bewaarde
nog zijn zelfstandigheid ongerept, meer dan
de andere Noord-Nederlandsche gewesten
verbonden aan de naburige Duitsche
territorin en daarmede aan het Keizerrijk
zelf.
De Noordelijke Nederlanden (de
samenvattende benaming Nederlanden is in
die dagen nog in opkomst) droegen in bijna
elk opzicht het karakter van een buitenkant.
De macht der Duitsche keizers was er sedert
eenige eeuwen vrijwel denkbeeldig
geworden. Aan het opkomend gevoel eener

nationale Duitsche eenheid hadden Holland


en Zeeland nauwelijks meer deel. Te lang
reeds waren zij in het staatkundige naar den
Franschen kant gericht geweest. Sedert 1299
had een Fransch sprekende dynastie Holland
geregeerd. Want het Beiersche huis, dat in
het midden der 14e eeuw op het
Henegouwsche was ge[p. 6]
volgd, had geenszins een hernieuwde
aansluiting van Holland en Zeeland aan het
Rijk teweeggebracht, doch was integendeel
zelf spoedig verfranscht, aangetrokken door
Parijs, en omslingerd weldra door de
grijpende armen van Bourgondi, dat het
door een dubbel huwelijk tot zich trok.
Buitenkant waren deze streken ook in het
kerkelijke. Laat voor het Christendom
gewonnen, waren zij, als grensgebied, onder
n bisschop, dien van Utrecht, vereenigd
gebleven. De mazen van het kerkelijk
organisme waren hier wijder dan elders. Een
hoogeschool bestond hier niet. Parijs bleef
voor de Noord-Nederlanders het centrum van
leer en wetenschap, ook nadat de bewuste
politiek der Bourgondische hertogen in 1425
de universiteit te Leuven had gesticht.
Gezien van uit de rijke steden van
Vlaanderen en Brabant, nu het hart der
Bourgondische macht, waren Holland en
Zeeland een armzalig landje van schippers en
boeren. De ridderlijke zeden, waaraan de
hertogen van Bourgondi nieuwen luister
trachtten bij te zetten, hadden onder den
Hollandschen adel maar matig willen aarden.
De hoofsche letterkunde, waarin Vlaanderen
en Brabant ijverig het Fransche voorbeeld
hadden nagestreefd, was door de Hollanders
niet noemenswaard verrijkt.
Wat er in Holland aan het opkomen was,
bloeide in het verborgen, en was niet van een
aard om de oogen der christenheid op dat
land te vestigen. Het was een levendige
scheepvaart en handel, doorvoerhandel
meest, waarmee Holland reeds de Duitsche
Hanze naar de kroon begon te steken, en die
het in voortdurende aanraking bracht met
Frankrijk en Spanje, Engeland en Schotland,

Skandinavi, Noord-Duitschland en den Rijn


van Keulen opwaarts. Het was de
haringvisscherij, gering bedrijf, maar bron
van groote welvaart, en een opkomende
nijverheid van weven en brouwen en
scheepmaken, door tal van kleine steden met
elkaar gedeeld.
Geen van die steden in Holland en Zeeland,
noch Dordrecht, noch Leiden, Haarlem,
Middelburg, Amsterdam, kon zich ook maar
in de verte meten met Gent, Brugge, Rijsel,
Antwerpen of Brussel. De Hollandsche en
Zeeuwsche steden waren nog te klein, en het
land te afgelegen, om een centrum van kunst
en wetenschap te kunnen vormen. Wie hier
uitmuntte, werd onweerstaanbaar getrokken
naar de groote brandpunten van wereldlijke
en kerkelijke cultuur. Claes Sluter, uit
Haarlem, werkte eerst in Brussel, daarna in
Bourgondi, in dienst der hertogen, en liet
aan het land van zijn herkomst niets van zijn
kunst. Dirk Bouts, eveneens uit Haarlem,
verhuisde naar Leuven,
[p. t.o. 6]

You might also like