You are on page 1of 18

De ongelezen woorden in het

runenalfabet
Joannes Richter

Fig. 1: Kaart van de I*U-polen


Vele Europese “ego”-pronomina zijn wellicht vanuit het Zwitserse Chur
in alle richtingen verspreid: naar het zuiden als “ióu”, naar het westen
“iéu”, naar het oosten als “iáu” en naar het noorden als “ih”.
(uit: The Etymological Fieldlines - gepubliceerd: 04/08/2012 )
Abstract (titled: “The Unseen Words in the Runic Alphabet”)
According to the linguist Morris Swadesh the first-person singular pronoun “I” is the most
important word in all languages.
In most Romance languages the first-person singular pronoun “I” is correlating to the name of the
local Creator- God. In Provencal the first-person singular pronoun “iéu” (“I”) is a part of the
corresponding Creator's name “Diéu” (“God”).
In Germanic languages this correspondence cannot be identified as easily. In Germanic languages a
similar correlation may be found between the dual form of the pronoun (“wut”, “we two”), the
substantive “wit” (“nous”, “wit”, “wisdom”) and the corresponding Creator “Tuw”).
Obviously the concept of the dual form belonged to the creation legend. The importance of these
fundamentals has been illustrated by the location of “wit” at the very beginning of the Futhorc-
alphabet.
Usually the prototype name [D]IAU[s] of the Creator-God has been based on the fundamental
vowels I, A, U. The runic first-person singular pronoun “Jak” (“I”) may have been based on
“ia(h)”, respectively the Danish pronoun “æ” (“I”).
The structure of alphabets has been founded on the three fundamental vowels I, A, U, in which the
“I” symbolizes the pillar of the sky, respectively the “A” symbolizes the beginning and the “U”
symbolizes the end of the world.
In the “Younger Futhark”-runic alphabets we may identify two word-concentrations “Futhark”
(ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ) respectively “niast” (ᚾᛁᛅᛋᛏ), in which we will read at least 12 runic words.
Of these 12 words 6 will be found near the consonant “þ”: wit (“we two”), Vut (Wodan), Tuw, Þor
(Thor), [K]Rod, and þu (“thou”) enclosed in the keyword “Futhark” (ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ).
The remaining 6 words will be found near the central vowel “a”: as (“deity”), ast (love), æ (I,
eternal), ai (great-grandfather), ia(h) (I), ain (unique, one) enclosed in the alphabetical area “niast”
(ᚾᛁᛅᛋᛏ).
The cores ie and ai (“æ”) have been derived from the root “aiϝ” and describe “eternity”, which also
may be interpreted as an arbitrariness.
Numerous Dutch words have been based on the “ie”-core, such as “iemand” (anybody, somebody),
“iets” (anything, something), but also “niemand” (nobody) and “niets” (nothing).
A set of diversified vowels (A, I, U) in “aiϝ” defined “eternity” and has been used as a core for
various words. For example: the “ai” was the “eternally living” great-grandfather.
In the runic alphabet the “N” for negations may have been located at the left side of the eternity-
core “iæ”. This architecture enabled the readers to directly read “iæ” (everybody), “niæ” (never),
“æin” (one, unique) from the runic alphabet. The runic word “ain” (one, unique) also has been
equipped with the “n” for negations, but this letter “n” has been located at the end of the word.
In English the word “None” does contain two negations, for which the relevant letters “n” have
been marked in blue (“not one”). In German a similar dual negation has been applied in “nein”
(“no”): “not one”. In Dutch also a similar dual negation has been applied in “neen” (“no”): “not
one”.
Ter introductie

Het persoonlijk voornaamwoord “ik” van de 1e persoon enkelvoud


Volgens de taalkundige Morris Swadesh1 is in alle talen het persoonlijk voornaamwoord “ik” van de
1e persoon enkelvoud (het “ego”-pronomen) het belangrijkste woord, dat er bestaat.
In een ongehoorde hybris heeft de mens al vroeg beseft, dat er in de schepping een zekere prioriteit
in de rangorde van de schepsels bestaat en de mens als evenbeeld van de Schepper is ontstaan.

Het pronomen “Ik” in de Romaanse talen


In de meeste Romaanse talen hangt het woordje “ik” direct samen met de naam van de Schepper. In
het Provençaals is “iéu” (“ik”) een bestanddeel van de bijbehorende naam “Diéu” (“God”) en ook in
het Italiaans, Spaans en Portugees kan men deze samenhang direct aflezen.

Het pronomen “Ik” in de Germaanse talen


In de Germaanse talen is die samenhang niet zo eenvoudig afleesbaar. In de Germaanse talen is er
een soortgelijke samenhang tussen het “ego”-pronomen en de Schepper aanwijsbaar.
Mijns inziens pasten de Germaanse talen de dualis toe en correleerden het persoonlijke
voornaamwoord (in het Nederlands “wut” of “wit”, “wij twee”) van de eerste persoon tweevoud
(dualis) met de bijbehorende naam van de Schepper (“Tuw” of “Tiw”)2. Men kan het concept van
de vergeten woorden “wit” en “wut” in Wij twee | Taaldacht nalezen.
Omdat de Griekse dualis νῶϊ (“wij twee”) met νόος (nous, → “geest”, in de betekenis van
“verstand”) correleert, beschouw ik het Griekse nous-concept als een filosofische kern van de
Griekse filosofie.3 Eenzelfde soort nous-concept werd in de Germaanse filosofie rond het woord
“wit” (“verstand”, “denkvermogen”) opgebouwd.

1 In zijn concept voor de woordenlijsten (Swadesh list) plaatste Morris Swadesh het ego-pronomen vooraan.
2 De woordenschat in het runenalfabet
3 Over het filosofische "Nous"-concept
Het persoonlijk voornaamwoord “wit” (“wij twee”) van de 1e persoon dualis
Het verband tussen het persoonlijk voornaamwoord “wit” (“wij twee”) en het Engelse substantief
“wit” (als “nous”) kan afgeleid worden uit het runenwoord “Uitr” (“de wijze”), dat als kern het
woord “wit” (“wijsheid”) bevat. In het Nederlands is het woord verwant met “weten”.
De scheppingslegende
De grote rol, die de dualis in de filosofie heeft gespeeld, kan men nog vaag in de
scheppingslegenden aflezen, waarin de eerste mens oorspronkelijk als een androgyne gestalte
(“Adam Kadmon”) geschapen werd, die pas daarna in man en vrouw “opgedeeld” werd.
Ook volgens de Farizeeërs wordt Adam als Gods evenbeeld geschapen (Gen. i. 27) en later (Gen. ii.
7) nogmaals als “eerste mens”. De Farizeeërs legden uit, dat de scheiding in man en vrouw pas later
door de “operatieve ingreep aan Adam” plaatsvond:
In explaining the various views concerning Eve's creation, they taught ('Er. 18a, Gen. R.
viii.) that Adam was created as a man-woman (androgynos), explaining (Gen. i.
27) as "male and female" instead of "man and woman," and that the separation of the
sexes arose from the subsequent operation upon Adam's body, as related in the
Scripture. This explains Philo's statement that the original man was neither man nor
woman4.

In de rede van Aristophanes in het Symposium beschrijft Plato deze mythe als een goed leesbaar
volksverhaal.
Ik geloof echter niet, dat zijn scheppingslegende over de drie mogelijke seksuele
geaardheden (heteroseksueel, homoseksueel, lesbisch) als een “satire op de etiologische
mythes uit de Griekse mythologie” beschouwd mag worden. In Griekenland maakte men
destijds geen grapjes over de religieuze kern. Menige filosoof werd voor een smalende
godslastering zoals Protagoras verbannen5 of zoals Socrates ter dood veroordeeld.
“Adam Kadmon” werd als prototype voor de mens in de vorm van een ”echtpaar” beschouwd, dat
door het huwelijk als het ware weer tot “oermens” als “evenbeeld van de Schepper” gevormd.
Als men taal ontwerpt, waarin het begrip “ik” voor de tweeledige gestalte, zoals “Adam Kadmon”
of een echtpaar toegepast wordt, is een dualis een zinvol taalkundig concept. De dualis wordt
toegepast waar men de tweeledigheid benadrukt als een positieve bijdrage tot de samenleving.
Indien men de samenleving omvormt en de tweeledigheid afschaft, verzwakt de samenhang van de
echtgenoten binnen de echtelijke banden en verdwijnen de dualis, het verbond tussen de
echtgenoten en uiteindelijk ook de oude religie. Het “ik”, dat oorspronkelijk wellicht een tweeledig
concept beschreef is uiteindelijk wellicht tot een solitaire eenheid afgedaald.
Het “ik” is wellicht net als het Provençaalse “iéu” als tweeledig concept ontstaan, maar pas later in
een enkelvoud veranderd.
In The Role of the Vowels in Personal Pronouns of the 1st Person Singular onderzoek ik de
mogelijkheid, dat de Europese “ego”-pronomina zich vanuit het Zwitserse Chur in alle richtingen
verspreid hebben: naar het zuiden als “ióu”, naar het westen “iéu”, naar het oosten als “iáu” en naar
het noorden als “ih”. Chur was de eerste bisschopszetel te noorden van de Alpen.
Vlakbij Chur bevindt zich het astronomische centrum (het Park “La Mutta”), waar men rond 1400
voor Christus analoog aan de Chaldeeërs in Harran en Ur de zichtbare zeven zwerfsterren
(“planeten”) onderzocht en analoog aan de zeven Griekse vocalen zeven klinkende vocalen als
namen gaf6.

4 Uit de Jewish Encyclopedia: Adam Kadmon ( Er. 18a, Gen. R. viii.), geciteerd in De androgyne oorsprong van
Adam
5 Protagoras moest als gevolg van een aanklacht wegens godslastering Athene verlaten.
6 The Role of the Vowels in Personal Pronouns of the 1st Person Singular
De drie oerklinkers A, I en U
De exacte toewijzing is niet bekend, maar oorspronkelijk werden drie vocalen toegepast, die
Dieterich als de oerklinkers A, I en U definieert.:

2 De 3 oervocalen U, I, A in de Runen-Sprach-Schatz (1844) van Udo Waldemar Dieterich

In feite betreft het niet de korte A, maar een lange “ae” of “æ”, die in IJsland als “ego”-pronomen
en als bijvoeglijk naamwoord of bijwoord “eeuwig” betekent. Een eeuwig leven is een geliefd
attribuut, dat men in de middeleeuwen nog voor veel aflaten verkocht heeft. Voor de eeuwigheid
werden in het Grieks zeven verschillende vocalen toegepast, die samen een godennaam (zoals
IAΩΟΥΗΕ) vormden.
Als prototype van de Romaanse “ego”-pronomina geldt IAΩ, dat uit de oervocalen I, A, U bestaat
en ook wel als vertaling van het Tetragrammaton IHVH toegepast werd. Het tetragrammaton ‫יהוה‬,
JHWH bevat leesmoeders (matris lectionis), waarmee de medeklinkers als klinkers gedefinieerd
worden.

In IAΩ speelde de eerste klinker I de hoofdrol, wat ook uit de Latijnse schrijfwijze Á É Ó ꟾ vv
voor de lange klinkers blijkt, waarin de lange I niet door een accent, maar door de hogere lengte
boven de andere letters uitsteekt.
In sommige alfabetten vormen de A en U (V of Ω) een begin (alfa) en einde (omega), die in het
evangelie specifiek als begin en einde genoemd worden 7. Dit is geen beeldspraak, maar geldt
letterlijk voor het alfabet “Á....É….ꟾ….Ó…..vv” en symbolisch ook voor de Scheppersnaam “IAΩ”,
waarin de I de voorste plaats in beslag genomen heeft.
De centrale vocaal I gold als de dragende zuil van de wereld, die in het alfabet het centrum vormde
en symbolisch als een bovenmaatse boom Yggdrasil de hemel droeg. Kennelijk werd Yggdrasil
door een eeuwig levende en eeuwig groene “venijnboom” (Taxus baccata) gesymboliseerd8.
Engelsen geleerden zoals Wycliffe hebben oorspronkelijk het woord “Y” als “ego”-pronomen
toegepast. In de vertaling van (Wycliffe's) Genesis staat bijvoorbeeld:
Genesis 3-10 And Adam seide, Y herde thi vois in paradijs, and Y drede, for Y was nakid,
and Y hidde me.

Opvallend is, dat het Oud-Engelse “ego”-pronomen “Y” als hoofdletter geschreven wordt. Is het
een eerbetoon aan het schepsel, dat op de Schepper-God leek?
Ook de dagen van de week worden in het Engels (uit eerbied voor de Schepping?) met een
hoofdletter geschreven. De zeven dagen van de week waren immers aan de zeven planeten gewijd,
die men enkele eeuwen geleden nog als goden vereerd heeft. Drie klinkers IAΩ, vijf klinkers
AEIOU en zeven klinkers IAΩΟΥΗΕ symboliseerden evenzovele planeten.

7 Alfa en Omega – Opb 22:13 Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde; de Eerste en de Laatste.
8 Es of taxus?
De etymologie van het woordje “ik”
Om de etymologie van het woordje “ik” te onderzoeken wil ik de scheppingslegende en het
runenalfabet als bronnen analyseren. Het “ego”-pronomen “ik” wordt in de Runen-Sprach-Schatz9
(1844) van Udo Waldemar Dieterich als rune “Jak” beschreven:

Fig. 3 “Jak”en “Jah” (“ik”) in de Runen-Sprach-Schatz (1844) van Udo Waldemar Dieterich

De afleiding van “Jak” en “ich” is bij Dieterich onzeker. Er wordt een relatie met “Mik” (“mij”)
aangeduid:

4: Mik ("mij") in de Runen-Sprach-Schatz (1844) van Udo Waldemar Dieterich

9 Runen-Sprach-Schatz oder Wörterbuch über die ältesten Sprachdenkmale Skandinaviens


De woorden die met de “aiϝ” (“eeuwigheid”) samenhangen
Er is wellicht een relatie met de omgekeerde klinkerscombinatie “Ai”, die in eerste instantie door
Dieterich als onduidelijk verklaard wordt.
In het woordenboek volgt daarop “aiϝikR” (“eeuwig”), waarin de wortel “aiϝ” als zuivere
klinkerscombinatie moet worden beschouwd. In het Nederlands is dit woord momenteel in
“eeuwig” veranderd met een medeklinker “w”, die in de vorm van een digamma (ϝ) eveneens als
klinkerscombinatie (de dubbele “u” als “uu”) geldt:

5 Ai (“æ”) en AifikR ("eeuwig") in de Runen-Sprach-Schatz (1844) van Udo Waldemar Dieterich

In Samische talen bevatten woorden een “k”, waar oorspronkelijk een digamma (ϝ) als “w”
fungeerde:
• eke = de oudere grootvader
• ikää = eeuwig
• iko = de nacht
De Germaanse “eo”, “ie” en “ai” (“æ”) -kernen
De Germaanse kernen “eo10”, “ie” en “ai” (“æ”) stammen af van de wortel “aiϝ” (eeuwig) en
beschrijven de “eeuwigheid”, die ook wel geïnterpreteerd werd als een toeval of willekeurigheid.
Diverse Nederlandse woorden baseren op de “eo”, “ee”, “ie” en “ai” (“æ”)-kern, zoals:

Betekenis Oud-Saxisch, NL Duits


MHG, OHG, ...
huwelijkse / echtelijke staat æ, ē, ee, eje, ewe, ... echt Ehe
een toevallig gekozen of te kiezen persoon eoman, someone iemand jemand
een toevallig gekozen of te kiezen ding aniþing / something iets etwas
iedereen eani mon, ani on / anyone Iedereen Jedermann
ooit a, æfre, ever, at any time ooit je, jemals
geen enkele persoon neoman, nobody, noone niemand Niemand
geen enkel ding nothing niets Nichts
nieuw (“niet eeuwig” ??) neowe, niwe, niowe, ... nieuw neu
Tabel 1: woorden die (eventueel) op een “ie”-kern baseren

Nieuw
Het woord “nieuw” lijkt de reeks niemand, niets, … voort te zetten als negatie van “eeuw” (“lange
tijd”).
Voor de afleiding van “nieuw” heerst echter nog onzekerheid. Volgens de officiële etymologie
baseert het woord “nieuw” niet op de stam “ie”, maar op het Proto-Germaanse *neuja-:11
• Mogelijk is er verband met → nu, nou < pie. *nu, maar de precieze relatie is onzeker12.
• W.de Vries Tschr. 39, 121 vermoedt voor de dial. -t-vormen invloed van oud (ouwe: out =
nuwe: nuwt). 13
• Nieuw: vermoedelijk verwant met het Idg. nu = nu, thans; nieuw is dus: van thans, wat thans
ontstaat. (Vgl. de volkstaal nuuw.)14
• Ofschoon de ndl. vormen niet alle gemakkelijk te verklaren zijn, mogen wij geen anderen
grondvorm aannemen dan het alg.-germ. *niuja- > *neuja- 15
Mijns inziens is de relatie met de stam “ie” goed mogelijk. De afleiding van “nu” lijkt mij
omgekeerd te functioneren, waarvoor men “nu” moet afleiden van “nieuwe toestand”.

10 From Proto-Germanic *aiwaz, whence also Old Norse ei


11 nieuw (pas ontstaan, gegroeid of gemaakt) → Bronverwijzing: Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010),
Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/
12 M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek
van het Nederlands, 4 delen, Amsterdam
13 C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haag
14 T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, Purmerend
15 N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haag
De structuur van alfabetten
Oorspronkelijk werden de alfabetten zorgvuldig gestructureerd. Door toevoegingen is de symmetrie
en de symbolische structuur van het Latijnse alfabet (A-B-C-D-E-F-G-H-I-J-K-L-M-N-O-P-Q-R-S-
T-U-V-W-X-Y-Z) echter verstoord.
In het oude Romeinse alfabet en het klassieke Griekse alfabet zijn de oorspronkelijke structuren
nog vrij goed intact en vertonen nog steeds de beginletters A en de eindletter V, resp. Omega16:
• het oude Romeinse alfabet: A -D-E-F-H- I -K-M-N-O-S- V and
• het klassieke Griekse alfabet: A-Β-Γ-Δ- Ε -(F)-Ζ- H-Θ-I-Κ-Λ-Μ-Ν-O-Π-Ρ-Σ-(Τ)-Υ-Χ-Ω17
Ook de Futhark-alfabetten vertonen een soortgelijke structuur, die soms alleen op de vocalen I, A, U
baseert of in andere versies ook wel de klinkers Æ, E en O omvat. In het volgende runenalfabet
ontbreekt bijvoorbeeld de vocaal O en worden alleen U, I en A toegepast:

6 Stafloze of Helsingische runen in de Runen-Sprach-Schatz (1844) van Udo Waldemar Dieterich

In het volgende runenalfabet staat de vocaal O naast de klinkers U, I en A ter beschikking:

7 Twee Runenalfabetten uit de Runen-Sprach-Schatz (1844) van Udo Waldemar Dieteric

In de Futhark-alfabetten blijken sommige bereiken zoals ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ complete sleutelwoorden (zoals het
“wut”-pronomen “wit” of “wut”) en godennamen Tue, Tiv, Tys, Tyr, Tuw of Tiw te bevatten18.

De rol van de planeten Mercurius en Venus


In zijn dialoog Timaeus beschrijft Plato de ondergeschikte rol van de planeten Mercurius en Venus,
waardoor de vijf lange Romeinse vocalen “Á, É, ꟾ, Ó, vv” en de vijf lange Griekse klinkers A, H, I, U,
Ω de belangrijkste planeten, Maan, Zon, Mars, Jupiter, en Saturnus konden representeren.
In de Griekse taal werden de bastaardsymbolen Mercurius en Venus onder de planeten door de korte
Griekse klinkers E en O vertegenwoordigd19.

16 The Reconstruction of the Gothic Alphabet's Design


17 Pag 170 in The Story of Writing van Andrew Robinson
18 The unification of medieval Europe
19 Notes to Plato's Timaeus and Symposium
De twee woordconcentraties in het runenalfabet

De symmetrie van de Futhark structuren


Tot nu toe beschreef de inleiding slechts een samenvatting van de bekende waarnemingen.
Aanvankelijk concentreerde ik mij op de geel gemarkeerde beginfase van het Futhark alfabetten,
waarin de klinker u, het sleutelwoord ᚠᚢᚦ(ᚩᚱᚳ), het “wut”-pronomen (“wit” of “wut”) en
godennamen Vut, Wut, Tuw, Tiv of Tiw, (respectievelijk Tue, Tys, of Tyr) bevat.
In dit beginbereik bevinden zich de klinker a, respectievelijk ook u, y, o, ø, w en ą, æ, o. In de elder
Futhark wordt de A-ᛁ-U structuur gemarkeerd door de runen: ᚨ (a) – ᛁ (I) – ᛟ (o). Deze structuur is
in de younger Futhark verloren gegaan.
Nu wil ik de klinkers i, j en æ (eventueel ook e en a) in de centrale sectie aan een onderzoek
onderwerpen.
In dit centrum bevindt zich permanent een eenvoudige verticale rune “ ᛁ”, waar omheen in het
younger Futhark de eenvoudigste runen ᚾ (N) en ᛅ (A) werden geplaatst:
ᚾ (n) – ᛁ (i) - ᛅ (a).

Elder ᚠ ᚢ ᚦ ᚨ ᚱ ᚲ ᚷ ᚹ ᚺ ᚾ ᛁ ᛃ ᛇ ᛈ ᛉ ᛊ ᛏ ᛒ ᛖ ᛗ ᛚ ᛜ ᛟ ᛞ
Futhark f u þ a r k g w h n i j æ p z s t b e m l ŋ o d


ᚠ u/w ᚦ ᚬ ᚴ ᛁ ᛅ ᛏ ᛒ
Younger ᚱ ᚼ ᚾ ᛦ ᛋ ᛘ ᛚ
Futhark f/ , þ, ą, k, — — i, a, — — t, b, — — — —
r h n ʀ s m l
v y, ð o, æ g e æ d p
o, ø
Tabel 2 De evolutie van het Futhark ontwerp (uit Wikipedia's overzicht History in Younger Futhark)
De eenvoudigste indeling baseert op een centrale as, een sleutelwoord en twee vleugels. De twee
vleugels beginnen beide met een A-klank:20

sleutel A& Ω Linkervleugel Centrale as Rechtervleugel Terminal


ᚠᚢᚦ ᚬ ᚱ ᚴ ᚼ ᚾ ᛁ ᛅ ᛋᛏᛒ ᛘ ᛚ ᛦ
f u þ Ą (a, o & æ) r k h n i A&æ s t b m l ʀ
Tabel 3 Danish Long-branch runes uit Variants (in Younger Futhark)
De symmetrie kan wat verbeterd worden door de opname van “A & Ω”-element in de linkervleugel:

Linkervleugel
sleutel Centrale as Rechtervleugel Terminal
(inclusief A & Ω)
ᚠᚢᚦ ᚬ ᚱᚴᚼᚾ ᛁ ᛅ ᛋᛏᛒ ᛘ ᛚ ᛦ
f u þ Ą (a, o & æ) r k h n i A& æ s t b m l ʀ
Tabel 4 Danish Long-branch runes uit Variants (in Younger Futhark)

20 The Keywords in the Alphabets - Notes to the Futharc's Symbolism


De twee woordlocaties
In de runenalfabetten kan men nu twee woordlocaties ontdekken:
• Het bereik binnen het sleutelwoord ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ met het “wut”-pronomen “wit” of “wut”) en
godennamen Tue, Tiv, Tys, Tyr, Tuw of Tiw. In de Younger Futhark kan deze ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ sector
ook de godennamen ᚦᚬᚱ (“Thor”) of ᚱᚬᚦ (“Rod)” symboliseren.
• Het bereik rond de centrale as met de woordkernen ia, ja, iæ, ijæ.
Elder ᚠ ᚢ ᚦ ᚨ ᚱ ᚲ ᚷ ᚹ ᚺ ᚾ ᛁ ᛃ ᛇ ᛈ ᛉ ᛊ ᛏ ᛒ ᛖ ᛗ ᛚ ᛜ ᛟ ᛞ
Futhark f u þ a r k g w h n i j æ p z s t b e m l ŋ o d


ᚠ u/w ᚦ ᚬ ᚴ ᛁ ᛅ ᛏ ᛒ
Younger ᚱ ᚼ ᚾ ᛦ ᛋ ᛘ ᛚ
Futhark f/ , þ, ą, o, k, — — i, a, — — t, b, — — — —
r h n ʀ s m l
v y, ð æ g e æ d p
o, ø
Tabel 5 De evolutie van het Futhark ontwerp (uit Wikipedia's overzicht History in Younger Futhark)
Men kan echter het concept van de Younger Futhark ombouwen om de klinkerscombinaties ia, ja,
iæ, ijæ als een centrale as beschouwen, waarin de “ego”-pronomina afgelezen worden.

Sleutel Lees-
Woord Betekenis Linkervleugel Centrale as Rechtervleugel Terminal
(inclusief A & Ω) richting
ᚠ ᚢᚦ ᚬ ᚱ ᚴ ᚼ ᚾ ᛁ ᛅ ᛋ ᛏ ᛒ ᛘ ᛚ ᛦ
f u þ Ą (a, o & æ) r k h n i A&æ s t b m l ʀ

wit Wij twee ϝ u t →

Vut Wodan v u þ →
Tuw Tuw w u t ←
Þor Thor þ o r →
[K]rod Rod d o r (k) ←
þu jij u þ ←

as godheid a s →
ast liefde a s t →
æ ik, eeuwig æ ↔
ai overgroot-vader i a ←
ia ik i a →
ain enig, één n i a ←

Tabel 6 Danish Long-branch runes uit Variants (in Younger Futhark)


Van deze woorden bevindt zich de helft (6 “þ”-woorden: wit (wij twee), Vut (Wodan), Tuw, Þor
(Thor), [K]Rod, þu (“jij”) in het sleutelwoord “Futhark” (ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ). De andere helft (6 “a”-woorden:
as (godheid), ast (liefde), æ (ik, eeuwig), ai (overgrootvader), ia (ik), ain (enig, één) in het bereik
“niast” (ᚾᛁᛅᛋᛏ).
Woorden, die in het runenalfabet afgelezen kunnen worden

De woorden met een “ie”-kern


De woordkernen ie en Ai (“æ”) stammen af van de wortel “aiϝ” en beschrijven de “eeuwigheid”, die
ook wel geïnterpreteerd werd als een toeval of willekeurigheid.
Omdat de runen in twee richtigen gelezen kunnen worden zijn de kernen ie en Ai (“æ”) equivalent.
In het Nederlands wordt “aiϝ” (“eeuwig”) net als in het Grieks (“aei”, “eeuwig”) van links naar
rechts gelezen. In de “ie”-kern zijn (of lijken) de klinkers echter andersom gerangschikt.
Talloze Nederlandse woorden baseren op de “ie”-kern, zoals:
• iemand = een toevallig gekozen of te kiezen persoon
• iets = een toevallig gekozen of te kiezen ding
• iet = ieder21
In het runenalfabet is direct vóór het woord “IA” een “N” geplaatst, die wellicht een negatie
aanduidt:
• niemand = geen toevallig gekozen of te kiezen persoon
• niets = geen toevallig gekozen of te kiezen ding
• nie / niemals = (Duits) nooit
In het Futhark-runenalfabet kan men de wortels iæ, respectievelijk niæ direct aflezen.
In feite kan men het (echte of schijnbare) persoonlijk voornaamwoord “je” in de zin “Je kunt de zon
in de zee zien zakken” op twee verschillende wijzen interpreteren:
1. als een “toevallig gekozen” “ie” interpreteren in: “Iedereen kan de zon in de zee zien
zakken”
2. als een echt persoonlijk voornaamwoord “jij” in: “Jij kunt de zon in de zee zien zakken”.
De “N” voor de negatie is wellicht met opzet geplaatst vóór de fundamentele eeuwigheidskern iæ.
Ter-
Sleutel Linker- Centrale Rechter- lees-
Taal Woord Betekenis x mina
(inclusief A & Ω) vleugel as vleugel richting
l
ᚠᚢᚦ ᚬ ᚱᚴᚼᚾ ᛁ ᛅ ᛋᛏᛒ ᛘ ᛚ ᛦ
f u þ Ą (a, o & æ) r k h n i A & æ s t b m l ʀ
rune aiϝ eeuwig ∞ i æ ←
NL iæ (t) Iet ∞ i æ →
NL iæ Ie (ieder) ∞ i æ →
D iæ Je (ooit) ∞ i æ →

NL niæ Niet/nooit 0 n i æ →
D niæ nooit 0 n i æ →

NL æin één 1 n i æ ←
D æin ein 1 n i æ ←
Tabel 7 De negatie n wordt direct vóór de fundamentele eeuwigheidskern iæ geplaatst.

21 Zie: iet (iets) in Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/
Ain (één, enig)
In het woord Ain (één, enig) wordt een negatie “n” toegepast, die zich aan het einde van het woord
bevindt.

8 “Ain” in de Runen-Sprach-Schatz (1844) van Udo Waldemar Dieterich

De “N” voor de negatie is wellicht met opzet geplaatst aan de linkerkant van de fundamentele
eeuwigheidskern iæ. Daardoor zijn iæ (ieder), niæ (nooit), æin (éénmaal) direct in het runenalfabet
afleesbaar.
Bij de omgekeerde leesrichting is de negatie ook actief, maar in een ander betekenis van het woord.
De restrictie is in “één” niet absoluut in de betekenis van “geen”, maar beperkt de algemene
categorie iæ (“ieder”) tot één enkel element.
Men kan de strategie bij het plaatsen van de negatie ook als volgt illustreren, waarbij het negatie-
symbool ”N” zowel bij “geen” als “één” actief is:
runenwoord betekenis Wiskundig symbool Betekenis Betekenis Betekenis
(NL) (Engels) (Duits)
iæ ieder ∞ oneindigheid eternity ewigkeit
niæ nooit 0 Neen None Nein
(geen-één) (n-one) (niet één)
æin één 1 één one ein
Tabel 8 De negatie “n” kan zowel voor geen (2x) of voor één (1x) toegepast worden
In de huidige spelling kan men nog steeds de verschillende elementen i respectievelijk æ van de
eeuwigheidskern aiϝ en de negatie n waarnemen, die ter oriëntering in kleuren gemarkeerd worden:

Sleutel Linker- Rechter- Lees-


Taal Woord Betekenis Centrale as Terminal
(inclusief A & Ω) vleugel vleugel richting
ᚠᚢᚦ ᚬ ᚱᚴᚼᚾ ᛁ ᛅ ᛋᛏᛒ ᛘ ᛚ ᛦ
f u þ Ą (a, o & æ) r k h n i A & æ s t b m l ʀ
rune aiϝ eeuwig ∞ i æ ←

NL iæ (t) Iet – ieder ∞ i æ →


NL iæ Ieder ∞ i æ →
D iæ Je (ooit) ∞ i æ →

D niæ Nie (nooit) 0 n i æ →


Niet/Nooit
NL niæ 0 n i æ →
(not/never)

NL æin Een (één) 1 n i æ ←


D æin Ein (één) 1 n i æ ←
Tabel 9 De negatie direct vóór respectievelijk na de fundamentele eeuwigheidskern iæ.

Dubbele negaties in neen, none, nein


Dit concept voor een negatie kan alleen in een schrift toegepast worden, waarin de leesrichting in
twee richtingen kan wisselen.
• In het Engels bevat None twee negaties, waarvan de bijpassende “n” blauw gemarkeerd
wordt: “niet één”.
• In het Duits is dezelfde dubbele negatie toegepast in “nein” (“neen”): “niet één”.
• In het Nederlands is dezelfde dubbele negatie toegepast in “neen”: “niet één”.
Ai (Overgrootvader)
De door de diverse klinkers (A, I, U) in “aiϝ” gedefinieerde “eeuwigheid” werd in talloze woorden
gefixeerd. De “Ai” was de “oeroude”, “eeuwig levende” overgrootvader.

9 “Ai” in de Runen-Sprach-Schatz (1844) van Udo Waldemar Dieterich

Ast (liefde)
Op zoek naar een Nederlands woord ontdekte ik Aesthetica dat eigenlijk als Gevoelkunde uitgelegd
wordt. De etymologiebank vermeldt onder esthetisch (smaakvol)22:
Ontleend aan Neolatijn aesthetica ‘schoonheidsleer’ [1750], een geleerd neologisme
naar aanleiding van Grieks aisthētikḗ (tékhnē) ‘kunst van de waarneming’, bij het bn.
aisthētikós ‘zintuigelijk waarnemend’, dat behoort bij het werkwoord aisthánesthai
‘zintuigelijk waarnemen’, zie ook → anesthesie.
Dit Griekse werkwoord hoort vermoedelijk bij een wortel pie. *h2uis-dh- [IEW 78]
waarmee ook Latijn audīre ‘horen’ verwant is, zie → audio-.

De “anesthesie” is de “gevoelloosheid” en stamt van het Griekse woord aísthēsis ‘gevoel’ :

10 “Ast” in de Runen-Sprach-Schatz (1844) van Udo Waldemar Dieterich

22 Bronverwijzing:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/
Samenvatting
Volgens de taalkundige Morris Swadesh23 vormt in alle talen het persoonlijke voornaamwoord “ik”
van de eerste persoon enkelvoud het belangrijkste woord. In de meeste Romaanse talen hangt het
woordje “ik” direct samen met de naam van de Schepper. In het Provençaals is “iéu” (“ik”) een
bestanddeel van de bijbehorende naam “Diéu” (“God”).
In de Germaanse talen is die samenhang niet zo eenvoudig afleesbaar. In de Germaanse talen is er
een soortgelijke samenhang tussen het “wit”-pronomen (“wut”, “wij twee”), het substantief “wit”
(“nous”, “weten”) en de Schepper “Tuw”) aanwijsbaar.
Het concept van de dualis behoorde kennelijk tot de scheppingslegende. Het belang van deze
principes wordt aangeduid door de positie van deze begrippen aan het begin van het Futhark-
alfabet.
Het prototype voor de naam [D]iau[s] van de Scheppergod hangt samen met de oerklinkers I, A, U.
Het runenwoord en “ego”-pronomen “Jak” (“ik”) hangt wellicht samen met “ia(h)”, respectievelijk
“het Deense “æ24” (“ik”).
De structuur van de alfabetten baseert op de drie oerklinkers I, A, U, die respectievelijk als “I” de as
als steunpilaar van de hemel, als “A” het begin en als “U” het einde van de wereld symboliseerde.
In de “Younger Futhark”-runenalfabetten kan men twee woordconcentraties waarnemen, waarin
men in het beginwoord “Futhark” (ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ) rondom de medeklinker “þ” zes runenwoorden kan
aflezen en een tweede locatie in het centrale woordbereik “niast” (ᚾᛁᛅᛋᛏ), waarin men rondom de
centrale klinker “ᛁ” zes andere runenwoorden kan aflezen.
Van deze woorden bevindt zich de helft (6 “þ”-woorden: wit (wij twee), Vut (Wodan), Tuw, Þor
(Thor), [K]Rod, þu (“jij”) in het sleutelwoord “Futhark” (ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ).
De andere helft (6 “a”-woorden: as (godheid), ast (liefde), æ (ik, eeuwig), ai (overgrootvader), ia(h)
(ik), ain (enig, één) bevindt zich in het woordbereik “niast” (ᚾᛁᛅᛋᛏ).
De woordkernen ie en Ai (“æ”) stammen af van de wortel “aiϝ” en beschrijven de “eeuwigheid”, die
ook wel geïnterpreteerd werd als een toeval of willekeurigheid.
Talloze Nederlandse woorden baseren op de “ie”-kern, zoals: ieder, iemand, iets, maar ook
niemand, niets.
De door de diverse klinkers (A, I, U) in “aiϝ” gedefinieerde “eeuwigheid” werd in talloze woorden
gefixeerd. De “Ai” was de “oeroude”, “eeuwig levende” overgrootvader.
De “N” voor de negatie is wellicht met opzet geplaatst aan de linkerkant van de fundamentele
eeuwigheidskern iæ. Daardoor zijn zowel iæ (ieder), als niæ (nooit) en æin (één) direct in het
runenalfabet afleesbaar.
In het woord Ain (één, enig) wordt een negatie “n” toegepast, die zich aan het einde van het woord
bevindt.
• In het Engels bevat None twee negaties, waarvan de bijpassende “n” blauw gemarkeerd
wordt: “niet één”.
• In het Duits is dezelfde dubbele negatie toegepast in “nein” (“neen”): “niet één”.
• In het Nederlands is dezelfde dubbele negatie toegepast in “neen”: “niet één”.

23 In zijn concept voor de woordenlijsten (Swadesh list) plaatste Morris Swadesh het “ego”-pronomen vooraan
24 (dialectal, Fjolde) I (first-person singular pronoun)
Inhoud
Abstract (titled: “The Unseen Words in the Runic Alphabet”).............................................................2
Ter introductie.......................................................................................................................................3
Het persoonlijk voornaamwoord “ik” van de 1e persoon enkelvoud..............................................3
Het pronomen “Ik” in de Romaanse talen.......................................................................................3
Het pronomen “Ik” in de Germaanse talen......................................................................................3
Het persoonlijk voornaamwoord “wit” (“wij twee”) van de 1e persoon dualis..............................4
De scheppingslegende......................................................................................................................5
De drie oerklinkers A, I en U...........................................................................................................6
De etymologie van het woordje “ik”...............................................................................................7
De woorden die met de “aiϝ” (“eeuwigheid”) samenhangen......................................................8
De Germaanse “eo”, “ie” en “ai” (“æ”) -kernen.........................................................................9
Nieuw.....................................................................................................................................9
De structuur van alfabetten............................................................................................................10
De rol van de planeten Mercurius en Venus..................................................................................10
De twee woordconcentraties in het runenalfabet................................................................................11
De symmetrie van de Futhark structuren.......................................................................................11
De twee woordlocaties...................................................................................................................12
Woorden, die in het runenalfabet afgelezen kunnen worden.........................................................13
De woorden met een “ie”-kern..................................................................................................13
Ain (één, enig)...........................................................................................................................14
Dubbele negaties in neen, none, nein........................................................................................15
Ai (Overgrootvader)..................................................................................................................16
Ast (liefde)................................................................................................................................16
Samenvatting......................................................................................................................................17

You might also like