You are on page 1of 66

Veranderbaarheid en

flexibiliteit van gebouwen

I~~ Publikatieburo Bouwkunde 1994


Colofon

Uitgave en distributie Publikatieburo Bouwkunde 1 Faculteit der Bouwkunde


Technische Universiteit Delft 1 Berlageweg 1/2628 CR Delft
Telefoon (015) 784737

Druk Universiteitsdrukkerij

Cip-gegevens Koninklijke Bibliotheek, Den Haag


Rongen, C.Th .H. van
Veranderbaarheid en flexibiliteit van gebouwen/C.Th.H. van Rongen;
[samenst./red., bew.: M.C. Stellingwerff; ill. : C.Th.H. van Rongen ... et alo]. -
Delft: Publikatieburo Bouwkunde. - 111.

ISBN 90-5269-158-4
NUGI 923
Trefw. gebouwen; hergebruik

Copyright © 1994 by ir. C.Th. H. van Rongen

All rights reserved. No perts of this book may be reproduced in any form, by print,
photoprint, microfilm or any other means without written permission of the publisher.
- - -- - - - - - - - - - - - - - -- - -- - - -- - --
INHOUD

Inleiding 7
Beknopt overzicht van de oorzaken van hergebruik 8

Het hergebruiksproces 9

Bouwopgave hergebruik 12

Het realiseren van de bouwopgave 12

Gebouwen funktie 13

Gebouwstructuur 13

HET GEBOUW MERCURIUS 14


Geschiedenis 14
De Haagse Beek 14
De ruimtelijke structuur 15
De gebruiksstructuur 16
De bestaande constructie 17
De nieuwe funktie 19
Ontwerp 20
Restauratie van de voorgevel 21
Andere voorzieningen 23

WATERLEIDINGBEDRIJF ROTTERDAM 24
Geschiedenis 24
Stedebouwkundige opzet 24
De snelfilter gebouwen 25
Jongerenhuisvesting in snelfiltergebouwen 25
Kantoren in snelfiltergebouwen 26
De watertoren 27
Verbouwing watertoren 27
Structuurmaat en veranderbaarheid en flexibiliteit 28

TOBACCO DOCK 29
Geschiedenis 29
Het oorspronkelijke gebouw 30
Een nieuwe funktie 30
Uitvoering en detaillering 32
Financieel 33

SCHLUMBERGER,MONTROUGE 34

Veranderbaarheid 36

Flexibiliteit 36

Structuur 36

De constructie structuur 37

Gebruiksstructuur 38

Samenhang 38

QUEEN'S QUAY TERMINAL 40


Funkties 40
Ontwerp overwegingen 41
De ruimtelijke organisatie 41
Gebouw transformatie 43
De gevels 45

4
MUSEE D'ORSA Y 47
Geschiedenis 47
Het oorspronkelijke gebouw 47
Een nieuwe functie 48
Uitvoering en detaillering 49
Financieel 50

LlNDBLADE TOWER 51

PARAMOUNTLAUNDRY 53

Functie en Gebouw 54

Organisatie en Ruimte 54

POLIKLINIEKGEBOUW ZIEKENHUIS LEEUWARDEN 55

ARCHITECTUURMUSEUM FRANKFURT 56
Geschiedenis en het oorspronkelijke gebouw 56
Een nieuwe functie 56
Uitvoering en detaillering 57

TRATTORIA ANGELI LOS ANGELES 59

PARC DE LA VILLETTE, GRANDE SALLE,


MUSEUM VOOR TECHNIEK EN WETENSCHAP 60
Geschiedenis en het oorspronkelijke gebouw 60
De nieuwe functie 61

CLORE GALLERY 64

5

6
INLEIDING
Dit onderzoek gaat over Flexibiliteit en Veranderbaarheid van
gebouwen bij hergebruik. Het onderzoek betreft zowel de flexibiliteit
en veranderbaarheid van de gebouwen als de funkties, alsmede de
relatie tussen deze beiden. AI het gebruikte materiaal is door
veldonderzoek verkregen en in een tweetal jaren verzameld. Om
het verzamelde materiaal beter toegankelijk te maken is een deel
van het beeld materiaal op een videoband toegevoegd.

Het hergebruiken van dingen kan op twee manieren plaatsvinden. Kabelhaspels en ventilatie kokers als
Het ding wordt wederom gebruikt waarvoor het oorspronkelijk speeltuig voor kinderen.
bedoeld was of het wordt gebruikt voor een geheel nieuw doel.

In het algemeen kan gesteld worden dat hergebruiken te maken


heeft met het opknappen en aanpassen van voorwerpen voor een
nieuw leven. Zoals muziekinstrumenten om op te spelen of als
wanddecoratie, kabel haspels en ventilatie kokers voor hun
oorspronkelijke doel of als speeltuig voor kinderen. Voor gebouwen
geld hetzelfde. Een gebouw kan als geheel opnieuw gebruiktworden
of een gedeelte, b. v. de gevel wordt als herinneringsbeeld bewaard.
Na opknappen en aanpassen kunnen gebouwen voor de
oorspronkelijke funktie worden benut of ze worden geschikt gemaakt en de draagstructuur
voor een totaal andere funktie. opnieuw ingevuld voor een nieuwe functie.
Aangezien de meeste gebouwen een vrij lange levensduur hebben
kunnen ze steeds ergens anders voor gebruikt worden en aldus een
aantal malen moeten worden aangepast. Indien gebouwen technisch
versleten zijn of niet meer aangepast kunnen worden dan is sloop
onvermijdelijk en zal mogelijk een deel van de materialen en
constructie onderdelen geschikt zijn voor recycling. Deze kringloop
van gebeurtenissen noemt men het "Hergebruiksproces van
gebouwen". In al onze onderzoeken op het gebied van hergebruik
van gebouwen zijn de gebouwen beschouwd als onderdeel van de
voorraad, d.w.z. dat naast het bestuderen van het specifieke van
een gebouw er ook steeds gezocht is naar het wetmatige in relatie
tot de betreffende groep gebouwen en tot de voorraad gebouwen Een leegstaande kerk wordt veranderd voor
als geheel. een kantoor- of tentoonstelling sfunctie.

7
BEKNOPT OVERZICHT VAN DE OORZAKEN
VAN HERGEBRUIK.
Na de wereldoorlog van 1940-45 heeft in Nederland onder de druk
van een sterk groeiend bevolking en een toenemende economie
een bouw explosie plaats gevonden. Ca tweederde van de totale
gebouwen voorraad is in die tijd gerealiseerd. Het einde van deze
groei begon zich halverwege de jaren zestig al aan te kondigen,
hoewel de omslag pas in 1976 inzette. Deze voorraad gebouwen
vertegenwoordigt een aanzienlijk nationaal kapitaal en is relatief
jong. Van het grootste deel van deze gebouwen is de investering
ONTWIKKEUNG VAN DE GEBOUWEN VOORRAAD nog niet afgeschreven en moet een deel van het verwachtte
rendement nog worden opgebracht op straffe van kapitaal
vemietiging.

Zoals de bouwexplosie in de jaren 50 en 60 werd veroorzaakt door


de toenemende bevolking en groeiende economie, zo werd ze in de
jaren 70 afgeremd door het stagneren van bevolkingsgroei en
economie. Het huidige volume aan bouwwerken is voor ongeveer
80 % voldoende om de behoefte aan huisvesting te dekken voor
bedrijven en woningen. Alleen de sociale woningbouw, met name
voor de laagste huren, maken hierop een uitzondering.
Naast de afnemende vraag naar nieuwbouw wordt de bestaande
voorraad gebouwen geleidelijk aan voorwerp van technologische
veroudering. De oorzaken hiervan zijn technologische
ontwikkelingen en een groeiende aandacht voor het milieu en
energie gebruik.
De sterk stijgende nieuwbouwprijzen maken vervanging van
bestaande gebouwen niet erg aantrekkelijk. In verhouding tot de
ontwikkeling van de nieuwbouwproductie wordt erweinig gesloopt.
TECHNOLOGISCHE VEROUDERING Sinds 79/80 zijn de tweedehands prijzen van gebouwen en woningen
EN TEVENS sterk gedaald en trekken maar langzaam weer bij. Verkoop wordt
TECHNOLOGISCHE ONTWIICKEIJNG verliesgevend en fluctueert met rente dalingen en stijgingen.
NOODZAAKT TOT AANPASSEN Vervangende nieuwbouw wordt uitgesteld en is financieel niet
aantrekkelijk. Het resultaat is dat bestaande gebouwen in gebruik
blijven of voor andere doeleinden worden hergebruikt.

35'00 10
Z.AZIE
3000
8

AFRIKA 6
2000.

1-:500
V.OOSTEN
4

~ooo- LAT.AM.

t:;__~~~~::::::=EUROPA
2 RIJKE LANDEN
SJ><>

KAM.
0
0 0 0 0 0 0 0
...00 0 .,00 ...00 0 0
...
0
0
...
N ......0 0
...
~
0
...co
0
...
~
N
...
~
~

...
~
N
N
0
N N N '"0
N
~
0
N
0
N

Bevolkingsgroei per werelddeel in miljoenen. Groei wereldbevolking in miljarden.

8
HET HERGEBRUIKSPROCES.
Het hergebruiksproces valt grotendeels samen met de gangbare
omschrijving van het bouwproces. Dit laatste loopt van initiatief tot
oplevering en wordt opgevat als een lineair proces.

Hergebruik daarentegen is op te vatten als cyclisch proces en wordt


als zodanig geïntroduceerd in onze onderzoekingen. Het gebruik
en beheer van gebouwen wordt toegevoegd aan het bouwproces en
sluit dan weer aan op de initiatieffase bij aanpassing of verandering
van het gebouwde. Een gebouw kan derhalve een aantal cycli
doormaken totdat het niet meer geschikt is en gesloopt wordt.

Om het hergebruiksprocesduidelijkte maken wordt gebruik gemaakt


van een aantal schema's. Deze schema's zijn een abstractie van de
werkelijkheid. Een hulpmiddel om gecompliceerde processen te
verduidelijken. Ook de hier gehanteerde schema's zijn bedoeld om
een inzicht te krijgen in de gecompliceerde bouw- en ontwerp-
processen.

Het hergebruiksproces is een opeenvolging van handelingen en


acties met als doel een of meer gebouwen te veranderen en/of aan
te passen aan een nieuwe- of veranderende gebruikseisen. Het
hergebruiksproces wordt gekenmerkt door een duidelijk begin en
eindpunt. Vanaf de gedachte om een gebouw te willen maken tot
aan de sloop via een of meer veranderingen en aanpassingen.
Zie schema 1.

Schema 1, het gebruiksproces.

9
Het hergebruiksproces is te onderscheiden in vijf fasen; de
initiatieffase, de ontwerpfase, de contractfase, de uitvoeringsfase
en de gebruiks- en beheersfase. (zie schema 1 ) Elkvan deze fasen
is weer onder te verdelen. De twee eerste fasen van het
hergebruiksproces zijn het meest kenmerkend en onderscheiden
zich het meest van de twee eerste fasen van het bouwproces in
traditionele opvatting. Deze fasen van het hergebruiksproces hebben
een bestaand gebouw als uitgangspunt tegenover het ontwikkelen
van een nieuw gebouw in het bouwproces. Bovendien kunnen de
gegevens en ervaringen van het gebouw uit de gebruiks en
De initiatieffase bestaat uit de projectfase en beheersfase bij de verdere ontwikkeling van het gebouw worden
de onderzoeksfase. gebruikt.

Schema 2,
projectfase.
PROJECT
ONTI..JIKKE
PRO JEe TEN MAAT-
SCHAPPIJ
LAAR functies gebouwen loKo. tie QJ
Ol QJ

~_C!!
c

lfI QJ-P
QJ co
QJIfI
-P
o +3
QJ
onolyses onolyses onolyses :::;Ol
~
_~6
Cl!
U
~
Cl!
E: cOMbino ties
E:
o o.fweging
U
Kosten
Cl!
E:
o
c KEUZE
o
U
QJ gebouw fun ctie

rondvoorwQorden
ONDERZ OE KSOPDRACHT
Kosten

Schema 3, ONDER-
onderzoeksfase ZOEKER
DNDERZDEKSDPDRACHT MAAT-
SC HAPPIJ
FUNCTIE GEBOUI..J SITUATIE
'"
:;;
ó
~

~c
_E_ Ó
0>
~ C
co
.::t.
--,
~s:.
+' +'
~ u
-0; -0; ME c :::; Vi
;: ;: 'C" :::;
-pC)
--
u c u c
0
'" 0
'd" "'E C '"
"'-" IJ) -L
0.
Ó
U
t'
d
E
0.
Ó
U
t->
E - E
OlL
'" Ó
~o.
Q) :::;
.Q--,

MODELLEN AFI..JEGING

KEUZE
Model Kosten

rondvoorwoQrden
BOUI..JOPGAVE
kosten

10
In de initiatieffase wordt afgewogen en besloten over nieuwbouw of
hergebruik. Het hoofddoel van deze fase is van financieel economische
aard. Binnen de initiatieffase is onderscheid te maken in de projectfase
en de onderzoeksfase. In de projectfase (zie schema 2) wordt op een
globale en verkennende manier de haalbaarheid van het hergebruik
onderzocht. Bij een gunstige uitkomst wordt in de onderzoeksfase
(zie schema 3) de haalbaarheid nauwkeuriger getoetst. Een positief
resultaat levert de randvoorwaarden voor de ontwerpfase.
In de ontwerpfase (zie schema 4) worden funktie en gebouw op
elkaar afgestemd binnen de randvoorwaarden zoals geformuleerd in
de initiatieffase. Het ontwerp-concept van de ontwerper is hierbij
richting gevend.

MAA T- Schema 4,
ONT-
IJERPER
BOU'WOPGAVE SC HAPP I J ontwerpfase.
+ 111
DEEL FUNC TIE STE DEBOUIJ - ClJ
GEBOUIJ -- IJ)
ONTIJ. GEBRUI K KUN DI G -PClJ
.-----' '----, ~-P
t~
·· ,,
L
.r: ClJ
u
~

:;; +' ci L
~~
I

u ó
d
0 ",
L L
U
0. .
-+'ó
• c
+'
-~
"-+,
.ç lil ~-C
u :J
VI ~ 111 :J
>-< öi -p-P
z ~
z
W
E
L

L
Cl.
Ó IJ)
Ó ClJ
:>L c" Ol ~
X
W
E 52
llJ :::5$;
:>L -00> L
<[ !2..c c c Qj.p..d
L L d ii ., d "
> ~ ~ >
+'-"L
de"
L
L
~
Ol dll
~!~
EO> +' >Ol ~

FUNKTI E- GEBRU I KS - STEDE BK.


MODELL EN MODELL EN MODEL LEN
W
I-
2:
>-<
::::l
~
I
2:
~ MODE LLEN
o AFIJEG I NG KOSTEN
> KEUZ E
w
VI
VI
W MODEL ONTIJERP-
~ CONSEPT
0...
X
W
I
~
>-<
V ORMGE V EN
W GEBRUIK
I
~ EXPR ESS I E
<[
<[
ÇQ
L>- STR UK TU RE N
W
W KONS TRUK TI E
-.J z
w
~
02' Q::
::::l <[
W
-.J
INDE LI NG <[

:>L MATERIA LEN :3


I ~
-.J o
<[ o
<[
>-<
>
~
~ INST ALLA TIES Z
W <[
I- DE TAI LLE REN ~
<[
L

11
BOUWOPGAVE HERGEBRUIK.
De bouwopgave bij hergebruik van gebouwen is het huisvesten van
een bepaalde funktie in een bestaand gebouw op een bestaande
BOUWOPGAVE locatie voor een van tevoren vastgestelde prijs.
HERGEBRUIK Hierbij kan worden uitgegaan van het vinden van een gebouw voor
een reeds aanwezige funktie of het vinden van geschikte funktie
Huisvesten van een funktie in een voor een voorhande zijnd gebouw. Het verschil van benaderen is
bestaand gebouw vooral terug te vinden in de vraagprijs voor het gebouw. Iemand die
op een een gebouw zoekt zal een zo laag mogelijke prijs voor een gebouw
willen betalen. Iemand die een gebouw verkoopt zal een zo hoog
bestaande locatie mogelijke prijs willen hebben. Bij het berekenen van exploitatie
kosten kunnen hieruit de ondergrens en de bovengrens voor de
huur worden bepaald.

HET REALISEREN VAN DE BOUWOPGAVE.


Onder de "Bouwopgave" wordt verstaan alle acties en handelingen
welke nodig zijn voor het huisvesten van een of meerdere funkties.
Bij nieuwbouw bestaat de bouwopgave uit het huisvesten van een
funktie op een te kiezen locatie.
Bij hergebruik bestaat de bouwopgave uit het huisvesten van een
funktie in een bepaald gebouw op een bepaalde locatie.
De bouwopgave wordt beïnvloed door belangen en eisen van
particulieren en overheid.
Elke fase in het hergebruiksproces wordt gekenmerkt door eigen
specialismen en de beoefenaren daarvan. De initiatieffase wordt
onderscheiden in de projectfase en de onderzoeksfase.
Bij de initiatieffase is het de bedoeling om een globaal inzicht te
krijgen of gebouwen funktie op elkaar passen en of de realisatie
haalbaar is. Om de project onderzoeks kosten zo laag mogelijk te
houden is het nodig om eerst een globaal inzicht te krijgen in de
haalbaarheid van een project. Als dit onderzoek positief uitvalt
wordt het project aan een nauwkeuriger onderzoek onderworpen.
De projectfase wordt dan gevolgd door de onderzoeksfase.
Bij de projecttase zijn vooral bestuurlijke, planningsmatige,
economische en financiële zaken aan de orde. De deelnemers zijn
dan ook meestal bestuurders, zakenlieden, projektontwikkelaars,
makelaars e.d.
In de onderzoeksfase wordt nauwkeurig onderzocht of de gevonden
resultaten van de projectfase kloppen. De werkzaamheden zijn van
technische-, organisatorische- en financiële aard.
De werkzaamheden worden hier dan ook voomamelijk gedaan door
technici en kostendeskundigen. Steeds meer wordt deze fase ook
het werkterrein van architecten.
Alle uitkomsten uit de onderzoeksfase zijn randvoorwaarden voor
de bouwopgave van de ontwerpfase. In de ontwerpfase gaat het
vooral om de integratie van gebruik, vorm en techniek, kwaliteit en
kosten. Het is het specifieke werkterrein van architecten.

12
GEBOUW EN FUNKTIE. FUNKTIE VERANDERING KAN ALS
Bij hergebruik van gebouwen gaat het om de afstemming en
aanpassing van gebouwen funktie op elkaar. In het algemeen zal
dat inhouden dat de funktie globaal in het gebouw moet passen. Het
globaal passen houd in dat de hoeveelheid en soort van de benodigde
ruimte en de verkeersstructuur in het gebouw voldoet aan de funktie
eisen. De aanpassingsmarge van funktie en gebouw zal dan tot een
sluitende afstemming moeten leiden. Om tot een dergelijke
afstemming te komen is het van belang om de eigenschappen en
structuren van zowel funktie als gebouw te kennen. Het onderzoek
hiemaar gaat vooraf aan het ontwerpen. Een van de eerste vereisten
voor funktie inpassing is dat de gebouwstructuur en de funktie OP ELKAAR PASSEN
structuur op elkaar passen, bovendien moet de benodigde
hoeveelheid ruimte aanwezig zijn. Een volgend vereiste is dat het
gebouw weerstand kan bieden aan de krachten door de funktie FUNKTIES VOOR EEN
uitgeoefend. Een gebouw kan voor verschillende funkties geschikt KANTOORGEBOUW
zijn. Voorwaarde is dat de structuur van de funkties op de gebouw
structuur past.
KUNNEN ZIjN:
Kantoorgebouwen kunnen bij hergebruik heel geschikt zijn om i'' CONGRES CENTRUM
veranderd te worden in Bejaardenwoningen, Flatwoningen, Hotel of ')'HOTEL
Congresruimte.
"WONINGEN
' BEJAARDEN TEHUIS

GEBOUWSTRUCTUUR. GEBOUWSTRUKTUUR
Alvorens te kunnen ingaan op Veranderbaarheid en Flexibiliteit
moet het begrip structuren bij gebouwen en funkties worden IS
vastgelegd. MAATGEVENDE EN
Onder structuur wordt verstaan , het wezenlijke of maatgevende
WEZENLIJKE VAN
van iets. HET GEBOUW
Bij gebouwstructuren gaat het dus om het wezenlijke en
maatgevende van een gebouw. Een gebouwstructuur is een
driedimensionaal grid. In een gebouw zijn er meerdere grids of
structuren te onderkennen, zoals; gebruiksstructuur, ruimte-
structuur, indelingsstructuur, draagstructuur, vormstructuuretc. Bij
een goed georganiseerd gebouw hebben deze structuren een maat
relatie met elkaar maar behoeven niet synoniem te zijn. Een
gebouwstructuur is niet aan te tasten zonder het gebouw aan te
tasten. Voor kennis en inzicht in de veranderbaarheid en flexibiliteit
van een gebouw is de samenhang van draagstructuur en
GEBOUWSTRUKTUUR
gebruiksstructuur essentieel. IS
Een tweetal gebouwen waarbij de draagstructuur niet werd aan- NIET VERANDERBAAR
getast toen zij voor een andere funktie werden aangepast en ZONDER HET GEBOUW
gerenoveerd zijn het gebouw Mercurius in den Haag en de gebouwen AAN TE TASTEN
van het voormalige waterleidingbedrijf van Rotterdam.

13
HET GEBOUW MERCURIUS
Architect: Th. Twent

Het gebouw was oorspronkelijk een kantoorgebouw met woningen.


De draagstructuur was identiek met de funktiestructuur. Voor de
nieuwe functie, woningen met winkels, behoefde alleen de
funktiestructuur veranderd te worden.
Omdat geen structurele ingrepen nodig waren bleven de kosten
beperkt tot aanpassen, renovatie en achterstallig onderhoud.

Geschiedenis
Het gebouw "Mercurius" werd in 1901 gebouwd in opdracht van mr.
Noordeinde D. van Houten en A. Oppenheim, die in vennootschap de
maatschappij tot exploitatie van het gebouw Mercurius vormden.

Ontworpen door architectenbureau Hoek en Wouters is het het


eerste Haagse gebouw dat speciaal voor kantoorgebruik gebouwd
is. Het werd door aannemer B. de Baan in 4,5 maand opgètrokken
en in 1901 opgeleverd.
Volgens een beschrijving uit 1918 bevatte het gebouw ruimte voor
2 winkels, 28 kantoorlokalen, een grote zaal, twee vergaderzalen,
een kluisinrichting, een elektrische lift en diverse technische
noviteiten zoals een centrale verwarming door middel van stoom en
een integraal telefooncircuit. Mogelijk verliep de exploitatie niet
naar wens. Het pand verandert enige malen van eigenaar, wordt in
1910 door architect Liefland verbouwd (van de inspringende
ingangspartij wordt een tochtportaal gemaakt) en wordt in 1918 aan
de gemeente Den Haag te koop aangeboden. Het gebouw bood
nadien onder meer huisvesting aan verschillende sekretarie-
afdelingen; in 1948 waren er de gemeentelijke hypotheekbank en
de gemeentelijke accountantsdienst in gevestigd.
In 1975 werd de gevel in een stalen korset gezet; door roestvorming
van de stalen lateien dreigde de grote erker van de gevel gedrukt te
worden.
De Raad van State en de Rijksvoorlichtingsdienst waren de laatste
Voorgevel gebruikers van het gebouw; in 1983 kwam het pand leeg te staan.

De Haagse Beek
Bij onderzoek naar de fundering van de voorgevel stuitte men niet
op de te verwachten heipalen, maar op de overkluizing van een
ondergrondse beek. Het bleek hier de oude loop van de Haagse
Beek te betreffen.
Deze duinbeek, waarmee de Bosbeek en de Hofsingelgracht
samenviel, ontlastte zich in het Spui en zorgde zodoende voor de
verversing van het water van de Vijver en de Hofsingel. Met het oog
op deze funktie hadden de oude grafelijke bewoners van het
Situatie Binnenhof de loop van de Beek geregulariseerd.

14
De ruimtelijke structuur
Het pand bestaat uit drie gedeelten: een voorhuis (5 verdiepingen
en een zolder); een achterhuis (2 verdiepingen met een plat dak) en
daartussen een trappenhuis dat alle verdiepingen verbindt.

Zowel de indeling van de verdiepingen van het voorhuis als de


indeling van de gevel is symmetrisch geordend ten opzichte van
een centrale middenas, ook het trappenhuis is symmetrisch ten
opzichte van deze as ontworpen; dit heeft een dubbele trap tot
gevolg.
De gevel boog destijds (1900) in het midden over de eerste twee
verdiepingen ver naar binnen zodat de entree dicht bij het
trappenhuis kwam te liggen. Door de toevoeging in de gevel van
een tochtportaal met daarop een overloopverdieping (191 0) ontstond
achter dit tochtportaal een twee verdiepingen hoge hal. Boven het
inspringende gedeelte buigt de gevel door middel van een erker
overtwee verdiepingen weer naarvoren. Aan weerszijden van deze
erker bevinden zich op de 3e verdieping loggia's, de vierde
verdieping volgt weer de rooilijn, op de erker bevindt zich dan een
balkon. Het gebouw heeft typische elementen van de Art Nouveau:
de slingerende glazen pui van de onderste twee verdiepingen; de
vele sierelementen in de rest van de gevel (de kleurigetegeltableaus,
de stalen lateien en rozetten, de geelwitte verblendsteen afgewisseld
met sierstukken van rode Akense steen); de sierlijke decoratieve
trapleuning eindigend in een olifanten kop en de glas in lood ramen
van het trappenhuis met bloemmotieven. De ordening is echter
symmetrisch en statisch. De sprongen in de zijgevels zijn uit de
bouwvoorsch riften te verklaren: het oppervlak van het aangekochte
perceel werd maximaal bebouwd; bij een raamopening diende men
echter minimaal 2 meter afstand van de erfafscheiding te bewaren .

...... - ' - ' - ' - ' -1_ . _ . )io;;qojf..... ;~'II!!!'I'!:j1-


Doorsnede en plattegrond van het
oorspronkelijke ontwerp.

15
De gebruiksstructuur
Volgens de ontwerptekeningen van 1900 zijn de verschillende
kantoren en winkelruimten aan weerszijden van een centrale
betegelde gang gelegen, welke breed en twee verdiepingen hoog
aan het Noordeinde begon, naar het trappenhuis voerde, daar
verticaal aftakte en op de begane grond eindigde op een
binnenplaatsje aan de achterzijde van het gebouw.
De twee winkels aan het Noordeinde besloegen twee verdiepingen
en hadden iedereen eigen trap naar de tussenverdieping. Onderde
achterste helft van de rechter winkel bevond zich een kelder met de
verwarmingsinstallatie van het gebouw. Deze kelder kreeg licht
door een rooster, of door glazen vloerstenen in de binnenplaats
rechts naast het trappenhuis.
Een kantooreenheid bestond uit twee of soms uit drie kamers, een
wachtruimte en een kluis.
De sanitaire voorzieningen werden via de gangen ontsloten en
waren semi-openbaar.

oorspronkelijk 1983 nieuw

·
·EIJ
..
.' .
[

.r.,•.~.
'.

. . J' " "


B
· . IB.
.
.\ : .
.t:

,..-:~~r ,
. : ;. ". : J
~ .... !' _

".::

8ttJ
J.- .. , .'

.~ ~ .
,' .

E!B
:'I
~:f.1<
: '~'
":. . .' ".':; . ';.:!.' ..i ..

]
e
0()
~
:::
Gebruiksstruktuur: oorspronkelijke ontwerp ~
..2)
- situatie 1983 - nieuwe toestand.

16
Waarschijnlijk is dit plan voor de uitvoering reeds gewijzigd. Op een
oude plattegrond is te zien dat beide binnenplaatsen naast het
trappenhuis overdekt waren; de linker met een glazen kap; onder de
kantoorkamerachterdeze ruimte bevond zich de verwarmingskelder.
Door vele verbouwingen verschilt de situatie, zoals aangetroffen in
1983, op diverse punten met de oorspronkelijke situatie.
In 1910 is naast de reeds genoemde toevoeging van hettochtportaal
de tussenverdieping geheel gewijzigd: de winkelverdiepingen
werden verbouwd tot kantoorruimte.
Aan het trappenhuis is een lift toegevoegd. Daar deze lift
tussenbordessen verbindt blijft het nodig om enige traptreden te Het
nemen. toegevoegde
Teneinde het achterhuis tussen de twee gebruikers te verdelen (de tochtportaal.
Rijksvoorlichtingsdienst en de Raad van State), is er evenwijdig en
direkt grenzend aan de middengang een nieuwe gang gemaakt. In
de oorspronkelijke gang is een trap gemaakt naar de eerste
verdieping van het achterhuis. De relatie van de gang met de
achtertuin is verdwenen.

In het linkergedeelte van het achterhuis is één van de binnenplaatsen


bij een kantoorkamergetrokken. Om onbekende redenen (misschien
bevond zich hier een geluidsstudio) is hier ook veel moeite gedaan
om door middel van een latei en een gietijzeren kolom een wand
scheef te zetten.

De bestaande constructie
Het bestaan van de Haagse Beek was blijkbaar in de vergetelheid
geraakt, want op de oorspronkelijke ontwerptekeningen staan de
funderingspalen recht onder de gevel aangegeven. Bij het onderzoek
naarde gevelfundering in 1983 was men in eerste instantie uitgegaan
van de situatie, zoals die op deze tekeningen aangegeven was. De
verrassing was dan ook groot toen er onder de gevel vrijwel niets
aan fundering werd aangetroffen. De gevel staat namelijk vanaf de
2e verdieping als het ware op de rand van een tafelconstruktie,
waarvan de poten naar achteren geplaatst zijn.(Bij de onderste
twee verdiepingen hangt de gevel aan deze rand en wordt slechts
summier ondersteund.
Vanaf het staal portaal op de begane grond en de tussenverdieping
(de "rand van de tafel") bestaat de gevel uit een eenvoudige
stapelkonstructie van metselwerk en staalprofielen.
Het gewicht van de 9 meter hoge topgevel boven de erker wordt
opgevangen door een stalen latei die bestaat uit een dubbel 1-
profiel. Met name bij deze balk, maar ook bij een aantal andere
gevellateien zijn grote problemen ontstaan. Het staal was slechts
eenmaal met menie behandeld en geschilderd. De natuurstenen
dorpel boven de erkerlatei is verkeerd vormgegeven: het waterhol
heeft eerder als een geleiding dan als een onderbreking van het
water gewerkt. Door roestvorming is de latei uit gaan zetten en
heeft de topgevel centimeters omhooggedrukt en de erker van zich
afgedrukt. Om gevaar van instorten te voorkomen heeft men in
1975 de gevel met stalen I-profielen gestut. In tegenstelling tot de
balk boven de erker, zijn er bij de balk onderde erker (de '1afelrand")
geen problemen gekonstateerd. De natuurstenen dorpel stak hier
ver genoeg uit en het waterhol was zodanig vormgegeven dat
debalk voldoende droog gebleven is. Daarerverder bij de kolommen
en balken van de '1afelkonstructie" geen scheuren of verschuivingen
te zien waren, is er verder geen onderzoek naar de fundering De Haagse Beek met daarboven de
verricht. "Tafelconstruktie"

17
Op de oorspronkelijke ontwerptekeningen staan de vloeren als
houten balkvloeren aangegeven, behalve de vloer van de 2e
verdieping en de begane grondvloer, die als troggewelvenvloeren
ontworpen zijn. Het voorhuis doet denken aan een groot twee
verdiepingen omhooggetild woonhuis.
De uitvoering is echterweeranders geweest: de begane grondvloer,
de vloer van de 2e en van de 3e verdieping zijn gemaakt van
gewapend beton. De toepassing van gewapend beton was in 1901
in Den Haag nog een heel nieuwe techniek. De staven met een
doorsnede van 1 cm werden om roesten tegen te gaan in de menie
gezet, zeer dicht tegen elkaar gelegd en kregen een vrij dunne
betondekking; de totale dikte van de betonvloer is 7-8 cm. De
overspanningen van het gewapend beton zijn gezien de
mogelijkheden van het materiaal klein, ze zijn afkomstig van de
ervaring met houten balkvloeren.
De vloer van de tussenverdieping is van hout, wat de flexibiliteit ten
goede kwam: begane grond en tussenverdieping werden als één
functioneel geheel verhuurd, de trap tussen deze twee verdiepingen
heeft op diverse plaatsen gestaan. De vloer van de bovenste
verdieping, op de oude tekeningen steeds zolderverdieping
genoemd, is ook van hout. De ruimte onder de kap is echter pas in
1985 voor gebruik geschikt gemaakt. De balken van het raamwerk
van het 'tafelblad" bestaan uit ingestorte stalen I-profielen. De 4
'tafelpoten", die in de winkelruimten staan zijn gemaakt van gietijzer
met gietijzeren sierconsoles, die geen constructieve betekenis
hebben. De kolommen, die in de pui naar de entree staan zijn
samengestelde stalen kokers.
Aangenomen werd, dat de zware gemetselde kluizen op
de 2e en 3e verdieping essentieel waren voor de stabiliteit
van het voorhuis De vloeren van de 2e en 3e verdieping
zijn van gewapend beton gemaakt waardoor de stabiliteit
van de achtergevel ook voldoende gewaarborgd is.

18
De nieuwe funktie
Vanwege de slechte bereikbaarheid en de gebrekkige
parkeergelegenheid verlieten de Raad van State en de
Rijksvoorlichtingsdienst het gebouw.

Over de mogelijke nieuwe funktie hadden versch illende


gemeentediensten ieder hun eigen opvatting. Monumentenzorg
wilde het bijvoorbeeld wel als huisvesting voor hun eigen dienst
gaan gebruiken. Nadat duidelijk geworden was dat de dienst
Volkshuisvesting eigenaar van het pand was, viel de keuze op
wonen. De bouwtechnische afdeling van de gemeentelijke dienst
voor de volkshuisvesting maakte een plan om de gevel, die moeilijk
te redden leek en waarvan de historische en architectonische
waarde nog niet werd onderkend, door een eenvoudige bakstenen
gevel te vervangen.
Vervolgens heeft de afdeling bijzondere projekten en research
(sinds 1 januari 1981 afdeling projektontwikkeling van het
gemeentelijk woningbedrijf) in samenwerking met architect Thijs
Drenth een haalbaarheidsanalyse gemaakt. Zij zagen mogelijk-
heden om het pand te verbouwen, mits er een subsidie van
Monumentenzorg zou komen. Na twijfels die zijn ontstaan tijdens
dit onderzoek over de volgens een eerder advies van een
constructiebureau niet meer te herstellen gevel, is een ander
adviesbureau gevraagd om nogmaals een advies uitte brengen met
de opnames, ervaringen en ideeën van de onderzoekers. Dit advies
viel positief uit. De restauratie van de gevel zou dan wel een
belangrijk deel van het budget in beslag nemen.
In het pand werden 28 wooneenheden voor 1- of 2-
persoonshuishoudens (de zogenaamde HAT-eenheden) en twee
winkelruimten ondergebracht.
Het pand is hiermee niet alleen het eerste kantoorgebouw van Den
Haag, maar het behoort nu ook weer tot de eerste, die na leegstand
ten behoeve van een geheel nieuwe funktie hergebruikt gaan
worden.

19
Ontwerp
De reeds bestaande structuur van het gebouw, met zijn kleine
overspanningsmaten, leende zich erg goed voor een nieuwe indeling
met HAT-eenheden.

Het werd voor de architect een uitdaging om zoveel mogelijk


gebruik te maken van de bestaande structuur, in het achterhoofd
houdend dat er veel verschillende manieren en voorkeuren van
wonen bestaan, dit in tegenstelling bijvoorbeeld tot het streven
naar gelijkheid van woningen. Het resultaat is dan ook een grote
variatie van woningtypen, terwijl de ruimtelijke en gebruiksstructuur
van het pand vrijwel ongewijzigd zijn gebleven.
Wat bij nieuwbouw een dure keuze is (de variatie), blijkt hier bij
Ingang van een
hergebruik juist goedkoop te zijn, door het intakt houden van de
woning.
bestaande structuur. Een gevolg is ook, dat de kleine woningen
door brede gangen, een groot trappenhuis met een dubbele trap en
een lift ontsloten worden, wat een ruime indruk geeft. Ook vanwege
de ligging tegenover het koninklijk paleis, hebben deze woningen al
de bijnaam "Royal HAT's" gekregen. Onder de kap werd de zolder
voor bewoning geschikt gemaakt door ereen nieuwe vloerte maken
en de kap aan de binnenkant te isoleren en met gipsplaat af te
timmeren. Achter het ronde raam in de punt van de topgevel bevindt
zich de keuken van deze woning, het dakkapel raam in de woonkamer
aan de zijkant van het pand geeft een uitzicht over de straat op
paleis Noordeinde .
Op de 1e tot en met de 4e verdieping van het voorhuis zijn steeds
Het ruime 4 woningen ontworpen, 2 aan de voorkant en 2 aan de achterkant.
trappenhuis Teneinde bij deze rug aan rug ligging een optimaal gebruik van de
met een gevelopeningen te maken, werden alle verblijfsruimten (woon- en
dubbele trap slaapkamers) bij de gevels en de niet-verblijfsruimten (w.c.'s,
en een lift. douches en ook de keukens, die toch te klein zijn om als eetkeukens
te functioneren) in de donkere gedeelten gesitueerd. Verder zijn de
natte ruimten zoveel mogelijk naast en in elk geval onder elkaar
geplaatst waardoor het aantalleidingkokers beperkt blijft.
Op de 1e verdieping wordt een gedeelte van de ruimte in beslag
genomen door een ommuurde vide, waar je door langwerpige
smalle raampjes naar beneden de hal in kunt kijken.
De begane grond van het voorhuis dient weer als winkelruimte.
In het achterhuis, direct links achter het trappenhuis, bevindt zich
een fietsenberging. Het beperkte uitzichttegen een schutting maakte
deze ruimte ongeschikt als woonruimte. De fietser moet echter nu
met zijn fiets wel een vrij lange weg afleggen en 4 dubbele deuren
passeren.
Het is door de brandweer voorgeschreven dat elke woning twee
verschillende vluchtroutes heeft. Wanneer een woning door een
brandweerladder te bereiken is, geldt dit ook als vluchtroute. Bij de
woningen aan de achterkant is dit niet mogelijk, bij deze gevel zijn
dan ook stalen brandtrappen, die door de ramen te bereiken zijn,
bevestigd. De deur in de schutting aan de achterkant van het pand
mag alleen als nooduitgang gebruikt worden.

20
Restauratie van de voorgevel
Bij de restauratie van de voorgevel waren twee grote problemen: de
veNanging van de roestende latei boven de erker en de hernieuwde
bevestiging van de losgedrukte erker op een voor Monumentenzorg
aanvaardbare manier. Constructiebureau Groenendijk en Poot
(Rotterdam) zag kans om met behulp van een nieuwe techniek (van
Simatec B.V., Nieuwkoop) de problemen op te lossen.
Teneinde de verwijdering van de erkerlatei mogelijk te maken, was
het nodig voor de 9 meter hoge topgevel een opvangconstructie te
maken. Op de 4e verdieping werd hiertoe op de houten vloer langs
de gevel een stalen balk (HE 140A) gelegd. Om deze balk voldoende
ondersteuning te geven moesten er eerst gaten in de bouwmuren
loodrecht op de gevel gehakt worden. Deze balk werd ondersteund
door 4 twee verdiepingen hoge kolommen (HE 120A). Op de 2e
verdieping zijn deze 4 stempels met verstijvingsschotten aan 4
onderslagbalken bevestigd. De op deze manier goed ondersteunde
balk op de 4e verdieping dient als onderslagbalk voor 4 stalen
balken (HE 220A) die loodrecht op deze balk liggen en als hefbomen
werken. Op de korte zijde van deze balken liggen naast elkaar 2
paar -profielen (NP 160) waartussen de topgevel geklemd is. De
andere uiteinden van de hefbomen, die de neiging hebben om
omhoog te wippen, liggen op een onderslagbalk en zijn via twee
stalen staven (016) onder aan de betonnen vloer van de 3e
verdieping bevestigd.
De houten balklaag van de vloer van de 4e verdieping werd door
middel van diagonale stalen strippen extra stijf gemaakt.

_. .. -"

~b-.d
Plattegrond constructieschema tweede
verdieping.

Uitvoering van de opvangconstructie.

21
De nieuwe in het werk gestorte betonnen latei vormt één geheel met
de nieuwe betonnen balkonvloer en is met stalen strippen nog eens
extra aan de bouwmuren loodrecht op de gevel bevestigd.
De nieuwe stalen lateien zijn thermisch verzinkt en aan
achterliggende beton balken en vloeren verankerd.
De erker en de rest van de gevel, die losgeraakt waren van de
achterliggende constructie, werden als volgt aan de haaks daarop
staande bouwmuren bevestigd:
Door de gevel en in de muren werden 2,5 tot 3 meter diepe gaten
(doorsnede 3 cm) geboord. Deze gaten werden volgespoten met 2
componenten epoxylijm (merk simacol A) en in deze gaten werden
glasfiber staven (doorsnede 2 cm) gestoken. Om deze staven
voldoende hechting te geven met de 20 cm dikke gevelstenen werd
de verblendstenen gevel ook geïmpregneerd met epoxylijm.
Teneinde de gevel extra vochtdicht te maken werd besloten het
voegwerk te vemieuwen. Alvorens tot de toepassing van deze
nieuwe techniek overgegaan werd, is de hechting tussen glasstaaf
en gevel op trek beproefd. Op één staaf, die 20 cm in de gevel
gelijmd was, werd gedurende 30 sekonden een trekbelasting van
5000 kg aangebracht.
Tijdens de proefneming werden geen vervormingen waargenomen
en na beëindiging van de proef werden er geen scheuren om de
ingelijmde staven gekonstateerd. Het hele voordeel van deze
techniek was, dat er nu aan de buijenkant van de gevel geen
ankers, die het beeld van de orginele gevel verstoord zouden
hebben, bevestigd hoefden te worden. De nu ontstane gaten in de
gevel werden met op kleur gebrachte kunstharsmortel weer
aangeplamuurd. Het staalkorset kon nu verwijderd worden.
De door het aanbrengen van het staalkorset (1975) beschadigde,
uit de gevel stekende, natuurstenen randen werden eveneens met
kunstharsmortel gerepareerd. Het balkonhek op de 4e verdieping,
dat afgebroken moest worden, werd weer opgemetseld. Achter de
te lage balkonhekken van de 3e verdieping, moest een balustrade
aangebracht worden.
Aan de gevelopeningen is niets veranderd; dij maakte het nodig om
aan de binnenzijde van de hoge ramen een doorvalbeveiliging te
maken.

22
Andere voorzieningen
De bouwkundige structuur maakte het mogelijk om elke woning een
eigen centrale verwarmingsketel te geven. Voor de bewoners is dit
gunstig, omdat je dan alleen zelf voor de gemaakte stookkosten
verantwoordelijk bent. De gasmeters zijn bij elkaar geplaatst in een
ruimte onder de trap. Daar iedere ketel zijn eigen leidingen van en
naar de gasmeter moet hebben heeft dit een grote hoeveelheid
leidingen tot gevolg. De kanalen voor de luchtaan- en afvoer van de
ketel, de luchtafvoer van de natte ruimten en de keuken bevinden
zich in dezelfde leidingschacht en steken op dezelfde plek door het
dak.
Het hergebruiksproces heeft in dit geval tot HAT-woningen geleid,
die bouwkundig met nieuwbouwkwaliteit te vergelijken zijn en die
vergeleken met diverse nieuwbouwsituaties om diverse redenen
aantrekkelijker zijn:
-door inpassen in het gebouw is een aantal woningen ruimer dan ze
anders geweest zouden zijn;
- de infrastructuur van het gebouw is ruimer en er is een lift
aanwezig;
- door het casco is de groepering van de woningen meteen
herkenbaar en ingebed in de stedelijke structuur: "je woont in
Mercurius".
Uit bovenstaande redenen en niet te vergeten het positieve saldo
op de exploitatiebalans, blijkt dat dit casco voor hergebruik door de
nieuwe funktie zeer geschikt was.

Gasmeters samen in een ruimte onder de trap,


de verwarmings-ketel in de woning.

23
WATERLEIDINGBEDRIJF
ROTTERDAM
Bij het waterleiding bedrijf in Rotterdam gaat het hergebruik om
twee verschillende soorten gebouwen m.n. De Watertoren en de
Pompgebouwen. De gebouw structuren en funktiestructuren passen
niet zo goed op elkaar als in het vorige voorbeeld. Het gevolg is dat
er nogal wat overruimte ontstaat op niet primaire funktiedelen
(Pompgebouwen). Bij de watertoren moest een geheel andere
verticale ontsluiting worden aangebracht. Deze overruimte is in de
meeste gevallen als architectonische meerwaarde in het gebruik
terug te vinden.
Geschiedenis
De geschiedenis van het DWL-terrein begint in 1869 wanneer de
gemeente Rotterdam haartoestemming geeft voor de bouw van een
drinkwaterbedrijf aan de oostzijde van de oude Plantage. Op deze
manierwilde men definitief een einde maken aan de slechte kwaliteit
van het drinkwater in Rotterdam. In 1874 kon de drinkwaterproductie
beginnen. Na twee jaar bleek dat uitbreiding noodzakelijk was.
Tussen 1883 en 1957 bleef dit uitbreidingsproces zich voortzetten.
Ondanks verbeterde productiemethoden verslechterde vanaf 1957
de kwaliteit van het drinkwater snel. Er werd daarom besloten over
te gaan tot de bouw van een nieuw spaarbekken met filtergebouw
in het oosten van Rotterdam.
Na de verhuizing van het drinkwaterbedrijf in 1977 werd een deel
van de vrijgekomen oude bebouwing, waaronder de watertoren,
betrokken door de woon- en werkgemeenschap Utopia. In datze~de
jaar besloot de gemeenteraad om het voormalige DWL-terrein te
bestemmen als woonwijk. Dit besluit was echter niet zonder
problemen. De bestaande structuur van het terrein , met
drinkwaterbakken, filtergebouwen en ondergrondse leidingen, kon
niet worden gesloopt, daar dit onbetaalbaar zou zijn. Bovendien
waren alle gebouwen door de aard van hun functie onderheid en
voorzien van kelders. Verwijderen daarvan zou een bijzonder
kostbare operatie worden. De mogelijkheid die overbleef was bouwen
over of op de bestaande structuur en hergebruik van de bestaande
gebouwen.

Stedebouwkundige opzet
Het bureau voorwoningbouw, stedebouw en industriële vormgeving
(W.S.I.) kreeg de opdracht om samen met de gemeentelijke diensten
een stedebouwkundig plan op te zetten. Dit alles gebeurde in
nauwe samenwerking met Utopia en de wijkraad Kralingen.
Uitgangspunt voor de nieuwe stedebouwkundige opzet, ontworpen
door E. Poot, was het behoud van de structuur van het terrein.
Bestaande gebouwen, zoals de watertoren, het voormalige
pompstation en de snelfiltergebouwen, werden voor een nieuwe
functie geschikt gemaakt. Ook ondergrondse elementen als kanalen,
kokers en kelders waren van invloed op het ontwerp. Zo werden op
de voormalige reinwaterkelders energiezuinige woningen gebouwd
en werden de woningen op de lage filters precies tussen de gedempte
waterbakken geplaatst. In de parkzone in het centrum van de wijk
zijn de verschillende waterbakken nog duidelijk zichtbaar.
Inmiddels zijn er zo'n 2450 woningen op het oude DWL-terrein
gerealiseerd. Hieronder volgt een beschrijving van twee
hergebruikprojecten.

24
De snelfiltergebouwen.
Om aan de snel gestegen vraag naar drinkwater te kunnen voldoen
werd in 1929 een nieuwe filteringsmethode geïntroduceerd. Met de
ingebruikname van het eerste snelfiltergebouw werd de
productiesnelheid bijna drie maal zo groot. Het gebouw bestond uit
een 80 meter lange gang met aan weerszijden de filterbakken.
De drie snelfiltergebouwen op het DWL-terrein zijn oorspronkelijk
ontworpen door ir. A. van der Steur. Ondanks het feit dat zij in
verschillende perioden gebouwd zijn, achtereenvolgens in 1929,
1941 en 1950, vertonen de gebouwen in hun opzet veel
overeenkomsten. Als hoofdkenmerken kunnen genoemd worden:
het witte basement gevormd door de verdiepinghoge filterbakken,
daarboven een band van glas, onderverdeeld in een raster van
kleine raampjes, en ten slotte de forse daklijst. De centrale
leidingstraat werd voorzien van een gebogen overkapping. Deze
drie gebouwen zijn een goed voorbeeld van de architectuur van de
Nieuwe Zakelijkheid.

Jongerenhuisvesting in snelfiltergebouwen
De snelfiltergebouwen uit 1929 en 1950 zijn inmiddels gerenoveerd
en verbouwd tot woningen voor één- en tweepersoonshuishoudens
naar een ontwerp van architect W. Patijn. In hoofd opzet komen de
renovaties van beide gebouwen met elkaar overeen. Gestreefd is
naar het behoud van de hoofdkenmerken.
De maat van de woningen is gebaseerd op de maat van de
oorspronkelijke filterbakken waarop ze zijn gebouwd. Datwil zeggen
dat er steeds 4 of 5 woningen in een filterbak passen. Op de begane
grond bevinden zich tweekamerwoningen in de daarvoor gesloopte
filterbakken. Voor deze woningen is ook een extra strook ramen
aangebracht in het basement. Op de eerste verdieping liggen
eenkamerwoningen en in de kop van het gebouw waar zich
oorspronkelijk de machines en de pompkamers bevonden, zijn
kleine eenkamerwoningen gemaakt.
De oorspronkelijke leidingstraat in het midden doet nu dienst als
ruime en lichte binnenstraat van waaruit de woningen worden
ontsloten. De daglichttoetreding is bij beide gebouwen verschillend
en de binnenstraten zijn dan ook verschillend vormgegeven. De
leidingstraat van het snelfiltergebouw uit 1929 was voorzien van
een gebogen, glazen overkapping als een tongewelf. Deze
overkapping is bij het gebouw uit 1950 uitgevoerd in beton.
Daaronder was een strook ramen geplaatst voor de
daglichttoetreding.(zie doorsnedes)

25
Kantoren in snelfiltergebouw
Het kleinere snelfiltergebouw uit 1941 is gerenoveerd en verbouwd
tot kantoorruimten door architectenbureau Kraaijvanger. Daarbij
zijn zowel de ruimtelijke kwaliteit als de karakteristieke details
zoveel mogelijk behouden. Over de filterbakken is een betonvloer
gestort, waardoor een extra verdieping is verkregen. De twee
verdiepingen hoge midden hal heeft een gebogen ronde betonnen
overkapping. Via een horizontale raamstrook die zich onder deze
overkapping bevindt kan het daglicht in de middengang toetreden.
Op de eerste verdieping zijn aan weerszijden van de middenhal
open werkruimten gecreëerd. Op de begane grond en in de kop van
het gebouw bevinden zich meer gesloten kantoorvertrekken. Een
aantal filterbakken zijn ingericht als werk-, maquette-, en
vergaderruimten. Hiervoorzijn de betonnen buitenwanden voorzien
van ramen. In de kop van het gebouw bevinden zich de
directiekamers.

De watertoren.
De watertoren en de bijbehorende werkplaatshallen werden in 1871
gebouwd naar een ontwerp van de architect C. van derTak, destijds
directeur van Gemeentewerken. De toren is 48 meter hoog en
gebouwd in een mengeling van verschillende bouwstijlen; nee-
romaans, neo- renaissance en oosters. Een hoge plint met smalle
rondboogvensters vormt de basis. Daarop komt het middendeel van
drie lagen. De vensteropeningen zijn over deze drie lagen in een
gemetselde boog gevat. In dit gedeelte bevonden zich vroeger de
woningen van de machinisten die op het terrein werkten. Hierboven
bevond zich het eigenlijke reservoir dat geschikt was voor ruim een
miljoen liter water. Daarmee was het niet alleen de oudste maar
tevens de grootste watertoren van Nederland. Aan de buitenkant
was het reservoir duidelijk te herkennen aan de grote houten band
die er omheen zat om bevriezing van het water te voorkomen.
Afgesloten werd de toren met een leien dak met kapellen en een in
moorse stijl ontworpen koepellantaarn. Vlakbij het ketelhuis kwam
over de totale hoogte van de toren een vierkante schoorsteen met
daarboven een ronde pijp. Na de eeuwwisseling is deze verdwenen.

26
Verbouwing watertoren.
Bij de restauratie van de toren in 1985 werd het waterreservoir en
de daaronder gelegen lekzolder verbouwd tot kantoorruimtes.Om
voor voldoende lichttoetreding te zorgen zijn er stroken

glas in de verticale betimmmering van het reservoir aangebracht.


Aan de oostzijde is een entree toegevoegd die via het soutterrain
toegang geeft tot de lift en het trappenhuis in de kem van de toren.
Daar bevonden zich oorspronkelijk de pomp- en drukinstallaties.
Op de begane grond is nu een restaurant gevestigd. De woonfunctie
in het middendeel van de toren bleef gehandhaafd.

27
STRUCTUURMAAT EN VERANDERBAARHElD
EN FLEXIBILITEIT.

Een grote ruimte zonder kolommen en met een goede verlichting is


GROTE STRUCTUURMAAT IS MEER FLEXIBEL
MAAR MINDER VERANDEftBAAR
voor veel functies bruikbaar, dus flexibel, er valt echter weinig aan
teveranderen. D.W.Z. er kunnen funkties met een kleine- en funkties
KLBNE 5TIWCTUUUlAAT IS MINDER FlEXI8EL met een grote structuurmaat in worden gehuisvest.(Natuuriijk moet
MAAR MEER VERANDEIUlAAR ook aan de andere huisvestings voorwaarden worden voldaan.) De
structuurmaat van de grote ruimte kan worden onderverdeeld zodat
meerdere funktiestructuren passen. Door de grote structuurmaat
van de constructie valt er weinig te veranderen, de ruimte is dan
niet meer aanwezig of er wordt een totaal nieuwe ruimte gemaakt.

De zelfde hoeveelheid ruimte gemaakt met een meer of minder


makkelijk (dé)monteerbare constructie met een kleine
overspanningsmaat en dus veel kolommen, is makkelijk
veranderbaar maar weinig flexibel. Immers er passen alleen maar
functies in met een kleine structuurmaat. Door de kleine
structuurmaat kunnen delen weggehaald worden zonder dat de
constructie wezenlijk wordt veranderd.
Gebouwen die weinig flexibel zijn behoeven niet altijd een grote
mate van veranderbaarheid te hebben. De constructie van
gestapelde ruimten kan niet willekeurig worden aangetast. Als
regel zal er echter wel samenhang zijn tussen de mate van
veranderbaarheid en flexibiliteit. Veranderbaarheid en flexibiliteit
zijn geen synoniemen.
Een tweetal gebouwen waarbij veranderbaarheid en flexibiliteit
goed te onderkennen zijn, zijn het hergebruik van Tobacco Doek in
de Doeklands in Londen en het gebouw van Schlumberger in
Montrouge bij Parijs.

Grote structuurmaat. Kleine structuurmaat.

Een grote structuurmaat is meer flexibel Een kleine structuurmaat is minder flexibel
maar minder veranderbaar. maar meer veranderbaar.

28
TOBACCO DOCK
Architect: Terry Farrell en Ir. Ove Arup &
Partners.

De voormalige tabak opslagplaatsen bestaan uit een onderbouw


met een kleine structuurmaat en een bovenbouw met een grote
structuurmaat. In de onderbouw met kleine structuurmaat is een
deel van de kleine structuur verwijderd om licht en lucht toe te laten
in de onderbouw. De grote overspanningen zijn niet aangetast. Een
deel van de dakhuid is verwijderd om licht en lucht toe te laten, het
is tevens als architectuur-middel gebruikt om de oude constructie
zichtbaar te maken.

Geschiedenis.
HetTobacco Doek dateert uit 1814 en is ontworpen doorde architect
Daniel Asher Alexander en ir. John Rennie. Op de begane grond
werd tabak opgeslagen en in de kelder stonden wijnvaten. De
kelder is opgebouwd uit elipsvormige bogen ondersteund door
granieten kolommen. Het meest indrukwekkende deel is echter de
begane grond laag. Voor de opslag en inspectie van tabak, diende
het vloeroppervlak ononderbroken te zijn. De houten dakspanten
worden daarom gedragen door stalen kolommen, die op boomachtige
wijze het geheel ondersteunen. De constructie was voor die tijd een
nieuwtje door het gebruik van staal en de grootte van de
overspanning.

In 1968 werd het Tobacco Doek gesloten tot in 1979 de Tobacco


Doek Development Company (TDDC) werd opgericht. Zij zagen
commerciële mogelijkheden in het gebouw bij hergebruik en na
onderzoek gaven ze de architect Terry Farrell en de ir. Ove Arup &
partners de opdracht het gebouw te verbouwen tot een hoogwaardig
winkelcentrum. In overleg met de Greater London Council's Historie
Buildings Division (GLC) is in 1984 een ontwerp goedgekeurd.

-
A '8"-14

8 19..'-GD
_
................. ......._.,

_
f--·_·_·-..~ ~~~
........,.~ __._... ::;~L _ 1 •• C L : l .. . .
-L
C t1'WC1t980' •

............1....... .:::::::,..:::::::,.~ ~..A.~..A. /" .


~i~Jifi? . ±=:de
D tN5·tQ

rQ"
- -'~.
-· .-,
r",c::'7l
i .
r~
,_
' _ _J
1
~
,_.-~

!ts·
Aêillill
:::::~·
........
!
,- . Overzicht van de verschillende aanpassingen
-' -_:
(1JHd80', van het gebouw in de loop der jaren.

29
Het oorspronkelijke gebouw.
Het complex bestaat uit twee bouwlagen, namelijk de begane grond
en de kelder. De kelder, bedoeld voor de opslag van vaten wijn, is
opgebouwd uit ellipsvormige bakstenen gewelven ondersteund door
granieten kolommen.
De structuur erboven bestaat uit lange daken, die de doorlopende
opslagplaatsen overkappen, lopend van noord naar zuid. Voor de
opslag en inspectie van tabak diende het vloeroppervlak
ononderbroken te zijn. De overspanningen van 54 ft (ong. 16,Sm)
worden gevormd door houten dakspanten die op boomachtige wijze
het geheel ondersteunen, gedragen door stalen kolommen. Elk van
deze kolommen is gemaakt van meerdere losse elementen die
d.m.v. gleuven en het gewicht van het houtwerk erboven op hun
plaats worden gehouden. Een bijzonderheid is dat iedere zesde
kolom hol is gemaakt om het regenwater naar beneden afte voeren.

Een nieuwe functie.


Het probleem dat de architecten troffen was het volgende: het
gesloten en afwerende gebouw diende open en uitnodigend voorde
winkelende bezoekers te worden. Er lag een grote contradictie in de
opgave: het gave industriële karakter van het gebouw mocht niet
tenonder gaan aan de aanpassingen die noodzakelijk waren voor
het nieuwe gebruik.

30
Men onderkende een drietal hoofdingrepen: 'Het doorboren van de
buitengevel om een publieke toegang mogelijk te maken en vanuit
veiligheidsoverwegingen.'
De hoge afwerende buitenmuur had oorspronkelijk tot doel, het
buitensluiten van alle ongewenste bezoekers. In zijn nieuwe funktie
moet de buitenzijde het publiek verleiden tot binnengaan. Met de
grote, rode bakstenen boogconstructies in de stijl van Ledoux, een
tijdgenoot van de ontwerpers van het gebouw, heeft men de wand
doorbroken en nodigt men zo inderdaad uit tot binnengaan. In zijn
nieuwe functie moet de buitenzijde het publiek verleiden tot het
betreden van het gebouw. De stalen dorische zuilen, het
boogmetselwerken de granieten kapitelen zijn echter niet meerdan
bekledingsmateriaal over een gewapend betonnen ondersteunings
constructie.
Het wegnemen van een aantal gewelven om een relatie met de
bovenliggende verdieping te creëren. In het dak en de begane
grond vloer waren grote gaten nodig om licht en lucht in de
onderliggende ruimten te brengen en om een verbinding tussen de
begane grond en de kelder te maken. Het sterke effekt van een
volledig doorgaande dakconstructie ondersteund door rijen
kolommen is daardoor echter verloren gegaan.
De trappen die de kelder met de begane grond verbinden vormen
een minder geslaagd onderdeel. De architect heeft hiervoor een
massieve rechthoekige betonnen suikertaart ontworpen, overdreven
gedecoreerd met stalen ringen en gekruld staal. Dit toegevoegde
element heeft niets weg van de lichte en elegante staalconstructie
erboven, of van de sympathieke materialen baksteen en graniet
eronder. Verder heeft men grote gietijzeren ringen aan de muren
gemaakt, die verwijzen moeten naar de scheepvaart. Samen met o.
a. de fonteinen is het allemaal net te veel.
De plaatsing van de winkelgevels.
De winkelpuien zijn zeer zorgvuldig ontworpen . De zwaar
gedetailleerde constructie van zwart metaal sluit bijzonder goed
aan op de ellipsvormige bogen.

" '~ »~~' i


"...., , lw"~l \ IlH ...-" ) D{
' I. ' i !• ïr1;;·';!l:. l.):.:'.l;;;t:.,:. !1 .·.·.•
t~! - -' -. " " . t -
..
<
~ I.! "-'-r- - ~.. - - - -:... . , - - . . .. :.:, .. : ....: .
. __ ... . .
( ~~

.. '•.....:+ . . :': ~, ~ ..:'.~' .: :':.~:.


_" 'x'
, f. . ,<

-_ . .
> _ _ .. """ .

~ . ...... ......... ; ~ .

1'_"" :_ ,, > ~. . ..... ".: . - - '+' • .. ~ ~

.".
'f
: ' . ~ : ' -- ,: . <

:"' .. ' ~ . -- ,' ."

SG~!Ei~Ji;i
t<. .
I' ...; ... ~~. '" ...........: '. ", ··.....-.-.w.i .~
j.... .._ ._............. . ...._-..4:..".. ~ ')' .
~.~ -.f -", '-. ~,·j t-·I'Jc
·,
. r:
,'-:
:<:: :: :t: '
:1:~ <=~:
~""
i:::.-~.
j~ >' Y",:

i:.:. ~:1~:: . ~lt . : :;;l:J·.· · ~· .J '~ ·~t=, J.:..rj.~.l . ,i

ij iI
t - - - - - - - - '----........ -.- U.---.-...........-.->----n
;
p ... . •• •••••• ••• -..(

31
Uitvoering en detaillering.
Men had de planning in twee delen opgezet, namelijk een stadium
waarin zoveel mogelijk van het gebouw in de situatie benut en
gerestaureerd zou worden, en een stadium waarin de plaatsing van
de nieuwe functie in het gerepareerde complex werd bewerkstelligd.
Het oorspronkelijke gebouw was erg flexibel; het was uiteen te
halen als een bouwpakket. Het deel dat aan de westelijke zijde
gesloopt moest worden (i.v.m. uitbreiding van de buren), kon voor
een deel weer opgebouwd worden aan de oostzijde en men kon
reparaties in de bestaande delen uitvoeren met oorspronkelijk
materiaal. Ook het materiaal dat weggehaald was voor de 'vides', is
in andere delen van het pand weer hergebruikt.
Daar het weghalen van delen van het dak i.v.m. rook, voor de
brandweer niet afdoend was, moest men een dunne coating van
schuimende verf aanbrengen. Een andere eis was die van het
voorkomen van 'progressive coliapse'. Men besloot de houten
kielbalken te vervangen door staal. Verder is een bestaande muur
als vuurbreker aangehouden.
Het weghalen van delen van de vloer leidde tot een betonnen
ringbalk, aangebracht om de bakstenen gewelven op hun plaats te
houden.
De fundering bestond uit houten palen, die onder het waterpeil in
goede staat waren gebleven. Maar de recente veranderingen aan
de bijliggende havenbasins deden het waterpeil dalen. Toch
vertrouwt men erop dat de kwaliteit van de fundering niet sterk
achteruit zal gaan, omdat met het hemelwaterafvoer-systeem dat
aanwezig is er voldoende water langs de palen stroomt.

De trappen
vormen een
overgangszone
tussen de, sterk
in karakter
verschillende,
boven- en
onderruimten.

32
De winkelgevels van de kelder zijn een vemieuwende synthese van
onze hedendaagse technologie en het aloude vakmanschap. Om zo
min mogelijk visuele verstoring van de bakstenen gewelven te
krijgen door voorzieningen, besloten de architecten dat ze de
elektrische leidingen en verlichting voor de wandelstraat en de
verkoopunits zouden samenvoegen. Om hun ontwerpen te testen
besloten de architecten een serie te maken van modellen van de
gevels.
De twee-uur-brandwerendheid werd bereikt door een rolluik te
plaatsen die voorde winkelingang geplaatst is binnen een glanzend
stalen frame. Het luik zit in een doos, gevormd van gegalvaniseerd
stalen plaat en gelamineerde panelen. AI het glas in de winkelpui is,
zonder kozijn, twee uur brandwerend. De halfronde gietijzeren
kolommen, zowel in de winkel als in de winkelstraat zijn hol. Het zijn
leidinggoten en bieden plaats aan electrische bedrading. De lampen,
ontwikkeld in samenwerking met Thom schijnen omhoog, om de
bakstenen bogen op hun best te laten uitkomen. Men heeft hier
weinig decoratie toegelaten. Vijf opties werden de huurders
aangeboden en een mix van de opties was toegepast op de tot dan
toe onverhuurde units. Een uithangbord geeft de mogelijkheid aan
de winkeliers zich te onderscheiden.

Financieel.
Om het gebied aantrekkelijk te maken voor ondememers is van
overheidswege veel subsidie in het gebied gestoken en is er veel
energie gestoken in 'place-advertising'. Het gebouw zelf is betaald
door vnl. project-ontwikkelaars, andere investeerders en de
overheid.

In de onderruimte
zijn de kolommen
en bogen zwaar en
is er een kleine
structuurmaat
(minder flexibel),
op de verdieping
is de structuur-
maat groter en
. zijn de kolommen
en spanten
samengesteld uit
slanke staal-
profielen en hout.

33
SCHLUMBERGER,MONTROUGE
Architecten: Atelier Piano.

De voormalige fabrieksgebouwen voor hoogspannings materialen


in Monrouge bestaan uit verschillende gebouwen met een kleine
structuurmaat. Deze structuur is nergens aangetast maar wel
zichtbaar gemaakt door uithollingen of het weghalen van de gevel.
Deze ingrepen dienen om de bestaande structuur als architectuur
middel te gebruiken.

In 1979 won Renzo Piano een prijsvraag waaraan 40 architecten


hadden deelgenomen. Hij was deenige die besloot om de gebouwen
van de Usine des Compteurs de Montrouge uit 1920/30 te
hergebruiken. De gebouwen zijn gelegen aan de Place des Etats
Unis in Montrouge ten zuiden van Parijs.
Sinds juni 1984 is het industriële complex Schlumberger in gebruik
als kantoren en laboratoria complex. Het verbouwde complex, een
ontwerp van Atelier Piano huisvest verschillende groepen kleine
bedrijven. Atelier Piano heeft zowel het gebouw als de tuinen
opnieuw ingericht.

Vooral de tuin speelt een belangrijke rol bij het nieuwe gebruik van
het industriële complex. De tuin dringt door de serres het gebouw
binnen en geeft de werknemers een relatie met buiten. Atelier Piano
wilde dat de werknemers het veranderen van in de natuur in de
seizoenen en de kleuren en geuren van de natuur zouden ervaren.
De vormgeving van de tuin staat, zoals de architect zelf uitdrukt ver
van de vormgeving van de overgeku~iveerde amerikaanse campus,
maat ook ver van die van de "natuurlijke" tuin. Een groot probleem
was de parkeerdruk. Indien de auto's in de tuin op het maaiveld
zouden parkeren, zou er van de tuin weinig overblijven. Een
parkeergarage onder het gebouw aanbrengen was eveneens niet
mogelijk. De parkeergarage is uiteindelijk onder de tuin gesitueerd.

Van de entree tot de parkeergarage is een straat gemaakt, een


soort forum. De straat huisvest niet alleen de toegang tot de
parkeergarage, maar ook een conferentiezaal met 100 zitplaatsen,
een bank, reisbureau, cafetaria, sportzaal en informatie centrum.
De overkapping van de straat bestaat uit een witte Teflon tent die
als een kunstmatig organisch element werkt dat contrasteert met de
natuur van de tuin. De tent is een logische afsluiting van de aarden
heuvel waarin de parkeergarage is gesitueerd.
Bij een aantal gebouwen is een deel van de constructie vrij gemaakt
waardoor een vlakke gevel plastisch gaat werken. De hoofd entree
en enkele neven entrees zijn op een dergelijke manier
geaccentueerd. Bij de hoofdentree is bovendien een deel van de
kapspanten vrij gemaakt. Deze ingrepen werken sterk plastisch en
geven informatie over hoe het gebouw is gemaakt. De daarin
verweven liftpartij versterkt de dynamiek van de entree.
Om organisatorische- en identificatie redenen heeft men iedere
groep bedrijven van een eigen entree voorzien. De trappen in deze
entrees distribueren de mensen over de verschillende verdiepingen.
De serre in het centrum van het gebouw opent zich naar de tuin.
Langs de gevels liggen twee stroken kamerkantoren met daartussen
een centrale zone waarin archieven en vergaderruimtes e.d. kunnen
worden ondergebracht. Voor de kantooruimten zijn de vloeren van
de fabriek verhoogd en worden als leidingruimte gebruikt. De
verhoging van de vloer heeft tevens gemaakt dat de borstweringen

34
van de ramen lager werd, waardoor deze op een voor een kantoor
beter geschikte hoogte kwamen.

De oorspronkelijke constructie van het gebouw gaf weinig problemen


voor hergebruik, zowel de structuur als het draagvermogen waren
toereikend en zijn dus behouden en gerenoveerd.
De verschillende constructie- en gebouw elementen onderscheiden
zich door middel van kleur. Grijs voor de draagstructuur, groen voor
de kozijnen, rood voor de stalen draagconstructie en blauw voor de
ventilatiepijpen.

35
VERANDERBAARHEID IS VERANDERBAARHElD
Veranderbaarheid is de potentie van een gebouw om d.m.v.
VERANDEREN technische ingrepen wijzigingen te ondergaan. Deze veranderingen
VAN kunnen worden veroorzaakt door funktie wijzigingen en/of
HET GEBOUW aanpassingen. (b.v. hoogte van vertrekken wijzigen.)
Ook technologische aanpassingen en ontwikkelingen kunnen
oorzaak zijn, b.v. andere eisen aan geluidsisolatie of
energiehuishouding. Veranderbaarheid geeft wijzigingen aan het
gebouw.

FLEXIBIUTEIT IS FLEXIBILITEIT
Flexibiliteit is het aanpassingsvermogen van gebouwen om
VERANDEREN funktiewijzigingen zonder ingrepen in het gebouw te kunnen
IN realiseren, b.v. een andere ruimte indeling. Het gevolg van flexibiliteit
is veranderingen in het gebouw en niet aan het gebouw.
HET GEBOUW

STRUCTUUR
Aan de hand van het kantoorgebouw van Credit Lyonais te
Amsterdam wordt inzicht gegeven in de verschillende structuren
van een gebouw en hun onderlinge samenhang.

Het complex bestaat uit een hoofdgebouw met kantoor1unktie, een


laagbouwblok met bedrijfskantine en een portierswoning. De massa
van het gebouw bestaat uit twee in de dwars as verschoven vleugels
in het midden verbonden door een kem met verticaal transport. De
vleugels zijn aan de koppen afgesloten met brede kokers voor
leidingen en vluchtwegen. De constructie structuurmaat bedraagt
in de lengte richting van de gevel 10,80 m en op de midden as 5,40
m. In de dwarsrichting bedraagt deze maat 5,50 m + 11,50 m.

Onder structuurwordt verstaan; het wezenlijke of maatgevende van


iets.
Bij gebouwstructuren gaat het dus om het wezenlijke en
maatgevende van een gebouw. Een gebouwstructuur is voor te
stellen als een driedimensionaal grid.
In een gebouw kan men meerdere structuren onderkennen, zoals;
gebruiksstructuur, ruimte-structuur, indelingsstructuur,
draagstructuur, vormstructuur etc. Bij een goed georganiseerd
gebouw hebben deze structuren een maat relatie met elkaar maar
behoeven niet synoniem te zijn. Bij het Bankgebouw is de constructie
structuurmaat 10,80 m en de indelingsstructuur is hiervan een
verdeling in 8 maal 1,35 m.

36
DE CONSTRUCTIE STRUCTUUR
Om te voldoen aan de eisen die het gebruik stelt aan een gebouw
moet worden voldaan aan twee primaire voorwaarden.
1. Om een gebouw te kunnen gebruiken moet het gebouw de
voor de funktie benodigde ruimten bevatten.
2. Het gebouw moet voldoende sterk zijn om de door de funktie
KANTOORGEBOUW CREDIT LYONAIS
veroorzaakte krachten en gewicht te kunnen weerstaan.
AMSTERDAM
De draagconstructie begrenst en compartimenteert de bruikbare
ruimte van 'n gebouw. De maten tussen de constructie onderdelen
bepalen de bruikbare vrije ruimte van 't gebouw. Deze maten
vermeerdert met de afmetingen van de constructie vormen de L
gridmaten van de draagstructuur. De maten van het constructie grid IJ
zijn daardoor een directe afgeleide van de ruimte. ~ l :0
~
Bij hergebruik van gebouwen is het de constructie die grenzen stelt
aan het in passen van funkties. Het grid is een gegeven dat
nauwelijks veranderbaar is. Verandering hiervan zal immers de CONSTRUCTIE STRUKTUUR
gehele constructie betreffen. (Met name de hoogte kan zeer
dwingend zijn.) Om meer ruimte te creëren is het soms nodig om
een deel van de constructie te slopen. In bepaalde gevallen is het
mogelijk om het draagvermogen van constructie onderdelen te
vergroten, meestal gaat dit gepaard met het vergroten van de
afmetingen hiervan. De vrije bruikbare ruimte kan hierdoorverkleind
worden. Vooral de hoogte kan dan kritisch worden.
I ,
RUIMTE STRUKTUUR
t I
Onder constructiestructuur van een gebouw verstaat men het grid
en de eigenschappen van de draagconstructie. Van belang hierbij
zijn de vrije ruimte, de gridmaten en de dimensionering van
draagvermogen en constructieonderdelen. Het grid is in principe
een onveranderbare grootheid. Aanpassingen zijn te vinden in
vergroten van dimensionering van constructie onderdelen en
draagvermogen. Aantasting is mogelijk door slopen van een deel
van de draagconstructie.

Onder ruimte structuur van een gebouw verstaat men het grid van
de vrije ruimten die door de constructie delen wordt afgebakend.
Deze vrije ruimten kunnen zowel in de dwarsrichting als in de
langsrichting van een gebouw worden gemeten.

37
Een voorbeeld van de samenhang van constructiestructuur en
GEBRUIKSSTRUK1UUR IS ruimte-structuur bij gebouwen betreft het gebouw Oueens Oay in
MAATSYSTEEM Toronto. In het gebouw is door ingrepen in de constructie nieuwe
VAN RUIMTEN ruimte toegevoegd aan de bestaande.
EN
VERKEERSWEGEN GEBRUIKSSTRUCTUUR
Wil men een gebouw gebruiken voor een bepaalde funktie dan zal
dat gebouw aan een aantal eisen moeten voldoen om de funktie erin
te kunnen uitoefenen. In de eerste plaats moet de (vrije) ruimte
. JC ~
geschikt zijn voor de funktie. De ruimte moet in voldoende mate
aanwezig. Maarookdetoegang tot het gebouwen de verkeerswegen

f t. r
in het gebouw moeten geschikt zijn voor het uitoefenen van de
sj ~I je
>

~
; nAP

L L L
funktie. Bij een goed georganiseerd gebouw zal de vrije ruimte
onderverdeeld kunnen worden in kleinere ruimten volgens een
. .al u

bepaald systeem. Deze scandering van de ruimte maakt het mogelijk


GEBRUIKS STRUKTUUR om de ruimte te verdelen volgens de organisatie eisen van de
funktie. Dit systeem van ruimte verdeling moet corresponderen met
de horizontale en verticale verkeerswegen in het gebouw. De
maatstructuur van dit systeem van ruimte en ontsluiting is
kenmerkend voor een gebouwen in principe onveranderbaar. Deze
INDEUNGSSTRUKTIJUR structuur heeft een sterke samenhang met de draagstructuur.
Veranderingen zijn slechts mogelijk in de speelruimte van het
IS HET MAATSYSTEEM systeem.
WAARBINNEN
Ondergebruiksstructuurvan een gebouw verstaat men het systeem
DE FUNKTIE en de maatstructuurvan ruimten en verkeerswegen in het gebouw.
TE PlAATSEN IS De maatstructuur in in principe een onveranderbare grootheid.

SAMENHANG
De samenhang van draagstructuuren gebruiksstructuuris te vinden
in de verhouding van de maten van het grid van de draagstructuur
en het grid van de gebruiksstructuur. De wetmatigheid van deze
verhouding is een wiskundige.
Het is een typisch kenmerk voor de structuur van een gebouwen in
principe niet veranderbaar zonder structurele veranderingen in 'n
gebouw aan te brengen. Vergroten van de ruimte maten van een
INDELINGS-STRUKTUUR
gebouw is slechts mogelijk door aantasting of uitbreiding van de
systeemm.ate. lencterichtml= systeelDmateD dwarsrichtiJlg: draagstructuur. Funktie inpassing kan slechts binnen de
COllstr. m.at; 540 cm. illdeIiDgsm••t; 98 cm
iadelialsm. ••t; 1 35 cm. mogelijkheden van het systeem. Aanpassing aan funktie eisen kan
op onderdelen zoals dimensionering van constructie onderdelen en
INDELINGS STRUKTUUR draagvermogen.

38
39
QUEEN'S QUAV TERMINAL
TORONTO CANADA
Architecten: Zeidier Roberts Partnership
Eigenaar: Olympia & Vork Development
Limited

Het Toronto Terminal Warehouse is in 1927 opgeleverd en was een


ontwerp van de New Vorkse architecten Moores en Dunford. Het
werd in de, voor die tijd, onwaarschijnlijk tijdspanne van tien
maanden gerealiseerd. Ondanks dat het gebouw onder een strikt
budget werd gerealiseerd en esthetica tot de laatste doelstellingen
van de architecten behoorde had het gebouw een strenge
schoonheid die uitging boven zijn strikte economische betekenis.
Het gebouw domineerde Toronto's kustlijn van het Ontario meer
samen met het erachter gelegen Royal Vork Hotel. Het was de
schakel tussen treinen en schepen. De treinen gingen het gebouw
binnen ter plaatse van de klokketoren en de schepen meerden af
aan de kaden links en rechts van het gebouw. Het pakhuis werd
voor alles gebruikt, ingevroren vlees en vis, groenten en fruit, meel,
suiker, boter, conserven en sterke drank uit Schotland. Het gebouw
was L vormig en lag aan de oost en zuidzijde ca 25 m van het water
af. Het had ca 300 maanlegkade. De zuidwestvleugel (nu gesloopt)
was een diepvries ruimte en was volledig van beton. De oostvleugel
werd voomamelijk voor droge opslag gebruikt. De begane grond
werd gebruikt voor transport doeleinden, met hellingbanen naar de
kaden. Het transport niveau werd d.m.v. snelliften verbonden met
de opslag vloeren. Elk onderdeel van het gebouw was ontworpen
om als een supermachine te functioneren, zelfs de klokketoren
bevatte opslagtanks voor de sprinkler installatie. Het gebouw was
in gewapend beton uitgevoerd omdat het zowel goedkoop als
brandwerend was.
De enige architectonische concessies waren gedaan in de lobbyen
aan de noordgevel. De kleine lobby diende tevens als kaartjes
verkoopruimte en als bagage en wachtruimte. Ze was neo-klassiek
ingericht, compleet met corintische zuilen. De noordgevel was
uitgevoerd in Art Deco stijl.
Met enige modificaties is The Toronto Terminal Warehouse tot
1981 als pakhuis in gebruik geweest. Met de nieuwe bestemming
veranderde ook de naam in The Queens Quay Terminal. De nieuwe
bestemming omvat Luxe winkels, cafés en restaurants, luxueuze
kantoren, een danstheater en een van de meest spectaculaire
woonaccomodaties in Toronto.

Funkties
De begane grond en de eerste verdieping bevatten winkels,
restaurants en een theater van 450 zitplaatsen. Op de tweede
verdieping bevindt zich een parkeergarage die via een hellingbaan
aan de westzijde toegankelijk is. Naast het gebouw is een
parkeergarage voor 1000 auto's gepland die via een brug met het
gebouw verbonden zal worden. Boven de parkeergarage bevinden
zich vijf lagen met kantoorruimte. Deze kantoorlagen zijn visueel
verbonden met de onderste lagen door de atria aan de noord- en
zuidzijde. Het centrale atrium boven het theater kijkt uit op de
binnentuin van de dakwoningen. Delen van de kantoorruimte zijn
ontworpen om voor andere funkties te dienen, zoals bijvoorbeeld

40
uitbreiding van het restaurant. Bovenop het gebouw zijn vier nieuwe
lagen geplaatst die 72 woningen bevatten en een met glas overkapt
zwembad dat uitzicht biedt op het Ontario meer.

Ontwerp overwegingen
De ligging van het gebouw is benut om het gebruik van de waterkant
te versterken. Door de sloop van het zuidoost gebouw kwam de
gebouwhoek vrij en de kade werd toegankelijk voor voetgangers.
Deze gebouwhoek is intem met het zuid atrium verbonden en is de
verbinding van activiteiten tussen binnen en buiten. Het
voornaamste doel is om het gebouw naar de waterkant te openen
en het wandelgebied te versterken. De winkel arcade is aan de
oosthaven gesitueerd en in de gevel zijn verschillende toegangen
gemaakt om uitwisseling van het voetgangers verkeertussen binnen
en buiten mogelijk te maken. De hoofd entrees zijn aan de noord-
en zuidzijde geplaatst.
Het gebouw is voor multifunktioneel gebruik ontworpen en de
activiteiten zijn niet gescheiden maar versterken en verrijken elkaar.
De individuele funkties mogen elkaar echter niet hinderen.
De art-deco achtige noordgevel met de klokketoren is gebruik als
de officiële ingang voor de kantoren. De lobby is intern verbonden
met het winkel areaal.
De entree van de dakwoningen ligt aan de westzijde en is uitgevoerd
als een met glas overkapte helling. Ook deze heeft een rechtstreekse
aansluiting op het voetgangers gebied op de begane grond.
Architectonisch sluit de entree aan op de aanbouw aan de zuidoost
hoek.

De ruimtelijke organisatie
Het ontwerp bevat een aantal verschillende publieke ruimten die de
voetgangersstroom door het gebouw moeten bevorderen.
Beginnend bij de noordelijke entree ruimte wordt men via een
arcade naar het zuidelijke atrium gevoerd. De gevel op de gegane
grond aan de oostzijde wordt voor deze arcade benut. Aan de
buitenzijde als begeleiding van de wandelaars langs het
havenbekken. In de wintertijd is de arcade afgesloten door glazen
schuifdeuren en biedt een schitterend uitzicht op de haven.

Het zuidelijke atrium is het centrum van alle activiteiten in het


gebouw. Op deze plek is een visuele verbinding met het meer
gemaakt door de constructie over de diagonaal open te maken. Dit
is gedaan doorde vloeren tussen de balken te verwijderen, waardoor
een ruimtelijk grid van balken en kolommen is ontstaan. Deze
opening wordt tevens als entree gebruikt. Het symbolische huwelijk
tussen gebouwen het meer wordt geaccentueerd door een cirkel
van fonteinen die gevoed lijken te worden door de haven. Het
atrium wordt verlicht door vier domes. De atrium ruimte staat in
open verbinding met het er gedeeltelijk omheen liggende restaurant.
Het verticale verbindingssysteem, bestaande uit roltrappen, liften
en trappen zijn ontworpen als sculpturen die het gebruik van de
diverse verdiepingen moeten bevorderen.
De 10000m2 kantoorruimten zijn gegroepeerd rond een drietal
atriumruimten en zijn zo gelegen dat geen enkele werkplek verder
dan 10 m van een raam is verwijderd. De grootte van de kantoren
varieert van 30 m2 tot 700 m2. De entree tot de kantoren gaat via
loopbruggen en is niet langer dan van een gemiddeld torengebouw.
Door de atria zijn de kantoorruimten zo verdeeld dat de menselijke
schaal behouden blijft.
41
42
De ingangen van de dakwoningen zijn gegroepeerd rond een drietal
daktuinen met vijver en een watervalletje. Elke woning heeft een
onbelemmerd uitzicht op de haven en het meer, een plantenserre
en een buitenterras dat afgeschermd is van de buren.
De zuidkant van de dakwoningen wordt afgesloten met een met glas
overdekt zwembad dat uitziet op de eilanden in het meer.

Gebouw transformatie
De constructie van hetoorspronkelijke gebouw bestond uit gewapend
beton vloeren en balken, de kolommen hebben paddestoelachtige
kolomkoppen.

Om grotere ruimtes te maken en/of een betere lichttoetreding te


krijgen moest de gebouwstructuurworden aangetast door kolommen
weg te halen of vloervelden te verwijderen. Bij het theater en de
atria zijn kolommen verwijderd in andere gevallen zijn alleen de
vloervelden tussen de balken verwijderd zodat de constructie
structuur zichtbaar wordt. Hiermee is een sterk architectonisch
middel verkregen om de ruimte te accentueren. Dit motief is gebruikt
in hetwinkelareaal, de kantoren en hettheater. De nieuwe elementen
die in deze structuur moesten worden ingevuld versterken het
motief. Deze elementen zijn o.m. de metalen balustrade, de
systeemplafonds, de winkelfronten en de terrazzovloer met zijn
klassieke patroon. Zelfs de glazen liften zijn exponent van deze
filosofie.
De inrichting van de kantoor hal is anders benaderd, een marmeren
bekleding is gebruikt om een andere atmosfeer te creëren in dit
gebouwdeel.
De dakwoningen zijn gebruikt om het oude gebouw van een dak te
voorzien. De koperen bekleding en de mansard-achtige kapvorm
leggen een link naar het naastliggende hotel.

43
44
De gevels
Een van de voomaamste uitgangspunten was om het karakter van
het gebouw zoveel mogelijk te handhaven. De noordgevel met het
torentje en de art-deco indeling mochten niet worden aangetast
door onnodige toevoegingen.
Bij de oostgevel is de bestaande constructie opgeschoond en er zijn
glazen erkers langs de arcade geplaatst voor het café en het
restaurant. Een aantal vooruitstekende ramen zijn ritmisch in de
gevel geplaatst om de eentonigheid van de lange gevel te breken.
In de zuidoosthoek is de constructie open en zichtbaar gemaakt om
een uitwisseling te krijgen tussen buitenruimte en binnenruimte.
Een glazen uitbouw begint aan de oostzijde, gaat trapsgewijze
omhoog en zet zich voort aan de westgevel. Enerzijds een afsluiting
van het gat dat ontstaan is door de sloop van het koelgebouw en
anderzijds is het een ruimtelijke afsluiting van de atrium ruimte
binnen.
De westgevel is gelijk aan de oostgevel met uitzondering van de
begane grond die de entree tot de dakwoningen bevat en een deel
van het aan- en afvoer areaal aan het zicht onttrekt.
De dakwoningen op het gebouw zijn wat teruggehouden als een
mansarde kap. Deze is met een koperkleurig metaal afgedekt en
refereert aan de daken van de Royal Vork en de Union Station, de
naast gelegen buren.

~" " -'--'}

\
I
1
I

45
46
MUSEE D'ORSAY
ARCH. J.P.PHILIPPON, R.BARDON,
P.COLBOC EN G.AULENTI (FIRMA ATC)

Sinds december 1986 is het Gare d'Orsay in gebruik als Musée


d'Orsay. Het zwierige gietijzeren fin-du-siècle station, een ontwerp
van Victor Laloux is door Bardon, Colboc en Philippon (firma ACT)
getransformeerd tot een museum voor 1ge eeuwse kunst.

Geschiedenis.
Het station heette oorspronkelijk het Palais d'Orsay en werd tussen
1830 en 1840 gebouwd aan de Seine, tegenover de tuinen van de
Tuilerieën. Het Palais was echter geen lang leven beschoren: op 24
mei 1871 werd een groot deel van het gebouw, inclusief het dak
door brand verwoest. Een tijd lang werden er alleen maar allerlei
plannen voor een nieuwe bestemming gemaakt. Het Palais moest
gerestaureerd worden, er moest een school komen, een museum
voor decoratieve kunsten, enz. De ruïne was een doom in het oog
van vele Parijzenaars, zeker met de prestigieuze
wereldtentoonstelling van 1900 in het verschiet. Maar het werd een
station. Het publiek was er onmiddellijk voor en in 18097 kreeg de
Orléans Spoorwegen toestemming van de Franse regering om een
station te bouwen op de plaats waar het Pal ais en de aangrenzende
barakken hadden gestaan. Aan de architect Victor Laloux werd
opgedragen om de al bestaande plannen en schetsen te
vervolmaken. Na de nodige inspanning van de betrokkenen kon
twee jaar later, op 14 juli 1900, het station samen met het hotel
worden geopend. Het station werd echter al snel niet bruikbaar
meer, doordat de treinen steeds langer werden, te lang voor de
perrons, en de auto en metro maakten treinverkeer minder belangrijk.
Het gebouw werd lange tijd voor verschillende doelen gebruikt, van
parkeergarage tot theater. Ook nu opperden talloze partijen talloze
ideeën voor de vervanging van Orsay. Na veel politiek geharrewar
werd sloop ten behoeve van een hotel voorkomen en besloot men
een nationaal museum in het station te huisvesten. In maart 1973
werd het station tot historisch monument verklaard. Na een studie Aan de kopse kant van het gebouw was voor
tot een architectonisch programma voor een museum voor kunst de reizigers een grote luifel gemaakt, die nu
van de 2e helft van de 1ge eeuw, door de argo van Franse Musea, weer dienst doet als entree; het voorliggende
werd een competitie gehouden om een architect te vinden. In 1979 plein leidt deze entree op een vrij
won het A.C. I. architectenbureau de opdracht. Later kwam daar de monumentale wijze in.
Italiaanse architect Gae Audenti bij. In 1982 begon men met de
uitvoering.

Het oorspronkelijke gebouw.


Het Orsay station was een voorbeeld van de architectuur van het
eind van de vorige en het begin van deze eeuw: vol
tegenstrijdigheden. Aan de ene kant de gedurfde reusachtige
metalen constructie, aan de andere kant de sierlijke maar vaak
overdadige decoratieve elementen. Er was een monumentale hal
ontworpen door Leloux, geheel overbodig voorde electrische treinen,
die geen stoom of rook uitstoten. Hij had een zeer ongewoon
interieur kunnen ontwerpen. Er was duidelijk een poging gedaan Via draaideuren komt men in een voorhal, die
om het geheel aan de buitenkant zo min mogelijk op een station te gemaakt is onder de oorspronkelijke luifel.
laten lijken. Het grote dak boven de vestibule onttrok het glazen Hier kan men kaartjes en folders kopen. Het
gewelf boven de hal aan het oog van de wandelaars in de tuinen van licht dat door de kap valt wordt getemperd
de Tuilerieën en de Bellechassevleugel van het gebouw verborg het door de doeken die over de onderzijde van de
constructie zijn gespannen.

47
glazen timpaan van het spoorwegemplacement. het gebouw strekt
zich uit over 172 meter langs de kade d'Orsay, tussen het 'Caisse
des dépöts et consignations' gebouw ten oosten en de hoek van de
Rue de Bellechasse ten westen. De gevel van de laatste straat
heeft een enorme glazen overkapping van 50 x 20m2, die de
reizende mensen beschermd.

Een nieuwe functie.


Sinds december 1986 is het Gare d'Orsay in gebruik als Musée
Vanaf het dwarsbruggetje voorin de hal is het d'Orsay. Het zwierige gietijzeren fin-du-siecle station, een ontwerp
materiaalgebruik bij de nieuwe vloeren en van Victor Laloux is door Bardon, Colboc en Philippon (firma ACT)
wanden goed te zien: natuurstenen, massieve getransformeerd tot een museum voor 1ge eeuwse kunst.
platen en blokken voor de wanden en
De ligging van het museum is ideaal: in het hartje van Parijs, aan de
vloeren, stalen bruggen; zwarte stroken
Seine en tegenover het Louvre. De architecten stonden voor de
markeren de openingen naar achterliggende
opgave om op deze eens zo dynamische plek een oase van rust te
ruimten. Door de verschillende tinten,
creëren.
richtingen en patronen van de natuursteen is
Bij het creëren van een groot modem museum komen hoge eisen
het een levendig decor geworden, zonder te
overheersen.
naar voren. Er moest voldaan worden aan zeer hoge technische
eisen wat betreft licht, airconditioning, veiligheid en comfort. Er
waren afscheidingen en verdiepingen nodig in het enorme lege
station. De enorme indrukwekkende maar lege hal diende te worden
teruggebracht tot menselijke proporties. Bovendien moest veel
ruimte worden gecreëerd om de vele kunstwerken tentoon te kunnen
stellen.
Ook het licht vormde een probleem. Er kwam een overvloed aan
licht door de meer dan dertigduizend vierkantte meter glas. Er
moesten voorzorgsmaatregelen getroffen worden in verband met
een mogelijke overstroming van de Seine. Verder moest iets
gevonden worden op de overlast van de treinen die nog steeds
onder een gedeelte van het gebouw doorlopen.
Tegelijkertijd moest het hele gebouw gerestaureerd worden en
allerlei elementen van de constructie en het ontwerp moesten in
hun oorspronkelijke staat worden teruggebracht.
De tentoonstellingsruimten zijn in de lengterichting aan beiden
zijden van de hal gesitueerd. Het idee van de centrale hal bleef
gehandhaafd door een brede laan geleidelijk omhoog te voeren. De
twee torens aan de kop van de hal markeren de tentoonstellings-
ruimte en sluiten het perspectief af.
De architecten hebben uit respect voor Laloux's creatie bewust
voor het contrast gekozen. Zo valt het contrast tussen staal en
steen direkt op, evenals de tegenstelling tussen ronde en strakke
Het karakter van de stationshal is duidelijk te vormen. De tegenstelling tussen dag- en kunstlicht valt niet direkt
herkennen in de kopgevel boven de entree. op, maar is bijzonder essentieel.
Hier hangt de klok en is de sterk Het nieuwe interieur heeft qua vorm en kleur iets van een grote
geornamenteerde gietijzeren constructie maquette. Het is een gebouw in een gebouw. Rust is een belangrijke
geheel gerestaureerd. voorwaarde voor het museum en werd verkregen door het
consequent toepassen van lichte natuursteen. Door met dezelfde
steen te variëren in kleur en glazuur is het geheel nooit saai.
De brede hoge hal wordt overspoeld door licht dat via een glazen
dak en verschillende glazen puien binnenstroomt.
Het daglicht wordt op listige wijze door het museum gestuurd. Felle
lichtstralen worden getemperd met onder andere opaalglas,
doorzichtig textiel en gemechaniseerde gordijnen. In de afgesloten
ruimtes wordt op geraffineerde wijze met indirekt kunstlicht gespeeld.
Hergebruik van het station als museum hield ook een grondige
restauratie in. Alles werd in oude glorie hersteld. Van de "salie des

48
fêtes" en de eetzaal van het oude hotel tot de kleinste gietijzeren
decoratie. De 1600 planfonddecoraties vereisen speciale
vermelding. De oorspronkelijk van rozetten voorziene panelen
werden allemaal vervangen door exacte kopieën en bevatten nu
openingen waardoor lucht en geluid gereguleerd kunnen worden.
Op iedere plek in het museum wordt men herinnerd aan de metaaI-
en glasconstructies van het oude stationsgebouw. Vanuit de galerij
omhoogkijkend ziet men de fraai gereconstrueerde
plafonddecoraties en tussen al het metaal op de loopbrug waant
men zich weer boven de rails.

Uitvoering en detaillering.
Het Gare d'Orsay is gebouwd met een staalconstructie, op een
betonnen fundering en gedeeltelijk op houten stutten. Het geheel
was afgewerkt met pleisterwerk, stuc en steen.
De stationshal is een gietijzeren
Het voormalige station en hotel is in 1978 tot historisch monument overspanning, opgevuld met cassette-achtige
benoemd, men moest daarom de globale lay-out van het gebouw panelen. De hele hal is gerestaureerd. Een
respecteren. groot probleem vormden de veel hogere
klimatologische eisen die gesteld worden aan
Een aantal delen van het bovenste gedeelte van het gebouw waren
een museum ruimte. Hiervoor zijn
in zo'n slechte staat dat ze door de SN CF verwijderd waren. De
verschillende oplossingen gevonden. Een
ornamenten op de metalen structuurwaren over het algemeen goed
bijzondere is het vervangen van alle
bewaard, maar veel pleister- en stucwerk in de hal en
oorspronkelijke panelen door kopieën,
treinoverkapping was beschadigd, net als de beglazing. Ook het
waarbij de rozetten openingen voor lucht en
hotel verkeerde in slechte staat.
geluid hebben gekregen.
Op de begane grond waren de grote ruimten over de rails bedekt
met een laag die de rails van de perrons scheidden. De problemen
werden nog vergroot door de specifieke eisen die werden verlangd,
voornamelijk in relatie tot brand, licht en geluid. Men koos onder
andere voor de volgende oplossingen.
De laag beton werd gesloopt, en een nieuwe plak is onder het
gebouw gebracht, 80em. dik. In verband met het hoge waterniveau
dat de Seine soms heeft. De dragende elementen van de
hoofdstructuurweren in deze laag doorgetrokken, de hoofdstructuur
zelf is in de bodem verankerd met 1236 palen, varierend in diepte
van 10 tot 26 meter. Verder werden een aantal wanden onder de
vloer aangebracht om ruimte te creëren voor magazijnen en
installatieruimten.
Nieuw werd aan oud gekoppeld zowel met respect voor het
bestaande, als voldoend aan de huidige eisen.
Stuc en pleisterwerk werd gerestaureerd. De vele cassettes
maakten het mogelijk er een airconditioningsysteem en akoustisch
absorbtiemateriaal in op te nemen.
De trillingen als gevolg van de metro zijn grondig onderzocht. Het
principe van de gekozen oplossing omvatte het bouwen van een
spoor op 'sleepers' met een betonnen voet op minerale fiber-
plaatjes.
Voor de brandveiligheid is veel onderzoek gedaan naar
materiaaleigenschappen, vluchtroutes, brandalarm, data-
coördinaties, enz.
Voor de belichting had men voorkeur voor daglicht; hiervoor was
25000m2 glas aanwezig, Voor direct daglicht op de zuidgevel en de
oost en westzijde werden maatregelen genomen. Als daglicht te
veel in de ruiten doordrong, heeft men besloten tot controle op de Hier is een nieuw trapgat gemaakt, de
toegangsniveaus, o.a. doorfabric, buffles, automatische gordijnen, doorgezaagte constructie wordt getoond en
enz. verduidelijkt de oude vloerconstructie van
stalen balken en stenen bogen.

49
De temperatuur werd bepaald door de dubbele huid bij het glas, die
mechanisch geventileerd werd en waarvan de buitenste laag van
speciaal semi-reflecterend glas is.
Acoustische maatregelen zijn genomen door resonanten aan te
brengen ontworpen voor verschillende frequenties.
De gevels werden geschoond en alle bestaande materialen
gerepareerd. De aangebrachte materialen op de vloer en
oppervlakten zijn harde limestone, glazed kwaliteit voorde displays.
Op de bouw waren enkele honderden uitvoerders aanwezig, en
twee grote kranen waren nodig voor de hoofdgebouwwerken.
Achter de kopgevel is de kap van de vroegere
voorhal zichtbaar. Opvallend zijn de
dimensies van de constructie-elementen en de
manier waarop men het licht heeft Financieel.
aangebracht. Juli de elfde 1978 'Orsay Museum: 363 miljoen franc ... de situatie
ligt vast en is niet onderhevig aan verandering'. Januari de zevende
1983: 'de gehele financiële basis van deze operatie is gefixeerd op
1080 miljoen franc.', gelijk aan ongeveer 360 miljoen gulden.
De verbouwing van het Musée d'Orsay heeft zes jaar gekost en dat
terwijl het oorspronkelijke station in twee jaar werd neergezet.

In het midden van de centrale hal kan men de


hal verlaten naar de zijbeuken van het
museum, waar ook allerlei exposities zijn.
Aan de ene zijde leidt een brede trap naar een
zaal met een grote koepel als plafond, aan de
andere zijde kan men om een grote wand
heen lopen.

50
LINDBLADE TOWER EN
PARAMOUNTLAUNDRV
architect: Eric Owen Moss

Het projekt bestaat uit twee verschillende gebouwen: "Lindblade


Tower" en "Paramount Laundry". Hoewel beiden gebouwen
behoorlijk verschillen zijn ze onmiskenbaar van dezelfde architect:
Eric Owen Moss. De twee gebouwen zijn aan het begin van de
Tweede Wereldoorlog (1940) opgetrokken om aan de grote vraag
naar ruimte voor het legerte voldoen. De gebouwen waren voorheen
in gebruik als pakhuizen en door Moss geschikt gemaakt voor het
huisvesten van een filmbedrijf (Lindblade Tower) en zijn eigen
ontwerpburo (Paramount Laundry). Het toepassen van de
keramische rioleringsbuizen in een arcade voor beiden gebouwen
heeft geresulteerd in een eenheid in compositie van de gevels.

Het kleinste gebouw (Lindblade Tower) is voorzien van een nieuwe


vierkante toren die de entree vormt voor zowel het gebouw als het
hele blok en het is een markant punt in de relatieve chaos van de
omringende wijk. De toren zelf is echter een paradox en is zowel
bekleed als onbekleed. Een deel van het dak is zichtbaar gesloten
en een ander deel is open naar een daklicht beneden dat boven de
entreedeur is geplaatst. Hierdoor is een dramatische expressie
gecreëerd van zowel binnen als buiten zijn. In het open deel zijn de
houten balken bekleed met gegalvaniseerd staal. Op het gesloten
deel zijn wit geschilderde stalen platen aangebracht.

De houten dakconstructie aan de noordzijde van het gebouw is


gerepareerd en in originele staat gehouden. Het dak erboven is
gemaakt van gegalvaniseerde staalplaten. De kleine binnenplaats
in het midden van het gebouw voorziet de inteme ruimtes van licht
en lucht.

51
~.[. ;~·. " ~1:
r- ~ :. ~ J .

t . . ..•.. >~ .~~ 1


'---Lt-<;1 u ...........-._...,
r . ' .. . ... ... . ..... .. :! ...........
.. . .:..., _,,~~~:.J.-.. ...... :~L ...... x:; ..•._~.......)

52
De Paramount Laundry is de grootste van de twee gebouwen en
huisvest het eigen ontwerpburo van Moss. De dubbelgeknikte
vooruitstekende keramische kolom markeert de scheiding tussen
beiden gebouwen. De arcade met de halve boogvorm, gedeeltelijk
bekleed met stalen platen vormt de introductie tot de entreehal, die
van dezelfde stalen platen is voorzien. Het hoekige boograam is
één van de meest expressieve elementen in de gevel en brengt een
genereuze hoeveelheid licht in de entreehal.

Grotere met gewapend beton gevulde keramische kolommen dragen


de gelamineerde liggers van de brug tussen de verschillende delen
van de derde verdieping. Het doorzagen van de houten onderbalk
van het houten spant erboven was noodzakelijk voor het verkrijgen
van voldoende stahoogte. De nieuwe zwart stalen onder-
steuningsconstructies moesten de constructieve funktie van de
houten spanten behouden.

Moss heeft met harde materialen en een harde detaillering hele


sterke expressieve vormen gecreëerd. Ruwen modern verhouden
zich in dit projekt in een prettige soort spanning tot elkaar.

Ptji
..
~ ,r·-·-~t"'1

n /t1,?tJ .
l)
~p'/U
L"11
il H
Ll .~)

53
DE FUNKTIE FUNKTIE EN GEBOUW
De activiteiten van een funktie bepalen de eisen die aan een
BEPAALT DE EISEN gebouw worden gesteld.
DIE AAN HET GEBOUW De primaire eis van een funktie is ruimte.
GESTELD WORDEN Deze ruimte moet geconditioneerd zijn voor het uitoefenen van de
funktie activiteiten. De organisatie van de funktie vereist dat de
hoeveelheid ruimte in overeenstemming is met de funktie behoefte
PRIMAIRE EIS en kan worden onderverdeeld. Bovendien moet de organisatie en
conditionering van ruimten en verkeerswegen geschikt zijn voor
VAN DE FUNKTIE het afwikkelen van de funktie activiteiten.
IS Voor elke funktie is een ruimtelijk grid voor te stellen waarbinnen de
RUIMTE functie activiteiten zijn georganiseerd, de funktiestructuur.
Onder functiestructuur verstaat men de systematische
maatstructuur van de van de activiteiten nodig voor het uitoefenen
FUNKTIE STRUKTIJUR IS van een funktie. Deze maatstructuur heeft, binnen economische
grenzen, enige speling en is binnen deze grenzen flexibel.
MAATSYSTEEM
VAN
ACTIVITEITEN ORGANISATIE EN RUIMTE
Bij de funktie zijn twee belangrijke aspecten te onderkennen in
relatie tot een gebouw, nm. ruimte geschikt voor activiteiten en de
organisatie van de activiteiten.
Bij de organisatie van de activiteiten van een funktie is er sprake
van een onderverdeling en procedure in hoofdactiviteiten en
(ondersteunende) neven-activiteiten. Ook binnen deze verdeling is
ereen hiërarchie en/of procedure van handelingen te onderkennen.
Ingrijpende wijzigingen in de activiteiten van een funktie kunnen
verstrekkende gevolgen hebben voorde relatie funktie/gebouw. Ze
kunnen direct terugslaan op de ruimte en ruimte organisatie.
Indien de functiestructuur en de gebruiksstructuurvan een gebouw
niet meer op elkaar passen of pasbaar te maken zijn is het gebouw
niet (meer) geschikt om de funktie te huisvesten.
Uit de activiteiten binnen een funktie zijn de ruimte voorwaarden en
eisen te halen waaraan een gebouw moet voldoen. In eerste
instantie zijn dat de ruimte afmetingen en de totale ruimte behoefte.
Voor een goed georganiseerd gebouw is het van belang om de
ruimte opbouw wetmatig te organiseren zodat ruimte herverdeling
en aanpassing mogelijk blijft om funktie veranderingen te kunnen
opvangen. Specifieke ruimte eisen welke tot moeilijk aan te passen
ruimten leiden bemoeilijken toekomstig gebruik.
Functie veranderingen welke zodanige gevolgen hebben voor de
ruimte afmetingen dat de ruimte niet meer aan te passen is maken
het gebouw ongeschikt voor de funktie of veroorzaken structurele
veranderingen in of aan het gebouw.
De volgende belangrijke eisen welke door de funktie aan een
gebouw gesteld worden hebben betrekking op het ruimte gebruik
voorde diverse activiteiten. Het zijn eisen te stellen aan verlichting,
warmte, ventilatie, geluid, vocht, draagvermogen van de vloeren
etc.
In het algemeen gesteld zullen bij veranderende funktie eisen de
gebruikseigenschappen van de ruimte aanpasbaar zijn. Slechts
indien deze veranderingen structurele gevolgen veroorzaken, zoals
bijvoorbeeld aan de draagstructuur, kunnen er blokkades optreden.

54
Polikliniek Gebouw Ziekenhuis
Leeuwarden.
Om de relatie tussen Funktie en Gebouw te verduidelijken is een
gebouw met een tamelijk eenvoudige structuur gekozen, n.m. een
polikliniek gebouw van het ziekenhuis in Leeuwarden.
De medische funkties die in een polikliniekgebouw ondergebracht
moeten worden zijn op zich tamelijk complex omdat er een grote
verscheidenheid aan onderzoeksapparatuur wordt gebruikt. De
eisen die aan de ruimten worden gesteld zijn daardoor meer van
technische aard. (een grote verscheidenheid aan leidingen en
aansluitingen). De ruimte eisen hebben meer betrekking op het
POLIKLINIEK-LEEUWARDEN
benodigde oppervlakvooronderzoeksruimten en wachtruimten voor
patiënten. In feite is daardoor de funktie struktuurtamelijk eenvoudig
n.m. twee stroken onderzoeksruimten met daartussenin een strook

iI----------i
voor wachtruimten. Door de grote verscheidenheid aan benodigde
opp. voor onderzoeksruimten is gekozen voor een vaste maat in de
diepte van het gebouwen een variabele maat in de lengte. Deze
variabele maat is verkregen door tussen de ramen van 120 cm
steeds een dichte strook van 60 cm te plaatsen. De hartmaten van
deze stroken bepalen het indelingsstramien voorde tussenwanden. RUIMTE-STRUKTUUR
Doordezetussenmaatvan 60 cm kunnen dedwarsmuren bovendien
over deze pasmaat variëren hetgeen een extra variatie in de
lengtemaat van de vertrekken oplevert.
De constructie is een afgeleide van de ruimte indeling en bestaat uit
plaatvloeren met kolommen. Het kolommen stramien iseen veelvoud
van het indelingsstramien. In de gevel zijn de kolommen achter de
dichte raamstroken geplaatst, binnen staan de kolommen in de
13
vaste wand in de langsrichting.
De ontsluitingsstruktuur van het gebouw bestaat uit een entree met DRAAG-CONSTRUCfIE
luifel en daarachter de centrale hal. Deze hal sluit links aan op de
liftpartij en het centrale trappenhuis en rechts op de wachtruimten
voor de polikliniek. Aan het eind van de wachtruimte bevind zich het
noodtrappenhuis.
Het hele pakket van leidingen voor medische gassen, elektra, ~
telefoon, verwarming etc. bevindt zich in een ruimte die gemaakt is
b b b b b
door de borstwering onder de ramen te verbreden. Architectonisch
is dattevens een middel om meer plasticiteit aan de gevel te geven.
m
m
1
2
.....
S
De dieptemaat van de vertrekken is zodanig gekozen dat aan de m, 3 ~

muurvan de wachtruimte kleedkamers, spoelkamerse.d. ingebouwd ~C


.~
C C C C C
.m
kunnen worden. De centrale hal sluit via een gang aan op de andere
gebouwen van het ziekenhuis.

INDELING5-MOGELIJKHEDEN
_ penaatm..at
b- raammaat
ca syste:e:mmaat
maat 1; 2; 3; etc. zijn combinatie maten
voor kamer afmetingen

55
ARCHITECTUURMUSEUM
FRANKFURT
ARCH.: O. M. UNGERS

De voormalige classicistische villa is in 1984 door architect Ungers


verbouwd tot een architectuurmuseum. Het museum is een onderdeel
van de zogenaamde museumoever aan de zuidkant van de Main.
Deze museumboulevard bestaat over een lengte van anderhalve
kilometer uit een reeks van negen musea.
Door architect Ungers is in J984 een villa aan
de Main in Frankfurt gerenoveerd tot
architectuurmuseum. De architect gebruikte Geschiedenis en het oorspronkelijke gebouw.
zeer nadrukkelijk zijn architectuuropvat- Het betreft een laat-classicistische villa uit de 18e eeuw. Men heeft
tingen als uitgangspunt voor de renovatie. in Frankfurt besloten een museumboulevard te creëren, als
tegenpool van het zakelijke, bruisende zakencentrum. Deze
museumoever ligt aan de zuidkant van de Main. De boulevard
bestaat over een lengte van anderhalve kilometer uit een reeks van
negen musea.
Aan de overzijde, in het centrum zullen nog vier musea een nieuw
of gerenoveerd onderkomen vinden.
Het was een idee van Heinrich Klotz, kunsthistoricus,
architectuurcriticus en architectuurdocent, dat één van de villa's
langs de oever ingericht zou worden voor een architectuurmuseum.

De arcade met de ingang. Een nieuwe functie.


Het architectuurmuseum wil geen museum zijn in de klassieke
betekenis, een instituut dat conserveert en toont wat er geweest is.
Het zal uitsluitend werk tonen van de huidige architectuurgeneratie
en de directe voorlopers in deze eeuw. Door middel van symposia,
het uitgeven van jaarboeken en monografieën wil het museum het
middelpunt zijn van de hedendaagse architectuurdiscussie.
In het architectuurmuseum baseert Ungers zijn ontwerp op het
thema doos in doos of zoals hij het zelf noemt: het Russische
Paasei. Het museum houdt niet op bij de wand van de villa. Je kan
je voorstellen dat het museum Frankfurt, Duitsland of misschien de
hele wereld is. Het is een verhaal van de continuïteit van de ruimte
en tevens de discontinuïteit, omdat iedere ruimte begrensd wordt
door zijn eigen wanden.
De 18e eeuwse villa werd uitgehold, er kwam een wand omheen en
in het hart van de villa werd een nieuw huis gebouwd. Men betreedt
het gebouw door een arcade. Deze arcade geeft de entree een
inleiding. De buitenruimte wordt hierdoor gedefinieerd net als de
De op een raster gebaseerde structuur is een villa gedefinïeerd wordt door de omsluitende muur. Echter door de
zware grens rondom de villa, die losgehouden zware, meedogenloze detaillering is de lichtvoetigheid van het
is door een glasdak. concept verloren gegaan.
Het witte huis in de villa is het eerste wat opvalt na binnenkomst.
Het kleinste huis eindigt in een archetypisch puntdak. De kolommen
van het ingebouwde huis dragen zowel de vloer van het huis als de
vloer van de eromheen liggende ruimte. Dit is enigszins
inconsequent, daar er nu een vide ontstaat en geen restruimte
tussen huis en omhulling. Door de vides dringt het licht dat door de
glazen kap in de villa naar binnen komt diep het gebouw binnen. De
schaduwwerking die hierdoor ontstaat geeft de indruk dat het witte
huis buiten staat.

56
De tuin achterde oorspronkelijke villa wordt door een muuromsloten.
De grote kastanje midden in de tentoonstellingsruimte is omgeven
door glas en steekt boven het gebouw uit. Dit element is tweeledig,
het maakt zowel deel uit van het tentoongestelde als dat het zelf
tentoonstelt.
Het architectuurmuseum is een knap bedacht gebouw. Het thema
doos in doos heeft iets sprankelends. Het is echter ook een heel
Duits gebouw: degelijk, zwaar en humorloos. Het geeft het museum
de uitstraling van een mortuarium. Het streng doorgevoerde
maatraster in vloeren en wanden ademt een sfeer uit die drukkend
werkt. Samen met de zware meedogenloze detaillering wordt
hierdoor de lichtvoetigheid van het concept teniet gedaan. Het is
een gebouw zonder humor, terwijl humor juist het sterkste punt van
de Post-Modemen is. In dit gebouw ontbreekt de relativering van de
eigen stellingname.
Het theoretische concept voor de renovatie is
op de opengewerkte axonometrien
Uitvoering en detaillering fascinerender dan in werkelijkheid.
Het bestaande gebouw is uitgehold, waarbinnen een nieuwe
draagconstructie is geplaatst. Er zijn verder drie lichtkappen
aangebracht en een omlopende lichtkap over de zone tussen de
buitenste 'ring' en het bestaande gebouw. Er is een zeer nadrukkelijk
grid aangebracht dat het gebouwen de nieuwbouw ordent. Men zou
kunnen denken dat dit grid te maken heeft met de bestaande
classicistische opbouw van het gebouw.
De gevel heeft men grotendeels in stand gehouden. De toegevoegde
materialen zijn voornamelijk steen, glad afgewerkt met stukwerk en
glas.

Binnen de grenzen van de stad staat de villa


waar Ungers een muur omheen bouwde. In
de villa bouwde hij een huis waarin
tekeningen en maquettes van andere
gebouwen worden getoond. Zo ontstaat een
gelaagde structuur van ruimtes. Zijn thema
was daarom het 'huis in het huis'.

In het plafond van de tentoonstellingsruimte


achter de villa, geeft het kunstlicht de illusie
van daglicht d.m. v. een matglazen dak.

De stad, de villa en de tentoonstelling van


tekeningen en maquettes, ziet Ungers als
verschillende ruimtes die in elkaar overlopen,
maar die ook begrensd zijn door hun eigen
wanden. Binnen de muren van de villa staat
een huis, dat in de opengewerkte maquette
duidelijk als een aparte bouwmassa kan
worden gezien.
Het onderscheid tussen de villa en het er in
gebouwde huis is wel zichtbaar bij de vide
naast het huis, maar doordat de vloeren van
de villa en het huis in elkaar overlopen
ontstaat er onduidelijkheid.

57
Als je in het gebouw rondloopt komen de
maatrasters in de vloeren en wanden zwaar en
bedrukkend over.
Een kastanjeboom staat in de tentoon-
stellingsruimte en hoort bij het concept van
in elkaar passende ruimtes.

Ook aan de
achterzijde van
de villa, waar
de tuin binnen
de muur is
volgebouwd, is
er een glazen
dak als passtuk
tussen de
verschillende,
elkaar
omvattende,
structuren
geplaatst.

58
TRATTORIA ANGELI.
LOS ANGELES.
Architectenburo Building: Michele Saee.

De trattoria Angeli is gelegen aan een wat ongedefinieerd gedeelte


van de Santa Monica Boulevard in Los Angeles. Het was een
voormalig winkelpand, zonder veel uitstraling. Om op deze plek
aandacht te vragen voor het er te vestigen restaurant hebben de
architecten van Building besloten om de Boulevard gevel als een
soort billboard van Cortenstaal te maken. Dit strookte met hun
opvatting om natuurlijk ogende materialen te gebruiken. De, als een
plastiek uitgevoerde, gesloten gevel aan de straatzijde opent zich
om de hoek ter plaatse van de entree en zet zich voort als een
geleiding naar binnen. De architecten hebben het industriële karakter
van het gebouw gehandhaafd door de geklonken stalen boogspanten
in het zicht te laten. In de lange gepleisterde muur aan de straatzijde
zijn drie sleuven uitgespaard waardoorheen een langgerekt metalen
sculptuur steekt waaraan verlichting voor binnen en buiten is
bevestigd. Volgens de architecten is er een evenwicht bereikt
tussen de rustieke materialen en de elegante afmetingen van de
ruimte. Het restaurant heeft 100 zitplaatsen op de begane grond en
op een tussenvloertje boven de bar nog een privé eetgedeelte. Een
stalen loopbrug is opgehangen aan de spanten en verbindt de
tussenvloer met een privé gedee~e op de eerste verdieping emaast.
De keuken bevindt zich in het linker zijgedeelte van het gebouw.

59
PARC DE LA VILLETTE.
GRANDE SALLE.
MUSEUM VOOR TECHNIEK
EN WETENSCHAP
Architect: Adrien Fainsilber

In Parijs is in het parc de la Villette een museum voor techniek en


wetenschap te vinden. Dit museum is geplaatst op een oud
abattoirterrein van 55 hectare.

Geschiedenis en het oorspronkelijke gebouw


In 1969 kwam een immens nationaal vleesverwerkingscomplex
gereed, genaamd 'La Villette'. Dit complex moest de functie
ovememen van de verouderde bestaande slachthuizen en de oude
'hallen' van Baltard in het hart van Parijs. Helaas was het concept
van het complex al achterhaald. In de jaren zeventig werden de
slachthuizen van La Villete gesloten. La Villete had het grootste
abattoir van Europa moeten worden. Het groots opgezette projekt
werd echter halverwege de bouw beëindigd. Men begon op grote
schaal in de provincie te slachten omdat het vervoeren van levende
dieren duurder was dan het vervoeren van ingevroren vee. Vijf jaar
na de opening werd het vleescentrum definitief gesloten en werd de
staat eigenaar van het terrein. Parijs bleef zitten met een gigantisch
terrein met daarop een aantal niet voltooide gebouwen. Men besloot
het terrein te bestemmen tot technisch pretpark, waarmee Parijs
weer een prestigeproject 'rijker' werd en men hoopte dat het
slachthuisdrama hierdoor vergeten kon worden.
De locatie van het museum is een 55 hectare grootterrein, gelegen
tussen de metro-stations Porte de La Villette en Porte de Pantin aan
de noordoost kant van Parijs, een terrein met een unieke ligging in
het centrum van de regio met meer dan 10 miljoen inwoners: aan de
buitenkant wordt het begrensd door de périphérique (de rondweg
om Parijs), vlakbij ligt de intemationale luchthaven Roissy en het is
bereikbaar met twee metrolijnen.
Het Canal de l'Ourq dat dwars door hetterrein loopt is ooit gegraven
om Parijs van water te voorzien en bracht de handel en industrie
naar het gebied.
Het bestaande complex bestaat uit een veilinghal van 160 x 300 x
40m3, gemaakt in een staalconstructie. Verder nog een aantal
abattoirs en koelhuizen, die nu gesloopt zijn.

60
De nieuwe functie
Men had de volgende doelste"ingen in gedachten voor het museum:
het voor iedereen toegankelijk en bevattelijk maken van de
verworvenheden van de wetenschap en techniek als zijnde
een belangrijk onderdeel van onze moderne cultuur.
de bezoekers een idee geven van Frankrijks capaciteiten op
dit gebied.
de bevolking, vooral de jeugd, vertrouwd maken met de
steeds meer in haar omgeving doordringende technologie.
het uitstralen van de schoonheid van de wetenschap en
techniek.

Architect Adrien Fainsilber stond voor de opgave om een half


voltooid veilinggebouw te transformeren tot een museum voor
moderne technologie. Het enige voordeel dat hij had waren de
gigantische afmetingen van het veilinggebouw (300m lang, 160m
breed, 40m hoog) waarbinnen het overladen programma ruimschoots
kon worden gerealiseerd. Het programma omvatte naast voldoende
oppervlak voor vaste en tijdelijke exposities, een bibliotheek, een
mediatheek, een planetarium, een kleine theaterzaal en voldoende
parkeerruimte.
De draagstructuur was het belangrijkste uitgangspunt voor de
renovatie.
De grote betonconstructie was nog in aanbouw, toen bleek dat het
terrein een andere bestemming kreeg. Sloop zou de economische
blunder het duidelijkst maken. Uiteindelijk is slechts een deel van
de constructie gesloopt, zodat er een gebouw met een driedeling in
de zijgevels ontstond.
De ingang wordt benadrukt met een spiegelende bol, de
zogenaamde "Geode". Deze glimmende stalen bol met een diameter
van bijna 40 meter is pal voor het museum als blikvanger neergezet.
De bol is aan de onderkant plat, maar door het water er omheen lijkt
het alsof er een perfecte bol in het water drijft.
De bol herbergt een Omnimaxtheater waar films met een 360
graden projectie gespeeld kunnen worden. De bol bestaat uit een
netwerk van driehoeken van stalen buizen dat bekleed is met
roestvrij staal.
Het gebouw heeft twee verdiepingen beneden het maaiveld niveau.
De grond eromheen is weggegraven, zodat het techniekmuseum
een soort burcht met een slotgracht is geworden, met bruggen en
poorten om binnen te komen.
De 300 meter lange voor- en achtergevels zijn in vieren gedeeld,
door steeds 75 meter met vakwerkliggers te overspannen. De
achtergevel is meer gesloten dan de voorgevel.

Een van de meest in het oog springende elementen van het gebouw
zijn de grote blauw gespoten stalen vakwerkliggers. De Hoofdliggers
zijn benadrukt door ze van hun doosvormige omhulling te ontdoen
zodat het vakwerk zichtbaar wordt en ze zijn daama blauw gespoten.
Ze worden gedragen doorgrote, met natuursteen beklede betonnen
steunpunten.

61
De lichthappers zijn onder een hoek geplaatste koepels met een
diameter van 17 meter. Onder de koepels bevindt zich een systeem
van spiegels die computergestuurd het licht geconcentreerd op één
punt of diffuus naar ieder deel van het gebouw kunnen reflecteren.
De andere traveeën naast de ingang zijn voorzien van transparante
blokken met een constructie waaraan het glas zonder sponningen
is opgehangen.
De drie serres werden ontworpen om een relatie met het
buitenliggende park te krijgen. De vijver echter, isoleert het gebouw
waardoor de serres de afstand tussen het gebouw (de techniek) en
het park (de natuur) niet kunnen overbruggen. Het plaatsen van
bomen in de serres zoals oorspronkelijk het plan was, had die
relatie niet kunnen verbeteren. De constructie van de serres is
schitterend. Een lichte constructie van trek- en drukstangen
ondersteunt het glas dat met speciale koppelstukken aan elkaar
verbonden is.
Hoewel Fainsilber geprobeerd heeft om structuur aan te brengen in
het gebouw, is hij erniet in geslaagd de chaos te ordenen. Net zoals
het programma is de hoofdopzet van de constructie duidelijk, maar
verliest het in de detaillering zijn kracht. De twintig oorspronkelijke
kolommen van het veilinggebouw dragen nu 8 meter hoge en 65
meter lange vakwerk-liggers die onderling verbonden zijn met
kleinere vakwerkliggers waaroverheen het dak ligt. Dit is de "paraplu"
voor de ruimten eronder, de onderliggende vloeren zijn
geprefabriceerde betonnen vloerplaten die zijn opgelegd op stalen
vakwerkliggers. Op grote afstand is het gebouw overzichtelijk door
de orde van grote elementen. Het kleine gat van de ingang wordt
duidelijk door de grote glimmende bol en de brug.
Hij gebruikt één van de vier traveeën als entreegebied. Dit
entreegebied verdeelt het gebouw in twee helften die
programmatisch duidelijk verschillen. Na het betreden van het
gebouw komt men in een grote hal waar men vanaf de begane grond
de bovenliggende verdiepingen en een deel van de activiteiten kan
zien. Tot zover is alles nog duidelijk, maar daama is het een chaos.
Deze chaos wordt veroorzaakt door een veelheid aan materialen,
vormen, constructies, detailleringen en ontmoetingen in zowel het
interieur als het exterieur van het gebouw.
De verschillende bouwelementen zijn los van elkaar gehouden,
zodat er geen vreemde aansluitingen ontstaan. De elementen zijn
nog overzichtelijk doordat het grondvormen zijn, zoals: dozen,
cylinders, balken en spanten, maar de optelling maakt het geheel
erg druk. De ruimte is de restvorm van alle elementen met hun
technische uitstraling. De ruimte is daardoor het enige element dat
geen eenduidige vorm heeft, hierdoor valt de samenhang weg.
Fainsilber heeft zich laten inspireren door de pluriformiteit van
datgene wat tentoongesteld moest worden. Het benadrukken van
de autonomie van elk onderdeel heeft echter geleid tot een
onsamenhangend geheel inplaats van een spannende architectuur.

62
63
CLORE GALLERV
Architect James Stirling.

De Clore Gallery is het eerste onderdeel van de herbestemming van


het voormalige Queen Alexandra Hosp~al ten behoeve van de Tate
Gallery. De uitbreiding van de Tate Gallery is mogelijk gemaakt
door sir Charles Clore die per testament zes miljoen pond naliet
voor een Tumer museum.
Als hergebruiksproblematiek is het een voorbeeld van hoe een
architect overeenstemming probeert te krijgen tussen zijn eigen
architectuur opvattingen en reeds bestaande architectuur. Een
confrontatie van culturen en opvattingen, één van de kern
vraagstukken bij hergebruik van gebouwen.
Aanvankelijk kenmerkte de architectuur van Stirling zich door
confrontatie en spectaculaire effecten, zijn huidige architectuur is
meer gericht op aanpassing en vermijdt het spectaculaire. Zo ook
bij dit ontwerp.
De Clore Gallery voor de collectie van de schilder Turner is een
uitbreiding van de Tate Gallery, een museum voor 18de, 19de en
20ste eeuwse schilderijen. Het gebouw kwam gereed in 1987 en is
ontworpen door de architect James Stirling.
De museumvleugel verbindt het Victoriaanse classicistische
hoofdgebouw van de Tate Gallery met een portierswoning op het
terrein van het militaire hospitaal. In dit gebied zal het museum in
de toekomst uitbreiden. Het is een typisch voorbeeld van een halve
symmetrie, omdat een uitbreiding aan de andere zijde van het
hoofdgebouw niet wordt overwogen.
De nieuwe vleugel is ontworpen als een tuingebouw, als een
u~breiding van een groot huis. Tussen het museum en de voormalige
portierswoning zien we een geleidelijke overgang. De dubbele orde
van het Victoriaanse gebouw krijgt een voortzetting in de verticale
en horizontale natuurstenen stroken. De vierkantte ruimtes ertussen
hebben een pleisterwerk invulling, of in de buurt van de
portierswoning, één van baksteen.
Aan alle kanten lijkt het gebouw zich met zijn gevel inschikkelijk te
gedragen. Een uitzondering daarop vormt de nieuwe ingang met
een frontonvormige uitsnede, die bijna even breed is als het
hoofdfronton boven de ingang van de Tate. De nieuwe ingang is
bewust niet op de rivier georiënteerd en de monumentaliteit wordt
daardoor slechts ervaren op het terras ervoor. Op deze wijze
concurreert de nieuwe toegang niet met de hoofdingang.

64
Lopend door het negatieve tempelfront komt men in een lage hal
met een balie, een garderobe en vitrines. De ruimte wordt pas
monumentaal als men de trap naar de expositiezalen bestijgt.
Hierboven ontwikkelt de ruimte zich in een hoge smalle van boven
verlichte sleuf. De trap geeft toegang tot een lange galerij. Van
daaruit kondigen de museumzalen zich aan door een hoog
boogvenster in een warmgele wand.
De circulatie binnen het gebouw wordt door kleuraccenten begeleid.
Sprekende, felle kleuren geven de routes door het gebouw aan.
De expositiezalen bevinden zich op de eerste verdieping in de
lange poot van de L-vormige uitbreiding. Hier wisselen grote en
kleine zalen elkaar af, reagerend op de afmetingen en de gewenste
groeperingen van schilderijen. Deze zalen worden via daklantarens
op natuurlijke wijze verlicht. Deze manier van boven verlichten
heeft hij in al zijn musea toegepast en sluit goed aan op de manier
waarop in de 1ge eeuw musea werden verlicht. Eén van de zalen
bevat een klein zijvertrek, vanwaar men via een erker over de tuin
en de Thames kan uitkijken.
De nieuwe museumzalen zijn ook direkt toegankelijk vanuit de Tate
Gallery. Stirlings keuze voor 19de eeuwse neutraliteit in de nieuwe
zalen is verdedigbaar vanuit het oogpunt van historiografische
objectiviteit. Een goede vergelijking tussen de algemene collectie
van het museum en de Tumer collectie is daardoor mogelijk.
Door de bewonderaars van Turner is heftige oppositie gevoerd
tegen het ontwerp van Stirling o.a. omdat de kleur van de wanden
niet de door Turner gewenste kleur donkerrood was maar lichtgrijs.
Hierdoor waren de schilderijen donkerder dan de achtergrond en
kregen niet het effect dat ze stralend van de wand oplichten. Ook
vond men dat de schilderijen boven ooghoogte moesten worden
opgehangen. Het ontbreken van een nagebouwd atelier van Turner
werd als een onoverkomelijk gemis ervaren.
Hoewel deze liefhebbers van Turnereen verheerlijkend mausoleum
prefereerden, stemt het ontwerp van Stirling in zijn directe eenvoud
toch tot grote tevredenheid.

!., ' ",I

65

You might also like