You are on page 1of 68

Werkwoordspelling

Zelfinstruerende
leereenheid voor het
mbo
door Emy Vesseur
Voorwoord

Spellen is voor veel mensen lastig. Toch is het belangrijk dat je op je spelling let:
spelfouten vallen op en maken een slechte indruk. In bepaalde beroepsgroepen is
correct kunnen spellen een belangrijke vaardigheid. Denk aan administratieve,
secretarile, juridische en communicatieve beroepen, waarin geschreven teksten
een grote rol spelen in de beroepscompetenties. Maar ook in andere beroepen is
kunnen spellen volgens de regels van belang. Een goed gespelde sollicitatiebrief,
offerte, memo of order maakt immers altijd een professionele indruk.

Vooral werkwoordfouten vinden veel lezers storend. De spellingcontrole van je


computer kan de meeste werkwoordfouten niet goed controleren, omdat de
spellingcontrole werkt met een woordenlijst: alle woorden die daarin voorkomen
keurt hij goed. Voorbeeld: Ik heb het haar belooft. Deze zin keurt de
spellingcontrole goed, terwijl het beloofd met een -d aan het eind moet zijn.

Het is dus handig om de regels van de werkwoordspelling zelf te kennen en te


kunnen toepassen. Deze zelfinstruerende leereenheid (ZIL) helpt je om dit
onderdeel van schrijfvaardigheid onder de knie te krijgen.
Inhoud

1 Navigatie 9 Het voltooid deelwoord

2 Inleiding 10 De infinitief

3 Toets werkwoordsvormen 11 Het onvoltooid deelwoord

4 Het werkwoord 12 Engelse werkwoorden

5 De werkwoordsvormen 13 Alle werkwoordsvormen

6 De persoonsvorm 14 Overzicht oefeningen

7 De persoonsvorm tegenwoordige tijd 15 Bronnen

8 De persoonsvorm verleden tijd 16 Evaluatie


1 Navigatie

Met behulp van de knoppen in de vorige pagina


rechterbovenhoek kun je door de
ZIL navigeren. volgende pagina

De hyperlinks in de tekst brengen je beginpagina


naar andere tekstonderdelen of
inhoud
beelden die nodig zijn om een opdracht
of oefening te maken.
studieplanner

Je kunt de ZIL tussentijds verlaten via


schema hyperlink
de escapetoets op je toetsenbord.
2 Inleiding

Voor wie?
Deze ZIL (zelfinstruerende leereenheid) is bedoeld voor alle studenten in het mbo.
Het is een middel om je kennis van werkwoordspelling vast te stellen en te
verbeteren. Voorkennis is niet nodig. Wel moet je Nederlands kunnen begrijpen
(lezend en luisterend) op minimaal CEF-niveau A2.

Doel
Aan het eind van de ZIL ben je in staat om de verschillende werkwoordsvormen te
herkennen en correct te spellen. Deze vaardigheid heb je nodig om Nederlands te
schrijven op CEF-niveau B1, het minimaal vereiste niveau voor het behalen van je
mbo-diploma.

Vereisten
Om de ZIL te doorlopen, moet je beschikken over een internetverbinding, de
programmas Word en Java en een koptelefoon. Je webbrowser moet openstaan.
2 Inleiding

Werkwijze
Je maakt straks eerst de toets werkwoordsvormen. Dit levert een beginscore op.
Blijkt uit je beginscore dat je werkwoorden vaak verkeerd spelt, dan kun je de
onderdelen van deze ZIL zelfstandig en in je eigen tempo doorwerken.

Voor een goede verwerking van de leerstof is het noodzakelijk dat je de opdrachten
en oefeningen maakt. De opdrachten maak je in een Wordbestand. De oefeningen
maak je in het invulscherm van de webpagina. Als je de oefening af hebt, sluit je de
webpagina.

Bij een score van 80 procent beheers je het onderdeel waar de oefening betrekking
op heeft en kun je verder met het volgende onderdeel van de ZIL. Haal je de vereiste
80 procent niet, dan bestudeer je de theorie opnieuw en maak je de oefeningen net
zolang tot je een score van 80 procent haalt.

Als je alle onderdelen hebt doorlopen, maak je de toets werkwoordsvormen opnieuw.


Dit levert een nieuwe score op: je eindscore.
2 Inleiding

Planning
Het bestuderen van de theorie en het maken van de opdrachten en oefeningen neemt
ongeveer tien uur in beslag. Om je studie te plannen en resultaten bij te houden vul je
de studieplanner in. De studieplanner open je met de tweede knop bovenin.

Afronding
Als je de ZIL succesvol hebt afgesloten, laat je de ingevulde studieplanner controleren
en aftekenen door je docent. Bewaar dit document in je (taal)portfolio.

Evaluatie
Tot slot beantwoord je de vragen in het evaluatiedocument. Hiervan maak je een
print-out voor je docent en je (taal)portfolio.
3 Toets werkwoordsvormen

Met de toets werkwoordsvormen kun je zelf kijken hoe het met je werkwoordspelling
is gesteld.

Scoor je minder dan 80 zinnen goed, dan maak je nog te veel fouten in de
werkwoordspelling. Maar geen nood! In de volgende onderdelen leer je de
werkwoordsvormen herkennen en goed spellen.

Heb je 80 of meer zinnen correct gespeld? Dan beheers je de werkwoordspelling


voldoende en mag je de ZIL beindigen.

Klik bij aanvang van de toets op het scherm Werkwoordsvormen en kies daarna
voor de versie scores, die geen verbeteringen of uitleg geeft. Als je de toets af hebt,
sluit je de webpagina.

Maak nu de toets werkwoordsvormen.


4 Het werkwoord

Het werkwoord vormt de basis van een zin. Een werkwoord is een woord dat een
werking uitdrukt: het geeft aan wat mensen, dieren of dingen doen. Dat kan een
activiteit zijn (eten, schrijven), een gebeurtenis (plaatsvinden, ontstaan) of het
verkeren in een bepaalde toestand (liggen, zitten).

Opdracht 1

Bekijk de filmpjes, noteer de werkwoorden en bepaal of het om een actie,


gebeurtenis of toestand gaat.

Bekijk filmpje 1, filmpje 2 en filmpje 3


4 Het werkwoord

Werkwoorden kunnen verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de persoon


(eerste, tweede of derde persoon), het getal van het onderwerp (enkelvoud of
meervoud) en de tijd (heden of verleden). Het maken van deze verschillende
vormen noemen we vervoegen.

De vervoeging van het werkwoord kopen in de tegenwoordige tijd:

ik koop, jij koopt, hij koopt (enkelvoud)


wij kopen, jullie kopen, zij kopen (meervoud)

De vervoeging van het werkwoord kopen in de verleden tijd:

ik kocht, jij kocht, hij kocht (enkelvoud)


wij kochten, jullie kochten, zij kochten (meervoud)
4 Het werkwoord

Opdracht 2

Bekijk het schema.

Vervoeg de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd: bellen, lopen,


vinden en maken.

Probeer het eerst zelf, voordat je naar het antwoord kijkt.


Schema: vervoeging van het werkwoord kopen

tegenw. tijd verleden tijd

1e persoon ik koop kocht


enkelvoud 2e persoon jij/je/u koopt kocht
3e persoon hij/zij/ze/het koopt kocht
kopen
1e persoon wij/we kopen kochten
meervoud 2e persoon jullie kopen kochten
3e persoon zij/ze kopen kochten
Werkwoordvervoegingen in de tegenwoordige tijd

bellen lopen vinden maken


ik bel ik loop ik vind ik maak
jij belt jij loopt jij vindt jij maakt
hij belt hij loopt hij vindt hij maakt
wij bellen wij lopen wij vinden wij maken
jullie bellen jullie lopen jullie vinden jullie maken
zij bellen zij lopen zij vinden zij maken
4 Het werkwoord

Als we kijken naar de spelling, zijn er drie soorten werkwoorden te onderscheiden:

1. Werkwoorden waarbij in het meervoud alleen -en achter de stam komt.


ik breng - wij brengen, ik denk - wij denken, ik kijk - wij kijken

2. Werkwoorden waarbij in het meervoud de medeklinker verdubbelt.


ik pak - wij pakken, ik zet - wij zetten, ik bel - wij bellen

3. Werkwoorden met een dubbele klinker in het enkelvoud en een enkele klinker
in het meervoud.
ik loop - wij lopen, ik eet - wij eten, ik betaal - wij betalen

Opdracht 3

Bedenk bij elke werkwoordssoort tien andere voorbeelden.


5 De werkwoordsvormen

Als je een werkwoord goed wilt spellen, kijk je eerst met welke werkwoordsvorm je
te maken hebt.

Een werkwoord kent de volgende vormen:

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. onvoltooid of tegenwoordig deelwoord
4. infinitief
5 De werkwoordsvormen

1. Persoonsvormen geven in een zin aan:


- tegenwoordige of verleden tijd: hij vraagt, hij vroeg
- enkelvoud of meervoud: ik vraag, wij vragen

2. Voltooide deelwoorden zijn: gefietst, gekocht, gebeurd, verdeeld

3. Onvoltooide deelwoorden zijn: lopend, werkend, drinkend, rollend

4. Infinitieven zijn de hele werkwoorden: rijden, betalen, gebeuren,verdelen,


stemmen, kiezen

Oefening 1

Geef aan om welke werkwoordsvorm het gaat. Het geeft niet als je veel fouten
maakt. Maak de oefening.
6 De persoonsvorm

Als je niet weet met welke werkwoordsvorm je te maken hebt, ga je eerst kijken
of het een persoonsvorm is. Is het werkwoord geen persoonsvorm, dan is het
een voltooid deelwoord, een onvoltooid deelwoord of een infinitief.
6 De persoonsvorm

Je kunt op twee manieren vaststellen of een werkwoord een persoonsvorm is:

1. Verander de zin van tijd:

Ik hoor dat jij mij niet geloof


Ik hoorde dat jij mij niet geloofde.

De werkwoorden die van tijd veranderen zijn persoonvormen.

2. Maak van de zin een vraag:

Ik hoor dat jij mij niet geloof


Hoor ik dat jij mij niet geloofde?

Het werkwoord dat vooraan komt is de persoonsvorm.


6 De persoonsvorm

Opdracht 4

Er is nog een derde manier om de persoonsvorm te vinden. Bekijk het filmpje.

Noteer op welke manieren je de persoonsvorm in een zin kunt achterhalen.


6 De persoonsvorm

Maak nu de oefeningen. Pas als je op alle oefeningen 80 procent of meer scoort,


mag je door naar het volgende onderdeel.

Oefening 2

Wat is de persoonvorm in de zin? Maak de oefening.

Oefening 3

Wat is de persoonsvorm in de zin? Maak de oefening.

Oefening 4

Wat is de persoonsvorm in de zin? Maak de oefening.


7 De persoonsvorm tegenwoordige tijd

De persoonsvorm ziet er in de tegenwoordige tijd zo uit:

ik loop - jij loopt - hij loopt - wij lopen - jullie lopen - zij lopen

Hier levert alleen het enkelvoud een probleem op. Het meervoud is gelijk aan het
hele werkwoord (infinitief).
7 De persoonsvorm tegenwoordige tijd

Om de persoonvorm enkelvoud correct te schrijven, moet je op zoek naar de stam.

De stam van het werkwoord is het hele werkwoord (zoals je het uitspreekt) zonder
-en. De stam van lopen is dus loop.

De stam is de kortste vorm van het werkwoord!

Opdracht 5

Bekijk het schema.


Schema: persoonvorm tegenwoordige tijd

stam ik loop

jij loopt
enkelvoud
stam + -t hij loopt

wij lopen
meervoud hele werkwoord jullie lopen
zij lopen
7 De persoonsvorm tegenwoordige tijd

Wanneer jij achter de persoonvorm staat, krijgt de stam geen -t.


Ook bij je, maar dan moet je door jij vervangen kunnen worden.

Loop je naar de bakker?


Loopt je zus naar de bakker?
7 De persoonsvorm tegenwoordige tijd

Er zijn persoonsvormen die je niet van tijd kunt veranderen: de vormen die een
gebod uitdrukken. Dit noemen we de gebiedende wijs.

Kom hier!
Kwam hier! (niet mogelijk)

Weet je niet of het werkwoord wel een persoonsvorm is? Maak er dan even een zin
zonder gebiedende wijs van.

Jij komt hier.


7 De persoonsvorm tegenwoordige tijd

Twijfel je of de laatste letter van de stam een -d of -t is? Kijk dan naar de wij-vorm.

ik antwoord - wij antwoorden - dus: ik antwoord


7 De persoonsvorm tegenwoordige tijd

Twijfel je of er achter de stam nog een -t komt? Vervang het werkwoord door een
ander werkwoord, waarvan je wel zeker weet of er een -d of -t achter moet.

Hou... je van kaas? Houd je vader van patat?


Koop je kaas? Koopt je vader patat
Dus: Houd je van kaas? Dus: Houdt je vader van patat

Opdracht 6

Bekijk het filmpje.


7 De persoonsvorm tegenwoordige tijd

Maak nu de oefeningen. Pas als je op alle oefeningen 80 procent of meer scoort,


mag je door naar het volgende onderdeel.

Oefening 5

Vul de persoonsvorm tegenwoordige tijd in. Maak de oefening.

Oefening 6

Vul de persoonsvorm tegenwoordige tijd in. Maak de oefening.

Oefening 7

Vul de persoonsvorm tegenwoordige tijd in. Maak de oefening.


8 De persoonvorm verleden tijd

Bij de persoonsvorm verleden tijd zijn er twee mogelijkheden:

1. Werkwoorden die in de verleden tijd de uitgang -de of -t krijgen.


Deze noemen we zwakke werkwoorden.

2. Werkwoorden die in de verleden tijd een klankverandering krijgen.


Deze noemen we sterke werkwoorden.
8 De persoonvorm verleden tijd

Bij de zwakke werkwoorden wordt achter de stam -de(n) of -te(n) geplakt.

Als de stam eindigt op n van de medeklinkers uit het woord t ex-kofschip


(dus op t-x-k-f-s-c-h-p), dan schrijf je stam + -te(n). In alle andere gevallen schrijf
je -de(n).

plantte, rookte, blufte, waste, lachte, stopte

Opdracht 7

Bekijk het schema.


Schema: persoonvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

ik gooide
jij/je/u gooide
stam + -de(n) hij/zij/ze/het gooide
wij/we gooiden
jullie gooiden
zwakke zij/ze gooiden
werkwoorden ik stopte
jij/je/u stopte
stam + -te(n) hij/zij/ze/het stopte
wij/we stopten
jullie stopten
zij/ze stopten
8 De persoonvorm verleden tijd

Bij werkwoorden als verven en verbazen verandert de -v en -z aan het eind


van de stam in een -f of een -s: verf, verbaas.

In de verleden tijd krijgen ze toch -de(n), omdat in het hele werkwoord een
-z en een -v staat: ik verfde, ik verbaasde.

Opdracht 8

Bedenk zelf vijf andere werkwoorden, waarvan de -v aan het eind van de
stam in -f verandert en in de verleden tijd -de(n) krijgen.

Bedenk zelf vijf andere werkwoorden, waarvan de -z aan eind van de


stam in -s verandert en in de verleden tijd -de(n) krijgen.
8 De persoonvorm verleden tijd

Bij woorden waarvan de stam eindigt op een -t of een -d kan verdubbeling


optreden: ik wed - ik wedde, ik print - ik printte

Opdracht 9

Bedenk zelf tien andere werkwoorden, waarvan de -t of -d in de verleden tijd


verdubbelt.

Oefening 8
Vul de persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden in. Pas als je 80
procent of meer scoort, mag je door naar het volgende onderdeel. Maak de
oefening.
8 De persoonvorm verleden tijd

Sterke werkwoorden krijgen in de verleden tijd een andere klinker en soms ook
een andere medeklinker.

blazen - ik blies - wij bliezen


drinken - ik dronk - wij dronken
komen - ik kwam - wij kwamen
schrijven - ik schrijf - wij schreven
vragen - ik vroeg - wij vroegen
zitten - ik zat - wij zaten

Opdracht 9

Bekijk het schema.


Schema: persoonvorm verleden tijd van sterke woorden

ik liep
klinker in de jij/je/u liep
stam verandert hij/zij/ze/het liep
wij liepen
jullie liepen
sterke zij/ze liepen
werkwoorden ik ging
hele stam jij/je/u ging
verandert hij/zij/ze/het ging
wij gingen
jullie gingen
zij/ze gingen
8 De persoonvorm verleden tijd

Kijk uit bij vormen met een -t of een -d, die lijken op zwakke werkwoorden.
Hiervoor geldt: schrijf ze zo kort mogelijk. Dus de -t en -d mag je niet verdubbelen.

Niet kochtten, maar kochten


Niet vermeedden, maar vermeden

Oefening 9

Vul de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden in. Pas als je 80
procent of meer scoort, mag je door naar het volgende onderdeel. Maak de
oefening.
9 Het voltooid deelwoord

Als de gezochte werkwoordsvorm geen persoonsvorm is, ga je kijken of het


werkwoord een voltooid deelwoord is.

Kun je ik heb of ik ben voor het werkwoord kunt plaatsen, dan is het een voltooid
deelwoord.

Ik heb gekocht
Ik ben gelopen
9 Het voltooid deelwoord

Voltooid deelwoorden beginnen meestal met ge-.

Dat is niet het geval bij werkwoorden met voorvoegsels als ont-, ver- en her-:
ontbieden, verdedigen, herinneren.
9 Het voltooid deelwoord

Twijfel je of een woord een voltooid deelwoord is? Volg dan de volgende stappen:

Stap 1
De minister wordt bij de koningin ontboden.
Is ontboden een voltooid deelwoord?

Stap 2
De minister werd bij de koningin ontboden.
Ontboden is dus geen persoonsvorm.

Stap 3
Ik heb of ik ben ontboden.
Ontboden is dus een voltooid deelwoord.
9 Het voltooid deelwoord

De voltooid deelwoorden splitsen we in twee groepen:

1. voltooid deelwoorden die eindigen op -n


gekeken, gelogen, begraven, geroepen, gegaan

2. voltooid deelwoorden die eindigen op -d of -t


verbrand, geslipt, gedurfd, gewit

Voltooid deelwoorden die eindigen op -n zijn makkelijk te spellen:


de -n blijft altijd staan.

Voltooid deelwoorden die eindigen op -d of -t zijn lastiger te spellen.


9 Het voltooid deelwoord

Er zijn twee manieren om te weten of een voltooid deelwoord eindigt op een


-d of een -t:

1. Maak gebruik van het t ex-kofschip. Als de stam eindigt op n van de


medeklinkers uit t ex-kofschip, eindigt het voltooid deelwoord op -t.
In alle andere gevallen schrijf je -d.

geslip - slip - geslipt

Opdracht 11

Bekijk het filmpje.


9 Het voltooid deelwoord

2. Maak van het voltooid deelwoord langer door er een -e achter te zetten en je
hoort hoe je het moet schrijven.

verbran - verbrande boeken - verbrand


geslip - geslipte auto - geslipt
9 Het voltooid deelwoord

Maak de oefeningen. Pas als je op alle oefeningen 80 procent of meer scoort, mag
je door naar het volgende onderdeel.

Oefening 10

Vul voltooide deelwoorden en persoonvormen in de tegenwoordige tijd in.


Maak de oefening.

Oefening 11

Vul voltooide deelwoorden en persoonsvormen in de tegenwoordige en verleden


tijd in. Maak de oefening.

Oefening 12

Vul voltooide deelwoorden en persoonsvormen in de tegenwoordige en verleden


tijd in. Maak de oefening.
9 Het voltooid deelwoord

Voltooid deelwoorden kunnen dus als bijvoeglijke naamwoorden gebruikt worden.


Schrijf het voltooid deelwoord dat bijvoeglijk is gebruikt zoals je het hoort en zo
kort mogelijk

Zoals je het hoort:

uitgeput - de uitgeputte renner


(de -t verdubbelt, anders klopt de uitspraak niet)

gered - het geredde paard


(de -d verdubbelt, anders klopt de uitspraak niet)

Zo kort mogelijk:

gehaat - de gehate tiran


besteed - het bestede geld
gedaan - gedane zaken
9 Het voltooid deelwoord

Oefening 13

Kies het juiste voltooid deelwoord voor het zelfstandig naamwoord. Pas als je
80 procent of meer scoort, mag je door naar het volgende onderdeel. Maak de
oefening.
10 De infinitief

Is het werkwoord geen persoonsvorm of voltooid deelwoord, dan heb je te maken


met een infinitief of tegenwoordig deelwoord.

We kijken eerst naar de infinitief.


10 De infinitief

De infinitief of het hele werkwoord is hetzelfde als de meervoudsvorm in de


tegenwoordige tijd: lopen - wij lopen. Als we een werkwoord moeten vervoegen,
gaan we altijd uit van deze infinitief.

De infinitief eindigt bijna altijd op -en: lopen, werken, lachen. Uitzonderingen zijn
gaan, staan, slaan enzovoort.
10 De infinitief

Als er voor een werkwoord te staat, is dit altijd een infinitief.

Hij vergat te betalen.


Hij zit te spelen.
Zij loopt te zingen.

Een infinitief kan ook als bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord
staan.

Hij schrok van de nog te betalen rekening.

Aan de infinitief verandert nooit iets!


11 Het onvoltooid deelwoord

Het onvoltooid deelwoord of tegenwoordig deelwoord vorm je door een -d achter de


infinitief te plakken: lopen+d, rennen+d, stoeien+d, lachen+d.

Huilend viel hij in haar armen.


Zij liep fluitend naar huis.
11 Het onvoltooid deelwoord

Het onvoltooide deelwoord kan ook bijvoeglijk en zelfstandig gebruikt worden.

Bijvoeglijk gebruikt:

Wij zagen rennende en joelende kinderen in de speeltuin.

Zelfstandig gebruikt:

De omwonenden tekenden protest aan.

Elk onvoltooid deelwoord eindigt op -d(e)!


11 Het onvoltooid deelwoord

Maak de oefeningen. Pas als je op beide oefeningen 80 procent of meer scoort,


mag je door naar het volgende onderdeel.

Oefening 14

Vul onvoltooide en voltooide deelwoorden in. Maak de oefening.

Oefening 15

Geef aan om welke werkwoordsvorm het gaat. Deze oefening heb je al eerder
gemaakt, maar deze keer mag je bijna geen fouten maken. Maak de oefening.
12 Engelse werkwoorden

In het Nederlands komen veel Engelse werkwoorden voor. Deze leenwoorden


vervoeg je als zwakke werkwoorden. Ze krijgen in de verleden tijd dus stam plus
-de(n) of -te(n). Als hulpmiddel kun je hier ook het t ex-kofschip gebruiken.

Opdracht 12

Formuleer in je eigen woorden wat de t ex-kofschip-regel inhoudt.


12 Engelse werkwoorden

Als de stam eindigt op n van de medeklinkers uit t ex-kofschip, dan is


de verleden tijd stam + -te(n) en eindigt het voltooid deelwoord op een -t.

faxen: ik fax - jij faxt - ik faxte - ik heb gefaxt

checken: ik check - jij checkt- ik checkte - ik heb gecheckt

zappen: ik zap - jij zapt - ik zapte - ik heb gezapt


12 Engelse werkwoorden

Eindigt de stam niet op een van medeklinkers uit t ex-kofschip, dan krijgt het
werkwoord in de verleden tijd de uitgang -de(n) en eindigt het voltooid deelwoord
op een -d.

joggen: ik jog - jij/hij jogt - jogde - heb gejogd

snowboarden: ik snowboard - jij/hij snowboardt - snowboardde - heb gesnowboard

tackelen: ik tackel - jij/hij tackelt - tackelde - heb getackeld


12 Engelse werkwoorden

Als de Engelse stam op een -e eindigt, dan blijft die in het Nederlands ook.

racen: ik race - jij/hij racet - racete - heb geracet

saven: ik save - jij/hij savet - savede - heb gesaved

Engelse werkwoorden met een oo-klank, vernederlandsen we.

choken: ik chook - jij/hij chookt - chookte - heb gechookt

scoren: ik scoor - jij/hij scoort - scoorde - heb gescoord


12 Engelse werkwoorden

De dubbele medeklinker uit de Engels stam verdwijnt bij vervoeging.

grillen: ik gril - jij/hij grilt - grilde - heb gegrild

crossen: ik cros - jij/hij crost - croste - heb gecrost


12 Engelse werkwoorden

Maak de oefeningen. Pas als je op beide oefeningen 80 procent of meer scoort,


mag je door naar het volgende onderdeel.

Oefening 16

Vul de juiste vorm van Engelse werkwoorden in. Maak de oefening.

Oefening 17

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Maak de kruiswoordpuzzel.


13 Alle werkwoordsvormen

Blijf je moeite houden met de werkwoordspelling?

Je kunt iedere werkwoordsvorm na maximaal vier stappen correct spellen met de


volgende hulpmiddelen:

vervanging door een ander werkwoord


verlenging van het werkwoord
goed luisteren naar de uitspraak

Opdracht 13

Bestudeer het stappenplan.


Stappenplan werkwoordsvormen

Stap 1
Welke werkwoordsvorm?
Verander de zin van tijd

Persoonsvorm Voltooid deelwoord Infinitief Tegenw. deelwoord


Stap 2 Stap 2 Stap 2 Stap 2
Tegenwoordige of Eindigt op Gelijk aan wij-vorm Infinitief + -d
verleden tijd? -n of -d/-t? tegenwoordige tijd

Tegenwoordige tijd Verleden tijd Volt. deelwoord op -n Volt. deelw. op -d of -t


Stap 3 Stap 3 Stap 3 Stap 3
Vul een ander werkwoord Wel of geen De -n blijft altijd staan Verleng het woord en
en zoek de stam klankverandering? luister naar de uitspraak

Wel klankverandering Geen klankverandering Bijvoeglijk gebruikt Bijvoeglijk gebruikt


Stap 4 Stap 4 Stap 4 Stap 4
Schrijf wat je hoort Gebruik t ex-kofschip Schrijf het woord Schrijf het woord
zo kort mogelijk Schrijf stam + -te of -de zo kort mogelijk zo kort mogelijk
13 Alle werkwoordsvormen

Voorbeeld 1: Met deze aanvraag overschrij u de begroting.

Stap 1
Welke werkwoordsvorm?
Van tijd veranderen: Met deze aanvraag overschreed u de begroting.
Dus: persoonsvorm.

Stap 2
Welke tijd? Tegenwoordige tijd.

Stap 3
Stam bepalen en ander werkwoord invullen.
Stam: overschrijd
Ander werkwoord: Met deze aanvraag koopt u de begroting.
Dus: overschrijdt
13 Alle werkwoordsvormen

Voorbeeld 2: Volgens onze boeken hebt u de rekening nog niet betaal

Stap 1
Welke werkwoordsvorm?
Van tijd veranderen: Volgens onze boeken had u de rekening nog niet betaal
Dus: geen persoonsvorm, maar voltooid deelwoord (ik heb betaal)

Stap 2
Voltooid deelwoord op -n of op -t/-d?
Op -t/-d.

Stap 3
Verleng het woord en luister: betaalde
Dus: betaald
13 Alle werkwoordsvormen

Voorbeeld 3: De reisorganisatie zoekt vervanging voor de gestrane bus.

Stap 1
Welke werkwoordsvorm?
Zin van tijd veranderen: De reisorganisatie zocht vervanging voor de gestrane bus.
Dus: geen persoonvorm, maar voltooid deelwoord (ik ben gestran)

Stap 2
Voltooid deelwoord op -n of -t/-d? Op -t/-d.

Stap 3
Verleng het woord en luister: gestrande

Stap 4
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
Ja. Schrijf het dus zo kort mogelijk: gestrande
13 Alle werkwoordsvormen

Maak de volgende oefeningen, waar alle werkwoordsvormen in voorkomen. Pas


als je op alle oefeningen 80 procent of meer scoort, mag je door naar de laatste
opdracht: de eindtoets.

Oefening 18

Schrijf het werkwoord in de juiste vorm. Maak de oefening.

Oefening 19

Schrijf het werkwoord in de juiste vorm. Maak de oefening.

Oefening 20

Schrijf het werkwoord in de juiste vorm. Maak de oefening.


13 Alle werkwoordsvormen

Opdracht 15

Maak opnieuw de toets werkwoordsvormen en vergelijk je score met je


beginscore.

Heb je 80 of meer van de 100 zinnen goed? Klik hier.


Heb je minder dan 80 zinnen goed? Klik hier.
13 Alle werkwoordsvormen

Gefeliciteerd. Je hebt de ZIL succesvol doorlopen. Het onderdeel werkwoordspelling


beheers je nu voldoende om de vaardigheid schrijven op het vereiste niveau te
halen.

Laat de ingevulde studieplanner controleren en aftekenen door je docent. Stop de


afgetekende planner in je (taal)portfolio.

Vul het evaluatieformulier in. Maak hiervan een print-out voor je docent en je
(taal)portfolio.
13 Alle werkwoordsvormen

Jammer. Je beheerst de werkwoordspelling nog onvoldoende om de vaardigheid


schrijven op het vereiste niveau te halen.

Maak de toets werkwoordsvormen nog een keer, maar kies nu voor de versie
verbeteren. Klik op uitleg, als dat nodig is. Daarna maak je de toets opnieuw
om je score te verbeteren.
14 Overzicht oefeningen

Oefening 1 Welke werkwoordsvorm? Oefening 11 Voltooid dw persoonsvorm tt/vt

Oefening 2 Wat is de persoonsvorm? Oefening 12 Voltooid dw persoonsvorm tt/vt

Oefening 3 Wat is de persoonsvorm? Oefening 13 Voltooid dw bijvoeglijk gebruikt

Oefening 4 Wat is de persoonsvorm? Oefening 14 Onvoltooid en voltooid deelwoord

Oefening 5 Persoonsvorm tt Oefening 15 Welke werkwoordsvorm?

Oefening 6 Persoonsvorm tt Oefening 16 Engelse werkwoorden

Oefening 7 Persoonsvorm tt Oefening 17 Eng/Ned. voltooid dw persoonsvorm tt/vt

Oefening 8 Persoonvorm vt zwakke ww Oefening 18 Alle werkwoordsvormen

Oefening 9 Persoonsvorm vt sterke ww Oefening 19 Alle werkwoordsvormen

Oefening 10 Voltooid dw persoonsvorm tt Oefening 20 Alle werkwoordsvormen


15 Bronnen

Accent: Spelling en stijl, Nijgh Versluys, Baarn, 2006

Raamwerk Nederlands, Nederlands in (v)mbo-opleiding, beroep en maatschappij,


CINOP, s-Hertogenbosch, 2007

Taalwijzer Nederlands, Malmberg, s-Hertogenbosch, 2008

www.cambiumned.nl website voor het vak Nederlands

www.youtube.com

You might also like