You are on page 1of 14

accent

KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

De toekomst in het verleden


In deze les denk je na over de betekenis, plaats, vorming en functie van
lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord, verwijs- en
signaalwoord.
Je zoekt de tweeledigheid in zinnen, breidt zinnen uit en plaatst ze in een schema.
Je zoekt gevraagde zinsdelen en breidt zinsdelen uit.

I Woorden en hun betekenis

1 Onderstreep in de onderstaande situaties de woorden waarbij een getuige


kan helpen.

een verkeersongeluk een voetbalmatch een inbraak een verloren sleutel

een moord een overval een glaasje cola drinken een burenruzie
een leuke mop pesterijen een weddenschap schade aan je fiets een

rechtszaak

2 Balpen of griffel?
Noteer een voordeel en een nadeel van het schrijven met pen en papier.

+ gemakkelijk en handig, papier kun je goed bewaren


- papier kost bomen, pennen raken leeg, plastic is slecht voor
het milieu
Noteer een voordeel en een nadeel van het schrijven met griffel en lei.

+ milieuvriendelijk, een fout is gemakkelijk te verbeteren


- onhandig, leitje is snel vol, teksten blijven niet bewaard

II Woorden die structuur aanduiden in een tekst

Neem je werkschrift op blz. 131 (les 4).


Daar vind je het kadertje met de onderwerpen die je nog moeilijk vond.
De letters van de oefeningen van les 4 komen overeen met de letters van
de oefeningen op deze werkbladen. Zet een kruisje voor de letters van de
oefeningen die je nog moeilijk vond in les 4.
Je maakt enkel de oefeningen waar je een kruisje voor hebt gezet. Zo oefen je
de moeilijke leerstof verder in.
Succes!

Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5 Thema 10 Accentweek activiteit 3 451
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

A Signaalwoorden

3 Vul de signaalwoorden in.


Kies uit: bijvoorbeeld maar met behulp van waardoor

a Een vogelwichelaar was een voorspeller in het oude Rome,


waardoor hij een belangrijk man was.

b De priester voorspelde de toekomst door bijvoorbeeld de vlucht

van vogels te bekijken.

c Dat was natuurlijk onzin, maar de Romeinen geloofden in

zijn voorspellingen.

d Met behulp van zijn voorspellingen werden politieke maatregelen


genomen.

4 Onderstreep het signaalwoord in de volgende zinnen en schrijf het


onderaan bij het verband.

a De vogelwichelaar had een lange staf waarmee hij het heilige gebied aan de
hemel aanduidde.
b Vervolgens bekeek hij de vogels in dat gebied aandachtig.
c De gewone mens wilde ook de wil van de goden kennen,
maar die bleef voor hen verborgen.

middel: waarmee
tegenstelling: maar
tijd: vervolgens
5 Maak van de twee zinnen n zin door een signaalwoord te gebruiken.
Kies uit: zoals daarmee zodat vervolgens

a De wichelaars noteerden hun kennis in boeken. Wij kunnen ze nu nog lezen.


De wichelaars noteerden hun kennis in
boeken, zodat wij ze nu nog kunnen lezen.
b Ze bestudeerden nog meer dingen. Ze bestudeerden de donder en de bliksem.

Ze bestudeerden nog meer dingen, zoals de


donder en de bliksem.
452 Thema 10 Accentweek activiteit 3 Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

B Verwijswoorden

6 Trek een pijltje naar het woord of de woordgroep waarnaar het


onderstreepte verwijswoord verwijst. En oplossing staat er al, teken zelf
de andere drie pijlen.

De oude man luisterde naar de waarzegster.

Hij wachtte ongeduldig op haar antwoord. Die liet hem uren wachten.

7 Vul een passend verwijswoord in. Gebruik elk verwijswoord n keer.


Kies uit: die haar hij mijn

a Ik zocht meer informatie over het orakel op mijn computer.

b Ik vond maar weinig afbeeldingen van haar .


c Degene die ik vond, waren te klein.

d Van de vogelwichelaar vond ik er meer. Hij was wel niet zo


knap.

III Soorten woorden

C Werkwoorden

8 a Onderstreep het werkwoord of de werkwoorden in elke zin.

b Schrijf elke werkwoordsvorm in de juiste kolom van de tabel.

a De vogels voorspelden de toekomst.

b De raaf en kraai hebben de priester vele boodschappen gebracht.

c De uil en de kip speelden ook een belangrijke rol.

d In onze tijd moeten wij hierom lachen.

e De adelaar en de gier waren de boodschappers van de god Jupiter.

Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5 Thema 10 Accentweek activiteit 3 453
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

infinitief persoonsvorm andere vorm

tegenwoordige verleden tijd


tijd

verandert verandert
van klank niet van
klank

a voorspelden
b hebben gebracht
c speelden
d lachen moeten
e waren

9 a Zet de persoonsvorm in de volgende zinnen tussen schuine strepen.


b Schrijf de vorm op de juiste plaats in het schema.

a Ik heb dit in een oud boek gelezen.

b Jij zult het ook niet geloven.

c De wichelaar ging naar de kippenkweker.

d Ze strooiden eten voor de kippen.

e De kippen aten erg gulzig.

f Dat was een goed voorteken.

g Jullie zullen dit zeker geloven.

h Wij twijfelen alvast.

enkelvoud meervoud

1e 1e
persoon
ik heb persoon
wij twijfelen
2e 2e
persoon
jij/u zult persoon
jullie zullen
3e hij/zij ging 3e
zij (ze)
strooiden
persoon (ze)/het was persoon aten

454 Thema 10 Accentweek activiteit 3 Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

10 Omcirkel het onderwerp in de volgende zinnen.


Vul de werkwoorden in de tekst in. Gebruik de tijd die aangegeven staat.
Herlees je zin nog een keer.

Een voorspeller bekeek (bekijken,v.t.) de ingewanden van

een offerdier. Zo kon (kunnen, v.t.) de man de toekomst

voorspellen.

Als jij de ingewanden van een dier ziet (zien, t.t.), sla je

waarschijnlijk bleek uit.

Dat gebruik wordt (worden, t.t.) in sommige Aziatische

landen nog altijd toegepast.

11 Ken je ook de stam van deze werkwoorden?

infinitief stam infinitief stam

bekijken bekijk zien zie


kunnen kan zijn ben

D Afkortingen/woordenboek

12 Wat betekenen de afkortingen in de volgende zinnen?


Gebruik je woordenboek indien nodig.

a Er waren o.a.

( onder andere )

publieke en private voorspellers in het oude

Rome.

b M.a.w. ( Met andere woorden )

de rijken hadden hun eigen voorspellers.

Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5 Thema 10 Accentweek activiteit 3 455
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

13 Schrijf de afkorting van de onderstreepte woorden tussen haakjes.

a Aan de hand van ( a.d.h.v. ) die voorspellingen bleef Julius Caesar

op de hoogte.

b De keizer nam beslissingen met medewerking van ( m.m.v. )

voorspellers en raadsleden.

E Alfabetisch rangschikken

14 Rangschik de woorden alfabetisch.

a vossen beren gnoes everzwijnen


beren everzwijnen gnoes vossen
b beslissen bevelen bekijken beoordelen
bekijken beoordelen beslissen bevelen
c offerdier offerschaal offergave offeren
offerdier offeren offergave offerschaal
F Samenstellingen en afleidingen
bijvoorbeeld
15 Maak twee samenstellingen met de zelfstandige naamwoorden.

vogel vogelkooi roofvogel


dier dierentuin roofdier
16 Maak twee afleidingen met een voorvoegsel en twee met een
achtervoegsel.
Raadpleeg de taalweter taalboek blz. 70 indien nodig. bijvoorbeeld
voorvoegsel: bekijken vertrouwen
achtervoegsel: raadselachtig prettig

456 Thema 10 Accentweek activiteit 3 Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

G Bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden


17 Lees de zinnen.
Markeer in elke zin de zelfstandige naamwoorden blauw.
De bijvoeglijke naamwoorden markeer je groen.

a In het oude Delphi stond een mooie tempel.

b Ook arme mensen kwamen naar de waarzegster

luisteren.

c Ze vroegen haar om hulp bij belangrijke en

moeilijke beslissingen.

H Het meervoud en genus van zelfstandige naamwoorden

18 Schrijf de zin opnieuw, maar zet de onderstreepte woordgroepen in het


meervoud. Pas indien nodig het werkwoord en het lidwoord aan!

a De god gaf een bericht aan waarzegster Pythia.


b Een priester stond naast de vrouw die contact had met de goden.
c Een waarzegster noemde men toen een orakel.

a De goden gaven berichten aan waarzegster Pythia.

b Priesters stonden naast de vrouw die contacten had met


de goden.
c Waarzegsters noemde men toen een orakel.

19 Vervang de onderstreepte deeltjes door een verwijswoord.


Schrijf de zin opnieuw.
a De jonge vrouw maakte onverstaanbare geluiden.
b De priester vertaalde de boodschap van het orakel voor de familie.
c De waarzegster gaf de dorpsbewoner wijze raad.
Gebruik indien nodig het (online) woordenboek om het genus te bepalen.

a Zij/Ze maakte onverstaanbare geluiden.


b Hij vertaalde de boodschap van het orakel voor haar.
c Zij/Ze gaf hem wijze raad.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5 Thema 10 Accentweek activiteit 3 457
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

I Zelfstandige naamwoorden: verkleinwoorden.


20 Schrijf de zin opnieuw, maar gebruik het verkleinwoord van de
onderstreepte zelfstandige naamwoorden. Let op: het lidwoord en het
bijvoeglijk naamwoord kunnen veranderen.

a De jonge vrouw zat op een ketel.


Het jonge vrouwtje zat op een keteltje.

b Meestal had ze wel voor iedereen een boodschap.


Meestal had ze wel voor iedereen een
boodschapje.
c De weg naar de oude tempel liep vol met pelgrims.
Het weggetje naar het oude tempeltje liep vol met
pelgrims.
d Een jongen rustte onder een vijgenboom.
Een jongetje rustte onder een vijgenboompje.
J Bijvoeglijke naamwoorden: trappen van vergelijking
21 Vul de volgende zinnen aan door trappen van vergelijking te gebruiken.

a Vandaag stond er een lange (lang) rij mensen voor de

ingang.

b De veel oudere (oud) vrouw werd tot waarzegster benoemd.


c Pythia was n van de mooiste (mooi) vrouwen uit Delphi.

IV Zinnen

Neem je werkschrift op blz. 143 (les 7).


Daar vind je het kadertje met de onderwerpen die je nog moeilijk vond.
De letters van de oefeningen van les 7 komen overeen met de letters van
de oefeningen op deze werkbladen. Zet een kruisje voor de letters van de
oefeningen die je nog moeilijk vond in les 7.
Maak opnieuw enkel de oefeningen waar je een kruisje voor hebt gezet. Zo
herhaal je de moeilijke leerstof. Succes!

458 Thema 10 Accentweek activiteit 3 Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

A Het onderwerp vinden


22 Kruis aan welke van de zinsdelen een onderwerp kunnen zijn.
Maak daarna een zin waarin het zinsdeel als onderwerp gebruikt wordt.

in onze streken de oude eik het kruidendrankje


bijvoorbeeld
a De oude eik groeit al eeuwen midden in het bos.
b Het kruidendrankje zal het kind vlug genezen.
B Werkwoorden rubriceren
23 Zinnen waarin gezegd wordt:
- wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt
- wat het onderwerp is of wordt
Omcirkel het onderwerp in elke zin.
Schrijf de letters van de volgende zinnen in de
juiste kolom.

a Een drude is een Keltische priester.

b Die oude, wijze mannen voorspelden de toekomst.

c Ze kenden heel wat gedichten en verzen.

d Hun kruidendrankjes waren heel populair.

Zinnen die zeggen wordt wat het Zinnen die zeggen wordt wat of
onderwerp doet of wat ermee hoe het onderwerp is of wordt.
gebeurt.

b, c a, d

Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5 Thema 10 Accentweek activiteit 3 459
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

C Zinnen uitbreiden
24 Vul de volgende tekst aan met de gevraagde zinsdelen.
Kies uit: een lange baard aan jongeren onder een oude eik soms
maansverduisteringen

a Druden hadden een lange baard (Wat?)

b Ze konden maansverduisteringen voorspellen. (Wat?)

c Soms werden op een heilige plaats in het bos ook

offers gebracht. (Wanneer?)

d Deze mannen gaven les aan jongeren (Aan wie?)

e Ze hielden hun bijeenkomsten meestal onder een oude eik


(Waar?)

D Zinsdelen benoemen en vervangen.


25 a Omcirkel het onderwerp.
b Kleur het werkwoord en de woorden die zeggen wat of hoe het
onderwerp is of wordt geel OF kleur de werkwoorden die vertellen wat
het onderwerp doet of wat ermee gebeurt groen.
c Zet de persoonsvorm tussen schuine strepen.
d Onderstreep het zinsdeel waarin een antwoord gegeven wordt op een
vraagwoord en schrijf dat vraagwoord eronder.

De maretak was een geneeskrachtige plant in onze streken.


waar?
De Kelten hielden elke week een groot feest in het dorp.

wanneer? wat? waar?


In het Keltische dorp maakten de kinderen mooie gedichten.
waar? wat?

460 Thema 10 Accentweek activiteit 3 Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

E Zinsdelen verplaatsen
26 Schrijf de zin opnieuw, maar begin telkens met een ander zinsdeel.

a De drude bekleedde in de samenleving een belangrijke plaats.

b
. een belangrijke plaats in de
Bekleedde de druide
samenleving?
c
. een belangrijke
In de samenleving bekleedde de druide
plaats.
d
. in de
Een belangrijke plaats bekleedde de druide
samenleving.

Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5 Thema 10 Accentweek activiteit 3 461
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

F Zinnen in een schema plaatsen


27 Schrijf de zinsdelen van de volgende zinnen in het schema.

De drude snijdt de maretak met een gouden sikkel uit de grote eik.

stappen vragen zinsdelen

stap 1 Over wie of waarover wordt


er in de zin iets gezegd?
.
de druide
Wat is het onderwerp?

stap 2 Denk na wat er in de zin over het onderwerp wordt gezegd.

stap 3 Welk zinsdeel zegt wat het


onderwerp doet of wat
ermee gebeurt?
snijdt
Welk zinsdeel zegt wat of hoe
iets of iemand is of wordt?

stap 4 Welk zinsdeel in de rest van


de zin geeft een antwoord op
de vraag:

Wat of wie? de maretak


Aan of voor wie?

stap 5 Welk zinsdeel in de rest van


de zin geeft een antwoord op
de vraag:

Waar(in)?

Wanneer?

Hoe?

Naar wie?

Waarmee? met een gouden sikkel


Met wie?

waaruit? uit de grote eik

462 Thema 10 Accentweek activiteit 3 Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

Panoramix maakt een drankje in een grote ketel.

stappen vragen zinsdelen

stap 1 Over wie of waarover wordt


er in de zin iets gezegd?
Wat is het onderwerp?
Panoramix
stap 2 Denk na wat er in de zin over het onderwerp wordt gezegd.

stap 3 Welk zinsdeel zegt wat het


onderwerp doet of wat
ermee gebeurt?
maakt
Welk zinsdeel zegt wat of hoe
iets of iemand is of wordt?

stap 4 Welk zinsdeel in de rest van


de zin geeft een antwoord op
de vraag:

Wat of wie? een drankje


Aan of voor wie?

stap 5 Welk zinsdeel in de rest van


de zin geeft een antwoord op
de vraag:

Waar(in)? in een grote ketel


Wanneer?

Hoe?

Naar wie?

Waarmee?

Met wie?

Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5 Thema 10 Accentweek activiteit 3 463
accent
KOPIEERBLAD 10.5
1x per ll.

Asterix en Obelix zijn nu supersterk.

stappen vragen zinsdelen

stap 1 Over wie of waarover wordt


er in de zin iets gezegd? Asterix en Obelix
Wat is het onderwerp?

stap 2 Denk na wat er in de zin over het onderwerp wordt gezegd.

stap 3 Welk zinsdeel zegt wat het


onderwerp doet of wat
ermee gebeurt?

Welk zinsdeel zegt wat of hoe


iets of iemand is of wordt?
zijn supersterk
stap 4 Welk zinsdeel in de rest van
de zin geeft een antwoord op
de vraag:

Wat of wie?

Aan of voor wie?

stap 5 Welk zinsdeel in de rest van


de zin geeft een antwoord op
de vraag:

Waar(in)?

Wanneer? nu
Hoe?

Naar wie?

Waarmee?

Met wie?

464 Thema 10 Accentweek activiteit 3 Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 5

You might also like