You are on page 1of 10

NEDERLANDS

EERSTE JAAR A-STROOM

Werkwoordsvorm: De
onvoltooid tegenwoordige
tijd(O.T.T)

Naam leerling:
Naam leerkracht: Mevr. De Ketelaere
Schooljaar: 2018-2019
Inhoudsopgave
1. Inleiding ..................................................................................................................................................... 2

2. Onderwerp en persoonsvorm ............................................................................................................... 2

3. Infinitief ...................................................................................................................................................... 4

4. De stam ..................................................................................................................................................... 4

5. Vormen van de onvoltooid tegenwoordige tijd (O.T.T.) .................................................................. 5

6. Je en jij als onderwerp ........................................................................................................................... 6

7. Oefeningen ............................................................................................................................................... 7

8. Bronnen ..................................................................................................................................................... 9

1
1. Inleiding

De regels van de werkwoorspelling worden vaak verkeerd toegepast. De


meeste leerlingen kennen de regels wel, maar weten niet meer hoe ze het
correct moeten toepassen. Waarom is het zo belangrijk dat wij geen
werkwoordsfouten maken?

Tijdens het indienen van een opdracht worden wel eens werkwoordsfouten
gemaakt. Om een verzorgde en professionele indruk te geven, maak je er
best niet te veel. Maar denk ook aan later, wanneer je op zoek bent naar
werk. Je typt een mail en er staan enkele werkwoordsfouten in. Welke
werkgever zal die persoon aannemen?

Tijdens het vorige hoofdstuk behandelden we het onderwerp en de


persoonsvorm. Vandaag zullen we dit kort herhalen. Nadien zullen we
overgaan naar het vervoegen van werkwoorden in de onvoltooid
tegenwoordige tijd(O.T.T).

2. Onderwerp en persoonsvorm

We leerden tijdens de vorige hoofdstukken om onderwerpen en


persoonsvormen uit zinnen te halen. Noteer 3 manieren hoe je de
persoonsvorm in een zin kan vinden.

1.

___________________________________________________________________________

2.

___________________________________________________________________________

3. _________________________________________________________________________

___________________________________________________________________________

2
1. Verander de tijd: tegenwoordig wordt verleden of omgekeerd. Elke PV in
de zin verandert mee.

Bv. Ze legt haar hand op de muis en klikt het icoontje aan.


Ze legde haar hand op de muis en klikte het icoontje aan.

 Legde en klikte= PV

2. Verander het getal van het onderwerp. Enkelvoud wordt meervoud of


omgekeerd. Elke PV in de zin verandert mee.

Bv. Waarom kruipt een jongen niet in een boom? (O= een jongen => de
jongens)
Waarom kruipen de jongens niet in een boom?

 Kruipen= PV

3. Verander de zin in een vraag waarop het antwoord ja of nee is. De


persoonsvorm staat dan op de eerste plaats.

Bv. De hond slaapt in de zetel.


Slaapt de hond in de zetel?

 Slaapt= PV

Ga in groepjes zitten per 4. Markeer het onderwerp in het geel en de


persoonsvorm in het groen.

1. Volgens haar kan hij niet goed zwemmen.

2. Elke week gaat Febe naar de dansles, maar op zondag kan ze niet.

3. In het heelal bestaan ook andere planeten met ringen.

4. Enkel Saturnus kun je met een telescoop vanop de aarde zien.

3
3. Infinitief

Om de onvoltooid tegenwoordige tijd te vormen, bepaal je eerst de stam


van de infinitief. De infinitief wordt ook wel het ‘hele werkwoord’ genoemd.
De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft.

Bv. Ik slaap elke dag tot de middag.


Slaap= persoonsvorm
Slapen= infinitief

4. De stam

Om de onvoltooid tegenwoordige tijd te vormen, bepaal je eerst de stam


van de infinitief. De stam is hetzelfde als de ik-vorm of beter gezegd de
infinitief zonder -en.

! Let op

Bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op v of z, verander je die letter


naar een f of een s.
Bijvoorbeeld: fuiven => fuif, verhuizen=> verhuis…

Soms moet je een klinker verdubbelen om de lange klank te bewaren, of een


medeklinker verenkelen omdat er geen dubbele medeklinker aan het eind
van een woord kan staan in de Nederlandse spelling.
Bijvoorbeeld: tellen=> tel, kopen=> koop…

infinitief Stam
Je verliest door de
hete wind één liter
vocht per uur. ______________________ ____________________________

Wie dan te weinig


drinkt, verandert in
een soort mummie.

______________________ ____________________________

4
In de Afrikaanse
Saharawoestijn
regent het zelden.

_______________________ _____________________________

5. Vormen van de onvoltooid tegenwoordige tijd (O.T.T.)

Op het einde van een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd hoor je soms


een t-klank. De spelling van die t-klank verschilt naargelang de situatie.

Bv. Jonas rijdt graag met een motor.


Hij weet alles van techniek.
Ik rijd graag met de fiets.

Voor de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd volg je deze


stappen:

1. Zoek de infinitief
2. Vorm de stam
3. Vervang de persoonsvorm door het onzinwerkwoord ‘smurfen’
4. Ga na welke uitgang er bij de stam smurf staat.
5. Voeg deze uitgang toe aan de stam van het werkwoord.

Stappen Voorbeeld 1 Voorbeeld 2


Jonas rijdt graag met Ik rijd graag met de
de motor. fiets.

1. Infinitief? Rijden Rijden

2. Stam? Rijd Rijd

3. smurfen! Jonas smurft graag met Ik smurf graag met de


de motor. fiets.

5
4. uitgang? Smurft = stam + t Smurf = stam + niets

5. stam + uitgang? Jonas rijdt graag met Ik rijd graag met de


de motor. fiets.
(rijdt = stam + t)
(rijd= stam + niets)

Deze tabel geeft een overzicht van de mogelijkheden van de spelling van de
persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Enkelvoud 1ste persoon Ik Smurf stam


2e persoon Jij/ je/ u Smurft Stam + t
3e persoon Hij/zij/de Smurft Stam + t
hond/
Siebe…
Meervoud 1ste persoon Wij/we Smurfen infinitief
2e persoon jullie Smurfen infinitief
3e persoon Ze/zij Smurfen Infinitief

6. Je en jij als onderwerp

Let op !

Als ‘je’ of ‘jij’ het onderwerp is en na de persoonsvorm staat, dan valt de uitgang -t
weg. Hier helpt het smurfentrucje opnieuw.

Bv. Smurf jij graag? => jij= onderwerp => Speel jij graag?

! Let op: Soms is ‘je’ geen onderwerp, maar is het slechts een deel van het
onderwerp. Gebruik terug het smurfentrucje.

Bv. Smurft je zus graag? => je zus= onderwerp => Speelt je zus
graag?

6
7. Oefeningen

Vervoeg de werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Duid ook het


onderwerp in het geel aan.

Worden Ramsey_______________ de nieuwe dichter des vaderlands.

Debuteren Hij__________________________ binnenkort.

Beantwoorden In haar nieuwe rubriek_________________ Lulu alle vragen.

Overwinnen Liefde_________________________ alles.

Worden Ik_______________ niet goed van die politici.

Antwoorden Hij______________________ niet meer.

Vinden Zo’n natuurramp________________ natuurlijk zelden plaats.

Openen Vanmiddag_________________ Juul zijn nieuwe kapperszaak.

Verliezen Febe__________________ haar geduld.

Verzinnen Zoiets___________________ dat kind heus niet zelf!

Vinden ______________ jij Chopin een genie?

Landen Het vliegtuig________________ op de Polderbaan.

Ontwikkelen Zijn moeder____________________ nieuwe producten.

Bieden Wat_______________ je vader voor die antieke stoel?

Raden De mensen________________ ons aan om naar huis te gaan.

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de onvoltooid tegenwoordige tijd.

Beseffen Waarom____________________ je zelf niet hoe moeilijk het is?

Antwoorden Waarom________________________ je broer niet op je e-mail?

Dulden ___________________ je moeder geen tegenspraak?

Ondervinden ____________________je nog hinder van de spierverrekking?

Doorgronden Zo gemakkelijk________________ je de nieuwkomer niet.

7
Beantwoorden ____________________ je straks mijn vraag?

Redden ____________________ je het alleen?

Markeer de werkwoordsfouten bij de volgende tekst en schrijf ze hieronder


nadien op. Tip: het aantal fouten is een oneven getal.

Als ze haar ogen opent, blijft het donker, pikdonker.


Haar wimpers glijden langs iets van stof. Het voelt
alsof er een zware, natte handdoek op haar ogen word
gedrukt.
Wat hoor ik? Voetstappen? Is er iemand of is het mijn
hoofd dat zo bonkt? Ze wil het voorwerp van haar
gezicht halen, maar haar rechterarm word na een
aantal centimeter abrupt door iets tegengehouden. De
bovenkant van haar polst schrijndt. In paniek probeert
ze haar andere hand op te tillen, maar ook deze wordt
tegengehouden. Ze beweegt voorzichtig haar handen op
en neer en voelt nu duidelijk dat er een touw of een
riem om haar polsen zitten. Niet alleen haar handen, ook haar voeten zijn
strak vastgebonden. Haar hart bonkt in hetzelfde snelle ritme als het
gebonk in haar hoofd. Waar ben ik? Wat is er gebeurd?

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

8
8. Bronnen

Jossels, D., De Bock, T., De Laat,S. Kegels, J., Schaumont, S., Vandorpe,M.,
Veciana, L. (2015). Impact 1: Leerwerkboek 2. Mechelen: Plantyn.

Venstermans, T., Borremans, E., Clement, T. (2012). Frappant Nederlands 1


Leerwerkboek. Kalmthout: Pelckmans.

Klein, M. & Visscher, M. (2011). Praktische cursus spelling. (6de druk). Houten:
Noordhoff Uitgevers.

Vermist Elle van den Boogaard [afbeelding]. Geraadpleegd op 1 november 2018 via
https://s.s-bol.com/imgbase0/imagebase3/large/FC/6/8/9/0/9200000010580986.jpg

Blind date cartoon [afbeelding]. Geraadpleegd op 26 november 2018 via


https://lectrr.be/files/attachments/.922/h500q50_A_blinddate.jpg

You might also like