Professional Documents
Culture Documents
Typologische ordening
van gevels
Een onderzoek naar de typologische ordening van gevels
voor het ontwerp, de aanpassing en beoordeling
Deel 1
ir. C.Th.H. van Rongen / ir. L.G.W. Verhoef / Jolanda van Tooren
Annemiek van Galen / Jacomine Boonstra / Sjack van de Bergh
Han van Diepen / Reinier Gooijer / Coen Koenders / Gert Koster
Carolien van de Rest / Wim Scheurs / Wouter Willers
Deel 2
ir. A. Helfferich / ir. M.C. Stellingwerff
ISBN 90-5269-148-7
Trefw.: gevels
All rights reserved . No parts of this book may ba reproduced in any form, by print,
photoprint. microfilm or any other means without written permission trom the publisher.
Voorwoord
Bij het onderzoek naar hergebruik van gebouwen bleek al snel behoefte te zijn aan
methoden en technieken om gevels aan te passen aan nieuwe eisen van gebruik,
techniek en architectuur. Voor het ordenen en weer terugvinden van onderzochte
gevels en de erbij behorende aanpassingen is het handig om de onderzoeken in een
systeem onder te brengen. Het voordeel van zo'n systeem is bovendien dat de
onderzoek gegevens op gelijke wijze worden genoteerd, waardoor de onder1inge
kruisverbanden en wetmatigheden kunnen worden opgespoord. De eisen die wij aan
het systeem hebben gesteld zijn, dat het systeem niet gecompliceerd moest zijn en
dat de ordening zowel architectonische- als technische informatie moest bevatten.
Het eerste deel van deze onderzoeksraportage gaat over het onderzoek naar- en het
gevonden resultaat van- een typologie systeem voor gevels. Het onderzoek heeft
bovendien tot gevolg gehad dat er een theoretische basis onder het onderzoek is
gelegd. Deze theoretische basis geldt niet allen voor het gevelonderzoek maar ook
voor het onderzoek naar draagconstructies.
Aanvankelijk is gestart met het bestuderen van bestaande systemen, nadat deze een
voor een wegvielen doordat ze niet voldeden aan het gestelde doel, is met de
opgedane kennis een eigen systeem ontwikkeld en werd zoals reeds gezegd een
theoretisch fundament onder het onderzoek gelegd.
Het tweede deel van deze onderzoeksraportage geeft voorbeelden van geveltypen
en compositiesystemen. Dit deel is gericht op het ontwerpen en beoordelen van
gevels en maakt een aantal geveleigenschappen, die onafhankelijk zijn van cultuur
en bouwstijl, benoembaar.
Inhoud
Voorwoord
Inhoud
Deel 1.
Inleiding 13
1.2 Randvoorwaarden 15
1.3 De gevel 18
2.3 Samenvatting 25
5 Evaluatie en conclusies 41
Bijlage 1 44
Bijlage 2 48
Literatuur 50
Deel 2
Verantwoording 55
1 Geveltypen en compositiesystemen
2.2 Geveltypen 61
2.3 De 'gatengevel' 62
2.4 De 'skeletgevel' 64
2.5 De 'vlakkengevel' 66
2.6 De 'knipgevel' 67
2.10 Horizontaal 71
2.11 Neutraal 72
3 Gevel en klimaat
3.1 Inleiding 74
3.6 Conclusie 81
5.1 Inleiding 86
5.2 Compositiesystemen 88
5.3 De 'klassieke' gevel 89
5.4 Het systeem met 'assen' 90
5.5 Symmetrie 91
5.6 Ritme 92
5.7 Compositie met ongelijke elementen 93
5.8 Het vormen van 'groepjes' 94
5.9 Contrast 95
5.10 Patronen 96
5.11 Conflictsituaties in gevels 97
6 Conclusie 99
7 Literatuur 100
Deel 1
12
Inleiding
13
1 Omschrijving van het onderzoek
De eerste en belangrijke stap in het onderzoek is het maken van een doelmatig
typologisch ordeningsysteem voor gevels. In de verschillende typologische modellen
die op hun geschiktheid zijn onderzocht, gaan vrijwel alle modellen uit van een
aspect, zoals ordening van materialen, bouwfisica etc. De architectonische en de
financieel economische aspecten worden buiten beschouwing gelaten, omdat het
ordenen van de technische en materiaalkundige aspecten reeds voldoende problemen
opleverden.
14
Doel
Het doel van dit onderzoek is om een typologische ordening op te stellen voor te
analiseren bestaande gevels. Deze ordening dient de architectonische- en technische
aspecten van de onderzochte gevels te bevatten. De registratie dient op uniforme
wijze in tekst en beelden vastgelegd te worden.
Aan de hand van eisen uit de maatschappij, de functie en de technische ontwikkelingen
kan worden aangegeven op welke punten de gevel niet meer voldoet en hoe hieraan
tegemoet kan worden gekomen. Ook deze gegevens moeten in de registratie worden
opgenomen.
Vervolgens kan een kosten vergelijking worden gemaakt tussen de
aanpassingsmogelijkheden.
Uit de analyses kan onderzochtworden of en hoe de diverse gevelsystemen geordend
kunnen worden en of er enige wetmatigheid in de aanpassingen bestaat. Dit laatste
zou vooral handig zijn bij kosten calculaties vooraf.
1.2 Randvoorwaarden
Tijdvak
Het onderzoek heeft betrekking op het tijdvak van ca 1960 tot nu. Er is om een aantal
redenen voor deze tijdsperiode gekozen.
Ten eerste stamt het grootste deel van de gebouwenvoorraad uit de naoorlogse
periode. Hoewel de meeste hergebruikprojecten tot nu toe betrekking hadden op de
vooroorlogse voorraad, neemt men de laatste jaren een verschuiving waar naar de
naoorlogse voorraad (b.v. NMB-gebouw, IISG)1. In de toekomst zal het aantal
hergebruikprojecten in de naoorlogse voorraad naarverwachting nog meertoenemen.
Ten tweede is er in de periode daarvoor (1945-1960) sprake van een overgang V;:l'l
een traditionele, gestapelde bouw naar skelet- en systeembouw. De rigide
plattegrondindeling kenmerkend voor deze "overgangsgebouwen" zijn moeilijk te
veranderen en/of aan te passen in het kader van hergebruik. Tevens zijn gevel en
draagconstructie zo met elkaar verweven dat er technische problemen ontstaan (b.v.
koudebruggen). Aanpassen aan modeme eisen voor hergebruik van deze gebouwen
is doorgaans economisch onhaalbaar.
Ten derde kampt men bij de gebouwvoorraad van 1960 tot nu, al met een aanzienlijke
leegstand. Ondanks het feit dat deze relatief jonge gebouwen in technische zin nog
lang niet rijp zijn voor sloop, zijn ze evenmin verhuurbaar. Er is dus sprake van een
discrepantie tussen de economische en de technische levensduurvan deze gebouwen.
Hergebruik of renovatie van deze gebouwen kan een oplossing zijn voor dit probleem.
De doelgroep
15
van de gevel is de samenstelling van de gevel uit verschillende onderdelen. Deze
onderdelen kunnen zich aan de buitenkant (zichtbaar) of aan de binnenkant
(onzichtbaar) van de gevel bevinden. De eigenschappen van de gevel zijn de
inwendige en de uitwendige kenmerken van de gevel als geheel.
gebruiksmodel I
INVOER UITVOER
Invoer:
- opbouw van de gevel (materialen, maten, draagconstructie, aansluitingen).
Uitvoer:
gebruiksmodelIl
INVOER UITVOER
OPBOUW VI>N DE GEVEL
Invoer:
16
In dit model zijn de opbouw, de kenmerken en de gewenste kenmerken van de gevel
bekend. De gebruiker wenst een aantal gevelkenmerken en wil weten welke
aanpassingen aan de bestaande gevel daar voor nodig zijn of welke nieuwe gevels
in het project toepasbaar zijn. Interessant hierbij is natuurlijk het variëren van de
gewenste kenmerken waardoor de uitvoer verandert. Het effect van een hoge
prioriteit geven aan een hoge warmteweerstand of lage onderhoudskosten in
vergelijking met een hoge prioriteit voor een weersonafhankelijke produktie en
montage, of een combinatie van prioriteiten. De uitvoer zal afhankelijk van de invoer
steeds veranderen. Hierdoor kan men in het eerste stadium van het ontwerpproces,
de vergaande consequenties van een bepaalde keuze zichtbaar maken.
gebruiksmodel '"
INVOER UITVOER
Invoer:
Dit model heeft geen prioriteit, maar volgt uit de meerwaarde van model I en 11. Door
het maken van kruisverbanden, in dit geval tussen de opbouwende kenmerken van
de gevel is model 111 waarschijnlijk zonder veel extra inspanning mogelijk. Het heeft
betrekking op de nieuwbouwsituatie, waarin men een aantal gevelkenmerken wenst
en hiervoor de geschikte gevels wil weten. In dit model kan men net als in model 11
de verschillende prioriteiten tegen elkaar afwegen. Andere gewenste gevelkenmerken,
geven andere gevels en maakt deze onderling vergelijkbaar.
17
1.3 De gevel
Het laatste begrip dat beschreven wordt is het onderzoeksonderwerp zelf: met een
bouwkundige/architectonische invalshoek is de gevel te beschouwen als een
zelfstandig element dat een scheiding tussen binnen en buiten teweeg brengt en als
grensvlak tussen een inteme en een exteme ruimte dient. Openingen (ramen en
deuren) maken de relatie tussen binnen en buiten mogelijk en krijgen hierdoor een
belangrijke functionele en architectonische betek-enis. De gevel brengt dus zowel
een scheiding als een verbinding tussen binnen en buiten teweeg. De functies van
een gevel zijn:
- reguleren van omgevingsfactoren (regen, wind, temperatuur, licht, lawaai,
indringers).
- afschermen en beschermen van de gebruikers en functies.
- expressie geven aan identiteit van gebruikers of functie.
H - - - - l.. ~
_L_
Technische en
architectonische aspecten van
de gevel:
A. esthetische beleving
B. lichtreflectie
C. geluidreflectie
D. geluidabsorptie
E. waterkering
7t--11__- H
F. ventilatie
G. winddichting
H. warmte isolatie
---fi-- GKD
I. draagvermogen
J. stabiliteit
k. warmte accumulatie
I. dampremming
18
Iedere gewenste functie kan andere eisen stellen aan de gevel. Soms is het aantal
eisen zo klein dat men met de keuze van één materiaalsoort kan volstaan, bijvoorbeeld
bij de gevel van een berging of een loods. Wanneer meerdere functies gewenst zijn,
kan men denken aan een combinatie van materialen, met ieder hun eigen functie. Er
zijn ook materialen die de diverse functies met elkaar combineren zoals bijvoorbeeld
gasbeton (dragend en isolerend). In deze context spreekt men ook wel van een
geïntegreerde (één materiaal met meerdere functies) of een gedifferentieerde gevel
(meerdere materialen met ieder hun eigen functie). 3
De gevel is een zone waarin naast de specifieke gevelfuncties ook een aantal andere
bouwdelen geïntegreerd kunnen zijn enlof waarop deze kunnen aansluiten. Deze
bouwdelen zijn:
- draagconstructie; balk, kolom, vloer (een dragende of een gedragen gevel)
- klimaatinstallatie; verwarming, koeling, luchtbehandeling
Een gevel kan niet alleen een ruimte omsluiten, maar kan zelf ook ruimte bevatten.
Bijvoorbeeld in de vorm van een arcade en of een loggia. Het gebied tussen de twee
gevels valt binnen de invloedssfeer van het gebouwen niet van de omgeving. 4
Opmerking
In deze context dient men zich te realiseren dat de gevel slechts één van de middelp'l
is om architectuur te maken: dat wil zeggen het scheppen van ruimtes die aan de
functionele en emotionele behoeften van de mens voldoen. In samenhang met de
andere middelen zoals, constructie, materiaal, kapitaal is de gevel een onderdeel om
dat doel te bereiken.
19
H.2 Een typologische ordening
Het veldwerk voor het onderzoek is uitgevoerd door studenten van de differentiatie
"Ontwerpen van gebouwen en voorraadbeheer" in het kader van het projectonderwijs.
Het onderzoeksproject heeft in deze vorm tweemaal een bimester (acht weken)
gedraaid en een deel van het rapport is hiervan het resultaat. De conclusies en de
voorstellen van de eerste groep studenten werden door de tweede groep opnieuw ter
discussie gesteld en veranderd. Achtereenvolgens werden typologische ordeningen
onderzocht volgens; materialen, gevelsoort, gevelfunctie, bouwfysica en
constructie. Een eenvoudige en eenduidige typologische ordening voor gevels werd
niet snel gevonden. Deze frustratie mondde uit in het geheel in twijfel trekken van het
nut en het doel van het ordenen van gevels. De vraag kwam of het niet beter zou zijn
een systeem te zoeken dat directtoepassingsgerichtwas, (alle informatie onmiddellijk
invoeren in de computer). Uiteindelijk werd na lang discusseren de voorkeur gegeven
aan het in eerste instantie ontwikkelen van een goede typologische ordening en deze
pas daarna te automatiseren.
Het onderzoek naar een typologische ordening bleek niet zo eenvoudig als het in
eerste instantie leek. Gevonden indelingen en definities bleken steeds weer niet te
voldoen aan een logische en inzichtelijke manier om alle typen gevels te kunnen
onder brengen. Veel van deze indelingen waren te eenzijdig van benadering of door
hun complexiteit totaal niet inzichtelijk. Het vinden van de juiste typologische ordening
van gevels voor de omschreven doelgroep: gebruikers, ontwerpers en producenten
was een groot probleem. Dat is dan ook de reden waarom er verschillende typologische
ordeningen zijn onderzocht en waarvan erevenveel weerzijn verworpen als mogelijke
oplossing voor de doelgroep. Achter elkaar werden er typologische ordeningen
o'lrjerzocht met als uitgangspunten; materiaal, lagen opbouw, gevelsystemen, zonering
en bouwfysica.
20
2.2 Architectonische eigenschappen
In de loop van het onderzoek zijn voorde typologische ordening van de architectonische
eigenschappen van de gevel diverse ingangen onderzocht. Het geven van een
omschrijving van de architectonische eigenschappen van de gevel bleek een groot
probleem. Architectonische kwaliteit hangt samen met de ontwerpopvatting van de
architect en de architectonische middelen die hij hanteert om dit tot uitdrukking te
brengen. De eerste pogingen tot het ordenen van de architectonische eigenschappen
van de gevel gingen uit van ontwerpopvattingen en architectonische middelen. In de
loop van de tijd bleek het moeilijk te zijn om uit het beschrijvende vlak te komen en
deze ingangen te concretiseren. De begrippen waren niet eenduidig en dientengevolge
waren zij aan meerdere betekenissen onderhevig. Er werd daarom besloten om de
gevel meer vanuit zijn opbouw te bekijken en als het ware op de gevel "in te zoomen"
van groot naar klein. Deze methode wordt hier beschreven.
Het "in zoomen" op de gevel houdt in dat het hele gebouw in eerste instantie als één
compositie bekeken wordt. Vervolgens wordt gekeken of het gebouw uit meerdere
gebouwdelen bestaat. Indien dit het geval is wordt per gebouwdeel de compositie (die
bepaald wordt door de gevelvlakken en hun ritmering) bekeken. Daarna worden de
gevelvlakken afzonderlijk bestudeerd, om uiteindelijk bij de detaillering uit te komen.
Het architectonische ordenen van de gevel vindt plaats op basis van drie onderdelen
namelijk:
I. Hetgebouw
11. De gebouwdelen
111. De gevelvlakken.
B. meerdere gebouwdelen
A B
D
1 GEBOUWDEEL MEERDERE GEBOUWDELEN
21
2. De ordening van de gebouwdelen is:
A. symmetrisch
B. a-symmetrisch
SYMMETRISCH A.sYMMETRISCH
3. Onderbeëindiging
A. geen sprake van
B. door aparte bouwdelen
4. Bovenbeëindiging
DDDD
GEEN BEINDIGING ONDERBEEINDIGING BOVENBEEINDIGING ONDER· EN BOVEN·
BEEINDIGING
6. De gebouwdelen hebben:
22
24 I 16 I 24 I 16 I 24
A
B 32
A A A
I B I I B I
COMPOSITIESCHETS MET MATEN EN RITMERING
B. meerdere gevelvlakken
D
1 GEVELVLAK MEERDERE GEVEL-
VLAKKEN
A. symmetrisch
B. a-symmetrisch
[] []
SYMMETRISCH A-SYMMETRISCH
23
3. De verschillende gevelvlakken staan als volgt:
A. boven/onder elkaar
B. naast elkaar
C. geknipt
D. in elkaar (het ene gevelvlak omsluit het andere)
A. niet aanwezig
B. gekenmerkt door een ander gevelvlak
24
Ü ËJ
DOOR EEN ANDER
GEVELVLAK
AFWIJKENDE VER-
DIEPINGSHOOGTE
U EJ
TERUGUGGENDE
GEVEL
UrrsPRINGENDE
GEVEL
B
COMPOSrTlESCHETS MET MATEN EN RITh1ERING
2.3 Samenvatting
Bij de studies naar een typologische ordening voor gevels en draagconstructies is het
ontbreken van theoretische uitgangspunten oorzaak dat ordeningen dubieus blijken
en dat de samenhang tussen gevel- en draagconstructie typologie ontbreekt.
De begrippen enkelbladig en meerbladig zijn niet exact genoeg om er een indeling op
25
te kunnen baseren. Elke onderzoeker kan zijn eigen interpretatie hanteren, waardoor
onderlinge vergelijking moeilijk, zoniet onmogelijk wordt.
Hetzelfde probleem doet zich voor bij de termen massief versus homogeen, massief
gelaagd en niet massief gelaagd.
Bij het onderscheid tussen dragende en niet dragende gevels blijft het onduidelijk
welk geveldeel draagt en welk niet.Ook blijft het moeilijk om constructie delen, zoals
kolommen enlof balken, welke deel uitmaken van een niet dragende gevel te kunnen
plaatsen.
Conclusie
De theoretische samenhang
Het vakgebied van de Bouwkunde gaat over de kennis en de samenhang van ruimte,
gebruik en techniek. De omvang en de maat van de ruimte wordt door het gebruik
bepaald. De ruimte zelf wordt door de techniek begrensd. (Althans in het westerse
cultuurdenken). Het onderwijs en onderzoek binnen het vakgebied van de bouwkunde
zal dan ook altijd moeten stoelen op de kennis en integratie van ruimte, gebruik en
techniek.
26
Onderzoekstheorie
27
H.3 De techniek als ingang
Gezocht werd naar een typologische ordening voor gevels, die èn alle invloeden,
eigenschappen, onderdelen en functies bevat èn daarnaast ook overzichtelijk en
begrijpelijk is voor de gebruiker. Hierbij kan de computer een belangrijk hulpmiddel
zijn, maar voor de overstap naar een geautomatiseerde gegevensverwerking moet er
eerst een goede typologische ordening worden gemaakt. Om verwarring door
verschillende interpretaties te voorkomen moet deze typologische ordening eenduidig
zijn en dat geldt ook voor de gebruikte termen. De typologische ordening moet
bovendien de verschillende gevelsystemen kunnen bevatten.
Er zijn in de loop van het onderzoek vijf typologische ordeningen met de techniek als
ingang bestudeerd en getoetst op hun bruikbaarheid. Deze werkten op basis van:
- gevelsoort (traditionele-, vlies-, elementen- en houtskeletbouwgevels)
- gevelfunctie (bouwfysica, constructie en architectuur)
- gevelsysteem (techniek, architectuur en kosten)
De laatste optie biedt momenteel de meeste mogelijkheden voor een verdere uitwerking
en een bruikbare toepassing voor de doelgroep, ontwerpers en gebruikers. De
bestudeerde typologische ordeningen worden in dit hoofdstuk in het kort behandeld.
28
3.2 Gevelsoort
- traditionele gevels
- vliesgevels
- elementengevels
- houtskeletbouwgevels etc.
3.3 Gevelfunctie
KEU2E COMBINATIE
BOUWFYSICA
CONSTRUCTIE
ARCHITECTUUR
29
Bouwfysica
De bouwfysica ingang geeft een aantal termen waarbij geen sprake is van een keuze.
Een gevel kan aan de buitenzijde neerslag kerend zijn en aan de binnenzijde
dampremmend. Dit geldt ook voor de andere termen en met name voor gevels die uit
meerdere lagen zijn opgebouwd.
30
Constructie
Een dragende gevel is een gevel waarvan één of meerdere lagen dragen, dat wil
zeggen deel uitmaken van de hoofddraagconstructie. Het gebied constructie is zeer
omvangrijk en het is daarom moeilijk om alle termen in één schema onder te brengen.
In het afgebeelde schema zijn de belangrijkste constructietermen weer gegeven.
Deelgebieden met betrekking tot aansluitingen, bevestigingen, uitvoering e.d. zouden
apart moeten worden ondergebracht in kleinere schema's. Een gevel opgebouwd uit
dragende kolommen ingevuld met een lichte puiconstructie is niet als één geheel te
beschouden. De doorsnedes over de kolom en de pui zijn totaal verschillend, maar
zowel kolom en pui vormen samen de gevel.
stijl- en regelwerk: opgebouwd uit stijl en regelwerk met beplating, bijvoorbeeld vliesgevel, houtskeletbouw
voorltussen/achter vertikale hdc: voor/tussen/achter verticale hoofddraagconstructie (kolom, sChijf).
voorltussen hor. hdc: voor/tussen horizontale hoofddraagconstructie, voor / tussen vloer of dak.
31
Architectuur
De architectonische termen kunnen bij beschrijving van een gevel voor meerdere
interpretaties vatbaar zijn. Vaak zal de neiging bestaan om de gevels te beschrijven
in termen die tussen twee termen uit het schema in liggen, bijvoorbeeld half open,
half gesloten, deels eenvoudig, deels complex. Hierdoor lijken de gevels in terminologie
erg veel op elkaar, terwijl de gevels in werkelijkheid wel degelijk verschillen. Er zijn
bovendien een aantal begrippen die in eerste instantie moeilijk in het schema in te
passen zijn zoals de relatie vorm/functie, materiaalgebruik, zonering en
ontwerpopvatting.
Het systeem van drie ingangen levert nogal wat problemen op ten aanzien van het
omschrijven van de termen en het onderbrengen van alle mogelijkheden (montage-
en uitvoeringsaspecten, bevestiging e.d.). Een andere mogelijkheid om gevels te
ordenen is het opzetten van een grof systeem u~gaande van één eigenschap en
hieraan de verschillende andere eigenschappen in de vorm van schema's te koppelen.
Constructie zou als de meest eenduidige van deze ingangen als hoofdingang genomen
kunnen worden met een koppeling van andere schema's (bouwfysica, arch~ectuur,
aansluitingen, materiaaleigenschappen, produktie en uitvoering, kosten e.d.).
32
3.4 Gevelsysteem
Deze termen zijn vanuit een andere invalshoek namelijk dat van de gevel ook anders
te omschrijven. De gevel is als systeem, geordend in onderdelen of een samenhangend
geheel van onderdelen, beiden zijn geldige verklaringen. Het gevelsysteem is een
kunstmatige ordening opgebouwd uit een aantal gekozen principen. De techniek van
de gevel, is de wijze waarop de gevel gemaakt is, de toegepaste materialen en
bewerkingen en de volgorde waarin het heeft plaats gevonden. De architectuur van
de gevel, is de gevel als wezenlijk onderdeel van de expressie van een gebouw
(gerelateerd aan de omgeving) en van de ontwerpopvatting (bouwstijl) van de
architect. De gevel aan de buitenzijde is te beschouwen als een afdruk van de fun('~:e
binnen en aan de binnenzijde als een indrukking van de context buiten. De kosten van
een gevel zijn zowel de prijs voor het maken van de gevel als voor het gebruik.
Hieronder vallen onderhoudskosten, maar ook bijvoorbeeld de invloed van de gevel
op de energiekosten van het gebouw.
De eerste stap van ordening in dit typologische ordening gebeurt op basis van het
begrip systeem. De gevels worden ingedeeld onder de begrippen geïntegreerd en
gedifferentieerd systeem. Na deze eerste verdeling volgt bij het geïntegreerde
systeem een verdeling naar dragend en niet dragend. In het gedifferentieerde
systeem vindt voor de verdeling in dragend en niet dragend een verfijning plaats naar
de hoeveelheid en soorten functionele lagen (tweelagig, tweelagig met luchtspouw,
meerlagig en klimaatgevel).
Geïntegreerd systeem:
Alle gevelfuncties worden geleverd door één laag. Deze laag kan heel eenvoudig zijn
omdat het aantal gewenste functies beperkt is, bijvoorbeeld gasbetonblokken als
gevel in een loods. Deze laag kan echter ook heel complex zijn en vele functies
bevatten, bijvoorbeeld een spiegelende vliesgevel van een kantoor.
Gedifferentieerd systeem:
33
GEINrEGREERD SYSTEEM GEDIFFERENTlEERD SYSTEEM
-tweelagig met luchtspouw; opgebouwd uit twee functionele lagen en een luchtspouw
- meerlagig; opgebouwd uit meer dan twee functionele lagen
Door hettoepassen van de typologische ordening kan bekeken worden of er nog meer
soorten van gevelopbouw aan toegevoegd moeten worden. Een tweede aspect
binnen de ordening volgens het gevelsysteem is de constructieve functie.
- dragend; onderdeel van de hoofddraagconstructie, vloer- of dakdragend
Na een ordening aan de hand van de gevel als systeem, ontstaan ertien verschillende
groepen. Het aantal kan nog toe- of afnemen, afhankelijk van de resultaten van het
toepassen van deze typologische ordening. Iedere gevel kan ingedeeld worden in
één van de tien groepen. Andere geveleigenschappen worden voor ieder onderdeel
(techniek, architectuur en kosten) per gevel bepaald en beschreven.
34
architectuur: - architectonische middelen (maat, ritme, zonering,
plasticiteit, helderheid e.d.)
- ontwerpopvattingen (functionalisme, brutalisme,
post-modemise e.d.)
- aansluitingen: - bevestiging
-voegen
- binnenwanden
- plafonds
- vloer/dak
- klimaatinstallaties
- materiaalsoorten en -eigenschappen
- produktiemethoden
- uitvoering en montage
- toegevoegde elementen
kosten: - investeringskosten
- exploitatiekosten
Het ordenen van de gevel onder de begrippen: tweelagig, tweelagig (met luchtspouw),
meerlagig en klimaatgevel gaf enige problemen ten aanzien van het omschrijven van
een laag. Een dampremmend folie kan men beschouwen als een onderdeel van een
laag, maar ook als een laag op zich.
35
3.5 Gevelopbouw
ENKELBLADIG MEERBLADIG
MASSIEF HOMOGEEN (MH) MASSIEF GELAAGD (MG) NIET MASSIEF GELAAGD (NMG)
36
Het systeem werd in eerste instantie opgezet met vier gelijkwaardige ingangen:
1. Opbouw
2. Techniek
3. Architectuur
4. Kosten
Na het verplaatsen van het materiaalgedeelte van techniek naar opbouw, bleek de
opbouw van de gevel, zowel in de doorsnede als in het aanzicht van de gevel, beter
tot uitdrukking te komen. De drie andere ingangen zijn nu meer de aanvullende
onderdelen.
- materialenomschrijving
- productiemethode
- afmetingen
- installaties
- Techniek - aansluitingen
- installaties
- Architectuur
- Kosten
37
3.6 Objectieve eigenschappen
Uit de voorafgaande studies naar een typologische ordening voor gevels, bleek dat
de voorgestelde ordeningen niet altijd aan de verwachtingen voldeden. Het ontbreken
van theoretische uitgangspunten is hier waarschijnlijk de oorzaak van. Iedere
ontwerper kan zijn eigen interpretatie hanteren, waardoor onderlinge vergelijking
moeilijk, zoniet onmogelijk wordt. Hieruit kan men concluderen dat voorafgaand aan
het opstellen van een typologie voor gevels er eerst een theoretisch model opgesteld
moet worden.
Het vakgebied van de bouwkunde heeft betrekking op de samenhang van ruimte,
gebruik en techniek. De omvang en de maat van de ruimte worden do or het gebruik
bepaald. De ruimte zelf wordt door de techniek begrenst (althans in westerse
cultuurdenken). Het onderwijs en onderzoek binnen het vakgebied bouwkunde zal
ook altijd moeten stoelen op kennis en integratie van de ruimte, gebruik en techniek.
Het scheidingsvlak tussen de binnen- en buitenruimte (de gevel) wordt zintuigelijk
(zien, voelen) waargenomen, maar wordt psychologisch geïnterpreteerd. Deze
interpretatie is subjectief en daarom niet erg geschikt voor ordeningsdoeleinden. Het
zintuigelijk waarnemen is in fysiche grootheden weer te geven, zoals licht, geluid,
warmte en vocht. Bekende grootheden zijn de warmteweerstand, de
(damp)diffusieweerstand, de geluidisolatie en de lichtreflectiefactor. Deze waarden
zijn objectief en kenmerkend vooreen gevel en daarom geschikt vooreen typologische
ordening. Een gevel van een gebouw bestaat meestal uit verschillende geveldelen.
Het doel van een gevel kan per onderdeel verschillen: ontwerpeffecten worden
nagestreeft of de draagconstructie maakt het nodig om plaatselijk een ander geveltype
te kiezen. Voorbeelden hiervan zijn gesloten gevels ten opzichte van doorzichtige
gevels, puien ten opzichte van borstweringen en kopgevels ten opzichte van
langsgevels. Alvorens een typering te kunnen geven van de gevel is een onderverdeling
in gelijksoortige gevelfragmenten noodzakelijk.
Voor de typologische ordening van de gevels is het nodig om de totale gebouwgevel
op te delen in gelijksoortige geveldelen De technische eigenschappen van de
g8veldelen worden geordend op basis van hun fysische grootheden. De verschillende
fysische grootheden die voor een gevel of een geveldeel kunnen worden weergegeven
zijn: het eigengewicht, de warmteweerstand, de (damp)diffusieweerstand, de
geluidisolatie en geluidsreflexie, de lichtreflectiefactor. Deze getallen geven achter
elkaar gezet een combinatie van objectieve eigenschappen in grootheden en kunnen
genoteerd worden als een soort streepjescode. De combinatie geeft een typologische
ordening op basis van eigenschappen en is voor iedere gevel anders en dus uniek.
Deze combinatie kan aan de typologische ordening op basis van architectuurworden
gekoppeld. Na het "in zoomen" op de gevel en het beschrijven van het gebouwen de
gebouwdelen kunnen de gevelvlakken beschreven worden met deze combinatie.
Het ordenen van de gevel op basis van objectieve eigenschappen is niet zo objectief
als het in eerste instantie lijkt. Het waarnemen, het ordenen vanuit een bepaalde
cultuur en tijd is altijd subjectief. Hoewel een grootheid als bijvoorbeeld de
warmteweerstand een objectief getal is, is de keuze om dit bouwfysisch aspect als
één van de uitgangspunten te nemen subjectief bepaald. Het kiezen van een
bouwfysisch aspect en in het bijzonder de warmteweerstand wordt dus bepaald door
het denken vanuit een bepaalde cultuur en tijd. De warmteweerstand van de gevel
bepaalt het isolerend vermogen van die gevel en daaruit volgt de mogelijke
energiebesparing. Het besparen van energie geeft lagere stookkosten en ontziet het
milieu, twee apecten die tegenwoordig van groot belang zijn.
38
H.4 De architectuur als ingang
Het deel architectuur is in het begin van het onderzoek onafhankelijk van het
technische deel onderzocht, omdat kort na de start van het onderzoek leek dat het
ordenen van de gevel op architectonische eigenschappen weinig perspectief bood.
De eerste vraag die opkwam leek dit te bevestigen Wat zijn nu eigenlijk de
architectonische eigenschappen van de gevel? De architectonische kwaliteit van een
ontwerp blijkt samen te hangen met de ontwerpopvatting van de architect en de
architectonische middelen die hij/zij hanteert. De eerste pogingen tot het ordenen
van de architectonische eigenschappen van de gevel gingen dus uit van
ontwerpopvattingen en architectonische middelen. In de loop van het onderzoek
bleek het moeilijk te zijn om uit het beschrijvende vlak te komen en deze ingangen te
concretiseren. Daamaast bleek dat een groot deel van de gebouwenvoorraad niet
onder deze ingang te ordenen is. Uit het oogpunt van architectuur opvattingen is het
niet mogelijk gebleken om een ordening te maken. Met de architectonische middelen
is het anders gesteld. Deze zijn op zich veel eenduidiger en beter te definiëeren. Er
werd daarom besloten om de gevel meer vanuit zijn opbouw te bekijken en als het
ware op de gevel "in te zoomen" van groot naar klein. De drie typologische ordeningen
voor de architectonische kenmerken van de gevel die in de loop van de tijd zijn
ontwikkeld worden in dit hoofdstuk in het kort behandeld.
Technische factoren
Sociaal-economische factoren
Communicatieve factoren
Nieuwe trends ingezet in een bepaald land, worden al snel overgenomen in andere
landen. Architecten houden zich, door middel van architectuurtijdschriften en -
boeken op de hoogte van de ontwikkelingen in eigen land en in de wereld. De sterk
verbeterde communicatie tussen de verschillende landen houdt ook een nivellering
van de architectuur in, modes en trends verspreiden zich snel.
39
Ontwerpopvattingen
Architectonische middelen
Het bleek moeilijk om bij het ordenen van de gevel volgens de ontwerpopvatting en
de architectonische middelen uit het beschrijvende vlak te komen. Een volgende
typologische ordening die werd ontwikkeld is gebaseerd op het "in zoomen" van de
gevel. Het ordenen op basis van toegepaste architectonische middelen. Deze
typologische ordening biedt eenduidige en objectieve criteria voor het ordenen van
de gevel. Het systeem is gebaseerd op het steeds meer naderen van de gevel, het "in
zoomen". Het hele gebouw wordt in eerste instantie als één compositie bekeken.
Vervolgens wordt gekeken of het gebouw uit meerdere gebouwdelen bestaat. Indien
dit het geval is, wordt per gebouwdeel de compositie (die bepaald wordt door de
gevelvlakken en hun ritmering) bekeken. Daarna worden de gevelvlakken afzonderlijk
bestudeerd, om uiteindelijk bij de detaillering uit te komen. Het architectonisch
ordenen van de gevel vindt plaats op basis van drie onderdelen namelijk:
I. Het gebouw
11. De gebouwdelen
111. De gevelvlakken
In het tweede hoofdstuk is deze methode van typologische ordening van de gevel
uitgebreid behandeld. Een verwijzing naar dit hoofdstuk is hier dan ook voldoende.
40
H.S Evaluatie en conclusies
Het primaire doel van het onderzoek is om bij hergebruik van gebouwen al in de
eerste stadia van het ontwerproces vlug en adequaat informatie te bieden met
betrekking tot de aanpasbaarheid van gevels. Hiervoor is het noodzakelijk om inzicht
te hebben in alle gangbare gevelsystemen, hun technische en architectonische
eigenschappen en de mogelijke aanpassingen aan deze gevelsystemen. Het is
tevens van belang om ook inzicht te hebben in alle nieuwe ontwikkelingen op
gevelgebied en de daaruit volgende nieuwe gevelsystemen. Het vervangen van een
bestaande gevel door een nieuwe gevel kan een alternatief zijn voor aanpassing van
een bestaande gevel.
41
De theoretische samenhang
Het vakgebied van de Bouwkunde gaat over de kennis en de samenhang van ruimte,
gebruik en techniek. De omvang en de maat van de ruimte wordt door het gebruik
bepaald. De ruimte zelf wordt door de techniek begrensd. (Althans in het westerse
cultuur-denken) Het onderwijs en onderzoek binnen het vakgebied van de bouwkunde
zal dan ook altijd moeten stoelen op de kennis en integratie van ruimte, gebruik en
techniek.
Definitie
42
1 [Prof. J. van Stigt e.a., 1989] [ir. S. van den Eerenbeemt, 1989] [L. Melis, 1989]
43
Bijlage 1
Functionalisme
Een belangrijk kenmerk van het functionalisme is de zogenaamde werkesthetiek, de
combinatie van schoonheid en bruikbaarheid tot één geheel. Functionalistische
architecten wilden voor de nieuwe tijd een nieuwe architectuur creëren, een
architectuur zonderverwijzingen naar het verleden. De algemene kenmerken van het
functionalisme zijn:
Formalisme
Het formalisme is een reactie tegen het streven naar technische perfectie in het
functionalisme. Volgens architecten van het formalisme was het noodzakelijk de
architectuur die alleen ontstond vanuit de functie, te vervangen door een architectuur
die de betekenis van de vorm onderkende. Het is een architectuurwaarin vormen met
op voorhand bedachte esthetische betekenissen werden toegepast. Gotische of
romaanse bogen in de gevel werden gebruikt om een gebouw een monumentaal
karakter te geven en mensen een gevoel voor schaal en ontzag bij te brengen. Het
formalisme bracht met historische vormcitaten de conservatieve hiërarchische
maatschappelijke verhoudingen tot uitdrukking. 2
44
Brutalisme
Naast het functionalisme en het formalisme trad nog een geheel andere stroming op
de voorgrond namelijk het brutalisme. Binnen het brutalisme kan men onderscheid
maken tussen het engelse en het intemationale brutalisme. Het engelse brutalisme
is gebaseerd op de theorieën van Alison en Peter Smithson, die meer betrekking
hebben op de ethische dan de esthetische aspecten. In tegenstelling tot het
internationale brutalisme waar het vooral ging om de esthetische kwaliteit. 4
Karakteristiek voor zowel het engelse als het internationale brutalisme was het
onbekleed toepassen van materialen als baksteen, staal, beton en hout, ook de
leidingen bleven in het zicht. Iedere specifieke functie kreeg zijn eigen ruimte en vorm
en deze ruimtes werden onderling verbonden. De gevel gaf uitdrukking aan de
samenvoeging van autonome ruimtes.
Team XlStructuralisme
45
Populisme
In het midden van de jaren '60 kwam de stelling in de mode dat openbare gebouwen
geen monumenten mochten zijn, maar een bijdrage moesten leveren aan de stad en
daamaast democratische gebruiksmogelijkheden moesten hebben. Het politieke en
culturele klimaat was in vergelijking met de jaren '50 en het begin van de jaren '60
wel gewijzigd. De overheid had zich opgeworpen als hoeder van sociale gelijkheid,
maatschappelijk welzijn en politieke medezeggenschap en hierbij hoorde een ander
architectonisch beeld dan tot dan toe gebruikelijk was.
High-tech
Het high-tech is zowel een reactie tegen het functionalisme, het brutalisme en het
structuralisme. Het toepassen van slanke, gladde, transparante materialen en
bouwdelen kan worden gezien als een reactie op het "zware" materiaalgebruik
(beton) van de brutalisten. De doctrine van het functionalisme werd door een sterk op
vormgerichte architectuur vervangen. De stroming is niet maatschappijcritisch (men
gelooft niet in het veranderen van de maatschappij door een middel van architectuur). 5
46
Post-modernisme
- Het toepassen van sterke op zichzelf staande vormen, zoals de cirkel, het vierkant
in de plattegrond, gecombineerd met monumentale (symmetrie) assen.
- Historische vormcitaten uit de klassieke architectuur (griekse, romeinse, bouwstijlen)
worden in fragmenten toegepast.
- Verschillende kleuren en materialen worden op collage-achtige wijze gecombineerd
in één bouwwerk. 6
Rationalisme
2 [J. Joedicke, p. 141, 146, 148, 1969) [E. Taverne, p. 28, 1983)
47
Bijlage 2
De ontwerpopvatting die aan de gevel ten grondslag ligt komt tot uitdrukking in vorm,
materiaalgebruik, zonering van de gevel, de verhouding van het gebouw met de
context en kleur.
Vorm
Materiaalgebruik
Niet alleen de gevelopening bepaalt het karakter van de architectuur, het materiaal
(de wand) rondom de opening is van even groot belang. Naar afwerkingswijze en
constructie van de wand kunnen de volgende gevels worden onderscheiden:
- metselwerk (baksteen, betonsteen, kalkzandsteen, natuursteen)
- stucwerk
Een belangrijk hulpmiddel bij het ontwerpen van een gevel is het in verticale zin de
gevel indelen in zones. Deze verdeling is klassiek en wordt overal in de architectuur
toegepast, in een griekse tempel maar ook in een villa van Le Corbusier. 3 Deze zones
zijn:
1e zone: ontmoeting van het verticale vlak met het horizontale (grond)vlak (deur,
drempel, trasraam, stootrand).
2e zone: de verdiepingen (ramen, lateien, balkons, loggia's)
3e zone: de afsluitende rand van het gebouw (dak, kroonlijst, boei boord)
48
Context
De gevel is niet alleen een exteme begrenzing van de eigen ruimtes, maar vormt
samen met de gevels van andere gebouwen de wanden van de stedelijke ruimte. De
gevel van een gebouw is van invloed op de kwaliteit van de bu~enruimte. Het gebouw
en de openbare ruimte kunnen elkaar bepalen en versterken. Een steeg bijvoorbeeld
roept om een ander (gevel)beeld dan een brede boulevard of een groot opgezet plein.
De openbare buitenruimte stelt zo haar eigen eisen aan de uitdrukking van de gevel.
Kleur
Kleur speelt anders dan in het verleden het geval was een steeds grotere rol bij het
ontwerpen van gebouwen. Nieuwe, sterk visueel gerichte architectuurstromingen en
de ontwikkelingen in de bouwtechniek zijn hierop van grote invloed geweest. De
opbouw van de gevel is steeds complexer geworden, met als gevolg dat de buitenste
laag slechts een deel is van het materiaal waarmee de gevel wordt opgetrokken. Dit
geldt bijvoorbeeld voor baksteen datvoorheen een constructief materiaal was, maar
tegenwoordig alleen als bekleding- of afwerkingmateriaal dient. Het tonen van kleur
als natuurlijk aspect van het materiaal waarmee de gevel is opgebouwd is door de
veranderingen in de techniek niet meer vanzelfsprekend. Een belangrijk
architectonisch principe is hierdoor weggevallen en voor het gebruik van kleur staan
alle mogelijkheden open. Geografische verschillen in lokatie en lichtinval spelen
hierbij een rol. In de zuidelijke landen van Europa is het kleurgebruik anders dan in
het noorden. 4
Kleur was oorspronkelijk een element van een lagere orde, maar tegenwoordig is het
een zelfstandig onderdeel in het scala van architectonisch middelen. Wanneer kleur
ontbreekt, blijkt dat ondanks alle andere architectonische middelen een bouwwerk
toch iets essentieels mist. Een al te naïeve benadering van kleur kan een architp~t
zich tegenwoordig niet meer veroorloven.
In het algemeen kan worden gesteld dat voor de keuze van architectonische middelen
het belangrijk is dat zij hun betekenis ontlenen aan het architectonisch concept,
gerelateerd aan zijn omgeving. In een goed ontwerp gaat het niet alleen om de
diverse architectonische middelen (vorm, materiaalgebruik, zonering van de gevel,
context en kleur) op zich, maar om hun onderlinge samenhang. Het is van groot
belang het architectonische concept in twee richtingen door te zetten: van
stedebouwkundigecontext (ordening van de bouwvolumes) en met de bouwtechnische
detaillering (vormgeving van de kozijnen).5
49
- - - - - - - -- -
Literatuur
- Dijkstra, prof. ir. Tj., Architectonische kwaliteit; een notitie over architectuurbeleid,
Rijksgebouwendienst, 1985.
- Duin, ir. L. van, Funktionele Analyse, fac. Bouwkunde, TU - Delft, 1989.
- Geerts, prof. dr. G., Heestermans, dr. H., Kruyskamp, dr. C., Van Dale, groot
woordenboek der nederlandse taal, Van Dale Lexicografie bv UtrechVAntwerpen,
elfde, herziene druk, januari 1984.
- Gerritse, ir. C., Integratie in de gevelzone, D.U.M.P., TH - Delft, 1986.
- Kleijer, ir. E., Ontwerpen van utilitaire gebouwen, Bk 208A, vakgroep OPBG, fac.
Bouwkunde, TU - Delft, 1989.
- Melis, L., "Massiviteit doorbroken, Atelier Pro verbouwt pakhuis", de Architect,
november1989.
- Meeuwissen, J., Heer, J. (red), Cornips M. H (red), Kleur en Architectuur,
Rotterdam 1986.
- Stigt, prof J. van, e.a., Atrium kantoorgebouw Amsterdam, fac. Bouwkunde, TU -
Delft, november1989.
- Randen, prof. ir. A. van, Groep van Randen, Gevel, TH - Delft, 1980.
- Tzonis, A., Lefaivre L., "Enkele facetten van de crisis in de moderne architectuur",
Bouw, nr. 26, 1982.
- Taverne, E.,"Architects without architecture" , Architectuur en Planning: Nederland
1940 - 1980, p.24 - 47,1983.
- Zwinkels, C., ''themanummer: Glas", de Architect, mei 1989.
50
51
52
Deel 2
Geveltypen
Compositiesystemen
53
54
Verantwoording
Goede gevels ontwerpen is moeilijk, dat is bekend. Jarenlange werkzaamheden in
welstandcommissies en de begeleiding van de vakoefening 'Gevels ontwerpen' in
Delft hebben mij het inzicht gegeven dat het zelfs erg moeilijk is. Het blijkt dat bij
ontwerpers de voorkennis die nodig is om met redelijke kans op succes gevels te
kunnen ontwerpen, betrekkelijk gering is.
Van de vele aspecten die het uiterlijk van de gevel bepalen, heb ik getracht de
belangrijkste op een rij te zetten en met name die, welke de gevelarchitectuur het
meest beïnvloeden.
A. Helfferich
55
1. Inleiding
Met enige overdrijving kan men zeggen dat de verschijningsvorm van de gevel de
architectuur zelf is. Immers de grond waarop men staat is er al en het dak, vooral als
het plat is, ziet men meestal niet. Er is veel over gevels geschreven, maar bijna altijd
over onderdelen: ramen en deuren, constructiesystemen, bouwfysische
eigenschappen, materiaaltoepassingen, stijlkenmerken. Weinig over manieren waarop
gevels ontworpen kunnen worden. Het onderwerp is ook erg complex.
Goed ontwerpen is nat'Jurtijk rekening houden met alle aspecten, maar er zijn zoveel
aspecten aan de gevel, dat er keuzes gemaakt moeten worden die altijd betrekkelijk
zijn.
Men kan gevels op vele manieren classificeren. Er zijn indelingen te maken op grond
van de materiaalkeuze, de constructiewijze, de stijl, de architectuuropvatting, de
kunsthistorische waarden, enz. De bedoeling is hier buiten te blijven en die aspecten
op te sporen, die overal en altijd aanwezig zijn en die de gevel in essentie bepalen.
Het gaat in dit verhaal om de visuele aspecten van de gevel. De architectonische
kwaliteit van een gevel is moeilijk exact te definiëren. Dikwijls bestaat er in het hoofd
van de ontwerper een esthetiek, die als toegevoegde waarde ten opzichte van de
puur functionele en bouwkundige kwalite~en wordt aangebracht.
Het gaat in en om gebouwen om de ruimte. Om de ruimte die door de vloer, de wanden
en het dak gevormd wordt. Het karakter van een ruimte binnen of bu~en wordt
behalve door de vormgeving van de gevels, ook bepaald door de afstand of juist de
nabijheid van de wanden of de gevels. De gevels krijgen hun expressie door de
materiaalkeuze, de plastiek, de indeling van de openingen, de textuur en de kleur.
Belangrijk is steeds de vormgeving van de gevel in relatie tot de directe omgeving.
Het hangt er maar vanaf wie deze ziet en vanuit welke optiek men er tegenaankijkt.
Bijvoorbeeld vanuit het standpunt van:
de projectontwikkelaar, de ontwerper, de kunsthistoricus;
de voorbijganger, de eigenaarlbewoner, de huurder, de verhuurder;
de baksteenfabrikant, de houthandel, de betonelementenfabriek, het
staalbedrijf;
bouw en woningtoezicht, de brandweer, de welstand, enz.
56
1.3 Objectieve en subjectieve kenmerken
Een bakstenen gevel is voor iedereen natuurlijk een bakstenen gevel. Dat lijkt waar.
Hoewel dat vaak nog niet zo zeker is. Je weet maar nooit wat in of vlak achter het
bakstenen oppervlak verborgen zit (zijn het geplakte steenstrips?).
De begrippen 'mooi' en 'lelijk' zijn zeer subjectief. Deskundigen kunnen tot op zekere
hoogte gelijksoortige oordelen geven. Maar in het algemeen blijken beoordelingen
sterk afhankelijk van de culturele achtergrond, de kennis en de ervaring van de
betreffende personen. Men kan een grove indeling in drieën maken:
De vraag is: wat doe je ermee? Met de volgende contrasten zijn gevels ook te
karakteriseren. Bijvoorbeeld:
open-gesloten herkenbaar-vreemd
zacht-hard speels-strak
zwaar-licht sober-overdadig
chaotisch-ordelijk goedkoop-duur
boeiend-saai kaal-versierd
licht-donker eenvoudig-deftig
Maar wat de één 'open' vindt, vindt de ander nog 'gesloten'. Wat de één boeiend
vindt, vindt een ander saai. Het zijn allemaal subjectieve kenmerken net als 'mooi' en
'lelijk'.
Met dit soort tegenstellingen categorieën maken, heeft naar mijn mening weinig zin.
Het blijft subjectief en leent zich nauwelijks voor onderzoek.
Welke architectonische aspecten van de gevel redelijk objectief zijn en zich wel voor
onderzoek lenen, probeer ik in de volgende hoofdstukken duidelijk te maken.
57
2. Analyse van gevels
Een gevel is een deel van een gebouw. Op zich heel vanzelfsprekend. Gebouwen zijn
te splitsen in ruimtedelen, bouwdelen en bouwelementen. Ruimtedelen bijvoorbeeld:
de ruimtelijke structuur, het ingangsgebied, het verkeersgebied. Bouwdelen
bijvoorbeeld: de gevel, het dak. Bouwelementen bijvoorbeeld: een balk, een
raamkozijn. Grenzen zijn natuurlijk nooit scherp te trekken. Na de eerste deling zijn
verdere delingen mogelijk.
Het gevaar van het bestuderen van onderdelen is dat men tracht een onderdeel te
isoleren en daarmee dan ook een geïSOleerde oplossing nastreeft en krijgt. Alle
onderdelen hebben onderling verband en als we trachten elk facet afzonderlijk op te
lossen, scheppen we verdeling en bouwen voor de gebruiker conflict in. Dat is het
gevaar van elk specialisme.
Het denken zelf verdeelt, omdat het denken probeert een antwoord te vinden voor een
speciaal probleem, apart van alle andere problemen, de nooit ophoudende analyse
van een onderdeel. Elk onderdeel is weer te splitsen in een aantal problemen en dat
is door analyse weer te verdelen. De analyse van de analyse, een doodlopende weg.
Een gevel is een onderdeel van een gebouw, dat een zekere scheiding tussen binnen
en buiten teweeg brengt, o.a. tegen:
het klimaat; regen, wind, zon, teveel licht, vervuilde lucht;
Een gevel is een ti Iter, dat naar twee kanten moet werken:
dingen erin: licht, lucht;
dingen eruit: vocht, afgewerkte lucht;
58
Gevelanalyse
Banco Populare di Verona,
Carlo Scarpa
Assen en vlakken,
- compositie
- symmetrie I a-symmetrie
- ritme 11
I 11 11 11
1 j=j=
DI 1
I'
I
0-
.r -:
Gelaagdheid van de gevel:
- vlak
- dieper liggend
- opliggend II! II~ 11 I1 I11
I!IUJ
0 000 0
I 10
Po l0] CJCJD
000 0
88LJ[
Lr-L-
B BB
ÇlQ p-
I 11
Materialen:
-staal, glas, brons
-stucwerk ~~~ac:=:Jc::::l:l==--~=a=t==~C::
-natuursteen lJI[
~
D
0
0 DDD DO
oD 1illi
i ~I
I 11 10
~~~
De gatengevel en de
skeletgevel zijn principieel
. lu_
. . . UI Juli
elkaars tegengestelde. In het
D
......... 11 Ir ene geval is de muur het
uitgangspunt, in het andere
geval de lege ruimte tussen
de kolommen.
SCHIJVEN
STRUCTUUR
• •••
VLAKKENGEVEL GATENGEVEL SKELETGEVEL
KNIPGEVEL ~
60
Het tweeslachtige karakter van de gevel is ook dat het de omsluiting van de
binnenruimte vormt en de sfeer daarvan bepaalt, maar dat het tevens de sfeer van de
buitenruimte bepaalt (plein, straat).
Eigenlijk zijn er altijd, zoals bij de spouwmuurconstructie, twee gevels, de
'binnenkantgevel' en de 'buitenkantgevel'. Men kan gebruik maken van dit aspect,
door de dubbele gevel ook echt te maken (zie 2.2). Daardoor ontstaat een
gevelzone met een zekere dikte: overgangszone, overgangsgebied, bijvoorbeeld een
loggia, winkelgalerij, balkon met doorlopend hekwerk en pergola. Er ontstaan dan
twee gevels met een tussengebied.
2.2 Geveltypen
Grof ingedeeld zijn er twee manieren van werken; àf men ontwerpt een muur waarin
men als het ware gaten hakt of spaart, àf men ontwerpt in de gevel een
openwandconstructie van kolommen en balken (hout, staal of beton). Nu is het
probleem niet hoe spaar je gaten, maar hoe vul je de openingen. Hiermee ontstaat de
'gatengevel' (of perforatiegevel) en de 'skeletgevel' (of invulgevel).
De geveltypen zijn principieel elkaars tegengestelde. In het ene geval is de muur het
uitgangspunt, in het andere geval de lege ruimte tussen de kolommen.
Naar analogie van de driehoek van Ronner bestaat er naast de 'gatengevel' (nadruk
drie-dimensionaal) en de 'skeletgevel' (nadrukééndimensionaal) de 'vlakkengevel'
of schijvengevel (nadruk tweedimensionaal). Dit type wordt in de Westerse wereld
pas na de eerste wereldoorlog ontwikkeld (Mies van der Rohe, Rietveld).
In Japan bestaat de 'vlakkengevel' al veel langer, waarschijnlijk sinds het eind van de
middeleeuwen.
Na de tweede wereldoorlog ontstaat uit de 'gatengevel' en de 'vlakkengevel', wat ik
hiema wil noemen, de 'knipgevel' (of omkeergevel) (zie 2.6) en als laatste grondvorm
de 'dubbelegevel' ; een combinatie van meestal een 'skeletgevel' en een 'gatengl'>' ':j"
op een zekere afstand van elkaar. Een type dat vooral in warme landen voorkomt en
reeds lang bestaat (zie 2.7). Hiermee zijn vijf grondvormen van gevels benoemd,
welke onafhankelijk zijn van de stijl, de materiaalkeuze en het compositiesysteem
(zie 5.2). Dit afgezien van de varianten die daaruit ontwikkeld kunnen worden (zie
schema).
61
2.3 De 'gatengevel'
In de 'gatengevel' is er een duidelijk verschil tussen de muur en het gat (de niet
aanwezige muur). De nadruk ligt op gaten sparen, gaten prikken. Wat de muur
letterlijk en figuurlijk reduceert zijn de gaten erin. Een gat wordt van buitenaf gezien,
meer gat naarmate de muur dikker wordt en het glas meer achterin geplaatst wordt.
De 'gatengevel' is al zo oud als de mensheid - de holbewoners kenden bij wijze van Gaten prikken in de muur,
spreken al het begrip 'gatengevel' - en is blijkbaar nog steeds nieuw. de dikte van de muur wordt
zichtbaar.
Op het gevelvlak van de 'gatengevel' kan men, om te beginnen, altijd een soort
'ruimtelijke ordening' toepassen door de gevelonderdelen een zodanige plaats te
gunnen, dat zij elkaar niet storen, maar ondersteunen. Het gaat hierbij tevens om het
toedelen van de meestal beperkte gevelruimte aan de gevelopeningen en de I l IH-l
~ Jtlli
gevelelementen, waaromheen zich de activiteiten afspelen.
Men kan in feite alle gevels van alle denkbare gebouwen met de 'gatengevel'
ontwerpen en tevens voldoen aan alle eisen van gebruik, verlichting, ventilatie,
Vlak met gat. Veel gaten:
optimale indeelbaarheid van de achterliggende ruimten, etc. Ontwerpers en toch
producenten van gevelelementen bedenken echter steeds nieuwe, niet altijd betere, ontstaat er
oplossingen. Zo ontstaan vanzelf de verschillende geveltypen en het grote aantal geen
varianten daarop. skeletvorm,
het
muurvlak
blijft
herkenbaar.
Gatengevels
62
Het licht strijkt langs de gevel
en accentueert de gaten en
de onderdorpels door
schaduwen.De indeling van de
gaten deelt het lange blok in
stukken en maaktde ingangen
en trappen zichtbaar.
63
2.4 De 'skeletgevel'
de kolommen valt als gat weg; het gat wordt paneel. De skeletgevel zal, net als de r-r- r=
gatengevel, zeer oud zijn - al is daar uiteraard door de vergankelijkheid van het
materiaal hout niets meer van bewaard gebleven. ~ f- ~
Kmpgevel
Een variant van de skeletgevel is de z.g. gordijngevel of vliesgevel, waarbij de wand Als de balk van een
gereduceerd wordt tot een licht stijl- en regelwerk met glasvulling, met daarachter skeletgevel zo hoog wordt
(meer naar binnen) het dragende skelet. De gevels met de z.g. structurele beglazing gemaakt dat heteen muurvlak
wordt, of als kolommen
zijn meestal 'dubbele gevels' of 'gelaagde gevels' (zie 2.7). Een betonnen gatengevel worden verbreedt tot
met daar overheen geschoven een vliesgevel. Als er geen stijlen en regels zichtbaar schijven, dan ontstaat de
zijn, ontstaat het typische gladde 'blauwe walvis' effect. knipgevel.
Skeletgevels
64
e
I I
(9
Deze vliesgevel is
opgebouwd uit grote panelen
met daarachter een
gatengevel.
65
2.5 De 'vlakkengevel'
~
~
~
~ ~
~ ~
• ~
~
~
~
~
~
• ~
~ ~
~
• ~
De bekendste vlakkengevel.
66
2.6 De 'knipgevel'
Naar analogie van het bekende prentje, waarin bf een vaas bf twee gezichten
zichtbaar zijn, is goed de 'knipgevel' of de 'omkeergevel' te karakteriseren. Dit is een
na 1945 ontwikkeld en veel gebruikt geveltype. Het wisselend effect geeft de gevel
iets ambivalents, beide effecten moeten gecontroleerd worden; de vorm van de
uitgeknipte openingen en apart, de overblijvende vorm.
Knipgevels
67
2.7 De 'dubbele gevel'
De 'dubbele gevel', een veel gebruikt geveltype in warme landen, is altijd een
combinatie van bijvoorbeeld twee 'skeletgevels' of een 'skeletgevel' en een
'gatengevel' op een zekere afstand van elkaar. Daardoor ontstaat een tussengebied
met een bepaalde gebruikswaarde, bijvoorbeeld een winkelgalerij of een veranda. In
landen met minder zon komt dit type uiteraard niet veel voor, omdat het interieur dan
te weinig daglicht ontvangt. Om toch een zekere plastiek te verkrijgen, schuift men
de gevels direct over elkaar, waardoor de 'gelaagde gevel' ontstaat. Het voordeel
van de 'dubbele gevel' is dat met een formele 'skeletgevel' aan de voorzijde, de
openingen in de op afstand gelegen 'gatengevel' geheel willekeurig geplaatst kunnen
worden, aangezien die nauwelijks invloed op het gevelbeeld hebben. Flats met
gallerij-ontsluiting en gebouwen met giazenwas-ivlucht- balcons hebben een zeer
utilitaire dubbele gevel.
Dubbele gevels
68
DD DD
~~
[I
o D0 0
DO
Gelaagde gevel, een optell ing
van gevelvlakken.
De kopgevel van di t
gerenoveerde woongebouw is
voorzien van balkons en een
raster waar planten langs
omhoog kunnen groeien, zo
ontstaat er een minder saaie,
dubbele, kopgevel.
69
2.8 Richtingen in de gevel
11 1I1
horizontale renaissance. Na de horizontale renaissance de verticale barok en daama
het nogal horizontale classicisme. Na het verticale eclecticisme (neo-gotiek, e.a.), •
aan het eind van de negentiende eeuw, volgen de horizontale gevels van de
'stijlgroep' en de 'nieuwe zakelijkheid'. Aan het eind van deze eeuw de 'post- Verticaal
modeme' periode; motieven uit verschillende stijlperioden worden in één gevel bijeen
I·
gebracht, met meestal weer een verticale gevelindeling. Door toeval eindigt blijkbaar
deze eeuw weer even 'kitscherig' als de negentiende eeuw. Waarschijnlijk brengt het
begin van de eenentwintigste eeuw versobering en vemieuwing.
Neutraal
2.9 Verticaal
Verticale gevels zijn gevels met een verticale structuur. De plastiek en de openingen
zijn zodanig gevormd dat een duidelijke verticale richtlijn overheerst. Over het
algemeen zal een nieuwe, 'verticaal' ontworpen gevel beter passen in een historische
stadswand met verticale gevels, dan een horizontaal ingedeelde gevel. Ook in een
nieuwe, stedelijke locatie zal een verticaal ingedeelde gevel het vaak beter doen;
11=11
I
-
juist omdat zoveel stedelijke elementen horizontaal zijn: wegen, verkeersstrepen,
trambanen, bedradingen, trottoirbanden, luifels, dakgoten, enz., levert een horizontaal
ingedeelde gevel een teveel aan horizontale lijnen op.
••
Horizontaal en verticaal
gecombineerd in een kleine
gevel geeft een onrustig
beeld. Bij voldoende
tussenruimte kan het wel
samen gaan.
Verticale gevels
70
2.10 Horizontaal
Horizontale gevels
71
- -- - - -- - - - - -- - - - - - - -- - - - - - - - - - - -- -- -- -- -- - - - - - - - - - - - - - - - - -
2.11 Neutraal
Sommige gevels kunnen, wat betreft hun richting, als 'neutraal' worden omschreven.
Er zijn in principe twee manieren om een gevel 'neutraal' te ontwerpen, dat wil
zeggen, dat er geen overheersende richting in voorkomt. Ten eerste: uitgaan van een
zodanige verdeling van horizontale en verticale elementen, zodat geen enkele
richtzing overheerst, maar dat een zeker evenwicht daartussen wordt bereikt.Ten
tweede: meteen uitgaan van neutrale grondfiguren, vierkanten, cirkels of driehoeken,
zodat een patroon ontstaat en er vanzelf geen richting in de gevel aanwezig is.
Extreme voorbeelden zijn de 'vierkante' gevels van Aldo Rossi en Richard Meier.
Vierkante, neutrale
gevelindeling van Rossi.
Rechts: de bouwvolumes
geven hier een verticale
richting aan de gevel, maar
de uitsparingen voor de
balcons zijn juist bandvormig
en horizontaal.
72
2.12 De ruimten achter de gevel
De keuze van het geveltype is natuurlijk erg afhankelijk van de functie van de
achterliggende ruimten. Evenzo beperkt het gekozen geveitype de functie van de
achterliggende ruimten. De mogelijkheid om tussenwanden achter de gevel te
plaatsen hangt, behalve van de draagstructuur, volledig af van het gekozen geveltype.
De 'skeletgevel' blijkt in dit opzicht veel minder vrij te zijn dan de 'gatengevel' . De
'gatengevel' is in het voordeel, omdat men over de breedte van de penanten
betrekkelijk willekeurig scheidingswandjes kan plaatsen. Muurdammen, brede
kolommen en veel stijlen vergroten de mogelijkheid om de achterliggende ruimte in
kleinere vertrekken in te delen. Wat dat betreft zijn 'verticaal' ingedeelde gevels veel
handzamer in het 'gebruik' en in het 'hergebruik' dan horizontaal ingedeelde gevels;
de veranderbaarheid en daarmee de bruikbaarheid van een gebouw wordt sterk
vergroot. Dichte panelen en veel stijlen in de puien van de 'skeletgevel' verruimen
uiteraard de mogelijkheid om wanden te plaatsen. Worden de kolommen en de balken
om redenen van isolatie weggewerkt, dan ontstaat in feite weer de 'gatengevel' ,
waarbij als het goed gaat toch nog iets van de skeletstructuur zichtbaar blijft.
73
3. Gevel en klimaat
3.1 Inleiding
- savanneklimaat:
B. Droge klimaten
- steppenklimaat (Bs)
- woestijnklimaat (Bw)
D. Continentale klimaten
- zonder uitgesproken droge tijd (Df)
E Sneeuwklimaten
- toendraklimaat (Et)
74
~
warm,nat
••• warm, droog
koud, nat
Wereldkaart je, schema van
klimaatverdeling.
koud, droog •
û /
/'
".,-
.
.-
/ / +20°c in juli
/ Cfb
I~
Overeenkomst in klimaat
geeft soms een overeen komst
in het gevel- en daktype.
Links: Oberammergau,
Beieren.
Rechtsboven: Vera de
Bidusoa, Spaans Baskenland.
Rechtsonder: Bhutan,Tibet.
76
77
3.2 Warm en nat
platte daken niet gewenst, i.v.m. plassen op het dak, waarin de larven
van de malariamuskiet zich ontwikkelen;
dus bijna altijd hellende daken.
,S it
.. ... : .. ..
Geschikte geveltypen:
Eigenlijk alleen de 'dubbele gevel', bestaande uit tweemaal de 'skeletgevel' of een
'skeletgevel' aan de buitenkant en een 'gatengevel' of een 'vlakkengevel' aan de
binnenkant.
Warm en droog betekent door de afwezigheid van water in extreme gevallen 'het
woestijnklimaat'. Voorbeelden: delen van Spanje, de Arabische landen, Iran, Pakistan,
Califomië, Arizona.
platte dak dient voor opvang regenwater (als het een keer regent).
Geschikte geveltypen:
79
3.4 Koud en droog # . .. ...... .. ....
,
Koud en droog, extreem is dit het poolklimaat. Voorbeelden: Lapland, Siberië, Noord
Canada, maar ook de Alpen, de Pyreneeën en de Himalaya.
kleine openingen;
flauw hellende daken met een overstek, om sneeuwvrij om het huis te
kunnen lopen;
het met sneeuw bedekte dak werkt als extra isolatie.
Geschikte geveltypen:
Eigenlijk alleen de 'gatengevel' met kleine openingen.
80
3.5 Koud en nat
Koud en nat; het zogenaamde gematigde klimaat o.a. het Nederlandse klimaat.
door de nivellerende werking van het vocht weinig verschil tussen zomer- en
wintertemperatuur en tussen dag- en nachttemperatuur;
bewolkte lucht;
Geschikte geveltypen:
3.6. Conclusie
Overziet men de vier klimaten dan blijkt dat in het klimaat 'koud en nat'; wat door de
nivellerende werking van het vocht relatief het meest gematigde klimaat is; het meest
met de geveltypen mogelijk te zijn. Ramen zijn nodig wanneer er weinig licht is.
Daarom hebben ramen meer vooruitgang geboekt in bewolkte donkere klimaten. Dat
is dan ook de reden, waarom de gevels in de gematigde klimaatzones een belangrijkere
ontwikkeling hebben doorgemaakt dan in andere meer extreme klimaten. Noord-
West Europa met zijn typische 'gevelarchitectuur' is hiervan het meest sprekende
voorbeeld.
81
4. Het raam in de gevel
Het beeld van de gevel wordt vooral bepaald door de vorm en de veelheid van de
raamopeningen; dit omdat ramen meestal meer voorkomen dan deuren. En het zijn
ook meestal de ramen die door hun vorm de 'richting' van de gevel bepalen.
Vierkante en ronde ramen hebben geen richting en maken het gevelvlak uitgesproken
kh
neutraal. Het gaat altijd om de relatie van het raam tot een bepaald gevelvlak. Een
neutraal vierkant raam wordt bijvoorbeeld ineens veel agressiever in het gevelvlak
als het een kwartslag gedraaid wordt.
Soms komt het gevelvlak naar ons toe als een dicht plat vlak, soms als een
opengewerkt vlak met ramen en deuren en soms kan het gevelvlak met uitstekende
balcons en inspringende hoeken zo worden aangetast dat het als vlak bijna niet meer
~[D]J
waameembaar is. Als de assen van de ramen verspringen per verdieping, werkt de
hele gevel meer als vlak, dan als de assen van de ramen op elke verdieping loodrecht
boven elkaar staan, zodat de gevel in staande stroken wordt verdeeld.
_ JlLrrL
Het raam is een 'tegenstrijdig' element in de gevel. De tegenstrijdigheid is dat het
zowel open als dicht moet kunnen zijn. Toch is het open-zijn het meest karakteristiek,
dit in contrast tot het dicht-zijn van de muur. Er is een wezenlijk verschil tussen een
raam en een pui. Een raam is een doorbreking van het gevelvlak, een pui is een
onderbreking van het gevelvlak.
Bekijkt men de plaats van het glas (al of niet in een kozijn) in de gevel, dan blijkt dat
de negge zeer belangrijk is voor het gevelbeeld. Een neggemaat van 4 cm in een
bakstenen spouwmuurwerd vroeger als ideaal gezien: een vemouding van ongeveer
1:2 met het aanzicht van de kozijnstijl.
Een ongeïsoleerd stalen raam uit de jaren vijftig, achter in de muur geplaatst geeft
van buitenaf gezien het meest de indruk van een 'gat' in de muur. De dikte van een
wand kan trouwens alleen bij de openingen zichtbaar worden gemaakt.
Een kozijn met glas midden in de relatief dunne Nederiandse spouwmuur geplaatst
is eigenlijk de minst interessante oplossing, zowel binnen als buiten ontstaan
vensterbanken, waaraan men eigenlijk niets heeft. Wordt het gelijk met het Bij het ontwerpen van een
geveloppervlak geplaatst, dan valt het raam als gat weg en wordt mede door de raam komen stede-
bouwkundige- en interieur-
spiegeling van het glas één geheel met het buitenoppervlak van de gevel. Met een aspecten bij elkaar. Van
breed kozijn voor in de muur of een omlijsting wordt het raam een zelfstandig binnenuit moet het raam
element in de gevel, waar men door heen kijkt. Brengt men het raam nog meer naar functioneel zijn voor de
buiten dan ontstaat via het zogenaamde 'bloemen raam' de 'erker', een los op de bezigheden die bij de
betreffende ruimte horen, van
gevel aangebracht plastisch element, of uiteindelijk een aparte aangeplakte buiten moet de gevel een
bouwmassa, uiteraard mogelijk met de huidige techniek die grote overstekken relatie hebben met de
mogelijk maakt. omgeving.
82
Bij hergebruik van het
Castelvechio in Verona is de
oude gevel voorzien van
nieuwe ramen . Er zijn nieuwe
vierkante gaten in het
gevelvlak aangebracht en de
bestaande gaten zijn met een
afwijkende indeling gevuld.
De nieuwe invulling met
stijlen en regels speelt met
de symmetrie van de
bestaande gevelopeningen.
De ramen verspringen in de
diepte van het gevelvlak.
Door de afwijkende indeling
wordt de gevel gefrag-
menteerd en wordt het
gevelvlak met de bogen en
versieringen duidelijk
afzonderlijkwaargenomen ten
opzichte van de nieuwe raam
invullingen.
83
4.2 Korte geschiedenis van het raam
De Deense architect Ame Jacobson maakte zelfs de 103% glazen gevel (windstijlen
ook van glas). Vanaf die tijd is er eigenlijk een weg terug naar minder glas. Het glas
wordt nu ook meer1agig en om diverse redenen meer als bekledingsmateriaal gebruikt.
Een betrekkelijk nieuwe ontwikkeling is de zogenaamde 'structurele beglazing' (een
glazen gevel die over een betonnen 'gatengevel' is geschoven).
84
Links: de vensters zijn zo
groot, dat het gevelvlak uit
een soort metselwerk balken
en kolommen gaat bestaan.
Rechts: hier is de dragende
functie van het metselwerk
overgenomen door een
betonskelet, het venster en
het metselwerk zijn daardoor
gelijkwaardige vullingen
Terugliggende kozijnen
maken het gevelvlak en de
gaten zichtbaar, de erker is
een verbijzondering.
85
5. Indelen van gevels
5.1 Inleiding
86
Het lijkt in ieder geval gevaarlijk om met schemalijnen gevels te beoordelen. Als er
maar voldoende schemalijnen over de gevel worden getrokken; dan valt er altijd wel
iets samen en is er een compositietheorie aan vast te knopen. Sommige architecten
trachten hun gebouwen, bewust of onbewust, een eenheid te geven door de gevels
min of meer een afspiegeling van de plattegrond te laten zijn. De gevelindeling is
dan bijna gelijk aan de plattegrond indeling.
r
r 1
•
U
~ In
81-
I
..
I
8 ... -
1:1
I I
KLASSIEK SYSTEEM VAN ASSEN SYMMETRIE
II
I
••
II
-• I
•• ••
•11 lil
III •
ij
CONTRAST PATRONEN
88
5.3 De 'klassieke' gevel
89
I I
5.4 Het systeem met 'assen'
, I •
I
5.5 Symmetrie
I' -::1 "
11 11 Als men één as sterk benadrukt ontstaat de symmetrie-as. Er kunnen vanuit gebouwen
redenen voor symmetrische of juist a-symmetrische gevels zijn. Symmetrische
gevels zijn erg lang uit de mode geweest. Ze werden te autoritair of te monumentaal
gevonden. De laatste jaren is de symmetrische gevel weer in de belangstelling
gekomen. Symmetrie wordt pas interessant als er asverschuivingen mee gemaakt
worden
Symmetrie levert een sterk beeld op, kleine afwijkingen en toevoegingen kunnen
soms bijna onopgemerkt worden aangebracht.
Wanneer een gevel streng symmetrisch wordt ontworpen, verliest hij steeds meer het
wandkarakteren wordt meereen ding op zichzelf. Een alzijdig symmetrisch ontworpen
gebouw wordt dan ook een monument dat op zichzelf staat en geen gebouwen in de
directe omgeving duldt, tenzij ze aan die symmetrie ondergeschikt zijn gemaakt.
91
5.6 Ritme
Herhaling van 'assen' op een bepaalde afstand kan tot ritme leiden in gevels. De
•• •• I
belangrijkste factor is steeds de herhaling: het steeds weer voorkomen van dezelfde
I 11 1
of vergelijkbare gevelelementen. In tegenstelling tot het metrum waarin de afstanden Het ritme in een gevel kan
met het ritme in muziek
gelijk zijn, is ritme flexibeler. De afstanden zijn ongeveer gelijk, soms oplopend soms worden vergeleken. Als
onregelmatig. Ritme suggereert in ieder geval altijd een continue beweging. Het onderliggend regelsysteem is
horizontaal indelen en ritmeren van de gevelelementen is vooral bij lange en lage er de maatverdeling, deze kan
gevels een veel gebruikte methode. voortkomen uit b.v.
constructie maten, uit
materiaal maten of uit
ontwerp methoden.
De onderdelen waardoor het
ritmezichtbaarwordt, kunnen
zeer divers zijn, meestal zijn
het de ramen in het gevelvlak
of delen van de
draagconstructie zoals de
kolommen. De melodie in
muziek is in gevels soms een
wisselend kleurgebruikofeen
gebogen lijn. Bij de vorming
van groepjes zou je over de
accoorden kunnen spreken.
De vergelijking van gevels
met muziek gaat natuurlijk
niet helemaal op, de meeste
gevels kunnen met saaie
deuntjes worden vergeleken.
Toch worden de nieuwste
ontwikkelingen in de muziek,
zoals sampling van andere
klanken, ook in de
architectuur toegepast, dan
worden het citaten genoemd.
92
5.7 Compositie met ongelijke elementen
Een methode om met onderling heel verschillende gevelelementen, zodanig over het
gevelvlakte schuiven, totdat een interessante a-symmetrische vlakverdeling ontstaat.
Het ontwerpsysteem, vooral op een wit gevelvlak, refereert soms aan schilderijen van
Mondriaan en Klee. De gevelelementen staan in het vlak in een bepaalde spannende
relatie tot elkaar. Zoals bij een schilderij van Mondriaan worden de openingen
opgevat als vlakken, uiterst nauwkeurig tegen elkaar afgewogen. Alles heeft een heel
preciese plaats, al ziet het er toevallig uit. Soms krijgt dit systeem het karakter van
een 'collage'.
93
5.8 Het vormen van groepjes
Het vormen van 'groepjes' van gevelelementen is een systeem om door bundelen van
de verschillende gevelelementen tot grotere eenheden, het aantal onderdelen in de
gevel te verminderen. Soms tendeert dit naar de 'knipgevel'. In andere gevallen
ontstaat weer de 'compositie met de ongelijke elementen'.
94
5.9 Contrast
Contrast bestaat natuurlijk in elke gevel, bijvoorbeeld het raam ten opzichte van de
muur; de pui ten opzichte van de schijf, Contrast is ook te gebruiken om een grote
tegenstelling en daarmee een sterke werking in de gevel op te roepen, daardoor
wordt het een systeem. Het is nauw verwant met de 'knipgevel' en de 'vlakkengevel' .
Contrast kan ook gebruikt worden om een saaie straatwand te verlevendigen met een
nieuwe opvallende gevel, waardoor de hele wand wordt opgewaardeerd.
Bij lage gebouwen (één of twee lagen) bepaalt de dakvorm (schuin- of een platdak)
mede sterk het karakter van de gevels. Hoe meer lagen het gebouw telt, hoe
belangrijker in het beeld, de beleving van de gevels wordt. Drie tot zes lagen is
misschien optimaal voor het goed zichtbaar zijn van gevels. Bij hoge gebouwen
worden de gevels boven een zekere hoogte minder zichtbaar. Die gevels worden
dan ook meestal 'neutraal' als een 'patroon' of minder eerbiedig als 'behang' of
'ruitjespapier' ontworpen.
Het maken van 'patronen' in gevels, resulteert vaak in het ontstaan van een nieuw
homogeen neutraal vlak, waarin geen enkele richting overheerst. Hetgeen meestal
ook de bedoeling is. Uiteraard wordt het principe ook wel voor laagbouw toegepast
om bepaalde effecten te bereiken.
Structurele beglazing past geheel in de 'patroon'gedachte, met het blauwe walvis
effect (slick skin, Norman Foster).
96
5.11 Conflictsituaties in gevels
Conflictsituaties in gevels kunnen zich op drie niveaus afspelen. Ten eerste: in het
vlak van de gevel zelf. Ten tweede: in relatie tot de gevels in de directe omgeving. Ten
derde: in relatie tot een hele straatwand of een stadsgedeelte, zoals de gevel(s) van
een belangrijk gebouw.
Bij het te veel door elkaar heen gebruiken van allerlei geveltypen en
compositiesystemen (behoefte aan complexiteit?) en het gebruiken van een veelheid
van op elkaar botsende gevelelementen ontstaan conflictsituaties waardoor de
gevelcompositie ontspoort. Behalve een te hoge onderhoudspost, ontstaan ook een
onaanvaardbaar esthetisch beeld zowel in de gevel zelf als in relatie tot de omgeving.
Streefde men in vroegere eeuwen meestal naar harmonieuze gevelcomposities; aan
het eind van deze eeuw met zijn net als aan het eind van de negentiende eeuw
eclectisistische eindperiode, (Postmodemisme, citaten-architectuur, historisme, enz.)
zien we de conflicten letterlijk en figuurlijk ontstaan, door de op elkaar botsende
gevelelementen, gekozen uit verschillende architectuurstijlen (conflictmodel in steen).
Elke dag langs een conflict in steen lopen verveelt snel. Ook harde kleurcontrasten
veroorzaken conflicten. Evenals de grote reclameborden die de gevels overwoekeren
en de stadsbeelden aantasten.
Er zijn in Nederland erg weinig hedendaagse voorbeelden te vinden van gevels die
een openbare belangrijke ruimte goed vormgeven. De meeste gebouwen staan als
objecten - als gebakjes in de vitrine - naast elkaar in de stad, of zijn geparkeerd in het
landschap naast de autobaan, zoals de vele 'brain'parken, zonder met elkaar rekening
te houden, laat staan dat de tussenliggende ruimte enige betekenis heeft. Een
bekend voorbeeld van een mislukte stedelijke ruimte is het Schouwburgplein in
Rotterdam, dat tot nu toe geen vorm kon krijgen door het ontbreken van voor de
ruimtevorm bepalende gevelwanden. Vooral de lage gevel van de Doelen levert een
groot gat op. Een bekend geslaagd historisch voorbeeld is de markt in Delft. Hoewel
in feite - op de plattegrond goed zichtbaar - de toren van de Nieuwe kerk de
gevelwand nauwelijks vult, wordt visueel door de grote hoogte van de toren ten
opzichte van de gevels van de andere wanden, de wand toch helemaal gevuld.
In een volgebouwd land als Nederland staat bijna elke nieuwe gevel naast en
tegenover andere gevels. Dit beperkt opzich de mogelijkheden. Men kan in principe
'aanpassen' 'of contrasteren'. Beide mogelijkheden kunnen goede resultaten
97
Hier is van alles mis mee ...
Onduidelijke gevelindeling en
massa opbouw. Is het een
dakkapel of een door-
getrokken voorgevel? De
schuurdeur lijkt de voordeur
te zijn.
98
6. Conclusie
3. De 'richtingen' in de gevel.
S. Het 'compositiesysteem'.
De volgorde van dit lijstje is natuurlijk niet dwingend en kan ook anders; elke
schematische opzet brengt wat dat betreft zijn eigen beperkingen mee.
De compositie, het architectonische meest belangrijke aspect, kan 'mooi' of 'Ieliik'
uitvallen en is geheel afhankelijk van het talent van de ontwerper. Kleine verschillen
in plaatsing en in de afmetingen van de gevelelementen veroorzaken soms een groot
verschil en kunnen het verschil tussen 'mooi' en 'lelijk' uitmaken. Trouwens de
begrippen 'mooi' en 'lelijk' zijn erg subjectief en lenen zich nauwelijks vooronderzoek.
Natuurlijk zijn er gevels, meestal niet de beste, die eigenlijk nergens bijhoren en niet
in te delen zijn; geen bepaald geveltype, geen richting, geen duidelijk
compositiesysteem. In het voorgaande zijn vooral de duidelijke voorbeelden en
geveltypen naar voren gehaald.
99
Literatuur
Arnheim, R.: Art and visual perception. London, 1956.
Aronin, J. E.: Climate & Architecture, New Vork, 1953.
Beljon, J. J.: Hoe doe je dat, grondbeginselen van vormgeving. Amsterdam, 1976.
Ching, F. D. K.: Architecture - Form, space and order. New Vork, 1979.
Kloot Meyburg, H. van der: Bouwkunst in de stad en op het land. Rotterdam, 1918.
Leerdam, B.F. van, en G.w. Verhoef: Kijk op gevels van beton. 's-Hertogenbosch,
1984.
Olgyay, V.: oisign with climate, New Jersey, 1973.
Oliver, P. J.: Climate and man's environment. New Vork, 1973.
100