Professional Documents
Culture Documents
Sociaal veilig
ontwerpen
Checklist ten behoeve van het ontwikkelen en toetsen van (plannen voor)
de gebouwde omgeving
Samenstelling
O o D Q Onderzoeksinstituut voor Stedebouw, Planologie en Architectuur
Faculteit der Bouwkunde
Technische Universiteit Delft
Berlageweg 1,2628 CR Delft
Telefoon (015) 781308/781088
In opdracht van
u
i i u Gemeentelijke Dienst Stadsontwikkeling/Grondzaken
MIL
I I U Laan van Meerdervoort 70, 2517 AN 's-Gravenhage
Telefoon (015) 3123911
SOIGZ
CIP-gegevens
Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
ISBN 90-5269-039-1
SISO710.7 UDC 72:351.78 NUGI655
Trefw.: sociale veiligheid, criminaliteit, gebouwde omgeving
Copyright ©1990
Research Institute of Urban Planning and Architecture (OSPA)
All rights reserved. No part of this book may be reproduced in any form, by
print photoprint, microfilm or any other means without written permission
from the Delftt University of Technology, Department of Architecture, Hou
sing, Urban Design and Planning
Ten geleide
Het terugdringen van de kleine criminaliteit en het verhogen van de sociale vei
ligheid op straat hebben een hoge maatschappelijke prioriteit. Terecht, het ge
voel van veiligheid behoort immers tot de eerste levensbehoeften. De verzorging
daarvan is niet alleen een taak van de politie. Uit het onderzoek, dat aan deze
handleiding ten grondslag ligt, blijkt bijvoorbeeld dat er duidelijke relaties bestaan
tussen sociale veiligheid en de inrichting van de gebouwde omgeving.
De vormgeving van buurten, straten en pleinen, maar ook van woongebouwen
beïnvloeden de beleving en het gedrag van mensen.
Met deze constatering kunnen dus ook architecten en stedebouwkundigen 'me
deplichtig' worden verklaard aan de oplossing van het probleem. Dit boek geeft
hen daarvoor een handreiking.
Het boek bevat aandachtspunten voor het ontwerpen van plannen op verschil
lende niveaus. Het geeft tevens de criteria waarop plannen en bestaande situa
ties op hun kwaliteiten van sociale veiligheid kunnen worden getoetst. De hand
leiding levert geen kant en klaar recept voor een veilige omgeving. Daarvoor is
de materie te complex. De opstellers hebben getracht op basis van hun kennis
en ervaring de invloed van de verschillende in het geding zijnde (gelegen-
heids)factoren in beeld te brengen. Dit maakt het ontwerpen van een sociaal vei
lige omgeving, die ook moet voldoen aan eisen van leefbaarheid en esthetiek, tot
een creatieve opgave. Een opgave waarin naast ontwerpers ook woningbeheer
ders, politie, gemeentelijke diensten en niet te vergeten bewoners en gebruikers
actief participeren. Het is mij een groot genoegen hen deze handleiding als hulp
middel daarvoor aan te reiken.
Inhoud
Voorwoord
1. Inleiding
Sociale veiligheid en kleine criminaliteit
Doel van deze publikatie
Doelgroep
Structuur van het boek
Inbreng in verschillende fasen
Advisering versus normering
3. Planontwikkeling en plantoetsing
Plantoetsingscriteria
Belang van de criteria per type delict
Belang van de criteria naar schaalniveau
Meetproblemen
Prioriteiten
5. Aandachtspunten op bouwplanniveau
Inleiding
Woningen
Scholen
Loop- en fietsroutes
Parkeergarages
Onderdoorgangen
Straatmeubilair
Groenvoorzieningen
6. Literatuur
Bijlagen
1. Technopreventie: materiaalkeuze en detaillering
2. Voorbeeldprojekt kavel 6, Den Haag
3. Samenstelling van de begeleidingscommissie
Colofon
Voorwoord
Sociaal veilig ontwerpen bestaat niet. Het zijn immers mensen die delicten ple
gen en niet de gebouwen of buitenruimten. En toch gaat dit boek over sociaal
veilig ontwerpen! Architecten, stedebouwers en planologen kunnen namelijk wel
degelijk een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale veiligheid. Ook voor be
woners, politici, woningcorporaties en andere betrokkenen in het bouwproces is
een belangrijke rol weggelegd. Door een adequate vormgeving en inrichting van
de gebouwde omgeving kan de kans op vandalisme, diefstal, inbraken etc, kor
tom: de kleine of veelvoorkomende criminaliteit, beperkt blijven. Ook het zich vei
lig voelen is mede afhankelijk van de wijze, waarop woningen en andere functies
gemengd worden, gebouwen worden ontworpen en buitenruimten worden inge
richt. Aan beide componenten van sociale veiligheid (de kans op een daadwer
kelijk delict en de beleving van (on)veiligheid) wordt in dit boek uitgebreid aan
dacht besteed.
Centraal staat de vraag, hoe men bij het plannen, ontwerpen en beheren van de
gebouwde omgeving rekening kan houden met het sociale veiligheidsaspect.
Daartoe is het begrip sociale veiligheid uitgewerkt in een achttal criteria. Deze
criteria kunnen zowel gebruikt worden bij het ontwikkelen van plannen als voor
het toetsen van plannen of bestaande situaties. De informatie is geordend vol
gens het principe van een checklist. Aanbevolen wordt om de genoemde aan
dachtspunten en suggesties puntsgewijs na te lopen bij het opzetten en beoorde
len van ontwerpschetsen. Daarmee wordt bereikt, dat het sociale veiligheids
aspect systematisch aan de orde komt in de verschillende stadia van het plan
vormingsproces.
* Gemeentepolitie 's-Gravenhage (1985), Met dit boek wordt een omvangrijk onderzoeksproject afgerond.* Na een oriën
Onderzoek naar de relatie criminaliteit- terend onderzoek naar de invloed van de gebouwde omgeving op sociale veilig
ruimtelijke structuur. heid is eerst een interim-checklist opgesteld. Vervolgens is deze interim-checklist
Voordt, D.J.M, van der, en H.B.R. van We op bruikbaarheid getoetst in vier Haagse bouwlocaties. Op basis van de theoreti
gen (1986), Ruimtelijke structuur en kleine
criminaliteit. Interim-checklist. sche fase en het veldonderzoek is tenslotte de thans voor u liggende checklist
Voordt, D.J.M, van der, H.B.R. van Wegen annex ontwerphandleiding opgesteld. Het project is geïnitieerd door de Dienst
e.a. (1987/1988), Toetsing van de interim Beleidszaken en Onderzoek van de Gemeentepolitie 's Gravenhage en de Ge
checklist Sociale Veiligheid en Gebouwde meentelijke Dienst Stadsontwikkeling/Grondzaken uit deze zelfde stad. Financië
Omgeving.
le ondersteuning is verkregen van de Stuurgroep Bestuurlijke Preventie van Cri
minaliteit. Zonder hen en zonder al onze gesprekspartners - bewoners, ontwer
pers, plantoetsers en vele andere deskundigen - zou het eindprodukt niet gewor
den zijn tot wat het nu is. Dank daarvoor!
Doelgroep
Bij het ontwerpen en beheren van de gebouwde omgeving is een groot aantal
partijen betrokken. Bij het schrijven van deze ontwerphandleiding is dan ook uit
gegaan van verschillende doelgroepen, waaronder:
- betrokkenen bij de planvoorbereiding, zoals planologen, programma-advi
seurs, politici en toekomstige gebruikers,
- ontwerpers van plannen: architecten, stedebouwkundigen, verkeerskundigen,
beeldend kunstenaars,
- beoordelaars van plannen, beroepsmatig of als direct betrokkene (bewoners
en andere gebruikers),
- gebruikers en beheerders van gerealiseerde plannen, waaronder bewoners,
eigenaar-beheerders, woningcorporaties en gemeentelijke diensten.
Een bijzondere rol lijkt weggelegd voor de gemeentepolitie. Vanwege haar speci
fieke deskundigheid ligt het voor de hand naast allerlei andere gemeentelijke
diensten vooral ook de politie in te schakelen om het sociale-veiligheidsaspect
gedurende de gehele planontwikkeling te bewaken. In Den Haag heeft dit inmid
dels geleid tot de instelling van een afdeling Preventieve Criminaliteitsbestrijding.
Ook andere politiecorpsen hebben een specifiek op bouwzaken georiënteerde
medewerker in dienst, meestal in de persoon van de lokale ambtenaar Voorko
ming Misdrijven. Uiteraard dient de politie dan wel (bij)geschoold te worden in de
wijze waarop bouwplannen tot stand komen. De door Bureau Criminaliteitspre * Caron, H. e.a. (1986), Criminaliteit en ge
ventie uit Amsterdam opgestelde publikatie 'Procesgang in de woningbouw' kan bouwde omgeving. Procesgang in de wo
daarbij goede diensten bewijzen*. ningbouw.
In het volgende hoofdstuk wordt kort stilgestaan bij het onderzoeken de theo
rievormingwaarop dit boek gebaseerd is. Hoofdstuk 2 vormt belangrijke achter
grondinformatie om de meer concrete ontwerp- en beheerssuggesties op zinvolle
en deskundige wijze te kunnen toepassen.
Opbouw van globaal naar gedetailleerd Daarmee is een zekere hiërarchie in aandachtspunten ontstaan. Met als centrale
doelstelling de bevordering van de sociale veiligheid, kunnen de criteria en indi
catoren opgevat worden als afgeleide doelstellingen. De ontwerpaanbevelingen
Sociale veiligheid verwijzen naar concrete ontwerpmiddelen om deze doelstellingen te bereiken.
Met een goed ontwerp alleen is men er uiteraard nog niet. Een efficiënte organi
satie van het bouwproces, een adequaat toewijzings- en plaatsingsbeleid en
8 criteria zorgvuldig beheer van het bestaande zijn evenzeer belangrijk. De maatschappe
lijke context (werkloosheid, verminderd normbesef, gebrek aan toezicht etc.)
mag evenmin uit het oog worden verloren. Vandaar dat ook aan deze aspecten
beknopt aandacht wordt besteed. »
Een structuurschets geeft een visie in hoofdlijnen omtrent de inrichting van een
groter gebied, zowel wat functie als vorm betreft. Soms gaat het om een nieuw
gebied, maar vaak ook om een transformatie van bestaand gebied, b.v. de her
structurering van oude havengebieden of industriegebieden tot woongebied. Een
structuurschets is overigens niet verplicht. Veel gemeenten hebben dan ook
geen structuurschets. Op structuurschetsniveau worden vooral beslissingen ge
nomen over de omvang en lokatie van stedelijke voorzieningen, verkeer en ver
voer, woonmilieudifferentiatie (kwa doelgroep, bouwvorm, bebouwingsdichtheid,
voorzieningenniveau), situering van uitbreidingsgebieden e.d. Omdat veel zaken
14 pas later worden uitgewerkt, speelt het sociale veiligheidsaspect op structuur
schetsniveau slechts een bescheiden rol. Wel valt het aan te bevelen om bij het
formuleren van uitgangspunten en doelstellingen de sociale veiligheid expliciet
aan de orde te stellen. En voorts om vooraf een inschatting te maken van kwets
bare plekken, op basis van de verwachte aanwezigheid van potentiële daders,
de aanwezigheid van een aantrekkelijk doelwit en de afwezigheid van omstan
ders.
beveiliging van woningen - Toepassing van hang- en sluitwerk) en NEN 5089 (In
braakwerend hang- en sluitwerk - Eisen en beproevingsmethoden). Dit biedt de
beste waarborg dat de noodzakelijke voorzieningen vroegtijdig worden aange
bracht. Toch lijkt enige terughoudendheid in regelgeving op zijn plaats. Of een
ontwerp gevoelig is voor (kleine) criminaliteit hangt immers niet alleen af van de
kenmerken van het ontwerp, maar ook van waar het komt te liggen en wie er ge
bruik van zal maken. Een blokje portiekwoningen in een stadsvernieuwingsge
bied in Amsterdam wordt anders gebruikt dan een vergelijkbaar blokje aan de
rand van een rustige plattelandsgemeente. Een bejaardenflat is kwa sfeer en ge
bruik totaal anders dan een flat waar ook grote gezinnen met kleine kinderen
(moeten) wonen. Bovendien moet bedacht worden, dat elk ontwerp een compro
mis is tussen vele, vaak tegenstrijdige eisen. De gemeentelijke verplichting in
Amsterdam om in stadsvernieuwingsgebieden alleen gesloten bouwblokken toe
te passen, gaat ons inziens dan ook te ver*. De beste stelregel lijkt te zijn om * Amsterdamse Raad voor de Stedebouw
vooral die aspecten in regelgeving op te nemen, die algemeen geldig zijn. De (1988), Bouwblok op slot.
NEN-normen zijn hier een goed voorbeeld van. Inbraakpreventieve maatregelen
zijn immers overal gewenst. Bovendien maakt het onderscheid in risikoklassen
het mogelijk om een zekere differentiatie in de zwaarte van de te nemen maatre
gelen aan te brengen. Situatie-afhankelijke aspecten dienen bij voorkeur meer
op informerende dan op normerende wijze in het bouwproces te worden inge
voerd. De hier ontwikkelde checklist annex ontwerphandleiding heeft dan ook na
drukkelijk het karakter van een leidraad. Voorschriften zijn er niet in opgenomen,
wel overwegingen bij het maken van ontwerpkeuzen en adviezen om - afhanke
lijk van de situatie - bepaalde oplossingen wel of juist vooral niet toe te passen.
Sociale veiligheid en
gebouwde omgeving
ê yv*\ I iU
Vil
Kelderuitgang + i. ,J I I I I V < / j f j§ V^W^vSvLl \ \ \ J
U
don/cere gateen | ,ƒ ƒL > ^ \ ^ = - « ^ F ^ -
«jP» T*»«^88/^^I'F'" %
Donker binnenterrein
ilt-* ' , - - •
*** CBS (1985), De houding tegenover cri In de slachtoffer-enquête van het CBS uit 1985 is aan de respondenten ge
minaliteit. vraagd om aan te geven, welke beschrijving het best past bij de plekken die men
Heyden, A.W.M, van der (1985/1986), Na liever vermijdt uit angst voor criminaliteit.*** Uit de enquête resultaten blijkt dat
dere analyse van de onrustgevoelens in
verband met criminaliteit. plekken die zo mogelijk gemeden worden, vaak gekenmerkt worden door een
slechte verlichting, weinig woonhuizen en weinig mensen op straat. Kenmerken
zoals 'daar worden vaak mensen lastig gevallen' of 'daar is veel criminaliteit' wor
den veel minder frequent genoemd.
**** Zie o.a. Amsterdam (van Selm, e.a., De resultaten uit de CBS-enquête stemmen overeen met de uitkomsten uit het
1985; Berdowski e.a., 1986), Zoetermeer zgn. 'enge plekken' onderzoek.**** Dit type onderzoek concentreert zich vooral
(Van Kruchten, 1986), Utrecht (Rohde en op de vraag, waar mensen zich onveilig voelen en waarom. De resultaten van
Schuit, 1987), Rotterdam (Dicke, 1987; dergelijk onderzoek worden doorgaans geregistreerd op een zgn. enge plekken
Nauta, 1989), Tilburg (Smits-Rooimans,
1987), Eindhoven (Palstra, 1988). kaart, een plattegrond van de stad of buurt met hierop aangegeven de plekken
die door veel mensen als (extra) onveilig worden ervaren. Tabel 1 geeft enkele
uitkomsten uit een onderzoek in Eindhoven.
Tabel 1: 16,3%
Kenmerken van enge plekken in stil/doods 418
Eindhoven*) mensen die me niet aanstaan 339 13,2%
geen woningen in de buurt 322 12,5%
weinig andere mensen in de buurt 304 11,8%
donker 280 10,9%
je kunt er geen kant op, voel me ingesloten 253 9,9%
onoverzichtelijk 238 9,4%
gehoord dat er een vrouw is lastig gevallen 182 7,1%
ben er zelf lastig gevallen 102 4,0%
voel me altijd onveilig 41 1,6%
*) vermeld is het aantal keren dat het des ken het centrum niet zo goed 31 1,2%
betreffende motief is genoemd bij de (21) anders 57 2,2%
enge plekken die door 10 of meer van de
595 respondenten zijn genoemd. Totaal 2567 100%
Vooral de volgende plekken nemen in veel enge plekken kaarten een dominante
positie in:
sensus over normen en waarden. Het is dus niet verrassend, dat in achter
standsgebieden met kleine en slecht onderhouden huizen, een hoog percentage
werklozen, lage inkomens en veel verhuizingen relatief veel kleine criminaliteit
voorkomt. Vooral jonge delinquenten blijken vaak dicht bij huis te opereren. Hier
is men het meest vertrouwd met de situatie. Bovendien kost reizen moeite en
geld. Om herkenning te voorkomen wordt overigens wel enige afstand tot huis
aangehouden. De piek ligt op ca 1,5 km vanaf de eigen woning.*
oo
"O Een andere factor waarvan verondersteld wordt dat deze de kans op potentiële
5T daders versterkt, is de schaal van de bebouwing. Met name in de jaren zestig is
Q.
veel kritiek gekomen op de naoorlogse hoogbouwwijken. Wijken met weinig vari
(D
atie in vormen, kleuren en materialen, een grote afstand tussen woning en bui-
tenspeelgebied (galerij, trappenhuis of lift), grootschalige openbare terreinen en
een minimum aan voorzieningen zijn inderdaad weinig ideale omstandigheden
km 0.5 2.5 3.0
voor opgroeiende kinderen en jongeren op zoek naar vertier. De weerstand van
ouders om hun kinderen in hoogbouw te laten opgroeien blijkt dan ook nagenoeg
* Brantingham, P.L. & P.J. Brantingham
(1975), Residential burglary and urban universeel te zijn.** Met name voor de allerkleinsten wordt de mogelijkheid tot vrij
form. spel en exploratief gedrag duidelijk afgeremd. De combinatie kinderen en hoog
Brantingham, P.J. en P.L. Brantingham bouw zou dan ook waar mogelijk vermeden moeten worden om de kans op ver
(1981), Environmental criminology. nielingen te beperken. Behalve voorde stedebouwkundige inrichting van (nieuw
Turner, S. (1969), Delinquency and bouwwijken heeft dit gegeven belangrijke consequenties voor het toewijzings-
distance.
en plaatsingsbeleid van corporaties en gemeenten.
** Vliet, W. van (1983), Families in apart
ment buildings: sad stories for children? Overigens is leeftijd ook los van de fysieke omgeving een relevante factor waar
*** Ruimschotel, D. (1988), Criminele ge het gaat om het voorspellen van concentratiepunten van (kleine) criminaliteit. Dit
dragingen, overheid en samenleving; een komt duidelijk naar voren uit het daderprofiel van enkele veel voorkomende gele-
drieluik. genheidsdelicten.***
"Kinddichtheid" blijkt een belangrijke voorspeller van vandalisme. Uit een onder
zoek in 18 probleemcomplexen is naar voren gekomen, dat de problemen toene
men wanneer het aantal kinderen meer dan 75 per ha bedraagt. Onderzoek naar
vandalisme in 52 andere buurten kwam zelfs uit op een kritische grens van 5 kin
**** Shankland (1977), People, housing deren per 10 woningen in de leeftijd van 5 -16 jaar.****
and district: Inner area study, Lambeth.
Wilson, S. (1978), Vandalism and 'defensi Plekken waar veel jongeren resp. junks rondhangen zijn eveneens extra kwets
ble space' on London housing estates. baar en vereisen extra aandacht uit het oogpunt van sociale veiligheid. Belangrij
ke aandachtspunten bij het ontwerpen zijn de lokatie van (jongeren)voorzienin-
gen zoals bars en diskotheken en de inrichting van de verbindingsroutes naar en
van deze voorzieningen.
Aanwezigheid van een potentieel doelwit
Een tweede voorwaarde voor het plaatsvinden van een delict is de aanwezigheid
van een potentieel doelwit. Dit kan zowel een persoon zijn als een object. De
aan- of afwezigheid van een potentieel doelwit vormt vaak een belangrijke ver
klaring voor de ruimtelijke spreiding van kleine criminaliteit. Op plaatsen waar ge
regeld vrouwen langskomen of verblijven, is bijvoorbeeld een vergrote kans op
zedendelicten te signaleren. Zakkenrollerij komt vooral voor op plaatsen, waar
veel mensen bij elkaar komen. Daar zijn immers ook veel potentiële slachtoffers
beschikbaar. Fietsendiefstal komt overal wel voor, maar vooral op plaatsen waar
veel fietsen bij elkaar staan: stations, scholen, winkelcentra, uitgaansgebieden
en doorgaande routes. Hetzelfde geldt voor inbraken in auto's. Inbraken in wo
ningen komen behalve in de oudere binnensteden (vanwege de aanwezigheid
van potentiële daders) ook veel voor in de rijkere buurten, vanwege de aantrek
kelijkheid van het object. Dat het vandalisme de laatste decennia zo sterk is toe
genomen, wordt door sommige onderzoekers voor een belangrijk deel toege
schreven aan het feit, dat er tegenwoordig zoveel te vernielen valt. De hoeveel
heid straatmeubilair (lantaarnpalen, verkeersborden, abri's, bankjes, prullebak-
ken etc.) is inderdaad dermate toegenomen, dat potentiële doelwitten ruim
schoots voorhanden zijn. Behalve de aanwezigheid van een doelwit spelen twee
andere variabelen een rol: de aantrekkelijkheidVan het doelwit en de fysieke
kwetsbaarheid.
De eerste vorm van preventie is vooral gericht op een verhoging van de 'psy
chologische drempel'. In dit verband wordt veelal van sociale controle gespro
ken of ook - om negatieve associaties te vermijden - van natuurlijke surveillance.
Aanwezigheid van omstanders, betrokkenheid van bewoners en passanten bij
'hun' omgeving en een goede zichtbaarheid zijn daartoe belangrijke voorwaar
den. De tweede vorm van criminaliteitspreventie is vooral gericht op het verho
gen van de 'fysieke drempel'door het beperken van de toegankelijkheid voor on
gewenste personen. Of de omgeving vooral als gelegenheidsfactor of juist als
barrière functioneert, hangt af van tal van ontwerpvariabelen. Hierbinnen kunnen
een vijftal hoofdthema's worden onderscheiden, die tevens als criteria voor plan-
ontwikkeling en plantoetsing aangewend kunnen worden.
Sociale veiligheid en gebouwde omgeving
Belangrijke aandachtspunten vanuit het sociaal beheer zijn een adequaat toewij
zingsbeleid en voldoende toezicht. In de literatuur worden doorgaans drie vor
men van toezicht onderscheiden:
- Formeel toezicht door de politie, stadswachten of particuliere bewakingsdien
sten.
- Semi-formeel toezicht door personeel dat met een duidelijk doel ergens aan
wezig is, zonder dat dit doel direct betrekking heeft op preventie van veel
voorkomende criminaliteit. Te denken valt aan concierges, winkelpersoneel,
een huismeester, een opbouwwerker.
- Informeel toezicht door bewoners of passanten.
2 Zichtbaarheid
Aanwezigheid van mensen is een noodzakelijke, maar geen voldoende voor
waarde voor sociale controle. Men moet immers ook kunnen zien wat gaande is.
Zicht en overzicht zijn tevens van groot belang voor een gevoel van veiligheid.
Het vergroot de persoonlijke controlemogelijkheden en daarmee de mogelijkheid
om zich, wanneer men bedreigd wordt of zich bedreigd voelt, snel uit de voeten
te kunnen maken. Belangrijke aspecten zijn de mate van zicht en overzicht van
uit de bebouwing op (semi)openbare ruimten en omgekeerd (zichtlijnen, verlich
ting) en de indeling en inrichting van de buitenruimte.
3 Betrokkenheid/verantwoordelijkheid
Betrokkenheid bij de omgeving is zowel belangrijk om mensen te stimuleren zich
in te zetten voor 'hun' buurt en waar nodig daadwerkelijk in te grijpen, als om
potentiële daders van ongewenst gedrag te weerhouden. Mensen voelen zich
meer bij hun omgeving betrokken, naarmate:
- de vormgeving en inrichting beter zijn afgestemd op hun voorkeuren en
wensen,
- de omgeving meer binnen de persoonlijke invloedssfeer van de gebruikers
valt, zodat mensen het gevoel hebben een zekere controle over hun eigen
omgeving te kunnen uitoefenen,
- duidelijker is wie voor welk gedeelte verantwoordelijk is; dit vereist onder
meer duidelijke overgangen tussen openbaar en privé gebied en duidelijke
bestemmingen,
- bewoners sociaal goed geïntegreerd zijn, d.w.z. wanneer zij als positief
ervaren contacten onderhouden met hun buren en buurtgenoten; dit vereist
een zekere homogeniteit in woonstijl, zeker op blokniveau;
- de gebouwde omgeving er goed onderhouden en verzorgd uitziet; dit
stimuleert gebruikers de situatie zo te houden.
Sleutelbegrippen bij het vergroten van de betrokkenheid zijn schaalverkleining en * Newman, O. (1972), Defensible space.
privatisering*. Een voorbeeld van dit laatste is het (gedeeltelijk) toedelen van Kohn et al (1975), Defensible space modi
fications in Row-House Communities.
openbaar groen aan individuele bewoners. Over het algemeen geldt: hoe groter Mawby, R.I. (1977), Defensible space: A
het aantal woningen per entree, het aantal woningen per bouwblok, het aantal theoretical and empirical appraisal.
bouwlagen en het aantal onderlinge verbindingen (galerijen, loopbruggen), des Newman, O. en K.A. Franck (1980), Fac
te groter het gevoel van anonimiteit. Onderzoek heeft uitgewezen, dat vooral tors influencing crime and instability in ur
ban housing developments.
grootschalige wooncomplexen, waarin veel bewoners van dezelfde voorzienin Newman, O. (1980), Community of Inte
gen gebruik moeten maken (entree, trappenhuis/lift, vuilstortkokers, gemeen rest.
schappelijke bergingen), met een monotone vormgeving en veel semi-openbare Brown, B.B. and I. Altman (1983), Territori-
ruimten, vaak gepaard gaan met een geringe mate van betrokkenheid. Met name ality, defensible space and residential bur
glary: an environmental analysis.
de combinatie van anonieme, grootschalige bouwmassa's en sociaal-zwakke Coleman, A. (1985), Utopia on trial. Vision
groepen met grote verschillen in woonstijl en een grote mate van overlastgevend and Reality in planned Housing.
gedrag vergroot de kans op problemen.
5 Toegankelijkheid en vluchtwegen
Bereikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke voorwaarden om formele en
informele surveillance te kunnen uitoefenen. Voorts is het belangrijk dat
potentiële slachtoffers in geval van nood snel kunnen vluchten. Van de andere
kant verlaagt een gemakkelijke toegankelijkheid van gebouwen en buitenruimten
de drempel voor potentiële daders, terwijl vluchtwegen de pakkans verkleinen en
het risico op een delict doen toenemen. Er zal dus gezocht moeten worden naar
een evenwicht, waarbij de omgeving zo goed mogelijk beheersbaar blijft.
Belangrijke indicatoren bij het toetsen van plannen of bestaande situaties op
sociale veiligheid zijn:
psycholo zichtbaarheid
gische
drempel
betrokkenheid
fysieke attractiviteit
drempel
toegankelijkheid fysieke
vluchtwegen kwetsbaarheid
T.F*
Planontwikkeling en
plantoetsing
Plantoetsingscriteria
Deze handleiding heeft een tweeledig doel. Enerzijds dient de geboden informa
tie als leidraad bij het ontwikkelen van plannen. Daartoe zijn tal van ontwerp
richtlijnen, aanbevelingen en praktijkvoorbeelden opgenomen. Anderzijds moet
het met de geboden informatie mogelijk zijn om een ontwerp of bestaande situa
tie snel en efficiënt te kunnen toetsen op sociale veiligheid. Vandaar het karakter
van een checklist met criteria. Deze dienen als hulpmiddel bij het opsporen van
te verwachten veilige en onveilige plekken, zowel ten aanzien van onveiligheids
gevoelens als ten aanzien van een daadwerkelijke kans op een delict. Op basis
van de in hoofdstuk 2 beschreven theoretische inzichten en het samenvattend
schema kunnen de volgende criteria en subcriteria c.q. indicatoren worden gefor
muleerd. Het + of — teken bij de indicatoren geeft aan, of de aanwezigheid van
het desbetreffende kenmerk naar verwachting positief dan wel negatief van in
vloed is op de sociale veiligheid. Wellicht ten overvloede zij vermeld, dat een
—teken niet per definitie een veroordeling van de desbetreffende situatie in
houdt! Het gaat er slechts om, in een ontwerp of bestaande situatie die plekken
aan te kunnen wijzen, waar naar verwachting een verhoogd risico op (kleine) cri
minaliteit bestaat respectievelijk waar mensen zich naar verwachting onveilig zul
len voelen.
J
30 Aanwezigheid van potentiële daders
— Hoog percentage bewoners in de leeftijd van 10-15 jaar (vandalisme!) re
spectievelijk 15-25 jaar (inbraken!).
— Nabijheid van respectievelijk doorgaande routes naar (jongeren)voorzienin-
gen zoals bars, discotheken en sportaccommodaties.
— Nabijheid van verzamelplaatsen van opgeschoten jongeren.
— Aanwezigheid van woningen en andere voorzieningen waar regelmatig drug
gebruikers verblijven.
— Aanwezigheid van probleemhuishoudens (vaak een combinatie van sociaal-
economische achterstand en afwijkend woongedrag).
Zichtbaarheid
<Ü>
+ Goede verlichting, overdag en 's avonds/'s nachts.
+ Ononderbroken zichtlijnen vanuit intensief gebruikte ruimten, van binnen
naar buiten en omgekeerd.
Betrokkenheid/verantwoordelijkheid
Individuele herkenbaarheid van medegebruikers, met nam.e afhankelijk van
de schaal van de bebouwing.
Privégebied.
Het ervaren van een plek als behorend tot de 'eigen' straat of buurt, onder
meer afhankelijk van de afstand tot de eigen woning en sociale plus fysieke
omgevingskenmerken.
+ Duidelijkheid over verantwoordelijkheden, onder meer afhankelijk van een
duidelijk onderscheid tussen openbaar en privé gebied.
Participatie van bewoners en andere gebruikers bij de totstandkoming en het
beheer.
Een hoge mutatiegraad c.q. verhuisgeneigdheid.
Planontwikkehng en plantoetsing
Toegankelijkheid/vluchtwegen
+ Duidelijk onderscheid in openbaar en privé.
+ Afsluiting van priveruimten en semi-openbare ruimten zoals portieken, ber
ginggangen, galerijen.
+ Deugdelijk hang- en sluitwerk, stevige sloten.
+ Aanwezigheid van een alarminstallatie.
+ Vluchtwegen voor potentiële slachtoffers.
— Groot aantal gemakkelijk bereikbare en toegankelijke entrees.
— Vluchtwegen voor potentiële daders.
a. vanuit het standpunt van een onderzoeker of ontwerper, die een ontwerp of
een schets van een bestaande situatie voorgelegd krijgt met de vraag, hierin
de naar verwachting meest kwetsbare plekken aan te geven,
b. vanuit het standpunt van een potentiële dader, die op zoek is naar een ge
schikt doelwit.
a. aanwezigheid ++ ++ ++ ++ ++ ++
van daders
b. aanwezigheid van ++ ++ + + ++ ++
'sociale ogen'
c. zichtbaarheid ++ ++ + + ++ ++
d. betrokkenheid/ ++ + + + + +
verantwoorde
lijkheid
e. attractiviteit + + + + + +
van de omgeving
f. toegankelijk + ++ ++ + + ++
heid en vlucht
wegen
g- aantrekkelijkheid ++ ++ + ++ + +
van het doelwit
a. Vandalisme
Vandalisme wordt vooral gepleegd door jongeren. Concentratiepunten zullen
zich dus primair voordoen op plekken waar veel jongeren langskomen of verblij
ven. Objecten die door het materiaalgebruik of een onhandige detaillering extra
kwetsbaar zijn, lopen eveneens een verhoogd risico. Hetzelfde geldt voor objec
ten, die in de ogen van vernielzuchtige jongeren aantrekkelijk zijn om te worden
vernield, vanwege het effect (glasgerinkel, een reeks omgebogen haltepalen,
een uitgebrande telefooncel). Wanneer op dergelijke plekken omstanders aan
wezig zijn, die zich betrokken voelen bij de omgeving en die de situatie goed
kunnen overzien, neemt de kans dat jongeren daadwerkelijk vernielen, aanzien
lijk af. De ervaring leert dat een aantrekkelijk vormgegeven en goed onderhou
den omgeving minder snel uitnodigt tot vandalisme. Het criterium 'aantrekkelijk
heid van de omgeving' is dus eveneens belangrijk, maar lijkt toch van minder ge
wicht dan de hiervoor genoemde criteria. Ook voor het criterium 'toegankelijk
heid/vluchtwegen' lijkt te gelden: belangrijk, maar niet doorslaggevend.
c. Inbraak in auto's
Analyses van de ruimtelijke spreiding van inbraken in auto's wijzen uit, dat in fei
te overal waar auto's staan, wel eens in een auto wordt ingebroken. Toch zijn wel
enige concentratiepunten aan te wijzen. Met name op grootschalige parkeerter
reinen in de buurt van horeca en andere uitgaansvoorzieningen wordt relatief
veel ingebroken. Omgekeerd blijkt enige preventieve werking uit te gaan van de
aanwezigheid van omstanders, zicht vanuit omringende bebouwing en beperking
van de fysieke kwetsbaarheid (stevig slot, alarm). Gezien de beperkte invloed is
in tabel 2 aan deze criteria slechts een enkele 'plus' toegekend. 'Toegankelijk
heid/vluchtwegen' lijkt een relevanter criterium. Beperking van de toegankelijk
heid speelt zowel een rol bij openbare parkeergelegenheden als bij gebouwde
parkeervoorzieningen, zoals carports, parkeerboxen en parkeergarages.
d. Diefstal vanaf de openbare weg
Tot deze delicten worden onder meer gerekend (brom)fietsendiefstal en diefstal
van (onderdelen van) auto's. Spreidingsplaatjes van dit type delict wijzen even
eens uit, dat dergelijke delicten overal wel voorkomen, vooral waar zich concen
traties van (brom)fietsen en auto's voordoen. Daarnaast speelt de aantrekkelijk
heid van het doelwit (populariteit van bepaalde merken) een belangrijke rol, ge
tuige b.v. de top tien van meest gestolen auto's. Voor zakkenrollerij gelden ande
re criteria als meest belangrijk. 'Aanwezigheid van potentiële slachtoffers' is daar
bij doorslaggevend. Dit delict vindt dan ook vooral plaats op drukbezochte plek
ken, zoals een markt of winkelcentrum, of tijdens druk bezochte manifestaties.
e. Openbare geweldpleging
Hierbij dient onderscheid gemaakt te worden in delicten, waarbij alleen sprake is
van fysiek geweld, delicten waarbij geweld vooral een middel is voor een ander
delict (b.v. beroving) en sexueel geweld. De eerstgenoemde vorm bestaat vaak
uit vechtpartijen en geweld tussen jongeren. Dit komt vooral voor in uitgaansge
bieden. 'Aanwezigheid van daders' is hier verreweg het belangrijkste criterium.
'Aanwezigheid van omstanders' en 'zichtbaarheid' hebben hier weinig invloed.
Hetzelfde geldt voor de overige criteria. Geweld als middel tot b.v. beroving en
ook sexueel geweld vindt daarentegen vaak plaats op stille, donkere plekken.
'Aanwezigheid van mensen die sociale controle kunnen uitoefenen' en 'zichtbaar
heid' zijn hier van groot belang, evenals 'fysieke kwetsbaarheid van het doelwit'.
f. Onveiligheidsbeleving
Uit de eerder afgedrukte tabel met kenmerken van enge plekken (hoofdstuk 2)
valt duidelijk af te lezen, dat vooral afwezigheid van sociale ogen en onvoldoen
de zicht gevoelens van onveiligheid oproepen. Maar ook 'mensen die me niet
aanstaan' wordt vaak als argument genoemd, wat direct aansluit op het criterium
'aanwezigheid van potentiële daders'. Uit het feit dat vrouwen en ouderen relatief
veel onveiligheidsgevoelens vertonen, valt af te leiden dat 'fysieke kwetsbaar
heid' eveneens zwaar weegt. Criteria, welke eveneens een rol spelen, zij het
minder dominant, zijn de mogelijkheid in geval van nood te kunnen vluchten, en
de aantrekkelijkheid van de omgeving (vooral onderhoud).
blijkt, dat sommige criteria pas op concreet bouwplanniveau een rol spelen. Cri
teria zoals 'toegankelijkheid/vluchtwegen' en 'fysieke kwetsbaarheid' komen zelfs
pas in de bestekfase volledig tot hun recht. Pas dan vinden immers de definitieve
keuzes plaats ten aanzien van b.v. hang- en sluitwerk, sloten en gevelafwerking.
a. aanwezigheid van + ++ ++
daders
b. aanwezigheid van ++ ++
'sociale ogen'
c. zichtbaarheid ++ ++
d. betrokkenheid/ ++ ++
verantwoordelijk
heid
e. attractiviteit ++ ++
van de omgeving
f. toegankelijkheid + ++
en vluchtwegen
g. aantrekkelijkheid ++
van het doelwit
Meetproblemen
De hiervoor beschreven criteria en indicatoren maken het mogelijk een sterkte-
zwakte analyse uit te voeren op een ontwerp of bestaande situatie. Op basis van
een dergelijke 'diagnose' kan vervolgens aan een geschikte 'therapie' gewerkt
worden in de vorm van verbeteringsvoorstellen. Om tot een eenduidige 'kwets-
baarheidsscoré per plek te komen, b.v. in de vorm van een puntenscore, is aan
zienlijk lastiger. Een dergelijke score vereist drie stappen: meten, waarderen en
wegen, die elk problemen met zich meebrengen.
a. Meetbaarheid van de criteria en indicatoren
Sommige eigenschappen van een ontwerp of bestaande situatie zijn gemakkelijk
objectief vast te stellen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het aantal bouwlagen van een
torenflat of de verlichtingssterkte in een parkeergarage. Voor andere planken-
merken is dit lastiger. Wat is bijvoorbeeld een goede maat voor functiemenging,
zichtbelemmerende obstakels, monumentalisme, stevig hang- en sluitwerk? Der
gelijke plankenmerken laten zich niet eenvoudig in een getal uitdrukken. De be
oordelaar zal dan zijn toevlucht moeten nemen tot een omschrijving van zijn in
drukken, met alle interpretatieproblemen vandien.
b. Waardering
Een tweede probleem betreft de waardering van plankenmerken. Vaak treedt
hierbij eveneens een zekere subjectiviteit op. De één vindt voor tunnels een ver
lichtingssterkte van 150 Lux wellicht ruim voldoende, terwijl een ander dit vol
strekt onvoldoende vindt. In veel gevallen zijn onvoldoende onderzoeksresulta
ten beschikbaar om tot een eenduidig oordeel te kunnen komen.
c. Weging
Op elk van de onderscheiden criteria zijn meerdere indicatoren van toepassing.
Zo wordt de uitkomst op het criterium 'zichtbaarheid' zowel bepaald door het ver
lichtingsniveau als door het ontbreken van zichtbelemmerende obstakels. Het is
niet altijd duidelijk of aan elk van de indicatoren een gelijk gewicht moet worden
toegekend. Daarmee wordt een eindoordeel per criterium (in termen van
goed/matig/slecht, een rapportcijfer of een puntenwaardering) vrij lastig. Het zelf
de geldt voor de weging van de criteria ten opzichte van elkaar. Hoe kwetsbaar
is bijvoorbeeld een plan, dat op drie criteria positief scoort en op vijf criteria nega
tief?
Hoewel het door dit soort meetproblemen vrij lastig is per onderdeel van een ont * Zie voor voorbeelden van kwetsbaar-
heidsanalyses o.a.
werp of bestaande situatie een kwetsbaarheidsscore toe te kennen, als gewogen Kopinsky, e.a. (1987), Toetsing van de in
optelsom van de waardering per (sub)criterium, is het meestal wel mogelijk om terim-checklist. Deelstudie Transvaal, Den
op meer globale wijze tot een dergelijke score te komen.* In bijlage 2 is een Haag.
voorbeeld opgenomen van zo'n kwetsbaarheidsanalyse voor een woonbuurtje in Berg, A.G. van den, e.a. (1988), Toetsing
van de interim-checklist. Deelstudie Bouw-
Den Haag (Kavel 6). lust, Den Haag.
Planontwikkeling en plantoetsing
Prioriteiten
In de volgende hoofdstukken worden de criteria en indicatoren verder uitgewerkt
in concrete ontwerp- en beheerssuggesties. Het is niet de bedoeling deze in elke
situatie allemaal over te nemen. In de eerste plaats is dit weinig zinvol, omdat de
keuze van de te nemen maatregelen afhankelijk is van de aard van de problema
tiek. En in de tweede plaats zou dit tot erg kostbare en complexe ingrepen lei
den. Daar komt nog bij, dat sommige maatregelen tegenstrijdige effecten oproe
pen. In een concrete situatie doen zich vaak de volgende conflicterende eisen
voor:
a. Een nauwkeurige diagnose van het probleem. Met een op zichzelf juiste aan
beveling zoals "schade door vernielingen dient snel hersteld te worden om
erosievandalisme te voorkomen" moet op verstandige wijze worden omge
sprongen. Het heeft bijvoorbeeld weinig zin om alsmaar de verlichting te her
Open rolluik: compromis tussen veilig en stellen, als de belangrijkste oorzaak van vernielen terug te voeren is op een
aantrekkelijk
onhandige lokatie van het verlichtingselement of frustratie van jongeren over
het ontbreken van speelgelegenheid. Het verplaatsen van de verlichting res
pectievelijk het voorzien in goede speelgelegenheid zijn in dit voorbeeld ef
fectievere maatregelen.
k
ii .--PJlw Ü ' * " * *
.^J»*-*^
Positieve functiemenging: wonen boven winkels in Mariahoeve. Den Haag
' ■ ^ -
T*~&BS#
Betrokkenheid:
Buitengebieden met zowel een verkeersfunctie als een verblijfsfunctie.
Toegankelijkheid:
Goede bereikbaarheid ten behoeve van politiesurveillance en onderhoud
Thomsonlaan, Den Haag: geen luifels (schoonmaak, reparatie).
42
— I
JU $ftii - Lj :.S-^
*=r.
■ ,_
pa.'!
'■ i- -i 1
SM Ü
lllllllllllllll MJW
^m
Open bouwblok Strokenbouw Afsluiting bouwblok met garages
^n v4
Half-open bouwblok Vrije verkaveling . met muurtje
fcwwflllllllllllllllllllllllllllllltlwW ^ |
■ ■'■■!
™ï| pw
Woonvorm en verkavelingstype
In verschillende gemeenten vinden discussies plaats over de vraag, in hoeverre
de sociale veiligheid wordt verbeterd door gesloten bouwblokken toe te passen.
Gesloten bouwblokken, stroken eengezinshuizen, portiekflats, vrijstaande hoog-
bouwblokken etc. variëren sterk op criteria zoals 'betrokkenheid' en 'toegankelijk
heid/vluchtwegen'. Analyse van de inbraakcijfers in 4 Haagse bouwlocaties wijst
* Amsterdamse Raad voor de Stedebouw
(1983), Bouwblok op slot. Dokumentatie- inderdaad op een zekere preventieve werking van een gesloten bouwblokverka
map. veling, mits goed vormgegeven.*
Een andere relevante factor onder dit thema is de schaal van de bebouwing.
Over het algemeen geldt: hoe meer verdiepingen, woningen per bouwblok en
woningen per entree, hoe meer kans op vernielingen en inbraken. Uit analyses
** Voordt, D.J.M, van der, en H.B.R. van op buurtniveau blijkt echter, dat niet alle hoogbouw per definitie onveilig is.** Een
Wegen (1988), Toetsing van de interim en ander hangt sterk af van de bewonerssamenstelling (b.v. kindertal), de mate
checklist. Eindrapportage. van uithuizigheid van de bewoners, de aan- of afwezigheid van een huismeester
en het al dan niet afsluiten van het toegangsportaal. Omgekeerd zijn eengezins
huizen niet per definitie veilig. Met name de relatief gemakkelijke toegankelijk
heid en de aanwezigheid van vluchtwegen maakt dit woningtype extra inbraak-
gevoelig. De kwaliteit van het hang- en sluitwerk vraagt hier om extra aandacht.
^yw,?S5^
**.
^•.
^ .p-J 0 '
Dit nieuwbouwcomplex is opgebouwd uit
2- en 3 kamerwoningen op de begane
grond die vanaf de straat worden ontslo
ten, met daarboven maisonnettes (4- en 5
kamers) die vanaf de galerij aan de bin
nenkant bereikbaar zijn. Het binnenterrein,
eerst ontworpen als gemeenschappelijke
Wonen boven ^ WOLM,Afl/4A/SSTHA4 T tuin, is op verzoek van de bewoners opge
winkels (3h) •■■ deeld in privé tuinen. Het halfopen bouw
blok wordt aan de gesloten zijde begrensd
door woningen (Kempstraat) en aan de
open zijde door een speelterrein met voet
balkooi, hiervan afgescheiden dooreen
halfhoge muur. De voortdurende overlast,
die de bewoners ondervonden in het bin-
nengebied (vernielingen, rommel, diefstal)
leidde ertoe dat de muur tot 2 meter werd
Woonerf Voetbalkooi verhoogd. Toen ook deze ingreep de
Brandtrap '•. jeugd niet tegen hield werd gekozen voor
Portiekwoningen boven werkplaatsen (3h)
Parkeerplaats een muur met hek. Een weinig aantrekke
lijk alternatief, maar het hielp, want de pri-
vétuinen ondervinden thans weinig hinder
meer. Een bijkomend probleem vormen de
donkere hoeken en nissen (rommel, spo
ren van brandjes, urine), de blinde muur
(graffiti) en het ontbreken van (toe)zicht
vanaf de overkant. Vooral 's avonds roept
deze plek gevoelens van onveiligheid op
bij de bewoners. Achteraf beschouwd zou
een invulling met woningen of garages én
■■■BW:;J.,M . !|.;. L-i.:
zicht vanaf de overkant (b.v. vanuit wonin
,! l .-■:'--.'W -'^ gen) een betere oplossing zijn geweest.
J8IT:!K.ï! ! f ^':
De voetbalkooi Bloemfonteinstraat
ï.
-[".'.!.
-tó^,^ .?"'.' %
& ■,?II* "
Den Haag, Transvaal: binnenterrein met Den Haag, Bouwlust: vanwege de gemak
privétuinen en bergingen, afgesloten voor kelijke toegankelijkheid van de balkons is
niet-bewoners extra aandacht geboden voor het hang- en
sluitwerk
Belangrijke aandachtspunten bij het creëren van veilige routes zijn zicht en toe
zicht. Bij de op het eerste gezicht zo voor de hand liggende stelling, dat een
drukke route door de aanwezigheid van mensen tot sociale controle en "dus" tot
sociale veiligheid leidt, zijn overigens verschillende kanttekeningen te maken. In
derdaad worden drukke routes doorgaans als veiliger ervaren dan stille routes.
Ook wat betreft de kans op dreiging en geweld zijn drukke routes vaak minder
kwetsbaar. Dit gaat echter niet op voor routes waar veel ongure types rondhan
gen. Bovendien blijken bepaalde delicttypen juist relatief vaak voor te komen op U-&
drukke routes. Dit geldt met name voor inbraken in kelderboxen, inbraken in win
kelpanden, (brom)fietsendiefstal en diefstal uit/van auto's. In de eerste plaats
speelt mee dat drukke routes maar een beperkt deel van de tijd druk zijn en door
hun schaal op stille tijden veelal een extra verlaten indruk maken. In de tweede
plaats worden drukke routes ook intensief door potentiële daders gebruikt. Alleen
al door hun aanwezigheid neemt de kans toe dat er een delict plaatsvindt. Uit de
literatuur** is bekend dat vooral gelegenheidsinbrekers bij voorkeur op plekken
opereren, waar zij goed vertrouwd zijn met de plaatselijke omstandigheden. In de Veiligejevendige route
derde plaats zijn langs drukke routes veel voor potentiële daders interessante
objecten te vinden (fietsen, auto's, winkels). En in de vierde plaats speelt mee,
dat drukte en massaliteit gepaard gaan met anonimiteit. Vreemden vallen minder
snel op en omstanders zijn minder snel bereid om zonodig in te grijpen. Dit bete
kent dat delicten zoals zakkenrollerij en tasjesroof vaak juist op drukgebruikte
routes plaatsvinden. De relatie tussen ontsluitingsstructuur en sociale veiligheid
varieert dus per delicttype.
Met name op stille plekken LV-routes zoveel mogelijk combineren met routes
voor het overige verkeer en zo min mogelijk van de rijweg af laten wijken (dus
bij voorkeur niet achter een benzinestation of bushalte langs laten lopen).
Keuzevrijheid en vermijdbaarheid. Groene routes zijn uit recreatief oogpunt
aantrekkelijk, maar worden vooral 's avonds als onveilig ervaren. Zorg daar
om voor alternatieve routes, b.v. door onderscheid te maken in een dagroute
en een nachtroute.
Dag- en nachtroute I I II I I
Zichtbaarheid:
. Voldoende zicht op en vanaf LV-routes, b.v. door aangrenzend groen regel
matig te snoeien of te vervangen door laagblijvende beplanting en bomen op
stam.
Routes naar en van NS-stations en halteplaatsen voor het openbaar vervoer
in het zicht van omringende bebouwing.
Extra aandacht voor zicht en toezicht op plaatsen waar veel fietsen en auto's
T v staan (stations, scholen, sportaccommodaties resp. grote parkeerterreinen).
Bc
Mm$tetL;me*& Duidelijke en herkenbare routes. Het moet b.v. duidelijk zijn waar een route
naar toe gaat en of het om een belangrijke of stille route gaat.
Het is vooral belangrijk bij de aanleg van 'verplichte' fietsroutes c.q. het hoofd-
fietspadennet (noodzakelijk te gebruiken als verbindingsroute tussen woonwijk
en voorzieningen) rekening te houden met aanwezigheid van omringende be
bouwing. Woningbouw langs LV-routes kan bijdragen tot meer veiligheid. Wo
Afgelegen abri ningbouw mag echter niet uitsluitend dienen voor het vergroten van de veiligheid.
Een kwalitatief hoogstaand woonmilieu staat voorop. Voorzieningen die op alle
tijden van de dag mensen aantrekken, kunnen eveneens bijdragen tot een leven
dig karakter. Dit mogen uiteraard geen voorzieningen zijn die de onveiligheidsge
voelens verergeren.
48
— ^i—^£-^fc
,
Varianten parkeergarages, half-verdiept
y\ y\ y\
Z^Sx -S*.l_ s9il i S L
Carports Drive in Privé box
Aandachtspunten op stedebouwkundig niveau
Parkeervoorzieningen 49
Bij het plannen en ontwerpen van parkeervoorzieningen zijn tal van keuzes te
* Voordt, D.J.M, van der, (1989), Veilig maken.* Daarbij kunnen verschillende dimensies worden onderscheiden, zoals:
parkeren in de woonomgeving. openbaar privé,
collectief individueel,
buiten binnen,
geconcentreerd verspreid,
functiemenging functiescheiding,
onbetaald betaald,
onbewaakt bewaakt.
Op basis van aangiftecijfers kan gesteld worden, dat vooral privé boxen er uit het
oogpunt van sociale veiligheid positief uitspringen. Diefstal uit/van/vanaf auto's
heeft hier duidelijk minder kans. Wel is soms sprake van vernielingen (graffiti)
aan garagedeuren en -daken. Voor de overige parkeeroplossingen geldt, dat vrij
wel overal waar auto's staan regelmatig diefstal uit of van auto's voorkomt.
Ten aanzien van parkeren op straten en pleinen lijkt het er op, dat er bijna geen
kruid gewassen is tegen auto-inbrekers. Onderzoek in Tilburg heeft bijvoorbeeld
uitgewezen, dat alarminstallaties, voorlichting aan autobezitters en informele so
ciale controle wel enigszins drempelverhogend werken, maar het aantal auto-in
** Boumeester, H. en A. van Raak (1988), braken niet echt doen afnemen.**Daders zijn op zichzelf wel gevoelig voor toe
Auto-inbraken: zolang er auto's zijn. zicht door bewoners of passanten, maar men wacht gewoon op een stil moment
om zijn slag te slaan. Slechts intensivering van de formele sociale controle lijkt
hier soelaas te bieden. Dit alles neemt niet weg, dat onvoldoende zicht en toe
zicht wel degelijk drempelverlagend werken. Zo bleek uit een onderzoek in Den
Haag, dat op een parkeerplaats aan de achterzijde van een winkelcentrum en
buiten het directe zicht van woningen relatief veel in auto's wordt ingebroken.***
*** Berg, A.G. van den, e.a. (1988), Toet Concentratie van een groot aantal auto's op een lokatie leidt eveneens tot een
sing van de interim-checklist. Deelstudie
Bouwlust. wat groter inbraakrisico. Een groep dicht bijeen geparkeerde auto's betekent au
tomatisch een concentratie van het doelwit. Bovendien wordt een dergelijke situ
atie door potentiële daders als een goede schuilmogelijkheid gezien bij eventueel
onraad. Een andere interessante uitkomst uit het zojuist aangehaalde onderzoek
in Tilburg is, dat de kans op auto-inbraken toeneemt naarmate er meer horeca
gelegenheden in de buurt zijn. Dit lijkt vooral terug te voeren op het publieksaan-
trekkende karakter van deze voorzieningen, het veelal jeugdige publiek en verla
ging van de 'interne drempel' door alcoholgebruik. Met deze gegevens zou bij de
lokatie en omvang van parkeerterreinen rekening moeten worden gehouden.
50
!fc*
JW
fïïïü^-tfjF
■v.,
1 ' ^ '
■ r m
Parkeren in parkeergarages wordt door veel mensen als onveilig ervaren. Niet
temin is uit onderzoek gebleken dat vooral schaalverkleining en afsluiting duide
'■~""fi!ü:era' lijk preventief werken en de kans op vandalisme en inbraken aanzienlijk reduce
ren. We zullen hierop bij de uitwerking op bouwplanniveau nog nader terugko
men.
Betrokkenheid/verantwoordelijkheid:
Aantrekkelijk en overzichtelijk parkeerter
rein
Beperking van het aantal parkeerplaatsen in onbewaakte parkeergarages tot
niet meer dan 20 a 25 plaatsen, om anonimiteit te voorkomen; grote parkeer
garages compartimenteren.
Betrokkenheid:
ito Integratie van de tunnel in de (woon)omgeving.
Toegankelijkheid:
Bij voorkeur een loodrechte aansluiting van de te kruisen wegen, om de tun
nelbuis zo kort en recht mogelijk te houden.
Bij voorkeur de te kruisen weg voor het snelverkeer enigszins 'optillen', om
het niveauverschil tussen tunnelvloer en maaiveld te beperken.
=/
Woningen
Bij het ontwerpen en beheren van woningen is met name aandacht nodig voor
inbraakpreventie en preventie van vandalisme. Veel voorkomende delicten zijn
b.v. beschadiging of bekladding van de gevel, het forceren van toegangsdeuren,
vernielingen in semi-openbare gebieden zoals entreeruimten, trappenhuizen en
galerijen, en inbraken in woningen en bergingen. Het gaat er vooral om potentië
le daders van buiten uit het complex te weren en potentiële daders van binnen
het complex van ongewenst gedrag te weerhouden. Naast aandacht voor een
goed ontwerp is het vooral ook belangrijk aandacht te besteden aan het toewij-
zings- c.q. plaatsingsbeleid en sociaal beheer. Een belangrijk discussiepunt is de
meest wenselijke mate van homogeniteit/heterogeniteit in bevolkingssamenstel
ling. Hoewel de conclusies niet eenduidig zijn, beveelt het merendeel van de au
teurs aan om op wijkniveau een zekere mate van heterogeniteit na te streven en
op blokniveau eerder aan homogene bevolkingscategorieën te denken. Leeftijd,
inkomen, gezinssituatie en vooral ook leefstijl zijn in dit verband belangrijke vari
abelen. Naast het normen- en waardenpatroon is het woongedrag een belangrij
ke component van de leefstijl. Woningdifferentiatie en toewijzings- c.q. plaat
singsbeleid zijn belangrijke sturingsmechanismen om op blokniveau een zekere
homogeniteit in woonstijl te realiseren.
Hoe belangrijk een zorgvuldig toewijzings- en inplaatsingsbeleid is om proble
men in (bestaande) complexen te voorkomen of terug te dringen, wordt onder
meer duidelijk gemaakt in de zgn. vervaltheorie van de Delftse hoogleraren Prak
en Priemus.
Zichtbaarheid
+ Zicht vanuit woningen op de openbare buitenruimte en omgekeerd.
Visueel contact met de begane grond, met name met het oog op
spelende kinderen.
Geen teruggelegen donkere ruimten en zijgangen.
Erkers en hoekramen kunnen het zicht en overzicht vanuit de woning
positief beïnvloeden.
Zicht op vandalisme- en inbraakgevoelige ruimten (b.v. bergingen en
kelderboxen) vanuit intensief gebruikte ruimten.
Overzichtelijke vormgeving en voldoende ruime dimensionering bij het
toepassen van onderdoorgangen onder woongebouwen.
+ Goede verlichting (zie kader).
\,l
Relevante begrippen
De hoeveelheid licht die een lichtbron per seconde uitstraalt wordt lichtstroom
genoemd. De eenheid van lichtstroom is de lumen. Het liditnivedu c.q. de
verlichtingssterkte wordt meestal uitgedrukt in opvallende lichtstroom per een
heid van oppervlak, met als eenheid de Lux. De verlichtingssterkte moot niet ver
ward worden met de lichtsterkte, ofwel de lichtstroom per eenheid van ruimte-
hoek. met als eenheid de candela (cd). Een vierde veelgebruikt begrip is de lu
minantie. Dit is de lichtsterkte per cm2 of m2 schijnbaar oppervlak van een licht
bron of van een verlicht vlak. In de praktijk worden de begrippen verlichtings
sterkte on luminantie nogal oens met elkaar verward. Belangrijkste verschil is.
dat de verlichtingssterkte slechts het aantal opvallende lumen aangeeft, terwijl de
luminantie aangeeft hoeveel lichtstroom weerkaatst wordt, afhankelijk van de re
flectie-eigenschappen van het oppervlak. Door gebruik te maken van materialen
mot goede reflectie eigenschappen wordt de luminantie vergroot en wordt de
lichtstroom van de lichtbron efficiënter benut.
Aanbevelingen
Het is niet eenvoudig om aanbevelingen te doen over de hoeveelheid licht die
nodig is. Do benodigde verlichtingssterkte hangt immers af van de functie en het
gebruik van de ruimte en ook van de crimmaliteitsgevoeligheid ter plekke. Niette
min zijn op basis van gegevens uit de literatuur wel enige aanbevelingen te ge
ven. Voor straatverlichting wordt door de Nederlandse Stichting voor Verhch-
tingskunde een horizontale verlichtingssterkte van 5 Lux geadviseerd. Dit is aan-
Aandachtspunten op bouwplanniveau
Recent zijn door Philips Nederland nieuwe criteria ontwikkeld voor de verlichting
*** Bommel, W.J. van, en J.F. Caminada
(1985), Nieuwe lichttechnische criteria voor van woonstraten.*"" Daarbij is verband gelegd met de uitkomsten uit een onder
de verlichting van woonstraten. zoek van de Amerikaanse antropoloog E.T. Hall. Mensen voelen zich alleen dan
prettig, wanneer ZIJ een bepaalde afstand tot elkaar kunnen houden Vanzelf
sprekend hangt do gewenste afstand af van de aard van het contact. Volgens
Hall zijn in de contacten tussen mensen vier zones te onderscheiden:
de intieme afstand (tot ca 0.5 m). de persoonlijke afstand (0.5 -1.2 m). de socia
le of zakelijke afstand (1.2 - 4 m) en de openbare afstand (vanaf 4 m). Dit bete
kent dat er voldoende licht zou moeten zijn om een vreemde op een afstand van
ca 4 m te kunnen identificeren. Deze afstand maakt het mogelijk in geval van be
dreiging een defensieve of ontwijkerde actie te ondernemen. In aansluiting op
deze conclusie zijn door Philips proeven gedaan om de benodigde hoeveelheid
licht vast te stellen. De horizontale verlichtingssterkte is daartoe geen geschikte
meeteenheid. Doorslaggevend is immers niet de hoeveelheid licht op trottoir
hoogte op een horizontaal vlak. maar op gezichtshoogte en - vanwege de half
ronde vorm van een gezicht - op een half cylindrisch vlak. Proeven hebben uitge
wezen. dat voor een identificatie-afs'and van 4 m een half-cylindrische verlich
tingssterkte van 0.8 Lux nodig is.
fl
>
Bergingcompartimentering in de Gilliswijk.
Aanvankelijk bestond de onderbouw van
de flatgebouwen uit twee lange gangen,
ter ontsluiting van de privé bergingen.
Door het plaatsen van muren en kozijnen
met afgesloten deuren zijn negen nieuwe
gemeenschappelijke ruimten ontstaan, elk
met een beperkt aantal kelderboxen. Elk
gedeelte is afzonderlijk afsluitbaar. Voorts
zijn de bergingen opnieuw geverfd en zijn
de TL-buizen vervangen door 'slagvaste'
verlichtingsarmaturen. Het aantal inbraken
en vernielingen is sinds de ingrepen dras
tisch teruggelopen (Van der Voordt, 1987;
Van der Zon, 1989).
^ /--,
■ViX
:.■.*■-*#**
Vandalismebestendige containers op een
vaste plek
65
'■ik
-»fc,
1 \
■%■ -X
-\ *
l
■MftM
-"l \
'f
1 ' i *
' - ■ ■ ' ■ ;
- & ii i\
i i — ~ »- — i
il
,■
Door renovatie kunnen ook oude wonin 1
gen weer zeer attractief worden ' ' i 1i
' 1 1
i 5
66 Afgesloten portiek. Met het oog op de
postbode zijn de brievenbussen van bui
tenaf toegankelijk gemaakt
të^.
Gesloten portiek, maar nog steeds vrij toe Open portiek, voor iedereen toegankelijk
gankelijk
Aandachtspunten op bouwplanniveau
Toegankelijkheid/vluchtwegen
+ Duidelijk onderscheid in openbaar en privé.
+ Afsluiting van privéruimten en semi-openbare ruimten zoals portieken, ber
ginggangen, galerijen.
+ Deugdelijk hang- en sluitwerk, stevige sloten
+ Aanwezigheid van een alarminstallatie.
+ Vluchtwegen voor potentiële slachtoffers.
— Groot aantal gemakkelijk bereikbare en toegankelijke entrees.
— Vluchtwegen voor potentiële daders.
Extra aandacht voor de situering en toegankelijkheid van ramen, deuren
en (platte) daken.
Rekening houden met de inbraakgevoeligheid van deuren en ramen,
brievenbussen e.d.
Aanbrengen van een alarminstallatie, met name in woningen op kwets
bare lokaties in combinatie met aantrekkelijke objecten voor potentiële
daders.
Mogelijkheden om in geval van nood hulp in te roepen (b.v. door ergens
aan te bellen).
Afsluitbaarheid van toegangen op bepaalde tijdstippen, met name in
kwetsbare gebieden.
Kierstandhouder Beperkte doorgankelijkheid van grote complexen, b.v. door middel van
compartimentering van galerijen.
Bij voorkeur geen loopbruggen om woonblokken onderling te verbinden.
Geen dakvensters op kwetsbare plekken.
'-.JMR»,*fe'
1
W ' ' * **,
-:. .- Vu;'■$*>■■''
*Vï" . ^ . ' S
' •Sr"» . J & -i\-
- ?*# ■
- -f .,v
I'
r.vjjs'tfi
/'
\
:
"ï&: ?W*:"^(I
i. •■
>rp-
' ft*l t *
Fysieke kwetsbaarheid van het doelwit
+ Objectversteviging ter preventie van vandalisme.
zrn^ Geen vandalismegevoelige materialen op kwetsbare plekken.
Extra aandacht voor vandalismegevoelige objecten zoals ramen, deuren,
glas, liftknoppen, brievenbussen, leidingen, vuilstortkokers, grote gevel
vlakken.
. Rekening houden met gemakkelijke repareerbaarheid en vervangbaar
heid van materialen.
Bij de materiaalkeuze rekening houden met slijtagegevoeligheid en scha
de door alledaags gebruik.
-"•' ' fi+ Door aantrekkelijke vormgeving en detaillering mogelijke negatieve effec
ten van objectversteviging (nl. een extra uitdaging voor notoire vandalen)
voorkomen.
/Ibri's: kwetsbaar voor vandalisme Gebruik van afwasbare anti-graffiti coatings op kwetsbare plekken, zoals
muren op begane grondniveau.
Verdelen van grote gevelvlakken in kleinere vlakken door variatie in vorm,
kleur- en materiaalgebruik.
Aandacht voor de lokatie en detaillering van verlichtingsarmaturen.
. Aanwezigheid van een goed onderhoudsplan (wie doet wat, met welke
frequentie).
+ Afscherming van het doelwit tegen inbraak/diefstal, b. v. door middel van een
kluis (geld, juwelen) of een stevig slot (fietsen, auto's).
— Plekken waar ('s avonds) geregeld vrouwen en oudere mensen in hun eentje
langskomen.
Fietsklemmen verminderen de kwetsbaar Afscherming van de kopse kant van een woonblok door een geprivatiseerde goenstrook,
heid voor fietsendiefstal ter voorkoming van graffiti
^ !l
' * * « ! . ■ . .
-*^|„|
~"»--- .
■0'
^r
^^Twavrr |ivM«^.>,
'■?■">
*-ü*W.
^ : , fl W*
i'j
1
K*£*s. i. ' i a :-.-:&«,
■■*' *
Aandachtspunten op bouwplanniveau
Scholen
Van alle openbare gebouwen vormt het schoolgebouw een van de meest kwets
bare objecten voor vandalisme en inbraak.
De schade, die jaarlijks aan schoolgebouwen wordt toegebracht bedraagt gemid
* Veldkamp, D. e.a. (1984), Een onderzoek deld zo'n 30% van de totale schade aan publiek eigendom.* Glasbreuk vormt
naar omvang, frequentie en kosten van daarbij verreweg de belangrijkste schadepost (78%). Een belangrijke oorzaak
vernieling van gemeentelijk eigendom.
hiervoor is de aanwezigheid van jongeren, waarbinnen zich nu eenmaal de
groep van potentiële daders bevindt. In veel gevallen zijn het de eigen leerlingen,
die vernielingen aan de school of objecten in de directe omgeving toebrengen.
Soms geschiedt dit onopzettelijk als neveneffect van bepaalde spelactiviteiten.
Een andere keer is er sprake van moedwillig vernielen van objecten uit verveling
of wraakgevoelens jegens de school of een bepaalde leerkracht. In woonbuurten
met onvoldoende voorzieningen en activiteiten voor de jeugd neemt de kans op
verveling en daarmee de kans op vandalisme toe. In een onderzoek in 2 Amster
damse wijken werd in één van de wijken aanzienlijk meer glasschade aan scho
len vastgesteld.** Oorzaak: uit gebrek aan speelmogelijkheden in de wijk zocht
** Dijk, B. van e.a. (1982), Amsterdam-
de jeugd zijn toevlucht tot het schoolplein.
mertjes vernielen?!
*** Gladstone, F.J. (1978), Vandalism Uit onderzoek blijkt voorts, dat er een verband bestaat tussen onvrede met de
amongst schoolboys. school en het plegen van vernielingen.*** De Amerikaanse onderzoeker Gladsto
Dullemen, H. van, en A.R. Hauber (1982), ne toonde het verband aan tussen 'een hekel hebben aan school' en vandali
Vernielende jongeren: wat bedoelen zij?
stisch gedrag. In een actie-onderzoek naar de achtergronden van het jeugdvan-
dalisme in Amsterdam vonden Van Dijk e.a. een positieve samenhang tussen
slechte schoolprestaties en vernielzucht. In een onderzoek in Rotterdam kwa
men Dullemen en Hauber tot dezelfde conclusie.
Een tweede oorzaak ligt besloten in de kwetsbaarheid van het schoolgebouw.
Vooral de na-oorlogse scholenbouw valt op door een inbraak- en vandalismege-
voelige lay out: een geïsoleerde ligging, gemakkelijke bereikbaarheid en toegan
kelijkheid en kwetsbare bouwkundige kenmerken (platte daken, veel glasopper
vlak). Hiermee vormt de school een aantrekkelijk doelwit en een uitdaging voor
de jeugd om hun zucht naar avontuur en hun agressie daarop uit te leven.
' Casserly et al (1982), Schoolvanda- Uit een groots opgezet onderzoek in New York ( de 'Safe School study')****
lism. kwam naar voren dat scholen die veel van vandalisme te lijden hebben, vaak ge
kenmerkt worden door:
een grootschalig en onpersoonlijk karakter,
het door leerlingen als willekeurig ervaren toepassen van straffen en belonen,
een activiteitenprogramma en lesprogramma dat onvoldoende aansluit op de
belevingswereld van de kinderen,
een (te) sterke gerichtheid op leerprestaties,
een algemeen gevoel van vervreemding bij de leerlingen, de idee bij leerlin
gen dat anderen het vandalisme als ' niet zo erg' beschouwen.
Wat het gebouw betreft, verrichtte de Amerikaan Hope een studie waarbij hij aan
de hand van 13 ontwerpvariabelen een 'design continuum' ontwikkelde, waarop
* Hope, T.J. (1982), Burglary in schools:
elke school kan worden gerangschikt.* Scholen met een hoge score op het de The prospects for Prevention, Research
sign continuum werden beoordeeld als groot, modern, met een gelede bouw and Planning.
vorm, veel glasoppervlak, een variabele bouwhoogte en meestal veel gras er
omheen. Dit type duidde hij aan met LMS (Large, Modern and Sprawling). Het
andere type SOC (Small, Old and Compact) had als voornaamste kenmerken:
klein, oud, compact, beperkte aanwezigheid van gras, bomen en heesters, wei
nig glasoppervlak en een uniforme bouwhoogte. Het bleek dat er sprake was van
een significant verband tussen type school en het voorkomen van inbraak: hoe
meer de school het LMS type benaderde des te meer inbraak. Volgens de Engel
se onderzoekers Stone en Taylor kan de verschijningsvorm van een gebouw
worden opgevat als een indicatie voor hetgeen de gemeenschap voor haar kin
** Stone, J., en F. Taylor (1977), Vanda
deren over heeft.** Volgens hen lokt de gebouwvorm vaak ongewenst gedrag uit lism in Schools.
('brutal surroundings encourage brutal behaviour!'). Een eigen ruimte voor de kin
deren ontbreekt in veel gevallen. Via actie-onderzoek toonden zij aan, dat
schaalverkleining, individualisering en privatisering een gunstige uitwerking kun
nen hebben op de sfeer en de afname van het vandalisme.
De conclusies uit voorgaande studies sluiten goed aan op de resultaten van een
Amerikaans onderzoek uit 1975.*** Dit onderzoek bestond uit een gepaarde ver *** Pablant, P. en J. Baxter (1975), Envi
gelijking van 1 6 x 2 scholen, waarbij elk tweetal gelijk was kwa grootte, etnische ronmental correlates of schoolvandalism.
samenstelling, onderwijsniveau en lokatie, en verschilde naar de mate van van
dalisme. Hieruit kwam naar voren dat scholen met weinig vandalisme geken
**** Bergveldt, D. (1984), Schade en
merkt worden door: Schande. Schoolgebouwen en schade
door ongewenst gedrag.
. een esthetisch aantrekkelijk aanzien en goed onderhoud,
Gemeente Zoetermeer, (1987), Evaluatie
. situering in een buurt met een hoge bebouwingsdichtheid en veel gevarieer rapport deelproject voorlichting op scholen
de activiteiten, inSeghwaert.
. een goede zichtbaarheid vanuit de (woon)omgeving, Lawrence, J. (1984), Vandalism and dis
mogelijkheid tot buitenschoolse activiteiten, zodat ook na schooltijd mensen ruptive behaviour in schools; some relati
onships.
aanwezig zijn en de buurt meer bij de school wordt betrokken.
Poyner, B. (1983), Design against crime -
Beyond defensible space.
Aan de hand van de 8 eerder genoemde factoren kan de kwetsbaarheid van een Raadt, CA. de (1979), Scholen en beveili
plan of bestaande situatie in beeld worden gebracht onderscheiden naar: ging. Landelijk Bureau Voorkoming Mis
drijven (1987), Schooljeugd en vandali
. de situering van het schoolgebouw,
sme.
het gebouw zelf, Soomeren, P. van (1987), Criminaliteit en
het interieur. Gebouwde Omgeving.
De meeste checkpunten en ontwerpaanbevelingen hebben zowel betrekking op Wiartowski, M.D. et al (1983), Understan
het delict vandalisme als op inbraak en diefstal. Vandaar dat geen aparte opsom ding school behavior disruption: classifying
school environments.
ming per delict wordt gepresenteerd. Daar waar van deze hoofdopzet wordt af White, D. (1979), Vandalism and theft in
geweken is dit expliciet aangegeven. Zo zijn vragen en suggesties behorend bij schools: how local authorities can defense
de factoren attractiviteit en fysieke kwetsbaarheid van het object vooral gericht themselves.
op het delict vandalisme. De onder toegankelijkheid van het gebouw gerubri Zeisel, J. (1976), Stopping School Property
Damage.
ceerde suggesties zijn vooral geassocieerd met inbraakpreventie.****
Aandachtspunten op bouwplanniveau
73
yry
Goed zichtbare school *1 ' ■-
$4.
f /
J
Hf*"**?
74
Aanwezigheid van potentiële daders
4 — Nabijheid van voorzieningen en/of doorgaande routes naar plekken die als
trekpleisters fungeren voor opgroeiende jeugd (voetbalstadions,disco's).
Zichtbaarheid
+ Zicht op het gebouw - met name entree, ramen en deuren - vanuit de woon
omgeving.
Geen hoog opgroeiende heesters, die het gebouw aan het zicht onttrek
ken.
Beperkte toepassing van teruggelegen nissen, struiken en blinde gevels,
waarachter vandalen of inbrekers zich gemakkelijk kunnen schuilhouden.
+ Voldoende verlichting, binnen en buiten.
Betrokkenheid
ifl + Individuele herkenbaarheid van leerkrachten en scholieren.
Vermijden van massaliteit en een onpersoonlijk karakter van het school
gebouw.
Schaalverkleining door compartimentering.
+ Participatie van de gebruikers bij de totstandkoming en het beheer.
Leerkrachten en leerlingen bij het onderhoud van de school betrekken
(b.v. graffiti verwijderen in het kader van een lespakket vandalisme).
Voorlichting aan ouders, leerkrachten en leerlingen.
+ Aanwezigheid van voldoende buurtvoorzieningen voor de jeugd.
Aanwezigheid van voldoende trap- en speelveldjes in de buurt.
Vormgeving en inrichting van speelplaatsen bij de school afstemmen op
de aanwezige/geplande voorzieningen in de wijk.
Inschakeling van de school (gedurende de buitenschoolse uren) bij buurt-
activiteiten (cursussen, gymclubjes).
+ Aanwezigheid van informele sociale controle.
Vergroten van de betrokkenheid van leerlingen, ouders en buurtbewoners
bij de school o.a. door inschakeling van ouders en leerlingen bij buiten
schoolse activiteiten.
Aandachtspunten op bouwplanniveau
Daken
In principe geen lage platte daken.
Dakrand op onbereikbare hoogte.
Boeiborden/gootconstructies ver over laten steken.
Zodanige constructie van de regenpijpen, dat ze niet als klimpaal zijn te
gebruiken. Ze kunnen inpandig worden aangebracht, of in de buitenwand
worden verzonken.
Geen horizontale lijsten of andere 'voetsteunen' in de gevel.
Geen beplanting waarlangs men het dak kan bereiken
Vermijden van lage bijgebouwtjes, die als opstapje kunnen dienen. Door
met voldoende hoogteverschil rekening te houden kan de toegang tot da
ken onderling worden voorkomen.
Deuren/Ramen
Geen al te lichte uitvoering van deuren.
Deugdelijk hang-en sluitwerk.
Extra aandacht voor achter- en zijdeuren, waar inbrekers dikwijls toe
slaan. Hetzelfde geldt voor de daar aanwezige ramen.
Toepassing van gehard glas i.p.v. gewoon glas.
■:*s3e*rt
g i i § ^ & ■&&&*$%*&£
+ Afscherming van het doelwit tegen inbraak/diefstal, b. v. door middel van een
kluis of een afgesloten berging.
78 Loop en fietsroutes
Keuzes die uit oogpunt van sociale veiligheid van belang zijn bij de aanleg van ■ 'if n-i
voet- en fietspaden, vinden voor het merendeel plaats op stedebouwkundig plan-
niveau. Beslissingen ten aanzien van het tracee, integratie versus segregatie
met andere verkeerssoorten, functiemenging of -scheiding etc. gaan immers
vooraf aan de daadwerkelijke inrichting van routes voor het langzame verkeer.
Voor de belangrijkste aandachtspunten wordt daarom verwezen naar hoofdstuk
4. Op bouwplanniveau - maatvoering, inrichting en begrenzing van routes - is
nog maar beperkte bijsturing mogelijk om de sociale veiligheid zoveel mogelijk te
waarborgen.
Belangrijke checkpunten en ontwerpsuggesties zijn onder meer de volgende. ?k.' * T i ' K i
Afejjj^&fr
<s> Zichtbaarheid
+ Goede verlichting, zowel overdag als 's avonds.
+ Ononderbroken zichtlijnen vanuit omringende bebouwing en intensief ge
bruikte buitenruimten.
*.«"''*
" \
i f N-Si'OE
I ' i l ' T " .'
¥
i '..jij»'!'
9*""iM?"''" .*2^J m:
feï-5
f.
"-". ■■■*:
Betrokkenheid/verantwoordelijkheid
+ Integratie van de route in de directe woonomgeving
Toegankelijkheid/vluchtwegen
+ Vluchtwegen voor potentiële slachtoffers
— Vluchtwegen voor potentiële daders
Een dilemma is hier, dat goede vluchtmogelijkheden vanuit een potentieel slacht
offer gezien positief zijn, maar tegelijkertijd het plegen van een delict voor poten
tiële daders vergemakkelijken.
Voor de woonomgeving, waar vaak op stille uren geparkeerd moet worden, ligt Amsterdam, Kattenburgh: wonen boven
dit wat gecompliceerder. Hier geven de meeste mensen de voorkeur aan parke een parkeergarage. Blik in de sterk ver
ren voor de deur, niet alleen vanwege de korte loopafstand maar ook en vooral vuilde garage. De vrije toegankelijkheid
zorgt hier voor veel overlast van drugsver
vanwege de mogelijkheid tot toezicht. Niettemin blijkt dat vooral in stedelijke ge slaafden, inbraken, vernielingen en vervui
bieden met een hoge bebouwingsdichtheid veel mensen duidelijk de voorkeur ling
geven aan een parkeergarage boven het eindeloos zoeken naar een parkeer
plaats op straat.* * SOGZ/'s Gravenhage (1986), Waarom
niet op straat?
Het is van groot belang om al in de programma-fase van de planontwikkeling na
te gaan of, en zo ja, waar het parkeren het beste geheel of gedeeltelijk kan wor
den opgelost met parkeergarages. De kosten en kwaliteit van parkeren in gara
ges dienen daarbij afgewogen te worden tegen de kosten en kwaliteit van wo
ning en woonomgeving bij parkeren op straat. Het vooraf vaststellen van het
aantal verhuurbare plaatsen is overigens geen eenvoudige zaak. In de praktijk
blijken leegstandspercentages tot 60% voor te komen. Volgens een interne noti
tie van een gemeentelijke werkgroep in Den Haag zou men in veel gevallen als
vuistregel kunnen uitgaan van 50% van het totaal aantal benodigde plaatsen.** ** Werkgroep Veiligheid, (1977), Veiligheid
in overdekte parkeergelegenheden bij wo
Bij een parkeernorm van 0.7 parkeerplaats per woning komt dit neer op ca 1 ningen en wooncomplexen.
overdekte parkeerplaats per drie woningen. Evaluatie van de parkeernorm op
basis van plaatselijke gegevens en het verrichten van een modellenstudie (varia
tie in garage-typen en lokaties) zijn belangrijke bouwstenen voor een weloverwo
gen besluitvorming. Het is daarbij belangrijk over de grenzen van het plangebied
heen te kijken. In de praktijk is het voorgekomen, dat een dure garage is ge
bouwd, terwijl even buiten de desbetreffende buurt in een bestaande garage
plaatsen onbezet bleven. Niet de wijkgrens maar de nog te accepteren loopaf
stand zou hier als maatstaf moeten gelden. Wat acceptabel is hangt af van de
plaatselijke situatie. Voor een langdurig bezoek aan een stadscentrum zijn grote
re afstanden acceptabel dan voor een kort bezoek aan een buurtwinkelcentrum.
Zo wordt in de literatuur voor een parkeerduur tot 30 min. als acceptabele loopaf
stand ca. 100 m voorgesteld en voor een parkeerduur tot 60 min ca. 200 m.*** *** Stienstra, S.J. (1989), Parkeerbehoefte
en loopafstanden.
Voor parkeren in de woonomgeving lijkt een acceptabele loopafstand tussen de
100 en 200 m eveneens acceptabel. Deze waarden liggen aanzienlijk lager dan
de acceptabele loopafstand tussen een halte voor het openbaar vervoer en de
plaats van bestemming, waarvoor in het algemeen 400 m wordt aangehouden.
Aandachtspunten op bouwplanniveau
Het verschil in reductie tussen inbraken in auto's en diefstal van auto's valt waar
schijnlijk terug te voeren op het feit, dat auto inbraken deels door (mede)automo-
bilisten worden gepleegd. En deze hebben nog steeds gemakkelijk toegang tot
de garage!
De uitkomsten van dit Engelse onderzoek stemmen in grote lijnen overeen met
M •*£&»:.*-i's
een vergelijkbaar onderzoek in Rotterdam. Het betreft hier de garage aan de Sint
Jacobsplaats, goed voor 627 auto's. Aanvankelijk werden hier veel auto-inbraken
gepleegd, gemiddeld twee per week. Gevolg: onveiligheidsgevoelens en een la
ge bezettingsgraad. Een en ander had deels te maken met sociale omgevings
kenmerken. De garage werd bijvoorbeeld geregeld 'bezocht' door drugsverslaaf
den, afkomstig van het nabij gelegen Centraal Station. Daarnaast zijn echter ook
verschillende bouwtechnische kenmerken debet aan deze hoge cijfers. Op de
twee verdiepingen bevonden zich verscheidene voor voetgangers openbaar toe
gankelijke in- en uitgangen. Bovendien was de situatie onoverzichtelijk door de
vele pilaren. Vanaf maart 1988 zijn verschillende preventieve maatregelen uitge
voerd om het aantal auto-inbraken terug te dringen, waaronder beperking van
het aantal toegangen tot 1 ingang en 1 uitgang, installatie van 12 camera's en de
instelling van een 24-uurs bewakingsdienst. Sindsdien is het aantal auto-inbra
ken gedaald tot gemiddeld nog maar 1 per maand. Het aantal abonnementhou
ders is in dezelfde periode vrijwel verdubbeld! Opvallend is, dat het aantal inbra
i ^ : - ^ ■r-^èYé& ken in de directe omgeving van de garage eveneens is gedaald: van 286 in 1987
tot 134 in 1988. Deze daling steekt scherp af tegen de gemiddelde toename in
auto-inbraken voor geheel Rotterdam van ca 10%! Ook het gevoel van onveilig
heid is duidelijk afgenomen.
Een derde hier te noemen onderzoek naar sociale veiligheid in en rond parkeer
garages betreft de evaluatie van verbeteringsmaatregélen in de parkeergarage
Rotterdam, parkeergarage Jacobsplaats
van Kavel 6, eerste fase. Deze parkeergarage nabij Station Den Haag Centraal
82
is uitsluitend bedoeld voor bewoners en telt 180 plaatsen, verdeeld óver vier
compartimenten. De verschillende delen zijn afgesloten met hekken, waardoor
inkijk en natuurlijke ventilatie mogelijk blijven. Door middel van een sleutelsy
steem kunnen de deuren automatisch geopend worden. Reeds kort na de inge
bruikname kwamen bij het buurtberaad vele klachten binnen over het functione
k
ren. Vervuiling, illegaal gebruik, geluidshinder (o.a. van sleutelactiviteiten en rol
i i i
deuren), diefstal uit en van auto's, onvoldoende verlichting en angst om i i i i i i
's avonds of 's nachts van de garage gebruik te maken, zorgden voor veel erger i i i i i i
Zichtbaarheid
+ Zichtbaarheid van de entree vanuit omringende (woonbebouwing.
. Situering van de toegangsdeur bij voorkeur in de rooilijn, ter vermijding
van donkere nissen.
+ Heldere en overzichtelijke indeling van de garage.
. Vermijden van zichtbelemmerende obstakels. Bij voorkeur slanke, ronde
kolommen i.p.v. massieve kolommen of dragende schijven.
. Zo min mogelijk onoverzichtelijke bochten en hoeken.
. Aantal parkeerplaatsen per garage beperken om overzicht te behouden.
Integratie van parkeergarages in de woon + Herkenbare lokatie van de in- en uitgang(en) van buitenaf en van binnenuit.
omgeving
+ Voldoende daglichttoetreding en voldoende kunstverlichting
Plaatselijk openingen in gevel en dak, afgeschermd met gaas of een
stalen rooster ter vermijding van indringen of schade door het naar bin
¥ I; 3
nen gooien van voorwerpen. Gevelopeningen vergroten de daglichttoetre
ding en maken hulpgeroep buiten hoorbaar.
Voldoende en gelijkmatige kunstverlichting, zowel boven de rijstroken als
boven de parkeerplaatsen. De in de Nederlandse Praktijk Richtlijn NPR
2442 genoemde cijfers zijn daartoe onvoldoende. Als vuistregel kan wor
den uitgegaan van een gemiddelde lichtsterkte van ca 200 Lux op 0.85 m
hoogte en ca 100 Lux op vloerhoogte.
Betrokkenheid/verantwoordelijkheid
+ Integratie van de garage binnen de invloedssfeer van de omwonenden.
Entree met toegangsdeur in de rooilijn, ter + Individuele herkenbaarheid van medegebruikers, met name afhankelijk van
vermijding van donkere nissen
de schaal van de garage.
84
Totaal aantal plaatsen per garage bij voorkeur niet groter dan max. 50. In
kwetsbare gebieden met veel criminaliteit bij voorkeur max. 20 a 25 plaatsen. T=*!-r
In geval van grotere garages compartimentering toepassen.
+ Duidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor het beheer (huurinning,
schoonmaakonderhoud, reparaties). <to$p
Heldere procedure voor de afhandeling van klachten.
-:;#S
Duidelijke afspraken tussen de beheerder van de woningen en de
mmm^i
beheerder van de garage ten aanzien van aansprakelijkheid voor schade,
1
<Q
onderhoud en beheer.
+ Participatie van de gebruikers bij de totstandkoming en het beheer.
Overige aspecten
Gezien de aard van deze publikatie is in het voorgaande vooral aandacht be
steed aan ontwerpvariabelen, die uit oogpunt van sociale veiligheid van belang
Dwars parkeren
zijn. Functionele aspecten in de vorm van ergonomische kwaliteitseisen zijn
daardoor wat onderbelicht gebleven. Toch is ook dit aspect belangrijk in relatie
tot sociale veiligheid, met name vanwege de invloed op de (on)veiligheidsbele-
ving. Een goed functionerende garage geeft mensen een prettig gevoel. Omdat
men de situatie als het ware 'beheerst', ontstaan minder snel gevoelens van on
vrede en onveiligheid.
Het is in dit verband vooral belangrijk dat mensen hun auto snel en gemakkelijk
kunnen parkeren. Parkeergarages van het rondrijd-type hebben dan ook verre
•-S——Z ! de voorkeur boven andere typen. Bovendien blijkt dit type garage het meest
overzichtelijk en efficiënt kwa bruto aantal benodigde m2 per plaats. De in de
praktijk veel voorkomende breedtemaat van 15 m (2x een parkeerplaats van 5 m
diep + een rijstrook van 5 m) wordt als krap ervaren. Aanbevolen wordt hiervoor
16 m aan te houden.
T-model
Zichtbaarheid
is£<**'"'*'. r, |. rj
TAIIUU
+ Zichtbaarheid vanuit de (woon)omgeving. I
+ Goed zicht vanaf het toegangsgebied op de gehele tunnelbuis.
+ Voldoende daglichttoetreding.
+ Voldoende kunstverlichting.
Overzichtelijke indeling en inrichting van het toegangsgebied.
. Verwijzingen naar de onderdoorgang via bewegwijzering of naamgeving. N
. Continuïteit in het routeverloop door eenduidigheid in vorm, kleur (b.v. de
rode kleur van het fietspadennet in de tunnelbuis voortzetten) en/of
materiaalgebruik (b.v. het voetgangersgedeelte afwerken met trottoir Leiden, de Kiekendief: goed zichtbaar
tegels). vanuit de woonomgeving
Aandachtspunten op bouwplanniveau
ii .«aan.
ill
^!§
Delft, Hamtunnel: kort, recht, met daglicht
toetreding
■Bil!
Den Haag, Binckhorsttunnel: lang, met
een bocht, geen daglichttoetreding
--**S!
l&±.
f'.
flfl Betrokkenheid/verantwoordelijkheid
Situering van de onderdoorgang binnen de invloedssfeer van omwonenden.
Duidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor het onderhoud en beheer.
Voldoende betrokkenheid van de (toekomstige) gebruikers bij de totstandko
ming en het beheer.
Participatie van de gebruikers door hen in een vroeg stadium in de
planvorming te betrekken. \
. Gebruikers betrekken bij het beheer, b.v. zoals in Amsterdam door een "*%.
nabijgelegen school de tunnel te laten 'adopteren' (toezicht, onderhoud).
■=.ól, V ' - ï v -L
. )■"ƒ-
«J'i«t.-i
' ■ ■ — vï- ,3ïl
&LrfU&
h *-* '4S
m^ :
rfï3« hoogte/breedte verhouding en een goede verlichting.
Vergroting gebruiksfrequentie door integratie van voetgangers en
(brom)fietsers en eventueel auto's in één tunnelbuis
Aantrekkelijke vormgeving door het gebruik van lichte kleuren, korte
Korte te/uds taluds i.p.v. hoge gesloten wanden en het voorkomen van een abrupte
overgang buiten/binnen (glooiende toegangen, continuïteit in bestrating
en verlichting).
Goede ventilatie
Beperking geluidsoverlast
+ Zodanige voorwaarden scheppen dat de kans op graffiti, vandalisme e.d.
wordt verminderd.
Toepassing van sterk en gemakkelijk vervangbaar materiaal.
Gebruik van harde wandmaterialen zoals tegels of stenen i.p.v. zacht
pleisterwerk (i.v.m. beschadiging of graffiti).
Gemakkelijke toegankelijkheid voor de onderhoudsdienst (hellingbaan!).
Regelmatig onderhoud.
Snel herstel van moedwillig of onopzettelijk aangebrachte schade aan
b.v. verlichting of roltrappen.
~ZSKW"
Verwijderen van graffiti in een onderdoor
gang
1
Anh^
K'^
SS****.' r-.-.„j<ï»r
'!_ FiüMtiftftfö.
•i^^fM^;.-'
Toegankelijkheid voor schoonmaakwa-
gens bevordert snel en efficiënt onder
i I
^$0® m&
i : i j
houd ..i---Sï
■■■■■\.
Toegankelijkheid/vluchtwegen
+ Goede bereikbaarheid en toegankelijkheid voor politiesurveillance.
+ Goede bereikbaarheid en toegankelijkheid tb. v. schoonmaakonderhoud.
+ Vluchtmogelijkheden voor potentiële slachtoffers.
— Vluchtmogelijkheden voor potentiële daders.
Bij voorkeur hellingen en geen trappen, om een snelle doorgang mogelijk
te maken (zie kader). Dit is zowel belangrijk voor fietsers als voor mensen
met kinderwagens en mensen die moeilijk ter been zijn, inclusief
rolstoelgebruikers.
De te kruisen weg enigszins 'optillen' om het niveauverschil tussen
aanvoerroute en tunnelvloer te beperken.
Indien trappen onvermijdelijk: bij vaste trappen vooral aandacht voor een
goede verhouding tussen op- en aantrede, bij roltrappen vooral aandacht
voor voorzieningen die een continu gebruik waarborgen.
Voldoende vrije doorrijhoogte. Bij voorkeur glooiende toegangen
Voldoende breedte van voet- en fietspad, rekening houdend met
passeren en schuwbreedte.
Duidelijke scheiding tussen voetgangers en (brom)fietsers, symbolisch
(b.v. door middel van een doorgetrokken witte streep, of een
fietssuggestiestrook) of fysiek (verhoogd trottoir, afscheiding door hekjes
of een transparante wand).
Voldoende ruime dimensionering om de toegankelijkheid voor
schoonmaakwagens te waarborgen.
Voorkomen van gladheid door regen of sneeuw (tijdig sneeuwruimen!)
4co a 46. o
Maatvoering voet- en fietspaden + vrije doorgangshoogte Voorbeeld van een gemakkelijk beloop
bare trap
Aandachtspunten op bouwplanniveau
\
\
■W
fc
■ ■ 8 * ' *''
m&
É^ï-1;:-'.
Den Haag, Rijswijkseweg: voetgangers
tunnel met een alternatieve route boven
langs
Aandachtspunten op bouwplanniveau
imr\
Plattegrond on langsdoorsnedo
Straatmeubilair
Behalve de lokatie vraagt ook de vormgeving van inrichtingselementen om extra
aandacht uit het oogpunt van sociale veiligheid. In de praktijk blijken abri's tele
fooncellen en ander straatmeubilair nogal eens doelwit te zijn van vernielingen
en graffiti. Parkeermeters zijn extra gevoelig voor inbraak/diefstal. Bij het toetsen
van straatmeubilair op sociale veiligheid kunnen de bekende 8 criteria opnieuw
behulpzaam zijn.
Zichtbaarheid
+ Zicht vanuit omringende bebouwing
+ Zicht vanaf de openbare weg
+ Goede verlichting, ook 's avond/'s nachts
#■'-?•
T »ï«3r>:.
Aï?«W
mi
Abri vooral 's zomers door dichte bearoei
mg ontrokken aan het zicht vanuit de
woonbebouwing
. tt__
Centrale parkeermeter als alternatief voor
een grote hoeveelheid afzonderlijke me
ters
*...
mt
96
Betrokkenheid/verantwoordelijkheid
f* + Lokatie binnen de invloedssfeer van omwonenden
+ Duidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor reparaties en onderhoud
Adoptie van straatmeubilair, b.v. door scholen
Particulier beheer van inrichtingselementen zoals een abri of openbaar
toilet.
Toegankelijkheid/vluchtwegen
n.v.t.
Groenvoorzieningen
Bij groen kan zowel gedacht worden aan bomen en struiken, die vooral dienen
ter verfraaiing van de woonomgeving en vergroting van de levendigheid, als aan
kleine buurtparken en plantsoenen of grotere groengebieden.In deze paragraaf
gaat het vooral om de grotere groengebieden.
Sociale veiligheid in groengebieden wordt vooral geassocieerd met delicten
gericht tegen personen (bedreiging, geweld, aanranding, verkrachting) en veel
minder op andere vormen van kleine criminaliteit (vandalisme, diefstal, inbraak).
Dit betekent, dat bij de uitwerking van de eerder genoemde criteria het accent ligt
op aanwezigheid van mensen, betrokkenheid, overzicht en vluchtwegen.
Bij de uitwerking van deze criteria in concrete vraagpunten en aanbevelingen is
ondermeer gebruik gemaakt van de nota "Buitengewoon veilig" en het rapport
van de Dienst Groenvoorzieningen en Milieueducatie in Den Haag over 'Sociale
veiligheid en groen'.* In beide studies worden aandachtspunten opgesomd,
waaraan groene buitenruimten uit het oogpunt van sociale veiligheid zouden
moeten voldoen. Deze sluiten nauw aan bij de criteria zoals beschreven in
hoofdstuk 2 en 3. De uitgangspunten zijn bedoeld als handvat bij de planvorming
en beheer. Hierbij kunnen zich overigens gemakkelijk conflicterende eisen voor
doen. Met name geldt dit voor situaties, waarin een afweging moet plaatsvinden
van het belang van sociale veiligheid tegen het belang van landschappelijke of
natuurwetenschappelijke waarden, stilte- en rustfuncties en het verblijven in een
natuurlijke omgeving.
Zo merken Allen & Greenberger op, dat dezelfde factoren die verantwoordelijk
zijn voor de attractiviteit en de esthetische beleving van een gebied (complexiteit,
intensiteit, verrassing, 'novelty'), ook werkzaam zijn bij het optreden van angstge
voelens of bedreiging van een persoon.** Gebieden, die als onveilig worden er
varen worden vaak gekenmerkt door:
aanwezigheid van donkere, stille en onbewaakte plekken
. onoverzichtelijkheid
ontbreken van keuzemogelijkheden
afwezigheid van mensen, die bij onraad kunnen ingrijpen.
Een veilig park of plantsoen lijkt daarom een utopie. Niettemin kunnen bij de aan
leg van kleinere of grotere groengebieden veel problemen worden voorkomen,
als bij het ontwerpen rekening wordt gehouden met de volgende checkpunten en
aandachtspunten. Het is uiteraard de bedoeling deze checkpunten en aan
dachtspunten creatief en inventief toe te passen. Rigoreuze toepassing van de
genoemde punten zou de specifieke functie van bijvoorbeeld stadsparken en be
boste duingebieden ernstig aantasten. Voor dit soort gebieden dient de aandacht
voor sociale veiligheid primair geconcentreerd te worden op de doorgaande, niet-
recreatieve routes en bepaalde bestemmingen in deze gebieden.
Ér-
Zichtbaarheid
+ Overzichtelijke en heldere structuur van het groengebied.
Herkenbare opbouw, waarin men zich gemakkelijk kan oriënteren.Dit kan
onder meer worden bereikt door het accentueren van het verschil in
hoofd- en zijpaden en herkenningspunten (landmarks) in of buiten het
. — ■ ^ -$* '- '*taj. O*
groengebied, waarop men zich kan oriënteren.
+ Geen zichtbelemmerende objecten langs (doorgaande) routes
Doorzichtig maken van beplanting
Plaatselijk verlagen/beperken van de beplantingshoogte tot ca. 80 cm.
Regelmatig verwijderen van te hoog opgegroeid groen.
Lichtmasten vrijhouden van hoog opgegroeid groen.
+ Visueel contact met de woonomgeving door situering van wandel-en fiets
routes van het bestemmingsverkeer zoveel mogelijk aan de randen en vorm
geving van open randen aan de kant van de woonbebouwing.
Herkenningspunten vergemakkelijken de
+ Goede verlichting van doorgaande routes.
oriëntatie Voorkom dat overmatig groen het licht van lantaarnpalen wegneemt.
+ De mogelijkheid om parken s 'avonds en s 'nachts af te sluiten.
*Hj^
Toegankelijkheid/vluchtwegen
W + De mogelijkheid om in geval van nood te kunnen vluchten.
— Vluchtwegen voor potentiële daders.
V i t Mtvi,
NACHTROUTE: -DAGKOUTE
Literatuur
Aelen, J.D. en J.C.H, van Oortmerssen (1984), De effecten van openbare ver
lichting op criminaliteit. Een literatuurstudie. Gemeentepolitie 's-Gravenhage
i.s.m. Rijksuniversiteit Leiden.
Berg, A.G. van den, D.J.M, van der Voordt en H.B.R. van Wegen (1988), Toet
sing van de interim-checklist Sociale Veiligheid en Gebouwde Omgeving. Deel
studie Bouwlust. Delftse Universitaire Pers.
Bommel, W.J.M, van, en J.P.M, van Dijk (1987), Inbraak preventie bij woonhui
zen door verlichting. Bouwkunde en Civiele Techniek, no. 7/8, pp 21-24.
Brantingham, P.L & P.J. Brantingham (1975), Residential burglary and urban
form. Urban Studies (12), 1975, pp 273-284.
Brantingham, P.J. en P.L. Brantingham (1981), Environmental criminology. Sage
Publications, London.
Brink, T.D.J. van de, en T.H. Tan (1979), Openbare verlichting in woongebieden.
Verkeerskunde (30) no. 9, pp 425-428.
Brown, B.B. and I. Altman (1983), Territoriality, defensible space and residential
burglary: an environmental analysis. Journal of environmental psychology (1983)
3, pp 203-220.
Casserly, M.D., S.A. Bass and J.R. Garrett (1982), Schoolvandalism. Lexington
Books, Lexington, Massachusetts.
Clarke, R.V. (1983), Situational Crime Prevention; its theoretical basis and practi
cal scope. 'In: Crime and Justice, Chicago.
Delft, L. van, en H. van der Ven (1989), Uitzicht op de overkant. Een sociaal veili
ger woonomgeving Kavel 6. Delftse Universitaire Pers, Delft.
Heijden, A.W.M, van der (1985), Nadere analyse van de onrustgevoelens in ver
band met criminaliteit. CBS Maandstatistiek Politie, Justitie en Brandweer (29)
no. 6, pp 8-22.
Heijden, A.W.M, van der (1986), Nadere analyse van de onrustgevoelens in
1985. CBS, Maandstatistiek rechtsbescherming en veiligheid (30) no. 12, pp 8-
17.
Heuvel, A.LW.C.M. van den, en W.D.M, van der Valk (1986), Winkelcriminaliteit
in het midden- en kleinbedrijf. Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbe
drijf, Zoetermeer.
Hope, T.J. (1982), Burglary in schools: The prospects for Prevention, Research
and Planning. Unit Paper 11, Home Office, London.
Israels, A.Z., en A.W.M, van der Heijden (1985), Secundaire analyse van gevoe
lens van onveiligheid. Maandstatistiek Politie, Justitie en Brandweer (29) no. 6,
pp 8-22.
Jacobs, J. (1961), The death and life of great American cities. The failure of
townplanning. Vintage Books, New York.
Jeffery, C.R. (1977), Crime prevention through environmental design. Sage Pu
blications Inc., London.
Kohn, I.R., K.A. Francken A.S. Fox (1975), Defensible space modifications in
Row-House Communities. Institute for Community Design Analysis. New York.
Kopinsky, M.K., D.J.M. van der Voordt en H.B.R. van Wegen (1987), Toetsing
van de interim-cheklist Sociale Veiligheid en Gebouwde Omgeving. Deelstudie
Transvaal, Den Haag. Delftse Universitaire Pers.
Mawby, R.I. (1977), Defensible space: A theoretical and empirical appraisal. Ur
ban Studies (14) pp 169-179.
Miller, A. (1973), Vandalism and the architect. In: Colin Ward: Vandalism, The
Architectural Press, London.
Palstra, F.H. (1988), Schrik op straat: hoe kom je er vanaf? Een onderzoek naar
(on)veiligheidsgevoelens van vrouwen in het centrumgebied van Eindhoven. Ge
meente Eindhoven.
Park, R.E., E.W. Burgess en M. McKenzie (eds) (1925), The City, Chicage Uni
versity Press, Chicago.
Prak, N.L. en H. Priemus (1984), Model om verval van na-oorlogse woningen be
ter te voorspellen. Bouw (39) no. 17, pp 37-39.
Raadt, CA. de (1979), Scholen en beveiliging. In: Handbook schadepreventie.
Samson, Alphen a/d Rijn, p. 8300-1-16.
Shaffer, G.S. en L.M. Anderson (1983), Perception of the security and attractive
ness of urban parking lots. Journal of Environmental Psychology (5), pp 311-323.
Shaw, CR. en H.D. McKay (1942/1969), Juvenile delinquency and Urban Areas.
Chicago University Press, Chicago.
Literatuur
Vliet, W. van (1983), Families in apartment buildings: sad stories for children?
Environment and Behavior (15) no. 2, pp 211-234.
Voordt, D.J.M, van der, en H.B.R. van Wegen (1980), Onderdoorgangen voor
fietsers en voetgangers. Aandachtspunten bij het ontwerpen. Centrum voor Ar-
chitektuuronderzoek, Technische Universiteit Delft.
Voor een samenvatting zie Verkeerskunde (31) no. 8, aug. 1980, pp 399-403.
Voordt, D.J.M, van der, en H.B.R. van Wegen (1986), Ruimtelijke structuur en
kleine criminaliteit. Interim-checklist van aandachtspunten bij de beoordeling van
(stede)bouwkundige plannen. Delftse Universitaire Pers.
Voordt, D.J.M, van der, en H.B.R. van Wegen (1988), Toetsing van de interim
checklist sociale veiligheid en gebouwde omgeving. Eindrapportage. Delftse Uni
versitaire Pers, Delft.
White, D. (1979), Checklist of the Consortium for Method Building. In: Sykes, J.,
"Designing against Vandalism", The design council, London.
White, D. (1979), Vandalism and theft in schools: how local authorities can de
fense themselves. In: Sykes, J. (1979): Designing against vandalism. London.
Literatuur
Wit, J. de (1988), Wonen met blik. Een onderzoek naar parkeergarages in Haag
se stadsvernieuwingsgebieden. Afstudeerskriptie TU Delft.
Zon, F. van der (1989), De rehabilitatie van de Gilliswijk in Delft. Delftse Universi
taire Pers, Delft.
110
Bijlagen
112
Bijlage 1
A. Vandal ismepreventie
1. Miller, A. (1973),
Vandalism and the architect.
In: Ward, C. (1973), Vandalism. The Architectural Press, London.
Het gaat hier om een checklist met aandachtspunten gericht op het voorkomen
van vandalisme. De aandachtspunten zijn ondergebracht in 3 hoofdcategorieën:
wandafwerking,
materiaal gebruik,
. ontwerpkenmerken.
Eerst wordt een beschrijving gegeven van de mate van kwetsbaarheid van mate
rialen en gebouwonderdelen voor vandalisme en graffiti. Vervolgens wordt aan
gegeven hoe men kwetsbaarheid kan voorkomen of verminderen. Informatie
over het effect van maatregelen ter voorkoming van opzettelijk aangebrachte
schade ontbreekt.
2. White, D. (1979),
Checklist of the Consortium for Method Building.
In: Wilson, S., "Designing against Vandalisme", The Design Council, London.
Ook deze checklist beperkt zich tot het toetsen van situaties op hun kwetsbaar
heid voor vandalistisch gedrag. Zij bevat gedetailleerde suggesties voor bestrij
ding of preventie van vandalisme (kwetsbaarheid voor breuk, beschadiging en
graffiti), gericht op de volgende gebouwonderdelen:
. daken,
plafonds,
wanden,
sanitair,
riolering,
verwarming.
B. Inbraakpreventie
Dit boekje bevat onder meer een overzicht van inbraakwerend hang- en sluitwerk en
een lijst van alle tot dan toe afgegeven kwaliteitsverklaringen, die betrekking hebben
op produkten van de bij de S.K.G. aangesloten bedrijven.
Dit driedelig handboek over diverse vormen van schade en schadepreventie bevat
een afzonderlijk deel over diefstal.
Daarin komen onderwerpen aan de orde zoals:
diefstal- en inbraakpreventie,
hang- en sluitwerk (slotensystemen, allerlei slotuitvoeringen, inbraakwerend
hang- en sluitwerk, glas),
deuren, ramen en andere constructies,
electronische inbraaksignaleringssystemen,
beveiliging met rolluiken, rol-en schuifhekken,
terreinafgrenzing,
een checklist voor diefstal- en inbraakpreventie,
een lijst van veiligheids- en beveiligingsmiddelen met adressen en leveranciers.
Veel van de informatie uit het Handboek Schadepreventie is eveneens terug te vin
den in de reeks SBR-rapporten Beveiliging van Gebouwen, toegepast op specifieke
categorieën gebouwen:
Deel 1: Eengezinswoningen. SBR-publikatie 160.
Bijlage 1: Technopreventie
In deel 1 wordt uitvoerig ingegaan op de vraag hoe men de woning kan beveili
gen door het toepassen van geschikt hang-en sluitwerk en inbraakpreventieve
detaillering van gevelopeningen. Bovendien is een beveiligingsplan en een sa
menvattende checklist opgenomen.
Deel 2 gaat behalve op inbraakpreventie ook in op strategieën ter voorkoming
van vandalisme.
Deel 3 bevat een leidraad voor het beveiligen van winkels bij nieuwbouw en re
novatie met de nadruk op het bouwtechnisch beveiligen van winkels tegen de ri
sico's van inbraak.
Deel 4 richt zich op kantoren (nieuwbouwlokaties). Na een theoretische verhan
deling als basis voor een meer technische uitwerking, wordt ingegaan op de mo
gelijkheden en referenties van bouwtechnisch beveiligen tegen de risico's van in
braak op de meest voorkomende compartimenten in kantoorgebouwen: compu
ter-, archief- en kluisruimten, op toegangsbeveiliging en terreinbeveiliging.
Deel 5 tenslotte, gaat in op de beveiliging van bedrijfsgebouwen en -terreinen te
gen de risico's van inbraak, vandalisme en brandstichting. Ondermeer wordt aan
dacht besteed aan technische afscheidingen (hekken, muren) en natuurlijke af
scheidingen (sloten, struiken), beveiligingsverlichting en de buitenhuid van be
drijfsgebouwen (kozijnen, ramen, deuren en daken).
"«SK
j 'T*. Kwetsbaarheids-analyse 119
^l'lU !
Ës£» - 1 «■ J . .T1' rs ■■■*■ J. ï
% *
s f ; j^rBSr
Door veel bewoners werd het complex al gauw als onveilig ervaren. Ook deden
zich problemen voor met vandalisme en inbraken. Omdat deze problemen niet
direct leidden tot exploitatietekorten in verband met hoge onderhoudskosten,
huurderving of oplopende mutatiekosten, zagen noch de corporatie noch de ge
meente aanleiding om over te gaan tot het nemen van maatregelen. De criminali
teit in Kavel 6 was evenmin zodanig hoog, dat de politie extra maatregelen nood
zakelijk achtte. Niettemin is het complex op initiatief van de bewoners als voor-
beeldprojekt aangemeld, toen zich in 1985 de mogelijkheid voordeed om subsi
die aan te vragen voor proefprojecten inzake sociale veiligheid en criminaliteit. In
Functiemenging: wonen + bedrijven september 1986 is het project officieel van start gegaan.
Aan de hand van de 8 criteria uit de checklist valt een goed beeld te geven van
de kwetsbaarheid van het complex.
wym'mm Zichtbaarheid
<S>
Verschillende toegangen zijn vanuit het openbare buitengebied en ook vanuit de
Onoverzichtelijke nissen
woningen slecht zichtbaar. Dit geldt in nog sterker mate voor de parkeergarage
en de bergingen. Het complex telt tal van onoverzichtelijke plekken en nissen.
De galerijen en ook het bovendek op de eerste etage zijn vanuit de woningen
wel vrij goed zichtbaar. In een late fase van de planvorming is flink bezuinigd op
het aantal lichtpunten, waardoor de verlichting te wensen overlaat. Dit geldt on-
120 der meer voor het gedeelte van het trottoir dat overbouwd is. Door het verschil in
lichtsterkte tussen de verlichting op het viaduct en die onder de arcade, lijkt het
onder de arcades extra donker. Door de kolommen, de nissen waar de entrees
zich bevinden en de afscheiding door groen voelen veel mensen zich hier erg
onveilig.
Betrokkenheid/verantwoordelijkheid
ifl De infrastructuur voor het ontsluiten van de woningen brengt een grote hoeveel
heid semi-openbare ruimte met zich mee. Hoewel de veelheid aan interne routes
voor de bewoners veel gemak met zich meebrengt, wordt hierdoor ook anonimi
teit in de hand gewerkt. De hoofdentree van de hoogbouw ontsluit ca 70 wonin
De donkere arcade roept door de slechte
gen, wat de individuele herkenbaarheid van bewoners en betrokkenheid op el zichtbaarheid veel angstgevoelens op
kaar evenmin ten goede komt. Voor zover bekend werden de bewoners in eerste
instantie weinig bij het beheer betrokken.
JCTL.
Toegankelijkheid/vluchtwegen
Bij de start van het proefproject waren alle entrees, trappenhuizen en galerijen
openbaar toegankelijk. Ditzelfde geldt voor het achtergebied boven de garages.
De aanwezigheid van loopbruggen vergroot de toegankelijkheid en doorganke
ü lijkheid van het complex. De toegangen tot de parkeergarages werken niet goed,
terwijl de hekwerken ter afsluiting niet voldoende zijn om onbevoegden uit de ga
rage te weren. De combinatie van veel toegangen en veel semi-openbare ruimte
stelt hoge eisen aan het beheer van deze ruimten. Bovendien zijn hierdoor veel
_.n vluchtwegen beschikbaar voor potentiële daders.
ms^
W-ÏP"*:""'~-
Afsluiting van portieken gelegen aan de voorzijde van het complex (hoog
bouw). Dit had onder meer tot gevolg dat het bellentableau naar de straatzij-
de is verplaatst.
Afsluiting van de toegangen (hoofdentree met trappenhuis, lift e.d.), gelegen
onder de overkluizing.
Opheffen van de nissen door het naar voren plaatsen van de puien met toe
gangsdeuren.
Plaatsing van hekken ter afsluiting van enkele toegangen tot het complex
(o.a. afsluiting van het achterpad),waardoor een meer privé gebied ontstaat.
Evaluatie
Door de vele semi-openbare ruimten, die het complex kenmerken, worden hoge
eisen gesteld aan de sociale beheersbaarheid. Dit probleem is met het nemen
van de besproken maatregelen niet echt opgelost. Door de beperking van het
Vuilcontainers tegenover de hoofdingang aantal toegangen van 17 tot overdag 10 en s'avonds 5 is het aantal woningen
per entree gestegen, hetgeen de herkenbaarheid en betrokkenheid van de be
woners niet ten goede komt.
Een ander punt vormt de toegankelijkheid van het complex voor ongewenste in
dringers. Nog steeds zien junks en zwervers kans het complex binnen te komen
( b.v. via de loopbrug). Een verdergaande afsluiting van het complex lijkt evenwel
niet de beste oplossing. De problemen liggen hier eerder op sociaal gebied.
Denkbare maatregelen zijn b.v. het aantrekken van een huismeester en meer
formele sociale controle c.q. politiesurveillance. Daarbij zou eveneens rekening
moeten worden gehouden met invloeden vanuit een groter schaalniveau door
ook de stedelijke en stedebouwkundige context in de aanpak te betrekken. Een
duidelijk positief effect is uitgegaan van de afsluiting en compartimentering van
de parkeergarage. Hoewel hier nog steeds inbraken plaatsvinden, is het aantal
sinds de uitvoering van de verbetermaatregelen sterk afgenomen.
Map
Niet zo. . maarzo
124
Bijlage 3
Vormgeving
Mijs & Van der Wal, Rotterdam
Fotografie
Fotografische Dienst Faculteit der Bouwkunde/TU Delft
(p. 18, 23, 40, 42, 44, 45, 50, 56, 66, 68, 69, 77, 79, 81, 83, 84, 85, 86, 117)
Fotografische Dienst Stadsontwikkeling/Grondzaken 's-Gravenhage
(p. 10,22,28,40,41,43,44,46,47,51,55, 56, 57,59,60, 63, 65, 67,68, 69, 70, 73,
77, 78, 92, 93, 94, 95, 96, 98, 99, 118, 120)
Tom Verhaar (p. 37)
Victor Freyser (p. 37)
Hanneke van der Ven (p. 119,120)
Auteurs
(p. 40,51,60,64,68,70,73,75,76,77,80,82,86,87,88,89,93,119,121,122,123)
Tekstverwerking
A. Roos-Aukes
Opmaak binnenwerk
Publikatieburo Faculteit der Bouwkunde
Druk
NKB Offset bv, Bleiswijk
128