You are on page 1of 146

Integratie in de gevelzone

Ir. C. Gerritse

Delftse Universitaire Pers

Integratie in de gevelzone

Integratie in de gevelzone

Integratie-aspecten van gevels, draagconstructies, installaties, binnenwanden en plafonds bij het bouwmethodisch ontwerpen van de gevelzone

Ir. C. Gerritse

Delftse Universitaire Pers/1986

Uitgegeven en gedistribueerd door:

Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1

2628 CN Delft

Telefoon (015) 78 32 54

In opdracht van:

Vakgroep 4 Architectonische en Stedebouwkundige Technologie Sector Bouwmethodiek Prof.lr. A. van Randen

Technische Universiteit Delft

Faculteit der Bouwkunde

Berlageweg 1

2628 CR Delft

Telefoon (015) 7839 89

De foto's zijn gemaakt door de Fotografische Dienst van de Faculteit der Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft.

CIP-GEGEVENS KONINKUJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

Gerritse, C.

Integratie in de gevelzone : integratie-aspecten van gevels, draagconstructies, installaties, binnenwanden en plafonds bij het bouwmethodisch ontwerpen van de gevelzone / C. Gerritse. - Delft: Delftse Universitaire Pers. - III

Uitg. in opdracht van: Vakgroep 4 Architectonische en Stedebouwkundige Technologie, Sector Bouwmethodiek, Technische Universiteit Delft. - Met lit. opg. ISBN 90-6275-264-0

SISO 695.43 UDC 692.23

Trefw.: gevels ; bouwmethodiek.

Copyright © 1986 by vakgroep 4 (AST)

All rights reserved. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher: Delft University Press.

VOORWOORD

Dit boek is een neerslag van een onderzoek waarin primair de relatie tussen gevels, draagconstructies, klimaatinstallaties, binnenwanden en pla£onds onderzocht wordt.

Aan dit onderzoek dat door ir. C. Gerritse gedaan wordt, werken tevens studenten mee. Op het gebied van klimaatinstallaties en bouwfysica adviseren ir. T.H. Hoogendoorn en ir. A. Schuur.

Het onderzoek maakt deel uit van het V.F. onderzoek "de komende bouwopgave" wat aan de faculteit der bouwkunde van de T.U. Delft gedaan wordt.

In het bouwmethodiekonderwijs van de T.U. Delft is het onderwerp integratie een belangrijk thema. Resultaten van het onderzoek worden dan ook in de colleges verwerkt.

Kritiek en suggesties die van be lang zijn voor het onderzoek, de colleges en een volgende druk van dit boek zijn altijd welkom.

september 1986 prof.ir. A. van Randen

5

INHOUD

5 Voorwoord

9 Hoe in dit boek te lezen

10 Probleemstelling

12 Werkwijze

14 Litteratuurverwijzingen

15 Lijst van voorbeeldgebouwen

17 Draagconstructie

18 Inhoud

20 Inleiding

22 De dragende schijf in het vlak van de gevel

24 De dragende gevelkolom

26 De vloerelementen

28 Positie vloerelementen t.o.v. schijven-langs

30 Positie vloerelementen t.o.v. schijven-dwars

32 De skeletconstructie - ondersteuning-langs

34 De skeletconstructie - ondersteuning-dwars

36 De ske18tconstructie - ondersteuning in twee richtingen

39 Klimaatinstallatie

41 Inhoud

42 Inleiding

44 Watersystemen

46 Lucht-water- en lucht-luchtsystemen

48 De distributie

5l Relatie installatie - draagconstructie

53 Inhoud

54 Inleiding

56 Posities eindapparaten

58 Posities leidingen

60 Leidingen buiten de constructiezone

62 Leidingen in de constructiezone

64 Integratie leidingen - draagconstructie

67 Relatie huid - draagconstructie

68 Inhoud

70 Inleiding

72 Posities van de huid

74 Huid voorlangs, afstand huid - draagconstructies

76 Huid voorlangs, krachten, toleranties, bevestiging

78 Huid voorlangs, ontwerpraster, kolom- en gevelstramien

80 Huid voorlangs, om de hoek, stramien en

structuur

82 Huid voorlangs, gelijkwaardig om de hoek

84 Huid voorlangs, de gelede bouwrnassa

86 Huid voorlangs, strarnien, afstand tot kolom en dikte van de huid

88 Huid voorlangs, de inwendige hoek en de continulteit van de huid

6

90 Huid tussen de vloeren, het scheiden, positiekeuze, de aansluiting

92 Huid tussen de vloeren, ontmoeting van massa's, structuur en richting

94 Huid tussen de vloeren, koudebrug, waterkering, stellen en aansluitvorm

96 Huid tussen schijven of kolommen, aansluitingen en hoekoplossing

99 Relatie huid - installaties

101 Inhoud

102 Inleiding - distributie, buitenluchttoetreding door de gevel

104 Inleiding - posities, distributieprincipes

106 Positie van leidingen en eindtoestellen aan de binnenzijde van de huid

108 Positie van leidingen aan de buitenzijde van de huid

110 GeIntegreerde oplossingen

113 Binnenwanden en plafonds

114 Inhoud

116 Binnenwanden, inleiding, functies

118 Binnenwanden, de geluidscheiding

120 Geluid, een bouwfysisch opfrissertje

122 Binnenwanden, stramienen en rasters

124 Binnenwanden, indeling naar categorieen

126 Binnenwanden, blokkenwanden

128 Binnenwanden, montagewanden

130 Binnenwanden, elementenwanden

132 Plafonds, open of gesloten, gelntegreerd

134 Relatie binnenwand - huid

136 Relatie binnenwand - vloerconstructie en plafond

Relatie binnenwand - installaties

138 Positie en zonering

140 Posities, opbouw en inbouw

7

8

HOE IN DIT BOEK TE LEZEN

Dit boek is geschreven volgens het zogenaamde dubbelpaginasysteem, waarbij de linker- en de rechterpagina samen een geheel vormen. De linkerpagina vertelt over een bepaald onderwerp de overwegingen en de principes, de rechterpagina geeft voorbeelden van oplossingen uit de gerealiseerde bouwpraktijk, die dus per definitie onder invloed van veel soms strijdige overwegingen ontstaan zijn. Een oplossing kan vanuit het ene oogrnerk goed, en vanuit een ander slecht zijn (bijv. gemakkelijk te maken, goedkoop - maar vee 1 koudebruggen).

De oplossingen op de rechterpagina's dienen in hoofdzaak om principes en principe-oplossingen duidelijk te maken en niet om klakkeloos te worden overgenomen in eigen project.

In dit b[}~~ ~u"le" Je oTder~'e~pen hehand~l~ ".o19"1L6 het UUII~~L~Af;ltII\SY5TEt:H

!)"",dstrooki. besHncl ~OOT tr,,-{IIOoHlen en lilte~ .. tU\lrver'~ljl!ing"n

EEn on[l~r\-i~rp, o[ ~e" deel van een or.~~I\I~fl' "mdt ,,"o\lei 01' h"''''' ... ,,, H"kerp.1giM MaL Leuhte,-pa9in~ i.

l"~"n ",lM C"H~'eging na~< op.lQ.~in\l~ont""rp~n

)ezerl van "'~:'tuF,.gill~ 1\d~' lin~erl'''gir.a 's l~z~n v~n np!_()""ill\l lLa"r oVH"e~ing~~nt!~d~n

<===-;;;J E .==;

:~,,~:'" l~~k~~P~~~~~~~tg;::. ":" cl~

on;; ~" p"rtij.,,, o[ bronnen .. "arlJij die DVet"e'lbqen V<lOrn~'~",en, of h~t ov"r~'~\ling"n d"" ~d U~l_

~~n~~p~,~~c~~ O~e~~;;;.r;~ j~:jn en

Kart""'. ~lU "nrv.~"~n van tl .. "o,.~ ,,~~Tin hel ""orwdrp worat ;"·~gelwr(er ••

~ ~~ :~b ~~~~ ::~~~: ~~;~~7:: ~:~ t ~~;~:~~:p;~ Qo/~~~r~~~'

pl~~t~, hcedanig'hei<i).

flh' "'~'" d~ ·~it~tr .. lt"'l en de ;_"ab~titL., itL hel.9'''bc·~". ~on"", ~,le g',,~alg~n "~,, o~ .. r"agingen. Ultgang~pm.t~". "" il~ria ... d.

~~"~~" c~~~~~;:~

I:echterpo<Jln.. weI<I~n Lo"""l ~og"-

~B~d:" ~r~~~f~~~c

b~'JiM"'l~n. "f d,,~_!-

~.~~ ....

",e,,,,.,~r .. principes ""r",~rl<c :djn) aan\l~'1ev~n

9

PROBLEEMSTELLING

Huid, klimaatscheiding, uitzicht, dagLi.ch t , zan, ventilatie Klimaatinstallatie,

units, leidingen Draagconstructie, balk, kolom, vloer, dragen, bevestigen,

stabi li tei t Plafond Binnenwand Voorzieningen, zonwering, gevelreiniging

10

zonwering gevelreiniging

Elk gebouw kent voor de gevel verschillende aansluitsituaties zoals de aansluiting met dak en fundering, de hoeken (binnenhoek, buitenhoek) en de aansluitingen van de diverse bouwmassa's onderling. Beslissingen die voor een deel van de gevel genomen zijn, hebben hun invloed op al deze aansluitingen.

In de gevelzone komen veel bouwdelen bij elkaar. Ze kunnen als voIgt gegroepeerd worden:

- huid

- draagconstruc-

tie installaties - binnenwanden

plafonds

- voorzieningen. We noemen dit bouwdeelgroepen

Tussen de delen van een groep bestaan onder ling wisselwerkingen zoals bijv. de relatie tussen vloer, balk en kolom in de bouwdeelgroep draagconstructie. Tussen de groepen onder ling bestaan oak relaties. Al deze relaties vormen een pakket van integratieaspect en dat bepalend is voor het antwerp van de gevelzone.

WAT IS DE ONDERLINGE SAMENHANG VAN DE DELEN?

11

WERKWIJZE

12

Om inzicht te krijgen in de complexe veelheid van relaties en samenhangen, wordt het probleem opgesplitst in deelproblemen. Hierbij trachten wij principes en principe-oplossingen boven water te halen, waarna deze getoetst worden aan gerealiseerde projecten.

De werkvolgorde is dan ook als volgt:

1. Onderzoek van afzonderlijke bouwdeelgroepen

Als beperking is ingevoerd dat alleen die facetten en onderdelen bekeken worden, die relevant zijn voor het ontwerp van de gevelzone. Aandacht wordt geschonken aan de relatie van onderdelen en aan de voorwaarden voor aansluitingen. Van be lang zijn de maat en de hoedanigheid van de onderdelen.

2. Opsplitsen in deelproblemen

Er wordt gekeken naar de relaties van twee bouwdeelgroepen onderling (bijv. draagconstructie en installaties.), voor zover ze relevant zijn bij het ontwerpen van de gevelzone. Aandacht wordt geschonken aan de diverse aansluitsituaties die in het gebied van de gevel kunnen voorkomen.

Van be lang zijn plaats en maat van de diverse bouwdelen.

3. Toetsen aan gerealiseerde projecten

Aan de hand van de documentaties van gerealiseerde projecten kan men de totale wisselwerking bestuderen, ermee rekening houdend dat er nog veel meer invloeden zijn geweest bij de besluitvorming en totstandkoming terwijl bovendien de meest recente ontwikkelingen daarbij nauwelijks of geen rol gespeeld hebben.

@_draagcon-

STRU~(t

0_installaties

@_ HUio

r;:;~ _binnenwand, ~ plafond

(2) _voorzieningen

Centraal Beheer Apeldoorn

Het ontdekken en toetsen van principes en principe-oplossingen gebeurt middels gebouwen die o.a. gedocumenteerd zijn in de serie projektcollegedictaten en in het dictaat "15 gevels". (litt. 1,2)

Elektro Fysica Gebouw T.U. Twente

., #

.~ .-

, .

Medische Faculteit Rotterdam

Kantoor Rijswijkse Plein Den Haag

Gebouw voor Bouwkunde T.U. Delft

13

LITTERATUURVERWIJZINGEN

1. Projektkollegediktaten prof.ir.Tj.Dijkstra,ir.C.Faber,ir.P.A .. Schut-Baak TU Delft

2. 15 Gevels ir.C.Gerritse TU Delft

3. Ontwerpen en Bouwmethodiek groep van Randen TU Delft

4. Verdiepingbouw prof.ir.J.Oosterhoff TU Delft

5. Klimaatinstallaties gc47-1B ir.T.H.Hoogendoorn TU Delft

6. Klimaatinstallaties gc47-1A ir.T.H.Hoogendoorn TU Delft

7. Voortgezette bouwfysica gc43 prof.ir.A.C.Verhoeven TU Delft

8. Polytechnisch Tijdschrift 35(1980)nr.4

9. Polytechnisch Tijdschrift 35(1980)nr.2

10. Bouwfysica deel II, akoestiek en licht gc40/41 prof.ir.A.C.Verhoeven TU Delft

11. De Nederlandse Bouw-Dokumentatie

14

LIJST VAN VOORBEELDGEBOUWEN

Centraal Beheer, Apeldoorn arch. Herman Hertzberger

uitwerking + detaillering i.s.m. Lucas en Niemeijer

Medische Faculteit, Rotterdam arch. OD 205

Kantoorgebouw, Rijswijkse Plein 's-Gravenhage arch. York, Rosenburg en Mardall i.s.m. Groosman Partners

Gebouw voor Electrotechniek en Fysica, TU Twente arch. OD 205

Gebouw voor Bouwkunde, TU Delft arch. van den Broek en Bakema

Polymerencentrum K.S.L.A., Amsterdam arch. prof. ir. M. Zwarts

Rietveld Academie, Amsterdam arch. Gerrit Rietveld

Gebouw L, Rijswijk

arch. Lucas en Niemeijer

Gebouw Krupp, Rheinhausen arch. Becher, Plappert, Edler

Philips Universitat, Marburg, West-Duitsland arch. K. Schneider, H. Spieker e.a.

Seagram Building, New York arch. Mies van der Rohe

Research Tower Johnson Wax Company, Racine, Wisconsin, U.S.A.

arch. Frank Lloyd Wright

Richards Medical Research Building, Philadelphia, U.S.A.

arch. Louis Kahn

15

16

DRAAGCONSTRUCTIE

17

DRAAGCONSTRUCTIE

18

20

22

24

26 . 1

INHOUD

Inleiding

de driehoek van Ronner, onderscheid in massieve structuur, schijvenstructuur en kolomstructuur, primaire en complementaire systemen

De dragende schijf in het vlak van de gevel

geintegreerde en opgetelde constructies, de diverse materialen

De dragende gevelkolom

de belastingen, de diverse materialen en hun specifieke vormmogelijkheden, voorwaarden voor aansluitingen

De vloerelementen

belastingen, overspanningsrichting, optellend of integrerend, de diverse materialen en hun specifieke vormmogelijkheden, voorwaarden voor aansluitingen ter plaatse van de randen

28 Positie vloerelementen t.o.v. schijven-langs

30

de dragende schijf in het vlak van de gevel, oplegging van de vloer in de wand en op de wand, het overstek, de combinatie met de bouwfysische eisen

Positie vloerelementen t.o.v. schijven-dwars

de dragende schijf loodrecht op de gevel, positie voorkant vloer t.o.v. voorkant schijf, de terrasbouw, dilateren of inpakken, de rand van de vloer

32

De skeletconstructie - ondersteuning Iangs

overspanning van de vloer Ioodrecht op de gevel, de plaatvloer, de balkenvloer, aansluiting aan de gevelbaIk, stapeling en overstek, de opgeteide of geintegreerde vloerconstructie

34

De skeletconstructie - ondersteuning dWars

overspanning van de vloer evenwijdig aan de gevel, de verbinding balk-kolorn, raarnwerken, de beeindiging van de vloer, de randbalk

36 De skeletconstructie - ondersteuning in twee richtingen

de plaatvloer, de paddestoelvloer, het balkrooster, de beeindiging aan de rand

19

DRAAGCONSTRUCTIE

De "driehoeken van Ronner" worden in het hoofdstuk "ontwerpen met draagconstructies" uit het boek Bouwmethodiek en Ontwerpen behandeld. (litt. 3)

20

INLEIDING

Een manier om tot een karakteristiek van de diverse draagconstructies te komen is die, waarin het aandeel van de constructie in de ruimtevorming bepalend is.

We kunnen onderscheiden:

- De massieve structuur

De ruimtevorm wordt volledig bepaald door de dragende delen. Relaties met andere ruimten worden beperkt.

- De schijvenstructuur

De ruimtevorm wordt ten dele bepaald door de dragende delen. Relaties worden ten dele beperkt en ten dele juist gestructureerd door de dragende delen. De ruimtebepaling zal ten dele moeten geschieden door onderdelen van een complementair systeem (puien, verplaatsbare wandene.d.).

- De kolomstructuur

De ruimtevorm wordt nauwelijks bepaald door de dragende delen. Hiervoor zal een complementair systeem moeten dienen. Relaties van ruimten onder ling zijn optimaal mogelijk.

In de volgende pagina's worden in termen van maat en hoedanigheid behandeld:

- De dragende schijven in het gevelvlak

- De kolomrnen

De vloerelementen, waar we veelal naast plaatvormige elementen die rechtstreeks op de kolomrnen rusten, te maken hebben met combinaties van balken en platen, al of niet in een element geintegreerd.

In termen van onderlinge plaats worden daarna behandeld:

- De positie van vloerelementen t.o.v. schijven in het vlak van de gevel (langs) en schijven loodrecht op het gevelvlak(dwars) De skeletconstructie, waarbij de richting van de balken evenwijdig het gevelvlak, loodrecht op het gevelvlak, en in beide richtingen bekeken wordt.

SkEL5T DINARS

:;I<ELET 2 RJcHT.

In deze "driehoeken" die door prof. Ronner (ETH Zlirich),ontwikkeld zi jn, word'en de structuurmodellen: .massieve structuur .schijvenstructuur .kolomstructuur

in beeld gebracht. Om allerlei

redenen (bijv. stabiliteitl kan men beslissen tot de keuze van mengvormen.

De "driehoek"

geeft deze mengvormen een

plaats.

Invalshoek is het aandeel in de ruimtevorming. Het primaire systeem wordt daartoe aangevuld met een complementair systeem.

De gevel vormt

de begrenzing

van een ruimte waarbij in het algemeen een bepaalde relatie binnen-buiten gewenst is. De gevel kan zowel bestaan uit delen van het primaire, als uit delen van het complementaire systeem, of uit delen van beide systemen.

MASsieVE S,I<VCTU17R

koi..Llt-'\ sTRVcruu R.

PRiMAi R .sYSTE(M

~~cONSTRvcTi~

\/ER'l1 CALE C"L£ME"NTefJ

- HOOFDZAA K DRAGer'JP

- STFRI::' BGPALE10D

- /10E'iUjK VeRAi-JVeR:-

t::.AAR

- VAfJ btJTVIf1'iR.fER NAAR (tt;OCUiKSR

COMPLEMENTAl R SYSTEEM

INVUI--LiNG- - AA10VUL'vE-AJD - fJlfT DRAG-Sf-) D

- MifJpSR I">5TALEfJV

- \!l7RA NJ?E Kf>i'AR.

-POOR G6f>RulI::'5R OvtR

IE $ESL\SZlEI\J 21

DRAAGCONSTRUCTIE - DE DRAGENDE SCHIJF IN HET VLAK

~ Bij de materiaalkeuze voor de

~~I~ dragende schijven in het gevelvlak

~~I I ~ kan men uitgaan van twee principes

M "M waarbi j de keuze nauw samenhangt met wat ervoor de rest van de

I I I Idraagconstructie gekozen kan

m W m worden.

<: > @ 1. De schijf bestaat uit een mate-

riaal, bijv. beton, metselwerk.

2. De schijf bestaat uit een samenstelling van meerdere materialen, bijv. een kunststof sandwichconstructie of een houten sijl- en regelwerk met beplating zoals die wordt toegepast in de houtskeletbouw.

Beide zijn toepasbaar voor gebouwen met een geringe hoogte (1 a 2 bouwlagen).

De dragende schijf maakt deel uit van de gevel. De gevel moet meer functies vervullen dan aIleen maar dragen (klimaatscheiding, daglichttoetreding, etc.). V~~r een oplossing van het totaal van de functies kan men volgens twee principes te werk gaan:

1. Integratie: Geintegreerde oplossingen waarbij een beperkt aantal materialen meerdere functies vervullen. Deze keuze kan bepalend zijn voor de rest van de constructie.

2. Optelling: V~~r elke functie een specifiek materiaal toepassen. Ret hele pakket is een optelsom van meerdere materialen. Ret dragend materiaal voIgt uit de rest van de draagconstructie.

bela sting

De manier van oplegging van de vloerelementen bepaalt of de dragende schijf naast de windbelasting aIleen normaalkrachten of ook buigende momenten moet kunnen opnemen. Van be lang voor de keuze van de oplegging is ook het aandeel dat de schijf heeft in de klimaatscheidende functies.

Evenals aan kopgevels en stabiliteitswanden, kan bij hoge torengebouwen (> 100 m) ook de eis gesteld worden dat het gevelvlak buigstijf moet zijn. De kernen zijn dan meestal niet voldoende om de stabiliteit te verzorgen. Met buigstijve gevelvlakken werkt het hele gebouw als een stijve buis die uit de fundering uitkraagt.

Verdiepingbouw p. 613

(litt. 4)

22

",,""Wr ~

(I WSTAAT j t?!

VIT e'eN MAiGRiAAG PAl D8" Df!AG(eND5 f'UNCT-le V6RVVLT.

M8"e~", MATeRiA N VC1<Ji6N jAMf7AJ DE" tlRAG6/01JE' sc.Hij'f'

veel;=UNcne5 POoR //

EeN MA-noRiAAG

\/eRvVLD:

: .. '.

,,'

" ....

E"EiV S),N6RGi5Ctj f~iNC<PE

\)OOR M6!":I<PFR e' HAT6RiAC5N: f)BfJ

VAN DE GEVEL

Zowel bij de massieve bouwstructuur als bij de schijvenstructuur

kunnen we in het gevelgebied te maken hebben met gesloten schijven, maar ook met schijven waarin gaten zitten ten behoeve van daglichttoetreding, ventilatie, e.d.

een geintegreerde oplossing

Bet materiaal isoleert redelijk, heeft een draagvermogen tot ongeveer 2 bouwlagen en heeft een redelijke vochtkering.

een "opgetelde" oplossing

Dragend metselwerk met steenwol isolatie en een geventileerde houten beschieting.

De dragende func- De dragende functie wordt door tie wordt door een materiaal ge- meerdere mate-

vuld: beton. rialen samen vervuld.

Isolatie, vochten tochtkering door toegevoegde materialen.

Isolatie, vochten tochtkering door toegevoegde materialen.

rv ~OCM

een "excen- Men kan deze

trische" opleg- randen ook zien

~ als kolommen.

Gewapend beton Bij grote ramen kan buigende zal de dimensiomoment en opnemen.nering loodrecht Bovendien geven op de gevel

de geprofileerde aangepast moeten

randen extra worden.

sti j fheid. 23

DRAAGCONSTRUCTIE - DE DRAGENDE GEVELKOLOM

ill r ~ ! -lp T

iF

D

.

Bij gevelkolommen kunnen we de volgende belastinggevallen onderscheiden:

- aIleen normaalkracht (centrische belasting)

- normaalkracht gecombineerd met een horizontale belasting (wind) - normaakracht (evt. met wind) gecombineerd met een buigend moment vanuit de verbinding kolom-ligger

¢ Bij dimensionering volgens het krachtenverloop zal de doorsnede over de hoogte varleren. De constructie toont duidelijk wat er aan de hand is, is arbeidsintensief,

gebruikt weinig materiaal en heeft complexe aansluitingen met andere

f bouwdelen (bijv. puien) waardoor

~~ I bij dergelijke oplossingen vrij-

_ij________ . staande kolommen meestal de voor-

~~~L_~_J __ ~ keur hebben.

Wil men repetitie van vorm en aansluiting, dan zal men trachten de afmetingen van de kolom over de hele hoogte, ja zelfs over aIle verdiepingen constant te houden. zowel bij ter plaatse fabriceren als bij het monteren kan men gebruik maken van standaardprodukten zoals walsprofielen en bepaalde bekistingsystemen.

Knik en buigende moment en vragen om doorsneden met een groot traagheidsmoment. Een massieve doorsnede vraagt bij een bepaald traagheidsmoment veel materiaal, maar weinig arbeid en een klein oppervlak (weinig afwerking, weinig onderhoud) .

Gevelkolornrnen die onderdeel zijn van de hoofddraagconstructie moeten een brandwerendheid hebben minstens gelijk aan die, welke voor de vloer die gedragen wordt, geeist is (60 a 90 min.).

We kunnen het volgende onderscheiden:

- het materiaal van de kolom zelf is brandwerend (metselwerk,

- ~:~o~~teriaal wordt bij brand m fI

brandwerend (koollaag die ont-

staat bij inbranding van een massief houten kolom, sommige verven zetten bij brand om in brand-

werend s chu.i.m ) V6R\(:OL-EiJ

- het materiaal is niet brandwerend m ~

en moet bekleed worden met brand- , m~~

werend materiaal (metselwerk,

perlitepleister, asbestvezelbe- \

spuiting, etc.).

150ceeEtVD ffihepE

24

l-----4

I \

H

I I

§

Metselwerk kan geen trekkrachten opnemen. De resultante moet binnen de doorsnede vallen. b ~ 1/10 h Bet buitenspouwblad doet, mits het goed verankerd is, mee.

Bij geprefabriceerde beton worden de onderdelen van het skelet meestal gestapeld. Inklernrningen eisen bijzondere voorzieningen. Kolommen kunnen liggend gestort

Bij ter plaatse gestort beton zijn zowel inklernrningen in vloer en balk, als scharnieren mogelijk. In verband met het storten b niet kleiner dan ongeveer 30 ern.

worden, waardoor meer vorm en kleinere afmetingen mogelijk zijn. Integratie van kolom en balk leidt o.a. tot een dragend gevelelement.

Massief houten kolornrnen zlJn i.h.a. moeilijk momentvast te verbinden. V~~r aansluitingen zijn stalen hulpstukken (kop-, voetplaten, ankers, e.d.) nodig.

f)~

Een houten samengestelde kolom zoals veel toegepast bij seholenbouwsystemen, keten, e.d. De dunne onderdelen hebben geen brandwerendheid.

Door toepassing van lijmverbindingen zijn grote doorsneden mogelijk. De afmeting kan dan tevens over de hoogte van de kolom verlopeno

...•...

~ ... "-

~

Bij stalen kolornrnen past men stan- Verlopende doorsneden zijn arbeids-

daard walsprofielen toe. Koker- en intensief. Kop- en voetplaten buisprofielen kunnen met beton ge- vallen bij kokerprofielen buiten

vuld worden i.v.m. brandwerend- het profiel. Momentvaste verbin-

heid, anders bekleden. ding en zijn mogelijk (lassen, voorspanbouten) .

DRAAGCONSTRUCTIE - DE VLOERELEMENTEN

Vloerelementen moeten verticale belastingen kunnen opnemen waarbij de vloer draagt in een of twee richtingen. Afhankelijk van de keuze van de stabiliteitsvoorzieningen in het gebouw zal de vloer horizontale krachten moeten kunnen doorgeven.

De vloer is onderdeel van de scheiding tussen twee verdiepingen en moet een aandeel leveren in de geluidsisolatie (massa) en in de barriere tegen brand.

Zware vloeren leveren vaak een belangrijk aandeel in het warmteaccumulerend vermogen van het gebouw.

bekisting

Bij ter plaatse gestort beton is de bekisting een belangrijke uitvoerings-, en kostenoverweging. Om deze reden kiest men vaak voor een vlakke plaatvloer of verloren bekistingen, zoals de breedplaatvloer waarin de onderwapening al is opgenomen, of een stalen vloer die, mits brandwerend bekleed, ook in de sterkte kan meedoen.

Verdiepingbouw 8.1-10.1, 1l.S (litt. 4)

sparingen

Om bij een grote vloerdikte materiaal te winnen, kan men sparingen maken door kokers of schuimblokken in te storten (opdrijven voorkomen!!) of door mallen te gebruiken, welke na ontkisten opnieuw gebruikt kunnen worden. De keuze hangt samen met de overspanningsrichting. Sparingen t.b.v. leidingen buiten wapeningzone plaatsen.

prefab

Bij prefab betonelementen spelen hoge betonkwaliteit gecombineerd met voorspanning en een constructief gunstige vorm (veel bekistingsmogelijkheden) een rol. De elementen (soms uitgevoerd met een druklaag) kunnen vanwege de voorspanning, meestal in een richting grote overspanningen halen.

de rand

De randen zijn van be lang voor de detaillering van de gevelaansluiting. Plaatvloeren kunnen meestal in twee richtingen een overstek vormen, lineaire elementen i.h.a. maar in een richting.

De vorm van de rand geeft de expressie van de vloer, maar bepaalt ook of de aansluitingen continu zijn of niet.

26

~~

t 1

I·' " ... ·1 \ . ' .. ··1

V ~

'::"':I;:r;"'~LA~"\{"'i" =ft~~~<t~~

n f,A\...\<6N n

~::,.:'.' ... ~.:.;;.~- ~ vERLCf;?J3N l<:i5!

LCv [OOQ~

~

[_~(OO\S)g

t· .. ,\(.·:··.·.·

~ H

HF

~~ t:1 N

Een betonvloer is geluidwerend (massa) en brandwerend. Doorbrekingen van het plafond (kanalen, armaturen) beinvloeden de geluid- en brandscheiding niet.

Bij breedplaatvloeren wordt het onderste deel

(+ 5 cm) van de vloer, inclusief wapening, elektradozen en sparingen geprefabriceerd. Vloerdikte ±. 1/30L.

Bij staalskeletten wordt vaak een stalen vloer als verloren bekisting gebruikt. Een zwaluwstaartvormige plaat kan tevens in de sterkte meedoen.

Van geprefabriceerde voorgespannen beton zijn standaard vloertypen in de hande~ waarbij i.h.a. bij geringe hoogte een grote L mogelijk is.

V~~r aansluitingen kan een continue rand belangrijk zijn.

Hebben de vloerelementen zelf geen continue rand en wil men toch tot een continue aansluiting komen dan kan men door de keuze van positie en vorm van de balk daartoe komen.

Een houten vloer heeft een vrijdragend (geluidsisolatie! ), niet- ~~~~~"",,!Ob~~"'" onderbroken brandwerend plafond 'nod i q .Zware li jnlasten (wanden) eisen extra voorzieningen.

HOUT6N 13f\(.kLA"G ST6E;I0WO(.. D5k:6,<J

Vf'.(j .lJRAC<EIVD MTOIJD (:;TU0 or STe6tJGMs)

Sparing en gemaakt door kart onnen of kunststof kokers. De vloerdikte is ±. 1/20 van de overspanning.

Houten, stalen of kunststof mallen: resultaat een ribbenvloer.

Pannen: resultaat een casettevloer.

Bij het E.F. Gebouw in Drienerloo heeft de balk + vloer een overstek. De gevel ligt terug. De vorm van de rand van de vloer vertelt iets over de vloerconstructie.

1'O~ITif5 fUi. P6 Af.,IJSlViliNet- VAI0 DG rot I" COIJTifJU,

27

DRAAGCONSTRUCTIE - POSITIE VLOERELEMENTEN T.O.V.

28

Voor de positie van de beeindiging van het vloerelement ten opzichte

van de dragende schijf in het vlak van de gevel zijn drie principeoplossingen mogelijk.

De schijf is onderdeel van het gevelpakket waar naast de dragende functie de scheidende functie ook een belangrijke rol speelt. Wanneer de rand van de vloer ook aan de

buitenkant komt, gelden bij het de- .

tailleren ook hier die extra eisen. 15RW Veelal worden ten behoeve van de

scheidende functie extra lagen in U"

het pakket toegevoegd (waterkerende

laag, isolerende laag, etc.). r·c··

Wanneer de dragende schijf zelf al U""

aan de eisen van klimaatscheiding .

voldoet (bijv. gasbeton, dragende sandwichpanelen, etc.), zullen

oplossing 2 en 3 extra aandacht

vragen. 'L(';ROf' 1·····:.'·,· .'.: ,

Oplossing 3 eist van de vloer dat fl

hij een overstek kan hebben. Is de

vloer van ter plaatse gestort be- LJ

ton, dan zal deze oplossing tevens h' ~',~:,~~~.'~,',~ •• ~.~ speciale eisen aan de bekistings- Ll~~==~~~

methode stellen, zodat men soms om U

die reden tot aangestorte prefab- .

delen zal bes lissen. Grootte van tNf5R-'

het overstek, belasting en detail- .

leringsmogelijkheden (bekisting, ~6L> ." . bevestiging, bouwfysische maatrege- ~n~.=.:~~~~ len) spelen hierbij een grote rol.

Zowel bij de massieve structuur als bij de schijvenstructuur kunnen we te maken hebben met dragende schijven in het vlak van de gevel. We noemen dit schijven in langsrichting.

Bij gaten in de wand kan men de oplegging van de vloer regelen door aanpassing in de wand (latei) of door aanpassing in de vloer (raveling en ).

Factoren die hierbij een rol spelen zijn de breedte van het gat, het type vloer (aanpasbaar of standaardprodukt) en het type wand (ter plaatse gemaakt of prefab-element waarbij stijfheid bij transport en montage van be lang zijn).

"",.,'

SCHIJVEN LANGS

houtskeltbouw

Twee varianten voor het overstek met hun eigen vormgeving.

1. De vloer is doorgestort, thermisch ingepakt (warmte-technisch niet ideaal) en voorzien van een waterdichte laag.

2. Een specifiek prefab vloerelement via nokken (koudebrug!) aangestort. De isolatie loopt zoveel mogelijk door.

LI OV5lC 511i1G

t·· .

n

betonskelet van gestorte wanden en vloeren met metselwerkbekleding

koude brug via de koppeling buitenschil-binnenschil

prefab beton dragende gevelelementen

29

DRAAGCONSTRUCTIE - POSITIE VLOERELEMENTEN T.O.V.

30

1. Dilateren. De buitenconstructie

los houden van de binnenconstructie. Dit levert bij terrasbouw voor de schijven problemen.

2. Inpakken. We zien dan buiten een ander materiaal en een andere

maat dan binnen.

Bij terrasbouw kan het bovengenoemde een reden zijn om niet positie 1 maar positie 2 te kiezen. Wil men buiten dan toch het beeld van schijven tonen, dan kan men met

toegevoegde middelen (metselwerk, ; ... ;: .. ;. :.,.' .. ;i.

prefab-betonpanelen e.d.) dit beeld 3

trachten te bereiken. OVGeST13K

Bij de schijvenstructuur kunnen we te maken hebben met schijven evenwijdig aan de gevel en met schijven loodrecht op de gevel. Dit laatste noemen we schijven in dwarsrichting. Deze structuur komt vooral in de woningbouw veel voor (integratie dragen-woningscheiding).

V~~r de positie van de beeindiging van het vloerelement ten opzichte van de voorkant van de dragende schijf zijn drie principe-oplossingen mogeli jk.

Positie 1 toont heel duidelijk de schijven (verticaal karakter). Positie 3 accentueert juist de vloeren (horizontaal karakter). Afhankelijk van de positie van de gevel(huid) zullen aan de uitstekende wand en aan de overstekende vloer bouwfysische eisen gesteld worden (koudebrug, verschil in uitzetting). Er zijn twee principeoplossingen mogelijk:

De rand van de vloerelementen moet in vele gevallen de gevel dragen. Dit betekent, afhankelijk van het soort gevel, een extra belasting. Bovendien stelt de gevel i.h.a. een eis aan de doorbuiging van de ondersteunende vloer.

Bij grote overspanningen kan dit leiden tot versterkte vloeren (meer wapening) en/of tot toepassing van een randbalk.

1 TER\J&LiG:GGfJP

AAN DB

;," ,:.,: .. '

RAND

SCHIJVEN DWARS

l'

V·ITteAGiN~ I i0 Db VU'leR.. 7.5l-'F-

U IT J.::: RAG; if.JX ViA O\l5!:'ST5')c. VLOer. oVER 561-0 \&AlK-

-t--

I

I

<:

Positie 1 1

De schijf loopt door t.o.v. voorkant vloer. Voorbeeld uit de terrasbouw. De schijf is geisoleerd.

Positie 2 1 Beeindiging van de vloer t.p.v. de voorkant schijf.

Voorbeeld uit de terrasbouw. Aansluiting pui

is rondom continuo

Positie 3 \ Overst.ek van de 7 vloer t.o.v. de voorkant van de dragende schijf. De vloer is volledig ingepakt.

am het "inpakken" te vermijden kan men kiezen voor een gedilateerde oplossing bijv. galerijplaat op consoles (verkapt positie 2).

/

31

DRAAGCONSTRUCTIE - DE SKELETCONSTRUCTIE MET

15 Gevels

no. 4, 11 (litt. 2) Verdiepingbouw (litt. 4)

32

Een skeletconstructie bestaat uit een systeem van kolornrnen met vloeren of van kolornrnen met balken en vloeren. Spant de vloer loodrecht op de gevel, dan is de ondersteuning van de vloer evenwijdig aan de gevel. Dit noemen we een langsondersteuning.

Meestal is de langsondersteuning een balk met afmetingen die in hoofdzaak bepaald worden door de kolomafstand. Wordt de afstand kleiner dan 15 a 2 m', dan is er geen balk meer nodig en kan men volstaan met een vlakke plaatvloer (eenvoudige bekisting!). In dat geval werkt een overstek van de vloer voordelig. De kolornrnen staan dicht op elkaar, wat in een gevel i.h.a. minder bezwaarlijk is dan binnen in het gebouw. De kolornrnen zijn relatief licht belast waardoor ze een kleine doorsnede kunnen hebben. Deze kolornrnen zullen meestal tevens de positie en de aansluiting van

de binnenwanden regelen (sponningen e.d.). Vorm, afmetingen en aantal leiden meestal tot prefabricage.

Bij een gevelbalk van ter plaatse gestort beton zijn verschillende aansluitposities van de vloer aan de balk mogelijk. Deze posities bepalen mede de uitvoering (bekisting, stortfasen) en het gebruik (hemelfactor, plaatsing deuren, etc.) .

Een momentvaste verbinding balkkolom maakt aandeel in de stabiliteit mogelijk.

Bij montage van prefabelementen stapelt men de vloer op de balk (centrisch) waarbij een overstek mogelijk is, of tegen de balk (excentrisch) wat hoogtewinst oplevert.

De vloer zelf kan bestaan uit een geintegreerd systeem van kinderbinten en vloerplaat (al of niet geprefabriceerd), of uit een optelling van afzonderlijke elemen ten zoals kinderbinten, en vloerplaten, delen, vulelementen, e.d. of combinaties daarvan.

t= l¥····· r=.: .. '.'. "

n 1L



\ I I I

Y'

jj tl

II , I

14

lIT.: i .. ".i1f.·"'·I, .. ,·,1

II nLttar IJ

'ibm

LANGSONDERSTEUNING

Een ter plaatse gestorte vlakke plaatvloer opgelegd op prefab gevelkolommetjes kolomafstand = positie seheidingswand = 130 em.

De betonnen gevelplaat wordt gesteld tegen de kolommen en hoeft in dit geval dus geen grote lengte te hebben (n x

1. 30).

Prefab kolom/ balk frames. Koppeling halverwege het stramien. Op het frame rusten TT vloerplaten met of zander druklaag.

De gevelligger spant van hoek tot hoek. Ret vloerenpakket is een opgetelde eonstructie van stalen kinderbinten en betonplaten.

01)81<. SVAI0AJii\.lG~S RICHTiiVGi-

VLO%

WCM.:..... ~ 1.:2.UV\

f'RSf'Af, iI?X2.5'CM H·O.rJ·1'7D o-:

1-\- FRAMe: SYST6cM l<5Mf5R- B5TOfJ ,

f(CLOM :!lOX 50 if\.

HOH ~CJ-\

2.00UA. wMRANJ Gf1I::Clf~ I'GL17 cavSOlE l-le1.DoA.

33

DRAAGCONSTRUCTIE - DE SKELETCONSTRUCTIE MET

rNJAR5

no. 3, 7 (litt. 2)

34

Wanneer bij een skeletconstructie de balken die de vloer dragen een richting loodrecht op de gevel hebben, spreken we van een dwarsondersteuning.

De verbinding ligger/kolom kan momentvast worden uitgevoerd of scharnierend. Bij uit prefab-onderdelen samengestelde constructies zijn momentvaste verbindingen moeilijk uitvoerbaar en kostbaar. Door een momentvaste verbinding ontstaat een raamwerk dat mee kan doen om de dwarsstabiliteit van

het gebouw te verzekeren.

De plaats van de beeindiging van de vloer t.o.v. de kolom kan varieren. Passeert het vloerelement de kolom dan zal de vloer, over die afstand, loodrecht op zijn overspanningsrichting moeten kunnen uitkragen. Bij prefab-elementen betekent dit tevens uitsparingen in de plaat en dus een extra rnerk.

Bij ter plaatse gestort beton kan de vloer monoliet aan de balken verbonden zijn en zodoende een stuk rnedewerkende breedte leveren waardoor de balk rninder hoog hoeft te zijn. Los op de balken opgelegde vloeren (waarbij oplegging over rneerdere steunpunten rnogelijk is) kunnen tot grote constructiehoogte leiden, vandaar dat men vaak de voorkeur geeft aan vloeren die tussen de balken liggen. Alhoewel de vloer evenwijdig aan gevel overspant, maakt men toch vaak een randbalk omdat de vloer t.p.v. de gevel anders te veel doorbuigt of om een koppeling in langsrichting van het gebouw tot stand te brengen (montage, stabiliteit, etc.).

DWARSONDERSTEUNING

schijf of raamwerk balk/kolom?

Een mengconstructie van prefabbetonkolommen

met stalen liggers waarop een systeemvloer. Er is geen randbalk (kleine overspanning van de vloer).

Een niet-ingepakt staalskelet met extra randbalk t.b.v. temperatuurspanningen en stabiliteit.

L0V6LL-/5 BEACH l-jOUS5

ARCH: SC\-\\NDLER

VL05R.: \-{ovrefJ \3ALKLAA& OP GeWA\'EIJj) I36TCJ,V :t:RAMF

15G6VSLS L

'7

S'AL8f.J BALK

\ P5 'b'L HOH IgO 0'\

P'R6F'AJ3 13eTOiVkOl.OM i.",\X?:>2. U1 H·O·H 1&0 CY\.

or STAALflMT. HCDG- /2_Q CY\ Of S-rAlEN L.(~R. HOOe, 1DO cr. H·Q\-t zooU'\ LANGe IG,OO M' 35

DRAAGCONSTRUCTIE - DE SKELETCONSTRUCTIE MET

15 Gevels no. 12 (litt. 2) Verdiepingbouw (litt. 4)

36

Wanneer bij een skeletconstructie de ondersteuning van de vloer zowel in een richting loodrecht op de gevel als in een richting evenwijdig aan de gevel plaatsvindt spreken we van een ondersteuning

in twee richtingen.

Een vloer die in meerdere richtingen overspant kan rechtstreeks op de kolommen steunen. Nabij de opleggingen kan dit tot grote spanningen leiden (pons). Worden deze spanningen te groot dan kan men kiezen voor:

- een dikkere vloer (tot 1/25 L)

- een kolomplaat met eventueel een

kolomkop

- een balkrooster.

Een paddestoelvoer kan uitgevoerd worden met een dunne vloer (1/35-1/30 L). Er is dan vaak een overstek lnodig.

I W'

~S/8L-11

Bij toepassing van een balkrooster heeft men meestal te maken met vloerelementen die in een richting overspannen.

Wil men bij de gekozen neutrale richtingloze balk/kolomstructuur toch de balken gelijkwaardig belasten, dan kan men dit bereiken door per veld de overspanningsrichting van de vloeren 900 te draaien.

JJl~~:B\

---f---

-- -~-----

ill4--'Yt1

---------

[j DC

Wanneer men een casettevloer toe- J DODD ott D[ past, kan men door bij de bekis- J[) © OtJt1t1tJ[ tingsmethode met pannen, de pannen JO·'''' ODd':: OC plaat~elijk weg te laten en de JtltlOtJ[JJj D[

waperra nq aan te passen, op een een- , ,.

~~~d~;~k:~~~~~nz~:~!n~Olomkoppen ~

KOLDf1.ICOf BAU:::.

ONDERSTEUNING IN TWEE RICHTINGEN

@!]]@]~ a-j--

o

~

b Ii (l +

+wo+

een plaatvloer op gestorte kolommen AIleen de zwaarst belaste kolommen hebben een kolomplaat. Overstek zodanig dat de doorbuiging beperkt blijft.

!~f±Jw[

E)L=::Jrnt!Jc irrrrr

+- 720 +

een balkrooster met z o geli jkwaardig mogelijk belaste balken

De maatsystematiek is afgestemd op het complexe programma.

=~D n, n:
I
I
= J : u,
=~
~ Jll II 10 ~
= '=
:~, I
F
I I--
:~I I F
III
~ 0 tl + 744 +

prefab-beton-

cassettes als verloren bekisting. Een systeem van balkstroken en kinderbinten. Dus geen neutrale maar een lineaire structuur.

)<ANTODR. ~IjSl,J(jK 66 PLG"iAJ WtJ l-lN6;-

UNivER5ITE:\T MARBUR.~

T

38

KLlMAATINSTALLATIE

39

40

KLlMAATI NSTALLATIE INHOUD

42 Inleiding

klirnaateisen, de mens, de activiteit, centrale en decentrale systemen, zonne-energie

44 Watersystemen

straling en convectie, de eindapparaten, natuurlijke ventilatie, rnechanische afzuiging, mechanisch ventilatiesysteern

46 Lucht-water- en lucht-luchtsysternen

terminal reheat, fan-coil, warmtepomp, inductie, een-kanaal-, variabel-volurne-, twee-kanaalsysteem

48 De distributie

behandeling vanuit de kern, behandeling vanuit de gevel, horizontale verdeling, verticale verdeling, de combinatie

41

KLlMAATINSTALLATIE - INLEIDING

GC. 47/IB

P. 3.25 E.V. (litt. 5)

42

De klimaateisen in een ruimte worden bepaald door:

- de mens, behaaglijkheid, comfort

- de activiteit, de apparatuur e.d.

De volgende factor en spelen een rol:

1. De kwaliteit van de lucht De lucht zal regelmatig ververstr moeten worden. Dit kan door natuurlijke -, of door geforceerde ventilatie.

2. De temperatuur van de lucht

Deze wordt in stand gehouden door verwarming of koeling. Als energiedrager wordt i.h.a. water of lucht toegepast.

3. De luchtbeweging, tocht

Bij het verversen en koelen of verwarmen d.m.v. lucht, kunnen te grote plaatselijke luchtsnelheden leiden tot tocht.

4. De koudestraling van koude oppervlakken

Te compenseren door radiatoren of stralingspanelen in het plafond. Te voorkomen door isolatie (isolerende beglazing).

5. De nachtelijke uitstraling

Te voorkomen door het plaatsen van een reflectiescherm (bijv. aluminiumfolie) v66r of achter het raam.

6. De zoninstraling

Levert grote helderheidsverschillen. Te regelen door keuze oriEmtatie, raamgrootte, glassoort en zonwering. Te gebruiken als energiebron d.m.v. zonnepanelen of door in het stookseizoen gebruik te maken van het broeikaseffect.

Klimaatsystemen kunnen centraal of decentraal zijn.

Voordelen decentraal:

relatief lage investeringskosten - individuele regeling

- bij storing valt maar een klein

deel van het totaal uit

- later installeren mogelijk (renovatie)

- meestal weinig leidingen.

Nadelen decentraal - laag rendement

- bij gangbare units beperkte koel-

capaciteit

- in elk vertrek de maximale capaciteit nodig, door gelijktijdigheid een hoog geinstalleerd vermogen

- frequent onderhoud

- onderhoud in de ruimten zelf.

Bij klimaatbehandeling speelt altijd de combinatie van luchtverversing en verwarming of koeling een rol.

In de volgende pagina's worden de principes van de op dit moment meest gangbare systemen behandeld, waarbij aandacht geschonken wordt aan plaats, maat en hoedanigheid. Vaak heeft men te maken met combinaties van deze systemen.

Ret principe van de Trombe-wand

- warmwatersysteem met natuurlijke ventilatie

- warmwatersysteem gecombineerd met een afzuigsysteem. Verversing met onbehandelde buitenlucht.

- warmwatersysteem gecombineerd met een mechanisch ventilatiesysteem. Verversing met lucht op ruimtetemperatuur.

- lucht/watersystemen

- terminal reheat

- fan-coil

- warmtepomp

- inductie

- lucht/luchtsystemen

- een kanaal

- variabel volume

- twee kana len

ov'6RSfAiJfJiNGrS l:iCt-11 iNG.

<: 1 VMJ PB VW6R615r1ENTclJ

INARMoe uxerr fJl¥£._. OfScAG, 5\J C£NT~LB . 1l:tVD6R. I>E\1N)PEOl .. pc l-\JCk\T .DoOR DB I0WAAlc

~ fLATEN C~e;TDAJ) ZlIJAii:.G "'1l/IJ511t\J~TII5 (wAQtT6 A c(:UI"ov('A"Tlc I) Gebruik zonne-energie in het Ekono gebouw te Stockholm

1. Omzetting zonnestraling in warmte aan een zwart oppervlak.

2. Transport van warmte door schoorsteenwerking (convectie).

3. Opslag van warmte in een zwaar materiaal (bijv. beton), buffer.

Decentraal systeem transport van elektra/gas

Centraal systeem transport van lucht/water

Bij een decentraal systeem wordt warmte, koeling, bevochtiging e.d. in het vertrek zelf bereid. De aan de gevel gelegen unit heeft meestal een binnen- en een buitenluchtcircuit.

Veel lange leidingen zowel in het gebouw als aan de gevel.

00

43

KLlMAATINSTALLATIE

warmwater verwarming

natuurlijke ventilatie

mechanisch afzuigsysteem

mechanisch ventilatiesysteem

44

WATERSYSTEMEN

Verwarming van vertrekken door middel van warmwater toestellen (radiatoren, convectoren) is i.h.a. toepasbaar bij een vertrekdiepte tot 6 a 7 m'. Ret verwarmingselement wordt dan bij voorkeur in de nabijheid van de gevel geplaatst omdat daar de meeste koudeval en koudestraling te verwachten is. Bovendien is daar het gebruik van de ruimte redelijk voorspelbaar. Bij radiator en berust de warmteoverdracht in hoofdzaak op straling en voor een klein deel op convectie.

Bij convectoren berust het overdrachtsmechanisme aIleen op convectie, waardoor ze bij vlakken met grote koudestraling zoals enkel glas minder goed toepasbaar zijn. Bij watersystemen hebben we te maken met een basisverwarming door middel van radiatoren of convectoren, aangesloten op de centrale (verwarmingsketel, warmtewisselaar stadsverwarming) middels een eenpijpssysteem (bij kleine groepen) of een tweepijpssysteem. Dit al of niet in combinatie met een apart ventilatiesysteem.

Toevoer buitenlucht liefst boven 1.80 m boven de vloer in verband met hinderlijke tochtverschijnselen.

De kwaliteit van de lucht en de werking van het systeem hangen af van niet regelbare omstandigheden (temperatuur, vochtigheid, windrichting). Toepasbaar voor niet te hoge gebouwen met geringe vertrekdiepte.

De toevoer van verse buitenlucht is door de onderdruk gegarandeerd. De tochtgrens bepaalt de grootte en de spreiding van de roosters. Door de plaatsing van regelbare roosters bij de radiatoren kan men de koude lucht nog enigszins opwarmen.

Om de behaaglijkheid niet te schaden wordt de voor verversing benodigde lucht voorbehandeld. De basisverwarming kan dan minder zwaar gedimensioneerd worden. Past men om kleine kanaalafmetingen te krijgen een hoge-druk systeem toe dan zal men i.v.m. geluidsoverlast reduceerboxen toepassen.

~ cQNVSCT1B"
STRALiNG;
RADiATOR..
If CONVEiCrle;
CONV'CCTof'. VLAl<K8 VJANPRA_ J)IATDI<-

A= liS ---7 4,s 01. B= \0 -7 700'\.

\0-15"

~

x

, ~ r

:. X H

;@J 1

x

cONVfjcTOR

Bet distributiesysteem kan een tweepijps-systeem zijn of een eenpijps-, waarbij men moet zorgen dat het laatste toestel toch voldoende warmte kan afgeven. (Bij een serieschakeling door vergroting van het toestel omdat de watertemperatuur afneemt; bij een parallelschake ling door verloop van de leidingdoorsnede.)

NATUURLijKc V6NTiLATie

M6CHA/J iSU{ Al'zuiG 5Y~T6eM

MfCtlANiSCH v"tJTilATf~:SYSTE6M

PA/Vfjfj\_ RADiATOR

LEPe!0- RADiATOR

t; PLMTS A= 5j5CM.

'2:- \7LAAT.5 A= 15 CJ1.

:?-fLMTS A= 14 CM·

B= Q_S--'; 90c.'-'\.

A~J~'2..'5CM It>~ 30-JIW Ch.

Vh;f.J &ElAN"" i~

P5 SGHACH\+(CXJElT1; H Mi,v\I1AGe MAAT 2.0 CM I06TfjR \~ ;!;o A;:'S cr'I.

kNJ WORDeN G;ECOI1!31/J56RD

De afmetingen van de leidingen varieren i.h.a. van 15 tot 80 mm diameter, de dikte van gangbaar isolatiemateriaal van 2-6 cm.

Luchttoevoer: buitenlucht door afsluitbare roosters of bovenlichten. De hoeveelheid valt slecht te bepalen. Voor de woningbouw gelden eisen uitgedrukt in dm2 per m2 oppervlakvan het vertrek voor de doorlaatopeningen. Luchtafvoer door kana len van voldoende doorsnede.

Luchttoevoer: buitenlucht. De hoeveelheid is regelbaar. De eisen worden meestal vastgelegd in het ventilatievoud x-maal de ruimteinhoud per uur.

Luchtafvoer mechanisch via een eigen kanaal of via gangen naar toiletten en garderobes die afgezogen worden.

De voor verversing benodigde lucht wordt in de centrale behandeld tot de geeiste ruimtecondities en ingeblazen via plafond, binnenwand of borstwering.

Luchtafvoer via gang en of gevel. Kanaaldiameter enige dm2 bij hoge druk 4 a 5x kleiner.

45

KLlMAATINSTALLATIE

LUCHT/WATERSYSTEMEN EN

lucht-water systemen

De voor verversing benodigde lucht wordt tevens gebruikt voor verwarming of koeling van de ruimte. Samen met een watersysteem worden de gevraagde ruimtecondities bereikt en regelbaar gehouden. Toepasbaar bij een vertrekdiepte tot 6 a 7 m (bij een gevelopstelling). We kennen de volgende systemen:

terminal reheat De regeling per vertrek bestaat uit het naverwarmen van de primaire lucht door een warmtewisselaar die op het watersysteem is aangesloten. De luchthoeveelheid is beperkt (bepaald door het ventilatievoud) toepasbaar voor ruimten met een lage koel/warmte last, bij goed geisoleerde gebouwen.

fan-coil ventilatorconvector en ventilatorwarmtepomp

inductie

lucht-lucht systemen all-air

De verwarmings/koelcapaciteit wordt verhoogd doordat een ventilator extra ruimtelucht door de warmtewisselaar recirculeert. De warmtewisselaar kan een ribbenelement zijn dat aangesloten is op het warm/koelwatersysteem. Haalt men de voor verversing benodigde lucht rechtstreeks van buiten (decentraal) dan kan de warmtewisselaar ook een warmtepomp zijn.

De primaire lucht (hoge druk) wordt via tuitjes met hoge snelheid ingeblazen (geluid!). Deze primaire lucht sleurt ruimtelucht mee door een warmtewisselaar die aangesloten is op een koel/warmwatersysteem. Regeling door een kleppenstelsel in het waterleidinggedeelte of kleppen in het secundaire luchtgedeelte.

Niet aIleen de voor verversing benodigde lucht, maar de voor de totale koude/warmtebehoefte benodigde lucht (3 a 4 maal zoveel) wordt vanuit de centrale aangevoerd.

eenkanaalsysteem Bij een constante luchthoeveelheid regelt de centrale de luchtinblaastemperatuur.

variabel volume- Bij constant gehouden inblaastempe-

systeem ratuur is er per ruimte een regelkast om het luchtvolume te regelen. Als minimum geldt de hoeveelheid lucht, nodig voor verversing.

tweekanalensysteem dual-duct

o I<CGGVSATF'g:_ o 'v.JAfti WA,Bf2-

Wi 5S"lAA-£_ !::U[MTi? Ll)Gt-1i

Een kanaal met koude lucht + een 'T1<N.6.

kanaal met warme lucht en een meng-

box per ruimte (kostbaar!).

LUCHT/LUCHTSYSTEMEN


.J LUGI-\T-
ill ~
~ ru V7 511. REGi
t!5
VLOE:>R_ RCVlBReN

=v PRiMAiR6' LUGH,/ \-((X,.6' OF LA","c DRUt::

==:0 AANV08R + R6"TDUR ==::0 WARY! 'WAT6'R.

==::::D AANVOSf:_ + ReTOUR.

==:J) K:05LWAT&R (8V8I0Tuem,)

ViA eviT6'N Of: f'i':iM. LUCHi.

ANJ VOBe + R8TOUR. WArn WAi6p-

BVeNTU66L. AAI0VlEf:.. +RETOUR. kOElL".JAT6'R., (ISO RiBB8N olEiM8(Ji)

o I'RiMAiRf3 LlJGHT Hctr5

1/1<.11.1::. o

o 2:-ffjf.5> ~ AMJV. t 1<fiWJR.

00 L\- pijr~ - "'NJv. + ReTOUR. 00 WARM WATfiR-+ AAIJII..roo R8TOV R, kOE1L.I.0AT6l0

o D_rUrj _ Al..'> 4-fl'jr~ 11M::

G,SLN1fjl-ijk" tI?TQUR,

De centrale levert voorbehandelde lucht (primaire lucht) via kana len met een doorsnede van enige dm2• Voor nabehandeling en regeling in het vertrek van deze lucht, eventueel te samen met de ruimtelucht, levert de centrale warm- en koel water. Leidingen ¢ 20 - ¢ 60 rum.

Temperatuur primaire lucht: 's zomers ISoC

's winters 3SoC

watergedeelte 2-pijps of 4-pijps Bij 4-pijps is de regeling aantrekkelijk.

Fan-coil ribbenelement met 2- of 4-pijps wateraansluiting of warmtepomp met compressor-condensor en verdamper. Aansluiting op aanvoer en retour waterleiding.

Bij koeling afvoer warm water.

Bij verwarming afvoer koel water.

Bij luchtzijdige regeling zijn er twee warmtewisselaars, een voor koeling en een voor verwarming van de secundaire lucht. Een kleppenstelsel regelt dat de secundaire lucht of door de koeling of door

de verwarming gaat. Bij koeling

kan condens ontstaan, dat opgevangen wordt in een lekbak en afgevoerd kan worden.

VL-OEiR.

Bij lucht-Iucht systemen hebben we te maken met grote luchthoeveelheden. Kanaalafmetingen van enige 10-tallen dm2 tot enige 100-en dm2 Inblaas vanuit plafond, gang of borstwering, gebaseerd op luchtverdeelprincipes. Afvoer via lichtarmaturen of gangen. Eventueel gedeeltelijk te recirculeren.

Om mogelijke koudeval en koudestraling te compenseren kan ter plaatse van de gevel een warmwaterverwarming (bijv. radiatoren) worden toegepast.

Lucht-Iucht systemen worden vooral toegepast bij grote ruimten met veel mensen.

47

KLlMAATINSTALLATIE - DE DISTRIBUTIE

komen er leiding en in de gevel?

welke leidingen?

welke richting? welke positie?

48

Wanneer de gevel goed warmte-isole-

rend is, en geen koudeval en koudestraling levert, zal men in de meeste gevallen geen klimaatunits

met de daarbij behorende leidingen

in de gevelzone plaatsen. Zijn de

bouwfysische kwaliteiten minder,

dan zal men om aan de gestelde com-

forteisen, ook dichtbij het glas,

te voldoen, in de gevelzone voor-

zieningen moeten treffen van een

eenvoudige radiator gevoed door een ~=t~U~~~~==~=~=== waterleidingnet met kleine diameter ~

tot gecombineerde systemen met

luchtkanalen en meerdere water lei-

dingen.

Bij centrale systemen vindt de verwarming, koeling, bevochtiging, e.d. in een centrale plaats. ANJVOT5'f!..+~eTOVI<. Vl'tlJ 'vJP<.RM eNI(OVD IIJAl1:1". oiAMei6'R. .p ... o«.

---1 ~MlDeL-VE I.\k:HT .r .. OM

-....::::::Ii~= 6L6'Kn<:A VfY::,R v06'DiNG. SFJ ~&€"LiN6i

~ A~V051<. cQ'JD5NS l!>\i ~LiNG-

dingen die we t.b.v. de klimaat-~~~~~~~ eling in de gevelzone kunnen verwachten.

Verder kunnen we eventueel nog te maken hebben met laboratoriumleidingen (perslucht, afvoeren, etc.) met leidingen t.b.v. verlichting en communicatie (veelal ondergebracht in leidinggoten) en afvoeren van het regenwater.

1::e;'H5L- /'?06L-HAC\-( iN£" / WQ-(HlE HAN.PEUNGrJ W,

\;Ie.

De karakteristiek van het leidingbe loop in het vlak van de gevel kan zijn:

- horizontaal

- verticaal

- een combinatie van horizontaal en

verticaal.

In principe kan de positie van de leidingen t.o.v. de units in drie onderlinge loodrechte richtingen zijn:

- horizontaal (eronder, erdoor, of ervoor)

- verticaal (voor, in of achter)

- haaks erop.

Afhankeli jk van de comfort-eisen, de bouwfysische kwaliteit van de gevel en de daarmee samenhangende keuze van het installatiesysteem, kan men wat de distributie betreft drie verschillende principe-oplossingen onderscheiden.

1. de gevel is bouwfysisch optimaal.

Het beloop van de luchtleidingen

kan compact zij


VLo€R
L L L. Verdeling via een verticaal systeem positie leidingen v66r, in, of achter de gevelzone

'J
---' )<
-
0 0 0
0 VU)"ER.
~ 0
& een horizontaal systeem

Positie leidingen v66r, in, of achter de gevelzone en boven, in, of onder de vloerzone.

----- ....

I

I

2. koudeval t.p.v. de gevel compenseren d.m.v. radiatoren o.d. Warmwaterleidingen

n. uitgebreid.

3. alle voorzieningen nabij de gevel.

Zowel lucht- als waterleidingen uitgebr_$id.

SEiJ cOMeiNAT(e; VA'-l HOIt(u>iJTML; F:iN vei2ricA/>.L-.

De PRiMP.iREi L.Vc+·!T

49

50

RELATIE INSTALLATIESjDRAAGCONSTRUCTIE

51

52

RELATIE INSTALLATIES/DRAAGCONSTRUCTIE

INHOUD

54 Inleiding

plaats van schachten, verkeersgebieden, kernen, het architectonisch beeld

56 Posities eindapparaten

posities t.o.v. de zone voor de vloerconstructie, posities t.o.v. de zone voor de dragende schijven en de kolommen

58 Posities leidingen

posities t.o.v. de zone voor de vloerconstructie, posities t.o.v. de zone voor de dragende schijven en de kolommen

60 Leidingen buiten de constructiezone

aansluiting op de centrale, aansluiting van de units, de bevestiging, de hoekoplossing

62 Leidingen in de constructiezone

waar leidingen de constructie kunnen passeren, welke constructies zich daarvoor lenen, vormgeving van de kanalen, de hoekoplossing

64 Integratie leidingen - draagconstuctie

wat integratie op kan leveren en wat het kost, welke middelen er zijn

53

RELATIE INSTALLATIESjDRAAGCONSTRUCTIE

54

INLEIDING

Bij een gebouw van enige omvang zijn de kelder, de begane grond en de dakverdieping dikwijls de bouwlagen waarop technische voorzieningen zoals trafo, warmtewisselaar van de stadsverwarming, p.t.t.centrale, verwarmingsketels, luchtbehandelingsunits, liftmachines e.d. ondergebracht worden.

We hebben dan ook meestal te maken met verticaal transport verdeeld of geconcentreerd in een of meerdere schachten waardoor de diverse bouwlagen bediend worden.

De keuze van de plaats van de verkeersvoorzieningen (trappen, liften, e.d.) en van de schachten bepaalt in grote mate het karakter van het gebouw en de ontwikkeling van de draagstructuur.

Men kan trachten al deze verticale voorzieningen in een kern onder te brengen. Vaak zal men echter vanwege bijv. de eis tot meerdere vluchtwegen bij brand moeten beslissen tot meer stijgpunten, terwijl compartimentering en onderverdeling in groepen tot meerdere schachten kan leiden.

Kernen kunnen door hun aard tevens een rol spelen in de stabiliteit van een gebouw. Men kan stellen dat deze verticale elementen een verstoring betekenen in de constructieve structuur.

V~~r de plaats van de kernen en de daarbij behorende mate van versto ring kan men verschillende modellen opstellen; gebaseerd op de ontwerpprincipes integratie en ontkoppeling.

- Een combinatie van posities zowel buiten als binnen de structuur.

Plaatsing van noodtrappen buiten rl I~I~

de structuur en de rest erbinnen. ll~~I~~~;t=+~

Afhankelijk van de opzet van het " .. :.;

gebouw te bepalen of de gevelzone 1+

wel of juist niet geschikt is voor plaatsing van units en tracering van de leidingen.

- Trappen, liften, schachten onderling gekoppeld of afzonderlijk buiten de constructieve structuur. Leidingen passeren geen constructie om bij de gevel te komen. De positie van de schachten kan aanleiding zijn om de leidingen buiten de gevelkolommen te houden.

- Trappen, liften, schachten onderling gekoppeld of afzonderlijk binnen de constructieve structuur. Leidingen passeren constructie-elementen om bij de gevel te komen. Deze positie kan aanleiding zijn om de distributie via het plafond te doen plaatsvinden en geen installatie-units in de gevelzone te plaatsen.

.,'] ".3

iNLEiO\NG-

Hoofdtrappehuis met bijzondere ruimten en leidingschachten buiten de constructieve structuur. Klimaatleidingen buiten de gevel.

Distributie vanuit de kern, luchttransport in het verlaagde plafond. Geen grote kanalen nabij de gevel.

r-'__ t-r--r-t- I-








-. Schachten aan de gevel. Kanalen t.b.v. klimatisering van de kabinetten in de gevelzone. Luchtkana len t.b.v.

de tekenzalen in de middenzone.

r=2
0 -
f°"t ~
0 f-
c '-
" f-
IT ~l Elektro "Fysica Gebouw T.U. Twente

Kantoor Rijswijkse Plein Den Haag

Gebouw voor Bouwkunde T.U. Delft

55

RELATIE INSTALLATIESjDRAAGCONSTRUCTIE

plaats

Een belangrijk criterium voor de relatie is de plaats van de bouwdelen t.o.v. elkaar. De plaats van de units (radiatoren, convectoren, inductie-untis, etc.) t.o.v. de zone voor de vloerelementen kan zijn:

erboven - erin

- eronder

De plaats t.o.v. de zone voor dragende schijven of kolommen zijn:

- ervoor

- erin

- erachter

De zones voor de bouwdelen kunnen elkaar ook (gedeeltelijk) overlappen.

de kan

ruimte

De units moeten uiteraard in de te bedienen ruimte staan of eraan grenzen.

Bij plaatsing boven de vloer zal de positie van de unit tevens de gebruiksmaat van de ruimte bepalen. Bij toepassing van kolommen is de ruimtemaat niet zo afhankelijk van de constructieve zone (I). Plaatsing van de units in de zone voor kolom of dragende schijf levert een grote onderlinge beinvloeding, zowel wat de keuze van het type verwarming, als wat afmetingen en aansluitingen betreft.

Bij plaatsing van de units tussen de kolommen zal, afhankelijk van

de mogelijke plaats van de scheidingswanden en van de kolomafstand, in vele gevallen een variatie in de grootte van de omkasting en de unit ontstaan.

Wil men in verband met bijvoorbeeld standaardisatie en seriegrootte deze afmetingen gelijk houden dan kan men kiezen voor:

1. kolommen ter plaatse van de scheidingswanden (A)

2. kolomafstand is 2x afstand van de scheidingswanden onder ling (B)

3. speciale passtukken met de afmeting van de kolom (A+P).

56

A

3

1

.. . ,. .

~ :-,

. ,"_:.


II JJ
~ '1
<
;II. 5CHli~/l:;ol-OM ~ lS

: :0. ==:l c=::J .:.;:

. _ ..

POSITIES EINDAPPARATEN

Plaats verwarmingsunit: boven de vloerzone

- in de zone voor de dragende

schijf.

De afmetingen van de unit zijn zeer afhankelijk van de dimensionering van het gevelelement. AIleen leidingen van beperkte afmetingen zijn in het element mogelijk. In het voorbeeld aIleen de warmwaterleidingen. Eventuele grote kana len zouden in het verlaagde plafond geplaatst moeten worden.

De keuze van de plaats maakt zoweI warmte-overdracht via straling als via convectie mogelijk.

Plaats verwarmingsunit: - in de vloerzone

- v66r de zone voor de kolommen.

De afmetingen van de unit zijn zeer afhankeIijk van de dimensionering van de gevelbalk. Leidingen naar de unit moeten de gevelbalk passeren. - De keuze van de plaats maakt

aIleen warmteoverdracht door convectie mogelijk. Is er toch ook behoefte aan straling dan zou deze via het plafond verzorgd moeten worden (bijv. Frengersysteem) .

r<?!

\ \

Plaats klimaatvoorzieningen:

onder de vloerzone

- achter de zone voor de dragende

e1ementen.

Bij deze op1ossing wordt uitgegaan van een geve1 met een hoge warmteweerstand. Boven de ramen wordt de opgevangen zonnewarmte afgezogen en via een kanaal naar de centrale gevoerd. Verse behandelde lucht wordt via de betonvloer (die de opgenomen warmte door straling afstaat) in de ruimte geblazen. De kanalen in de vloer liggen loodrecht op de geve1. De overspanning van de vloer is

dien ten gevolge loodrecht op de 5KONO/6N8RGON

gevel, die uiteraard dragende e1e-

menten moet bevatten.

•8

.

13

.

c 57

- De leidingen liggen buiten de constructieve zones.

De onderlinge beinvloeding is gering. De besluitvorming kan ontkoppeld worden.

Bij deze positie zal bekeken moeten worden of er ter plaatse van hoeken en beeindigingen en

bij de aansluitingen van de units ~ ~

- i~~;;:i!;i~~~~;::::::::::::::::~- 0 f~I*J

bij cooz d Lna't i e in een vroeg sta- 5CHijF J._ G&V8L--

d i.um gewenst is. rOSiTI6.5 l£iDjNGr5"f.J

Bij deze positie komt de proble-

matiek van sparingen, en leidinggrootte versus afmetingen van de constructieve elementen aan de orde.

RELATIE INSTALLATIES/DRAAGCONSTRUCTIE

Een belangrijk criterium bij de relatie draagconstructie-leidingen is hun onderlinge positie.

Ervan uitgaande dat leidingen zowel horizontaal als vertical kunnen lopen, zijn bij een aantal constructieprincipes de onderlinge plaatsingsmogelijkheden aangegeven. Uit de talrijke plaatsingsmogelijkheden kunnen we een drietal kenmerkende specifieke posities afleiden:

- De leidingen vallen samen met de constructieve elementen.

De onderlinge beinvloeding is maximaal. In een zeer vroeg stadium zullen reeds veel gedetailleerde beslissingen genomen moeten worden, elke wijziging heeft veel consequenties.

Projektcollegedictaat: Shell Polymerenlab Amsterdam (litt.l)

Diktaat 15 Gevels no. 3 I 12 (1 itt. 2)

58

o (2) r». !Q'-

\(_) ,/. " ,'."

8 0

!:>k&LET MeT I3AL:-- 1<"8:\) .i, q:6V5L-- 705lTIBS LSipiM6tt::'JJ

POSITIES LEIDINGEN

1 s GE1V17LS NQ \'2.. SF Gi6WJw ORI5t0cRLOO

06 LEI DiNG-Sf.! LiGl-G6AJ lSoV&\J De VLC0R 'ON GcAAN vcor<: DE KOLDM IANG<5

o liF"Uc

SGH I}j: II Q.EvE3L.pO,,(Ties u;ioit0c;:tN

STRUCTii7bL6f1E,vTeN.

DE RviMT5 TUSse<J 175 Dvl3~U; Gb-

::::l~::~ V6[..l;:'ct.Of-1 ""DePT

"1

AL.S SCt1AcnT

SK'6L6T M&T BAL-kSfJ II 65V6l-

'?O~iTie-s 16iDlivGetJ.

f.~;;l os LA3ibiNG-IO,u VA(_'\.£IJ 5Af'lBtJ MSf

pe; CO,v:3TR.UCTie -15L£M6t0TEtJ. 59

RELATIE INSTALLATIES/DRAAGCONSTRUCTIE

L ZOAJe VooR. P5 LeipiNGi-E/-J

D ~ Z.OfJ5 VOD~ os n2.MG< CO/0STRliCJIS

aansluiting op units

hoeken

60

~~===~~f'C,}3Vj1CN+1oek BUiTB\!

We kunnen te maken hebben met buitenhoeken en met binnenhoeken. Problemen kunnen ontstaan i.v.m.:

- afstand tot kolom en benodigde ~"":':"':"':/'~.

kromtestraal (standaard bocht- ~I

stuk, luchtsnelheidl

- bereikbaarheid van de leidingen //:,/

- b~~~!~~o:~n de gevel in de IT] llif/; /EJ

- bevestiging van andere geveldelen~======~CY~ l

juist in het gebied waar ook de G5fj1J LBll7l/J&eAJ leidingen zich bevinden.

Alhoewel de leidingen over hun karakteristieke trajact buiten de constructiezones liggen, kunnen leidingkeuze en constructieve structuur elkaar weI degelijk beinvloeden. Men kan zich het volgende afvragen:

- Hoe komen de leidingen vanaf de ~entrale op hun specifieke plaats i In de gevel?

- Leveren de aansluitingen van de units aan de leidingen geen problemen?

- Hoe passeren de leidingen de hoek? Binnenhoek en buitenhoek, inwendig en uitwendig.

- Waaraan worden de leidingen bevestigd? Het tegen balk en vloer bevestigen van beugels, het monteren van kana len op overstekken of tegen balken.

De aansluiting van de unit op de leidingen kan problemen geven als tussen de unit en de leidingen een constructiezone ligt. Dit is bijv. het geval als de leiding onder de vloer ligt en de unit boven de vloer staat. Sparingen en in te storten delen eisen tijdige coordinatie.

Oplossingen zlJn te vinden door: - de posities ter plaatse van de hoek te ontkoppelen

- specifieke hoekoplossingen te ontwikkelen

een ander leiding-beloop te kiezen bijv. tussen vloer en plafond

- een andere constructie-opzet te kiezen bijv. geen kolommen in de gevelzone.

\N DC HoeK·

Sf6Gi1=IE<::5 +web Lei vi!J6: 5C*iACti T:

LEIDINGEN BUITEN DE CONSTRUCTIEZONE

1 AANSLUiTiAJG; Of' ;/6

ChNTRAlE

z_ ANJSLU (TiNC;;- UNiTS S ·H05l:.cN

4 B5VC?0TiGfiNGi-:

3

4

Bij de Medische Faculteit Rotterdam zijn de toevoerleidingen van de primaire lucht voor de inductieunits aan de buitenzijde v66r de kolommen geplaatst en ertegen gemonteerd. De aansluiting op de unit gaat door de kolom heen! De waterleidingen en de leidingen t.b.v. het laboratorium liggen in de kolornzone.

ANJ51...UlTiNG LUGtTl:ANAAL"'AT~R\.E\ DiN~Et\J

G6e>DVW VOOR-

~5TOUR. WA- i I Ter<.l.6iD. ·1 ViA Her VCR-lit

\.-M~ <l>

AN-J_ EN AFV06lZ ".JAR/1WAT60- \-
L6iD(fJ~N \.~.v. i-fUfS CONV6C- "5 ~I
TOR&yST65M VfA 6B/J SC\1AGI-{T 3 ~ J
t ill
T.f\-.VAN I:A7 H0610. i 1:( \is. 116DisCH5
.j ~ ~ t'AI::UI..T5i'
-t ~
j(AfJ'ITOR Q;;I5OV vv 1 12 0 ROTT"BR[7tV,\ .
" )4.
I':USWU)::bE PLEi.u
\76'V \-lAA6; [7 61 RELATIE INSTALLATIES/DRAAGCONSTRUCTIE LEIDINGEN IN

L

'·:·ib.;(;

l-.LE(OiiJ(iECv

D~ [x<~COrVSIIWC.Ti"

veranderingen

rond of plat

kolornrnen en de hoekoplossing

62

Een veel voorkomende ontmoeting is die van de leidingen met een balk. Er zijn een groot aantal liggervormen bij diverse materiaaltoepassingen (volle wand, spant.).

In het algemeen kan men stellen: hoe hoger de ligger des te meer mogelijkheden voor leidingpassage, en uiteraard des te groter de overspanning.

De constructieve structuur van een gebouw zal i.h.a. in de tijd weinig aan verandering onderhevig zijn. Bij leidingbeloop en installatie kan men veranderingen verwachten:

1. tijdens het ontwerp

2. tijdens de bouw - onder invloed van de prijsvorming of veranderende techniek kan de installateur ingrijpende wijzingsvoorstellen doen

3. tijdens het gebruik - verandering van gehuisveste activiteit, veranderende technologie, energiebehoefte etc.

Vanwege de behoefte aan standaardisatie en flexibiliteit zal men voor de liggers vaak zoeken naar standaard sparingpatronen.

1

MOM6N"t

tJ D

.

.

1/

V6R LOOP VAN De 5CHuiF_ SPANN iAiG; cYEiR. 06 j)OORSNC'D€, Her I.iSF j", Br:LPrA/6-RijK v'OD~ os 1l00ASNSDf:

'i6RlWf' VAN De NOI1HMt..-SPA/,JIJ'\toJG; O\J6~ oe;

DO o fl,W 6 OEf _ De I<ANDE',IJ (H6IJZ:6't-l) l:ijN BBLA(\)Q_

!{ij I:: VOOR. ;jeT noMetJ ... Snelheid en benodigde hoeveelheid per tijdseenheid bepalen de doorsnede van een leiding. Bij de keuze van de vorm van de doorsnede (rond, rechthoekig) speelt het volgende een rol:

- Wat is standaard leverbaar, zijn er hulpstukken (bochten, spruitstukken, e.d.) en welk materiaal kan toegepast worden?

Een ronde doorsnede heeft een relatief kleine omtrek dus weinig rnateriaal, warmteverlies en wrlJving. Bij platte rechthoekige doorsneden heeft men kansop wervelingen.

Vorm en materiaalkeuze van kolornrnen __ ~. . \_

bepalen in grote mate de mogelijk-

heid voor het passeren van lei-

dingen. De hoek vormt een extra i

complicatie. Van be lang zijn: 9

bereikbaarheid (onderhoud, mon- _._ . __

tage)

mogelijkheid voor het monteren

van andere gevelonderdelen .

afmeting kolom versus afmeting ~ leiding.

Oplossingsprincipes voor de hoek .::.':;'::." :, .. / '-

zijn:

- ontkoppelen - dus geen leidingen

of geen kolom in de hoek

- integreren - dit betekent complexe oplossingen waarvoor in een EIT zeer vroeg stadium zeer gedetail- ~-==--

leerde beslissingen genomen r1

moeten worden.

-=

'-_ __

.

I

DE CONSTRUCTIEZONE

TCBJ&ME iN A~B"iD/ HOOc,.,.-g fiN MD46 ~ijk::l-\5iD VOOK PASSAli., [.,e·lpiNGrelJ.

Er zijn liggervormen die door hun aard al passagemogelijkheden bieden voor leidingen (spant, TT, etc.).

DD Im1IJ~

En er zijn liggers waar men aIleen op uitgekiende plaatsen sparing en kan maken (boren, branden, instorten) .

~

_A~ -./'::.::~

. . -- . -_" '::" '-_ --- ----

~

I~-

. OF-

hl~g

GrE{i/0 KDL.oM ifJ 0('; \108L

Bij de Medische faculteit in Rotterdam zijn de laboratoriumleidingen en de waterleidingen van de centrale

verwarming in de ~~~==~~~==~

kolomzone in de ~

gevel geplaatst. De aansluitingen van de laboratoriumleidingen in de installatiewand en haaks op de gevel gaan ook door de kolom.

63

RELATIE INSTALLATIES/DRAAGCONSTRUCTIE

Alhoewel men voor de installaties en de leidingen in de loop van de tijd meer veranderingen kan verwachten dan voor de draagconstructie, kan men stellen dat de regeling voor het leidingbeloop net als de draagconstructie een structurerend element is in een gebouw.

De onderlinge relatie is dan ook erg belangrijk. Samen kunnen ze het gebruik en veelal ook de architectonische expressie bepalen.

Een hoge mate van integratie van leidingen en constructie-elementen vereist vroegtijdige gedetailleerde beslissingen, intensieve coordinatie en leidt vaak tot een specifiek gebruik waarbij wijzigingen in de tijd zeer ingrijpend kunnen zijn.

De mate van verweving kan sterk verschillen - van het passeren van balken via uitgekiende sparingpatronen tot constructies waarin de leidingen volledig geintegreerd zijn. De volgende situaties zijn te onderscheiden.:

- er is in het constructie-element ruimte aanwezig en die benutten we (bijv. het Energon-systeem)

- het principe van het constructiesysteem levert ruimte voor leidingen, de dimensionering van het element wordt daarop afgestemd het constructiesysteem wordt sterk vanuit het leidingbeloop bepaald.

Een kolom met een dubbelbalksysteem kan t.p.v. het dak een kanaal in de richting van de balken vormen. Kiest men voor een dubbelkolomsysteem dan kunnen de balken onderdeel van een kanaal, en de kolommen onderdeel van een schacht zijn. Bepalend voor de dimensionering zullen naast de eisen vanuit de draagconstructie het aantal kanalen en hun afmetingen tesamen met de kruisingen, invoeren vanuit de primaire kanalen en de aftakkingen naar de te bedienen ruimten zijn. Bij een dubbelkolom/balk kan men zich afvragen wat de ruimtelijke betekenis ervan is. Is het aIleen een incidentele schacht en verder een grote Dsta in de weg" of wordt er bijvoorbeeld een verkeersgebied mede door bepaaId?

64

<P.~~~~~;~v~~~

A \:-EilDW6.;S/J ZONes ONArI1AN;:&Uj k VAt>J 6\J( .... 1\-k

Z.~6' VAu..£jIJ ~5- DeeLIH(j", SAM61\J.

I' 'I 181 J II;iJ I III! I

~ =:Lk m()

INTEGRATIE LEIDINGEN/DRAAGCONSTRUCTIE

Cf

r ~ li
-
D DIll
41<:' 1JlIl:._,.
e
'2.. lm'
1 U1U
0
-i-.»: ':'.,'
'-../ l";f3fJ ~efl'<l'\vp "'GSKuil<. I-iq• VAS'- ( ,NtiST ovee-. AI..- re~ S6 VI";l<-I-AAOrJ?t flA1'ONp5 /voDi,;;-.

De specifieke oplossing, gecombineerd met een bepaalde gebruikszonering levert binnen dezelfde omhulling een verdieping meer op.

fl':0.i6CT COUEcn:; DicTA"'T 005n;;li~$e81'"' i<L8IJ'Ol'{.

B-1) HeT 1lAN\::~6- !l>OU\N V~F,IJ os HaoFPU6;(3i;~ 6BIJ RU\MTS I..tlOI< He, LVC<1T t::ANAAI..-

pe; !?ALI< iN L ... IJii-S~iCttT(rJCc VOIZM. l{6T l"l'.\t'lJ"11U3

L<lqJ r KAJ..JAAL

,veno \Ie~D(cPifl~H.OO6<T5 4.00 M.

14

1

o

. '.:.':'

-l-----...f,.

VS6L- VG'!':&:.nILLG'NDe «-E~~v\'",,1 MOO<G/..1]k;te'De'N F<p/l(l>6'v / v;.<Z.c,..f(€S iN De TUO

DS IW(f-\Tf' TJi>SeN rIO OVj;I~6L6' ~C;;VGU::OLOM

P\CTAAT rOL.YlweUJ 1.-"'(7, :;?;I.JAR'fS

Bij Centraal Beheer vormen de hoofddraagbalken samen een leidingzone. Deze liggers bepalen tevens de plaats van de werkplekken t.o.v. het verkeersgebied.

65

66

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE

67

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE

68

a "

I

INHOUD

70 Inleiding

de huid, scheiden en dragen, integreren en ontkoppelen, de onderlinge positie van huid en draagconstructie

72 Posities van de huid

analyse van de mogelijke posities van de huid ten opzichte van de draagconstructie bij de diverse constructiesystemen

74

Huid voorlangs - afstand huid-draagconstructie

de relatie beneden-boven afhankelijk van de afstand, de scheiding tussen de verdiepingen, de expressie van de draagconstructie

76 1 Huid voorlangs - krachten, toleranties en bevestiging

bevestiging, afstand en de aard van de krachten, krachtenoverdracht in de huid, stellen en het opvangen van vervormingen en toleranties

78 3 Huid voorlangs - ontwerpraster, kolomraster, gevelstramien

relatie van het ontwerpraster met het gevelstramien en het kolomraster, aansluiting binnenwanden, repetitie van elementen

80 Huid voorlangs - om de hoek, stramien en structuur

neutrale -, gerichte - en specifieke rasters, voorwaarden voor "om de hoek" vanuit de draagconstructie, lineaire - en vierkantstructuren

82 Huid voorlangs - gelijkwaardig om de hoek

randvoorwaarden vanuit de draagconstructie om gelijkwaardig "om de hoek" te kunnen gaan met de huid, relatie gevelstramien - kolomstramien - ontwerpraster

84 Huid voorlangs - de gelede bouwmassa

de uitwendige hoek, verspringing in het horizontale en in het verticale vlak, de inwendige hoek, verdubbelingen

INHOUD

86 Huid voorlangs - stramien, afstand tot kolom en dikte van de huid

de dikte van de huid en zlJn positie t.o.v. het gevelstramien, detaillering van de inwendige hoek, kolomraster, stramien- en constructieverdubbeling

88 Huid voorlangs - de inwendige hoek en de continuiteit van de huis

variantoplossingen voor een inwendige hoek en hun expressie, continuiteit van de huid over de hoogte, aansluitingen van verschillende gevels op elkaar

90

Huid tussen vloeren - het scheiden, de positiekeuze, de· aansluiting

krachten, waterkering en koudebrug, afstand tot de vloerrand, vrijheid van plaatsing, aansluiting tegen de vloerconstructie

92 Huid tussen vloeren - ontmoeting van massa's, structuur en richting

de gelede bouwmassa, aansluiting van onderling verschillende gevels, de continuiteit van de huid en de aansluiting tegen de vloerconstructie

94 Huid tussen vloeren - koudebrug, waterkering, stellen en aansluitvorm

vloergedeelte buiten - koudebrug en waterkering, stellen aan boven- of aan onderzijde, de aanslag, de relatie met het binnenwandsysteem

96

Huid tussen schijven of kolommen - aansluitingen en hoekoplossing

koudebrug, aansluitvorm continu of nietcontinu, positie binnenkant huid t.o.v. kolom, voorwaarden voor aansluiting binnenwanden, "om de hoek"

69

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE

de huid

integratie van dragen en scheiden

ontkoppelen van dragen en scheiden

de onderlinge positie

INLEIDING

Om aan aIle eisen goed te voldoen, zal men meestal kiezen voor een ontkoppeling van dragen en scheiden J in de gevel. In dit hoofdstuk zal bij deze keuze de relatie tussen de huid en de draagconstructie onder-

zocht worden. 1

Een belangrijk aspect is de positie van de huid ten opzichte van de

draagconstructie. Bij de diverse J reeds behandelde constructieprin-

cipes zullen de verschillende moge-

lijke posities van de huid onder-

zocht worden. Per specifieke posi-

tie zal dan ingegaan worden op de ~

onderlinge r e La t i.e . J"

11 ;::/:.:;:(:';.'.'" t:810 Vl-I~sGrkvev ONTt::Of'fe:Li,g;;, VAr0

XHGiV6A! BAJ ~0

Alhoewel men de gevel kan zien als een overgangsgebied, een marge, waarin zich de huid, zonwering, glazenwasbalkons, kolommen en installatie-units, e.d. kunnen bevinden, kijken we in dit hoofdstuk naar de gevel in engere zin. AIleen naar de huid, naar dat deel waarin als belangrijkste scheidende functies die van water; wind- en warmtekering zijn ondergebracht.

Er bestaan materialen en constructies die zowel dragende als scheidende functies kunnen hebben, zoals gasbeton en sommige sandwichconstructies. In bepaalde gevallen, zoals een beperkte gebouwhoogte of niet al te hoge isolatie-eisen, kunnen toepassing van deze materialen en constructies tot optimale resultaten leiden.

70

de draagconstructieprincipes

"EN GAS~TONG5Vel/ I/JT~~ VAN SGtt6iI)8N E"-IJ pR.AC<VJ

Positie van de huid:

voor de vloer en de kolommen langs.

Positie van de huid:

tussen de gevelbalken en de kolommen in.

I Posi tie van de huid:

achter de ~==~~F=~W===~kolommen langs

ill ml![t en tussen de

----------~~. vloeren.

Kantoorgebouw Rijswijkse Plein Den Haag

De Drie Hoven Amsterdam

Universiteit Marburg Duitsland

71

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE POSITIES VAN DE HUID

~:~,~~!a~~~~!~r~~~~~~:~~u~~ied~, rl h~:'l'~:""""'=

de onderlinge posi tie. U @ _

Bij de in pagina D12-D2l behandelde ?<:J:........ ~ .

constructieprincipes kunnen de rCSITl8'5 Vp tlllLP

diverse mogelijke posities van de U ~

huid aangegeven worden. We kunnen .. tal ....

dan drie hoofdgroepen onder- :::,:-:-:·.'.;·:-.YCoSR

scheiden: Iij

~ ~I':~'"

.: vlp6R.

,

i iJ L;,OORStJE!7B

~.

D

H

~fi\c\- l' '. ,... CONTiiJuJ

.... ", .".J

72

1. De huid gaat voor de constructie

langs.

De onderlinge beinvloeding is gering. Bij deze positie moet nagegaan worden:

de bevestiging en krachtoverdracht, de scheiding tussen de verdiepingen, de relatie gevelstramien-kolornstramien en de hoekoplossingen.

.P

2. De huid is geplaatst tussen de

vloerconstructies in.

Er is een grote onderlinge beinvloeding. Bij deze positie rnoet nagegaan worden: de koudebrug en de waterdichte aansluiting, de onderlinge aansluitingen continu of niet-continu, de strarnienrelaties en de hoekoplos-

3. De ::::e:~ geplaatst tussen U rht,ffil:jf;

kolornmen of schijven. -

~ Bij deze positie kan de huid

voor de vloeren langs gaan of U l'!'I1 A

ertussen geplaatst zijn. De ~~

onderlinge beinvloeding is '",,' ,,'

groot. Bij deze psoistie moet Uri-

nagegaan worden: -

~ de keuze van de krachtover- U ~ I~"""

dracht, de koudebrug en de

waterdichte aansluiting, de onderlinge aansluiting, de starnienrelaties en de hoekoplossingen.

mul%1

e:ns~:c~ier ~

worden ~

0l<5C6T

Zowel bij groep 2 als bij groep 3 oefenen huid en draagconstructie onderling een grote invloed uit. Wijzigingen van onderdelen van de draagconstructie hebben grote in-. vloed op de elementen waaruit de huid is opgebouwd.

In dit hoofdstuk zal op fieke problemen van elk genoemde posities nader

ingegaan.

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE - HUID VOORLANGS

74

Wanneer de huid voor de draagconstructie langs gaat is de onderlinge beinvloeding gering. De huid wordt niet door de draagconstructie onderbroken.

Van belang is de afstand van de huid tot de constructie-elementen, de bevestiging en de afvoer van zowel de horizontale als de verticale krachten.

Staat de huid, die helemaal transparant kan zijn, ver van de vloer af, dan kunnen de ruimten onderling een relatie hebben via het ontstane vide.

De horizontaalkrachten van de huid kunnen via een pendeleonstructie aan de vloer worden afgestaan. Er is dan geen brand- en rookscheiding tussen de verdiepingen onderling. Bij een afstand tot de vloer kleiner dan 50 ern, is er van een ruimtelijke relatie nauwelijks meer sprake. De huid kan nog weI volledig transparant zijn (schoonmaken glas, afwerken, vloerbeeindiging). Met secundaire middelen kan men een geluid-, brand- en rookscheiding maken. Brandoverslag kan nog weI via het glas plaatsvinden. Zowel horizontale - als vertieale krachten kunnen aan de vloer worden afgestaan.

Wanneer de huid zo dicht mogelijk voor de vloer langs gaat, zal men ter plaatse van de vloer (en soms de borstwering) kiezen voor een niet-transparante huid. Geluid-, brand- en rookseheiding zijn goed te maken terwijl brandoverslag via de gevel voorkomen kan worden. Kraehtoverdraeht van huid op vloer is eenvoudig.

Oplossingen met een vide langs de gevel houden sterk verband met de ruimte-eisen (trappehuis of werkplek). In het algemeen zal om brandtechnische redenen sleehts een beperkt aantal lagen via een vide langs de gevel gekoppeld kunnen worden.

Alhoewel de draageonstruct.ie niet. naar buiten komt, kan een gebouw met een transparant.e gevel veel over de eonstruetie vertellen.

..... "

.

o

=

GtBOUW CE,NTRM~

VCO R t?6I-\EiBR.

BOlJWkUfJD5

AFSTAND HUID/DRAAGCONSTRUCTIE

OCV OSTiG iNet~Ui-i>TUUSMAtW

I

De vloeren kragen vanuit de kern uit. Geen kolonunen bij de gevel.

Afgeronde hoeken en ronde tussenvloeren. Gemetselde borstwe ring en waartussen tweeverdiepinghoge puien.

Bij Centraal Beheer is de verticale relatie tussen de vediepingen onder ling thema. De pui loopt dan ook duidelijk voor de vloeren langs.

In de ruimte tussen pui en vloer (borstwering) is een convector geplaatst. Bevestiging van de pui aan de vloerbalk via stalen jukken.

Bij de Rietveld Academie is de "glazen stolp" rondom het gebouw, thema. De pui loopt 40 cm voor de vloeren en kolonunen langs. De scheiding van de verdiepingen onder ling vindt plaats door een gecombineerde betinunering van borstwering en vensterbank.

Research Tower Johnson Wax Company Frank Lloyd Wright

Centraal Beheer Apeldoorn Herman Hertzberger

Rietveld Academie Amsterdam

75

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE

kraeht en afstand

kraeht overdraeht

vervorrrllngen en steiien

76

HurD VOORLANGS

Voor de bevestiging van de huid aan de draageonstructie zijn het gewicht van de huid en de afstand tot de vioer van beiang. Een zware gevei op grote afstand , ievert een grote dwarskraeht en een ~ ~ groot moment. Wanneer deze krachten '.

niet opgenomen kunnen worden, moet 111

hut; gewicht van de huid reeht- ~ A .J3

streeks worden afgevoerd (A).

Wanneer het gewieht van de huid en f:: l4'»{

de iengteveranderingen door tempe- .:-'.: ~J

ratuurswisseiingen (enige mm ) , per ';:.;.: .. ,.: ;: ''7

verdieping worden opgevangen z a L de -. -",,::,:, .-:::':'

dakaansluiting niet belast worden :-: ...... i., ... "

met de lengteveranderingen van aile"~ :.

verdiepingen tesamen (enige em). rr.-\ \c-\

Variant (B). 'V 1M r JM

__r;- __r-;

Bij een ter piaatse opbouwen van de huid uit staven en vullingen, kan men kiezen voor een overspanning in vertieale, in horizontale of in beide richtingen. Vertieaie hoofd- __ staven worden bij de vloeren beves-

tigd, de horizontale aan kolom, ~AV6M

vloer of randbalk. De hori,ontale ~ hoofdstaaf ondervindt extra buiging

door het gewieht. De o~derlinge,af~ DIOl rrJ:

stand van de kolommen lS bovendlen ~I

vaak ongunstiger dan die van de -- [JI

vloeren. Vertieaie hoofdstaven - - II

kunnen bovendien benut worden voor RAAMVV~~~8N

aansiuiting met de binnenwanden. ~

Om het aantal voegen en montage- j ~

handeiingen te beperken worden IE]tO _- 0-0- "

vaak raamwerken gemaakt. :

Bij panelen zijn drager en vulling :. I ~

geintegreerd in een element.

PANBL13A.i

Bij het bevestigen zal men een stelmogelijkheid in drie onder ling ioodreehte riehtingen moeten maken om de diverse toleranties op te kunnen vangen. Dit gaat meestal via een intermediair.

Zetting van de ruwbouw en temperatuursvervorming van de huid moeten·

opgevangen kunnen worden. :':>Gt-{UiVBAJ U

Speling in de bevestiging en elas- 1 ~

tisehe vervorming vangen kieine ~. 1 F

vervormingen op (tot 1 mm). '---> -.:-:-:_:::.:.

Vervormingen tot enige mm vangt men .<;/;/ :.: ... .':.... .::,:,'.

op door sehuifeostrueties, siob- ~

gaten, e.d. Grotere vervormigen f~DqLBN

(tot enige em) kan men opvangen ,,~~

door pendeiconstrueties. ~ 7/.J.:-:~

(7

VER'fJ/IJ .

KRACHTEN, TOLERANTIES EN BEVESTIGING

y

~ Stf;t',vs WiT[tJlVtD S1iOUW I,\-U'\

Vz S",EfJ,s E>iNtJ BNt>L.AD

r Bij het "Telegraaf"kantoor in Amsterdam

loopt het steens buitenblad door over 5 verdiepingen. De uitzetting

van het metselwerk

t.o.v. het skelet (~ 1

em) wordt opgevangen

door "verende" ankers

en het kantelen van de betonnen afdekplaat.

Bij de Rietveld Aeademie staat de pui 40 em voor de J vloer/kolom. De windstijlen zijn ~

door middel van een stalen frame aan de'kolommen bevestigd. Tussen de windstijlen (hoofdstaven) zijn stalen kozijnen (raam- l

werken) met enkel ~

glas (vulling)

geplaatst.

w\tJps,(j L- _ ----:-zD_ SfAC-e"-.J I:AJ7JJJ.J~~

Bij no. 4 en no.

5 uit het dietaat 15 gevels wordt de bet onnen borstweringplaat gesteld tegen de .,' kolommen. De plaat overspant horizontaal, de ramen in twee richtingen.

Bij de Medisehe

Faeulteit in [

Rotterdam over-

spannen de gevelpanelen in verticale riehting van r vloer tot vloer.

l

~l"""'" i'gDe vertieale~_.' , '" . "

t t hoofdstaaf -, '::.1:::-::

)( '.' ,(2 verdie- :::_,:,::,',

pingen hoog)

ris in het

midden vast IO~

en aan de : I 0

uiteinden I G

~n~ sehui vend I 10

verbonden Vla een speciaal schuifstuk aan de

vloeren. Ret ,,~

sehuifstuk wordt exact op rna at gesteld en de stijlen erover geschoven. Kantoor

" i rik Plein.ViAti6i

RlJSWlJ se SGH,U{FSTUk:.. 77

Bij het E.F. Gebouw in Drienerloo loopt de pui van het trappehuis over 10 verdiepingen vrij voor de vloer langs en is via een pendelconstructie (die dus aIleen horizontale kraehten overbrengt) aan de vloer verbonden.

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE

gevel, stamien

relatie kolomraster/ontwerpraster

relatie ontwerpraster/gevelstramien

relatie kolomraster/gevelstramien

78

- HUID VOORLANGS

Wanneer in programma en vorm van een gebouw een repetitie effect zit, zal men trachten te komen tot een stramien voor de huid. De keuze van het stramein is afhankelijk van:

- de vormopvatting; ideeen over ~ ~

sch,:al~ ritme, gelijkwaardigheid, -----.-.--. _,.-

va r i a t.i e " I 6if-J.PG VWBO

- de ontwerporganlsatle; ontwerp- ~ ~

raster, ruimteprogramma ~

- het serie-effect; vanuit de pro-

duktie komen tot zoveel mogelijk gelijke elementen (mallen, machine-instelling, etc.)

- karakteristiek van de draagconstructie. Bij de relatie gevelstramien-kolomstramien is

de afstand huid-kolom en of de huid aan de kolom bevestigd wordt (borstweringpaneel, windstijl) van belang.

Loopt de vloer tot aan de huid II '\

door, dan is de relatie kolom-

raster/ontwerpraster (plaatsing STRN118IJEW VALLJ5/V

binnenwanden) van belang. In Nlci SAh6N.

sommige gevallen zal men kiezen H voor het niet laten samenvallen van

beide stramienen, bijvoorbeeld om ~,

complexe confrontaties van kolommen0 I I

en balken met de scheidingswanden ' i I

te voorkomen. In andere gevallen CO~TRAf'\AU"-CN

zal men juist kiezen voor het ' ,.

:::~~~~~~g~~d~~n b~~V~~~~m~g~: jf ;r

wand en door de kolommen en balken goed geregeld zijn, en deze een

belangri jke ruimtebepalende functie SIRAMlE?NElV VALLEIJ

hebben. SN1f5/V.

De aansluiting van een schei-

dingswand aan een glazen pui eist \ \

voorzieningen, die vaak de plaats , . __ , _, ,-

van het raster bepalen. T

Hoe dichter de ko Lom bi j de hu i.d ~ l Iii Ir, ~ 1,' ~I

staat, des te meer zal hij de pui- (~~

indeling beinvloeden. SAMoA) ) (NIG', ~6A1

Waar de k o Lom tegen de huid staat VALL6ND kan geen glas zitten (schoon-

maken!). Men kan dan kiezen voor ~ \

een ander specifiek element (wat T '!~ ! \ , I

bi jv. de expressie van de ko Lom kan A i A J' i 1>

geven), of voor een gevelelement S1'C'f.GF;;;U;'f\Jk;:. MOl)

met een niet doorzichtige vulling. %WIJt:GNDB oLBBij kozijnen vindt men het vaak in 11f5/-YTeNl;\ \7)

de det~illering van de onderlinge • )~

koppellng. i'II',,'~'''<l I I't I

De afstand van de kolom tot de huid

is bepalend bij de stramienkeuze in NJPSC 5L.bM.E'1\!i

de andere richting en de daarmee 116, 98z..6t;FPB

samenhangende hoekoplossingen. MMT

VAW5ND

ONTWERPRASTER, KOLOMRASTER EN GEVELSTRAMIEN

r: Bi j de Rietveld ~ Academie worden de windstijlen aan de kolonunen bevestigd. Gevelstramien en kolomst.ramien vallen samen.

Bij de Johnson Wax Tower (zie pag. HD9) en Centraal Beheer

vormt de vloer een overstek. De keuze voor het

Kolomsplitsing - ter plaatse van de binnenwand geen kolom

\

dID====

I

I

> \ < 1S-G<6V5(.·6

\ I

-I--+--.~

De kolonunen regelen juist de aansluiting van binnenwand aan huid

I 1

slID I dillb

1~:1 '40 ,~=

Bij de Medische Faculteit ')

vallen gevelstramien en / kolomstramien niet samen.

Bij Gebouw L in Rijswijk (15 gevels no 10) hebben de kolonunen een betonnen spiegelstuk waardoor ze

in de gevel een duidelijke expressie krijgen. Plaatsing binnenwand en volgens een alternerend stramien.

Bij he t, E.F. Gebouw in -·w Drienerloo vallen kolom-

~

stramien en gevelstramien I ~

in de langsgevel weI en j_.~ in. d: ~_opgevel niet samen. th

~.~.--.-. ~'-------qr-

~ . . I.'

79

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE

a "3 :r

om de hoek

lineaire structuur

lineaire structuur met kolommen op een vierkant raster

vierkant structuur

zie pag. DIOen D16-D21

80

HUID VOORLANGS

We hebben meestal te maken met een neutraal ontwerpraster, waarin binnenwanden in twee onder ling loodrechte richtingen met een gelijk maatsysteem kunnen worden geplaatst. In sommige gevallen komen

we rasters tegen met in twee rich-

tingen een verschillende maat.

We kennen ook nog de zeer speci-

fieke rasters, waarbij afgeweken

wordt van de orthogonale rich-

tingen.

Toepassing van een neutraa1 ~/~."-? vierkantraster kan aanleiding zlJn

om in de geve1 overhoeks gelijke

oplossingen te creeren.

De draagstructuur bepaalt mede hoe de gevel "om de hoek" vormgegeven wordt.

Bij een sChijvenstructuur zal de ene gevel z'n karakteristiek krijgen door het formeren van gaten in de schijven, terwijl om de hoek de andere gevel bepaald wordt door het 0pvullen tussen de schijven. Bij een skeletconstructie kan men kiezen voor een 1ineaire structuur (in de twee richtingen een versehillende manier van overspannen) of voor een vierkantstructuur (in beide riehtingen worden de kraehten op gelijke wijze afgevoerd).

V~~r de overspanning van grote kolomvrije ruimten lenen zieh 1iggers of spanten het beste. De onderlinge afstand van de liggers wordt bepaald door de keuze van het vloerelement. Dat kan varieren van een 10 ern dik betonv1oertje met een overspanning van 3 a 4 m' tot vloeren met een verkapt kinderbintsysteem en overspanningen van 10 m' en ·meer.

Wil men de ko1omrnen toeh op een vierkant raster plaatsen, dan kan men met. behulp van deze, veelal voorgespannen vloere1ementen tot rede1ijk grote kolomafstanden komen.

Vierkantstrueturen zoals paddestoelvloeren zullen bij grote overspanningen (> Sm') kolomkoppen of grote vloerdikten (eassetten e.d.) vergen.

LiJJ!OAig,& 3\1Gl)cruOR., l..(G05R..S MBT VW81Z5LEMBNT{;iU

LiN8AiRt:- .)TOJcTVURUq<wtz.S I \::'iNP8KBiNTW, VW51"..8EMBAJf5!J

,-,IAlGA(Re S1l<!JcTUURKOUJM Of' V[6~J:::/\NI RASTer~.

OM DE HOEK, STRAMIEN EN DRAAGSTRUCTUUR


- f--



II

! Een neutraal ontwerpraster. De stramienIijnen geven de plaatsingsmogelijkheid van de binnenwanden aan. Overhoeks is er een zekere geIijkwaardigheid.

',.Uiii'

De hoofdligger is een brede balk waarin ook de borstwering is opgenomen, ondersteund door ko1omrnen. Kolomafstand 5.40 m'. Deze Iigger draagt een ribbenvIoer die 12.00 m' overspant!

I \
I
I »
i
1 I Een gerieht raster. De ruimtematen Iiggen in een riehting vast, in de andere riehting geeft de stramien- 1ijn de mogelijke positie van de wanden aan.

1\ II II 1\

R""R"·R""R

Stalen 1iggers hoog 30 ern, onderIinge afstand 1.80 m h.o.h. overspannen 6.00 m'. Op deze Iiggers 1igt een systeemv10er van voorgespannen betonbalkjes, hoog 17 ern met Iiehtbetonnen vuIeIementen.

LiN6A i REi STl'VCTUUe tiEl i::OWf-'ll16"N of' f5'.J VlERq\;IJ\ RA5T'OR

Een systeem van voorgespannen ba1ken hoog 35 em en voorgespannen kanaaIpIaten dik 25 em. Het vierkantraster heeft maten van 720 x 720 (1.20 stramienl of 750 x 750 (parkeermaten).

kAN,OOR.C<G BOUvJ RUswijk:S8 f'LEI,u

II

(I

Een ter plaatse gestorte p1aatvloer, pIaatdikte 20 em. Ter p1aatse van de gevel een overstek van 65 em.

81

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE 6 :~ ~b§

gelijkwaardig om de hoek

82

HUID VOORLANGS

- het kolomstramien valt samen met het ontwerpstramien en de huid

past zich aan HviD PAST LiCrj AAIJ

- het stramien voor de huid valt sarnen met het ontwerpstramien en de draagconstructie past zich aan.

Bet komt nogal eens voor dat het ruimteraster overhoeks gelijke voorwaarden stelt ten aanzien van de gevel. De voorwaarden vanuit de draagconstructie zijn bij een vierkantstructuur overhoeks gelijkwaardig, maar bij een lineaire structuur meestal niet.

Men kan, om de aansluitingsvoorwaarden voor de huid overhoeks toch gelijk te krijgen, de volgende maatregelen nemen:

- gevelbalken toepassen met een vorm gelijk aan die van de eindligger (gebruiken voor langsstabiliteit)

- onder de eindligger windstijlen plaatsen met dezelfde vorm en afstand als de gevelkolom

- dragende kopgevelstijlen toepassen waarover een balk ligt met dezelfde vorm en positie als de gevelbalk

- wanneer de kolomrnen t.o.v. de huid terugliggen (dus bij een overstek), aan de vloerconstructie in de andere richting ook

een overstek geven, waarbij de randbalk in dezelfde aansluitvorm rondloopt (zie de tekenzalen van het Gebouw voor Bouwkunde T.U. Delft) .

Wanneer de huid voor de kolomrnen langs gaat, valt het gevelstramien, waarmee de positie van de huid vastligt, niet samen met het kolomstramien in die richting. Kijken we naar de relatie met het ontwerpraster, dan zien we twee principeoplossingen:

~ ill~

viERkNJT6lRlIcTUUL OV6R.\-IOek~ Qi::ujt:wAARPI6-;

RAAJPBAL-\<: M6r 'vJiNP,~r()(_,e!J

~

k'DP6<6Vl?-tJULEfJ M8 I I<'OlvDLOf'6NP6 GtE> Vc;G17AUC.

re f'I2AAGrcO/\JSTRUCTie ~A5T z.iOi AMJ

GELIJKWAARDIG OM DE HOEK

Kantoorgebouw Krupp Rheinhausen

Seagram Building New York

Rietveld Academie Amsterdam

15 gevels nr. 3

Stalen hoofdliggers hoog 100 cm overspannen 16.00 m'. Het eindveld draagt op een speciale randbalk hoog 140 cm overeenkomstig de randbalk in de langsgevel. Deze randbalk steunt op kolornmen hart op hart 8. 00 m'.

De kolornrnen van de draagconstructie staan op een vierkant raster. De constructie levert overhoeks gelijke voorwaarden. De hoekoplossing wordt met standaardgevelelementen en een speciaal hoekstuk bereikt.

:=J~ld~1 ULJi=:I

- .'_ '-' ---lI
- ,'- ~~
_' I-
>2,10 r-, De gevel ligt op het ontwerpstramien. De draagconstructie ligt terug. In het eindveld ligt geen balk maar worden kolornrnen geplaatst om het eindveld te dragen en tevens overhoeks dezelfde voorwaarden te scheppen. De kolom in de hoek zou geheel buiten het stramien vallen, en wordt weggelaten. 83

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE - HUID VOORLANGS

-~~=

n: ~ Ij<

i~r~l

,~

84

De afstand van de huid tot de kolom en de positie van de huid ten opzichte van het ontwerpraster of ruimteraster zijn bepalend voor de detaillering van de hoeken.

Bij de buitenhoek ontdekken we drie principe-oplossingen:

- de positie van de huid valt samen met het ontwerpraster. Men kan ffi elementen met standaardafmetingen ~,_ ,

gebruiken. 1 + ,

- het kolomraster valt samen met ~' -t

het ontwerpraster. Men kan stan- II I , daardelementen aangevuld met een H05k:::Srv/G speciaal hoekstuk of

- afwijkende paselementen toepassen.

Vertoont het gebouw een sprong in de hoogte, dan kan de aansluiting van het hoge deel op het lage bepalend zijn voor de keuze van de hoekoplossing, of juist aanleiding zijn om in het plan daar een specifieke functie te plaatsen (galerij, kantine, zaal, terras, etc.).

Inwendige hoeken kunnen ontstaan door verspringing van de structuur, door verschuiving of door verdraaiing van de structuur.

Hoeken die ontstaan door verspringing of verschuiving, hebben als karakteristiek de ontmoeting van verschillende richtingen. (kopgevel en langsgevel)

Hoeken die ontstaan door verdraaiing, hebben als karakteristiek de ontmoeting van dezelfde richtingen. (kopgevel/kopgevel en langsgevel/ langsgevel)

Wil men een geleding met gave bouw massa's realiseren, dan levert verdubbeling van de draagstructuur ter plaatse van de sprong een oplossing. Deze verdubbeling heeft zowel financieel als in de planvorming consequenties. Het kan aanleiding zijn voor de plaatsbepaling van sparingen, trappen, gangen, etc.

k
k L
r-
VER.;) R.i !viTiA! q-- IIX

~ Il~~


1-,!7U
/L,l DE GELEDE BOUWMASSA

II ~IIIIIII

Illll




r> ~
~
._
t1)1 ~ -- -
!=
'--'-- -
v ~rweving van de draagstructuur

ve huid past zich aan. De inwendige hoek veroorzaakt afwijkende elementen met een afwijkende aansluiting en bevestiging. Ter plaatse van de verschuiving en verdraaiing zijn afwijkingen en aanpassingen nodig van het skelet.

VOl<MiiGVING- :

overlap van bouwmassa's

De huid staat op het ontwerpstramien. De kolommen staan op aan de huid ondergeschikte posities waardoor in de draagconstructie pasmaten e.d. ontstaan. De aanbouw heeft een eigen staalskelet. Bij de aansluiting aan de hoogbouw ontstaan voor de huid kleine stramienverschuivingen (A + B).

De Rietveld Academie

te Amsterdam





f--

r= f:::::::: Verdubbeling van de draagstructuur De huid krijgt een marge. In de inwendige hoek zijn standaard-gevelelementen mogelijk met uiteraard een specifieke aansluiting. Het skelet bestaat uit "standaardonderdelen" maar met een groter aantal kolommen en balken.

Vormgeving: zelfstandige bouwmassa's

I ""

:2,4 ~, (' '\
veR..I'-- !:Y't "\t .h
~(31-iNC.
-rl'Jf
I I
~
I
-~
-
;H ~.
\.:: RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE - HUID

Uitwendige - en inwendige hoek en leveren verschillende voorwaarden i voor de positie van de huid ten opzichte van zijn stramien.

De volgende principe-oplossingen zijn denkbaar:

- De huid bestaat uit een systeem van over de volle hoogte continue koppelstijlen waartussen de gevelelementen geplaatst worden. De koppelstijlen liggen met hun hart op de stamienlijnen. Zowel uitwendig -, als inwendige hoeken, alsmede de aansluitingen met de scheidingswanden worden door deze stijlen geregeld.

Vanuit de hoekoplossingen specifieke elementen ontwikkelen en de normale aansluitingen daarvan afleiden.

- Vanuit de meest voorkomende hoek (meestal de uitwendige) de positie kiezen en dan paselementen toepassen.

5fsci1'16 !::F VDRM,

4: ,~--

I ~~\

PA58LG;"16fJT ~I

It-,-e-

=*=,~. dpL[\&

I '

ST'i'A/1icN VBR-- I

Meestal heeft men te maken met ont- f'LAAToitJiir \IJ '

moetingen van bouwmas sa's, die elk E.f:N RiCHTitJiT nl,'

hun eigen draagstructuur hebben. 1\

Ter plaatse van de ontmoeting moet men beslissen of de structuren verweven worden, dan weI naast elkaar komen te staan (verdubbeling). Factoren die dan de onderlinge afstand bepalen zijn:

- Ret stramien van het ene gebouwdeel verplaatsen ten opzichte

van dat van het andere gebouwdeel, om ook bij de inwendige hoek standaardelementen te kunnen toepassen.

- afstand kolom-huid

- dikte van de huid

detailleringsmarge in verband met de onderlinge aansluiting van de bouwmassa's.

In sornrnige gevallen krijgen de marges een ruimtelijke betekenis (overgangsgebied, tussenlid).

STRAMIEN, AFSTAND TOT KOLOM EN DIKTE VAN DE HUID
, I' 'I" I
. , ,'. MeO),5(f-l,e " , 'r Si-\R,lG fOL;tM8RBIV-
, ' , FA;CUL-Tf (T Ge/VTR.,Vn
',,, l "t,
'. I' ' • I(DTreRJ:W-,\ ) I N-1 "TBR..DAM
• , , ' ' , ~ 0, J HAI<-T VAIJ P6 HurD 'BUiT61V HEI s-rRAf1ieI-J, SP5Gi1'18t:5' VORM VAN pe; 1<:ANO VAI0 I-%T GiBV5l_..~ eLSM.CNT.

HART' VAIV D6" t\u i D I-iCi-T Of' HBT ST12At-1i6'N, F:Orr6L-srij[,r;AJ hET VULGl6MEAJT5AJ,

''I'' ','J: ~ I

, 1: 1

De lNw5IJDiGE; 1-1.V50 :: EB-':' "

t-' -' _, -;::-~; - ::',: ,",:

I .:-:: .:

A"" AT'5TAN b \-\vi D - k'OLOt{I : \

+- " " ' , , , ' , , 'j: ~ - - - _', .- - --

. . . - . . . -~, L I _;'L _

I

)

A1

A-~

I

RELATlE HUlD/DRAAGCONSTRUCTlE - HUlD VOORLANGS

de inwendige hoek

continuiteit de huid

88

V~~r de inwendige hoek van het Seagram gebouw zijn naast de toegepaste oplossing (1) meerdere varianten denkbaar.

zowel variant (1) als variant (2) zijn qua vorm voor beide gevels gelijkwaardig, ze lenen zich het beste voor de ontmoeting van bouwmassa's die even hoog zijn.

Bij de ontmoeting van een lage bouwmassa tegen een hoge, zoals bij detail (A) komt er een extra dimensie bij - de continuiteit van het hoger doorgaande vlak.

Variant (3) laat zien hoe men hierop in detail kan reageren.

Een dergelijke oplossing heeft echter voor de draagconstructie vele consequenties. Een balk die tussen de kolommen ligt, zou buiten het vlak van de gevel komen. Excentrische balkaansluitingen of kolomverdubbelingen (4) kunnen het gevolg zijn van dit vanuit de huid en de vorm ontwikkelde aansluitprincipe.

Het probleem wordt verschoven van de huid naar het skelet.

van In veel gevallen is de vorm van de huid over de hoogte niet continu (borstweringen, zeembalkons, e.d.). De positie van de huid ten opzichte van het stramien kan dan ook voor de verschillende onderdelen anders

-~.

I

~.

I

I

.---J.-~--

. I

I 1'" E . =====.

'''.~

I . '\ Sf6c1AAc

2,'

4'-

I

kOlM-"\VSe.)7U&!>G[..If.}&

zijn.

De hoekoplossingen die daar mee te maken hebben, kunnen onder ling varieren:

- standaardelementen bij de positie huid tegen stramien

- apart hoekstuk

speciaal eindelement.

De aansluiting van zo'n nietcontinue gevel bij een inwendige hoek levert het minste problemen als de gevel waartegen aangesloten wordt over de hoogte vlak is (zie bijv. het Gebouw voor Bouwkunde en het E.F. Gebouw te Drienerloo).

... '., .. ,' .. , :

INWENDIGE HOEK EN CONTINUITEIT VAN DE HUID

-~--.

I

'I



I

. ~

I t-. --l~

rl.'tDI1-1

A'fSTAfJP ~r;L-SlijLe,<J 1!$2U . k'oLQMAF,siAAJD 6X\'4D~ 2·40/1

AAI0SLUiTjAJC;;: Tet:,.Bt0 OFttf'v'y'0 D J7E6v lA)~

1

I -f--~-'---- -

.DU~13I5't..e B5G-l"'-lliJj :',,:.

-z.iiJ&r. .

TW5E'DG'UNGr I

2

:~~~:;ISiNP- l:'l'l

~ol<i3nv5I<.iiJGr- I

Seagram Building New York architect Mies van der Rohe.

Een gelede bouwmassa waarbij de buitenhoek op een karakteristieke manier is opgelost. De oplossing van de inwendige hoek in relatie met ontmoeting (A) was voor de critici aanleiding tot discussie.

Gebouw voor Bouwkunde T.R. Delft De vorm van de huid is over de hoogte niet continuo De inwendige hoek wordt opgelost door de nietcontinue gevel tegen een vlak gevelgedeelte aan te sluiten. De uitwendige hoek wordt voor de verschillende onderdelen van de gevel verschillend opgelost.

89

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE - HUID

1:\ lt~l l;_
~ -5
:r vfa~ I
I
i
L; 'v waterkerlng koudebrug

afstand tot de vloerrand

plattegrondvorming

continue aansluiting

90

De positie waarbij de huid tussen de vloerconstructie is geplaatst heeft het voordeel van de directe afvoer van de verticale bela sting en is dan ook voor zware gevelconstructies aantrekkelijk. Voor de horizontale belastingen spant de huid verticaal van vloer tot vloer.

De aansluiting van de, qua aard en gedrag verschillende, bouwdelen introduceert twee problemen:

- de waterkerende aansluiting

- de koudebrug.

Wanneer de vloer ingepakt wordt, heeft men eigenlijk te maken met een huid die om de vloerconstructie heen gehaald wordt.

In ieder geval kan men stellen dat de verticale huid onderbroken wordt.

Bij de keuze van de afstand van de huid tot de rand van de vloer kunnen de volgende overwegingen gelden: balkon, vluchtweg, glazenwassen, steiger tijdens de bouw en voor het onderhoud, zonwering, brandoverslag.

De positie van de huid tussen de vloeren maakt het mogelijk, dat er ten aanzien van de plattegrondvorming een zekere vrijheid ontstaat voor de plaatsing van de huid. Voorwaarde is dan weI, dat de vloerconstructie zodanig is, dat op elke plaats een pui o.d. kan aansluiten.

Wanneer we met vlakke rechte aan- I~ sluitvlakken te maken hebben, kunnen we spreken van een continue aansluiting. Hierbij is het mogelijk om op een eenvoudige manier tot repetitie van elementen en aansluitingen te komen.

Is de aansluitvorm niet continu, dan zal de huid de vloerconstructie moeten volgen (contramallen). Dit leidt vaak tot specifieke elementen met veel maatvoerings- en aansluitproblemen, toleranties en verkleining van de seriegrootte, maar tegelijkertijd ook tot een grote expressie van de draagconstructie.

HET SCHEIDEN, DE POSITIEKEUZE, DE AANSLUITING

Bij een sprong in de doorsnede kunnen we ook, bij een positie van de huid v66r de constructie langs, te maken hebben met aansluitingen van de huid onder - of boven tegen de vloerconstructie aan. Ook hier de problemen van koudebrug en waterkerende aansluiting.

Een betonnen "spekband" aangestort via nokken + stekeinden aan de betonvloer. Elke opdeling kent z'n overgangsgebieden, zo ook hier. Is de band onderdeel van de vloerconstructie of deel van de (dan) voorlangs lopende huid?

.. • 0
~;r~~
~-

Villa Carthage 1929 Villa Savoye 1929 In de "witte villa's" van Le Corbusier is de vrijheid van de positiekeuze voor de wand en duidelijk afleesbaar. Een ontkoppeling van dragen en scheiden.

Bij het E.P. Gebouw in Drienerloo is voor een continue aansluiting van de pui aan de constructie gezorgd. De puipositie staat daarmee wel vast.

Bij het Richards Medical Research Building van Louis Kahn wordt de niet-continue aansluiting van de huid aan de betonconstructie door specifieke puidelen opgelost.

91

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE

D

.~

lineaire en vierkantstructuren

92

HUID TUSSEN VLOEREN

De huid kan voor de gevelkolommen langs gaan of achterlangs.

Het probleem van de ontmoeting van bouwmassa's waarbij zowel sprongen in het horizontale als in het verticale vlak aanwezig zijn, speelt vooral bij de positie van de huid v66r de gevelkolommen langs. Dit is behandeld op pagina HDI8-23; Bij de positie achterlangs spelen deze problemen niet. De draagconstructie bepaalt volledig de vorm van de massa-ontmoeting.

Kiest men voor stramienverdubbeling bij de massa-ontmoeting, dan is het vloeroverstek bepalend voor de afstand. Vergroting van de marge levert een specifiek overgangsgebied.

Bij een vlakke plaatvloer zijn de aansluitvoorwaarden overal gelijk. Bij een vloer met balken is dat niet zoo Men kan door een plafond aan te brengen waartegen de gevel aansluit, deze voorwaarden creeren. Wanneer men de balken wil laten zien, kan men het balkpatroon z6 kiezen dat overal waar de gevel geplaatst kan worden een balk zit (zie Marburg). Lukt dit niet, dan zal men de huid moeten contramallen. Er kan dan gekozen worden voor verticale of voor horizontale passtroken.

Bij een lineaire structuur zal men bij de hoek het verschil in de twee richtingen ervaren. Een vierkantstructuur levert overhoeks gelijke voorwaarden.

Bij de positie van de huid v66r de vloer langs zijn er overwegingen om ter plaatse van de vloer een ander materiaal en een andere constructie voor de huid te kiezen. (Expressie van de vloer, barriere binnen! buiten, aanwezigheid van klimaatunits, e.d.)

Bij een terugliggende positie van de huid vervallen een aantal overwegingen om tot een dergelijke optelling te komen. Er kunnen weliswaar klimaatunits zijn, maar op zich zijn er weinig redenen am deze met de huid te integreren. Een in de hoogte niet onderbroken continue huid ligt het meest voor de hand.

ONTMOETING VAN MASSA'S, STRUCTUUR EN RICHTING

Ret vloeroverstek levert complexe maar ook karak- 1jrr,g~~; teristieke aansluitingen (A) te vereenvoudigen door: - vloer door te zetten (B)

- ter plaatse aansluiting overstek weg te laten (C)

5rf;CiFiek:

OV6RG:AfJGS GCEBiBD

Positie van de

huid en keuze van de richting van de passtroken bepalen de hoekoplossing bij lineaire structuren.

;::e; rui IS DV6R. re YOl.c.3 HODG;Te

III

i

II S

III •

Bij het tussenlid van het E.F. Gebouw is ter plaatse van de aansluiting het vloeroverstek weggelaten en gezorgd voor een continue aansluiting.

v-RicrlAI:DS 1i8DiCAl/ B>UIl>D{tUG<LOuis KAH,u

Een vierkantstructuur waarbij dus de aansluitvoorwaarden overhoeks gelijk zijn.

POL:)M6g8i0 ceNiRUM M£IEH':'PAM

r:6 N i is CDNTi iJ L! Ei!J Sl}>.A" Of' +-ls-r HAR."YAfj Hf5, STl:AMlEi/J,

93

RELATlE HUlD/DRAAGCONSTRUCTlE

.~ I:~ ~I ci
:J ~ ~ 53 '5
.r :t: koudebrug

stellen

aansluitvorm

waterkering

{ ,:.' :- -:

~ : ~ ~I . .

\.2 .... : ..... :, ...... "" .. :.: ..... ,; ..

94

HUlD TUSSEN VLOEREN

Zowel de vloerconstructie als de gevelelementen kunnen maatafwijkingen hebben. De toleranties moeten bij de aansluiting opgevangen worden. Er is tevens ruimte nodig om het gevelelement op zijn plaats te krijgen. Als de aansluiting aan de bovenzijde ... :.: ... " <.:.:.:.: ... : .. : .... ::" ....

maatgevend is, zal men de stelruimte PGAA:TS ST8CZV,f-1T5' aan de onderzijde moeten zoeken. Vaak

is de afgewerkte vloer maatgevend en ~~.~.~~.~.7:~.~~:~:.,-::- .. kiest men de stelruimt.e aan de boven- n";:~':':'<";:':'>::

zijde. .. ->I N"ET

Om een goede dichting te kri jgen IAJPRi,IJc<eND

kiest men soms voor een indringende

~:~!!~~ t~~~. e~:~:n~e~::~~t~:~d t:~:~s ::fLJ:~::_::'::::':'" -11'-':'-'·'-' •. -, .. -Il~

worden. De onderlinge beinvloeding JI iL van huid en vloerconstructie is dan

Wanneer de vloerconstructie bestaat uit een warmtegeleidend materiaal (staal of beton), kan men met een aanzienlijke koudebrug te maken hebben. Bieraan kan men het volgende doen:

- het buitenliggend vloergedeelte isoleren.

Bet isolatiemateriaal moet beschermd worden tegen vocht, u.v.licht, mechanische beschadiging e.d.

- vloerconstructie aan de binnenzijde isoleren.

Inwendige condensatie moet vermeden worden, bijv. door toepassing van een dampremmende laag.

- de vloerconstructie dilateren.

Ter plaatse van doorgaande balken, consoles e.d. treden koudebruggen op.

groot.

Bij de onderaansluiting moet in verband met de waterkering gezorgd worden voor een opstand. Wanneer gevelen binnenwandsysteem op elkaar afgestemd zijn, zal men onderkant gevelelement en binnenwand op dezelfde hoogte willen leggen.

Naast een zone voor het constructiemateriaal hebben we aan de bovenzijde van de vloer ruimte nodig voor isolatie, afwerking en een opstand, en aan de onderzijde voor isolatie en afwerking.

Afhankelijk van de relatie met binnenwanden en plafonds wordt de hoogtepositie van het gevelelement gekozen.

liJfAf:I::BAJ BviT6N

MiJ BiAJN6IVZljOE5' ISOL5~fJ

.... ' .. \','.

KOUDEBRUG,

15 Gevels no. 11

WATERKERING,

~

ingepakt De constructie is ingepakt. tie tegen de betonligger en waterdichte huid. De stalen prikt door de isolatie heen een koudebrug.

Universiteit Marburg

Isolaeen console en is

STELLEN EN

E.F.Gebouw Drienerloo

gedilateerd

De constructie is gedilateerd. Het buitenliggende vloersegment is door een isolatielaag gescheiden van de rest. De aangestorte console is een koudebrug.

K • .'::, .....

~ .'.,','

r

Polymerencentrum A'dam

E.F. Gebouw Drienerloo

Vloerplaten gedilateerd. Koudebrug via balken. Opstand door verschil in dikte van de vloerplaten. De huid vormt een systeem met de binnenwanden en staat op de afgewerkte vloer. Stelruimte boven.

Koudebrug via balken. Opstand door dubbele vloer. Gevel en binnenwanden hebben een onderlinge samenhang en staan op de afgewerkte vloer. Stelruimte boven.

Vloerplaten gedilateerd. Koudebrug via console. Waterdichte aansluitng via bekleding leidingen. Bovenaansluiting maatgevend. Stelruimte aan onderzijde.

95

RELATIE HUID/DRAAGCONSTRUCTIE

D
:;
:r

I
VlD6e.
EW/Or
e>)'{"10
Iv- continue aansluiting

stramien en binnenwanden

hoekoplossing

95

HUID TUSSEN SCHIJVEN

Het stramien heeft een relatie met de plaats van de binnenwanden. Kolommen kunnen op het stramien staan, of juist niet. In beide gevallen zullen in de huid paselementen voorkomen. Laat men ter plaatse van de kolom het raster verspringen (bandraster) dan kan de

huid opgebouwd worden ui t alleen::- i

standaardelementen. Ter plaatse van 1- .ll til ~ de banden kunnen kolommen, schijven~

en hoge balken voorkomen. .... ..

De positie van de kolom ten opzich- ~~ \ ~

te van de huid en het stramien be- ~ ~~

paalt de repeti tie in de aanslui- . TIj' "r

ting van de binnenwanden. AAfJ.swiwJCr l\ifJIJOJ\.JNJj7

V~~r de hoek gelden twee principeoplossingen: - geen kolom in de hoek - de draag-

constructie heeft een overstek.

- een kolom in de hoek - de vorm van de kolom moet zodanig zijn dat de huid er overhoeks op kan aansluiten.

V~~r de keuze van de vorm van de kolom is de inwendige hoek die ontstaat bij de ontmoeting van twee bouwmassa's van verschillende hoogte van belang. Hierbij geldt ook nog dat de kolommen waterdicht moeten kunnen aansluiten op het lager liggende dak. Bij lineaire structuren gelden overhoeks verschillende voor-

Bij een positie van de huid tussen de kolommen of schijven kan de huid v66r de vloerconstructie langs gaan of tussen de vloeren geplaatst zijn. Een nieuw element is de ontmoeting met de kolom of de schijf. De huid kan z'n krachten afvoeren naar de vloeren, naar de kolommen, of naar zowel de vloeren als de kolommen.

Kolom en schijf kunnen een koudebrug zijn. Ook hier geldt weer: oplossing door isoleren aan buitenzijde, aan binnenzijde, of dilateren (zie pag. D14-lS en HD28-29). Naast warmte isoleren zal ter plaatse van de kolom ook aan andere scheidende functies moeten worden voldaan (regen- en windkering).

De vorm van de aansluiting kan continu of niet-continu zijn, waarbij de huid wordt onderverdeeld in horizontaal- of verticaalspannende segmenten.

--, waarden.

II 1[1]11

III\BII

1IIImi ~~~~ \\~ 1\01] ~~~~Jgaf

QV6RI-{08t::) YBR.-

OF KOLOMMEN, AANSLUITINGEN EN HOEKOPLOSSING

KAtJTOORG;6BOI)W kRVf'P _ \Z\-J{,iAJt-IAUSC',u IS GBVELS AJQ?:>

DB PRic; t-WW,u

AM 511S"ROAM. ARC!i. HBRMA,u HBRTzEB~

I

~i

I 8.00F\. ------'--'jr

._._.+-

+

De huid spant tussen de balken en de kolommen. Kolom en balk zijn aan de binnenzijde geisoleerd. De stalen liggers loodrecht op de gevel, zijn over 1 m' naar binnen toe geisoleerd. De puien zijn verdeeld in vier gelijke delen. Er zijn geen inwendige hoeken.

De huid spant tussen de kolommen. Er is een horizontale deling in tweeen. Kolommen en balken zijn niet geisoleerd. Zowel in-, als uitwendige hoeken komen voor. Er zijn sprongen zowel in het horizontale, als in het verticale vlak.

De in de woningbouw veel voorkomende schijvenstructuur is karakteristieke lineair. Meestal worden de schijven, wanneer ze gevel worden, bekleed (kopgevels, sprong in bouwblok.l. Dit heeft consequenties voor de maatvoering en kan doorwerken in de vorm van de normale aansluiting.

97

98

99

You might also like