You are on page 1of 18

De taal van Adam en Eva

Joannes Richter

Abstract (“The Language of Adam and Eve”)


The following essay describes a Germanic creation legend which probably has been transported
along global trading routes and shared by Germanic peoples.
The legend has been based on Hesiod's Works and Days, in which the five Ages of Man (golden,
silver, bronze, heroes and iron) partly have been reigned by the deities Cronus, Zeus and Ares.
Any school of philosophers which hears a set of creation legends may use the communicated details
to create and adapt its own legend, which also may be communicated to neighbors and distant
peoples. This way a common creation legend may be adapting itself to form a global creation
legend.
The idea to start a creation by uttering one singular word must be considered as a standard
procedure in which a sequential working order is to be used for the creation phase.
The Germanic creation legend, which also influenced the dialects and languages, may also have
resulted in the runic ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ (Ϝuthark) alphabet, which happened to be initiated by the readable
keyword ᚠᚢᚦ (“fut” or “wut”). The earliest Ϝuthark's script may have been designed at the time the
Germanic names for the days of the week have been defined.
From this keyword ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ a number of other basic keywords such as fut, futte, wight, wit, wittman,
witvrouw, wittekind have been derived, which may be used to stabilize the law system and social
order.
The analysis of Saarland's local dialect, Limburg's dialect and other Germanic languages shed a new
light on the mechanisms, which the Germanic population may have applied to control and adapt
their language and their own creation legend.
The creation legend varies from people to people, and from dialect to dialect, concentrating itself on
a set of keywords such as the divine names (Rod → Thor → Tuw → Vut) and the other basic keys
such as fut, futte, wight, wit, wittman, witvrouw, wittekind, which are embedded in and synchronized
to a larger evolutionary background at a universally valid common base (such as the PIE-base).
From this description it may be understood that “The Language of Adam and Eve” is a locally and
temporarily valid dialect, which continually is to be adapted to the required boundary conditions.
Germaanse talen en dialecten
Tijdens onze jaarwisseling 2018/2019 in het Saarland logeren wij in een oud schoolgebouw, dat nu
tot hotel uitgebouwd is en over een eigen verzameling van oude en nieuwe boeken met foto's en
teksten over het Saarland beschikte. Daaronder bevindt zich een manuscript, waarin het Saarlandse
plat beschreven wordt.
Mij valt op dat het Saarlandse hoofddialect in enkele opzichten veel op het Limburgse dialect lijkt.
Sommige verschijnselen zijn niet alleen in het Limburgs, maar ook in het Brabants aanwijsbaar.
Ik concentreer mij op het wezenlijke en probeer de grote lijn in de dialecten te volgen. De
opvallende eigenschappen van het Saarlandse dialect zijn:
• De onzijdige vrouwen (“het”, analoog aan het Limburgs en in het Keulse dialect).
• Echtparen bestaan uit twee wederhelften, die men “de hare” en “het zijne” noemt.
• De beschrijving “dat daar” van de “buitenstaanders”
• De witvrouw en witman (“wittfraa” en “wittmann” en eventueel ook het “wittekind”)
Ook de vergelijking met naburige talen levert een inzicht op, dat ik als volgt beschrijf:
• De weduwnaar “veuf” en weduwe “veuve” in het Frans
• De persoonlijke voornaamwoorden “mir” en “wir”
• De voorzetsels “weder” (“wed”) en “met” als antipoden
• De voorzetsels “with en “mid” in het Engels
• De kleur wit (in “Witte Donderdag”)
• De dualiteit in het Moezel-frankische dialect
• Het wicht als de homunculus in de fut (het zaad), resp. ϝut (“wut”) en ϝit (“wit”)
• De godennamen in het Germaanse pantheon (Rod → Thor → Tuw → Vut)
• Overzicht: De taal van Adam en Eva
In de Germaanse talen vormen de persoonlijke voornaamwoorden van de eerste en tweede persoon
een soort alliantie, die samen een echtpaar afbeelden, dat zich als wederhelften (hij is “de hare”
[“ihrer”] en zij “het zijne” [“seins”]) tot in de weduwstaat (zij is de “wittfraa” en hij de “wittmann”)
als een duale eenheid definieert. Zelfs het woord “wees”-kind kan van de stam “wed” of “wit”
afgeleid worden.
In een vroeg stadium is ook het “wicht” etymologisch een “wittekind”, dat als homunculus uit het
fut (het zaad), resp. uit het “foeteren”, ϝut (“wut”, “vut”) of ϝit (“wit”, “wij twee”) ontstaat.
In de Germaanse talen bevatten naast de “wittfraa”, “wittmann” en “wittekind” talloze woorden, die
baseren op (of zijn verwant met) de woordstam “wit”.
In de Duitse dialecten varieert het persoonlijke voornaamwoord “wij” van het Hoogduits “wir” in
zuidelijke dialecten (zoals de Saarlandse en Beierse dialect) in “mir”. Voor de dualis voegt men
volgens Grimm aan “we” (of “wir”) een “t” van het “tweetal” toe (“we” → “wit”)1.
In diverse talen zijn er voor de noordelijke Duitse dialecten zoals Noord-Fries vormen “wit”, “wet”
en “wat” (“wij beide”) als dualis bekend, maar niet voor de imaginaire dualis “mit” (“wij beide”)
voor de zuidelijke dialecten met het persoonlijke voornaamwoord “mir”.
In het Beierse dialect zijn alleen és („ihr beide“) en enk („euch beiden“) als dualis gedefinieerd, die
echter nu als pluralis geldt. In het Beiers is de oorspronkelijke betekenis van de dualis verdwenen2.

1 T ist “angehängte zweizahl”. – Wörterbuchnetz – Deutsches Wörterbuch von Jacob Grimm und Wilhelm Grimm
2 Dualis – Im Bairischen wird die ursprüngliche Dualform als allgemeine Pluralform verwendet. Einen eigenen Dual
gibt es heute nicht mehr.
In het Gotisch worden de persoonlijke voornaamwoorden weis „wir“ respectievelijk wit „wir beide“
gedocumenteerd. De Gotische taal heeft wellicht een groot deel van de “wit”-definities vastgelegd.
In het Gotisch betekent bijvoorbeeld “wanwit” (resp. “vanwit”) waanzin (letterlijk “onwijs”, “niet
goed wijs” ofwel een “gebrek aan wijsheid”)3.
Op de stam “wit” baseren ook het Duitse woord “Witz” (“geestigheid”, “Esprit”) en het
Nederlandse woord “wet”.
Voor het woord “wet” geldt:
Afleiding van het werkwoord got. witan ‘beschouwen, bepalen’; os. witon ‘bepalen’;
ohd. giwizzēn ‘acht geven op’; oe. bewitian ‘acht geven op, zorgen voor, bepalen’, on.
vita ‘beschouwen, waarnemen’; alle afgeleid van de wortel van → weten. 4

Ook in het Engels baseren diverse woorden op “wit”, zoals het substantief “wit”, het werkwoord “to
wit” en “witness”.
In de volgende hoofdstukken wordt elke specifieke categorie aan een nader onderzoek
onderworpen.

3 Scribd: Balg a Comparative Glossary of the Gothic Language


4 wet (geheel van rechtsregels) – Bronverwijzing: Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op
http://etymologiebank.nl/
Het Saarlandse dialect

De onzijdige vrouwen
De Saarlanders beschrijven de ongetrouwde vrouwen en meisjes als een onzijdige persoon “het”,
alsof het kinderen zijn. Deze onzijdigheid heeft tot na de tweede wereldoorlog bestaan.
Uit de biografie5 van Aenne Burda (1909-2005) kan men aflezen dat tot circa 1950 in
Duitsland en andere delen van Europa ongetrouwde vrouwen en meisjes geen onafhankelijk
bestaan konden leiden. Zij konden alleen met toestemming van een echtgenoot, vader of
voogd naar het buitenland reizen, contracten afsluiten, een baan zoeken of een bankrekening
openen. Pas veel later konden vrouwen een academische studie volgen en werd hen
stemrecht verleend.
Mijns inziens werd de denigrerende, taalkundige “onzijdigheid” van ongetrouwde vrouwen als een
dwangmiddel toegepast om de vrouwen in de rol van huisvrouwen te leiden. Principieel baseert de
onderwerping van de vrouw op de Bijbelse uitspraak, dat de vrouw aan Adam als “dienstmaagd” ter
beschikking werd gesteld. God vond het niet goed dat de man alleen zou blijven en wilde immers
een “helper” voor “Adam” maken6.
Men kan het principe uit de oude notities in het tijdschrift “De Denker. Deel 4” (1766) nalezen:7
Zy (de opzienster van het Armenhuis) beweerde, namelyk, dat het weinig minder dan
strafwaardig was, de arme Meisjes te leren lezen en schryven. Zulken, zeide zy, die tot
armoede geboren zyn, zyn ook tot onkunde geboren; en zullen, hoe minder zy weten,
dies te beter en harder leren werken.

De onzijdigheid in het Limburgs


Ik wist, dat de taalkundige “onzijdigheid” van de vrouwen ook in het Limburgs en in het Keulse
dialect optreedt, waar men goed vertrouwde vrienden en familieleden als “het” mag aanduiden. In
het Limburgs geldt als voorbeeld:
• “Ich zoog gister mien zöster nog, 't haet mich dich de groete laote doon”8. – “Gisteren heb ik
mijn zus gezien; het (d.w.z. “zij”) heeft mij nog gevraagd jou de groeten te doen”.
Een uitzondering vormt het Maastrichtse dialect, waar men elk aanduiding van een volwassene als
een onzijdige object (“het” of “dit”) als een belediging opvat 9. Dit is echter geenszins een
belediging, maar een eerbetoon aan de scheppingslegende, die de mens als “evenbeeld van een
goddelijk echtpaar” beschrijft. De sporen van deze legende zijn afleesbaar in de dialecten.
In het Saarland is de neutrale aanduiding van de ongetrouwde vrouwen heel gewoon. In het
Saarlandse dialect leidt dit tot de merkwaardige uitdrukking “En het (d.w.z. “zij”) vroeg hem of hij
het wilde doen.”:
Unnshatne gefròòt, obbers mache dääd. – „Und es (=sie) hat ihn gefragt, ob er es
machen würde.“ (→ zowel proclise als enclise)10.
5 Aenne Burda – Die Wirtschaftswunderfrau. TV-Drama, Deutschland 2018, Buch und Regie: Francis Meletzky,
Produktion: SWR, Erstausstrahlung: 5. und. 12. Dezember 2018.
6 Scheppingsverhaal (Genesis)
7 [tijdschrift] Denker, De . No. 186. Den 21 July 1766. [Brief van Betje Leezens, om te toonen, hoe verkeerd het zy,
zyne Diensthooden en geringe Lieden de gelegenheid te henemen, om zig te oefenen.] – Download PDF van tekst –
dbnl – De erven van F. Houttuyn, Amsterdam 1767
8 Voornaamwoorden uit Grammatica (Limburgs)
9 Een uitzondering hierop vormt het Maastrichts, waarin het als onbeschoft geldt met een onzijdig voornaamwoord
naar een vrouw te verwijzen.
10 Neutrale Feminina – Dialekte im Saarland
Taalkundig beschouwd vormt buiten het echtpaar elke “onbekende” persoon een buitenstaander, die
ingedeeld wordt in mannen en onzijdige gestalten. Alleen mannen, waarvan de naam bekend is,
gelden als medemensen.
Als een van deze medemensen (bijvoorbeeld “de heer Becker”) getrouwd is, wordt in het Saarland
ook diens echtgenoot als vrouwelijk aangeduid als de “vrouw van Becker”:
„die Bäggasch“ (die „Becker’sche“ = de vrouw van de heer Becker)11.

Vrouwelijke respectpersonen, die men met “u” aanspreekt werden eveneens als vrouwelijk
gecategoriseerd en met het lidwoord “die” betiteld:
„Die Frau Müller hat gesahd“

Wederhelften die men “de hare” & “het zijne” noemt


Er zijn echter nog andere merkwaardige verschijnselen, die mijns inziens eveneens met een oude
scheppingslegende samenhangen. De Bijbelse legende van Adam en Eva heeft in de dialecten
kennelijk nog een aantal sporen achtergelaten.
Een van die sporen is de benaming van de echtgenoten onder elkaar. In het Saarland noemt men de
echtgenoot “de hare” (“ihrer” = “ihr Ehemann”) en de echtgenote “het zijne” (“seins” = “seine
Ehefrau”).
Het valt op, dat de Saarlanders zelfs in bijvoorbeeld “het zijne” (“seins” = “seine Ehefrau”) de
echtgenote “net als een kind” als “onzijdig” beschouwen.
Ook is het denkbaar, dat de ongetrouwde vrouw (analoog aan “het” kind) etymologisch door de aan
Eva toegewezen “erfzonde” tot onmondig, onvolwassen en dus onzijdig werd verklaard.

De wederhelft “mijne mens” in het Nederlands


In Kinderen van ons volk laat Antoon Coolen de echtgenote haar echtgenoot “mijne mens” noemen:
Dat is mijne mens, denkt zij, en na al het rumoer van de trouwdag is dat ineens zo
nieuw, zo op slag een andere wending van haar hele leven. Dan huivert ze12...

In Kinderen van ons volk is “mijne mens” is geen gewone mens. Het is de andere helft, die het
echtpaar tot “de mens” verheft. De twee helften “man” en “vrouw” gelden niet als “hele mens”,
maar werden oorspronkelijk wellicht als “mensenhelften” beschouwd13.
The remarkable contradiction between the two above-quoted passages of Genesis could
not escape the attention of the Pharisees, to whom the Bible was a subject of close
study. In explaining the various views concerning Eve's creation, they taught ('Er. 18a,
Gen. R. viii.) that Adam was created as a man-woman (androgynos), explaining
(Gen. i. 27) as "male and female" instead of "man and woman," and that the separation
of the sexes arose from the subsequent operation upon Adam's body, as related in the
Scripture. This explains Philo's statement that the original man was neither man nor
woman.

In het Saarland is men zich van deze twee bij elkaar horende helften bewust en noemen de
echtgenoot “de hare” respectievelijk als echtgenote “de zijne”.

11 Neutrale Feminina – Dialekte im Saarland


12 Kinderen van ons volk – Antoon Coolen
13 Adam Ḳadmon (Philo. By: Louis Ginzberg in the 1906 Jewish Encyclopedia)
De beschrijving “dat daar” van de “buitenstaanders”
In het Saarlandse dialect vind ik nog een derde opvallende omschrijving me betrekking tot de derde
persoon van de persoonlijke voornaamwoorden, die als “buitenstaanders” waarachtig zich buiten
het bereik van het “echtpaar” (“wit” = “wij twee” → “ik” en jij”) bevinden.
Opvallend is daarbij, dat alleen de ongetrouwde vrouw daarbij onzijdig als “dat daar“ / “het daar en
de ongetrouwde man desondanks als “die daar” / “hij daar” kan worden beschreven. In deze context
zijn immers beide buitenstaanders, man of vrouw, even onbeduidend.
In dit geval lijkt de denigrerende aanduiding “dat daar“ geen belediging te zijn, zolang de persoon
zelf als onbetekenend “buitenstaander” geldt:
• (mannelijk) “die daar” / “hij daar” (de lo / er do = er [hij])
• (vrouwelijk) “dat daar“ / “het daar“ (dat lo / ääs do = sie [zij])
• (onzijdig) “dat daar“ / “het daar“ (et do / das do = es [het])

De taalkundige definities der persoonlijke voornaamwoorden begint met de vastlegging van de


eerste mens Adam, die zich als “ik” aanduidde.
Na de opsplitsing van Adam in twee mensenhelften “man” en “vrouw” noemden Adam en Eva
zichzelf “ik” en Eva haar man, respectievelijk Adam zijn vrouw “mijne mens”.
Kennelijk werd de oorspronkelijke “mens” als echtpaar beschouwd en de ongetrouwde,
respectievelijk gescheiden of overgebleven weduwnaar of weduwe een “halve mens”. Die halve
mensen noemde men eenvoudigweg ook “mens”, maar in talloze woorden en dialecten blijft de
oorsprong van de scheppingslegende bewaard.

De witman en de witvrouw
In het Saarlandse dialect bevatten de substantieven “wittfraa” en “wittmann” een “Witt”-kern, die
wellicht eveneens op een gemeenschappelijk sleutelwoord “wit” (als dualis van het persoonlijk
voornaamwoord van de eerste persoon of de woordstam “wit” van “weten”) baseert:
• wittfraa = weduwe (Duits: Witwe; Oud Fries: widwe, Nederlands: weduwe, weeuw; Latijn
vidua) – van de wortel: *uidh- "afscheiden, verdelen" (zie with). 14
• wittmann = weduwnaar (Duits: Witwer)
Het “wed” van de Nederlandse woorden “weduwe”, “weduwnaar” hangt wellicht ook samen met
het Middelnederlandse woord weddinghe15 en het Engelse woord weddung en “wedding” (het
huwelijk).
De grondbetekenis van weduwe is wellicht ‘scheiding’16. Het weeskind vertoont een stam “we”, die
wellicht samenhangt met die van “weduwe”.
De basis widh- “scheiden, uiteen (doen) gaan” komt van idg. *wīī “uiteen” (zie weder
II), dat men voor identiek houdt met den idg. stam *wīī- “twee”17.

14 widow - Wiktionary
15 Etymology 1 wedding
16 weduwe (vrouw van wie de man is overleden)
17 N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haag – wees
(kind zonder ouders)
De weduwnaar “veuf” en weduwe “veuve” in het Frans
In het Frans is de weduwnaar “veuf” (en de weduwe “veuve”), wat overeenkomt met Italiaans
vedovo, Spaans viudo en Portugees viúvo. In Scandinavische talen (Deens: enkemand; Noors:
enkemann) wijkt de vertaling af van de Nederlandse weduwnaar, Duitse Witwer en Engelse
widower woordkeuze18.

De wees
Ook de wees wordt in het Duits Waise (van Weise) en Nederlands wees wellicht van de stam “wed”
afgeleid, maar in het Latijn orphanus, met de afleidingen Engels orphan en Frans orphelin.
In het Deens is de wees een forældreløst barn, In het Gotisch is de wees widuwairna19. Daardoor
wordt de in een Etymologisch woordenboek20 aangehaalde afleiding onwaarschijnlijk:
wees. Met de hier genoemde wgerm. woorden is wel geïdentificeerd ags. wâsa in
wudu-wâsa m. ‘faun, satyr’; onzeker21.

Ook het woord “wees” baseert kennelijk op de stam “wed” of analoog aan “wittfraa” en de
“wittmann” op “witt” met als resultaat “wittkind” of “wittekind” (→ zie het Westfalenlied: Behüt’
dich Gott, du rote Erde, Du Land von Wittekind und Teut.

18 veuf
19 From Proto-Germanic *widuwernô, from the same source as *widuwǭ, or a Gothic formation (based on (widuwō) or
a related term) with no Proto-Germanic antecedent. The suffix is unclear and its origin disputed.
20 van C.B. van Haeringen (1936)
21 C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haag geciteerd in
wees (kind zonder ouders) in Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), op http://etymologiebank.nl/
Banden met de naburige talen
De persoonlijke voornaamwoorden “mir” en “wir”
In het Duitse taalbereik kan men een grenslijn “mir” ↔ “wir” tussen de persoonlijke
voornaamwoorden (“wij”) voor de eerste persoon meervoud trekken. In het Limburgse dialect is het
persoonlijke voornaamwoord “mir” (“wij”) nog onbekend.
In het Moezel-Frankisch22 en het Saarlandse dialect gebruikt men “mir” (“wij”) in plaats van het
Hoogduitse “wir” (“wij”), respectievelijk in het Limburgse dialect “veer”:

Limburgs
Neder- Hoog- Moezel-
Saarlands Veurnaomwoord Stichting
lands duits frankisch
Limburgse Academie
äisch
1 ik ich aich/isch iech/’ch
eech
dou
2 jij du dau/du doe/diech/de/d’ch/t’ch/tiech/te
doo
U Sie Geer/G’r
3 m hij er henn de lo / er do heer/’r
3 v zij sie see dat lo / ääs do zie/zij/ze
3 o het es hett et do / das do ’t

veer / v’r,
1 wij/we wir mir mir
weer, wea, vur, veur
2 jullie ihr dihr dir geer / g’r
U Sie geer / g’r
3 zij sie see die zie / zij / ze

weduwe witwe wittfraa


weduwnaar witwer wittmann

met mit met / mit


weder wider waer
Tabel 1 Persoonlijke voornaamwoorden, echtgenoten, wezen en voorzetsels

22 eech senn = ich bin; doo bes = du bist; henn es = er ist; see es = sie ist; hett es = es ist; mir senn = wir sind; dihr seid
= ihr seid; see senn = sie sind;
In een voorafgaande studie is mij opgevallen, dat er in de Germaanse talen opvallende
verschijnselen waarneembaar zijn.
Mij viel op dat:
• de persoonlijke voornaamwoorden “wit” (“wij beide”, dualis) en “wir” (“we”, meervoud) in
het noordelijke Duits met de voorzetsels “wider” (met de stam “wid”) correleren en
• de (virtuele) persoonlijke voornaamwoorden “mit” (“wij beide”, dualis) en “mir” (“we”,
meervoud) in het zuidelijke Duits wellicht correleren met het Duitse voorzetsel “mit”
(Nederlands: “met”).

Limburgs
Veurnaomwoo Rem-
Neder- Hoog- Go- Nrd- Moezel-
rd Stichting scheid Saarlands Beiers
lands duits tisch fries franks23
Limburgse dialect
Academie
äisch
1 ik ik ich ik iech/’ch aich/isch i
eech
doe/diech/de/
dou
2 jij jij du d’ch/t’ch/ dau/du du
doo
tiech/te
U U Sie Geer/G’r
3 man. hij er heer/’r henn de lo / er do er / a
dat lo / sie / s`/
3 vrw. zij sie zie/zij/ze see
ääs do sa
et do / das
3 onz. het es ’t hett es / ’s
do

1 wij wij/we wir weis we veer/v’r mir mir mia / ma


1 wij 2 wit wit wit wat
ihr / ös /
2 jullie jullie ihr jam geer/g’r dihr dir
és
chätt,
jullie 2 jat (és)
jätt
U U Sie Geer/G’r
sie / sa /
3 zij zij sie zie/zij/ze see die
s`
Tabel 2 Persoonlijke voornaamwoorden
In de persoonlijke voornaamwoorden aich (isch), dau (du), er do, ääs do, das do, mir, dir, die
vallent met name ääs (“het”) en mir (afwijkend van “wir”) op.

23 eech senn = ich bin; doo bes = du bist; henn es = er ist; see es = sie ist; hett es = es ist; mir senn = wir sind; dihr seid
= ihr seid; see senn = sie sind;
Het Beierse és (jullie) vormt een uitzondering, die op de dualis (“jullie twee”) baseert,
bijvoorbeeld24 :
Wås måchts és haid? (Was macht ihr heute?)
Gehts es haid ins Kino? (Basilekt) (Gehts ihr heute ins Kino?)

Deze oude dualis komt overeen met het Remscheider dialect chätt, jätt (jullie twee) en het Noord-
Friese jat.

De voorzetsels “weder” (“wed”) en “met” als antipoden


In het Nederlands vormen de voorzetsels “weder” (“wed”) en “met” antipoden, die in de loop der
etymologische evolutie een relatief stabiele definitie volgen. Het “met” wordt vrijwel permanent als
een coöperatief element beschouwd. Dit is niet in alle naburige talen het geval. In het Engels
behoorde wið (“with”) oorspronkelijk tot de “tegenstrijdige” elementen, maar verschoof later de
betekenis naar de tot de “coöperatieve” elementen en verving het voorafgaande voorzetsel “mid”.

De voorzetsels “with en “mid” in het Engels


In het oud-Engels betekent “wið” (“wiðer”) “tegen, weder, naar, nader” – van het Proto-Germaans
“*withro- ", maar in het Mid-Engels verschoof de betekenis van de afscheiding naar de toenadering
(“→ met”) en herhaling (“→ weerom”). De toenadering hangt wellicht samen met de tegenstrijdige
uitdrukkingen “vechten met” en “vechten tegen”. De weerstrevende afscheiding is waarneembaar in
woorden zoals to withhold, to withdraw, to withstand.
“With” verving dus “mid”. In het Oud-Engels is de toenadering in “mid” nog waarneembaar in het
voorzetsel “mid” in midwife (de bijstaande vroedvrouw). Het Franse voorzetsel “avec” (“met”)
stamt van “avoc” Vulgar Latijn *abhoc, afkomstig van “apud hoc”, letterlijk "hiermee"25

De kleur wit (in Witte Donderdag)


Volgens de Etymologiebank is de kleur wit in Witte Donderdag te wijden aan de kleding der
boetelingen. Deze kleurtoewijzing is niet compatibel met de Duitse naam Gründonnerstag voor de
Witte Donderdag26.
De samenstelling middelnederlands witdonresdach [Witte Donderdag (de donderdag
voor Pasen)], oudengels hwita sunnandæg, oudnoors hvitasunnadagr [Pinksteren] is zo
genoemd omdat de boetelingen, in het wit gekleed, weer verzoend in de gemeenschap
konden terugkeren om het feest te vieren27.

Het is echter denkbaar, dat de naam “wit” in “witdonresdach” niet op de kleur maar op het
sleutelwoord “wit” (als dualis van het persoonlijk voornaamwoord van de eerste persoon of de
woordstam “wit” van “weten”) baseert.

24 és und enk (Bairische Kennwörter)


25 with | Origin and meaning of with by Online Etymology Dictionary
26 Name
27 wit (kleur) -Bronverwijzing:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/
De dualiteit in het Moezel-frankische dialect
Interessant is de woordvorming bij de “tweetallen” voor de mannelijke, vrouwelijke en onzijdige
substantieven.
De woordkeuze hangt af van de leeftijd en ouderen worden anders beoordeeld dan de jongeren.
Algemeen geldt ook in de Duitse en Nederlandse dialecten dat de jongeren en eventueel ook
ongebonden vrouwen (met uitzondering van de weduwen) als onzijdig worden beschreven. In het
Moezel-frankische dialect geldt:

mannelijk vrouwelijk onzijdig


Ouderen zwien (zwe'in) Männer zwou Fraaen zwä (zwäi) Heiser
Jeugdigen zwe'in Jongen zwou Mädcher zwäi Kenner
(twee jongens) (twee meisjes) (twee kinderen)
Tabel 3 De dualiteit in het Moezel-frankische dialect

Kennelijk vormt de dualiteit in de dialecten plaatselijk nog steeds een uitzondering, die op de
scheppingslegende baseert.
De “wit”-woorden
Vanuit de voorafgaande gezichtspunten kan men een filosofie samenstellen, waarin een reeks
kernwoorden of eventueel zelfs één enkel kernwoord als fundament voor een taalbereik gekozen
kan worden. In het essay Ϝut - Het Nederlandse sleutelwoord is daartoe het woordje “fut” gekozen.
Als woord behoort “ϝut” tot de kortste woorden en is zo klein als het spreekwoordelijke Bijbelse
mosterdzaadje. Het is vergelijkbaar met het kleinste symbool van het alfabet: de jota of zelfs de
punt op de i, waaruit de hele schepping is ontstaan.
Ongetwijfeld behoort het woordje ”ϝut” tot de sleutelwoorden van het Nederlands. Als woord
behoort “ϝut” tot de kortste woorden en is zo klein als het spreekwoordelijke Bijbelse
mosterdzaadje. Het is vergelijkbaar met het kleinste symbool van het alfabet: de jota of zelfs de
punt op de i, waaruit de hele schepping is ontstaan28.
Van de Germaanse talen vind ik alleen in het Nederlands een woordje “ϝut”, dat “levenskracht”
betekent, vooraan in het oude ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ (Futhark) runenalfabet staat en in het Vlaams “mannelijk
zaad” betekent29.
Ϝut wordt door de een als tussenwerpsel “vort [hup]” en door de ander als Bargoense afleiding van
foeteren (foutre)30 geïnterpreteerd.31 Wat mij betreft is de alternatieve afleiding van ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ (Ϝuthark)
aannemelijker.
In het Hebreeuws bestaat de naam van YHW (God) uit drie letters Y-H-W (Yud, He, Vav)32.

Omdat de eerste letter ᚠ van het Ϝuthark alfabet als een dubbele gamma, een digamma (ΓΓ)
(symbolisch Ϝ, respectievelijk ϝ) een soort joker is, kan de betekenis van /w/, /u/, /uu/, /y/ tot zelfs
/i/ variëren. Men kan ᚠᚢᚦ (Ϝut) dan ook lezen als “fut”, “wut”, “vut”, “uut”, “yut”, “iut” en “gut”.
De eerste letter Yud van YHW kan dan in runenschrift ook als ᚠᚢᚦ (Ϝuth) geschreven worden.
Gezien de enorme verbreiding van het ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ (Ϝuthark) alfabet over het Germaanse deel van
Europa kon de uitspraak van het sleutelwoord ᚠᚢᚦ niet alleen tussen “fut”, “wut”, “vut”, “uut”,
“yut” of “iut”, “gut” variëren, maar ook “fot”, “wot”, “vot”, “uot”, “yot”, “iot” en “got”. Daarbij
kan men de “t” ook als “d”, “s” of “z” interpreteren.
Omdat de lees- en schrijfrichting in beide richtingen toegestaan werd zijn ook de omgekeerde
lettercombinaties denkbaar. In het volgende overzicht zijn de belangrijkste elementen gemarkeerd:
• Van links naar rechts levert ᚠᚢᚦ de combinaties “fut”, “wut”, “vut”, “uut”, “yut”, “iut”,
“gut”, “fot”, “wot”, “vot”, “uot”, “yot”, “iot” en “got” op.
• Van rechts naar links leest men dan ᚦᚢᚠ theoretisch als “tuf”, “tuw”, “tuv”, “tuu”, “tuy”,
“tui”, “tug”, “tof”, “tow”, “tov”, “tou”, “toy”, “toi”, “tog”.

28 Sepher Jetzirah Sefer Yetzirah


29 fut (geestkracht, lichaamskracht, pit) : West-Vlaams ook in de betekenis ‘mannelijk zaad’ [1873; WNT]. Bron: Sijs,
Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl
30 Bargoensch, uit Fr. fout’, foutre = sperma, merg, kracht (z. foeteren)
31 fut znw. v. m. ‘energie’, eerst laat-nnl., wordt door FW 170 verklaard als ontstaan uit het tussenwerpsel fut < vort
(vgl. voort), dus in de zin van ‘er zit vaart in’. Ontlening uit een bargoens woord, dat verder zou teruggaan op fra.
fout, foutre (zie daarvoor: foeteren) is minder aannemelijk.
32 Jewish concepts such as the 3 letters making up God's name (yud, he, and vav)... Structure in Sefer Yetzirah
Het wicht als de homunculus in de fut, resp. ϝut (“wut”) en ϝit (“wit”)
Tot de wit-woorden behoort mijns inziens ook wicht (wezen, klein kind, meisje), vaak nog voorzien
van het attribuut “onbekende herkomst”.
Ook dit “wicht” is zelfs als “jonge vrouw” als “kind” nog onzijdig:
[1365-85; MNW-R]; vnnl. wicht ‘jonge vrouw’ in: Een lief, een levendich wicht [1610-
19; iWNT]; nnl. wicht ‘jonge vrouw’ (met negatieve bijklank) in Ik ken 't wicht niet dat
u betooverd heeft [1806; iWNT].33

wicht 2 o. (wezen), Mnl. id., Os. wiht + Ohd. id. (Mhd. id., Nhd. wicht), Ags. wiht (Eng.
wight), On. véttr (Zw. vätte, De. vette), Go. waihts + Osl. veštĭ = ding34.

Waaraan wight (n.) nog toevoegt:


Old English wiht "living being, creature, person; something, anything," from Proto-
Germanic *wihti- (source also of Old Saxon wiht "thing, demon," Dutch wicht "a little
child," Old High German wiht "thing, creature, demon," German Wicht "creature, little
child," Old Norse vettr "thing, creature," Swedish vätte "spirit of the earth, gnome,"
Gothic waihts "something"), from PIE *wekti- "thing, creature" (source also of Old
Church Slavonic vešti "a thing").

Not related to the Isle of Wight, which is from Latin Vectis (c. 150), originally Celtic,
possibly meaning "place of the division." 35

Wellicht is de gesuggereerde Oudkerkslavische kern “vešti” (“ding”)36 van “wicht” verwant met de
Oudkerkslavische dualis “vě37” (“wij twee”) van het persoonlijke voornaamwoord, dat met “wit”
overeenkomt.
Het wicht is dan het homunculus uit de (verouderde) verklaring voor het ontstaan van een menselijk
wezen.
Er werd verondersteld dat het sperma vol homunculi zat en dat een ervan, eenmaal in de
baarmoeder beland, zou uitgroeien tot een kind. De man gaf zo het leven, de vrouw de
ziel (het vermogen om te leven).

33 M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek
van het Nederlands, 4 delen, Amsterdam
34 Wicht Bronverwijzing: Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/
35 Wight – Online Etymology Dictionary
36 aslaw. vešti Ding, Sache; Ursprung der Wörter
37 Source: Personal pronouns in Old Church Slavonic grammar
De fut (levensenergie) als “bron voor het leven”
Het sperma werd ook wel fut38 genoemd, dat samenhangt met het “foeteren” (oorspr. ‘seksuele
omgang hebben met’39) van onze middeleeuwse voorouders. In de moderne taal is het woord “fut”
ook in de vorm van “het sperma” mannelijk of vrouwelijk40.
Indien wij de eerste letter F → ϝ (/w/) van Fut en Foeteren als digamma ϝ (met de klank /w/)
interpreteren, zijn ϝut (“wut”) inclusief ”wicht” en ”wit” en (”fut” met een “f”) als “oorsprong van
het leven” uitwisselbaar.
wut vnw., wit 1 wij twee, wij beide • verouderd Noordfries wat, wët, IJslands við • vgl.
°onk1 'ons twee', °jut/°jit 'jullie twee ...41

En wat men in de middeleeuwen in latijn futuere [beslapen] en in frans foutre [neuken] noemde,
kon on der invloed van de digamma ϝ (/w/) ook als “woede” gelezen worden.

De samenhang van fut (zaad), futte (schede) en wicht


Ten slotte zou fut teruggevoerd kunnen worden tot vnnl. fut, futte ‘schede’, wat oorspronkelijk
ongetwijfeld tot de achtbare kernwoorden behoorde, maar in de modernere tijden tot een
scheldwoord afgezakt is.
Weiland (1802) typeert fut als een woord van verachting, dat voorkwam in de zegswijze
dat is maar fut ‘dat is niets’. In deze betekenis is fut waarschijnlijk nog verwant met →
vod ‘iets dat gering, slecht, verachtingswaardig is’.

Oorspronkelijk echter was fut42 (als sperma, resp. schede) geenszins “niets”, maar wel degelijk van
levensbelang voor het overleven. De kinderschaar vormde de bron van het leven en de welstand van
de archaïsche bevolking.
Destijds vormden vod (schede) en fut (sperma) de oorsprong van het “wicht”, waarin elk van deze
drie kernwoorden een F (“v”/”f”/”w”), I of U (“u”/”o”/”i”) en T (“t”/”d”) bevatten. Ongetwijfeld
behoorden de “wit”-woorden, waaronder ook het persoonlijke voornaamwoord “wit” destijds tot de
kernwoorden van het runenalfabet.

38 fut zn. ‘geestkracht, lichaamskracht, pit’ – West-Vlaams ook in de betekenis ‘mannelijk zaad’ [1873; WNT].
fut v. (wisjewasjes, veerkracht), over Bargoensch, uit Fr. fout’, foutre = sperma, merg, kracht (z. foeteren en vergel.
nog Fr. foutaise = prul). J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag
/ Gent (Bronverwijzing: Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/ )
39 fut (geestkracht, lichaamskracht, pit) en foeteren uit de Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/ )
40 fut Nederlands woordenboek
41 In Vergeten woorden – W | Taaldacht worden de Oudnederlandse pronomina met enige varianten beschreven
42 Ϝut - Het Nederlandse sleutelwoord
De godennamen (Rod → Thor → Tuw → Vut)
De codering van de belangrijkste godennamen (Vut, Tuw, Thor, Rod) is in het essay Het Germaanse
pantheon in een runenwoord uiteengezet.
De sterrenkundigen der oudheid (de Chaldeeërs) en de Grieken symboliseerden de met het
onbewapende oog zichtbare “planeten” met klinkers: Maan = A, Mercurius = E, Venus = H, de Zon
= I, Mars = O, Jupiter = U/Y en Saturnus = Ω.
Opvallend zijn de klinkersreeksen ΙΑΩ (Jahweh), IAΩOY en ΙΑΩΟΥΗΕ (“Jehovah”). De
zon, maan en Saturnus werden door ΙΑΩ afgebeeld. De hoofdplaneten (zonder de bastaarden
E= Mercurius en H= Venus, die Plato in de dialoog Timeaus uitvoerig beschrijft) werden
door IAΩOY gesymboliseerd.
In zijn werk Werken en Dagen (Ἔργα καὶ Ἡμέραι) schetst Hesiodos de vijf Tijdperken van de
Mens, het gouden, het zilveren, het bronzen tijdperk, het tijdperk der helden en het ijzeren tijdperk,
waarin de goden Kronos, Zeus en Ares, (maar niet Venus of Mercurius) een rol spelen:
1. Het eerste mensengeslacht wordt als gouden tijdperk beschouwd en door Kronos geregeerd.
2. Het tweede mensengeslacht was van zilver en minder edel. Ze dienden de onsterfelijke
goden niet, ze offerden niet op de heilige altaren, ze zondigden en deden elkaar kwaad.
3. Toen de aarde ook het zilveren geslacht had bedekt maakte Zeus een derde generatie van
sterfelijke mensen, het bronzen geslacht, aan de es ontsprongen. Het was niet als het
zilveren geslacht, maar verschrikkelijk en sterk. Ze hielden van het beklagenswaardige werk
van Ares, de god van de oorlog, en van gewelddadigheden. Ze droegen bronzen
wapenrustingen en woonden in bronzen huizen. Ze gingen aan hun eigen daden ten onder en
verdwenen naamloos in de Hades.
4. Het vierde geslacht was edeler en rechtvaardiger dan het vorige.[5] Ze waren helden, een
geslacht van halfgoden dat aan dat van ons voorafging. Sommige helden gingen in de oorlog
ten onder in het land van Kadmos, bij Thebe met zijn zeven poorten. Andere vielen voor
Troje omwille van Helena.
5. Toen maakte Zeus het vijfde geslacht, dat van ijzer. Macht zal de plaats van recht innemen
en de ene man zal de stad van de ander in de as leggen. Er zal, volgens Hesiodos, ditmaal
geen hulp komen en daarom beklaagt hij zich in deze tijd te zijn geboren. Liever was hij er
vóór of er na geboren.
Het verhaal dat Hesiodos over de tijdperken van de mens vertelt gaat waarschijnlijk terug op
een oudere traditie. Dit wordt ten eerste hieruit afgeleid, dat namelijk het vierde, niet-
metalige geslacht een invoeging van Hesiodos zou zijn in de neerwaartse spiraal van de
verschillende generaties43.
Deze geschiedenis kan de Germanen door Griekse handelaren in een oudere versie toegespeeld zijn.
Voor de Germaanse godennamen gold aanvankelijk, dat de runen toelaten, dat de namen in beide
leesrichtingen een goddelijke betekenis behouden (of tenminste een elementaire rol zoals een
persoonlijk voornaamwoord “wut” [dualis: “wij twee”] spelen):
“Ϝuþ” (Vut) ↔ “Þuw” (Tuw)
en
“Þor” (Thor) ↔ “Roþ” (Rod).

43 de vijf Tijdperken van de Mens


Deze godennamen vormen een stamboom, waarbij “Roþ” (“Rod”, → Saturnus) de oudste vormt.
Diens wettelijke zoon is “Þor” (“Thor”, → Jupiter) en de wettelijke kleinzoon heet “Þuw” (“Tuw”,
→ Mars). Nu bleef er nog een god over als de “onwettelijke” erfgenaam “Ϝuþ” (“Vut”, → Wodan).
Deze vier generaties Rod → Thor → Tuw → Vut zijn in het sleutelwoord “ᚠᚢᚦᚩᚱ” (“ϝuþor”) aan
het begin van het Ϝuthark respectievelijk Ϝuthorc-alfabet afleesbaar. Omdat Vut en Tuw direct aan
het begin van het Ϝuthark staan en Rod & Thor op de tweede plaats volgen kan men uit de volgorde
der goden in het alfabet wellicht een evolutionaire godenreeks afleiden.
De planeten Mercurius en Venus vertonen geen onafhankelijke omloopstijden en worden als directe
satellieten van de zon beschouwd. Volgens Plato (in de dialoog Timeaus) behoren Hermes (→
Mercurius) en Aphrodite (→ Venus) daarom niet tot de “wettelijke” stamboom der goden en werden
door de filosofen “bastaarden” genoemd44.

44 Some Notes to Sabian Philosophy and Timaeus


Overzicht: De taal van Adam en Eva
Er zijn geleerden, die naar een gemeenschappelijke oorsprong van alle talen zoeken en anderen, die
zelfs naar een scheppingsbegin vanuit één enkel oorsprongswoord uitgaan.
Door de communicatie van legenden via globale handelsrouten kunnen dit soort ideeën grote
afstanden afleggen en elkaar beïnvloeden.
Elke filosofische school, die uitgaande van de ter beschikking staande legenden een eigen concept
als scheppingslegende opbouwt en via handelsreizigers aan andere volkeren doorgeeft, kan
bijdragen tot een gemeenschappelijk globaal verhaal, dat uiteindelijk tot “waarheid” verheven
wordt.
In het essay “De taal van Adam en Eva” kan men Bijbelse principes waarnemen, die bekend in de
oren klinken. Ook de scheppingslegende uit Plato's Symposium vormt één van de bijdragen, die
andere scheppingslegenden beïnvloed kan hebben.
Het idee, dat de schepping met één enkel woord begint, is een min of meer vanzelfsprekend
principe, omdat de Schepper nu eenmaal stap voor stap en sequentieel te werk heeft moeten gaan.
Voor de Germaanse scheppingslegende, die ongetwijfeld tot de ontwikkeling van de dialecten en
talen bijgedragen heeft, kan ook het ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ (Ϝuthark) runenalfabet bijgedragen hebben, dat
merkwaardigerwijze over een “leesbaar” initieel sleutelwoord ᚠᚢᚦ (“fut” of “wut”) beschikt.
The oudste schriftelijke Ϝuthark alfabet werd vastgelegd rond het tijdstip, dat de Germaanse namen
voor de dagen van de week gedefinieerd werden.
Vanuit dit kernwoord ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ zijn een aantal andere elementaire woorden fut, futte, wicht, wit,
wittman, witvrouw, wittekind afleidbaar, die de samenleving stabiliseren en helpen de “wereldvrede”
locaal in stand te houden.
De bestudering van de Saarlandse, Limburgse en andere Germaanse dialecten, resp. talen werpt een
nieuw licht op de mechanismen, waarmee de Germanen de eigen talen bijgestuurd hebben om de
globale scheppingslegende in de eigen taal te kunnen formuleren.
De scheppingslegende varieert van volk tot volk en concentreert zich op de samenhangende reeks
van sleutelwoorden zoals de godennamen (Rod → Thor → Tuw → Vut) en de overige elementaire
woorden fut, futte, wicht, wit, wittman, witvrouw, wittekind, die zich binnen een omvangrijkere
evolutionaire achtergrond integreren en op een grotere basis (zoals de PIE-basis) synchroniseren.
Het is duidelijk, dat de taal van Adam en Eva steeds een lokaal en tijdelijk dialect beschrijft, dat
voortdurend aan de omstandigheden kan worden aangepast.
Inhoud
Abstract (“The Language of Adam and Eve”)......................................................................................1
Germaanse talen en dialecten...............................................................................................................2
Het Saarlandse dialect......................................................................................................................4
De onzijdige vrouwen.................................................................................................................4
De onzijdigheid in het Limburgs............................................................................................4
Wederhelften die men “de hare” & “het zijne” noemt................................................................5
De wederhelft “mijne mens” in het Nederlands.....................................................................5
De beschrijving “dat daar” van de “buitenstaanders” ................................................................6
De witman en de witvrouw.........................................................................................................6
De weduwnaar “veuf” en weduwe “veuve” in het Frans.......................................................7
De wees..................................................................................................................................7
Banden met de naburige talen..............................................................................................................8
De persoonlijke voornaamwoorden “mir” en “wir”........................................................................8
De voorzetsels “weder” (“wed”) en “met” als antipoden..............................................................10
De voorzetsels “with en “mid” in het Engels............................................................................10
De kleur wit (in Witte Donderdag)................................................................................................10
De dualiteit in het Moezel-frankische dialect................................................................................11
De “wit”-woorden..............................................................................................................................12
Het wicht als de homunculus in de fut, resp. ϝut (“wut”) en ϝit (“wit”)........................................13
De fut (levensenergie) als “bron voor het leven”......................................................................14
De samenhang van fut (zaad), futte (schede) en wicht.............................................................14
De godennamen (Rod → Thor → Tuw → Vut)................................................................................15
Overzicht: De taal van Adam en Eva.................................................................................................17

You might also like