Professional Documents
Culture Documents
runenalfabet
Joannes Richter
1 In zijn concept voor de woordenlijsten (Swadesh list) plaatste Morris Swadesh het ego-pronomen vooraan.
2 De woordenschat in het runenalfabet
3 Over het filosofische "Nous"-concept
Het persoonlijk voornaamwoord “wit” (“wij twee”) van de 1e persoon dualis
Het verband tussen het persoonlijk voornaamwoord “wit” (“wij twee”) en het Engelse substantief
“wit” (als “nous”) kan afgeleid worden uit het runenwoord “Uitr” (“de wijze”), dat als kern het
woord “wit” (“wijsheid”) bevat. In het Nederlands is het woord verwant met “weten”.
De scheppingslegende
De grote rol, die de dualis in de filosofie heeft gespeeld, kan men nog vaag in de
scheppingslegenden aflezen, waarin de eerste mens oorspronkelijk als een androgyne gestalte
(“Adam Kadmon”) geschapen werd, die pas daarna in man en vrouw “opgedeeld” werd.
Ook volgens de Farizeeërs wordt Adam als Gods evenbeeld geschapen (Gen. i. 27) en later (Gen. ii.
7) nogmaals als “eerste mens”. De Farizeeërs legden uit, dat de scheiding in man en vrouw pas later
door de “operatieve ingreep aan Adam” plaatsvond:
In explaining the various views concerning Eve's creation, they taught ('Er. 18a, Gen. R.
viii.) that Adam was created as a man-woman (androgynos), explaining (Gen. i.
27) as "male and female" instead of "man and woman," and that the separation of the
sexes arose from the subsequent operation upon Adam's body, as related in the
Scripture. This explains Philo's statement that the original man was neither man nor
woman4.
In de rede van Aristophanes in het Symposium beschrijft Plato deze mythe als een goed leesbaar
volksverhaal.
Ik geloof echter niet, dat zijn scheppingslegende over de drie mogelijke seksuele
geaardheden (heteroseksueel, homoseksueel, lesbisch) als een “satire op de etiologische
mythes uit de Griekse mythologie” beschouwd mag worden. In Griekenland maakte men
destijds geen grapjes over de religieuze kern. Menige filosoof werd voor een smalende
godslastering zoals Protagoras verbannen5 of zoals Socrates ter dood veroordeeld.
“Adam Kadmon” werd als prototype voor de mens in de vorm van een ”echtpaar” beschouwd, dat
door het huwelijk als het ware weer tot “oermens” als “evenbeeld van de Schepper” gevormd.
Als men taal ontwerpt, waarin het begrip “ik” voor de tweeledige gestalte, zoals “Adam Kadmon”
of een echtpaar toegepast wordt, is een dualis een zinvol taalkundig concept. De dualis wordt
toegepast waar men de tweeledigheid benadrukt als een positieve bijdrage tot de samenleving.
Indien men de samenleving omvormt en de tweeledigheid afschaft, verzwakt de samenhang van de
echtgenoten binnen de echtelijke banden en verdwijnen de dualis, het verbond tussen de
echtgenoten en uiteindelijk ook de oude religie. Het “ik”, dat oorspronkelijk wellicht een tweeledig
concept beschreef is uiteindelijk wellicht tot een solitaire eenheid afgedaald.
Het “ik” is wellicht net als het Provençaalse “iéu” als tweeledig concept ontstaan, maar pas later in
een enkelvoud veranderd.
In The Role of the Vowels in Personal Pronouns of the 1st Person Singular onderzoek ik de
mogelijkheid, dat de Europese “ego”-pronomina zich vanuit het Zwitserse Chur in alle richtingen
verspreid hebben: naar het zuiden als “ióu”, naar het westen “iéu”, naar het oosten als “iáu” en naar
het noorden als “ih”. Chur was de eerste bisschopszetel te noorden van de Alpen.
Vlakbij Chur bevindt zich het astronomische centrum (het Park “La Mutta”), waar men rond 1400
voor Christus analoog aan de Chaldeeërs in Harran en Ur de zichtbare zeven zwerfsterren
(“planeten”) onderzocht en analoog aan de zeven Griekse vocalen zeven klinkende vocalen als
namen gaf6.
4 Uit de Jewish Encyclopedia: Adam Kadmon ( Er. 18a, Gen. R. viii.), geciteerd in De androgyne oorsprong van
Adam
5 Protagoras moest als gevolg van een aanklacht wegens godslastering Athene verlaten.
6 The Role of the Vowels in Personal Pronouns of the 1st Person Singular
De drie oerklinkers A, I en U
De exacte toewijzing is niet bekend, maar oorspronkelijk werden drie vocalen toegepast, die
Dieterich als de oerklinkers A, I en U definieert.:
In feite betreft het niet de korte A, maar een lange “ae” of “æ”, die in IJsland als “ego”-pronomen
en als bijvoeglijk naamwoord of bijwoord “eeuwig” betekent. Een eeuwig leven is een geliefd
attribuut, dat men in de middeleeuwen nog voor veel aflaten verkocht heeft. Voor de eeuwigheid
werden in het Grieks zeven verschillende vocalen toegepast, die samen een godennaam (zoals
IAΩΟΥΗΕ) vormden.
Als prototype van de Romaanse “ego”-pronomina geldt IAΩ, dat uit de oervocalen I, A, U bestaat
en ook wel als vertaling van het Tetragrammaton IHVH toegepast werd. Het tetragrammaton יהוה,
JHWH bevat leesmoeders (matris lectionis), waarmee de medeklinkers als klinkers gedefinieerd
worden.
In IAΩ speelde de eerste klinker I de hoofdrol, wat ook uit de Latijnse schrijfwijze Á É Ó ꟾ vv
voor de lange klinkers blijkt, waarin de lange I niet door een accent, maar door de hogere lengte
boven de andere letters uitsteekt.
In sommige alfabetten vormen de A en U (V of Ω) een begin (alfa) en einde (omega), die in het
evangelie specifiek als begin en einde genoemd worden 7. Dit is geen beeldspraak, maar geldt
letterlijk voor het alfabet “Á....É….ꟾ….Ó…..vv” en symbolisch ook voor de Scheppersnaam “IAΩ”,
waarin de I de voorste plaats in beslag genomen heeft.
De centrale vocaal I gold als de dragende zuil van de wereld, die in het alfabet het centrum vormde
en symbolisch als een bovenmaatse boom Yggdrasil de hemel droeg. Kennelijk werd Yggdrasil
door een eeuwig levende en eeuwig groene “venijnboom” (Taxus baccata) gesymboliseerd8.
Engelsen geleerden zoals Wycliffe hebben oorspronkelijk het woord “Y” als “ego”-pronomen
toegepast. In de vertaling van (Wycliffe's) Genesis staat bijvoorbeeld:
Genesis 3-10 And Adam seide, Y herde thi vois in paradijs, and Y drede, for Y was nakid,
and Y hidde me.
Opvallend is, dat het Oud-Engelse “ego”-pronomen “Y” als hoofdletter geschreven wordt. Is het
een eerbetoon aan het schepsel, dat op de Schepper-God leek?
Ook de dagen van de week worden in het Engels (uit eerbied voor de Schepping?) met een
hoofdletter geschreven. De zeven dagen van de week waren immers aan de zeven planeten gewijd,
die men enkele eeuwen geleden nog als goden vereerd heeft. Drie klinkers IAΩ, vijf klinkers
AEIOU en zeven klinkers IAΩΟΥΗΕ symboliseerden evenzovele planeten.
7 Alfa en Omega – Opb 22:13 Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde; de Eerste en de Laatste.
8 Es of taxus?
De etymologie van het woordje “ik”
Om de etymologie van het woordje “ik” te onderzoeken wil ik de scheppingslegende en het
runenalfabet als bronnen analyseren. Het “ego”-pronomen “ik” wordt in de Runen-Sprach-Schatz9
(1844) van Udo Waldemar Dieterich als rune “Jak” beschreven:
Fig. 3 “Jak”en “Jah” (“ik”) in de Runen-Sprach-Schatz (1844) van Udo Waldemar Dieterich
De afleiding van “Jak” en “ich” is bij Dieterich onzeker. Er wordt een relatie met “Mik” (“mij”)
aangeduid:
In Samische talen bevatten woorden een “k”, waar oorspronkelijk een digamma (ϝ) als “w”
fungeerde:
• eke = de oudere grootvader
• ikää = eeuwig
• iko = de nacht
De Germaanse “eo”, “ie” en “ai” (“æ”) -kernen
De Germaanse kernen “eo10”, “ie” en “ai” (“æ”) stammen af van de wortel “aiϝ” (eeuwig) en
beschrijven de “eeuwigheid”, die ook wel geïnterpreteerd werd als een toeval of willekeurigheid.
Diverse Nederlandse woorden baseren op de “eo”, “ee”, “ie” en “ai” (“æ”)-kern, zoals:
Nieuw
Het woord “nieuw” lijkt de reeks niemand, niets, … voort te zetten als negatie van “eeuw” (“lange
tijd”).
Voor de afleiding van “nieuw” heerst echter nog onzekerheid. Volgens de officiële etymologie
baseert het woord “nieuw” niet op de stam “ie”, maar op het Proto-Germaanse *neuja-:11
• Mogelijk is er verband met → nu, nou < pie. *nu, maar de precieze relatie is onzeker12.
• W.de Vries Tschr. 39, 121 vermoedt voor de dial. -t-vormen invloed van oud (ouwe: out =
nuwe: nuwt). 13
• Nieuw: vermoedelijk verwant met het Idg. nu = nu, thans; nieuw is dus: van thans, wat thans
ontstaat. (Vgl. de volkstaal nuuw.)14
• Ofschoon de ndl. vormen niet alle gemakkelijk te verklaren zijn, mogen wij geen anderen
grondvorm aannemen dan het alg.-germ. *niuja- > *neuja- 15
Mijns inziens is de relatie met de stam “ie” goed mogelijk. De afleiding van “nu” lijkt mij
omgekeerd te functioneren, waarvoor men “nu” moet afleiden van “nieuwe toestand”.
In de Futhark-alfabetten blijken sommige bereiken zoals ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ complete sleutelwoorden (zoals het
“wut”-pronomen “wit” of “wut”) en godennamen Tue, Tiv, Tys, Tyr, Tuw of Tiw te bevatten18.
Elder ᚠ ᚢ ᚦ ᚨ ᚱ ᚲ ᚷ ᚹ ᚺ ᚾ ᛁ ᛃ ᛇ ᛈ ᛉ ᛊ ᛏ ᛒ ᛖ ᛗ ᛚ ᛜ ᛟ ᛞ
Futhark f u þ a r k g w h n i j æ p z s t b e m l ŋ o d
ᚢ
ᚠ u/w ᚦ ᚬ ᚴ ᛁ ᛅ ᛏ ᛒ
Younger ᚱ ᚼ ᚾ ᛦ ᛋ ᛘ ᛚ
Futhark f/ , þ, ą, k, — — i, a, — — t, b, — — — —
r h n ʀ s m l
v y, ð o, æ g e æ d p
o, ø
Tabel 2 De evolutie van het Futhark ontwerp (uit Wikipedia's overzicht History in Younger Futhark)
De eenvoudigste indeling baseert op een centrale as, een sleutelwoord en twee vleugels. De twee
vleugels beginnen beide met een A-klank:20
Linkervleugel
sleutel Centrale as Rechtervleugel Terminal
(inclusief A & Ω)
ᚠᚢᚦ ᚬ ᚱᚴᚼᚾ ᛁ ᛅ ᛋᛏᛒ ᛘ ᛚ ᛦ
f u þ Ą (a, o & æ) r k h n i A& æ s t b m l ʀ
Tabel 4 Danish Long-branch runes uit Variants (in Younger Futhark)
ᚢ
ᚠ u/w ᚦ ᚬ ᚴ ᛁ ᛅ ᛏ ᛒ
Younger ᚱ ᚼ ᚾ ᛦ ᛋ ᛘ ᛚ
Futhark f/ , þ, ą, o, k, — — i, a, — — t, b, — — — —
r h n ʀ s m l
v y, ð æ g e æ d p
o, ø
Tabel 5 De evolutie van het Futhark ontwerp (uit Wikipedia's overzicht History in Younger Futhark)
Men kan echter het concept van de Younger Futhark ombouwen om de klinkerscombinaties ia, ja,
iæ, ijæ als een centrale as beschouwen, waarin de “ego”-pronomina afgelezen worden.
Sleutel Lees-
Woord Betekenis Linkervleugel Centrale as Rechtervleugel Terminal
(inclusief A & Ω) richting
ᚠ ᚢᚦ ᚬ ᚱ ᚴ ᚼ ᚾ ᛁ ᛅ ᛋ ᛏ ᛒ ᛘ ᛚ ᛦ
f u þ Ą (a, o & æ) r k h n i A&æ s t b m l ʀ
Vut Wodan v u þ →
Tuw Tuw w u t ←
Þor Thor þ o r →
[K]rod Rod d o r (k) ←
þu jij u þ ←
as godheid a s →
ast liefde a s t →
æ ik, eeuwig æ ↔
ai overgroot-vader i a ←
ia ik i a →
ain enig, één n i a ←
NL niæ Niet/nooit 0 n i æ →
D niæ nooit 0 n i æ →
NL æin één 1 n i æ ←
D æin ein 1 n i æ ←
Tabel 7 De negatie n wordt direct vóór de fundamentele eeuwigheidskern iæ geplaatst.
21 Zie: iet (iets) in Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/
Ain (één, enig)
In het woord Ain (één, enig) wordt een negatie “n” toegepast, die zich aan het einde van het woord
bevindt.
De “N” voor de negatie is wellicht met opzet geplaatst aan de linkerkant van de fundamentele
eeuwigheidskern iæ. Daardoor zijn iæ (ieder), niæ (nooit), æin (éénmaal) direct in het runenalfabet
afleesbaar.
Bij de omgekeerde leesrichting is de negatie ook actief, maar in een ander betekenis van het woord.
De restrictie is in “één” niet absoluut in de betekenis van “geen”, maar beperkt de algemene
categorie iæ (“ieder”) tot één enkel element.
Men kan de strategie bij het plaatsen van de negatie ook als volgt illustreren, waarbij het negatie-
symbool ”N” zowel bij “geen” als “één” actief is:
runenwoord betekenis Wiskundig symbool Betekenis Betekenis Betekenis
(NL) (Engels) (Duits)
iæ ieder ∞ oneindigheid eternity ewigkeit
niæ nooit 0 Neen None Nein
(geen-één) (n-one) (niet één)
æin één 1 één one ein
Tabel 8 De negatie “n” kan zowel voor geen (2x) of voor één (1x) toegepast worden
In de huidige spelling kan men nog steeds de verschillende elementen i respectievelijk æ van de
eeuwigheidskern aiϝ en de negatie n waarnemen, die ter oriëntering in kleuren gemarkeerd worden:
Ast (liefde)
Op zoek naar een Nederlands woord ontdekte ik Aesthetica dat eigenlijk als Gevoelkunde uitgelegd
wordt. De etymologiebank vermeldt onder esthetisch (smaakvol)22:
Ontleend aan Neolatijn aesthetica ‘schoonheidsleer’ [1750], een geleerd neologisme
naar aanleiding van Grieks aisthētikḗ (tékhnē) ‘kunst van de waarneming’, bij het bn.
aisthētikós ‘zintuigelijk waarnemend’, dat behoort bij het werkwoord aisthánesthai
‘zintuigelijk waarnemen’, zie ook → anesthesie.
Dit Griekse werkwoord hoort vermoedelijk bij een wortel pie. *h2uis-dh- [IEW 78]
waarmee ook Latijn audīre ‘horen’ verwant is, zie → audio-.
22 Bronverwijzing:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/
Samenvatting
Volgens de taalkundige Morris Swadesh23 vormt in alle talen het persoonlijke voornaamwoord “ik”
van de eerste persoon enkelvoud het belangrijkste woord. In de meeste Romaanse talen hangt het
woordje “ik” direct samen met de naam van de Schepper. In het Provençaals is “iéu” (“ik”) een
bestanddeel van de bijbehorende naam “Diéu” (“God”).
In de Germaanse talen is die samenhang niet zo eenvoudig afleesbaar. In de Germaanse talen is er
een soortgelijke samenhang tussen het “wit”-pronomen (“wut”, “wij twee”), het substantief “wit”
(“nous”, “weten”) en de Schepper “Tuw”) aanwijsbaar.
Het concept van de dualis behoorde kennelijk tot de scheppingslegende. Het belang van deze
principes wordt aangeduid door de positie van deze begrippen aan het begin van het Futhark-
alfabet.
Het prototype voor de naam [D]iau[s] van de Scheppergod hangt samen met de oerklinkers I, A, U.
Het runenwoord en “ego”-pronomen “Jak” (“ik”) hangt wellicht samen met “ia(h)”, respectievelijk
“het Deense “æ24” (“ik”).
De structuur van de alfabetten baseert op de drie oerklinkers I, A, U, die respectievelijk als “I” de as
als steunpilaar van de hemel, als “A” het begin en als “U” het einde van de wereld symboliseerde.
In de “Younger Futhark”-runenalfabetten kan men twee woordconcentraties waarnemen, waarin
men in het beginwoord “Futhark” (ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ) rondom de medeklinker “þ” zes runenwoorden kan
aflezen en een tweede locatie in het centrale woordbereik “niast” (ᚾᛁᛅᛋᛏ), waarin men rondom de
centrale klinker “ᛁ” zes andere runenwoorden kan aflezen.
Van deze woorden bevindt zich de helft (6 “þ”-woorden: wit (wij twee), Vut (Wodan), Tuw, Þor
(Thor), [K]Rod, þu (“jij”) in het sleutelwoord “Futhark” (ᚠᚢᚦᚩᚱᚳ).
De andere helft (6 “a”-woorden: as (godheid), ast (liefde), æ (ik, eeuwig), ai (overgrootvader), ia(h)
(ik), ain (enig, één) bevindt zich in het woordbereik “niast” (ᚾᛁᛅᛋᛏ).
De woordkernen ie en Ai (“æ”) stammen af van de wortel “aiϝ” en beschrijven de “eeuwigheid”, die
ook wel geïnterpreteerd werd als een toeval of willekeurigheid.
Talloze Nederlandse woorden baseren op de “ie”-kern, zoals: ieder, iemand, iets, maar ook
niemand, niets.
De door de diverse klinkers (A, I, U) in “aiϝ” gedefinieerde “eeuwigheid” werd in talloze woorden
gefixeerd. De “Ai” was de “oeroude”, “eeuwig levende” overgrootvader.
De “N” voor de negatie is wellicht met opzet geplaatst aan de linkerkant van de fundamentele
eeuwigheidskern iæ. Daardoor zijn zowel iæ (ieder), als niæ (nooit) en æin (één) direct in het
runenalfabet afleesbaar.
In het woord Ain (één, enig) wordt een negatie “n” toegepast, die zich aan het einde van het woord
bevindt.
• In het Engels bevat None twee negaties, waarvan de bijpassende “n” blauw gemarkeerd
wordt: “niet één”.
• In het Duits is dezelfde dubbele negatie toegepast in “nein” (“neen”): “niet één”.
• In het Nederlands is dezelfde dubbele negatie toegepast in “neen”: “niet één”.
23 In zijn concept voor de woordenlijsten (Swadesh list) plaatste Morris Swadesh het “ego”-pronomen vooraan
24 (dialectal, Fjolde) I (first-person singular pronoun)
Inhoud
Abstract (titled: “The Unseen Words in the Runic Alphabet”).............................................................2
Ter introductie.......................................................................................................................................3
Het persoonlijk voornaamwoord “ik” van de 1e persoon enkelvoud..............................................3
Het pronomen “Ik” in de Romaanse talen.......................................................................................3
Het pronomen “Ik” in de Germaanse talen......................................................................................3
Het persoonlijk voornaamwoord “wit” (“wij twee”) van de 1e persoon dualis..............................4
De scheppingslegende......................................................................................................................5
De drie oerklinkers A, I en U...........................................................................................................6
De etymologie van het woordje “ik”...............................................................................................7
De woorden die met de “aiϝ” (“eeuwigheid”) samenhangen......................................................8
De Germaanse “eo”, “ie” en “ai” (“æ”) -kernen.........................................................................9
Nieuw.....................................................................................................................................9
De structuur van alfabetten............................................................................................................10
De rol van de planeten Mercurius en Venus..................................................................................10
De twee woordconcentraties in het runenalfabet................................................................................11
De symmetrie van de Futhark structuren.......................................................................................11
De twee woordlocaties...................................................................................................................12
Woorden, die in het runenalfabet afgelezen kunnen worden.........................................................13
De woorden met een “ie”-kern..................................................................................................13
Ain (één, enig)...........................................................................................................................14
Dubbele negaties in neen, none, nein........................................................................................15
Ai (Overgrootvader)..................................................................................................................16
Ast (liefde)................................................................................................................................16
Samenvatting......................................................................................................................................17