You are on page 1of 185

Het Montagelandschap

Hat stadspark als acmele ontwerpopqave



cotcton

Uitgave en dlstributls: 1:tJ,) Publicatieburo

Faculteit der Bouwkunde Technlsche Universiteit Delft Berlageweg 1, 2628 CR Delft Tsl.: 015 - 784737

Pubtlcatle:

Vakgroep OSW

differentiatie Architectuur en Landschap

Deze publicatie maakt als vooronderzoek deel uit van het VF-onderzoek "Architectonische Studies"

Coordinatle:

Eric van der Kooij

lay-out:

Eric van der Kooij, Frank Servaas

Omslag:

Ellen Bestebreurtje

Tekening J. Coulon, Pare les Ardoislsrss - Angers

Teksnwsrk:

Ellen Bestebreurtje, Jan Willem Dragt, Toos Idem a

Typewerk:

Marjoleine den Boef, Jose van Os, Marjon Smits

Foto's:

Fotografische dienst Bouwkunde,

desbetreffende bureaus en/of personen, en de auteurs (tenzij anders vermeld)

CIP-gegevens:

Koninklijke Bibliotheek Den Haag Steenbergen Clemens M .... et al.

Het Montagelandschap: hst stadspark als actuele ontwerpopgave Delft: Publikatieburo Bouwkunde

ISBN 90-5269-058-8

SISO 719.6 UDC 712.25: 711.4 NUGI923

Trefw.: stadsparken / landschapsarchitectuur / themaparken

Copyright (C) 1991:

dr. ir. C.M. Steenbergen Faculteit der Bouwkunde

Met dank aan:

Bureau Bakker & Bleeker b.v. Floriade

B.N.A.

Bureau Buys en van der Vliet b.v. Centrum Herengracht

Bureau Pohl

Dienst Stadsontwikkeling Rotterdam

Dienst Stadsontwikkeling Delft ald. Groenvzn. Harm Veenenbos

Ton Thus

Christiaan Zalm

LU Wageningen (werkverband landschapsarchitectuur) Bureau Van Empelen Van Aalderen Partners b.v. Bureau Kuiper Compagnons b.v.

voor hun financlele steun en medewerking

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zander de voorafgaande schriftelijke bestemming van de uitgever.

Het Montagelandschap

Het stadsperk als actuele ontwerpopgave

Samenstelling en eindredactie: Eric van der Kooij Clemens M. Steenbergen

Met bijdragen van: Ellen Bestebreurtje Inge Bobbink

Jan Willem Dragt Toos Idema

Eric van der Kooij Colette Niemijer Wouter Reh Frank Servaas

Clemens M. Steenbergen Danielle Wijnen

Peter de Zeeuw

Voorwoord

In de opleiding tot bouwkundig ingenieur bestaan er voor de studenten in de afstudeerrichtingen architectuur en stedebouwkunde sinds een tiental jaren mogelijkheden om in het 3e en 4e studiejaar 2 differentiatieblokken "Architectuur en Landschap" te volgen. In deze blokken wordt de nadruk gelegd op de architectonische samenhang van gebouwen in hun orngeving in tutn, park of landschap.

In de differentiatie staat, naast de aandacht voor het ontwerpen van een gebouw in het landschap, het ontwerpen van stadsparken centraal bij colleges, vakoefeningen en projecten.

Ook in het onderzoekprogramma voor landschapsarchitectuur binnen net kader van net zogenaamde VFonderzoek "Architectonische studies" wordt de laatste [aren een van de accenten gelegd op het onderzoek naar de vormgeving van stadsparken.

Het onderwijs en onderzoek in de landschapsarchitectuur hebben elkaar op deze wijze zeer bevrucht. Een resultaat daarvan is o.m. de dissertatie van Clemens Steenbergen, "De stap over de horizon".

Vanuit het onderwijs in de differentiatie Architectuur en Landschap is deze publicatie "Het Montagelandschap", met studies over het Stadspark als actuels ontwerpopgave, eveneens een representatief resultaat. Mijn grote waardering spreek ik hierbij uit voor de begeleiding van Clemens Steenbergen en voor de inzet en kwaliteit van het werk van de studenten, met als grote trekker Eric v.d. Kooij.

Opvallend bij deze publicatie is ook, dat deze mede is mogelijk gemaakt via sponsoring door bedrijven, die op een of andere wijze bij de studie zijn betrokken. De beoogde wisselwerking met de praktijk komt daarmee goed tot uitdrukking.

Voor ieder die bij deze studies waren betrokken, is het duidelijk dat de landschapsarchitectuur van stedelijke elementen als tuinen, parken en stadslandschappen bestudeerd moeten worden in een samenhang met de architectuur van gebouwen en steden. Het milieu van Bouwkunde Delft blijkt daarvoor een goede voedingsbodem te zijn.

Nu aldaar zowel de onderwijs- als de onderzoekprogramma's grote veranderingen ondergaan, wordt het moment van het verschijnen van deze publicatie door mij nog eens aangegrepen om een pleidooi te houden voor het toekennen van een wezenlijke plaats van de (urbane) landschapsarchitectuur in de nieuwe programma's voor het onderwijs. Het lijkt b.v. gewenst om de differentiatie Architectuur en Landschap een duidelijke plaats te geven binnen het nieuwe onderwijsprogramma, en het onderzoek naar

stadsparken en stedelijke groenstructuren ruimte te bieden binnen de (toekomstige) sector Middelengericht Ontwerponderzoek.

Ik ben er van overtuigd, dat in het aankomende jaar zal blijken, dat deze wensen werkelijkheid worden. Daarmee kunnen de resultaten vanuit de historie van het werkverband landschapsarchitectuur in Delft de bouwstenen -de ontwerpmiddelen- worden voor de montage van een nieuwe toekomst voor de landschapsarchitectuur in Delft en voor de stadsparken in Nederland.

Daarmee zou de sombere ondertoon (over de chaotische ontwikkeling in de huidige tuinkunst) in de door Gerrit Komrij onlangs uitgesproken Huizingalezing, "Over de noodzaak van fuinieren'", ontzenuwd kunnen worden, in het perspectief van een met veel gevoel vormgegeven toekomst.

Prof. dr. ir. F. M. Maas

Hoogleraar Landschapsarchitectuur.

1. "Allezende verbaasde ik me er steeds heviger over hoe volledig de tuin- en landschapssymboliek, eens zo krachtig, was teloorgegaan. Het leek of met God oak God's tuin ten grave was gedragen. Het was immers niet zomaar een thema onder de thema's, het vormde eeuwenlang een spiegel van de structuur van het spiritueel en kosmisch bestel."

Gerrit Komrij, 07-12-1990

5

lnhoudsopqave

Voorwocrd 5

Inhoudsopgave 7

SamenvaUing 11

Inleiding 13

- Het tse eeuwse stadspark, het Volkspark en net stedelijk groen 13

- Het stedebouwkundige vraagstuk 15

- Het arehiteetonisehe vraagstuk 17

1. Hethlstorlsche stadspark 23

1.1. Situering in de stad en maatsehappelijke oorsprong 23

- natuurlijk gegroeid 24

- planmatig in de stad opgenomen 25

- radiaalstruetuur 26

- eoneentrisehe struetuur 27

- paleistuinen 28

- jaehtbossen 28

- militaire terreinen en fortifieaties 29

- marginale natuurlijke elmenten 29

- restgebieden 30

- volksparken 30

1.2. Belangrijke historisehe stadsparken 31

- Bois de Boulogne 33

- Buttes Chaumont 34

- Regent's park 37

- S1. James & Green Park 38

- Central Park 41

- Pare de la Cuitadella 43

- Pare Gael! 44

- Klettenbergpark 47

- Vorgebirgspark 48

- BIOeherpark 49

- Sehlossgarten 51

- Oosterpark 53

-W~~ ~

- Amsterdamse Bos 55

- Het Park 57

- Kralingse Bos 58

- Zuiderparkgordel 59

- Zuiderpark 61

- Haagse Bos 62

- Agnetapark 65

- Hot van Delft 66

- Delftse Hout 67

1.3. Ute ratuu rlijst 70

7

2. Het actuele stadspark 73
2.1. Nieuwe tendensen in de landschapsarchlteotuur 73
- Frankrijk: het park als laboratorium 73
- Spanje: het park als plein 77
- Nederland: het park als polder 79
2.2. Meningen en ideeen 82
- maatsehappelijke betekenis 83
- relatie met de omgeving 84
- beeld en programma 85
- rnoderniteit 86
2.3. lIIusie en werkelijkheid (interview met Adri Duivesteijn) 8a
2.4. Plan analyse en vormtypen 92
- riehtingen 93
- grid 93
- assen 94
- centrum 94
- route 95
- zone 95
- elementen 96
- chaos 96
- puntraster 97
- randen 97
2.5. Het geseleeteerde planrnaterlaal 99
- Pare de la Villette 100
- Pare Citroen / Cevennes 102
- Pare du Sausset 104
- Pare les Ardolsieres 106
- Pare l'Exscorxador 108
- Pare del Clot 110
- Pare Pegaso 112
- Pare de la Crueta del Coli 114
- Turia River Gardens 116
- AigOera Pare 118
- Pare a Laney 120
- Parkbuilding 122
- Bundesgartensehau"89 124
- Park Prinsenland 126
- Stadsgewestpark Noorddijk 128
- Milieupark 130
- Meridiaanpark 132
- Museumpark 134
- Dokhavenpark 136
- G.I.T. Terrein 138
- Joubertsplantsoen 139
- Abtswoudse park 140
2.6. Literatuur- en afbeeldingenlijst 142 8

3. rhemaparken 145
3.1. De toenemende autonomie van het programma 145
3.2. Voorbeelden
- Wereldtentoonstelling Expo 1992 146
- Tuinbouwte ntoo nstelling Floriade 1992 147
- Sprookjespark Efteling 148
- Future - World - Showcase EPeOT 149
- Landschapsarchitectuurmuseum The Moody Historical Gardens 150
- De Hollandse Tuin Rerum Natura 151
- Recreatiegebied Maanderplas 152
- Vakantiepark Bredenen 153
- Bedrijvenparken Nieuwraven 154
- Sciencepark Mediapark 155
- Arabisch Recreatie-eiland Falcon's Eye Land 156
- Dierenpark Uitbreiding ZOO 157
- Golfpark Kralingen 158
- Begraafplaats als park Almere-haven 159
- Vanlandgoedtotpark Landgoed Dordwijk 160
- Reconstructie park Sarphatipark 161
3.3 Literatuur- en afbeeldingenlijst 162 4. Het ontwerpprcces

165

4.1. Het ontwerponderwijs

165

4.2. Studentenplannen

- Stadspark Den Haag

- Stadspark Den Haag

- Stadspark Rotterdam

- Stadspark Rotterdam

- Stadspark Keulen

Ellen Bestebreurtje Frank Servaas Toos Idema

Inge Bobbink

Eric van der Kooij

166 168 170 172 174

Bljlage

Overzicht van de grootste parken in Europa's rnetropolen

177

9

Samenvatting

Deze studie is een resultaat van het ontwerponderwijs en - onderzoek in de studiedifferentiatie Architectuur & Landschap aan de Faculteit der Bouwkunde. Het onderwerp van dit boek is het stadspark. Dit thema is gekozen omdat juist in het stadspark voortdurend het actuele vraagstuk aan de orde komt van een creatieve interferentie tussen architectuur, stadsontwerp en landschapsarchitectuur. Deze wisselwerking maakt het stadspark tot een leerzame experimenteerkamer voor het niet-schaalgebonden ruimte-ontwerp.

Het karakter van deze studie is een catalogisering en ontwerphandteiding. Het gaat om het verzarnelen en bespreekbaar maken van materiaal dat bruikbaar is voor verdere studie in excursies, ontwerpen en ontwerponderzoek.

In de inleiding wordt in het kort het ontstaan geschetst van het stadspark en de evolutie ervan in het volkspark en het stedelijk groen. De actuele functionele en beeldend-ruimtelijke ontwikkeling van het stadspark wordt diepgaander geanalyseerd. Dit gebeurt vanuit twee invalshoeken, namelijk vanuit de stedebouwkundige en vanuit de architectonische problematiek.

In hoofdstuk 1 wordt een systematisch overzicht gegeven van mogelijke stedebouwkundige situeringen en de maatschappelijk-economische oorsprong van het stadspark. Verder bevat dit hoofdstuk een catalogus van belangrijke (vnl. Europese) stadsparken. Deze voorbeelden geven een doorsnede van de hlstorlsche precedenten van het stadspark.

Hoofdstuk 2 vormt de kern van de studie. Hierin zijn actuele stadspark-ontwerpen bijeengebracht. Het gaat voornamelijk om ontwerpen uit Frankrijk, Spanje en Nederland. Een belangrijk criterium bij de selectie van deze voorbeelden is geweest of ze stappen laten zien in de conceptuele ontwikkeling van het stadspark in de laatste decennia.

Geprobeerd is om de voorbeelden in die zln, als objecten van ontwerponderzoek, te interpreteren. Met behulp van vormtypen is een concrete plananalyse van de ontwerpen gemaakt.

Het blijkt dat het nieuwe parkconcept volop in beweging is, en dat er op verschillende niveau's en vanuit verschillende invalshoeken (programmatisch, ruimteIijk, beeldend, situatief) experimenten gaande zijn. Reeds op grond van deze verkennende studie zijn enkele tendensen in het ontwerp aanwijsbaar.

Ook cultureel-maatschappelijk zijn er indicaties voor een verdere evolutie van het parkidee. Deze zijn getraceerd in interviews met poiltlcl, ontwerpers en het publiek.

In het derde hoofdstuk zijn een aantal ontwerpen bijeengebracht die de inhoudelijke breedte van het begrip "park" iIIustreren. Het gaat om een veelheid van terreinen (dierentuinen, science-park, wereldtentoonstelling, enz.) met een autonoom en veelal commercieel programma.

In het laatste hoofdstuk wordt een samenvatling gegeven van het ontwerponderwijs in de studiedifferentiatie Architectuur & Landschap. Naast de landschappelijke enscenering van gebouwen is het stadspark hierin een belangrijk thema.

Het verband met het ontwerponderzoek en de manier waarop dit wordt verwerkt in het ontwerpproces worden tenslotte ge"illustreerd in de studentenplannen waarmee deze studie wordt besloten.

C.M. Steenbergen

11

Het ontstaan van net stadspark als landscnepsarcmtectcntscn model

Situatie

Italiaanse

Renaissance

Villa

Villa d'Este (16e eeuw)

Franse

Baroktuin

Versailles (17e eeuw)

!;ngelse

Landschapstuin

Stourhead (18e eeuw)

Birkenheadpark (18e eeuw)

Hoofdstructuur

Beeld

II

12

Inleiding

De ontwikkeling van de landschapsarchltectuur is -in strukturalistische zin- op te vatten als een voortdurende transtormatle van bestaande 'tandschapsarchitectonische typen". Er dient zich als het ware telkens een nieuw programma aan, dat met het bestaande instrumentarium moet worden "verwerkt". Het bestaande landschapsarchltectontsch instrumentarium wordt daarbij als gereedschap "ingezet" om nieuwe beeldende, situatieve en programmatische vraagstukken op te lossen. Het programma moet daarbij echter niet slechts ingepast worden in het traditioneel ontwerp; er moeten ook nieuwe combinaties worden gevonden, schaalsprongen worden gemaakt en nieuwe elementen worden toegevoegd , waarbij nieuwe "modellen" worden ontwikkeld. Daarbij is ook de techniek van de landschapsarchltectonlsche enscenering in het geding; het schema, dat is de wijze waarop de compositie in beeldend-ruimtelijke zln is samengesteld, verandert tens lotte ook.

De wegen waarlangs dit proces verloopt zijn in de theorie lange tijd in het duister gebleven. In de vorrntheorie zoals die na de breuk met het modernisme in ontwerp, in onderzoek en kritiek gestalte krijgt wordt echter, zij het nog fragmentarisch, nieuw licht geworpen op het denkmechaniek van het creatlet ruimtelijk ontwerp; bepaalde precedes die zijn blootgelegd zijn daarbij voor de ontwikkeling van de landschapsarchitectuur van bijzonder belang. Met name de techniek van de decompositie (demontage),de transformatie en die van de enscenering (recompositie, montage) die in onderstaande voorbeelden zichtbaar zijn.

In het hedendaagse stadspark wordt de dubbelzinnigheid (ambigu"iteit) in de verhouding tussen "de stad" en "het landschap" op architectonisch en op stedebouwkundig niveau aan de orde gesteld. Naast de stedebouwkundige organisatie van het programma zijn daarbij de beeldend-ruimtelijke (re)presentatie van de natuur (de tijd). de stedelijke ruimte (het stedelijk decor) en de plek (genius loci) belangrijke therna's .

In deze studie zijn zowel historische als actuele concepten van het stadspark bijeengebracht. Zij geven een beeld van de conceptuele ontwikkeling die het stadspark de laatste decennia doormaakt. Er is een eerste poging gedaan de voorbeelden binnen de "Iandschapsarchitectonische reeks" te plaatsten', d.w.z. hun plaats in de ontwikkeling van het vakge-

bied te bepalen. Het belangrijkste criterium bij de selectie van de voorbeelden is of ze een bepaalde slap in deze ontwikkeling (zoals wij die thans onderkennen) laten zien. Het moge duidelijk zijn dat dit slechts een begin is en dat verdere studie noodzakelijk is. Het doel van deze verzameling reikt verder dan een documentatie van deze voorbeelden; zij wi! sen grondslag bieden voor nader onderzoek, discussie en ontwerp. Tevens is een aantal studieplannen die in het kader van de differentiatie Archltectuur en Landschap aan de afdeling der Bouwkunde van de TU te Delft zijn gemaakt als aanvulling en iIIustratie in deze bundel opgenomen. In de projecten wordt met de struktuur en de vorrn van het hedendaagse stadspark als probleem geexperimenteerd.

1. Het 1ge eeuwse stadspark, het Volkspark en het stedelljk groen.

1.1. Het ontstaan van het stadspark

De oudste stadsparken zijn ontstaan uit tuinen, buitenplaatsen of militaire terreinen en min of meer toevallig binnen de stad komen te liggen. In de tse eeuw begon men parken als stedelijke voorziening planmatig in de stedelijke struktuur op te nemen. Het tse eeuwse stadspark is een voorbeeld van een stedelijk ruimtetype dat met behulp van het landschapsarchitectonisch instrumentarium is ontwikkeld.

De omslag van het tse eeuwse beeld van "een stad in het landschap" naar een "eiland van landschap in een zee van huizen" is nauw verbonden met de stormachtige opkomst van de indrustiestad en de ruimtelijke tekorten daarvan. Het stadspark markeert een fase in de stedelijke ontwikkeling, waarin het bebouwde oppervlak van de stad zich zeer snel uitbreidde en waarbij het cultuurlandschap buiten de stad voor het merendeel van de bevolking onbereikbaar werd. Het stadspark van de tse eeuw is in zekere zin een compensatie voor het onbereikbaar ge-

1. Het begrip "landschapsarchitectonische reeks" is hier gebruikt naar analogie van het begrip "formele reeks". Zie: J. Molenaar en G, Smienk: Het geval Zuiderpark, Raderwerk, DUP 1981 .

. " ~ _. - .. ~ .

\

13

worden kultuunandschap, Met het tse eeuwse stadspark is de hlstorlsche continu"iteit in de relatle fussen stad en landschap ooorbroken.

Het eerste Europese stadspark dat door de gemeentelijke overheld bij de planning van een industrlestad is aangelegd en een integraal onderdeel vormde van de stadsontwikkeling is het Birkenhead Park in Liverpool, ontworpen door Paxton. Het park is een voorbeeld geweest voor latere plannen, zeals het Central Park in New York van Olmsted en het Arnsterdamse 80S van Van Eesteren en Mulder.

Paxton is er in geslaagd de beeldstructuur van de 18e eeuwse Engelse landschapstuin te vertalen naar het stadspark. De beeloopbouw van de landschapstuin werd daarbij "binnenste buiten gekeerd" en verborden met de stedelijke morfologie. Het uitzicht van de vorst vanat het bordes van het huls is daarbij verruild voor een gelijkwaardigheid van uitzichten; de rondgang ("belt") is omgevormd tot een stedelijk clrculatlepatroon, de plaats van de stad en de natuur zijn omgewisseld2.

De ontwikkeling van de Westeuropese landschapsarchitectuur, het ontstaan van het stadspark als landschapsarchttectonlsch model, de vervlechting er van met een nieuw "stedelijk" programma en de verankering in de stedelijke struktuur is een veelornvattend en ingewikkeld proces geweest. Men zou zich dit proces schematisch in een aantal sprongen of ''fasen'' kunnen voorstellen3.

- Fase 0:

Ais beginpunt zou men een omsloten tuln kunnen nemen, als buitenruimte van het huis. Er waren (nog) geen formele bepalingen van het landschap rondorn, - Fase 1:

Het landschap werd een "Iandschapsarchitectonisch object". De torrnele relaties met het landschap werden gelegd door middel van het balkon naar het landschap, zichtassen naar de horizon en de verspreiding van monumentale gebouwen in het landschap.

- Fase 2:

De landschapstuin werd ruimtelijk zelfstandigd tot landschapspark. De plaats van het huis als centrum van de ordenirig werd gerelativeerd, de landschaps-

2. Het beeldend programma van het stadspark is mede bepaald door de Romantische tuinkunst van het Europese vasteland; het ruimtelijke type van het openbare park (Public Park) is in Engeland ontwikkeld.

3. Oil isnatuurlijk een zeer grof model van de geschiedenis, dat aileen bedoeld is om de problematiek die het onderwerp is van dit book beeldend enige achtergrond te geven. Voor een nauwkeuriger analyse zie W. Reh: Een 1ge eeuws Arcadia. Een landschapsarchitectonische analyse van de prototypen van het stadspark. Landschapsarchitectuur en stadsontwerp deel II, 1990 (druk in voorbereiding).

morfologie werd in het plan opqenornen en de beweging werd in een rondgaand padenpatroon afgewikkeld.

- Fase 3:

Het tanoschapspark werd gebruikt als model voor het stedelijke openoare park. "De wildernis" werd in het centrum van de morfologie van de landschapstuin geplaatst. De tegenstelling tussen stad (cultuur) en landschap (natuur) werd in de vormgeving van het park verhevigd.

1.2. Kritlek op het 1ge eeuwse stadspark

Het tse eeuwse ('1raditionele" of landschappelijke) stadspark is gebaseerd op een inmiddels flinterdun geworden illusie. Eenzwakte is ook dat het in wezen een anti-stedelijk karakter heett, een kritiek inhoudt op de stad en de stedelijke samenleving. Ook speelt de projectle van een pastorale idylle op net stedelijk bestaan, met op de achtergrond het Rousseauiaans ideaal van "de edete wilde", waarin een natuurlijke leefwijze werd verheerlijkt. Het was in de tijd dat het ontstond (de Vlctorlaanse tijd) derhalve mede bedoeld als een opvoedkundig instrument.

Het landschappelijke stadspark werd al aan het begin van deze eeuw door de Duitse landschapsarchltect Leberecht Migge afgewezen. Migge beschouwde het 1ge eeuwse stadspark "in landschappelijke stijl" als onbruikbaar en onnodig; een dode traditie waarvan naar zijn inzicht niemand meer kon vertellen waarorn hij eigenlijk nog bestond. Hij kende er evenmin een cultuurhistorische waarde aan toe. De natuur kon men buiten de stad in ware gedaante aanschouwen; het park diende een functionele basis te heooen".

Nu, 80 jaar later, zijn we om tal van redenen milder gestemd. Wij kunnen het landschappelijke park nu in zijn ware betekenis zien als een van de grote landschapsarchitectonische scheppingen van de tse eeuw. Dat neemt echter niet weg dat Migge in die zin gelijk had, dat de betekenis van het landschappelijke park voor de mode me stad beperkt is. Het tse eeuwse stadspark bestaat in diepere zin slechts uit taterelen (beelden), waarin geen ander recreatief programma dan dat van de adellijke buitenplaats kan worden

4. 'So wird der bestehende Park von einer interessierten Sippe falschlich als eine Kunstform hingestelit. In Wirklichkeit ist er unter jedem Betracht nichts mehr als ein gesundheitsschadliches Surrogat des Naturgenusses'. Leberecht Migge: Kritik am landschaftlichen Park der Jahrhundertwende- heute noch aktuell? In: Der Hamburger Stadtpark und die Neuzeit, 1909.

5. De ontstaansgeschiedenis van verschillende Nederlandse stadsparken laat dit dilemma zlen, bijvoorbeeld die van het Zuiderpark in Den Haag.

14

onderqeoracht. De geschiedenis he eft geleerd, dat vrijwel elke nieuwe proqramrnatlsche invulling preblernatlsch iss. Het tse eeuwse stadspark is sen lege "natuurdoos" waar geen stedelijke actlvltelt in past.

1.3. Het Volkspark

In de moderns stedebouw van de twintiger jaren in Dultsland is weliswaar atqerekend met de "Iandschapsstijl", maar nlet met het stadspark: net is daarin omgevormd tot het Volkspark, een rneer programmanson bepaalde gebruiksruimte ten behoeve van volksbijeenkomsten en recreatie, met een vormgeving die aanvankelijk in sommige opzichten teruqgreep op ltallaanse voorbeelden en de formele Franse landschapsarchltectuur uit de 17e eeuw. Het Volkspark was van meet at aan gezien als een onderdeel van een stedelijke groenstruktuur waarin het omgevende landschap was opgenomen. Later raakte de vormgeving meer op de Moderne architectuur en stedebouw georienteerd. De zwakte van het Volkspark is de eenduidige koppeling tussen het tunctloneel programma en de stedelijke ruimte, tussen 'recreatle" en "park", die in de huidige tijd twijfelachtig is.

1.4. Stedelijk groen

Het groen is als stedelijke rulmte ongedefinieerd. Aan een kunstmatige "geleding" van het stadslichaam door middel van groenstroken kan men vanuit ruimtelijk gezichtspunt gerede twijfel koesteren, orndat groenstroken niet altijd aansluiting bieden met de landschapsstructuur en daardoor in diepere zin geen geledende werking hebben, Ook de typologie 'buurtpark -wi jkpark - stadsdeelpark -stadspark -stadsgewestpark-regionaal park-nationaalpark-intemationaal park' is als uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling van het landschap gekunsteld.

2. Het stedebouwkundige vraaqstuk: het geurbaniseerde landschap

Zowel vanuit functioneel als vanuit beeldend-ruimtelijk oogpunt is een heroverweging van de stedelijke groenstruktuur noodzakelijk. De dieper liggende

6. Ook Migge was reeds van mening dat deze tegenstelling kon en moest worden opgeheven. Zijn concept was echter gebaseerd op ·zelfverzorging", die ideologisch in het Taylorisme was gegrondvest en ook economisch een noodzaak was. Dientengevolge speelde de eigen (gebruiks-)tuin in zijn concept een grote rol en was ook zijn definitie van het ·Stadtlandschaft" voornamelijk huishoudelijk van aard.

vraag is of (en Me) de relatle tussen "de stad" en "het landschap" bij een voortqaande verstedelijking in beeldend-ruimtelijke zin kan worden hersteld; rnlsschien beter gezegd hoe de tegenstelling kan worden opgeheven. Er zijn verschillende oorzaksn aan te wijzen waarom het traditionele stadspark (Iandschappelijk park of Volkspark) en groen als oplossingen voor de alom gevoelde behoefte aan ruimte, stilte en natuur, tantasle en experiment stedebouwkundlq achterhaatd zijn.

In de eerste plaats is er een groot verschil in actieradius en mobiliteit van de bevolking. Het cultuurlandschap is nu beter berefkbaar dan ooit en bovendien met verschillende vervoermiddelen. Daardoor is men niet aileen minder aangewezen op de direkte woonomgeving (kinderen en ouden van dagen uitgezonderd): ook de beleving van de ruimte, de natuur en het landschap is ingrijpend veranderd, meer omvattend maar ook oppervlakkiger, fragmentarischer, geworden. De ruimtelijke ervaring van de hedendaagse stad is "discontinu" doordat de stedeling zich veel meer verplaatst dan vroeger. De diversiteit van het stedelijk leven is aanzienlijk toegenomen.

In de tweede ptaats is de functionele tegenstefling tusssn stad en platteland, die door de opkomst van de lndustriestad manifest is geworden en een van de diepere oorzaken is geweest voor de beeldend-ruimtelijke oppositie van stad aan de ene en park/groen aan de andere kant, aan het verdwijnen. Stad en platteland vloeien functioneel-ruimtelijk ineen; het Nederlandse landschap urbaniseert - een proces dat een herdefinitie van de stedelijke en landschappelijke ruimte onontkoombaar maakt. Een voorbeeld daarvan is het concept van het "casco landschap", waarin de agrarische bedrijventerreinen zijn losgekoppeld van het landschapsecologisch netwerk. Een ander voorbeeld is de ''tapijtmetropool'' waarin het geurbaniseerde landschap is opgevat als een min of meer samenhangend "tapijt van fragmenten" en er voor de oneigenlijke tegenstelling tussen stad en platteland geen plaats meer is6.

Het onderscheid tussen het architectonische landschap en het gegroeide landschap (''the vernacular") heeft bovendien door de moderns landinrichting zijn geldigheid verloren. Het cultuurlandschap is niet langer een produkt van het anonieme boerenambacht, maar het resultaat van landschapsecologische, technische, sociale en esthetische overwegingen1. Het

7. Het wordt gecompliceerder wanneer men bedenkt dat, althans in Nederland, sommige delen van het cultuurlandschap van oudsher formele bepalingen kennen.

15

onderscheld tussen net stedelijk gebied en net landelijk gebied is -althans in Nederland- aan het vervagen. Beide begrippen zijn aan herijking toe, waarbij het vraagstuk van de lanoscnepserctntectonlsche bijdrage aan het stedelijke milieu opnieuw moet worden gesteid. Het stadspark is als representatle van het Arcadlsche landschap achternaald: tegelijkertijd doemt het stadslandschap (het urbane landschap) op als nieuw renomeen in het verstedelijkingsproces. als een hedendaags Aroadie.

Belangrijke therna's in de ontwikkeling van net stadslandschap lijken de volgende te zijn:

- De herovering van "non-urban space" Ontoegankelijke gebieden in de stad (zeals moustnegebieden, rangeerterreinen) komen soms vrij voor openbare doeleinden en kunnen opnieuw worden ingericht en een deel worden van het stedelijk landschap. Dat kunnen ook ecologische doorbraken zijn met een beeldend-ruimtelijke dimensie. Bij blijvende obstakels kan worden gedacht aan oplossingen waarbij verhoogde voetgangersgebieden de stedelijke rulmtes en gebouwen aan weerszijden verblndt, ats een "piano nobile". Voorbeelden zijn de herlnrichting van de Scheldeoever, Koolhaas' plan voor het Weena in Rotterdam, de Rijnoever in Keulen.

- De herdeflnltle van landschappellJke ruanten in de stad

Rivierbeddingen, kanalen, heuvels en ook landschapsarchitectonlsche bepalingen zoals zlchtassen kunnen een belangrijker rol krijgen in het complexe weefsel van de stad door ze als een landschappelijk defini~rende ruimte te rehabiliteren.

Landschappelijke restruimten aan de rand van de stedelijke bebouwing zouden "stiltegebieden" kunnen zijn, die om hun beeldend-ruimtelijke kwaliteit in stand worden gehouden. Deze restruimten zijn vaak innig verbonden met de stedelijke structuur, De essentie ervan is de leegte, de afwezigheid van een tunctloneel programma. Ze zijn een fragment van het reele kultuurlandschap, een herinnering aan het ruimtelijk verleden van de stad, Voorbeelden zijn de uitmonding van het Spaarne, een in de Haarlemmermeer opgenomen stuk oud veenlandschap bij Vijfhuizen, de Amstel, lnlaagpolder, het land van Hoboken in Rotterdam, de Turia River Gardens in Valencia.

• De herinrichting van het stedelijk groen

Parken, begraafplaatsen, sportvelden, volkstuinen en groenstroken kunnen, voor zover er niet van een cultuurhistorisch monument sprake is, van functie veranderen en/of opnieuw worden ingericht.

- De herwaardering van de tuln als stedelijk rulmtstype De tuin is compacter, intiemer, economischer en welbeschouwd stedelijker dan het park. Er zijn in de Nederlandse steden (te) weinig openbare tuinen. Zo'n

tuin kan voorbeeld bij een openbaar geboUW worden aangelegd

• Het heratel van de fuimtelljke contlnultelt

Beeldende (programmatische) discontinu'iteit en ruimtelijke continuttelt zijn wezenlijk voor de hedendaagse stad. Ruimtelijke continu'iteit kan worden gemaakt door een schake ling van verschillende stedelijke verblijfsruimten aan een stedelijke route, die delen van de stad of stad en landschap verbindt. Bestaande fragmenten van het stedelijk "tapijt" kunnen WOfden verbonden tot een nieuwe stedelijke struktuur, die ook een autonome ruimtelijke kwaliteit heeft. Voorbeelden zijn het plan van bureau Bakker en Bleeker voor de groenstruktuur van Den Haag en het studieplan van Inge Bobbink voor de inrichting van het spoorwegtracee over de Maas in Rotterdam.

• De verblndlngen met natuurqebladen en het kultuurlandschap bulten het stedelljke gebled

Door middel van de ontwikkeling van landschappelijke draagstructuren zoals riviertjes, kanalen e.d. kunnen verbindingen worden gemaakt tussen het stedelijk gebied en het landelijk gebied (een van de doelen van de Randstadgroenstructuur). De landschapsstructuur wordt daarbij als het ware "ingeweven" in die van de stad. Hiermee kan worden voortgeborduurd op de reeds bestaande kenmerken van de Hollandse Randstedelijke (tapijt)metropool. De landschappelijke draagstrukturen zijn als het ware de ''wortels'' van de afzonderlijke steden, verwijzen naar hun ontstaansgeschiedenis. (Hierin kunnen ook formele bepalingen van het kultuurlandschap een raj spelen). le zijn ook voor de ecologische infrastructuur van belang. Voorbeelden: Vecht, Rotte, Amstel, Ringvaart

- De archltectuur van de stadsrand

Men zou het Neue Frankfurt van May en Migge kunnen beschouwen als een voorloper van het stadslandschap. Het plan voor de inrichting van het Niddadal ("die Erhaltung der alte Nidda"), ook al is het maar gedeeltelijk uitgevoerd, geeft een duidelijk beeld van een stedelijk parklandschap . Het model is gevormd naar voorbeeld van de grote parken in Londen, met name Regent's Park. Met de vormgeving van de nieuwe woonwijken (Siedlungen) werd geprobeerd de rand (en daarmee de status) van het Niddalandschap te bepalen en zo volledig greep te krijgen op de grenzen van de stad .

Behalve aan een landschapsarchitectonische behandeling van de "stadsrand" kan, naar analogie van het 17e eeuwse "residentielandschap" rond Parijs ook worden gedacht aan een grootschalig landschapsarchitectonisch raamwerk, dat de stad verbindt met de forme Ie struktuur van het cultuurlandschap. VOOfbeelden: Das Neue Frankfurt, de Randstadgroenstruktuur, Groningen.

16

- De archltectuuf van de InterstedellJke rulmte

De interstedelijke ruimte is te beschouwen als een uitvergroting van de stadsrand, Interstedelijke ruimten kunnen worden omgevormd tot "stedelijk landschap"; ook deze struktuur is kenmerkend voor de Randstad. De basis hiervoor zou kunnen worden gevonden in een landschappelijk casco, waarin stedelijke restruimten (indien voorhanden) van verschillende schaal zijn geweven. Voorbeelden zijn het "Groene art" tussen Amsterdam en Haarlem en de ruimte tussen Zaanstad en Beverwijk.

3. Het archftectontsche vraaqstuk: experlmenten met een nleuwe "catalog us van elementen"

Het hedendaagse stadspark moet allereerst een reeIe, experimentele ruimte zijn die deel uitmaakt van de stedelijke struktuur van de moderne rnetropool (het "ruimtelaboratorium"). Binnen het hedendaagse stadspark kan de verhouding tussen de stad en het landschap opnieuw beetdend worden voorgesteld, kan het stedelijke programma opnieuw worden "geensceneerd" (het "nieuwe landschapstheater").

3.1. Het rulmtelaboratorfum

Men zou de stad als een "stapeling" van ervaringen kunnen zien. Aan de ervaring kunnen in een doorgaand proces steeds nieuwe ruimtelijke elementen worden toegevoegd; oude elementen verliezen soms hun betekenis, worden bijgezet en gaan tot de "humus", het substraat van de stad behoren,

De hedendaagse Nederlandse stac echter lijdt aan behoudzucht: het proces van herinterpretatie en vernieuwing van de stedelijke ruimte stagneert. Waar het onder meer aan ontbreekt is een oefenveld waarop beeldend-ruimtelijk kan worden geexperimenteerd; een "space-lab" in de stad. Waar kan uitdrukking gegeven worden aan wezenlijke gedachten van onze tijd, aan de "explosie" (Bataille), aan fragmentatie, aan stilte, aan de discontinu"iteit en de verdichting van het bestaan, aan de abstracte ruimte, aan oneindigheid, de peilloze diepten van het molecuul en de sterren (Eames), aan de cycli van dag en nacht, van de seizoenen, aan de "adem" van de natuurlijke rulrnte, aan de geschiedenis, enz., enz ..

Het gaat in het landschapsarchitectonische ontwerp nu om een beelding van die ruimtelijke kwaliteiten. Beelding van nieuwe ruimtelijke ervaringen (of "ombeeldingen" zoals Van Doesburg dat noemde) is een bekend verschijnsel in de ontwikkeling van het vak, Bloeiperioden van de landschapsarchitectuur waarin

een sprong voorwaarts is gemaakt kan men onder meer herkennen aan de nieuwe ruimtelijkheid van baanbrekende oplossingen. Zo weerspiegelt het ltallaanse villa-ontwerp uit de 15e en 16e eeuw een kosmisch ruimtebesef, waarin de stad, het landschap en de villa ats een geheel kunnen worden ervaren, In het Franse formele ontwerp uit de 17e eeuw kreeg het absolute begrip van ruimte en tijd, de oneindigheid van de abstracte, driedimensionale ruimte gestalte; het toont ons de dynamiek van de intellectuele verovering van de wereldruimte. In het 18e eeuwse Engelse landschapsontwerp werd de band met het verleden hersteld en tegelijkertijd herzien; het llet ons een 18e eeuws Arcadi~ zien, maar ook het concept van de landschapsruimte, de dynamiek van het landschappelijk ruimtecontinuOm, dat ten grondslag Jigt aan de tse eeuwsestedebouw en zijn schaduw voorult wierp naar het tijd-ruimtecontinuOm van de mode me stad.

In hedendaagse parkontwerpen herkent men naast experimenten met een nieuwe ruimtelijkheid soms ook een tegengestelde tendens, een pre-occupatie met het "dingmatige" van het architectonisch apparaat en het fragment. Niet aileen in het Floriadepark waar dit gezien het programma te begrijpen is maar ook in het Parc de la Villette; noch in het ontwerp van Tschumi, noch in dat van Koolhaas voor La Vilette bijvoorbeeld is de ruimtevorm a priori gegeven. De ruimtelijkheid ontstaat hier pas doordat de samenvoegingen, waarin de afzonderlijke planlagen die elk een beeldende en/of een functionele rechtvaardiging hebben, met elkaar intertereren en elkaar doordringen. De uitkomst hiervan is onzeker, mede omdat referenties aan de traditie van het landschapsarchitectonische ontwerp ontbreken (zie ook 3.3 Experimentele ensceneringen).

3.2. Het nieuwe landschapstheater

De positie van de hedendaagse landschapsarchitectuur in deze ontwikkeling zou op grond van het voorgaande kunnen worden verduidelijkt door experimenten, waarin ook de klassieke (traditionele) landschapsarchitectonische typen tot nieuwe eenheden worden getransformeerd en het materiaal vormen voor een nieuwe enscenering van het "Iandschapstheater".

In de Catalaanse ontwerpen voor parken en pleinen van Bofill en Bohigas bijvoorbeeld zijn het concept van de (ommuurde) Arabische tuin (de oase) en het Romeinse begrip van de openbare ruimte zoals het forum, de umbraculo en het amfitheater getransformeerd en tot een nieuwe samenhang gebracht. Er is telkens een geometrisch ingedeeld, ommuurd "binnen"park (-plein) en een "buitenpark" te onderschel-

17

den, een landschap, dat zich voegt in de plaatsellike sltuatle (topografie).

Het uitgangspunt voor deze enscenering zou een transtormatle en montage kunnen ziin van een aantal gegeven architectonische typen tot een nieuwe beeldend-ruimtelijke struktuur, bijvoorbeeld met behulp van de volgende "rekwisieten" en "zetstukken" (deze voorbeelden zijn uiteraard slechts bedoeld als aanlei ding en inspiratie):

he! stedelljk decor poort

forum (plain) promenade folie

bordeslbalkon (panorama) hippodroom (renbaan) tuin (hof)

theater

het natuurlijke decor bran/waterval

woud wildernis/moeras berg/ravijnlklif vlakte/steppelwoestijn beeklrivier zeelkustlwad

meer

Vervolgens gaan wij op zoek naar nieuwe methoden om het scenario te schrijven en het toneel in te richten.

3.3. Op zoek naar sen nleuwe landschapserchltectonlsche enscenertnq

Hierbij kunnen zowel traditionele als experimentele methoden worden gebruikt. Bewerkingen die essentieel zijn voor deze benadering van het landschapsarchitectonisch ontwsrp zijn de decompositie (demontage),de transformatie en die van de enscenering (recornposltle, montage). Deze begrippen zijn tamelijk nieuw en vragen om een verduidelijking.

- Deccmposltle

Decompositie doelt in algemene zin op een uiteenrafeling van de beeldend-ruimtelijke struktuur van bruikbare historische voorbeelden en het gebruik van de bestaande beeldende elementen of ruimtelijke onderdelen (ook wei "citaten" genoemd) in een nieuwe compositie of enscenering. Decompositie is de bewerking waarmee de actieve compositie-elementen worden losgemaakt van hun bestaande context waardoor ze ingezet kunnen worden in een nieuwe enscenering. De geschiedenis van de landschapsarchttec-

8. In de studies van Eisenmann heeft het begrip een enigszins andere betekenis. Deze laten een voortdurende verandering van een of meer grondvormen (bijvoorbeeld de kubus) zien; een idee dat Tschumi in La Vilette van hem heeft overgenomen in de behandeling van de folies.

9. Het begrip transformalie is hier in "intertextuele" zin gebruikt, waarbij gerefereerd wordt aan reeds bestaande landschapsarchitectonische composilies. Gebruikt men het in "contextuele" zin, waarmee de omvorming van een formeel (n09) onbepaalde structuur tot een architectonische compositie wordt bedoeld, dan raakt

tuur kent vele voorbeelden van zulke decomposities, bijvoorbeeld de Paliadiaanse landbouwvilla en Castle Howard in Engeland. Bijzondere en actuele vormen van decompositie zijn de demontage en de deconstructie.

• Transtormatle

Transformatie doelt, eveneens in algemene zin, op de omvorming van bestaande (historische) landechapsarchltectonlsche cornposhles (of de landschapsstrucmur), waarbij de oorspronkeJijke betekenlsstruktuur verloren kan gaan en ook het programma kan veranderen maar de ruimtelijke structuur of de grondvorm van het model behouden blijft. Een bestaand model kan aldus een nieuwe inhoud krijgenll. castex en Panerai verstaan naar analogie van het taalkundige (Iiteraire) onderzoek onder transtorrnatte ook verdichtingen en verschuivingen van betekenis9•

- Enscenering

Onder enscenering wordt hier het gebruik verstaan van een of meer (Iandschapsarchitectonische) 'vorrnscherna's" waarin de betekenisverhouding van de belangrijkste componenten van het denksysteem (conceptueel systeem) ruimtelijk is voorgesteld en bepaald", Met de rationele, de formele en de plcturaIe enscenering is het klassieke instrumentarium in beginsel gegeven. In deze ensceneringen zijn de verhouding tussen het huis, de stad en het landschap op verschillende manieren tot uitdrukking gebracht (bijvoorbeeld het "Iandschapstheater" in de rationele en de formele enscenering of "the garden, the meadow and the wilderness" uit de plcturale enscenering, waarin de betekenisverhouding van de (landschaps)architectuur, het cultuurlandschap en de natuur is vastgelegd). Door ze door elkaar te gebruiken ontstaan meerdere betekenislagen (dubbelzinnigheid). De enscenering kan op ruimtelijke draaqstructuren met een verschillende dimensie betrekking hebben: op de vormgeving van de plek, de route of de ruimte (punt, lijn en vlak).

- Montage

Een nieuwe enscenering is de montage waarin bestaande beeloend-rulmtejjke en functioneel-ruimtelijke fragmenten zijn gekozen, bewerkt en z6 tegen elkaar aangezet dat daarmee een verdichting van de ruimtelijke structuur ontstaat (een wederzijdse door-

men aan een voor de kunst essenfiele betrekking tussen het alledaagse en het bijzondere. Men zou ook de kunst tot op zekere hooqte kunnen begrijpen als een omvorming van "alledaagse" rnodellen met een archetypische struktuur tot artistieke composities, waarbij verdichting en verschuiving van betekenis optreedt. Zie: J. Castex en Ph. Panerai: Stedelijke strukturen. Bouw 26/4, 1971.

10. Het begrip "enscenering" is enigszins vergelijkbaar met het begrip "(plan)concept" in de landschapsbouwkunde maar doelt in het bijzonder op de architectonische dimensie daarvan.

18

dringing van de fragmenten) en aldus een verschulving van betekenis wordt bereikt.

Het verschil tussen de begrippen montage en collage is enigszins verwarrend, Leupen definieert de collage naar analogie van de "decoupees" van Matisse waarbij vorrnen en fragmenten, die hij eerst zeit ais collagemateriaal had aangemaakt, zijn uitgeknipt en in een nieuwe ruimtelijke compositie zijn samengevoegd. De montage daarentegen vergelijkt hij met de werkwijze van Kurt Schwitters en Hannah Hoch, die bij hun collages uitgingen van "gevonden" d.w.z. bestaand, of door anderen gemaakt materlaal, Zij versneden en bewerkten dit matertaal en monteerden ('ummontieren') deze 'vervreemde" fragmenten tot een nieuwe eenneld.

l.eupen ziet het verschil tussen collage en montage dus in de bewerking die het materiaai ondergaat; bij de collage zijn kant en klare elementen die hun zeltstandigheid bewaren bij elkaar gezet, bij de montage ontstaan door toevoeging en interpretatie nieuwe beelden. Hij beschouwt ze beide ats "composltorlsche middelen".

Nauwkeuriger is het wellicht een onderscheld te rnaken tussen de collage als een compositietechniek en de montage als een ensceneringstechniek, waarbinnen transformationele bewerkingen plaatsvlnden (en waarbij overigens dezelfde compositietechniek toegepast kan worden). In het ene geval (de collage) doet het compositiemateriaal in beginsel nlet ter zake, in het andere geval (de montage) is het uitgangspunt; de montage is een manier om met de geschiedenis en de vaktraditie om te gaan.

- Demontage

Montage veronderstelt demontage. Demontage is vergelijkbaar met decompositie met dit verschil dat het, naar analogie van de industriele productiewijze, uitgaat van een "architectonisch apparaat" dat in en uit elkaar kan worden genomen. Het voornaamste doel van de demontage is de sloop van de programmatische en ideele samenhang (de ideologie) van het Modeme ontwerp. Met behulp van de demontage worden dus niet slechts bestaande composities uit elkaar gehaald maar ook de enscenering veranderd. De bestaande werkelijkheid wordt vervolgens in de

11. Volgens Van Dijk gaat het in de architectuur om hat vervangen van de hierarchische relatie tussen vorm en functie, constructie en ornament door een onzekerheidsrelalie. De onbeheersbare chaotische realiteit moet in zijn visie niel worden ontkend zeals in het modernisme of gemaskeerd zoals in het postmodernisme; tegenstrijdigheden en onvoorspelbaarheid zijn uitgangspunt voor het ontwerp. Architectuur kan dan nog slechts "het herschikken en sublimeren van het onvermijdelijke" (de realiteil) zijn; het is architectuur "in de mate waarin ze de realiteit overstijgt". Zie: H. van Dijk:

Hat onderwijzersmodernisme. Van inspiratiebron tot ballast: de moderne traditie in Nederland. Archis 6-90.

montage opnieuw poetlsch ge'interpreteerd'1.

De enscenering van het Modeme tandschapsarchltectonische ontwerp is tot dusver nog niet diepgaand onderzocht maar het is duidelijk dat het programma er een grota rol in speelt; de eenheid van het Moderne ontwerp ligt in het pnrnaat en de behandeling van het programma 12.

Sinds het breken van de programma-enscenering is de erkenning van de fragmentatie van de (ruimtelijke) werkelijkheid onontkoombaar geworden; de stad en ook het landschap zullen voortaan niet meer als een harmonisch geheel kunnen worden begrepen maar ats een '1apijt van fragmenten13". Zelfs gebouwen zijn in beginsel uit ruimtelijke fragmenten opgebouwd. Hierin ligt het definitieve einde van de architectonische ideologie (welke dan ook) besloten. Dat is niet aileen afbraak; het laat de complexe werkelijkheid toe en is in die zln ook een bevrijding.

• Deoonstructie

Ook het verschil tussen de begrippen demontage en deconstuctie vereist een nadere toelichting. Demontage zou men kunnen begrijpen als een techniek, een werkwijze die voortvloeit ult de noodzaak om ult de scherven van vroegere (achterhaalde en bijgezette) ensceneringen iets nieuws tot stand te brengen. De deconstructie impliceert een houding, een architectuuropvatting die niet tijdgebonden is maar ook vroeger bestond, zij het onder een andere naam". Laugier bijvoorbeeld schreef in zijn boek Observations sur I'Architecture (1756):

"Er rnoet regelmaat en fantasie zijn, relaties en tegenstellingen, toevalligheden, onverwachte elementen die het beeld verlevendigen; grote orde in de details; verwarring, rumoer en tumult in het geheel". Volgens Tschumi doelt Laugier's ultspraak niet aileen een op reactie op de strenge orde van het forme Ie ontwerp: "Vee leer werpen ze een idee op van een deconstructie van de architectuur en vormen ze een vroege expeditie in het dome in van het plezler, tegen de architectonische orde van die tijd in15<,. Deconstructie duidt dus op een doorbreking van de gevestigde architectonische orde, van de hlerarchische verhouding tussen technische (functionele) en esthetische eisen ten gunste van de poetische zeg-

12. Volgens Summerson ligt zelfs de eenheid van de gehele architectuur(geschiedenis) in het programma. Zie: J. Summerson: The case for a theory of modern architecture. In: BIBA Journal, 1957. Deze enscenering is daarom hier (voorlopig) aangeduid met "programma- enscenering".

13. Zie: W.J. Neutelings e.a.: De transformatie van de Haagse stadsrand. De Randstad als ruimlelijk-programmatisch tapijt. In:

Stadsontwerp in 's-Gravenhage, T.U. Delft 1989.

14. Vergelijk de plaats van het Manierisme (in die tijd ook wei "de Stijl" genoemd) in de Classicistische Renaissance-architectuur.

19

gingskracht (het plezier)16. Bestaande waarden worden niet ontkend maar ondersteboven gegooid, waarbij de verhoudingen en de grenzen opnieuw worden bepaald.

• Experlmentele ensceneringen

Tschumi gebruikt in zijn prijsvraagontwerpen verschillende experimentele ensceneringen zeals een 'transcript" (overschrijving, afschrift of arrangement) in zijn studie Manhattan Transcripts en aan de muziek verwante aleatorlsche technieken (toevalsmanipulaties) in Joyce Garden 17.

Tschumi verdedigde de stelling oat het over elkaar heen leggen van autonorne strukturen (reflecties van verschillende systemen waaruit de ruimte of de rnaatschappij is opgebouwd) elke ervaring van struktuur teniet doet.

De gedachte is dat door een confrontatie van "op elkaar geworpen" systemen die niet meer tot een ideologie zljn sarnen te voegen een nieuwe vorm van ruimtelijkheid kan ontstaan die hiervoor in de plaats kornt, Tschumi noemt dlt effect 'transqresslon", wat zowel overlapping (in de zln waarin Chr. Alexander

15. Zie: B.Tschumi: The pleasure of Architecture, 1985.

16. Van Dijk gebruikt hier de term "zintuigelijk plezier" maar die lijkt me minder gelukkig; het gaat naast zintuigelijk genol (of zinsgenot, de aangenaam verrassing of streling van de zintuigen) immers om het spel, de "kick" of het plezier dat, zoals hij zelf al opmerkte vooral een beroep doet op het intellect, op de fantasie. Zo noemde hij Tschumi's Parc de La Vilette een "driedimensionale analogie". Zie:

H. van Dijk: ·With a little help of my friends", Tschumi's vuurproef in la Vilette. Archis 9-88.

17. Joyce Garden, een studieontwerp voor Covent Garden in Londen (1977) waarin op basis van een genummerd puntraster verband gelegd werd met volkomen wi"ekeurige passages (motieven) uit Joyce's boek Finnigans Wake.

dit begrip gebruikte) als overschrijding (in de betekenis die Bataille daaraan gat) kan betekenen. Deze opzst draagt kiemen in zlch van een nieuwe enscenering naast de montage maar de ultkomst er van is onzeker",

De bijzondere betekenis van de montage (en mogelijke andere experimentele ensceneringen) voor de ontwikkeling van net landschapsarchltectonisch ontwerp is dat daarmee een dynamiek voornanden is om de verhouding tussen de stad en het landschap zoals die gestalte kreeg in net tse eeuwse stadspark en het functionalistische stadsgroen te verwerken en te herzien. De ontwerper van. het hedendaagse stadspark is niet meer gebonden aan een klasslek of een modernistisch paradigma over de betekenis van het landschap en de natuur maar kan in het mentagelandschap voortaan onbelemmerd omspringen met de landschapsarchltecto nische traditie.

W. Reh / C.M. Steenbergen

18. De uitvoering, het zintuigelijk waar te nemen resultaat in La Vilette wijst uit dat de samenhang van elk der drie systemen (puntraster met folies, promenades clnematlquss en lanenstelsels en oppervlaklen met een verschillend gebruik) afzonderlijk wei degelijk is waar te nemen (althans tot dusverre); de ruimtewerking die ontstaat door de interactie van de verschillende systemen is nog onduidelijk. Van Dijk merkle over La Vilette op: "hler woed! het tumult in de details en heerst de orde in het geheel. ( ... ) Het park is vooral boeiend omdat het een complexe wijze van terreinordening heeft ge'introduceerd en het ingewikkelde programma zodanig heeft ondergebracht dat orde en toeval elkaar op boeiende wijze afwisselen ( ... r. Zie: H. van Dijk: "With a little help of my friends". Tschumi's vuurproef in la Vilette. Archis 9-88.

20

uteratuur

Steenbergen, C.M. e.a.: "Architectuur en Landschap. Rationele, tormele en picturale enscenering",

Delft 1989.

Castex, J. en Paneral, Ph.; "Stedelijke struknrren", Bouw nr. 26 1971.

Castex, J. e.a.: "De rationele stad, Van bouwblok tot wooneenheid", Nijmegen 1984.

Engel, H.; "Beeld en struktuur, Aantekeningen bij De rationele stad", De rationele stad, Nijmegen 1984.

Engel, H.; "De architectuur van de stadsrand. Frankfurt am Main 1925-1930", Delft 1987.

Fachbereich Stadt- und Landschaftsplanung der Gesamthochschule Kassel: Leberecht Migge 1881- 1935. Gartenkultur des 20 Jahrhunderts. Worpsweder verlag i 980.

Mlgge, L.; "Kritik am landschaftlichen Park der Jahrhundertwende- he ute noch aktuell?",

Der Hamburger Stadtpark und die Neuzeit, 1909.

Molenaar, J. en Smienk, G.; "Het geval Zuiderpark", Raderwerk, Delft 1981.

Reh, W.; "Een 1ge eeuws Arcadia. Een landschapsarchitectonische analyse van de prototypen van het stadspark, Landschapsarchitectuur en stadsontwerp dee I II", Delft 1990 (druk in voorbereiding).

Bruin, D. de e.a.: "Ooievaar. De toekomst van het rivierengebied", Stichting Gelderse Milieufederatie, 1987.

Neutellngs, W.J. e.a.: "De transformatie van de Haagse stadsrand. De Randstad als ruimtelijk-programmatisch tapllt, Stedebouwkundige studie verricht in opdracht van de dienst SO/GZ van de gemeente Den Haag, 1988-89",

Stadsontwerp in's Gravenhage, Delft 1989.

leupen, S.; "IJ-plein, Amsterdam. Een speurtocht naar nieuwe compositorische middelen", Rotterdam 1989.

Dljk, H. van; "Het onderwijzersmodernisme. Van inspiratiebron tot ballast: de modeme traditie in Nederland", Archis nr. 61990.

Tschuml, B.; "The pleasure of Architecture", 1985.

Dljk, H. van; " 'With a little help of my friends.' Tschumi's vuurproef in la Villette", Archis nr. 91988.

Afbeelding: M. Desvigne, experimentele landschapsarchitectonische studie; "Paysage on amerait tant photographier un paysage de dos, AA 262 april 1989

21

1. Het hlstorlsche stadspark

1.1. Situering in de stad en maatschappetqke corspronq

Een selectie van historische stadsparken vormt de basis van dit hoofdstuk. Het accent lig! op het scheppen van een beeld waarbij kort wordt ingegaan op het ontstaan van de interne beeldstructuur van het stadspark in samenhang met de culturele (en ideologische) context. Dit gebeurt tegen de achtergrond van een analyse van de transformatie van tuin tot stadspark.

De parken zijn geselecteerd op grond van hun bekendheid maar ook met betrekking tot hun specifieke achtergrond, en zijn weergegeven in hun belanrijkste herkenbare hoofdlijnen.

Daarnaast is getracht de parken te categoriseren naar hun plaats in het stedelijk weefsel (de stedelijke groenstructuur), en hun culttiurhistorische achtergrond. De categorisering maakt geen aanspraak op volledigheid, maar biedt een houvast bij het overzicht van de parken. Een verdere verfijning van de categoneen is niet relevant in deze studie.

Alvorens een onderscheid te maken naar hun sociaal-maatschappelijke en situatieve herkomst worden de parken geplaatst in hun stedelijke context. Bezien wordt de manter waarophet park in de stad is gelegen en of het onderdeel uitmaakt van een bepaalde groenstructuur. Men kan enkele cateoorleen onderscheiden:

- toevallig in de stad "gegroeide" parken

- planmatig in de stad opgenomen parken

En verder:

- parken die een onderdeel vormen van een radiale structuur, bijvoorbeeld vingerstad

- parken die een onderdeel vormen van een concentrische structuur, bijvoorbeeld vestingsteden

Een park kan onder verschillende cateqorten vallen of in een stad liggen waarin verschillende structuren voorhanden zijn.

F. Baltzarek en R. Scheding hebben in "Der Okonomische Ursprung der groBen Garten und Parks der Europalschen Metropolen" (Landschaft + Stad 13, 1981), een aantal cateqorleen onderscheiden met betrekking tot de maatschappelijke en situatieve her-' komst van stadsparken.

Met behulp van deze studie zijn een aantal categorieen bepaald waarin ook de landschappelijk-morfologische ondergrond en de maatschappelijke context een rol spelen.

- voormalige paleistuinen (residenties)

- voormalige jachtbossen (koninklijke domeinen)

- voormalige militaire terreinen (exercitievelden,

forten, vestingen)

- restgebieden, waaronder;

- vuilstorten, mijnen

- infrastructuurcomplexen (verlaten vliegvelden,

rangeerterreinen)

- marginale natuurlijke elementen (berghellingen, rivierbeddingen)

- volksparken, als planmatig opgenomen stadsparken, waarin voor het eerst sprake was van een functioneel programma

Verder zijn er de voormalige "commons", zeals oude markten (Ies Halles-Parijs) en kerkhoven. Vaak zijn deze klein ten opzichte van andere stadsparken. En voor deze studie zijn ze dan ook buiten beschouwing gelaten.

Uitgaande van deze categorise ring worden de parken en stadsplattegronden in het navolgende overzicht geordend. In het overzicht wordt kort ingegaan op de maatschappelijke context en de interne ruirntelijke structuur.

Het hoofdstuk als geheel vorrnt een inleiding voor hoofdstuk 2 waarin het actuele stadspark aan de orde kornt.

., NATUURlIJK !i:III GEGROEID

Dit betreft parken die op sen min of meer tosvalligs wijze in de stad zijn komen te liggen. Doordat ze aanwezig waren als jachtbossen of residenties is de stad gewoon om daze parken heen gegroeid.

In Londen zijn b.v. grote parken ontstaan uit voormalige residenties die oorspronkelijk buiten de stad waren gelegen. Naarmate de stad groeide zijn ze opgenomen in het stedelijk weefsel en behouden gebleven als waardevolle groene oases.

Hieronder kunnen ook parken vallen die zoals bijvoorbeeld Buttes Chaumont (Parijs) ontstonden uit verlaten mijnen of kerkhoven, marktplaatsen, commons en dergelijke. Ook gebieden die lange tijd onbebouwd bleven vanwege hun natuurlijke ligging behoren tot deze categorie.

london

Parljs

24

Chicago

In!erpretatie van de radiaalstructuur als planmatig opgenomen groensysteem gerich! op het centrum van Boston (n.a.v een lekening van Olmstedt omstreeks 1872).

Boston

PLANMAllG IN DE STAD OPGENOMEN

Deze parken dateren vaak uit het begin van de 20e eeuw en zijn met name ts vinden in Amerikaanse steden. Een voorbeeld van een planmatig in de stad opgenomen groenstructuur is in Chicago te zien. De stad is opgebouwd uit een grid waarin losse stukken groen zijn opgenomen die gelijkmatig over de stad verdeeld zijn. Onderling hebben ze relatie tot elkaar via parkways en maken ze dee I uit van de structuur van de stad.

In Boston is de groenstructuur anders georganiseerd. De landschaps-architeet Olmstedt liet "groene rivieren" de stad binnendringen tot aan de zee. Het rationele stedelijke weefsel is begrensd door de randen van de groene rivieren.

De parken vormen een ondsrdeel van een systeem waarin ook andere

. parken een rol spelen en die onderling een bepaalde samenhang hsb-

. ben.

Een heel ander voorbaeld is het Amsterdamse Bos als sen van de earste planmatig opgenomen stadsparken in de stadsstructuur in Nederland (Algemean Uitbreidingsplan Amsterdam 1935).

RADIALE STRUCTUUR

Radiale groenstructuren zijn vaak bedacht om de stad "door te luchten" met groenzones van het centrum tot de periferie. Ze komen vaak voor in samenhang met gordelstructuren met de bedoeling tussen de ringen groene longen te cresren die tot aan het centrum van de stad rei ken (Keulen). Deze structuur hangt ook vaak samen met de geomorfologische en landschappelijke ondergrond. Bijvoorbeeld in MOnchen, waar verschillende rivierenlopen en kreken samen komen waartussen de stad is ontstaan. De stroomgebieden zijn groen gebleven omdat ze onbebouwbaar waren (moerasachtig) of regelmatig onder water liepen. In Arnhem dringt het groen aan de noordzijde via beekdalen met daarin buitenplaatsen door tot diep in de stad, dankzij de ligging aan de rivier en de beeindiging van hat Veluwe-massief. Nederland kent vele vingersteden met radiaalstructuren. Nijmegen, gelegen op een stuwwal, kent min of meer dezelfde structuur.

MOnchen

Arnhem

Frankfurt

Wenen

2.7

CONCENTRISCHE STRUCTUUR

Vaak is deze ontstaan uit stedelijke vestingwerken die regelmatig vernieuwd en uitgebreid werden. Het erbuiten gelegen schootsveld mocht niet worden bebouwd en vormde zo als vanzelf een groenzone. Naarmate de techniek vorderde werd ook het schootsveld groter en daarmee ook de groene zone. In Frankfurt zijn 3 ring en aangelegd die naar buiten toe steeds groter worden. Bij het slechten van de vestingwerken werd veel van deze grond als dure bouwgrond verkocht. Vaak bleef het terrein lang in hand en van het leger waardoor enkele Midden- en Noordeuropese steden grote onbebouwde zones dichtbij het centrum kregen. Deze gaven echter aanleiding tot nieuwe bebouwing en infrastructurele complexen en versnippering van de samenhangende groene zone. Bij het slechten van de Weense vesting en de aanleg van de ringboulevard bleef circa 40 hectare over voor grotere en kleinere parken. Een veelvoud van deze oppervlakte werd verkaveld als bouwgrond en met de opbrengsten daarvan werden de openbare gebouwen langs de boulevard gefinancierd. Toch slaagde het gemeentebestuur erin om relatief veel groen te behouden.

In een stad als Parijs werden de terreinen van de voormalige vestinggordel, ondanks de door Eugene Henard gevoerde campagne, stuk voor stuk verkocht. Het marsveld (exercitieterrein) bleet evenwel bewaard en werd in de 1ge en 20e eeuw voor wereldtentoonstellingen gebruikt. In Nederland zijn veel voormalige vestinggordels omgewerkt tot "stadswandelingen".

In Amsterdam waren de plannen van Van Niftrik en Kalff (1875) met de daarin opgenomen parken bepalend voor de omwerking van de vestinggordel.

~ PALEISTUINEN

Voormalige paleistuinen vormen een van de eerste en belangrijkste vormen van opsnbaar groen. Hat Pare Sempione in Milaan is daar een veerbeeld van. Door zijn uitgesproken georlsnteerdheld op het stadscentrum neemt het een strategische positie in in de stad,

In deze parken naamt het gebouw, meestal het slot, een centrale plaats in.

Binnenstad van Milaan

~ JACHTBOSSEN

De voormalige koninklijke jachtbossen zijn qua oppervlakte nag aanzienlijk belangrijker dan de palelstuinen. Het zijn vaak grate groene oassn aan de rand van oude grote ste den. Afmetingen van rnssrdsrs vierkante kilometers zijn geen zoldzaamheid. Dergelijke grote terreinen stonden, meer dan de als monumenten beschermde paleistuinen, steeds onder grate stedelijke druk.

De Tiergarten in Berlijn bijvoorbeeld is tijdens en na de tweede wereldoorlog ontbost en als agrarisch bouwland in gebruik genomen. Verkeersaders an spoorlijnen zijn vaak door zulks groene zones gelagd. Ze dienden ook als tsntoonstellingsterreinen (IBA'54-Berlijn), lunaparken (Prater-Wenen), en dierentuinen (Bois de Vincennes-Parijs).

Parco Sempione

s,

C (

c

\_

o

Tiergarten

o

Friedenspark

o

Englischer Garten

o

MlliTAIRETERREINEN II EN .

FORTIFICATIES

Hiertoe behoren omgebouwde vastingwallen en fortificaties. Soms zijn deze versnippard tot kleinschalige parkjes die een veelvoud aan functionele invulmogelijkheden bieden.

Een voorbeald hlervan is Keulen waar men in voormalige vestingwerken onder andere vindt: wijnkelders, clubhuizen, heemparken, kunstenaars, volkstulnen, sportvslden snz. Het Friedenspark behoort tot de fortificaties van de 2e ring van Keulen. Het park is omgebouwd tot jauqdcantrum en is eromheen ingericht als heempark.

In Nederland is met name Zecher bekend geworden om zijn ontwerpen voor "stadswandelingen" langs de oude vestingsgordels, zoal bijvoorbeeld in Haarlem.

MARGINALE.

NATUURLlJKE .

ELEMENTEN

Moerassen, berghellingen en rivierbeddingen vormen de basis in deze categorie.

Het laaggelegen rivierdal van de lsar waar het overstromingsgevaar een hindernis is voor bsbouwinq, vormt de basis van het grootste stuk stedelijk grOen in Munchen. De Englischer Garten is een van de populairste parken in Miinchen dicht nabij de binnenstad, mede dankzl] de Biergarten. Hetzelfde geldt voor het Donau-eiland in Wenen dat sen vergelijkbare rol speelt in de binnenstad.

Hst is geen kleine prestatie am zolts maeilijk te bebouwen terrein te redden als graene case, als zlch bouwlustigen aandienen.

R RESTGEBIEDEN

Vanaf het slnde van de 1ge eeuw vorrnen daze gebieden de economische basis voor de aanleg van openbaar groen.

In sommige gevallen is daarbij sprake van gegevenheden die een (natuurliike) belemmering vormen voor bebouwing, maar die sen goeds aanleiding zijn voor esn park. In andere gevallen moet de parkaanleg negatieve kwaliteiten camoufleren.

Het Pare des Buttes Chaumont en het Pare Montsouris in Parijs werden in de 1ge eeuw aangelegd op het terrein van verlatsn kalkgroeves.

Aan deze categorie kunnen ook begraafplaatsen, vuilstortplaatsen, verlatsn fabrieksterreinen en voorrnaliqe infrastructurele complexen toegevoegd worden zoals bijvoorbeeld voormalige rangeerterreinen, vliegvelden, snelweqtracs's en dergelijke, die door verandering of overbelasting gesaneerd zijn.

IQ ~I VOlKSPARKEN

Het volkspark is een type park dat zlch aan het einde van de vorige eeuw manifesteerde als functioneel "stadspark". Het kreeg een hygienische en opvoedende rol te spelen. In het concept van de eng else landschapskunst werd het functionele programma ingepast. Grote open ruimtes en plaats voor sport en spel en stedelijke voorzieningen zeals musea, cates, kermis, tentoonstellingen en dergelijke meer. In tegenstelling tot eerdere parken was het een park voor het volk dat ruimte rnosst bieden voor activiteiten. In Duitsland werd teruggegrepen op ean formele organisatie (Hamburg, Keulen) en een strange ordaning. Bovandien mosst het volkspark ruimte bieden aan kleinschaligheid die de mensen hun eigen achtsrtuin kon voorspiegelen in rosaria, wark- en heemtuinen. Belangrijke volksparkontwerpers in Duitsland warsn Schumacher, Encke en Migge.

Buttes Chaumont

o

Hamburger Volkspark

30

1.2. Belangrijke hlstorlsche parken

Parijs - Bois de Boulogne
- Buttes Chaumont
Londen - Regent's park
- St. James's & Green Park
New York - Central Park
Barcelona - Parc de la Cuitadella
- ParcGOell
Keulen - Klettenbergpark
- Vorgebirgspark
- BIOcherpark
Stuttgart - Schlossgarten
Amsterdam - Oosterpark
- Vondelpark
- Amsterdamse Bos
Rotterdam - Het Park
- Kralingse Bos
- Zuiderparkgordel
Den Haag - Zuiderpark
- Haagsche Bos
Delft - Agnetapark
- Hot van Delft
- Delftse Hout 31

Parijs

1. Bois de Boulogne
2. Pare Moneeau
3. Pare de la Villette
4. Pare des Buttes Chaumont
5. Pare Cltrosn-Oevennss
6. Champs des Mars
7. Jardins du Luxembourg
8. Pare Mont Souris
9. Zone Peripherique
10. Pare de Berey
11. Bois de Vincennes
12. Pare du Sausset r--==--I

o

5

10km .: :

Bois de Boulogne

Plan Ontwerp Opp.

openbaar park sinds 1852 A. Alphand - B. Deschamps 7,7 km2

Het Bois de Boulogne is van oorsprong een koninklijk jachtbos. Francois I bouwde er in 1528 het Chateau de Madrid, dat over de Seine uitkeek. Het omliggende landgoed werd gebruikt als jachtbos en dertig jaar na de aanleg van het Chateau (1556) werd er, om de struikrovers buiten te houden, een muur om het bos aangelegd met 8 poorten. In de 17e eeuw liet Colbert (minister onder Louis XIV) er rechte lanen en rondpolnts aanleggen (waaronder het Croix-Catelan), en werd het bos voor het publiek geopend door Louis XIV. In 1779 kreeg de Comte d'Artols toestemming naast het Chateau de Madrid een Engelse tuin van 7 hectare aan te leggen.

Tot aan de revolutie was het bos erg geliefd bij de Parijse bevolking. Na de val van Napoleon in 1815 raakte het in verval. Napoleon III schonk het Bois de Boulogne in 1852 aan de stad, om het te ontwikkelen als openbaar wandelpark en recreatiegebied. Eis was wei dat hiervoor 4 jaar lang 2 miljoen francs ge'investeerd zou worden. Alphand en zijn team (waaronder Barillet-Deschamps) gaven het onder Haussrnann zijn huidige vorm. De muur werd omgebouwd naar het model van het Hyde Park. De rechte wegen werden vervangen door kronkelende paden. Twee meren werden gegraven en een heuvel opgeworpen. Het Hippodrome van Longchamp werd aangelegd langs de Seine en er kwamen kiosken, chalets en restaurants. De Pre Catelan (in het midden) en Jardin d'Acclimation (in het noorden) werden omgebouwd tot attractiepark.

In 1834 werd de Avenue de l'Imperatrice geopend (nu de 140 meter brede Avenue Foch) die al meteen vanaf het begin een populaire promenade was. Na 1870 werd de racebaan van Auteuil aangelegd, gelegen tegen de Peripherique in het zuiden van het park. Aan de andere kant van de ringweg liggen nu de tennisvelden van Roland Garros en in de noordwestelijke hoek en op het elland in de Seine zijn een groot aantal sportaccomodaties opgenomen

Het park is een duidelijk voorbeeld van een Franse aanpassing van de Engelse landschapsstijl tot een stedelijk park.

E::=::::E:3--=t ±===:3

0.5 1 km

o

Pare des Buttes Chaumont

Plan Ontwerp opp.

openbaar park sinds 1867 A. Alphand - B. Deschamps 25ha

Het Parc des Buttes-Chaumont is door Barillet-Deschamps (van de Service des Promenades de Paris) en Alphand ontworpen. Het park is gelegen in het tse arrondissement, dat in 1859 bij Parijs werd gevoegd.

Op de plek waar het park nu ligt heeft de galg van Montfaucon jaren dienst gedaan. Later was er een kalkgroeve, die diepe littekens achterliet in de aarde. De kalkgroeve werd gesloten en deed daarna dienst als vuilstortplaats. Vaak had men in heel Parijs last van de stank. Het was een verlaten, ongezonde en gevaarlijke plek.

De Service des Promenades had dat ook door en wilde voor de nieuwe stadsbewoners een 'wandeling' ontwikkelen. Daartoe werden er 25 ha. gekocht, waar het park in 3 jaar tijd werd aangelegd. In .1864 werd het grove grondwerk verricht. Dat werd in 1865 en 1866 voltooid, waarna aarde werd opgebracht op de kalk. Het water werd uit het Canal de l'Ourcq omhoog gepompt.

Het park is pit,toresk uitgewerkt, maar de stad blijft duldelijk aanwezig in het wegenstelsel en in het herkennings- en uitzichtspunt (de rots met het tempel-

o

a 50 100

tje). In het padennet zijn twee systemen te onderscheiden: het ene langs de buitenrand, in relatie met de omgeving; het andere middenin de besloten parkwereld. In een diep ravijn loopt een spoorlijn door het park en via een slingerende promenade is het park verbonden met het Bois de Vlncenaes.

In 1867 was het Parc des Buttes-Chaumont een onderdeel van de wereldtentoonstelling. Door de excentrische ligging was het niet erg druk bezocht. Het park is nu nog steeds een enclave in de stad. Het vormt een besloten wereld, vol verborgen beelden en verrassende hoogteverschillen. Een overdreven wereid, met slechts kunst-natuur.

" .... 11 n'y a de vraie nature que Ja Fausse." . (A. Grumbach, 1983)

250m

Vogelvlucht van Alphand uit 1868

Een van de bruggen die het eiland ontsluiten

Het tempeltje boven op het eiland

london

1. Hampstead Heath Park

2. Regent's Park

3. Hyde Park

4. Green Park

5. St. James's Park

6. Battersea Park

7. Richmond Park

8. Wimbledon

Regent's Park

Plan Ontwerp Opp.

i 812 - 1838 (openbaar park sinds 1858) J. Nash - J. Morgan

191 ha

Regent's park is Mn van de eerste villaparken in Engeland en is voortgekomen ult een voormalig jachtgebied. Het park was door Henry VIII als Marylebone Park bij de Royal Chase (jachtgebied) gevoegd. Tot 1812 bleef het voornamelijk bestaan ult velden en weldon, ten noorden van Londen.

Prince Regent George IV liet een prijsvraag ultschrl]Yen om een stedebouwkundlq plan te maken voor het gebied. De inzendingen (3 van John White) voldeden blijkbaar niet en in 1811 werd aan twee architectenkoppels een studie-opdracbt gegeven. Het gebied zou de afsluiting moeten vormen van het welgestelde gedeelte van de stad in de vorrn van een villapark. Het ontwerp van John Nash en zijn assistent James Morgan werd gekozen ter uitvoering. In dit ontwerp is geprobeerd om de adellijke buitenplaats in een stedelijke vorm te gieten. Hierbij werden middelen uit de Engelse landschapskunst gehanteerd.

Het parkgebied werd omringd door lange 'terraces" (paleisachtige, klassieke facades, met daarachter woonappartementen) en werd slechts op twee plekken ontsloten, waardoor het een sterk prive karakter kreeg.

Het is "romantisch" ontworpen met een kronkelende vijver die een rivier symboliseert, een kanaal dat met boten en schippers wat levendigheid moet brengen en witte villa's als klassieke tempels in tuinen. De villa's geven een steeds wisselend beeld en zijn zo t.o.v, elkaar geplaatst dat ze onderling niet zichtbaar zijn en er lange zichtassen vanuit net huis gaan. In het midden van het park ontwierp Nash een dubbele "circus". Via Portland Place, Regent's Street en Piccadilly Circus werd het met St. James's Park verbonden. Het plan van Nash werd uitgevoerd, maar wei sterk gewijzigd. Er werden slechts enkele villa's gebouwd, en de terraces zijn korter geworden, zodat het park minder afgesloten werd, het dubbele circus is niet gebouwd en het kanaal loopt nlet door het park. Het plan is hierdoor van een paradijselijk villapark voor de welgestelde burgerij veranderd in een meer openbaar groet stadspark.

In 1858 werd het opengesteld voor het publiek.

37

St. James's Park w Green Park

Plan Ontwerp Opp.

1829

J. Nash 37,6 ha

o

100 200

500rn

St. James's Park was oorspronkelijk een moerassig weiland bij St. James's Hospital, waar de stad langzaam omheen is gegroeid.

Henry VIII kocht het in 1532 en liet het draineren om er een hertenkamp van te maken bij zijn nieuwe paleis. Na 1660 (Restoration: herstel koningschap) werd het door Andre Mollet omgebouwd tot een lusthot voor Charles II. Het werd een formeel plan. Een ganzevoet (driesprong van assen), gericht op het koninklijk paleis, vormde de hoofdstructuur van het plan. Het park werd opengesteld voor publiek en bleet lang zeer populair bij de welgestelde burgerij.

In 1829 liet George IV het park door John Nash aanpassen. Hij veranderde de middelste poot van de ganzevoet (het kanaal) in een meer. Het park kreeg daardoor een meer landschappelijk karakter. Vanaf de brug over het meer heb je goed uitzicht op Buckingham Palace en Whitehall. Op en rond het meer zijn steeds veel watervogels te zien.

De centrale as vanuit Buckingham Palace wordt aan het eind atgesloten door een triomfboog en staat in verbinding met Trafalgar Square. Haaks erop komt de verbinding met Regent's Park uit (ontworpen door

Nash) die met een trappenpartij is aangesloten op het park.

Het Green Park, een driehoekig stuk glooiend grasland met losse boomgroepen, verbindt St James Park met Hyde Park. Green Park is door Charles II bij de koninklijke parken gevoegd.

Beeld van de stedelijke as vanuit Buckingham Palace

St. James's Park

39

New- York

1. Riverside Park

2. Central Park

3. East River Park

4. Battery Park

40

Central Park

Plan Ontwerp Opp.

1858 (gereed 1877)

F. l. Olmsted - C. Vaux 320 ha (800 x 4000m)

In 1850 lanceerde William Cullen Bryant in de New York Post als eerste het idee een groot park aan te leggen, cat nodig was geworden in de snel groeiende stad, Met de hulp van Irving Washington en George Bancroft bracht hij de gemeenteraad ertoe land te kopen, voorbij de 42nd Street, waar de stadsgrens was. Nadat de gemeente de grond opgekocht had, werd er in '1857 een prijsvraag uitgeschreven. Frederick Law Olmsted en Calvert Vaux wonnen deze prijsvraag.

In 1858 werd met de aanleg begonnen en in 1877 was het park voltooid. Tot nu toe is het park steeds onderhevig geweest aan veranderingen en inbreuken, maar de hoofdlijnen van het oorspronkelijke plan voor het eerste openbare park in Amerika bleven behouden.

Olmsted was betnvloed door Downing (1815-1852), die als eerste in Amerika voor openbare parken campagne voerde.

In het ontwerp is dan ook getracht het landschappelijke beeld te behouden om zo het landschap in de stad ervaarbaar te maken. In het noordelijke deel liggen wijdse heuvels en het zuidelijke deel is gevarieerder ingericht met een rotsachtige, beboste helling. In het midden ligt een grote vijver die dienst doet als waterreservoir voor de drinkwatervoorziening van NewYork. De vijver is nu afgesloten met hekken.

Olmsted pleitte ervoor dat het park een natuurlijke oase in de stad moest zijn, afgesloten van het stedelijk leven. Daartoe ontwierp hij een verdiept dwarswegensysteem (Transverse Roads), waardoor het park vrij zou blijven van verkeer.

Dat het park omringd zou worden door wolkenkrabbers zal hij wei niet vermoed hebben. De steile randen van de gebouwen maken het park duidelijk zichtbaar als contramal van de stad.

.............I' II I' I L-JL
=:11 I ICJ[
==:J CJ[
:::::J CJ[
::=:J t::J r
=:J Dr

:::::J CJ r:
=::J CH
=::J el[
=:J ' CJr
=:J I:::::H
:=J elt
:=J ell::
=:J CJ[
:::::J CJC
::::J en
:::::I ClC
=:J CJ[
==:J cn
.=::J ell:
=::J CJC
:=J & cnc
::::::J ' CJt'
::=J 1:::11::-
=::J 'CH
.:::::I CJ[
::::::J C:::II:
:::J c:n:
:=J ' DC
:=:J ' CH
=:::J c:u:
] DC
DC
cu:
" CJ[
:=J : DC
=:::J C:U:
:::::J [:::::11':
:::::J DC
:::J en
=::J CJ[
:::::J CJ[
=::J CU:
::::J CJr:
=::J CJt
=::J CJ[
=::J CJ[
:::::::J O[
=::J CJC
c:J DCC
~'CJ 'en: '
:l \I :,',' ,DC "
~.~i CJ[

t::I I:
-, 1'\ \"""""1 i II I r=t r
0 0.5 1km
41 Barcelona

0 2km
1. MantJuieh
2. Pare l'Excorxadar
3. Pare de l'Espanya Industrial
4. Pare de la Cuitadella
5. Pare de la Creueta del Coli
6. Pare GOell
7. Mante Carmela
8. Montana
9. Pare del Clot
10. Pare Pegaso Pare de la Oultadella

Plan Ontwerp Opp.

eerste aanleg 1873-1888 J. Fontsere

34,5 ha

Philips V, hertog van Anjou, Iiet aan de noordoostrand van de Middeleeuwse stadskern van Barcelona een vesting bouwen, waar een leger werd ondergebracht om opstanden de kop in te drukken. De stad werd vanuit deze Ciutadella totaal beheerst. In 1848 werd de top van de Montjuich strategisch belangrijker. Daarom werd in 1868 de burcht afgebroken. Sommige gebouwen werden gesloopt. het terreln met de resterende gebouwen werd aan de stad geschonken en tot een openbaar park omgevorrnd. De tuinen werden aangelegd door Jose Fontsere. In 1888 werd het park ingericht voor de Wereldtentoonstelling. Later werd de beplanting hersteld naar de smaak van de vroege 20e eeuw.

Het ontwerp combineert klassieke en landschappelijke trekken en omvat een waterval, een meer, een muziektempel en de Plaza de Armas (J.N. Forestier). Beelden van onder andere Mares, Arnau, Carbonell, Clara en Gargallo geven het park het karakter van een openluchtmuseum. In het park liggen een dierentuin, het museum voor Moderne Kunsten en het Natuurhistorisch en Geologisch Museum.

De verbinding tussen de oude Middeleeuwse stad en het park wordt in de noordwesthoek gevorrnd door de Passeigh de Picasso. Langs de Passeigh de Picasso liggen een orangerie, een tentoonstellingsgebouw en een monumentale houten plantenkas.

Aan de zuidoostzijde ligt het Olympisch dorp voor de Olypische Spelenvan 1992.

.J L.....Jp . , " IV~
[
Ef~
'.:.
';',
0
alB l

~';! t
llll·:;: .
...iU ::::
n]1
Illi .:;:
Iti't:
I :. [

r~~ (rl :~~~:
1/ -'~.J ':::'
\~1Cl'::::;

[


[




<J



0 50 100 260m De houten kas met op de voorgrond een sculptuur

Pare Guel!

Plan ontwerp opp,

ca. 1900 A. Gaudi 15 ha

o 100 200

500m

Het (opengebroken) plein fungeert als een balkon naar de stad toe

Rond 1900 werd Antonio Gaudi door Eusebio Guell gevraagd een wijk te ontwerpen naar het model van de Engelse tuinsteden. De wijk moest 60 woongebouwen herbergen in een parkaanleg met zicht op zee en met voorzieningen, die het voor meer welgestelden aantrekkelijk moesten maken zich zover bulten de stad te vestigen. Er werden echter slechts 2 percelen verkocht, waarvan een aan Gaudi zelf. Later is het park door de erfgenamen van Guell aan de stad geschonken en vanaf 1922 is het een openbaar park.

Het park is gesitueerd tegen de Muntanya Pelada (wat "boomloze berg" betekent), vlak v66r de heuvels die de stad aan de noordkant begrenzen.

Gaudi modelleerde zijn plan naar de omgeving, met slingerende galerijen, viaducten voor wegen en terrassen, om de hellingen niet aan te tasten. Zijn constructies zijn gevormd naar het natuurlijke krachtverloop. Het verkeerssysteem bestaat uit gescheiden wegen voor auto's en koetsen en paden voor vostgangers. Onder de viaducten en terrassen zijn er beschutte plekken die deel uit maken van de wandelroutes.

In het midden van het park ligt boven een marktruimte een groot plein dat geschikt moest zijn voor culturele of socials gebeurtenissen; een soort openluchttheater. Oit plein diende tegelijkertijd voor opvang van regenwater, t.b.v. de woongebouwen. Via absorptie en een drainage-systeem onder het plein werd het water uiteindelijk opgevangen in een reservoir onder de marktruimte.

V~~r de beplanting koos Gaudi aileen inheemse soorten; de exotische planten zijn later toegevoegd. Hij zag de natuur als achtergrond voor de slingerende lijnen en golvende, kleurige oppervlakken. De kleuren refereren aan de Moorse tradities, de kleurrijke Catalaanse plattelandshuizen en de surrealistisene werken van Miro. Het park is tekenend voo.rzijn tijd en representatief voor de 20e eeuwse parken.

De zitbanken aan de randen van het plein

Verbeelding van een kolom als een vrouw

Schuine zuilengang

Doorsnedes van de zuilengangen

Keulen

1. Buitenste Groengordel
2. Nordpark-Paarderenbaan
3. BIOcherpark
4. Friedhof Melaten
5. Klettenbergpark
6. Vorgebirgspark
7. Binnenste Groengordel
B. Stadtgarten
9. Volkspark
10. Rheinpark
11. Gremberger Wiildchen Klettenberqpark

Plan Ontwerp opp,

1905-1906 F.Encke 7,2 ha

o

o

100

200m

Keulen - algemeen

Keulen is een typisch voorbeeld van een stad waar een radiale en een concentrische structuur bepalend zijn voor de groenstructuur van de stad. De concentrische structuur komt voort uit de oude geslechte vestinggordels en is samen met de radiale structuur door Fritz Schumacher opgenomen in het 'Generalbebauungsplan' uit 1924. Dit plan ging er vanuit dat Keulen in 1980 2,16 miljoen inwoners zou hebben. De drie opgenomen parken vormen aile een onderdee I van de radiale structuur en zijn aile ontworpen door F. Encke, die van 1903 tot 1926 'Gartenbaudirektor' was en een belangrijk aandeel heeft gehad in de ontwikkeling van de stadsparken van Keulen. In de voorbeelden is een duidelijke verandering af te lezen in de transformatie van wandelpark naar volkspark. Het Klettenbergpark is een heempark, het Vorgebirgspark was het eerste volkspark in Keulen waarin het programma is ingepast in het traditionele wandelpark, terwijl het BIOcherpark een volkspark is waarin het formele instrumentarium als uitgangspunt dient voor de vormgeving.

Het Klettenbergpark is aangelegd in een 10 meter diepe zand- en grindafgraving, omgeven door herenhuizen. In het midden van het park Jigt een schijnbaar willekeurig aangelegde vijver, omgeven door een net van kronkelende paden. De gesloten randbeplanting opent zich naar de vijver toe.

Het park is vormgegeven als heempark, waarmee Encke de natuur in de srad wilde brengen. Langs de twee hoofdroutes door het park zijn verschillende cultuurlandschapjes aan elkaar geregen. In dit circuit zijn het parkrestaurant, de rozentuin en de speeltuintjes ook opgenomen. Niet de ruimtelijkheid van de landschappelijke aanleg domineert, maar de stottelijke voorstelling van de natuurlijke begroeiing. De cultuurlandschapjes representeren de verschillende landschappen in Duitsland, zeals een heldelandschap, een waterval, een weide met wilde vegetatie en een basaltsteengroeve.

47

Vorgebirgspark

Plan Ontwerp Opp,

1909·1911 F.Encke 13,7 ha

100

Het Vorgebirgspark markeerde een grote wending in de aanleg van parken. Veranderde sociale opvattingen, aandacht voor volkshygiene en lichamelijke ontspanning, maakten open ruimtes in de stad noodzakelijk. Grote aantallen bezoekers moesten actief kunnen deelnemen aan sport en spel. Het park werd een vorm van kritiek op de (onhyqlenlsche, vervuilde) stad. Het keert zich ook at van de stad doordat het volledig omsloten is door een dichte randbeplanting. In de binnenruimte wordt de rand benadrukt door de rondweg. Enkele bosschages zijn slechts daar geplant, waar ze de functionele speelruimtes accentueren. De weg die het park doorkruist, benadrukt de begrenzing en scheidt gelijktijdig speel- en ligweide van elkaar. Het park is naar het westen toe iets opgehoogd, waardoor de dieptewerking nog eens versterkt wordt. Aan de oostkant is een formele tuin aangelegd, de symbolische weergave van de stadstuin. De formele tuin is opgebouwd uit vier elementen: een grasveldje met taxusheggen, een rozenvijver met pergola, een bomenplatvorm en een verdiepte ruimte met zithokjes aan de randen.

De pergola langs de rozenvijver

Blucherperk

Plan Ontworp Opp.

1911-1913 F.Encke 18,4 ha

r ................... ----"l1li11 111"--'-111. Pili --'-III

o

50

100

250m

Het BIOcherpark is een echt volkspark. Het park wordt gekenmerkt door zijn axlale aanleg, verwijzend naar Versailles en gebaseerd op de formele tuin in het Vorgebirgspark.

Aan een centrale as zijn verschillende onderdelen gelegen die, qua karakter en niveauverschillen, overeenkomen met de onderdelen in deze forme Ie tuin. Door de ruimtes naar achteren toe te versmallen ontstaat er een perspektivische verkorting.

Een barokachtig volkspaleis, met daarin opgenomen een openbare bibliotheek en een restaurant, is gelegen op een groat grasveld. Aan het grasveld ligt een verdiepte vijver waarop men kan kanoen. Langs het gebouw en de vijver lopen llndenalleesn die eindigen in twee bomenplatforms (kastanjes), gescheiden door een verdiepte weg.

De as wordt beeindiqd door een grote speelweide geflankeerd door esdoornalleeen en een uitzichtstoren temidden van ltallaanse populieren. Het was OOfspronkelijk de bedoeling dat de as zou doorlopen in de stedelijke uitleg maar infrastructurele ingrepen hebben dit verhinderd. Het paleis en de toren zijn ook nooit gebouwd.

In het noordoosten is het park uitgebreid met een 10 meter diepe afgraving, waarin een aantal tennisvelden en een kweektuin zijn opgenomen. Het park als geheel is ingebed in een boszoom, waarin speeltuinen zijn opgenomen. De behandeling van de randen is omgekeerd ten aanzien van het Vorgebirgspark.

Een van de lindenalleeen langs de vijver

L

\ \

Stuttgart

1. Schlossgarten

2. Villaberg

3. Rosensteinpark

4. Prag Friedhof

5. H6henpark Killesberg

Schlossgarten

Plan ontwerp opp,

1805 Thouret 32ha

o

De Schlossgarten in Stuttgart is in 1805 ontworpen door Thouret, bouwmeester van Friedrich I van WOrttemberg die in dat jaar koning werd. Het park ligt tussen het koninklijk slot en de rivier de Neckar en bestaat uit drie delen: bovenste, middelste en onderste. Aan het begin van deze eeuw is de stad uitgebreid tot aan de Neckar en kwam het gehele park binnen de stad te liggen en vormt zodoende een groene verbinding tussen de rivier en het centrum.

In 1950 vend in het park de Gartenschau plaats. De landschapsarchitect H. Mattern bracht er een synthese tot stand tussen een modern volkspark en een tentoonstellingstuin. De bovenste en middelste tuin zijn voor de Gartenschau van 1961 aangepast; de onderste tuin voor die van 1977.

Rob Krier nam de Schlossgarten op in zijn studie van verstoorde stadsruimtes. In een serie voorstellen voor reconstructie van de stadsruimte let hij er VOOfnamelijk op de continu'iteit van de ruimtelijke beleving van het stedelijk weefsel terug te brengen.

De aanpassingen voor de Gartenschau '81 in de Schlossgarten noemt Rob Krier kaalslaq. De corspronkelijke aanleg door Thouret is geheel verdwe-

nen. Krier stelt voor, de lange as uit het plan van Thouret weer in het park te leggen. Belangrijke routes in de stad worden opgenomen in het plan. Het park wordt zo weer ge'integreerd in het stedelijk weefsel. Het groene materiaal zet in het park de stedelijke ruimtes voort.

Het formele plan van Krier uit 1981

51

Amsterdam

" "'~'

.. " :','., ..... ', ,.

1. Vliegenbos

2. Oosterpark

3. Sarphatipark

4. Vondelpark

5. Rembrandtpark

6. Sioterplas

7. Amsterdamse Bos

8. Amstelpark

9. Nieuwe Oosterbegraafplaats Sportvelden

10. Spaarnwoude

ocsterpark

Plan Ontwerp Opp,

1891

L. A. Springer 12 ha

IlH

[

[

o

100

200m

Het Oosterpark is opgenomen in een uitbreidingsplan voor Amsterdam van Van Niftrik uit1872. Kalff moest echter een nieuw plan maken. Dit plan uit 1877 is gebaseerd op de oorspronkelijke verkaveling. Het Oosterpark ligt hierin tussen 2 tangenten en 2 radialen. In 1886 wordt een dee I gerealiseerd van Van Niftrik, dat meteen intensief wordt gebruikt. In 1890 wordt een besloten prijsvraag uitgeschreven voor het resterende gedeelte.

Het plan "Omnibus" van Springer wordt in 1891 uitgevoerd. Het plan heeft "gerichtere" zichtlijnen die het park verweven met de stad. Een zichtlijn, van Muiderpoort naar het Kastanjeplein, maakt een knik in het park, die door de fontein in de vijver wordt opgevangen. Over de vijver heen is de zichtlijn daarna een straat in gericht. Een andere zichtlijn verbindt, over de lengte-as van het cricketveld, twee ingangen en vangt in het verlengde een kerk. Een derde zichtas is op de Muiderkerk gericht, over de vijver heen en een vierde kijkt vanuit een ingang uit over de vijver. Door deze zichtassen worden gebouwen en ingangen in het park betrokken.

De pleinen, die door de zichtlijnen, visueel bij het

park betrokken waren, zijn er later ook functioneel bijgevoegd. Specifieke functies, zoals zandbakken speelwerktuigen en rolschaatsbanen kregen op deze pleintjes een plaats, zodat ze niet in het park zijn opgenomen. De relatie met de Mauritssingel is verbroken aangezien de noordrand is volgebouwd.

~ ~

'ulfti \ C

] .XI...-J ( i~~l 'lJ C

; ":L."A..r-J : ~<!I ~ tJ C

~: :tll" j.c:=:

JO-i-C?;. ~,. i C

Jl <. ~{j:

: . ,_-; :::i-;....: ;--

! -::-y::-: ~.,c:7 :. '. l..-

I' J( JiL ] C JQc.tD[ ] [

,'r iir

Analyse van de zichtlijnen

Vondelpark

Plan ontwerp opp,

1864 (gereed 1877)

J. D.Zocher-L. P.Zocher 30ha

III III III III.:

. \~I.

. I' III

..__.._, -. , ... ,., .......... .::- II

,C

II :.

.. i :;i 1<il'::: r: ".;:O' ..... ,:.J.N

,'J

_:~I

III !

-,,! _, .. I

-:i

::I :

100 200

o

500m

Tot het midden van de tse eeuw bleef Amsterdam binnen de harde grens van Singelgracht en bastions. Omstreeks 1840 werden de bastions, die militair geen nut meer hadden, geslecht en omstreeks 1850 besloot het gemeentebestuur om Amsterdam over de Singelgracht uit te breiden.

De bankier en filantroop C.P.van Eeghen (1816- 1889) opperde in 1864 het plan om in het landelijk gebied bij de Leidsche Poort een park te stichten en werd er een commissie opgezet, bestaande uit vooraanstaande burgers, die de fin ancien bij elkaar probeerde te krijgen.

Voor het ontwerp werden J.D. en L.P. Zocher gecontracteerd. Het park moest tot de Amstelveenscheweg komen (waar veel vertier was), maar daarvoor was er niet genoeg geld en het gebied was nog niet helemaal Amsterdams grondgebied. Toch werd er al een deel aangelegd. Het park kreeg de naam " 't Nieuwe Park", ter onderscheiding van net park in de Plantage, en was meteen zeer geliefd. Welgestelde Amsterdammers wilden er graag wonen en zo ontstond de deftige buurt rond de Vondelstraat, naar een plan van P.J.H. Cuypers. Een half jaar na gereedkomen van het eerste deel vroeg de parkcommissie nieuwe bijdragen om het park te kunnen voltooien. Na drie jaar (1869) was er echter nog niet genoeg geld bijeen.

Het bestuur van het Vondelpark diende daarop bij de gemeenteraad een plan in voor een nieuwe straat, om het terrein aan beide zijden van de straat te verkopen als bouwterrein (de P.C. Hooftstraat). Ook dat leverde niet genoeg op, maar toch werd in 1876 met de uitbreiding begonnen. In 1899 kwam ook de doortrekking van de Ceintuurlaan (met een viaduct over het Vondelpark) al ter sprake. In 1940 begon de bouw. Na de oorlog kwam het hele park in het bezit van de gemeente. Er moest al meteen een miljoen ge'investeerd worden in ophoging van het sterk verzakte park. Dit probleem speelt nog steeds bij het onderhoud van het park.

Het park was gepland in de bestaande kavelrichting en dat bleek later een groot voordeel te zijn. Zo ligt het park radiaal in de stad en vormt een belangrijke fietsroute naar het centrum. De toegang aan de Stadhouderskade is erg smal, doordat daar niet voldoende gronden verkregen en behouden konden worden. De Overtoom manifesteert zich als een achterkant. De bebouwing aan de Van Eeghenlaan en vooral aan het Emmaplein sluiten echter wei goed bij het park aan. Hier zet het park zich voort naar buiten.

Het Vondelpark was m.n. in de 60-er jaren bekend als een trefpunt van hippies.

Amsterdamse Bos

Plan ontwerp Opp,

1928 (aanleg 1933-1970) C. v. Esstersn s.a.

900 ha

Het Amsterdamse Bos is een typisch voorbeeld van een Nederlands volkspark en vormt een belangrijke schakel in de radiale groenstructuur van Amsterdam. Het park is vanaf het begin van de aanleg van grote betekenis geweest voor de inwoners van Amsterdam. In 1928 besloot de gemeenteraad van Amsterdam tot de aanleg van het recreatiegebied tussen het Nieuwe Meer en de Poel, ten zuiden van de stad. Het recreatiegebied is gunstig gesitueerd ten opzichte van de woonwijken van de uitbreidingsplannen voor Amsterdam-Zuid van Berlage (1917). Voor het ontwerp en de aanleg van het project werd een commissie ingesteld onder leiding van Cornelis van Eesteren.

Het Amsterdamse Bos is een uitgesproken voorbeeld van de manier waarop de Nieuwe Zakelijkheid in parkvormen is vertaald (ClAM). Cornelis van Eesteren heeft eerst de parkvoorbeelden in Engeland bestudeerd en vervolgens het Engelse vormidioom aangepast aan het moderne, recreatieve programma. Ais een verwijzing hiernaar is het terrein enigszins glooiend gemaakt. Verder heeft de bodemgesteldheid het ontwerp betnvloed aangezien het waterrijke polderland een goed drainagesysteem en een aangepaste beplanting vereistte.

Het park moest ruimte geven om te kunnen roeien, zwemmen, schaatsen, wandelen en fietsen. Er zijn dan ook een roeibaan, sportterreinen en speelweiden, een hertenkamp, een arboretum, een openluchttheater, twee boerderijen, een ruitersportcentrum en een aantal restaurants in opgenomen. Verder is er nog het Bosmuseum met een verzameling vogels, zoogdieren, kevers en vlinders.

In 1933 werd begonnen met het graven van de roeibaan en de aanleg van het bos. Vanaf 1937 werd het bos aangelegd in het kader van de werkverschaffing. In 1970 was de laatste boomaanplant.

~.

.". ;.

.

o

2km

55

Rotterdam

I==:J

. '.,' ',' .' ...

o

2

1. Bergse Bas
2. Kralingse Bos
3. Prinsenlandpark
4. Dierentuin Blijdorp
5. Museumpark
6. Het Park
7. Zuiderparkgordel 5km

HetPark

Plan ontwerp 01'1'.

1852 en later J. D. Zecher jr. 9,3 ha

Het Park is altijd buitendijks gebied geweest. Door klei-afzettingen werd het hoog genoeg om er te bouwen. In 1822 waren er 3 buitenplaatsen: 'de Heuvel' (westelijke) en 2 kleinere ernaast. Deze laatste twee werden in 1851 door de gemeente Rotterdam gekocht. Rotterdam geeft dan J.D. Zocher jr. opdracht er een wandeling te ontwerpen.

Het ontwerp hield geen rekening met 'de Heuvel'; de westzijde is volledig afgeplant. De OfficierensociEHeit (nu discotheek) ligt centraal in het park. Vanuit de socletelt had je zicht op de vijver. Deze was vormgegeven als een slingerende beek. Beplanting verhulde begin- en eindpunt. Vanwege de getijdenbeweging in de Maas werd de vijver niet in verbinding met de rlvier gebracht, maar omgebogen. Het zicht op de rlvier vanuit de socletelt verviel hiermee en het gebouw werd verdraaid: Dit leverde het plan van 1861 op. Na het overlijden van de eigenaar van 'de Heuvel' kocht de gemeente Rotterdam het terrein aan om er een wandelpark van te maken. Bij het samenvoegen van 'het Park' en 'de Heuvel' veranderde niet veel. Omstreeks 1890 werd 'de Bult' opgeworpen met grond die vrijkwam bij het graven van de tweede Ka-

tendrechtse haven. 'De Bult' moest het Park beschermen tegen hoge waterstanden en vormde het samenbindende element. De vijver werd later tot achter het herenhuis uitgebreid, maar niet verbonden met de slingerende vijverpartij van 'de Heuvel' die rond 1870 gegraven was.

Langs aile zijden is het park omgeven door dijklichamen van verschillende hoogte. Aan de oostkant dringt een wig in de bebouwing.die tot aan de haven leidt. De Euromast is in de as van de wig geplaatst.

In 1950, 1955 en 1960 vonden in het Park de man ifestaties AHOY, E'55 en de Floriade plaats.

Het Park is van grote recreatieve betekenis voor de binnenstad en ligt er thans verwaarloosd bij. In de renovatieplannen staat de gebruikersfunctie centraal. De lanen op de dijken rondom het park zullen hersteld worden, evenals het beekdalkarakter rondom de vijver. OOk de relatie met de omgeving dient te worden verbeterd aangezien het park nu door verkeerswegen en nlveauverschlllen slecht bereikbaar is.

57

Kra.lingse Bos

Plan ontwerp Opp.

1929-1936 Bijhouwer - Koops 175 ha

o

0.5

In 1911 werd door de gemeenteraad van Rotterdam besloten om een OOs rondom de Kralingsche Plas aan te leggen. De Plas is in de 18e eeuw ontstaan door ontveningen. Tot 1920 bleef echter verder initiatiet uit en Grandpre-Moliere , Verhagen, Kok en Kleyne ontwierpen een plan voor een Kralinger Hout, om de belangstelling te doen herleven. Het plan werd bij de burgerij enthousiast ontvangen en in februari 1923 werd deze architecten opgedragen om samen met tuinarchitect Leonard Springer en de Nederlandse Heidemij. een plan te maken, waarbij de gemeente enige richtlijnen gat t.a.v, toegangen en hoofdwegen. In 1927 lag het resultaat op tafel, waarvan Springer zich distantleerde vanwege de sterke stedebouwkundige uitwerking. De Commissie voor Plaatselijke Werken deelde zijn mening en gaf hem de opdracht opnieuw een ontwerp te maken. Oat plan werd echter niet met volle instemming geaccepteerd, waarop in 1929 Gemeentewerken de opdracht kregen een nieuw plan te maken. De richtlijnen waren ondertussen veranderd. Het uiteindelijke ontwerp is met name door ir. Bijhouwer en ir. Koops opgezet, die van de bestaande plannen en studies gebruik maakten.

De Kralingsche Plas vormt het zwaartepunt van het plan, dat sterk be'invloed is door de situatie. De hoofdingangen sluiten aan op de aangrenzende wijken. De wandel- en rijwielpaden verdichten zich naar het water en naar de glooiingen toe, waar het meeste publiek zal komen. De belangrijkste elementen zijn de twee OOspartijen. De eerste is gelegen tussen de ingang bij de Boezemlaan en de noordoosthoek en vormt een grote booq, Tussen OOs en plas liggen speel- en wandelweiden. De oostelijke bospartii is noordzuid gericht. Dit stuk OOs is doorsneden door brede lanen met zicht op de plas. De weiden langs de plas zijn hier iets smaller.

In het OOs zijn speelweiden, schoolsportterreinen, zwembad, strandbad en ijsbaan opgenomen. Je vlndt er roei-, zeil- en kanohavens, volkstuinen en paden voor de ruitersport. Er zijn kiosken, theehuisjes en restaurants. In het noorden liggen een rosarium en een plantentuin. Aan de noordzijde waren twee wegen gepland over de 'Ruit', om de relatie met de Bergsche Plassen en de Rotte te waarborqen, die echter nooit gerealiseerd zijn.

Zuiderparkgordel

Plan ontwerp Opp,

na 1949 (uitvoering) Hanekroot

240 ha

o

t k rn

De eerste stadsuitbreidingen op de linker Maasoever waren het gevolg van een explosieve ontwikkeling van havenactiviteiten in het midden van de vorige eeuw. In 1921 presenteerden Grandpre-Moliere, Verhagen en Kok een totaalplan voor Zuid, waarin een "sociale ontspanningssector" was opgenomen, die het centrum van Zuid met het omringende landschap verbond. Witteveen heeft deze plannen later nog verder uitgewerkt en veranderd. In de tweede Wereldoorlog namen Bos en Van Traa het besluit het park noordwaarts te verschuiven en de wijken Zuidwijk en Pendrecht aan de zuidkant te situeren. De Zuiderparkgordel kwam hierdoor in de nabijheid van dichtbevolkte wijken en de omvang werd vastgelegd (ca. 240 ha.). Het park moest gelegenheid bieden voor spel, sport en zelfwerkzaamheid en daarnaast om te voet en per fiets van de natuur en de rust te genieten. Dit kwam tot uitdrukking in de elementen die in het park zijn opgenomen, te weten:

- speel- en ligweiden - sportterreinen

- tennisbanen - zwembad

- volks- en schooltuinen - theepaviljoen en kiosken

- zandspeelvelden - jeugdverenigingen

De ruimten zijn als voigt gestructureerd: in de noordelijke strook langs de aanwezige bebouwlnq kleinere elementen voor dagelijks gebruik van de bewoners uit de aangrenzende wijken, in de zuidelijke randstrook de grotere element en. Groenstroken isoleren de verschillende ruimtes van elkaar. Ze geven een steeds wisselend perspectief en middels de doorkijken krijgt net park een zekere forsheid in schaal, Meer dan de helft van het park is in particulier beheer. Door de wandelstroken wordt echter de suggestie gewekt van een groot wandelpark.

Van het oorspronkelijke polderlandschap is bijna niets meer terug te vinden. Wei zijn enkele oude landschappelijke elementen opgenomen.

Later is in de Zuiderparkgordel het Ahoy-complex gee bouwd. Een groot gedeelte van het park is hierdoor verloren gegaan, echter zonder dat tussen winkelcentrum Zuidplein, Ahoy en Zuiderpark een goede ruimtelijke relatie is ontstaan.

Den Haag

1. Duinrel
2. Scheveningse Bosjes
3. Clingendael
4. Oostduin
5. Haagse Bos
6. Bosjes van Pex
7. Begraafplaats Eik en Duinen
8. Zuiderpark
9. Wilhelminapark
10. Delftse Hout Zuiderpark

Plan Ontwerp Opp.

1823

P. Westbroek - D. F. Tersteeg 110 ha

500m

In 1908 nam H.P. Berlage in zijn algemeen uitbreidingsplan voor Den Haag een park op van ca. 120 ha, in het zuidwestelijk deel van de stad (waar nog slechts polder was). Dat park moest er komen ten behoeve van de bewoners van de uitgestrekte volksbuurten, die niet de gelegenheid hadden naar de veraf gelegen Duinen en het Haagsche Bos te gaan. Het is een van de eerste volksparken in Nederland. Het voorstel tot een park werd in 1909 door de raad aangenomen, ondanks negatieve adviezen van de Directeur Gemeentewerken (Lindo) en de Directeur Gemeenteplantsoenen (P. Westbroek). In 1918 begon de gemeente met de onteigening van de terreinen voor de parkaanleg en voor de te bouwen, aangrenzende arbeiderswijken. P. Westbroek had samen met de tuinarchitect D.F. Tersteeg in 1919 de opdracht gekregen een ontwerp voor het park te maken. Tussen de beide ontwerpers was er echter onenigheid over de uitwerking. In 1923 werd er een definitief plan ingediend, waarbij voornamelijk het advies van Westbroek gevolgd werd, omdat B en W de landschappelijke stijl verkozen boven de constructivistische. Het resultaat is een overgangsvorm tussen de land-

schapsstijl en de formele stijl van Tersteeg.

In het plan was een van de twee eendenkooien, die in het weiland lagen, opgenomen. Het terrein werd opgehoogd met stadsvuil en de grond die vrij kwam bij het graven van de vijvers. Er werden sport en speelvelden aangelegd, ligweiden, kinderspeelplaatsen en plasvijvers; een zwembad, openluchttheater, kinderboerderij, school- en kinder-tuinen en een bllndentuin; ook is er een wetenschappelijke heemtuin, waar je een rondwandeling kunt maken langs de verschillende Nederlandse landschappen en een bospartij met bomen en gewassen uit vreemde werelddelen. In de jaren '30 hebben werklozen fietspaden en een heuvel (van stadsvuil en aarde) aangelegd, in het kader van de werkverschaffing. Na de tweede wereldoorlog werd het puin van de stad gebruikt voor de aanleg van heuvels.

In de zuidoosthoek van het park bevindt zich het stadion van F.C. Den Haag en eens per jaar wordt er in het park het Park-Pop festival gehouden dat gratis toegankelijk is.

61

Haaqsche 80S

Plan Ontwerp Opp,

1819 en 1837

Van dsr Spuy en J. D. Zecher jr. 100 ha

In de 13e eeuw was net gebied achter de duinen erg basrijk. De graven van Holland bouwden er hun jachtsloten. Zo ook in Den Haag, waar om het bas een diepe sloot gegraven werd om het ais jachtgebied te beschermen. Het beheer ging in de 16e eeuw (teen de Republiek tot stand kwam) over op de Staten van Holland. Deze wilden net bas in 1575 verkopen om geld bijeen te brengen voor de opstand tegen de Spanjaarden. Maar na krachtig verzet uit Den Haag werd in 1576 de Akte van Redemptie ondertekend door de Staten en Willem van Oranje. Deze Akte hield in dat het bas nooit verkocht of gekapt mocht worden. In 1613 werd het bas voor iedereen opengesteld en in 1647 werd er het Huis ten Bosch gebouwd,

Ondanks de Akte van Redemptie wilde Napoleon in 1812 het bas in 10 jaar laten kappen en de grond verkopen. Daartoe moest landmeter A. van der Spuy het bos in kaart brengen. De Franse overheersing kwam echter ten einde voor het bos echt bedreigd werd. Van der Spuy kreeg in 1819 van koning Willem I de opdracht waterwerken in het bas aan te leggen ter verbetering van de waterstand. J.D. Zocher jr. mocht in 1837 het bos verder verfraaien.

Het onderhoud van het bos werd in 1899 overgedragen aan Staatsbasbeheer. In de 20e eeuw heett het Haagse 80s het hard te verduren. De Laan van Nleuw-Oost-tndle werd in 1934 dwars door het bos verlengd. In de tweede wereldoorlog richtte de aanleg van de Atlantik Wall veel schade aan. Een groot deel van het bas werd gerooid en de vijvers werden dichtgegooid om een tankgracht aan te leggen. Slechts 15% van het Haagse Bos heeft de oorlog overleefd. Het hele terrein is daarna opnieuw ingeplant, maar stadsuitbreidingen en verbredingen van de wegen blijven aan de randen knibbelen. Nu is er nog ca. 100 ha. over.

Het Haagse Bos grenst aan de binnenstad en is een wandelbas. De Utrechtse Baan vormt echter een grote barrtere. Het eChte basgedeelte wordt daardoor atgesneden van Malieveld en Koekamp. Het Malieveld werd in de 17e eeuw aangelegd voor het maliespel, een soort golfspel. Nu vervult het een functie als manifestatieterrein. De auto's, die steeds aan de randen geparkeerd stonden, hebben een plek gekregen in de parkeergarage onder het Malieveld. De Koekamp was oorspronkelijk een weiland voor vee maar is in de tse eeuw als dierenweide ingericht. Er zijn nu een hertenkamp en een klein landschappelijk parkje.

Het Kralingse Bos

Het Haagsche Bos

Het Amsterdamse Bos

Delft

\~ .

~.

o

1. Wilhelminapark (recreatiegebied)

2. Agnetapark

3. Hot van Delft

4. Wilheminapark

5. Delftse Hout

6. Begraafplaats Jaffa

7. Buitenhofpark

8. Kerkpolderpark

9. Abtswoudse park

2km

~
u~


] -I I
:J
O=J I
-j
]
:J Agnetapark

Plan Ontwerp Opp.

1885

L. P. Zacher - E. Gugel 5 ha

Het Agnetapark is eigenlijk een miniem tuindorp. De tuinstadgedachte (tuindorpgedachte) is ontwikkeld ten gevolge van de industriEHe revolutie. Door de armoede op het platteland en de lndustriele revolutie groeiden de steden de vorige eeuw heel snel. De woon- en leefomstandigheden waren er zeer slecht. Te kleine wonlnqenstonden te dicht op elkaar onder de rook van de tabnek. Sociaal-utopisten ontwikkelden projecten waar de arbeiders goed konden wonen (Saint-Simon, Fourier). Ebenezer Howard ontwikkelde vandaaruit de tuinstadgedachte, die aanhang vond. Een tuinstad is een woon- en werkstad, waarvan de grootte aile bijbehorende voorzieningen mogelijk maakt, maar niet groter dan ± 30.000 inwoners. De omvang wordt gewaarborgd door een onaantastbare groene gordel (platteland). Meestal werden er echter slechts tuindorpen gebouwd met minder voorzieningen.

Het Agnetapark is gesticht door Van Marken, directeur van de Gist- en spiritusfabriek Delft. In zijn ogen stond de zedelijke verheffing van de fabrieksarbeiders centraal. Het accent werd gelegd op verbetering. Het motto van het Agnetapark was: "De fabriek

o

50

100m

voor allen, allen voor de fabriek." Het park zou in beheer van de arbeiders moeten komen, maar dat lukte niet. Het werd bezit van de fabriek.

Het ontwerp is van L.P. Zocher en E. Gugel. De achtergronden spreken uit het ontwerp. Het Agnetapark is een gesloten eenheid met eigen voorzieningen. Ten behoeve van de zedelijke verheffing zijn er ook een school en theater in opgenomen. Bovendien moesten de bewoners huis en tuin netjes onderhouden. Door de ruimtelijke openheid konden de arbeiders wonen als burgers. De maat en schaal van de arbeiderswoningen kwamen bovendien overeen met die van de directeursvilla. Verschil moest er echter blijven: waar de directeur aileen met zijn gezin kon wonen, konden vier arbeidersgezinnen gehuisvest worden.

65

Hof van Delft

Plan antwerp opp,

1960

W. J. van Leeuwen 8 ha

1.1,1,1.1.\,1,\'1,1.1,1,\,1,1,\,\,1.1.\,1,1,\.1,1,\.1.\.\,1,1.1,1.1.\.1."1,1,1.,,1,1,1,1.1,1,1.1,,.,.1.1."\.,.,,1,1.1,1,1,1,1,1,1,1,1,1,\,1.1,1,1.\,1,1.1.\.1,1.',1,1,\.1.1.1,1,1,1 \','1'1""'\"'1,,'1'1'1'1'1'1',"'1,,"'1'1'\'1'1'1'1'1'1'1'1'1'1"""'1'1'1'1'\'1'1"'1'1'1'1'1'1'1"'",'1'1"'1"'1'1'1'1'1'1'1'1'1'1'1'1'1'1"'1'1'1'1'1'\'1"'1'1','1'1'1',',

D

. -

o

50

100m

In de periode dat de Hof van Delft werd ontwikkeld, was er erg weinig aan groen in Delft; het Koningsplein en Oostplantsoen (naar ontwerp van een leerling van Zocher), het Wilhelminapark van Springer (in de 30-er jaren in het kader van de werkverschaffing aangelegd), het Agnetapark van Zocher en het Hertenkamp. De Hot van Delft is bedoeld voor de wijken die aan de westkant van de stad gebouwd waren. Het park ligt op Schipluidens grondgebied.

Het ontwerp is erg strak. Bomen- en struikenrijen van een soort bakenen vakken af. Binnen deze vakken was de aanplant meer gemengd. In een L-vormige vijver kan gevist worden en voor de kinderen zijn er speelwerktuigen geplaatst.

Het budget voor het park was bij de aanleg vrij beperkt, waardoor de slechte grond niet verbeterd kon worden. Oat is later wei gebeurd. Eind jaren '60 zijn stuk voor stuk de gazons vernieuwd. Bij grotere plantvakken liet men de bovenlaag composteren.

Het ontwerp werd te strak bevonden. Later zijn er vrijelijk bomen geplant om de hardheid wat weg te werken. Het gebruik van het park werd toen iets beter. Ook is er een plan gemaakt voor een nieuwe on-

derbeplanting (milieu-vriendelijker) met een wildere kruidengroei die minder onderhoud nodig heett. Oorspronkelijk reageerde het park wei op de omgeving. Het opende zich naar het polderlandschap aan de zuidkant. Sinds kort (1990) wordt het zicht echter versperd door de voorzieningen van een sportvereniging.

Delftse Heut

Plan Ontwerp Opp.

1973 (opengesteld)

Dienst Openbare Werken Afd. Groenvzn. 75 ha (oorspronkelijk 425 ha)

"""'·_'''''''''M ••

~

De Delftse Hout vormde een onderdeel van een groot recreatiegebied voor het dichtbevolkte westen. Slechts 75 ha. van de geplande 425 ha. is uitgevoerd. De Delftse Hout is opgezet door een Openbaar Lichaam. In januari 1983 is de Grote Plas eigendom van de gemeente Delft geworden.

De Delftse Hout is gesitueerd in de voormalige polder van Viruly. Dit was een uitgeveende polder, die in de tweede helft van de tse eeuw was drooggelegd.

Het gebied ligt ten oosten van Rijksweg 13, los van de stad, temidden van allerlei recreatieve voorzieningen:

- sportvelden - hertenkamp

- volkstuinen - schooltuinen

- vogeleiland - kinderboerderij

- arboretum / heempark - waterspeelplaats

- zwembad - natuurgebied

- kampeerterrein - begraafplaats

Om in het gebied te komen, moet je onder de snelweg door. Er zijn slechts 3 onderdoorgangen, die aansluiten op de kavelstructuur en (de daarop gebaseerde) stadsstructuur. De voorzieningen zijn vanuit deze wegen ontsloten. Een deel is nog polder. Daar

0.5

tkrn

was oorspronkelijk een roeibaan van 3 km lengte gepland.

De vorm van de Grote Plas was in beginsel rechthoekig, als een uitgeveende plas. Omdat er destijds een provinciale wegverbinding naar Zoetermeer gepland was, waar zand voor nodig was, werd besloten de pi as als zandwinningsplas aan te leggen. Bij het zandzuigen ontstaat een ellipsvorm. De vorm van de Grote PI as is bepaald door 2 ellipsen. Een voordeel van deze vorm was dat een baaivormige ligweide ontstond. Deze wordt begrensd door een grillige beplantingsrand. Een ander oeverdeel is kleinschaliger ingericht, met een afwisseling van water en beplanting. De kreek, die in de plas uitkomt, wordt begrensd door rietkragen. Langs de kreek liggen speelweiden en een kleine haven bij de ingang.

Het bosgebied wordt doorsneden door fiets-, voet- en ruiterpaden. Aan de randen is er parkeergelegenheid. De grond is opgespoten en de bodemkwaliteit is daardoor vrij slecht. De beplanting bleef aanvankelijk erg eenzijdig, maar werd gevarieerder naarmate het groeiproces vorderde.

67

6

5

15

10

Vergelijking van de oppervlakten van enkele parken (schaal 1 : 2000)

1. Amsterdamse Bos

2. Pare Guell

3. Pare de la Cuitadella

4. Het Park aan de Maas

5. Buttes Chaumont

6. Oosterpark

7. Regent's Park

8. St. James's & Green Park

9. Zuiderpark

16

17

12

o

0,5

1km

10. Central Park

11. Haagsehe Bos

12. Vondelpark

13. BlOeherpark

14. Vorgebirgspark

15. Klettenbergpark

16. Agnetapark

17. Hof van Delft

1.3. t.lteratuurlllst

Bois de Boulogne

Jellicoe, G. e.a .. ; "The Oxford Companion to Gardens", Oxford I New York 1986.

Grumbach, A.; "Les Promenades de Paris", AA nr.185, 1976.

Buttes Chaumont

Jetttcoe, G. e.a.; "The Oxford Companion to Gardens", Oxford I New York 1986.

Grumbach, A ; "Les Promenades de Paris", AA nr.185, 1976.

Alphand, A.; "L'Art des Jardins. Parcs-jardins-promenades", Parijs 1868.

Regent's Park, St. James's Park en Green Park

Jellicoe, G. e.a.: "The Oxford Companion to Gardens", Oxford I New York 1986.

Bridgeman, H.; "Guide to the gardens of Britain and Europe", London 1979.

Banks, R; "The new Penguin guide to London", 1 De editie.

"Fodor's London", New York 1983.

Central Park

Jelllcce, G. e.a.; "The Oxford Companion to Gardens", Oxford / New York 1986.

Rogers, E.B.; "Rebuilding Central Park. A management and restoration pian", New York 1987.

Taverne, E.; "Amerikaanse stadsparken - oftewel het begin van de mode me landschapsplanning",

Wonen TABK nr. 12, 1973.

Ende, S. van den; "Geen vaandels in Central Park?", Wonen TABK nr, 19, 1981.

Perque GUell

Jellicoe, G. e.a.: "The Oxford Companion to Gardens", Oxford I New York 1986.

Bridgeman, H.; "Guide to the gardens of Britain and Europe", London 1979.

Bak, P. e.a.;"Gaudi; Rationalist met perfecte materiaalbeheersing", Delft 1979.

zerost, R.; "Gaudi", Keulen 1987.

ousn, X.; "Antoni Gaudi", ZOrich 1987.

ceurtsen, R e.a.; "Barcelona. Gids stadsontwerp en architectuur", Delft 1988.

Klettenbergpark, Vorgebirgspark en BIDchetpark Wiegand, H.; "Geschichte des StadtgrOns - Band 4", Keulen 1969

Meynen, H.; "Die Kolner GrOnanlagen", Keulen 1979

Kooij, E. van der; "F. Encke: Drie parken onder de Loupe", scriptie TU Delft 1987

Perque Ciutadella

Bridgeman, H.; "Guide to the gardens of Britain and Europe", London 1979.

Mendoza, E.; "De stad der wonderen", Amsterdam 1988.

Schlossgarten

Jellicoe, G. e.a.; "The Oxford Companion to Gardens", Oxford I New York 1986.

Bridgeman, H.; "Guide to the gardens of Britain and Europe", London 1979.

Krier, R; "Urban Space", London 1979.

Oostetpem

Brouwer, J.; "Stadsplannen en stadsparken. Amsterdam 1ge eeuw", scriptie TU Delft, 1984.

Lelyveld, G. e.a.; "Wandelingen door het Oosterpark" Wonen TABK nr.23, 1974.

Vondelpark

Eerhart, B.; "De vele kanten van het Vondelpark", Wonen TABK nr. 18, 1973.

srouwers, R; "Gepeupel in het park", Wonen TABK nr. 18, 1973.

Elsendoorn, J.; "Van moeras tot lusthof. 100 Jaar Vondelpark", Amsterdam 1965.

Halm, H. e.a.; "125 Jaar Vondelpark. Verleden, heden, toekomst.", Amsterdam 1989.

70

Amsterdamse Bas

Bridgeman, H.; "Guide to the gardens of Britain and Europe", London 1979.

Boer, W.C.J.; "Stedelijk groen 2. Recente ontwikkelingen ", Delft 1986.

Het Park

t.ouwerse, D. e.a.; "Groen in Rotterdam. Heden, verleden en toekomst van het landschap in de stad.", Rotterdam 1985.

Scheffener, V.; "Het Park aan de Maas", Groen nr. 6, 1989.

Kralingse Bas

Bridgeman, H.; "Guide to the gardens of Britain and Europe", London 1979.

t.ouwerse, D. e.a.; "Groen in Rotterdam. Heden, verleden en toekomst van het landschap in de stad.", Rotterdam 1985.

Zuiderparkgordel

Boer, W.C.J.; "Stedelijk groen 2: Recente ontwikkelingen ", Delft 1986.

t.ouwerse, D. e.a.; "Groen in Rotterdam. Heden, verleden en toekomst van het landschap in de stad.", Rotterdam 1985.

Zuiderpark

Boer, W.C.J.; "Stedelijk groen 2: Recente ontwikkelingen ", Delft 1986.

Haagsche Bos

Oldenburger-Ebbers, C.S.; "Tuinengids van Nederland. bezoekersgids en vade mecum voor tuinen en tuinarchitectuur in Nederland", Rotterdam 1989.

Berg, T. e.a.; "Parken tuinen en landschappen van Nederland", Baarn 1979.

Agnetapark

Boer, W.C.J.; "Stedelijk groen 2. Recente ontwikkelingen. De ruimtelijke en functionele relaties met architectuur en stedebouw", Delft 1986.

Smit, F.; "Fabrikanten, de smaakmakers van de stedebouw" , in: Wonen TABK nr. 5,1975.

Grinberg, 0.1.; "Housing in the Netherlands. 1900- 1940", Delft 1982.

Hot van Delft

Leeuwen, W.J. van; interview, Dienst Stadsontwikkeling Delft, 1990

Delftse Hout

aos, H.J.; "Het begin van's Gravenwoude: de Delftse Hout".

Leeuwen, W.J. van; "Korte beschrijving van het Stadsdeelpark ten oosten van Rijksweg 13, of ook genoemd 'De Delftse Hout'. Concept-artikel"

Plantsoenendienst Delft; "Beheersplan Delftse Hout", Delft 1990.

Leeuwen, W.J. van; interview, Dienst Stadsontwikkeling Delft, 1990

Zweth, J. van; interview, Dienst Stadsontwikkeling Delft,1990

teksten

Danielle Wijnen

stad spl atteg rond e n

Toos Idema

parken

Jan Willem Dragt Ellen Bestebreurtje

71

2. Het actuele stadspark

2.1. Nieuwe tendensen in de landschapsarchltectuur

Het experimenteren met nieuwe vormmiddelen in de ontwerppraktijk van de landschapsarchitectuur geeft, internationaal bekeken, na jaren van relatieve stilstand een aantal nieuwe ontwikkelingen te zlen, Naast de schablonen van de landschapsstijl of uit de ecologie afgeleide patronen is er een nieuw denken over vormgeving vanuit architectonische denkbeelden aan het ontstaan.

Met name Frankrijk, Spanje en Nederland vormen zwaartepunten in deze ontwikkeling. Andere landen, zeals de Verenigde Staten, Engeland, Duitsland en zelfs Scandinavia hebben vanuit dit nieuwe conceptueel-architectonische gezichtspunt nog weinig vernieuwends te bieden.

In Frankrijk vormt de landschaparchitectuur een traditioneel onderdeel van de uit te dragen cultuur en heeft met de prijsvraag voor Pare de la Vilette (1982) een nieuwe impuls gekregen.

De verandering van het politieke kllmaat in Spanje, de aloude rivallteit tussen het "mode me" Barcelona en het behoudende Madrid en de bouwactiviteit voor de Olympische Spelen geven daar volop ruimte aan nieuwe initiatieven voor de inrichting van de openbare ruimte.

In Nederland is de landschapsarchitectuur sterker dan elders verweven met architectuur, Urban Design en ruimtelijke planning (Iandinrichting), zodat er uit het vernieuwde architectuurdebat wederzijdse impulsen komen.

Ook ontwikkelingen in het landschap zelf met betrekking tot de veranderende agrarische bedrijfsvoering en de aandacht voor natuur en milieu geven lrnpulsen tot nieuwe planningsconcepten, zoals bijvoorbeeld het cascolandschap'.

1. Frankrijk; hat park ats taboratorlum

De Franse cultuur is sterk bepaald door het ratione Ie denken: de ons omringende werkelijkheid wordt rationeel opgedeeld en beredeneerd volgens de zogenaamde Cartesiaanse traditie. In deze traditie wordt de ruimtelijk orngeving hlerarchisch en op een analytische wijze geordend en voorgesteld als een reusachtige machine met systemen en bewegingen die aan de natuurwetten gehoorzamen. Het daarbij behorende natuurbegrip is opgebouwd als classificatiesysteem en vormencatalogus, waarin de natuur op een

niet-picturale wijze wordt geTdealiseerd en is gedefinteerc ten opzichte van het stedelijk decor.

Parken worden beschouwd als plantaardige insluitingen in het minerale landschap van de stad of -zoals in Versailles- als spiegelbeeld van de stad, De natuur vorrnt onderdeel van de stedelijke cultuur; het landschap wordt niet op een anti-stedelijke wijze ge·idealisee'rd2.

Het Franse parkontwerp is altijd al onderdeel geweest van een architectuurtraditie waarin het ontwerp los wil komen van de materie. Het reikt naar het onmogelijke, de utopie, de wereld van de geest en neigt daardoor naar een zekere abstractie en llluslonlsme''. Via de architectuur wordt de verhouding tussen cultuur en natuur aan de orde gesteld en programmatisch en situatief verwerkt. Het 17e eeuwse formele tuinontwerp bijvoorbeeld verwerkt hef programma en de bestaande omgeving_ rationeel binnen de autonomie van het perspectivtsch kijkapparaat. Ook de geografische ordening van het land als geheel, met Parijs als middelpunt en landmeetkundig georganiseerd door de Dienst "Des Ponts et Ohaussees", past in deze tradltle'',

In de formele ontwerpen van Le Notre was er steeds sprake van drie planlagen: een beeldende, een geometrische en een ruimtelijke die aile drie meerduidig zijn en door de meerdere lagen van betekenis een zekere spanning oproepen'.

In de beeldende planlaag werd de natuur gerepresenteerd door classificatie en stylering van (beplantings-)materiaal en door archetypen zeals de grot, de cascade en de waterspiegel. Deze stoffelijke voorstelling werd tegenover de (mythologische) betekenis van het beeldmateriaal gesteld.

In de geometrische planlaag werd het situatieve gegeven in balans gebracht met het erover geprojecteerde geometrische overall-schema.

In de derde planlaag werd de reele rulmteconstructle door perspectiefmanipulatie in een ruimtelijke iIIusie herschapen.

In het 17e eeuwse formele ontwerp pasten aile drie de planlagen op elkaar, versterkten elkaar en rnaakten het onmogelijke mogelijk: de beheersing van de oneindigheid. Bovendien maakten de afzonderlijke ontwerpen deel uit van een regionaal landschapsarchitectonisch casco.

In het actuele Franse ontwerp zijn een aantal verschuivingen zichtbaar ten opzichte van het formele 17e eeuwse parkontwerp. Stedelijke en landschappelijke archetypen als betekenisdragers uit de (landschaps-)architectonische traditie worden niet cohe-

73

rent ingezet in het moderne ontwerp. Door het lncidentele karakter hebben de ontwerpen nauwelijks een stedebouwkundige of regionale samenhang. Bovendien wordt het situatieve gegeven niet atlesornvattend, maar zeer locaal "gegeometriseerd".

Dit leidt tot een soort autonomie van de plattegrond die letterlijk in scherven uiteen dreigt te vallen,

Ook het ontbreken, at dan niet bewust van een vooropgezet ruimtebeeld, van een concept van de ruimte, werkt hieraan mee. Dit leidt tot objectmatigheid, rnonumentaliteit en fragmentatie van de ruimte, waardoor er verlles is aan ambiguHeit en spanning. De traditionele samenhang uit het formele ontwerp tussen de beeldende, geometrische en ruimtelijke planlagen is in het actuele Franse parkontwerp niet aanwezig. De geometrische planlaag is ulteenqevallen in twee, veelal apart behandelde, hootdtherna's, namelijk het "geometriser la topographie" en het werken met de eigenschappen van de plek.

Bij de verwerking van de plek worden naast de natuurlijke topografie ook andere verwijzingen gehanteerd, zoals de occupatiegeschiedenis of de relatie met de omgeving zodat een meerlagige betekenis zou kunnen ontstaan. Deze betekenis is sorns wei aanwezig, maar blijft veelal hang en in objectmatigheid door het achterblijven van een beeldende en ruimtelijke planlaag. Ontwerpen die de eigenschappen van de plek te enkelvoudig citeren of te theoretisch het ontwerp parachuteren op de omgeving worden sterk bekritiseerd zoals Place Stalingrad van Bernard Huet of Parc de la Vilette van Rem Koolhaas.

Bij het moderne Franse stadspark spelen programmatische en functionele voorwaarden uiteraard een rol, maar zijn niet bepalend voor het ontwerpconcept. De spanning tussen het situatieve gegeven en het daarover gelegde geometrische schema is primair. Het functionele programma wordt toegevoegd.

1.1. Geometriser la topographle

Waar in bijvoorbeeld Engeland de natuur onderdeel is van het ge"idealiseerde decor van het arcadische landschap wordt in de Latijnse traditie -en dus ook in Frankrijk- de natuurlijke topografie binnen het rationeIe schema van de architectuur verwerkt",

De Engelse traditie behandelt de specifieke ken merken van de plek in de dramatisering van het natuurlijke gegeven zelf; in Frankrijk worden deze kenmerken als het ware verwerkt binnen de geometrische systemen, die "altijd als de vormentaal van de menselijke occupatiegeschiedenis zijn geweest,,7.

Zowel de lijnenstelsels van de pre-Cotornbtaanse Nazcacultuur als de tuin van Versailles zijn het resultaat van een ordening die Corajoud treffend "geometriser I'espace" noernt. Door de relative ring van de ruimtelijke planlaag in het moderne Franse park zou "geometriser la topographie" echter meer op zijn plaats zijn. Het ontwerp van Jacques Coulon voor een park bij Angers is exemplarisch voor dit "geometriser la topographie".

Detail van he! ontwerp voor Les Ardolsieres (J. Coulon)

Het landschap van de voormalige steengroeve wordt in het ontwerp geometrisch beheerst door een aantal rasters, die geheel of gedeeltelijk in de natuurlijke topografie vallen: de toevoerweg als as of het plateau als plein. Het raster wordt gestyleerd in schaakbordachtige structuren, die op sommige plaatsen zijn doorbroken om een confrontatie aan te gaan met de onbewerkte delen van het bestaande landschap. Deze confrontatie blijft in een laag en herhaalt zich als een soort plattegrondspel waarbij de ruimtelijke effecten toevallig zijn en geen onderdeel vormen van een complexe ruimtelijke enscenering.

Het raster en de natuurlijke topografie blijven bovendien binnen hun eigen afzonderlijke formele dimensie, zonder transformatie naar een architectonisch nlveau.

1.2. De beeldende representatle van de natuur

De beheersing van de materie wordt visueel geetaleerd in de geprononceerde, ambachtelijke behandeling van de objecten en de grondvlakken. Het materiaal wordt in hoge mate gestyleerd; men verwijst naar de traditie van Le Notre, waar de ambachtelijkheid en de uitvoeringstechniek op een hoog niveau stond. Bovendien was er in die traditie sprake van een ver doorgevoerde soberheid in materiaalgebruik. Bij de constructie worden de nieuwste bouwtechnische vervorvenheden toegepast. Innovaties op het gebied van agro- en horticultuur en cultuurtechniek worden ruimtelijk geetaleerd. Alexandre Chemetoff maakt beeldend gebruik van een vertikale buizenwand, die het klimaat beheerst in de bamboetuin in Parc de la Vilette. Yves Brunier spreekt van"de esthetiek van de eetcultuur"; de tuin is niet aileen om te zien en te rutken, maar ook om te proeven. Door de aanwezige natuurlijke elementen te bewerken met onnatuurlijke materialen ontstaat een transformatie, waardoor deze elementen kunstzinnige objecten worden.

In de tuin van Hotel St. James bij Bordeaux zijn de rijen wijnstokken in blauw plastic ingepakt met niet aileen een functionele reden, maar ook als verwijzing naar de kunstzinnig opgemaakte borden.

De uitbeelding van de natuurlijke dynamiek, waarin de tijd een steeds veranderend patroon bewerkstelllqt is een ander thema waar vooral Michel Desvigne en Gilles Clement gebruik van maken.

74

Situatie kustproject in Triest (M. Desvigne)

Plaalsing van de spiraal in een mathematisch schema

Isometrie

Zij manipuleren processen, dat wil zeggen constante veranderingen van net (natuurlijke) systeem. Voorbeelden zijn erosle, sedimentatie en getijdenwerking, maar ook groeistadia en bloeicycli en de invloed van vochtigheid, llcht, wind en temperatuur.

1.3. De ruimtelijke anscenertnq

In het mode me Franse parkontwerp is de ruimteJijke enscenering van de onderdelen eenduidig en lokaal uitgewerkt, mede als gevolg van de gefragmenteerde opbouw en het ontbreken van een bewust ruimtebeeld. Het centrale thema is de confrontatie tussen natuur en cultuur. Beeldmiddelen uit de geschiedenis van de, vooral Franse en Italiaanse, tuinkunst en uit de ontwikkeling van het agrarische of natuurlijke landschap zijn onderdeel van de vormencatalogus. Deze elementen worden als het ware "herontdekt", maar iIIustreren tegelijkertijd de haat-Jiefde verhouding van de Franse ontwerpers met hun eigen tulnkunstverleden.

Het is opvallend dat de formele beeldmiddelen steeds tegenover de minder formele worden geplaatst. In het Parc de Sausset van Michel Corajoud is een goed voor bezoekers ontsloten belvedere van waaruit een groot ontoegankelijk moeras bewonderd kan worden: een ware confrontatie tussen cultuur en natuur. Door de vrije lnzet van deze beeldmiddelen wordt een poging gedaan los te komen van het formele tuinontwerp. Soms zijn er letterlijk citaten, zoals belvederes en assen in de ontwerpen van Gilles Vexlard en Michel Corajoud.

In het Parc de Coudrays van Michel Corajoud zijn elementen bewerkt, zoals de beelden van een natuurlijk landschap, en in scene gezet door los plantmateriaal te plaatsen tussen strakke heuvels.

Een aantal ontwerpen gaat verder dan een incidenteIe en eenduidige enscenering van vormmiddelen en brengen spanning (dynamiek) en daarmee kwaliteit in het ontwerp door het hanteren van meerdere lagen van betekenis zowel beeldend, geometrisch als rulrntelijk.

In het kustproject bij Trlest legt Michel Desvigne een spiraal in de holte van de rotskust. Tevens is de spiraal in een mathematisch schema opgenomen die zijn positie ontleent aan de globale richting van de kust, welke vastligt in de richting van de belendende havendammen. Een aanwezige zoetwaterbron wordt gedefinieerd binnen de orde van het rationele schema. De relatie tussen het schema en het natuurJijke gegeven van holte en bron wordt nlet ats confrontatie uitgewerkt, zeals in het park bij Angers van Jacques Coulon, maar als inpassing. De natuurlijke vorm is geabstraheerd tot een logaritmische splraal, Deze is aan de ene kant verbonden met de hoger gelegen bron en aan de andere zijde met het lagere niveau van de zee. Het hoogteverschil wordt geformaliseerd door een aantal van het raster afgeleide niveaus, die segmenten van de spiraal vormen waarin de doordringing van land en water, van zoet en zout milieu wordt uitgebeeld door middel van steeds veranderen-

75

de sedimentatie en vegetatie. Het natuurlijk gegeven van ontspringende bron en het hoogteverschil naar de open ruimte (de zee) wordt ruimtelijk weergegeven in de splraal en de terrassen, naar analogie van de geometrische planlaag in de Italiaanse villatuin.

Veranderend sedimentatiepatroon in de spiraal

Bij het "Jardins Elementaires"-project voor de Villa Medici te Rome plaatst Michel Desvigne een raster over de natuurlijke situatie. De locatie van het project beslaat een gedeelte van Rome, ten oosten van de Villa Medici in een zijdal van de rivier de Tiber. Van dit gegeven he eft Desvigne gebruik gemaakt door als planthema op deze plek een waterstroom te ontwikkelen.

Een tweede laag wordt gevormd door een stelsel van rasters, dat als ondergrond dient voor de uiteindelijke vorm van de ingreep. Het hootdraster voigt de globaIe richting van het zijdal. De richtingen van de kleinere deelrasters zijn af te leiden uit de ligging van de Villa Medici, de tegenover liggende heuvel en het specifieke barokke stratenpatroon in Rome (Piazza del Popolo).

Met deze rasters als ondergrond wordt nu een (gra-

1e laag: plaatsing van een raster over de natuurlijke situatie

tisch) spel gespeeld, waarin bepaalde lijnen vastgelegd worden in de vorm van dammen in de stroom of tegen de hellingen.

Door de aanwezigheid van de dammen ontstaat een proces van sedimentatie, waardoor eilanden gevormd worden. Het sedimentatiepatroon wordt periodiek weggespoeld door het openen van waterbekkens in de hellingen langs het stroomdal, als een soort vloedgolf die het dal schoonspoelt. Er ontstaat als het ware een oneindige cyclus: een "perpetuum mobile".

De natuurlijke processen van sedimentatie en erosie worden hierbij expressief gemaakt; water reageert immers bij uitstek op de hoogteverschillen van de topografie. De dammen zijn als het ware "regulatoren" voor de natuurlijke dynamiek.

In het plan komen veel aspecten terug uit de tuinontwerpen van de Renaissance villa's. In de vorm is dit natuurlijk het geometrische patroon, dat als onderlegger dient voor het ontwerp. Ook het idee hierachter, het in scene zetten van de spanning tussen "orde" en "chaos" en het verkrijgen van een samenhang tussen de afzonderlijke onderdelen en de terreinvorm, is terug te vinden. Aile maten en richtingen staan namelijk in een bepaalde verhouding ten opzichte van elkaar en van het totaal-raster.

Het gehele systeem is op te vatten als een afbakening van een stuk natuur, waarbinnen een eigen esthetische orde wordt ge'introduceerd en de natuurlijke processen in scene worden gezet. Door elernenten van verschillende tijdsperioden door elkaar te gebruiken in het plan wordt het idee van het verstrijken van de tijd als het ware "ontwricht", waardoor het ontwerp een soort fictieve dynamiek krijgt.

Waar Desvigne's projecten een experimenteel, landschappelijke karakter hebben, zonder (stedelijk) gebruiksprogramma, ontwerpt Gilles Vexlard heel concreet parken en groene stedelijke lnterleurs met een

2e laag: plaatsing van deelrasters

76

3e laag: situering van stuwen, dammen en kanalen

samenhangende ruimtelijke structuur. Zowel de stedebouwkundige context als de natuurlijke topografie worden nlet door rasters maar door lijnen verduidelijkt.

Pare du Mandinet (G. Vex lard)

Het Parc du Mandinet in Mame-la-Vallee ligt tussen twee bestaande bebouwingscurven en wordt doorsneden door een lange kaarsrechte route, die zowel de laagste als de hoogste punten aanraken en zodoende de terreinverschillen sterk beleefbaar maken. Bovendien worden, door de route, de verschillende scenes rond de vijver en langs het meer georganisee rd. De route loopt tevens evenwijdig aan een ontsluitingsweg in het stedelijk gebied.

Ook voor het ontwerp van Parc de Bercy in Parijs is de sequentie van ruimtelijke ervaringen langs een hoofdroute een belangrijk the rna. Op basis van een aantal richtingen uit de bestaande natuurlijke topogratie en uit de stedelijke context worden verschillende ruimten "uitgesneden" uit de beplantings-massa.

Pare de Bercy (G. Vexlard)

Waar Vexlard met een beperkt aantal geometrische middelen de rulmte als geheel organiseert, valt bij het Parc du Sausset van Corajoud het plan uiteen in onderdelen, in een ingewikkelde confrontatie van richtingen en ruimtelijke fragmenten.

Pare du Sausset: analyse van de montagelijn (M. Corajoud)

Deze fragmenten worden "registres d'espace" genoemd, als verwijzing naar ruimten uit de tuinkunstgeschiedenis en het cultuurlandschap. Een boogvormige allee is over de verschillende planonderdelen he en gelegd als een montagelijn die, in tegenstelling tot de klassieke ruimte-as, totaal verschillende scenes met elkaar in verband brengts.

Deze scenes zijn niet "voorgeprogrammeerd", zeals bij de ruimtelijke opeenvolging van taferelen langs de route uit de picturale enscenering. Zij doen zich eerder voor als een mozaiek van ruimtelijke gewaarwordingen. een interferentie van nieuwe verdelingen, overvloeiingen en intensiteiten, als bij een video-clip. De onderlinge relatie tussen route en tafereel is omgedraaid ten opzichte van de picturale enscenering. In de picturale enscenering loopt de route langs bepaalde uitzichten die zijn bepaald door de ruimtelijke structuur van het landschap; bij de montagelijn van Corajoud worden ze aan de route "geregen", als kralen aan een snoer.

2. Spanje; het park als pleln

2.1. Het concept

In Spanje zijn pleinen en parken belangrijke bouwstenen in een planstrategie die gericht is op de verbetering van de kwaliteit van de stad als geheel. Het gaat daarbij steeds om het verhelderen van de plaats van het park in de stedelijke structuur, het scheppen van ruimte in de compacte metropool en het toegankelijk maken van onqedetlnlserde ruirnte in de stad. Hierdoor zijn er minder barrleres en wordt de continu"iteit van het stadsweefsel verbeterd. Bij de ontwerpen voor Valencia en Benidorm is een droge rivierbedding herkenbaar als groenelement op het nivo van de stad. Dit biedt als voordeel dat er een recreatief programma aan elkaar geschakeld kan worden met een contlnuitelt in gebruik. De parkontwerpen in Barcelona liggen verspreid over de stad op voormallqe industrieterreinen. De parken worden door een verschillende projectsgewijze aanpak steeds anders ontworpen; de afzonderlijke plekken zijn optimaal uitgebuit door de specifieke plaats binnen de stedelijke omgeving. leder plan is binnen de receptuur van een beperkt aantal vormlnqredlenten verschillend uitgewerkt.

Een belangrijk thema is de tweedeling van het park in een stedelijk en een landschappelijk gedeelte. Het ommuurde concept van de Arabische tuin als oase en het Romeinse forum als pleinruimte worden getransformeerd tot een nieuwe samenhang in park en plein.

Deze tweedeling selecteert als het ware verschillende soorten ruimtegebruik. Dit wordt nog eens versterkt door de behandeling van de randen die als een soort filters het gebruik van de overgangszone parkstad reguleren. Ook het water, als scheidend element

rr

tussen plein en landschappelijk gedeelte, speelt hienn mee. Spelactiviteiten, rondwandelingen, zitmogelijkheden en activiteiten als zwemmen en roeien krijgen zo ieder een eigen plek in het park.

De verlichting, vaak opvallend gesitueerd en vormgegeven, rnaakt het mogelijk het park ook 's avonds te gebruiken.

Voorzieningen als buurtcentrum, school of zwembad hebben vaak een directe relatie met het plein of zijn erin opgenomen. De ruimtelijke lay-out van het park als geheel heett een sterke gebruikswaarde en schept condities voor het openbare leven in de stad, door bijvoorbeeld de aandacht voor beschutting tegen de felle zon.

: ). ,.: ~/

'''--''"''7'''\':

Pare de l'Estaeio del Nord: de 2-deling wordt gevormd door een verdiept plein en een kunstmatig opgehoogde heuvel

2.2. De ruimtelijke enscenerlnq

Het theatermotief is het centrale thema bij de ruimteIijke enscenering van de parkonderoelen"

Dit komt voort uit de typisch Mediterrane en specifiek Spaanse wijze van het op elkaar betrekken van actieve en passieve gebruiksvormen, waarbij het zien en gezien worden en het kijken en terugkijken een grote rol spelen. Dit spel van flaneren, ontmoeting en activiteiten is bijvoorbeeld goed waarneembaar op de Ramblas in Barcelona. In net park wordt dit gegeven uitgewerkt in verschillende op elkaar betrokken ruimtelijke onderdelen met als motief het podium, de tribune, net decor en het zogenaamde overkoepelende element ("de regisseursplaats"). De rollen van deze elementen zijn verwisselbaar en kunnen in een andere context worden geplaatst.

Het gebruik van deze elementen kornt voort ult een traditie, zoals die ook al werd toegepast in Parc GOell, waar het plein het bordes (tribune) vormt dat over de stad (podium) uitkijkt.

Vaak vormen plein, rand en landschappelijk gedeelte respectievelijk het podium, de tribune en het decor. De overkoepelende elementen zijn zeer verschillend vormgegeven zoals bijvoorbeeld een loopbrug of een uitzichtpunt op een heuvel.

Door de verschillende niveau's ontstaan sterke ruimtelijke wisselwerkingen. De parkonderdelen zijn sterk op elkaar betrokken. De lagere terrassen zijn gericht op het water en het plein, de half ronde stoa is betrok-

ken op plein en terrassen, terwijl de hoger gelegen terrassen het gehele park overzien en op de stad ultkijken als een overkoepelend element.

Theatermotief in Pare de la Creueta del Coli:

1. Tribune 2. Podium 3. "Regisseursplaats'

In net Parc del Clot ontstaat de wisselwerking door de verschillende lagen van het park. De tribune, het podium (plein) en het landschappelijke decor zijn met elkaar verbonden door twee routes die het podium letterlijk overbruggen.

In het Pare de la Pegaso vormt een hoog gelegen pergola een tribune die over het plein uitkijkt; terwijl een nog hoger gelegen uitzichtspunt op een heuvel in het landschappelijk gedeelte het park overztet, Tenslotte vormt in het Pare de l'Eseorxador het verhoogde plein de tribune, de overgangszone met sportvelden, het podium en de landsehappelijke zone het decor. De verhoogde west rand van het park, de stenen pergola en de palmenlaan vormen het verbindend en overkoepelend element.

(zie hiervoor ook de behandelde parken in 2.5)

2.3. De materlattsertnq

In tegenstelling tot andere landen zoals bijvoorbeeld Frankrijk of Nederland heeft Spanje een sterke beeldende traditie in de vormgeving, waardoor het rnaterlaal seulpturistisch en op een expressieve wijze wordt behandeld.

Daarnaast zijn veel onderdelen met een hoge graad van perfeetie en op ambaehtelijke wijze vervaardigd. De randen detlnleren het park t.O.V. de omgeving en zijn helder en geometriseh uitgesneden als vierkant, reehthoek of ats eirkel, zeals bij het Pare de la Creueta del Coil. De versehillende behandelingen van de randen maken speeifieke aeeentueringen in het park mogelijk zoals niveauverschillen die arehitectonisch zijn uitgewerkt in keermuren, bordessen, trappen of hellingbanen.

In het Pare del Clot vormen de muren sterk van elkaar onderseheiden plekken door de samenhang met respeetievelijk het water, het pleln, het landschappslijk gedeelte en een voormalige fabrieksschoorsteen. Ook de wijze waarop het stedelijk en het landschappelijk gedeelte in elkaar dringen kan zeer verschillend zijn uitgewerkt. Bij het Pare de la Creueta del Coli zijn deze gedeelten sterk gescheiden en vormt het plein een afzonderlijke plek in het omringende landschap. Bij het Pare de la Pegaso en het Parc del Clot loopt een breuklijn als grens tussen het stedelijk en het landsehappelijk gedeelte en bij het Pare de

78

Placa del Sol: de 4 randen vormen het plein (J. Bach en G. Mora)

l'Escorxador zijn plein en landschap opgenomen binnen een orthogonale hoofdstructuur van palmlanen. Het parkmeubilair, en in het bijzonder de verlichting krijgt bijzondere aandacht.

De lichtbron wordt speciaal ontworpen en expressief bewerkt, zoals bijvoorbeeld de reflectoren voor lichtspreiding, waar het lichtelement wordt verheven tot kunstobject. De kunsttoepassing zeit maakt onderdeel uit van de omgeving en is gericht op de plek zelf, die daardoor word! versterkt.

Verlichting (B.Gali) Pare l'Excorxador

Sculptuur (J. Mira)

3. Nederland; het park als polder

Nederland heeft een eigen traditie wat betreft het omgaan met het landschap. Oit wordt veroorzaakt door de noodzaak tot regulering en vastlegging van de dynamiek van het deltagebied. Door bodeminklinking en zeespiegelrijzing zijn er steeds aanpassingen en technische innovaties in het landschap noodzakelijk. Het is de cultuur van het overleven, die gericht is op het "voorultzlen" en waarbij waterstaatkundige eisen de cultivering van het landschap bepalen. Deze traditie van de landinrichting grijpt terug op de periode van de late middeleeuwen en vooral op die van de 17e eeuw, waarbij het landschap totaal werd omgevormd en beheerst door ontginning en inpoldering.

Inpoldering in Zeeland (ca. 1645)

De invloed van deze traditie is merkbaar in de vormgeving van het moderne Nederlandse stadspark. Niet het geromantiseerde landschap vormt de inspiratiebron, maar het functionele Nederlandse cultuurlandschap.

Detail van de Seemster (1640)

Verder is het moderne Nederlandse stadspark ingebed in de reeds vele decennia plaatsvindende verschuiving van het romantische park (als verbeelding van de natuur) naar het groene object als stedelijke voorziening. Het in een rulrntelhke vorm gieten van

79

het functionele programma is in Nederland echter minder ver ontwikkeld dan in b.v. het Duitse volkspark.

Het functionalisme in de landschapsarchitectuur heett hier in het verleden op stedelijk niveau nauwelijks tot de ontwikkeling van een modern ruimtebeeld geleid. Hier en daar zijn er slechts aanzetten te zien zoals in het Haagse Zuiderpark, de Kralingse Plas in Rotterdam, het Amsterdamse Bos en net Gijsbrecht van Amstelpark.

Op de schaal van de Nederlandse polderinrichting is er traditioneel wei een duidelijker beeld. Gedwongen door landinrichtingseisen krijgt de behandeling van de ruimte daar op sommige plaatsen een (abstract) architectonische karakter, De vlakke ligging, rechtlunigheid en soberheid van inrichting roept een grote dieptewerking op, waardoor er een soort abstract ruimtebeeld ontstaat. Dit wordt nog eens versterkt door de beleving van de polder vanaf hoger gelegen randen, zeals oeverwallen en dijken.

"De Horizon van Griend", J. Loman

Daarin wordt geraakt aan wat men zou kunnen noemen: de formele definiering van het vlakke, rationele landschap.

Deze formele definiering van het Nederlandse landschap vormt een conceptueel uitgangspunt voor het actuele Nederlandse parkontwerp.

Het Meridiaanpark in Almere haalt de wijdsheid van het polderlandschap naar binnen; de lengterichting van het park weerspiegelt als het ware de moduul van de polder.

Bovendien wordt het ultzlcht over de polder vastgelegd door een platform als beeindiging van een route die de lengtemaat van het park nog eens extra benadrukt. Door de ruimtemaat wigvormig te behandelen en de route ats zelfstandig boogvormig element erin te plaatsen ontstaat er een spanning tussen symmetrie en a-symmetrie die een zekere dynamiek teweeg brengt.

Het park Noorddijk in Groningen wordt bepaald door een aantal lange aan de topografie gebonden assen die de lengtemaat van de polder naar buiten toe vergroten.

Dit coulissenpatroon wordt doorsneden door een autonome, onder een hoek geplaatste as. Bovendien zijn er losse objecten, zeals heuvels, in de ruimte geplaatst die het ontwerp een extra ruimtelijke dimensie geven. Niet aileen door de beleving van de lengterichting, maar ook door de plaatsing van losse elementen wordt spanning in het antwerp gebracht. Zowel het Meridiaanpark als het park Noorddijk behandelen de lengtemaat van de polder.

"
1:l
.~») '*
V ..
~O '*
~ Meridiaanpark

Park Noorddijk

Het Prinsenlandpark in Rotterdam wordt bepaald door het uiteenleggen van verschillende functies binnen een raamwerk van twee vierkanten. ledere functie heeft een eigen vorm en zijn in een uitgekiende compositie ten opzichte van elkaar geplaatst. Er is daarbij een rangorde in het ontwerp door reeksen van ruimtes en rnassa's en elkaar overlappende patronen. De topografie van de voormalige polder is als aparte laag (in het oorspronkelijke concept) behandeld die afwisselend in contrast staat met de afzonderlijke elementen of juist daarin worden opgenomen.

Prinsenlandpark

Het Museumpark in Rotterdam is in de lengterichting opgedeeld in fragmenten die verbondsn zijn door een schuine verbindingslijn tussen twee gebouwen (het architectuurinstituut en de kunsthal) in de lengtemaat van de voormalige polder. Er loopt weliswaar een route vanuit het centrum door het park naar de Maas, maar de lengtemaat wordt afgesloten door de twee gebouwen en de dijk. Pas nadat men de dijk bij de kunsthal oploopt heett men weer overzicht. De spanning in het ontwerp ontstaat door een sterke beleving per onderdeel in samenhang met de schuine verbindingslijn.

Het Abtswoudsepark in Delft behandelt de breedtemaat van de polder. De overgang stad-landschap is uitgebeeld in een vergroting van de ruimtemaat naar buitentoe.

De aanwezige hovenstructuur is letterlijk overgenomen; het programma valt eenduidig in de ruimtelijke structuur, Enige spanning is aanwezig door de asymmetrische opbouw gebouw-bomenlaan-weg.

~~

0000 0000 00.( 0


I
I
I
I

, Museumpark

Abtswoudse park

Bij de Nederlandse ontwerpen is er duidelijk gezocht naar een manier om de ruimte vorrn te geven, c.q. te construeren, waarbij het moduul van de polder, de wijdsheid (uitgestrektheid) van het Nederlandse landschap en net overzicht hierover op hoger gelegen dijken, oeverwallen of andere uitzichtspunten, worden verwerkt in het ontwerp.

Dit in tegenstelling tot de Franse ontwerpen, waarin geen sprake is van een vooropgezet ruimtebeeld. Er wordt gewerkt met het over elkaar schuiven en projecteren van verschillende (geometrische) lagen in relatie tot de situatieve kenmerken. Hierdoor ontstaan nieuwe kwaliteiten.

De Spaanse ontwerpen grijpen enerzijds terug op de klassieke ruimtevormen (Bofill) en anderzijds (Barcelona) wordt het ruimtelijk aspect behandelt in het theatermotief. Hierbij wordt duidelijk ingespeeld op de eigenschappen van de plek in relatie tot haar omgeving.

De typerende elementen spelen in de ruimtelijke en-

scene ring een belangrijke rol tegen de achtergrond van een tweedeling in een landschappelijk en stedelijk gedeeeite. Het beeldende motief komt terug in de detailering van het park (verlichting, banken, bruggen) en de toepassing van kunstobjecten.

De geselecteerde voorbeelden tonen een duidelijke voortzetting van een nationale traditie, waarin voortgeborduurd wordt op moderne ontwikkelingen op het gebied van de architectuur en de landschapsarchitectuur.

P. de Zeeuw,

Noten:

1. Het casco-landschap is een planstrategie die er op gerlcht is een onderscheid te maken tussen laag- en hoogdynamische ruimtegebruiksvormen. Dit heeft een ver doorgevoerde functiescheiding tot gevolg tussen landbouw en natuur, waardoor er zaer contrasterende zones ontstaan.

2. Marceca, M.l.; Reservoir, circulation, residue "J. L. A. Alphand: Technological beauty and the green city", Lotus 301989

3. "La Philosophie du Jardin", Le Monde 26/5/1988

4. Weber, E.; "Peasants into Frenchmen - The Modernisation of Rural France", Standford University, CAL 1976

5. Steenbergen, C.M. ; De stap over de horizon", PUB Delft 1990

6. In Engeland vormt het beg rip "genius loci"; als kenmerk van de plek, een form eel uitgangspunt voor het ontwerp. In de latijnse traditie staat hat beg rip "locus" meer centraal, waarin de plek of het landschap zich als het ware reproduceert in de grondstructuur van het ontwerp zeit.

Taverne, E.; "Architectuur en plaats", Kunstlicht 11-1990 VU Amsterdam

7. Interview met M. Corajoud, AA nr. 218 december 1981

8. "Deze allee is, volgens de ontwerper een hedendaagse interpretatie van de as, zeals Le Notre die in Versailles maakte. Aileen gaat het niet om het zichtbars perspectief, maar juist om het perspectief van het geheugen, als bij een film. De verschillende "registres d'espace" worden in scene gezet langs een montagelijn".

Pelissier, A.; "De I'etendue et la durss, entretien avec Michel Corajoud", Techniques et Architecture nr. 370 1987

9. Dijk, H. van; "Stedelijke theaters", Archis nr. 11 1989

Tekeningen S. StOcken - E. van der Kooij

81

2.2. Meningen en ideeen

Naar aanleiding van een reeks interviews, afgenomen in de periode eind 1989 begin 1990, zijn een aantal essentlele vragen aan de orde gesteld die betrekking hebben op het denken over 'het' stadspark. De resultaten, in de vorm van vastgelegde citaten, zijn samengevat in vier cateqortsn:

- de maatschappelijke betekenis van het stadspark,

- de relatie met de omgeving,

- het beeld en het functionele programma, en

- de 'modeniteit'; de toekomst van het stadspark

gezien vanuit de huidige ontwikkelingen

De interviews zijn afgenomen van een aantal personen, waarbij men onderscheid kan maken tussen personen die vanuit hun vakgebied met het stadspark te maken hebben en personen die buiten de ontwerpdiscipline staan.

Om na te gaan in hoeverre een bureau een representatief beeld levert zijn verschillende mensen binnen het tuin- en landschapsarchitectuurbureau Bakker en Bleeker B.V. ge·interviewd. Het blijkt dat de meningen soms sterk kunnen verschillen, maar dat de ontwerpen tach een duidelijke eigen stijl vertonen (zie hiervoor de actuele ontwerpopgaven).

Hetzelfde werd gedaan, maar dan vanuit het onderwijs, met personen werkzaam binnen de Vakgroep OSW - differentiatie Architectuur en Landschap aan de TU Delft.

Een lijst van de ge"interviewde personen is opgenomen aansluitend op de citaten.

Om een snelle indruk te krijgen waar men in eerste instantie mee geconfronteerd wordt zijn als inleiding een aantal stellingen opgenomen, die in 1988 geformuleerd zijn door Bureau Bakker en Bleeker, onder het motto 'het park in de stad':

1. Het park staat voor plezier, ontspanning en pret.

2. Het park biedt letterlijk ruimte voor een veelzijdige, steeds weer wisselende vraag van gebruikers.

3. Het park is een open ruimte in de stad en vormt daarmee een duidelijk contrast; bebouwd-onbebouwd.

4. Het park is vormgegeven natuur in de stad.

5. Het park heeft een unieke combinatie van functies; functies die ook in het bebouwd stedelijk gebied voorkomen en functies die specifiek zijn voor een bebouwde groene open ruimte.

6. Het park hoort bij de stad en vorrnt daar rulmtelijk een geheel mee.

7. Het park heett een duidelijke identeit bepaald door;

- randen

- combinatie van functies

- landschappelijke situatie

- ligging in de stad

- vormgeving en detaillering

Hoe sterker de identiteit van net park, hoe meer het park betekent voor de stad.

8. Het park is een stedelijk park als het ruimte biedt aan uitersten: het ongewone en het alledaagse.

9. Het park heeft duurzame hoofdlijnen die in de tijd veranderende invullingen (gebruik) mogelijk maakt.

10. Het park heett kwaliteit als nietalleen de natuur goed vormgegeven is, maar ook de bebouwing en het parkmeubilair. Hoe beter het beheer, hoe groter de kwaliteit.

11. Het park is in de eerste plaats openbaar gebied, mogelijk gekombineerd met prlve-ondernernlngen die een positieve bijdrage leveren aan het functioneren en de identiteit van het park.

12. Het (nieuwe of heringerichte) park heeft een positieve invloed op het economisch en maatschappelijk functioneren van het stedelijk gebied eromheen.

82

Maatschappelijke betekents,

Wat is een stadspark in jouw ogen. Met welk doel gaat men naar een park toe, of komt men toevallig in een park terecht. Wat is de essentie van de aanwezigheid van een park in een stad of buurt en heeft het invloed op de mensen en de stad. Kan een park struktuur geven aan een stad en aan het dagelijks leven van de stedeling. Is het park een stukje nagemaakt landschap van buiten de stad of is het een stukje stad dat van een ander rnaterlaal vervaardigd is. Hebben de seizoenswisselingen een positieve invloed op een park en heeft een park in de verschillende seizoenen een positieve invloed op de stad. Traditioneel gezien heeft een park een symbolische waarde; is die mening (tijdelijk) aan het veranderen. Wie komen er eigenlijk in een park, en moet het altijd openbaar toegankelijk zijn. Wat doet je in een park en bestaat er een relatie tot de soort mensen die eromheen wonen.

... een park is voor mij een symbool van de natuur.

E. Kerkhof, student MTS

... toevallig om te tusten en mensen te bekijken. ... een stuk natuur voor iedereeen.

T. de Munk, beginnend architect

... om m'n kinderen te zoeken of te joggen.

R. Zee, stedebouwkundige

... een park is meer voor aktiviteifen zoals concerten en theatervoorstellingen.

... voor rust of om te wandelen moet je naar het bos of naar het strand.

H. Haverkamp, architect

... om op een terrasje te zitten of om afspraken te maken.

F. Palmboom, stedebouwkundige

... een klein pleintje met banken waar je rustig je boterham op kunt eten, de krant lezen en waar prullebakken staan.

... een stukje groen in de stad waarbij je niets van de stad mag merken opdat je je maximaal kunt ontspannen.

Mevr. de Ru, lerares Latijn

... gebouwde voorzieningen in een groen decor . ... dwalen en verdwalen.

T. Blok, sociologe

... geen recreatiegebied met massarecreatie . ... een park is gratis.

J. Roodbol, architect

... ar ette uit!

K. Jacobs, Amsterdammer

... een park is een groene oase in een stedelijke omgeving, vrij traditioneel vormgegeven, niet te groot en zonder gebouwen.

P. van Saane, landschapsarchitect

... een traditioneel stadspark is een verzameling bomen, een water en hondepoep.

w. Reh, landschapsarchitect

... stedelijk objekt met verwisseld decor. ... vormgegeven natuur.

M. van Gessel, landschapsarchitect

... het tegenwoordig stel/en van de hoedanigheid van het landschap in de stad.

... op het ogenblik refereert het tee eeuwse stadspark bij de mensen sterk aan wat een park is.

... het moet voor iedereen zijn.

C. Steenbergen, landschapsarchitect

. .. een afwijkend gebied met specifieke kwaliteiten t.O.V. de stad zelf .

... er gebeuren dezelfde activiteiten als in de sted , maar dan in een andere entourage .

. .. een park kent verschillende gebruikers en is dus niet voor iedereen.

A. Hosper, landschapsarchitect

. .. het park is voor mij een verlenging van m'n balkon.

C. Suurbier, tekenaar

. .. naar een stadspark ga je niet om er te zijn, maar om er iets te doen .

B. Brands, landschapsarchitect

... gewoon groen met veel functies, ontspaningsmogelijkheden en mensen.

L. Rijnja, tekenaar

... als ik iets haat dan zijn het weI mensen die in het park op het gras liggen.

D. Koedam, moeder

... een park is als een droom in een gevangenis J. Jacobs, landschapsarchitect

Relatie met de omgeving.

Is een park een funktioneel onderdeel van de stad. Moet het park ksnmerken dragen van z'n omgeving. De stedebouw uit de jaren '70 (ClAM) gebruikte atstandscirkels rond de buurten en wijken om de ligging van stadsgroen te bepalen, is de grootte van de buurt waarvoor een park wordt aangelegd bepalend voor de opbouw en funkties van het park. In hoe verre kun je een park een relatle geven met z'n omgeving, is dat afhankelijk van niveauverschillen (bergachtige landschappen, vergezichten). Is het park een kleine open ruimte in de volgebouwde stad en vormt het een duidelijk kontrast (bebouwd-onbebouwd) met de stad, Moet het park een ruimtelijke eenheid vormen met de stad of staat dat los van elkaar. Kan een park meer betekenis krijgen in de stad door sterk ontworpen te worden (hoe starker de identiteit hoe groter de betekenis). Heeft een park een zekere invloed op het economisch en maatschappelijk funktioneren van het stedelijk gebied eromheen. Heett het park een duidelijke ligging in de stad, gekoppeld aan het centrum of is het volledig losstaand.

'" er moet een sfeer van het land waarin net park zich bevindt bemerkbaar zijn

... tussen de bebouwing, als een soon kamer in de stad.

T. de Munk, beginnend architect

.... het contrast tussen landschap en stad komt tot utting tussen het park en de omliggende bebouwing, niet in het park zelf .

. . het onderliggend landschap moet als aanleiding gebruikt worden.

R. Zee, stedebouwkundige

... 's evonds is een park eng, behalve wanneer er mensen of gebeurtenissen zijn .

... een park dient deer te zijn gesitueerd waar bet een goed kontakt heeft met de stad en de mensen.

H. Haverkamp, architect

... inspelen op de omgeving geeft meerwaarde, maar verzelfsfandigen is ook een relatie en kan een verrassingseffekt geven.

F. Palmboom, stedebouwkundige

... een park moet losstaan van z'n omgeving, dan kun je er omheen lopen.

K. Jacobsz, Amsterdammer

... er bestaat geen standaard concept want elke keer is de situatie anders .

... een groene route is net als een sportcomplex iets enders dan een stadspark.

P. van Saane, landschapsarchitect

.. .in Nederland is er geen ruitttebebaette in de steden maar een behoefte aan nstuur in de steden. In buitenlandse steoen is dikwijls wet rulmtebehoefte.

. .. geen contra mal van de stad.

T. Blok, sociologe

... een kleiner onderdeel van een stedelijke struktuur. ... elk uur van de dag is er een ender soott mensen.

J. Roodbol, architect

... postzegelparkjes (bv. Den Haag) zijn heel duidelijk van opzet, die horen erg bij de stea.

M. van Gessel, landschapsarchitect

... de snuetieve bepaling moet duidelijk worden, net park Hgt daarom daar en niet ergens enders.

... Een stadspark is in eerste instantie voor de bewoners en niet om de omgeving van een bedrijf aantrekkelijk te maken.

C. Steenbergen, landschapsarchitect

... als onderdeel van een route biedt het afwisseling en rust.

D. Koedam, moeder

... een park is ter vergelijken met een groot werenhuis met een grote verscheidenheid aan waren, terwijl een recreatiegebied meer de functie vervult van een groot meubelbedrijf weer een groot aanbod aan bepaalde artikelen is, maar weer je weI specifiek naar toe gaat.

B. Brands, landschapsarchitect

Beeld en programma.

Hoe moet een park ingericht, c.q, opgebouwd worden. Bestaat een park hoofdzakelijk uit groen, of kan een park ook uit stedelijk materiaal worden samengesteld. In een zonnig land worden in een park veel bomen geplaatst om voor schaduw te zorgen, is het gebruik van bomen in een Nederlands park dan wei acceptabel, Zijn er in het park aantrekkelijke elementen of evenementen waarvoor men speciaaJ komt. Moeten er een aantal vaste funkties zijn zoals wandelen, liggen en kijken of kunnen er ook tijdelijke funkties zijn zoals markt op zaterdag en manifestaties. Moeten de funkties van het park worden vastgelegd of kunnen deze funkties gemakkelijk veranderen. Is er een hoofdroute door een park of laat het de bezoeker geheel vrij in z'n bewegingen. Is het park een grote ruimte waarbinnen alles zich afspeelt of bestaat het uit een aantal kleinere ruimtes. Zijn de funkties in het park andere dan die in de stad en welke combinaties zijn er mogelijk. Hoe zijn de overgangen met de omgeving gemaakt, zet het park zlch duidelijk af van de stad, of vindt er integratie met de stad plaats. Dient het park ruimte te bieden aan ongewone aktiviteiten, naast alledaagse aktiviteiten. Waar hangt de kwaliteit van een park vanaf, aileen van goed onderhoud of ook van een goed ontwerp. Wat is de rol van kunst (objecten) in een park.

.. een promenade en een gridstruktuur zijn voor mij stede/ijk. Ze zijn dwingend voor je bewegingen .

... sport- en spelmogelijkheden lijken me een belangrijk gegeven voor een park.

E. Kerkhof, student MTS

... waarom zou je een modern park niet helemaal van asfalt maken.

... ruimte/ijk met de stad veroonaen maar los ervan functionerend.

T. de Munk, beginnend architect

.. .funkties zijn vaak modegevoelig, dus flexibeJ houden.

R. Zee, stedebouwkundige

... een park moet zo zijn dat er naast begroeiing ook elementen aanwezig zijn die de mensen uitlokken iets te gaan ondernemen zodat er spontane aktiviteiten ontstaan .

... een mens moet a/s het ware weer een kind worden, het moet zijn nieuwsgierigheid opwekken.

H. Haverkamp, architect

... voor een park bestaat geen standaardrecept.

F. Palmboom, stedebouwkundige

... een park moet multifunktioneel zijn.

... in een klein park is de aanwezigheid van architectonische elementen belangrijk omdet de ruimte te klein is om een meer /andschappelijk bee/d te creeren.

... net groen moet a/tijd visueet overheersen.

Mevr. de Ru, lerares latijn

... het moet er "kunstig" uit zien.

... het water moet goed funktioneren, dat is de basis voor net ontwerpen van een park.

K. Jacobsz, Amsterdammer

... details en kunst zijn heel belangrijk.

... verrassingen die suggereren dat net groter is dan hetis.

T. Blok, socioloqe

... een park moet een bepaalde kracht vanuit zichzell hebben, uit'gaande van de situatie.

P. van Saane, Jandschapsarchitect

... als men dingen in een stadspark wil stoppen waaraan de stedeling behoefte he eft, is het geen stadspark meet.

W. Reh, Jandschapsarchitect

... elke plek moet benoembaar zijn, pas dan heeft het betekenis.

... een beweging langs punten maakt het interessant. ...elementen die samen tete zijn .

.. . chaos ontstaat altijd weI.

M. van Gessel, landschapsarchitect

... het programma speelt een secundaire rol, het gaat om de ruimtelijkheid.

... een modem park heeft zichtbaar iets met de natuur te maken.

... een experimentenkamer voor nieuwe vormen.

C. Steenbergen, Jandschapsarchitect

.., ingaan op de invloed van de seizoenen. ... ieder park moet een eigen thema hebben.

A. Hesper, Jandschapsarchitect

... je mag niet vastleggen hoe een park eruit moet zien .

... eigentijdse toevoegingen meteen gebruiken.

J. Jacobs. landschapsarchitect

... sttereerste vereisten zijn geen verkeer en de aanwezigheid van groen.

C. Suurbier, teksnaar

... bruggen en water zijn voor kinder en altijd avontuurlijke elementen.

l. Rijnja, tekenaar

... een park kun je niet voor iedereen maken, maar je kunt weI functies creeren die verschillende soorten mensen aantrekken .

M. v.d. Ven, cultuurtechnicus

85

Modernlteit en teekomstbeelden.

Waar Jigt de toekomst van het stadspark, Is de reden van bestaan nog steeds dezelfde, of is die aan net veranderen. Waar zullen de parken komen te liggen, in de steden, aan de randen, of helemaal afzonderlijk als een soort groene steden. Moeten de parken sterker het gebruik ervan gaan leiden, of moet er rekening gehouden gaan worden met veranderende funkties. Zullen de steden nog voller worden, of zal de drukte zich gaan verspreiden en hoe moet je hier op in spelen. Moeten de ontwerpen voor nieuwe parken inspelen op eventuele klimatologische veranderingen. Wat zal de ideologie van het toekomstig stadspark zijn, en moeten we daar nu al rekening mee gaan houden. Zijn we in staat om de klassieke ruimtevormen te herinterpreteren. SHjft de aanwezigheid van groen een belangrijke rol spelen, of gaat het vooral om de ruimtelijkheid. Zullen de open ruimtes in de stad worden opgeslokt door de stad, of zullen er nieuwe gaten vallen. Hoe zullen de uitgangspunten van de ontwerpen in de toekornst zijn, zullen de parken zich gaan afzetten van het stedelijk leven, of zullen de parken een ondergeschikte rol in de steden gaan spelen.

.. .Zocher is nu nog net zo modern a/s vroeger.

R. Zee, stedebouwkundige

... met de auto een park bekijken.

H. Haverkamp, architect

... het noon bij de essentie van het ontwerpen dat iets een nieuwe betekenis kan krijgen.

... we leven in een tijd met bee/den en vormen uit voorafgaande tijden. Die kunnen we herinterpreteren.

F. Palm boom, stedebouwkundige

... de moderne parken zijn vee/a/ te open, te weinig spannend.

.. een stadspark moet niet verworden tot een toetistisene attraktie.

Mevr. de Ru, lerares Latijn

... geen grabbelton aan funkties en elementen.

M. V. d. Ven, cultuurtechnicus

... ik geloof aileen in stadsparken; rekreatiegebieden moeten ze meteen afschaffen.

T. Blok, sociologe

... parken worden drukker, duurder en intensiever gebruikt; dus meer functies .

... meer opgenomen in het leven van alledag . ... een park heeft de toekomst als uitlaatklep.

J. Roodbol, architect

. .. de Waddenzee of de Oosterschelde zou je kunnen zien a/s "stadsparken" van de toekomst.

P. van Saane, landschapsarchitect

... een groen is geen benoette meer.

... het park van de toekomst bestaat niet.

.. .in de toekoms: gaat het om de vormgeving van stedelijke ruimtes en een groen struktuur op regionaIe schaal.

W. Reh, landschapsarchitect

... je moet een uitspraak aoen over de stijl.

· .. nieuwe vormen als thema voor een stadspark.

... niet iedereen en eues aan bod laten komen zoets in de jsren '70.

M. van Gessel, landschapsarchitect

... het park van de toekomst moet een representatie zijn van de hee/heid van de ruimte.

... het ruimtelijk aspekt vormgeven, niet net biologisene systeem.

C. Steenbergen, landschapsarchitect

... het stadspark van de toekomst is niet een park, maar heel veel.

... de extremen moeten zo duidelijk mogelijk zijn en het aanbod dient veel keuzemogelijkheden mogelijk temaken.

... al/es moet sensetie zijn en groen is net kader .

A. Hesper, landschapsarchitect

· .. een historisch stadspark zet zicn vol/edig af van de stad en vormt er een contrast mee; het is vormgegeven sts een eigen landschap op zich.

· .. een modern stadspark gaat in op het contrast tussen stad en landschap .

J. Jacobs, landschapsarchitect

... niet volgens het landschappelijk recept van wet-

eer.

C. Suurbier, tekenaar

... parken van de toekomst krijgen steeds meer specifieke tuncties en een sterkere ontmoetingsfunctie.

B. Brands, landschapsarchitect

86

De volqende psrsonen werden ge'(nterviewd:

A .• Dulvesteijn

- dlrectsur Architectuurinstituut

- voormalig Wethouder RO

Den Haag J.W.Dragt

afgenomen door

F. Palmboom

- stedebouwkundige

- D.RO.S. Rotterdam

D.Wijnen

afgenomen door

R. Zee

- stedebouwkundige

- D.RO.S. Rotterdam

- E. Bestebreurtje

afgenomen door:

J. Roodbol

- architect

- journalist 'De Architect'

E. v.d. Kooij

afgenomen door

H. Haverkamp afgenomen door

- zelfstandig architect F.Servaas

E. Kerkhot afgenomen door

- student MTS C.Niemeijer

T.de Munk afgenomen door

- beginnend architect I. Bobbink

K. -Jacobsz afgenomen door

• Amsterdammer E. v.d. Kooij

D.Koedam afgenomen door

- moeder

E. v.d. Kooij

Mevr. de Ru afgenomen door

- lerares Latijn T.ldema

Bureau Bakker en Bleeker B. V.

T.Blok - sociologe
- directeur
A. Hesper - landschapsarchitect
- directeur /ontwerper
B. Brands - landschapsarchitect
- ontwerper
M. v, Gessel - landschapsarchitect
- ontwerper
J.Jacobs - landschapsarchitect
- ontwerper
M. v.d. Ven - cultuurtechnicus
L. Rijnja - tekenaar
C. Suurbier - tekenaar
afgenomen door E. v.d. Kooij C. Steenbergen

Faculteit Bouwkunde TU Delft - Vakgroep OSW

W.Reh

P.v.Saane

afgenomen door

87

- landschapsarchitect

- UHD landschapsarchitectuur

landschapsarchitect

- UD landschapsarchitectuur

- Atelier voor landschap en

stedebouw

• landschapsarchitect

• a.i.o. landschapsarchitectuur T.ldema

2.3. De lllusle en werkelijkheid van stadsgroen (interview met Adri Duivesteijn)

Voormalig wethouder Ruimtelijke Ordening en stadevernieuwing in de gemeente Den Haag, de heer Adri Duivesteijn hecht veel waarde aan de beleving van de groene natuur in het dagelijks leven. De visie die de heer Duivesteijn tijdens zijn wethouderschap heeft ontwikkeld kreeg inhoud door zijn participatie aan de "Werkgroep 5 X 5". Deze groep, die bestond ult vijf disciplines uit vijf steden, bracht een discussie op gang over de waarde van de mode me stadsvernleuwing. Een van de discussiepunten was de kwaliteitsverhoging van een woning door in de nabijheid een klein stadspark te maken. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het Van der Vennepark van architekt Alvaro Siza, dat mede door de inzet van de heer Duivesteijn in de Schilderswijk in Den Haag is aangelegd.

Wanneer ga je nu eigen/ijk naar een park, en met wei voor doe/?

Je moet onderscheld maken tussen mijn eigen beleving en opvattingen die later gegroeid zijn. Ik ben opgegroeid in de Schilderswijk in Den Haag en dat was een wijk zonder groen, dat bestond gewoon nlet. Op een wijk van 45 ha. was maar 4 ha. open ruimte. Over het algemeen waren dat dan nog stenen rulrntes waar wat huizen, een fabriekje of een school gestaan hadden. Er stond daar dan wat speelwerktuig en een boom. Ik herinner me heel indrukwekkende bomen op een bepaalde plek. Op het speelterrein van de school stonden drie of vier van die heel oude bomen. De school is later weggegaan en toen kwamen die bomen weer te voorschijn. Dat is cus een heel merkwaardige sltuatle geweest waarvan ik overigens later pas begrepen heb dat ze merkwaardig was. Ik bedoel dat als je ergens woont alles vrij normaal is waar je woont, daar sta je niet bij stil. Dus mensen die in een groene omgeving opgroeien weten niet beter.

Toen ik bijna dertig was ben ik verhuisd naar een plek in de Schilderswijk aan de rand van de Stationsbuurt, daar ligt het Huygenspark. Dat was eigenlijk mijn eerste confrontatie met groen, hoe vreemd dat ook klinkt, na dertig jaar. Met eerste confrontatie bedoel ik dat ik voor het eerst aile seizoenen meemaakteo Je gaat weleens naar de Veluwe of naar Zwitserland toe, maar dat zijn momentopnames.

Wat ik heel fundamenteel ben gaan vinden is de belevingswaarde en de kwaliteiten van het he Ie aspekt natuur. Het is heel belangrijk dat aan al de veranderingsmomenten, een park in de sneeuw, tijdens de lente of met een festival, een waarde wordt

toegekend in het dagelijks leven. Veel mensen in de samenleving hebben die ervaring niet. Die ontdekking is voor mij een heel belangrijk bewustwordingsmoment geweest.

Dat heeft er toe geleid dat ik als wethouder in Den Haag er vrij dogmatisch naar gestreefd heb om wat ik noem historische achterstanden op te heffen en in ieder geval niet te continueren. Dat houdt in dat in oude woonwijken er per definitie groenvoorzieningen moesten worden ingebracht. Gewone straatbomen, die de kwaliteit van de straat heel erg kunnen betnvloeden, of nog dogmatischer: parken, en dat he eft dan vooral met mijn eigen ervaring te maken. We hebben toen in Den Haag een dlscussle gevoerd, als een van de eerste gemeentefl' over het feil dat groen net zo belangrijk is als het renoveren van woningen of het nieuwbouwen van woningen. Het is misschien nog wei belangrijker in de strategie van het herstel van de stadsvernieuwingsgebieden. In feite is dit de discussie die op dit moment tussen Theo Bosch en Aldo van Eyck plaatsvindt over de Nieuwmarktbuurt, waar het gaat over het volgen van de rooilijnen bij een heel simpel pleintje. Aldo van Eyck houdt nadrukkelijk een pleidooi om die historisch gegroeide achterstanden niet in stand te houden, maar wat historlsch gegroeid is, is niet autornatlsch een verworvenheid.

Plan Theo Bosch

Plan van Aldo van Eyck

Op het moment dat je groenvoorzieningen inbrengt, dus echt een park realiseert, neemt de kwaliteit van de totale omgeving zo toe dat het ook een soort verzachtende omstandigheid is voor het feit dat de woningen niet optimaal zijn.

We hebben in Nederland de traditie om vooral naar de woning zeit te kijken. Aile aandacht wordt aan de plattegrond gegeven en niet eens aan de vormgeving van het gebouw of aan de relatie met de straat. Dat is nu aan het veranderen. Die traditie heett vooral vanaf de Tweede Wereldoorlog gedomineerd, en die neb ik altijd als een benauwende tradltie ervaren. Ten eerste omdat ik zeit een slechte plattegrond nlet altijd als nadelig ervaar. De normen die we stellen kunnen ook nog wei eens krampachtigheid

en eenvormigheid bewerkstelligen. Ten tweede omdat de omgeving daardoor onderschat zou kunnen worden. Dat inzicht heett geleid tot de discussie over de aanleg van parken. In de Schilderswijk, Molenwijk en Transvaal zie je daar de beste resultaten van. Bij de aanleg, het herstel of de rehabilitatie van zo'n oude wijk moest er naar mijn mening per definitie een buurtpark of een wijkpark verschijnen. In Transvaal, je hebt daar al het Zuiderpark direkt tegen de Transvaal aan liggen, hebben we toch gemeend nog een park van 3,5 ha. te moeten maken. Het kwam dicht bij de Herman Costerstraat te liggen, dat is de andere kant van Transvaal. Daar moesten 550 woningen voor gesloopt worden, en het is daardoor een heel omstreden plan geweest, dat uiteindelijk maar met een stem meerderheid door de gemeenteraad is geaccepteerd.

Makkette van het wijkpark Transvaal (Dienst SO Den Haag)

De achtergrond daarvan was dat het Zuiderpark meer op stadsniveau fungeert?

Het Zuiderpark is meer op stadsniveau maar het groen moet ge'integreerd zijn in het dagelijks leven. Het is inderdaad zo dat als groen geen onderdeel van het dagelijks leven is, dat al de seizoenswisselingen en de belevingswaarden en daarmee ook de ontspannen werking daarvan gewoon aan je voorbijgaan. De Westersingel in rotterdam bijv. is een heel belangrijke plek aileen maar omdat die gracht en die bomen onderdeel uitmaken van deze singel. En zon-

der dat je je het realiseert is hler een geweldige belevingswaarde toegevoegd.

Het beset dat groen een onderdeel van het dagelijks leven moet zijn hestt in Den Haag geleid tot vrij principieel beleid dat in iedere wijk een X aantat ha. vrij gemaakt zou moeten worden. Ten koste van honderden woningen orndat, ondanks het feit dat er woningnood is, het fenomeen wijkparken, buurtparken, groen in de dagelijkse omgeving beleidsmatig als belangrijk werd ervaren.

De ontdekking dat vee I mensen niet met groen in contact komen, heett ertoe geleid dat we aanvankelijk nogal wat kleinere parkjes gemaakt hebben in bijvoorbeeld de Schilderswijk. De belangrijkste ontdekking die we gedaan hebben, is dat je geen concessies kunt doen bij de aanleg van een park op wijkniveau of groen op buurtniveau. Ais je niet principieel nadenkt over een wijkpark of een buurtpark wordt het per definitie een restgebied. Ook de ligging van een park in de buurt is van grote betekenis. Er is bijvoorbeeld in het Oude Westen in Rotterdam een heel klein parkje. Daar stond vroeger een verpleegtehuis, en helemaal aan het einde van de rlt, teen alles at ontworpen was, dacht men: 0 ja, er moet ook nog groen komen, laten we dat park daar maar maken. Het zit aileen niet in de struktuur van de wijk. Daarmee is de belangrijkste waarde, namelijk dat net park een soort middelpunt, een ontmoetingspunt had kunnen zijn in het hartje van de wijk verloren gegaan.

Je moet bij de aanleg van parken vrij consequent zijn, en we zijn dat in Nederland sowieso niet gewend, we denken nog voortdurend aan onderhandelingsstrategie~n en in compromissen, terwijl juist wanneer je praat over de waarde van het park je je eigenlijk geen compromissen kunt veroorloven.

Je moet bij dit soort zaken een principi~le keuze maken. Het gaat dan om de ligging, de stedebouwkundige kant, en het heeft ook te maken met het gebruik. Veel parken worden in Nederland ontworpen als een restpark, maar de mensen die daar gebruik van gaan maken zullen zich nooit gedragen atsot het een rsstpark is. Dat betekent dat bejaarden, jongeren, werklozen en recreanten allemaal vrijwel tegelijkertijd gebruik zullen maken van dat park. Op het moment dat onderschat wordt dat er een heleboel verschillende doelgroepen zijn, gaat net recht van de sterkste in zo'n park domineren. Dat zle je in de Schilderswijk: daar waar de parken te klein zijn, zijn het de jongeren van 15 of 16 jaar die het park domineren. Daar worden de bejaarden weggereden door crossrnotoren en de kinderen hebben daar geen vellige plek om te spelen.

Bij dat soort prlnclplele beslissingen is het belangrijk dat het park stedebouwkundig altijd een goede plek heeft, en daar mag wat voor worden opgeofferd. Je moet daar een keuze in maken die historisch gezien verantwoord is, de beste plek voor het park, anders is het een desinvestering.

Bovendien moet je het ook zo maken dat al die verschillende doelgroepen elkaar kunnen verdragen. Dat is een belangrijk punt vanuit mijn eigen ervaringswereid.

Je kent waarschijnlijk het Van der Venne park waar Alvaro Siza een ontwerp voor neett gemaakt met twee woningen. In oat ontwerp is er heel prlnclpieel voor gekozen, in een buurt die in grote lijnen blijft bestaan, om ook een ruimte te creeren, Daarvoor moesten 250 woningen gesloopt worden, en het parksren werd onder het park gebracht, om het park zo te maken dat er ook volwassen bornen kunnen staan. voor zowel de parkeergarage als het park is een beheersvorm gevonden door daar een beheerderswoning near te zetten. Dat is uiteindelijk de woning van Siza geworden, waar hij ook ontmoetingspunten in aanbrengt, in de vorm van een fietsenwinkel en een fietsenstalling. Een beheerder heeft die fietsenwinkel en woont daar boven waardoor de parkeergarage veilig is, het park veilig is; een soort natuurlijke vorm van sociale controls ontstaat. Dit laatste als voorbeeld van hoe ik aankijk tegen de noodzaak van groen in het dageJijks leven. Eigenlijk moet je een radlcale wijziging aanbrengen in het stadsvernieuwingsbeleid waarbij stedebouwkundige planning centraler most komen te staan.

Het Van der Vennepark van Alvaro Siza (Dienst SO Den Haag)

Je zou bijvoorbeeld in het rijtje minimum eisen dat er voor een woning is opgesteld ook een bepaalde hoeveelheid stedelijk groen moeten opnemen?

lk geloof niet dat het belangrijk is dat er per woning drie bomen staan, of zoveel grassprietjes, maar ik geloof wei dat net belangrijk is dat op strategische plaatsen ontmoetingsplekken, parken, aaneenschakelingen van groengebieden of pleinen komen. Openbare ruimtes kunnen het klimaat van zo'n gebied opkrikken. Ik ben heel erg tegen normering, dat kan namelijk ook loze ruimte betekenen.

Dus u gaat uit van twee soorten parken, een die helemaa/ in de belevingswere/d van de bewoners, in de wijk staat en daarnaast een groter park dat op stadsniveau functioneert?

Ja, en dan is het zo dat je vervolgens op andere niveaus zou moeten gaan nadenken. Wat Berlage gedaan heeft met het Zuiderpark is achteraf bekeken een van de meest historische ingrepen geweest. Het lag toen aan de rand van de stad, dus heeft hij voor zichzelf al een beeld gehad hoe de stad zlch zou gaan uitbreiden. Hij heett dat park niet in de bestaan-

de stad gemaakt maar in net uitbreidingsgebied. Het Zuiderpark zat helemaal aan de buitenkant van de stad en dat is nu de binnenkant van de stad geworden doordat de stad er ornheen gegroeid is. Die ingreep is legendarisch en geeft tegelijkertijd aan dat we tegenwoordig heel erg moeizaam nadenken over de veranderbaarheid van de bestaande gebouwde omgeving.

Ik ben een groot voorstander van Central Parkachtige konstruktles of Vondelpark-achtige konstrukties. Bij het Central Park is letterlijk en figuurlijk het park in het centrale deal van de stad gerealiseerd. In Amsterdam is het Vondelpark een park dat verschillende stadswijken lardeert en dat een alternatieve route is waar je doorheen kunt fietsen of wandelen terwijl je midden in de stad bent. Je kunt de Overtoom nemen, maar je kunt ook het Vondelpark nemen. Het interessante daarvan is dat je heel struktureel iets anders toevoegt aan de dagelijkse beleving van de stad. Je creeert twee circuits die naast elkaar functioneren. De gebruikers van die stad wordt een keuzemogelijkheid gegeven: "He, ik heb vandaag geen zin om die drukke verkeersweg te nemen, ik loop eens even rustig door het park". Het zijn dan verbindingsassen die een hele grote betekenis kunnen hebben voor de wijze waarop je de stad beleeft. Je kunt daarmee de struktuur van de stad verder vormgeven.

Hoe denkt u dat een park eruit zou moeten zien.

Er zijn vootbeekien van klassieke parken zoeis het Vonde/park, dat op de Engelse manier is aange/egd met korte zichtassen en een voottdurend versnderend bee/d, of meer de Franse opzet waarbij je in een keer het geheel kunt overzien?

Het Zuiderpark is in een keer aangelegd in de betekenis dat het in een keer ontworpen is. Als je een groot gebied hebt dat je kunt ombouwen, zoals bij Parc de la Vilette, dan is het mogelijk om heel struktureel een park in z'n totaliteit aan te leggen. Het zou een flinke prestatie zijn als we vandaag de dag nog een Vondelpark zouden kunnen maken binnen een bestaande stad. Het is toch een min of meer organisch gegroeide situatie die niet zo statisch aangelegd is als parken die je midden in Parijs tegenkomt. Siza heeft met het Van der Vennepark aileen maar een plek gemaakt waar mensen kunnen lopen, geen banken, geen speelwerktuig, geen flauwiteiten. Het is klassiek wat daar ontstaan is. De mensen ontmoeten elkaar daar op een natuurlijke manier, ze worden niet bezig gehouden met opgelegde activiteiten, maar de ontmoetingen vinden spelenderwijs plaats. Het interessante van het Zuiderpark is ook dat dat een plek is, een hoeveelheid ruimte waarvan de mensen gebruik kunnen maken.

Ik heb zen de neiging om bij parken vooral niet over allerlei functies na te denken, allerlei middelen om activiteiten binnen dat park te genereren, maar veel meer een struktuur te creeren waarvan de mensen door de decennia heen gebruik kunnen maken op een manier die op dat moment actueel is.

90

Het treki u niet om spennende eiementen in een park sen te brengen zodet de mensen er neer toe komen? Bijvoorbeeld Buttes Chaumont in Perijs, deer stap je uit de stsd en dan loop ie langs nete noge rotspartijen.

In Parijs is het wei mogelijk om naast dat he Ie statige ook evenementen te creeren, Die kun je zlen ats alternatieve kmaparken, de ene heet Walt Disney en de ander heeft een zoqenaarnde geciviliseerde steer, V~~r mij is het wezen van een park, dat je niet van te voren moet bepalsn hoe mensen moeten gaan recresren, Ik zie liever een festival dat in een park is georganiseerd of een beeldententoonstelling.

Parken zouden strukturen moeten hebben die incidentele activiteiten mogelijk maken. De bezoekers moeten een centrale rol vervullen in het park en niet de activiteiten.

De moderne parken tcenmetken zion vee« door de aanwezigheid van allerlei lagen die over elkaar aeecnoven worden. Oat is een principieel andere menier van creeren van een park dan de klassieke methoden. Ziet u dat als tijdsgegeven en daarom ongewenst, of ken net wet ets net park maar voldoet?

Dit is een tijdsgegeven, dus wat vandaag op de huidige markt, op de huidige consumptie is aangepast. Het Central Park heeft een struktuur die tijdloos is en heeft functies die ook tljdloos zijn. Er is daar een plek waar 200.000 mensen kunnen luisteren naar een philharmonisch orkest en er is daar een plek waar je at de verschillende natuurelementen kunt beleven. Het park creeert mogelijkheden voor de stac om activiteiten in te vulien. Dat geeft de mensen de gelegenheid om zeit activiteiten in te vuilen.

Ik vlnd het belangrijk dat je een struktuur creeert die de mensen niet vermaakt maar die ervoor zorgt dat er een sltuatte kan ontstaan waardoor mensen zelf worden uitgenodigd om activiteiten te organiseren die bij henzelf horen en die bij dat moment horen.

Het Zuiderpark is op zondag een wandelgebied voor vooral gezinnen, maar een keer per [aar is de Parkpop daar, dat is het grootste poptestlval dat er in Nederland is. Oat kan dus ook, die twee dingen zijn volkomen uitwisselbaar en zodra die popactiviteiten afgelopen zijn, is het gezinsleven in het park weer hersteld.

Wat vindt u erven ete geprobeerd wotdt met net park een boodscnsp mee te geven, dus bijvoorbeeld door bepaalde milieuproblematiek sen te helen en de bezoekers bewust fe maken van de problemen die er zijn?

Van mij hoeft dat niet. Wat ik wei interessant vind is bijvoorbeeld de Heimatsiedlung van Ernst May in Frankfurt. Het interessante daarvan is dat in iedere straat een ander soort bomen staat. Hierdoor leer je automatisch de verschillen kennen: kastanjes, berken. In die Heimatsiedlung wordt de aanwezigheid van, natuur gebruikt om mensen ook bekend fe

maken met het bestaan daarvan. Een soort bewustmaking van de diversiteit van de natuur.

Ik vind dat parken spelenderwijs die steer moeten cresren. Ik hoet nlet iedere dag geconfronteerd te worden met een boodschap, behalve wanneer die boodschap zo natuurlijk is dat je het niet merkt, maar wei opplkt, En juist parken zijn bij uitstek geschikt om mensen bewust te rnaken van ding en die in de natuur aanwezig zijn. Ik ben wei voor een boodschap, maar aileen wanneer die op een heel natuurlijke manter wordt gebracht.

Zoudt u een typering kunnen geven van bet Nederlandse stadspark zoets dat aanwezig is of zoeis dat ontworpen wordt? Is dat een ender soon park dan wat er in bet buitenland gemaakt wordt?

Wat ik een probleem vind, is dat we in Nederland bij het ontwerpen van parken nauwelijks de neiging hebben om ook daadwerkelijk ruimte te creeren. We hebben een soort ruimtevrees. Je kunt stellen dat we, dat zle je heel sterk bij de plantsoenendienst, in zo'n park iets neer moeten zetten, al zijn het maar struiken. Op het moment dat er een wandelpad is moeten daar allerlei struiken langs gezet worden, terwijl ik het erg prettig vind, in het buitenland kom je dat vaak sterker tegen, wanneer parken heel open van karakter zijn.

We hebben in Nederland ook heel sterk de neiging om een park in de stad een ontkenning van de stad te laten zijn door dat park zo te maken dat aan de buitenkant van dat park, waar de relatie met de stad ligi, de stad te verbergen. Als je in dat park bent dan zle je de stad niet meer. Oaar ben ik fanatiek tegen orndat ik vind dat die stad en dat park bij elkaar horen. De stad moet daar luchtig en groen van worden en het park moet daar stedelijk door zijn. In Apeldoorn heb je he Ie grote groene ruimtes die aileen bestaan ult bomen en gras en daardoor een zeer open karakter gaven aan de stad, Oe huizen daar zijn helemaal niet afwijzend, sterker nog, die horen erbij: die vormen de rand van dat park, die maken dat park indrukwekkend.

Het park is een onderdeel van de stad en moet ete zodanig ook tunaioneren en ntet een groen eilandje zijn dat neer de groene buitenwereld vetwijst. Denkt u dat het kosten aspekt oou nog meespeelt in Nederland?

Nee hoor, het is een ontwerpfilosofie die losstaat van de kosten, behalve dan dat parken waar veel gras in zit beheersmatig intensiever zijn dan wanneer overal struiken staan. Oat is het enige kostenaspekt waarvan ik me kan herinneren dat het speelt. Maar dat is volgens mij niet de hoofdlijn van de filosofie. Oe mensen die verantwoordelijk zijn voor parken hebben vaak de neiging om de stad te ontkennen en daar maken ze voor mijn gevoel de meest principi~le fout.

91

2.4. Plananalyss en vcrmtypen,

Bij het ontwerpen van een co mpositie , of cat nu een schilderij, een gebouw of een park is, kan men gebruik maken van vorrntypen of -typologien.

Het is een soort basis waaraan de compositie zijn structuur ontleent, bijvoorbeeld in functloneel, ruimtelijk of beeldend opzlcht. In een compositie kunnen de typen als een raamwerk fungeren, waaraan de verdere orqanlsatle is opgehangen.

Een ander gebruik van vormtypen is als hulpmiddel bij het vergelijken of analyseren van ontwerpen.

Een aantal Delftse bouwkundestrudenten heeft in 1983 o.l,v. Clemens Steenbergen de Nederlandse inzendingen van Pare de la Villette gedocumenteerd, geanalyseerd en getypeerd m.b.v. deze vormtypen en de resultaten samengebraeht in hat boekje "Pare de la Villette, concours international Paris 1982, Nederlandse inzendingen".

De vormtypes zijn:

- Riehtingen

- Grid

- Assen

- Centrum

- Route

- Zone

- Elementen

- Chaos

- Puntraster

- Randen

Aan de hand van prijsvraaginzendingen voor Pare de la Villette worden de types hierna kort uitgelegd.

Pare de la Villette wordt hier sleehts gebruikt als VOOfbeeld om deze thema's te iIIustreren. Dit voorbeeld leent zich hlervoor goed orndat het een mode me ontwerpopgave betrot voor een "21 e eeuws stadspark".

In het aansluitende overzlcht van het geselecteerde planmateriaal zijn de vorrntypen gebruikt om de parken te analyseren. Vaak worden verschillende typen door elkaar heen gebruikt of op verschillende schaalniveaus ten opzichte van elkaar gehanteerd.

92

RICHTINGEN I ~ 11 I

waaronder: lijnen, paralleliteit, hoekverdraaiingen, verschuivingen, verlengingen, verkortingen.

Het ontwerp van Arriola. Fiol, Quintana, en Gali (Spanje) pakt de convargerende richtingen naar het Place de Stalingrad op, die in hst park vastgelegd worden door bomenrijen.

waarondsr: maatschsma's, geometrle, orthogonale netwerken, modulen casco's, weefsels.

Het ontwerp van v.d. Bosch, v.d. Lindoloot e.a, (Nederland) laat sen strak toegepast orthogonaal netwerk zisn, waarln de invullingen van het carre steeds weer verschlllen, De richting van hat netwerk is georienteerd op het kanaal en de richting van de gebouwen.

~ ASSEN

In het ontwerp van Bonderup, Holscher en Waade (Denemarken) vormt een barokke overdekte vsrkeersader van noord naar zuid de drager van aile voorzieningen. De as is gericht op 'La Grande Haile', het belangrijkste gebouw in het park.

waaronder: spiegelassen (symmetrie), ruimteassen, zichtassen (vista's), verbindingsassen, organisatieassen.

~ CENTRUM

waaronder: middelpunten, knooppunten, zwaartepunten, concentriciteit brandpunten, snijpunten.

Bureau Van Empelen en van Aalderen (Nederland) neemt de kruising van de twee kanalen tot middelpunt van het ontwerp. Het programma is opgenome in concentrische ringen met steeds weer een verschil in karakter (open ruimte, gebouwen, gesloten ruimte).

94

ROlffE [GJ

waaronder: snoeren, kotens, verbindingen, stromsn, curven, arabesksn (bijv.logaritmische spiraal).

In het ontwerp van Ono (Brazille) is de route uitgevoerd als san grote doorzichtige buis. In daze buis wordt men, net zeals in een film, langs vsrschlllsnda beelden gevoerd die als sen collage aan alkaar garagen zijn.

waarondsr: stroken, strippan, rspen, gordals, zomsn, gradienten.

De inzending van Vreadenburg, van Es, Pesman, e.a, (Nederland) toont sen verdiepte avenue op het niveau van de metrostations, waarlangs zich een grote concentratie van activiteiten bevindt met zowel stedelijke als landschappelijke slemanten. De rest van het park fungeert als een open lege ruimte, de contramal van de zone,

95

~ ELEMENTEN

~

waaronder: pyramiden, waaisrs, harmonica's, cirkals, labyrlnten, kolornmen, kospsls, torens, eilanden.

'La Grande Haile', het Museum voor Wetenschap en Techniek, het expositiegebouw, een nieuw ontworpen pyrarnide en sen waaier vormen in hat antwerp van Gouvernec en Raynaud (Frankrijk) de beelddragers van het plan. Za zijn gesitueerd in een open ruimte met Iosse beplanting.

~ ..• :. JV

.~ .

~ . E ./:6 , ::- .. Ji'

CHAOS

waaronder: tumult, duisternis, verwarring, confrontaties, fragmenten, vermengingen, doorsnijdingen, collages, wervelingen, snippers.

De versnipperde indruk van Smithson's plan (Engeland) wordt versterkt door zijn manier van tekenen. Er is geen genduidige structuur in te herkennen en het plan is een optelsom van beelden en fragmenten.

96

PUNTRASTER I: : : : :1

waarondsr: dichtheden, spreidingen, verzamellnqsn, herhalingen, tapijten, confetti, printen, montages.

De folies van Tschumi (Frankrijk) zorgen voor sen duidelijke structuur en sen gelijkmatige verdeling van het programma van aisen over hetqsbled, De folies zijn uitgevoerd als rode kubussen die steeds anders bawerkt zljn,

RANDEN D

waaronder: contouren, grenzen, barrieres, lijsten, uitzichten, eindes.

In hst park van Noebel (Ital'ie) wordt, d.m.v. een bosstrook, een dichte grens van het gebied aan de oostzijde langs de Psrlpherlque gecreeerd. De rand is nadrukkelijk aanwezig in het park aangezien de overgebleven ruimte open is vormgeven.

97

2.5. Het geselecteerde ptanmaterlaal

Parijs - Pare de la Villette
- Pare Citroen / Cevennes
- Pare du Sausset
Trelaze - Angers - Pare les Ardolsieres
Barcelona - Pare l'Exseorxador
- Pare Pegaso
- Pare del Clot
- Parc de la Crueta del Coli
Valencia - Turia River Gardens
Benidorm - AigOera Parc
Lancy - Pare a Laney
Berlijn - Parkbuilding
Frankfurt - Bundesgartenschau'89
Rotterdam - Park Prinsenland
Groningen - Stadsgewestpark Noorddijk
Amsterdam - Milieupark
Almere-buiten - Meridiaanpark
Rotterdam - Museumpark
Dokhavenpark
Den Haag - G.I.T. Terrein
- Joubertsplantsoen
Delft - Abtswoudse park 99

You might also like