You are on page 1of 2

OTTO HERAMA , of HEREMA , was ge-

sproten uit een oud adellijk Geslacht (*); stond,


bij Aremberg, en Alva , welbekend, als één
der Bondgenooten (t); en was, in 't jaar 1578,
Grietman van Rauwerderhem : wanneer hij
zijn verblijf hieldt op Harsta State te Rauwerd (u).
Zijn ijver tot het voortzetten der Utrechtsche
Unie (v) toont genoeg, dat hij volhardde in
dezelfde gezindheid, welke hij, in 't jaar
1572, te Sneek, ontdekte (w).

(*) De naam van dit Geslacht wordt verscheidenlijk gespeld :


Harama; Heerema; Herema; Heerma. Men vindt 'er eenigen van
gemeld bij WINSEMIUS Hist. lib. I, pag. 4, 35, II, pag. 142 , en
Chronijk XVIII boek, bl. 629, 636; in Frisia Nobilis pag. 62, 63, 131-
138. De naam van Otto, wordt niet gevonden in 't geslachtregister,
door Upco BURMANIA, den ouden, geschreven, of bij FERWERDA;
die, echter, zijne tijdgenooten opgeeft, bl. 80. Dan, men vindt 'er ook
niet de volgenden, welken Upco BURMANIA, de jonge, in zijn
augmentum & criſis, meldt: Tjaerd Heerema, Adeling van Hopman
Camminga, getrouwd met eene dochter van den Groningschen
Burgemeester Joachim Obbena, en die de opvolger van den Kapitein
Wijbrand Goutje [Wijbe Roorda, 1572 Grietman van Ydaarderadeel]
was; Juw Heerama , Adelman van Hopman Camminga , gehuwd met
N. Frittema , overleden, en begraven, te Zutfen , in ’t jaar 1584;
Johan Heerema, Adelman van Hopman Tjaerd Heerama , zijn
broeder. De Roomschgezinde Tak van dit Geslacht heeft zich, reeds
langen tijd, waarschijnlijk na de Spaansche beroerten, in de
Oostenrijksche Nederlanden gevestigd, en, aldaar, zulke ampten in 't
geestelijke en weereldlijke, tot nu toe , bekleed, die met deszelfs
geboorte overeenkomen. MSS. Aant. van den Heere U. van Burmania.
(t) WINSEMIUS lib. I, pag. 72. II, pag. 114.
(u) MSS. Aant. van den Heere E. M. van Burmania.
(v) WINSEMIUS Chron. XVIII boek, bl. 630.
(w) J. CAROLUS lib. I, pag. 70.
Bron: Historie van het Verbond en de Smeekschriften der
Nederlandsche Edelen ter Verkrijging van de Vrijheid in den
Godsdienst en Burgerstaat in de Jaaren 1565-1567, Jona Willem te
Water, historieschrijver van Zeeland, hoogleraar Wijsbegeerte
Middelburg, Dl. II, p.261, pp.453-454. Middelburg, P. Gillisen, 1779.
HEREMA (GROOT-), Groot-Heerema of Groot-Herama, voorm.
state, prov. Friesland, kw. Westergoo, griet. Franekeradeel, arr. en 3 u.
W. van Leeuwarden, kant. en 3 u. O. van Harlingen, Z. O. van Sweins.

Deze state, welke eerst voor eenige jaren is afgebroken, is bezongen


door den Dichter Daniel Willink, in zijn werkje: de Lustplaats Groot-
Herema. Bij Franeker. Amst. 1734.

Een dezer bovengenoemde staten moet het stamhuis geweest zijn van
het adell. geslacht van Herema of Herama, van hetwelk wij een der
leden, Otto Herama, onder de Teekenaars van het verbond der Edelen
vermeld (1).

(1) Zie over dezen laatste J. W. te water, Historie van het Verbond der
Edelen, ST. II, bl. 354 en 55, en St. III, bl. 540.

Bron: Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, A.J. van der


Aa, dl. 5.

You might also like