You are on page 1of 118

Art. nr.

740

"De grootste kracht is aantrekkingskracht"


Marc Lampe
"De grootste kracht is aantrekkingskracht"
Over wetten van materiaal en mechanika in de architektuur
Produktie:
Publikatieburo Bouwkunde, Faculteit der Bouwkunde,Technische
Universiteit Delft, Berlageweg I, 2628 CR Delft, telefoon (015) 784737
Tekening omslag: Ben van Berkel, Docklands Project, 1987
Copyright 1992 Marc Lampe

4
Voorwoord

De toren van Pisa, de toren van Delft

Zolang de toren blijft staan maar eigenlijk moet vallen zal de toerist naar
Pisa trekken. De Italiaanse konstrukteurs lijken dommer maar zijn mi-
schien slimmer dan hun Delftse collega's. Terwijl in Italië en ver daarbuiten
voortdurend wordt gepráát over de dreigende val van Pis a's toren, is de
Delftse allang tegen omvallen gezekerd met onzichtbare middelen. De
vraag is wat belangrijker is: Wereldwijd beroemd om een mogelijkheid die
(nimmer) werkelijkheid wordt of een werkelijkheid die schijn is (maar
niet ervaren wordt)
In dit spanningsveld werken architekt en konstrukteur. Terwijl de één
de spanning in de mens wil laten oplopen tot het schijnbaar onhoudbare,
doet de ander dat, als het meezit, met de spanningen in het bouwwerk.
Waar de één, als het meezit, met feitelijke kennis van krachten en belastin-
gen een schijnwereld weet op te roepen waarin alles anders is dan je zou
denken, weet de ander, als het meezit, een wereld op te roepen waarin al-
les is zoals je denkt dat het is (de deskundige voorop).

"Belastingontduiking met succes is alleen voor de allerslimste"

Jan Molema

Mijn bijzonder grote dankbaarheid voor hun hulp bij de totstandko-


ming van deze publikatie gaat uit naar de volgende personen:

Gerard Cos en Henk Berkman (Publikatieburo Bouwkunde), Edith


Vasbinder (diatheek), Hans Krüse (fotografische dienst), Paula van den
Bergh, Barbara van der Haas, Joke Nowee en Ineke van der Helm (sekreta-
riaat vakgroep 4), het personeel van de faculteitsbibliotheek.
Naar Ottokar Mácel voor zijn historische adviezen, naar Marloes Koster
voor haar hulp bij het verzamelen en reproduceren van afbeeldingen, naar

5
Gerrie Hobbelman voor het gestelde vertrouwen en het doornemen van
conceptversies, naar Jurjen Mac Oosterhuis, naar Bernard Leupen voor het
onderscheiden van hoofd- en bijzaken èn naar Jan Molema voor zijn niet
aflatende bereidheid mij te allen tijde terzijde te staan.

Marc Lampe, januari 1992

6
Inhoud

Inleiding 9

Hoofdstuk! 13
-Klassieke Oudheid en Middeleeuwse Gotiek 15
-Verwetenschappelijking van de ontwerppraktijk 23
-Het schisma tussen bouwkunst en bouwkunde 25

Hoofdstuk 2 39
-Konstruktieve opzet in de open plattegrond 41
-Het openbreken van het klassieke volume 61
-Dragende en gedragen bouwelementen 75
-Vorm en konstruktie 101

"De grootste kracht is aantrekkin~kracht" 115

Geraadpleegde literatuur 117

7
8
Inleiding

"In de architektuur is het, als ik me zo mag uitdrukken, noodzakelijk dat men in


twee opzichten oprecht is. Men moet oprecht zijn ten opzichte van het bouwpro-
gramma en ten opzichte van de konstruktiemethoden. Oprechtheid ten opzichte
van het bouwprogramma betekent precies en duidelijk voldoen aan de eisen die
door de behoefte worden opgelegd. Oprechtheid ten opzichte van de konstruktie-
methoden betekent de materialen gebruiken in overeenstemming met hun eigen-
schappen en bijzonderheden ......Artistieke kwesties zoals symmetrie en uiterlijke
vorm zijn niet meer dan secundaire voorwaarden vergeleken met deze hoofdbe-
ginselen ....

Concluderend zou ik het volgende willen toevoegenj ..... Het zijn niet de stijlen
in de kunst die men de jeugd moet onderwijzen maar haar vaste principes. Dat wil
zeggen haar bestaansreden, haar struktuur en haar methoden ...... Wat verworpen
moet worden dat zijn de vage theoriën, gebaseerd op een stelsel van tradities die
zich niet kunnen beroepen op een logisch verband en dat zijn de zogenaamd on-
schendbare uitgangspunten die in periodes waarin de kunst waarlijk floreerde,
nooit nagevolgd zijn ."

E. Viollet-Ie-Duc, Entretiens SUf I'architecture, 1863-1872, deel 1 blz 148 en 451

Het waren dergelijke "immorele" opvattingen die de franse theoreticus


Viollet-le-Duc in 1872 zijn hoogleraarspost kostten aan de Acadérnie des
Beaux Arts, de in 1802 door Napoleon gestichte en op dat moment meest
toonaangevende architectuuropleiding in Frankrijk. Dessalniettemin wa-
ren zijn geschriften van grote invloed op een opmerkelijke ornslag in het
denken over de betekenis van konstruktieve aspecten! voor de architec-
Konstruktie: ( Joseph Gwilt in 'The tuur.
Encyclopedia of Architecture' , 1867) 'In letterlijke
Het is opvallend dat het, in tegenstelling tot de vorige eeuw, in de huidi-
zin, het realiseren op de bouwplaats van een
ontwerp; maar onder architekten wordt het met ge architectonische produktie niet meer dan vanzelfsprekend is, dat de
name gebruikt om aan te geven hoe de verschillende wijze van konstrueren in hoge mate de ontwerppraktijk bepaalt: Architek-
belastingen die op een gebouw werken, naar de
ondergrond worden afgevoerd zodat instorting en
tuurtekeningen geven tegenwoordig vrijwel altijd het materiële deel van
aantasting voorkomen worden.' In deze laatste een gebouw weer (atb 2 en 3), een konstruktieonderdeel zwaarder dimen-
betekenis zal het hier worden gebruikt sioneren dan vanuit konstruktieve overwegingen noodzakelijk is, wordt

9
1 (vorige pagina) Omslag Entretiens sur
)'archltecture, recente uitgave
2,3 Archltelttuurtekenlngen uit de negen-
tiende, materlaaIln wit, respectievelijk de twln-
tllPte eeuw, materiaal In zwart weergegeven.

10
vrij algemeen als nutteloze verspilling beschouwd en zo zijn er nog tal van
voorbeelden te bedenken.
De wetten van het materiaal en de mechanika dienen voornamelijk ter
strikte navolging. De hiermee gepaard gaande materiaalbesparing en
strukturele ordening zijn impliciete kwaliteiten van de moderne architek-
tuur.
Toen in de 18e en 1ge eeuw door een groot aantal architekten en
wetenschappers gepleit werd voor een meer technisch-wetenschap-
pelijke benadering van de bouwpraktijk, werd daar vanuit de traditionele
hoek overwegend afwijzend op gereageerd. Architecten die in die tijd als
beoefenaars van de bouwkunst werden opgeleid, zagen deze nieuwe
ontwikkelingen als strijdig met de kunstzinnigheid en de creatieve
soevereiniteit van hun professie. Er ontspon zich een levendig debat
tussen vernieuwende en traditionele architecten over de grondslag
waarop de architectuur zich moest baseren: een tweestrijd die wel als het
schisma tussen bouwkunst en bouwkunde omschreven wordt.
De voorstanders van een wetenschappelijke benadering zochten naar
een nieuwe uitdrukkingsvorm voor de architektuur, die ze konden
afzetten tegen de overdadigheid en de ornamentele opsmuk van de in die
tijd heersende bouwstijlen.
Eenvoud in gebruikte middelen en respect voor de eigenschappen van
de toegepaste materialen en konstruktiemethodes moesten leiden tot een
nieuwe, "oprechte" vorm van architektuur. Efficiënt materiaalgebruik en
standaardisering van bouwelementen vormden hierbij de belangrijkste
uitgangspunten.
Ontwerpen werd steeds minder een formele (primair de vorm
betreffende) en steeds meer een konstruktieve (betrekking hebbende op
de organisatie van het materiaal) aangelegenheid. Het spreekt vanzelf dat
deze ontwikkelingen grote gevolgen hadden voor de architektonische
produktie. Centraal in deze publikatie staat dan ook de vraag hoe deze
verschuiving van het aandachtsveld van de vorm naar de konstruktie van
invloed is geweest op de materiële en de ruimtelijke opzet van gebouwen.

11
12
Hoofdstukt

"Net als in de mechanica zocht men in de architectuur naar een constructie die
zonder in elkaar te storten en met gebruik van zo weinig mogelijk materiaal meer
nuttige ruimte schiep."

Alexander Tzonis, Liane Lefaivre, Het architektonisch denken, blz 164

De radicale veranderingen die het verlichtingsdenken2 en de industri-


ële revolutie sinds het begin van de 18e eeuw veroorzaakten, brachten een
algemene herbezinning binnen de architectonische praktijk op gang.
Bewust van het instabiele karakter van hun tijd probeerden architecten de
uitgangspunten van hun professie opnieuw te definiëren.3
Zoals elke vernieuwing altijd gepaard gaat met het terugblikken op en
het herinterpreteren van het verleden, zo ging ook deze herbezinning
gepaard met een nauwkeurige bestudering van de bouwkunst uit voorbije
periodes.
Voor het eerst echter werd hierbij het gezag van de Klassieke CGrieks-
Romeinse) Oudheid openlijk ter discussie gesteld. Het geloof in de overle-
vering uit deze periode als absoluut uitgangspunt voor de architektuur
begon duidelijk te tanen.
Viollet-Ie-Duc was niet de eerste maar waarschijnlijk wel de meest
overtuigende in zijn stelling, dat niet de Klassieke Oudheid maar veeleer
de Middeleeuwse Gotiek de grondslag zou moeten vormen voor een
architektuur die zich in het spoor van de wetenschap zou ontwikkelen. De
manier waarop hij halverwege de negentiende eeuw demonstreerde hoe
door middel van een hernieuwde, zeer grondige analyse van de Gotiek,
een nieuwe vorm van architektuur, gebaseerd op konstruktieve overwe-
gingen kon ontstaan, vond veel gehoor bij een grote groep architekten die
zich los wilde maken van de academische traditie. In de algehele
2 Verlichting: (Van Dale) 'de tijd van nieuwe
onzekerheid omtrent de nieuwe bestemming van de architektuur was
inzichten op allerlei gebied van het eind der 17de tot deze vervallen in het lukraak citeren van de verschillende historische
dat der 18de eeuw; tijdperk van het rationalisme, van stijlen, aldus al haar overtuigingskracht verliezend.
het gezonde verstand'.
3 zie: Kenneth Frampton, Moderne architek-
tuur, een kritische geschiedenis, blz 18

13
4 Gotische kathedraal Chartres (1164-
1260)
S Luchtbogen Chartres. Het lichter ma-
ken van de konstruktie leidt tot grotere IIchlO-
penlngen

14
Klassieke Oudheid en Middeleeuwse Gotiek

In de Gotische kerkbouw is het verlangen naar hoge ruimtes en zoveel


mogelijk licht in een bouwwerk, er de oorzaak van geweest dat het mate-
riaal in konstruktief opzicht tot het uiterste werd benut. De binnenruimte
wordt niet begrensd door een muurvlak maar door een stelsel van gewel-
ven en boogkonstrukties dat onderdeel uitmaakt van een gemetselde,
skeletachtige konstruktie.
Het proces waarin deze gebouwvorm is ontstaan, vindt zijn oorsprong
in het steeds beter benutten van de eigenschappen van het metselwerk.
Het simpele gegeven dat er bij metselwerk sprake is van een samenstel van
kleine elementen die maar in geringe mate in staat zijn buig- en trekspan-
ning op te nemen, bepaalde de noodzaak om ruimtes te overspannen door
middel van gewelfkonstrukties. Het streven naar een maximale hoeveel-
heid licht in het interieur leidde aldus tot een zo licht en transparant
mogelijke konstruktie. Er ontstond een gesloten systematiek, gebaseerd
op een konstruktieve logica, waarin elk bouwonderdeel bijdroeg aan de
stabiliteit van het totale gebouw. Deze systematiek resulteerde in een
eenheid van vormgeving die het hele bouwwerk tot in detail bepaalde; in
de elementaire logica van dit systeem zag Viollet-le-Duc wat hij
beschouwde als een op konstruktieve overwegingen gebaseerde bouw-
stijl.

Zoals de Gotiek zich baseerde op de werking van het licht omdat de


Gotische bouwmeesters hierin een goddelijke waarheid bevroedden, zo
zochten de architekten in de Klassieke Oudheid deze waarheid in de
zuiverheid en de harmonie van geometrische patronen. Ontwerpen was
het zoeken naar een volmaakt prototype, de geometrie was hèt middel om
dit volmaakte prototype te bereiken. De geometrie leverde kant en klare
prototypen ter navolging zoals het vierkant, de kubus, de arkel en de bol.
Deze "zuivere" vlakken en volumes werden beschouwd als de grondslag
van het ontwerpen, ze moesten zoveel mogelijk in de vorm van een
bouwlichaam getoond worden.
"Ontwerpbeslissingen werden steeds voorgeschreven door geo-
metrische kenmerken of verhoudingen tussen afmetingen. Wat vastge-
legd werd, was de omvang en de vorm van de ontwerpprodukten. "4 De
hoeveelheid toegepast materiaal stond hierbij volstrekt los van de
overweging, hoeveel er vanuit konstruktief oogpunt noodzakelijk was;
het streven de volmaaktheid van de geometrie weer te geven leidde vrijwel
zonder uitzondering tot een vanuit economisch oogpunt, overmatig
4 Alexander Tzonis, Het architektonisch
denken. blz S7 materiaalgebruik. Hoe zwaarder de steenmassa's, des te sterker tekenden

15
6 Vertlkallsering en transparantie, kathe-
draal Beauvais
7 Ook Inde Gotlekspeeltde geometrie een
belangrijke rol. Ze blijft nuechtervoornamelljk
in de struktuur van een bouwwerk verborlJefl
en functioneert meer als een hulpmiddel bij het
ontwerpen dan als eenserievastgestelde regels
die nagestreeiJ moeten worden
8 Volgens de Ouden lag de geometrie ten
grondslag aan alle in de natuur voorkomende
vormen
9 in deKlassleke Oudheid bepalen ver·
boudlngen tussen afmetingen ontwerpbeslls-
singen; materiaaleigenschappen zijn onderge-
schikt aan een Idee over vorm
10 Klassieke oudheid. ontwerpen 15 toege-
paste geometrie
11 Griekse tempels staan als zich scherp af-
tekenende volumes In hun omgeving

16
12 Het Pantheon in Rome: omsloten,
duidelijk begrensde ruimte, ontstaan door het
"uithollen" van (een) geometrisch(e)volume(s)
13 Elementaire geometrische vormen en
patronen bepalen plattegrond en doorsnede
van het Pantheon

18
de contouren van de bouwvolumes zich af tegen hun omgeving.
De geometrische basis van de Klassieke architektuur maakte het
ontwerpen tot een voornamelijk formele aangelegenheid: "Evenwichtige
verhoudingen, schoonheid van de details, symmetrie en harmonie van alle
delen en het geheel moesten de goddelijke waarheid van de geometrie en
haar morele kracht belichamen."5 Ontwerpbeslissingen werden niet zo-
zeer door konstruktieve eisen alswel door optisch-formele overwegingen
bepaald.

Vergelijking Klassieke en Gotische konstruktieve opzet

De konstruktieve opzet van een Griekse tempel wordt gekenmerkt


door de drager-last verhouding tussen zuilen en architraaf. In dit
oorspronkelijk op houtbouw gebaseerde principe wordt door middel van
een groot aantal steunpunten (de zuilen) en een zware architraafbalk het te
hoog oplopen van buigspanningen in het steen voorkomen. De grote
hoeveelheid materiaal die hierbij nodig is, wordt aangewend om het ideaal
van zuivere geometrie te benaderen. Ook in ruimtelijke zin wordt dit
ideaal nagestreefd hetgeen resulteert in omsloten, statische ruimtelijke
komposities (atb 12 )

5 Müller en Vogel, Sesam Atlas van de


bouwkunst, blz 496

19
14 Vervluchtiging van de massa en
transparante ruimte: Al bewegend schul\'ell
nabije en veraf geJeaen elementen over elkaar
heen.

20
Tegenover het additieve konstruktieve principe van de Oudheid
(tempels komen voort utt een optelling van basement, zuilen en archi-
traaf), is er in de Gotiek sprake van een gesloten konstruktieve systema-
tiek: In een gemetselde boogkonstruktie is ieder onderdeel vanuit het
oogpunt van stabiliteit noodzakelijk. De krachtsdoorstroming in een Go-
tische kerk is direkt gerelateerd aan de eigenschappen van metselwerk, in
boogkonstrukties treedt namelijk niet of nauwelijks buigspanning op.
In de Gotiek is de tegenstelling tussen ondersteuning en last opgehe-
ven, het konstruktieskelet rijst tegen de zwaartekracht in omhoog. De
ruimte is van voortdurende beweging vervuld, de begrenzing ervan is
moeilijk te bepalen en er is sprake van een sterke perspectivische werking
(atb 14).
15 Interieur kerkVersaiJles, Godschenlim-
te In een klassieke syntaxis

22
Verwetenschappelijking van de ontwerppraktijk

In de achttiende en negentiende eeuw wordt ontwerpen steeds minder


gezien als een proces waarbij zuiverheid en harmonie nagestreefd diende
te worden. Onder invloed van de Verlichting ontstaat een wetenschappe-
lijke praktijk waarin "empirische toetsing en analytisch denken" de oude
principes verdringen en er plaats gemaakt wordt voor een op doelma-
tigheid en optimalisering gerichte ontwerppraktijk. In deze rationele
(door verstand en rede bepaalde) manier van denken wordt ontwerpen in
de eerste plaats beschouwd als een activiteit die nuttige goederen oplevert
tegen een zo gering mogelijke inspanning. De architektuur wordt zoveel
mogelijk gezuiverd van onnodige elementen (ornamentering voorop) om
zodoende een ontwerpmethodologie te ontwikkelen die in staat is de
bouwproduktie doelmatig en efficiënt te laten verlopen en op deze manier
te voldoen aan de eisen van de nieuwe samenleving.
In dit lange proces dat begint met de teloorgang van de Klassieke regels
wint de Gotische benadering van het bouwen steeds meer terrein.

De teloorgang van de Klassieke regels kan gevoeglijk toegeschreven


worden aan de Franse architekt Claude Perrault (1613-1688). Aan de
vooravond van de eeuw der Verlichting slaagde hij erin aan te tonen dat de
zogenaamde goddelijke oorsprong van veel klassieke gebouwen op
dusdanige tegenspraken en inkonsistenties berustte dat er van een
fundamentele grondslag in feite geen sprake was. "Hij verwierp het
standpunt van de Ouden dat de wereld een samenhang vormt op grond
van de regels van getal, maat en gewicht (de geometrie) en stelde zichzelf
bijgevolg de taak de hele architektuurtheorie zoals die zich tot dan toe
ontwikkeld had, aan een kritische herwaardering te onderwerpen"6. Zich
bedienend van een aantal tactische formuleringen om niet met het gezag
van de kerk in conflict te komen, maakte hij zo de weg vrij voor een
fundamentele herinterpretatie van het verleden.

Perraults geschriften veroorzaakten een hernieuwde waardering voor


de architectuur van voor de Renaissance, in het bijzonder voor de Gotiek.
Vooral in Frankrijk stelden talrijke wetenschappers de Gotische bouw-
werken boven de op Klassieke grondslag gebaseerde, eigentijdse Renais-
sance- architectuur.
De geestelijke Jean Louis de Cordemoy (1631-1713) beschreef in zijn
boek "Nouveau traité de toute l'architecture" hoe de specifieke gotische
6 Alexander Tzonis, Het architektonisch kwaliteiten zoals economische konstrukties en gelede ruimte in de toen-
denken, blz 91-92 malige architektonische produktie geïntegreerd konden worden. De

23
24
Koninklijke Kapel in VersailIes Cafb15) belichaamde een aantal van de
door hem beschreven kwaliteiten. "Het gebouw is op klassieke wijze ge-
detailleerd maar doet wat ruimtelijkheid betreft uitgesproken gotisch
aan."7
Een veel radicaler standpunt werd ingenomen door de abt Marc-
Antoine Laugier. In zijn "Essai" uit 1753 presenteerde hij het model van de
"kleine boerenhut". Hij zag dit model, dat hij tot uitgangspunt van alle ar-
chitektonische produktie bombardeerde, als de oorsprong van alle
architektonische schoonheid. Het bevatte namelijk alleen de essentiële
elementen uit de architektuur. De omvangrijke overlevering van Renais-
sancistische vormen en ornamenten vond hij van een verwerpelijke aard
In feite was de hut een uitgeklede versie van de klassieke tempel, een
soort rationele variant waarvan alle niet door noodzaak voorgeschreven
elementen uitgesloten waren. 8 Haast vanzelfsprekend was Laugier een
bewonderaar van de konstruktieve doelmatigheid van de gotische archi-
tektuur en ook hij hoopte deze kwaliteiten te kunnen incorporeren in de
klassieke geometrische volumes die zijn voorkeur hadden vanwege hun
zuiverheid en eenvoud.
Het eerste belangrijke gebouw dat beschouwd kon worden als een
illustratie van Laugiers idealen was de kerk Ste Geneviève in Parijs vanJac-
ques-Germain Soufflot die in 1790 voltooid werd. Hier werden de
fijnzinnigheid van de gotische konstrukties met de zuiverheid en
indrukwekkendheid van de griekse architektuur gecombineerd. De
aanpak van het gehele bouwproces was zeer wetenschappelijk. In een
zelfopgezet laboratorium werden proeven gedaan op materialen, er
werden formules en vergelijkingen afgeleid met de bedoeling tot een
uiterst verfijnde wijze van konstrueren en een minimaal materiaalgebruik
te komen. Zo minimaal zelfs dat het gebouw na voltooüng al gauw ernstig
begon te scheuren en er versterkingen aangebracht moesten worden.

Het schisma tussen bouwkunst en bouwkunde

In de loop van de negentiende eeuw was de samenleving als gevolg van


de industriële revolutie zo ingrijpend veranderd dat een tegenreactie niet
kon uitblijven. De komplete wetenschappelijk-rationalistische beweging
in de architectuur werd naar de achtergrond gedrongen door een
heropleving van de waardering voor het verleden. Een romantische
7 Middleton en Watkin, Neoclassical and
nineteenth century architecture,
tendens die sinds de Renaissance niet van het toneel verdwenen was,
blz 18 bloeide op als nooit tevoren.
8 zie :John Summerson, The classicallanguage "De architektuur zoals die op de academies werd onderwezen verliet de
of architecture, blz 107

25
16 (pag 24) Ste Genevlève (thans Panthé-
on). De ~~I Ujltt een opgereltte variant
van een klassiek tempelfront.
17 (pag 25) Uuglers "Kleine boerenhut"
18 Interieur Ste Genevlève, daglichttoetre-
dIng van boven en slanke pm8elen geven het
gebouw een soort Gotische toets

26
19 Charles gander, Opera Parijs 1875 , een
schoolvoorbeeld van historiserende archltek-
t1aJr
2D Voorgevd opera; een bonteverzameUnll
stIjlcitaten
21 Telr.enlnllvan de Ij:llel"efl versterkingen In
de overspannlngskonstruktles van de Ste Gene-
vlève die werden aangebracht om een te hoge
trekbelastlnll In het steen te voorkomen

27
22 Het Crystal Palace In Londen. Door Jo-
seph Paxton. een kassenbouwer. gekonstnJ.
eerd voor de wereldtentoonstelling van 1851.
Het gebouw Is In zijn geheel opgebouwd uiteen
geprefabriceerde konstnJktle van IJ7Jer en glas

28
objectieve grondslagen van de rationalistische ontwerpers ten gunste van
stijlpluralisme en eclectische stijlvermenging. Deze (willekeurige)
toepassing van verschillende historische sti jlen vergemakkelijkte enerzijds
de aanpassing aan de nieuwe bouwopdrachten en konstrukties (stations,
infrastructurele werken,etc) die het gevolg waren van de industriële
vernieuwing. Anderzijds ging de integratie van de konstruktieve aspecten
vrijwel verloren"9 in de ornamentele opsmuk die het Historisme kenmerk-
te. "De architectuur is in de machtige tijdstroom van de industrieële
vooruitgang achterlijk en verdeeld geworden. Ze heeft zich losgemaakt
van de directe binding met de industriële produktiemethoden en valt terug
op de formele (klassieke) ordeningspatronen van het voorrationele ont-
werpen.
De op de polytechnische scholen opgeleide ingenieurs losten onder-
tussen de nieuwe problemen op die industrie, verkeer en de grote stad hen
stelden."9 Voortbouwend op de wetenschappelijke benadering van de
architektuur, "ontwikkelden ze methoden tot onderzoek van het bouw-
materiaal en het vooraf berekenen van de in een bouwwerk werkende
krachten, ze voerden nieuwe materialen en elementen in zoals gietijzer,
Portlandcement, getrokken plaatglas, profielliggers, stalen kabels en
gewapend beton. Deze bleken uitstekend te voldoen in de nieuwe
gebouwtypen waarvoor in de tot dan toe gegroeide typologie geen
voorbeelden voorhanden waren. Bij bruggen, fabrieken, stationsge-
bouwen, markt-en tentoonstellingshallen en warenhuizen ontstond zo de
nieuwe traditie van het technisch bouwen met een eigen esthetiek. Haar
principes zijn zakelijkheid, zuinigheid, konstruktieve helderheid en
functionele korrektheid.
De techniek en de langzamerhand onontbeerlijke medewerking van de
ingenieurs bepaalden steeds meer de hele opbouw van de gebouwen."9
De tegenstelling tussen de stijlcitaten van het Historisme en de elegante
ingenieursbouwwerken werd vooral voor de architecten erg pijnlijk. In de
Gotiek en de Barok (eind 17e eeuw) werden technische ontwikkelingen
vrijwel altijd onmiddellijk aangewend om de architectuur te verlevendigen
en te vernieuwen; artistieke, emotionele behoeften liepen toen kennelijk
nog wel parallel met de technische vooruitgang. 10
De wederzijdse minachting van architekten die zichzelf zagen als
vertegenwoordigers van de kunst en ingenieurs als vertegenwoordigers
van de wetenschap was typisch een produkt van de negentiende eeuw
(dat vandaag de dag overigens nog steeds "in gebruik" is). "De voort-
durende ontlening aan de historische stijlen leek een verloochening van
9 Müller en Vogel, Sesam Atlas van de
de krachten, die in de wetenschap, industrie en techniek tot steeds nieuwe
bouwkunst, blz 497
10 Zie ook: s. Giedion, Space, timeandarchitc:c- prestaties opstuwden en die zich in gedurfde ingenieurs-bouwwerken

29
23 Galerie des Machines, Parijs 1889. De
nieuwe esthetica van het ingenieurs bouwen,
"slank en :ronder ornamentele opsmuk"

30
manifesteerden.
De splitsing in een rationele techniek en een irrationele (romantische)
stilistiek kenmerkte niet alleen de architectuur maar ook het levensgevoel
en daarmee de cultuur van het tijdvak."9
Het naast elkaar bestaan van de Ecole des Beaux-Arts en de Ecole
Polytechnique in Parijs illustreert dit schisma tussen bouwkunst en
bouwkunde op treffende wijze. Een overzicht van de arcrJtectuur-
publikaties van de negentiende eeuw toont aan dat twee vragen die in het
architectonische debat domineren, de verdeeldheid tussen deze scholen
precies weergeven. "Deze twee vragen kunnen als volgt geformuleerd
worden:
- Waarop moet de opleiding van een architect zich baseren en
- Wat is de relatie tussen ingenieur en architect? Welke taken zijn specifiek
voor elk van hen? Zijn die misschien wel dezelfde?"11

Het was de franse theoreticus Rondelet die in zijn "Discours pour


l'ouverture du cours de construction à l'école spéciale d'architecture" uit
1816 een poging deed om het bestaan van de esthetische autonomie
(klassieke oudheid) van de academische architectuur omver te werpen.
Hij drong er sterk op aan dat de nieuwe materialen en technieken hun
ingang zouden vinden in de architektuur en dat niet alleen omwille van
hun economisch of functioneel nut maar ook als beeldbepalende elemen-
tenl2
Vanaf dit moment dringt de ingenieur geleidelijk binnen in het
imperium van de architect. Onbewust speelde hij de rol van verkenner van
de nieuwe paden van de architectuur. Zo werd de architect gedwongen
zich van zijn kunstmatig formalisme te ontdoen en de nieuwe esthetiek te
omarmen.
In de loop van de negentiende eeuw waren het vooral Eugène Vi ollet-
le-Duc en Henri Labrouste die in woord en beeld lieten zien wat de
mogelijkheden van de nieuwe constructiemethodes voor de representa-
tieve (vg! met utilitaire bouwwerken van de ingenieurs) architektuur
waren.

Omstreeks het midden van de negentiende eeuw was Henri Labrouste


de eerste die de kwaliteiten van zowel architect als ingenieur in zich vere-
9 Müller en Vogel, Sesam Atlas van de nigde. Hij was opgeleid op het bolwerk van het Historisme, de Académie
bouwkunst, blz 497 des Beaux-Arts. Op zijn drieëntwintigste won hij de "Prix de Rome" en
11 S. Giedion, Space, time and architecture,
blz 213
mocht bij zich gedurende vijf jaar in Italië vestigen om daar de klassieke
12 zie : Middleton en Watkin, Neoclassical and meesterwerken te bestuderen. Aldaar richtte zijn aandacht zich echter
nineteenth century architecture, blz 30-31 voornamelijk op de manier waarop de bouwwerken gekonstrueerd wa-

31
24 Exterieur Bibliotbèque St Geneviève
25 Het magazijn van de Labroustes BibUot-
bèque Nationale de Paris, in zijn geheel uit gie-
tlj:rer opgetrokken
26 Henri Labrouste, Iees:mal BibUotbèque
Sa/nte Geneviève
'Z7 Lees:mal Bibliotbèque Nationale, de Ijze-
ren dakspanten zijn in het zicht gelaten

32
ren, hetgeen voor een Académie-student buitengewoon opmerkelijk
was.
Terug in Parijs richtte hij zijn eigen architektuurschool op. Hier ontvin-
gen zijn studenten naast het onderricht in de artistieke principes, een
gedegen scholing in de grondbeginselen van het konstrueren.
Dat dit alles zeer tot ongenoegen van de Académie was spreekt voor
zich. Het duurde dan ook meer dan twaalf jaar voordat Labrouste,
inmiddels de veertig gepasseerd, de kans kreeg zijn talenten te tonen.
Zijn eer;ste belangrijke werk was de Bibliothèque Sainte-Geneviève
(1843-1856), spoedig gevolg door zijn ultieme meesterwerk, de Bibliothè-
que Nationale de Paris (1858-1868).
Labrouste was de eerste die in een gebouwtype dat van oudsher tot het
domein van de academische architecten behoorde een gietijzeren
konstruktie vanaf de fundering tot het dak toepaste. Bovendien slaagde hij
erin deze in zichzelf stabiel te maken zodat de muren niet langer voor de
stabiliteit hoefden te zorgen. Hiermee zette hij een trend die ingenieurs
nog decennia lang zouden volgen.
In het magazijn van de bibliotheek, ontoegankelijk voor het publiek,
hoefde Labrouste zich niet aan te passen aan de gangbare smaak. Hier kon
hij afzien van elk spoor van Historisme. "Hij ontwierp dit magazijn als een
door een bovenlicht verlichte kooi, waar het daglicht vanaf het dak door
ijzeren bordessen tot de onderste verdieping doordrong."14 Door het
buitengewoon transparante karakter en de totale afwezigheid van
toegevoegde decoraties was dit ontwerp zijn tijd ver vooruit.
Tijdens de bouw van de Bibliothèque Nationale de Paris publiceerde
Eugène-Emmanuel Viollet-Ie-Duc (1814-1879) zijn "Entretiens sur l'archi-
tecture". Dit boek mistte zijn uitwerking niet. Architecten als Gaudi,
Wright, Berlage, Perret en Mies van der Rohe zijn er allen in meer of
mindere mate door beïnvloed.
Viollet-Ie-Duc nam de rationele traditie van de zeventiende en de
achttiende eeuw weer op door te stellen dat alle architectuur oprecht
moest zijn zowel ten aanzien van haar konstruktieve methodes als ten
aanzien van het te huisvesten programma, hetgeen zoveel wilde zeggen
als dat een architekt zich op de eerstse plaats moet koncentreren op het zo
efficiënt mogelijk voldoen aan de eisen van het programma. Door hierbij
bouwmaterialen overeenkomstig hun eigenschappen te gebruiken kon er
met een minimaal gebruik worden volstaan.
Door het nauwkeurig analyseren van de konstruktieve principes van de
Gotiek, hoopte Viollet-Ie-Duceen aantal principes afte leiden die konden
14 Kenneth Frarnpton, Moderne architectuur, worden toegepast op de nieuw ontwikkelde materialen en technieken.
een kritische geschiedenis, blz 24 De koopmansbeurs van de Nederlandse architekt Hendrik Petrus

33
28 Magazijn Blbliothèque Nationale, da-
glicht dringt door tot op de laapte verdieping
29 Enorme glasvlakken tussen leeszaal en
magazijn In de BlbUothèqueNatlonale, "The he-
avy w:lvet drapery suggests thal lJWrouste was
somewhat alarmed by hls own daring" crime,
space and architecture, S, Giedion, blz 228)
30 Vogelvlucht Beun van Berlage Amster-
dam

34
Berlage uit 1903 wordt vaak beschouwd als het meest overtuigende
voorbeeld van een volgens de principes van Viollet-le-Duc ontworpen ge-
bouw. In de beurs is het konstruktief systeem zichtbaar gemaakt in duide-
lijk gedefinieerde elementen zoals kolommen, spanten en liggers en bepa-
len vorm- en sterkte-eigenschappen van materialen in belangrijke mate
het totaalbeeld.IS

15 zie: AJ.Trotz, Het vakgebied van de


bouwtechniek: opvattingen over onderwijs en
onderzoek, blz 8

35
29 Beursgebouw gezien vanaf het damrak
30 Zuidgevel met driehoeksschemea; ge0-
metrie Is niet langer een doel op zich, het Is een
middel dat dient om een kompositJe te vervol-
maken

36
31 Interieur Iroopmansbeun. het konstruk.
tleve schema Is duidelijk afleesbaar. Foto foto-
grafische dienst Bouwkunde

37
32 Koopmansbeursvanafdeomloop. Mate-
rialen In hun OOl'!lpronkelifkJe vonn bepalen
het beeld, elk Individueel herkenbaar In hun
specifieke eigenschappen. Foto fotografische
dienst Bouwkunde

38
Hoofdstuk 2

"Soms wordt het idee staande gehouden dat de ingenieur, als een resultaat van
zijn uitvoering van het rationalistische principe, nieuwe vormen en formele
ordeningen uitvindt die de architekt dan in zijn vocabulaire van expressie opneemt
en toepast in het ontwerp, soms op een strikte ingenieursmanier , soms ook niet. Dit
gebeurt beslist, maar de ingenieur houdt zich strikt bezig met komponenten en
hoewel hij belangrijke uitvindingen kan aandragen, kan hij niet voorzien in een
continu gerelateerd systeem van uitvindingen- of te wel een taal".

John Summerson, The case for a theory of Modem Architecture, RIBAJoumal,June


1957 pp 307-310. Gepubliceerd in: Van Duin, Engel, "Ontwerpfragmenten"

De wetten van materiaal en mechanika voorzien niet in kant en klare


gebouwtypen.Door natuurkunde en techniek gedomineerde systemen
bieden een groot aantal mogelijkheden maar het blijft aan de ontwerper te
bepalen of en zo ja hoe hij er gebruik van maakt.
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van vier thema's een aantal concrete
ontwerpen van voor de ontwikkeling van de moderne architektuur toon-
aangevende architekten beschouwd. De thema's zijn niet gebonden aan
een specifieke historische ontwikkeling; aspecten die ermee verband hou-
den zijn meestal in meerdere hier beschouwde ontwerpen tegelijkertijd
aan de orde.
Uit elk ontwerp spreekt een uitgesproken opvatting van de architekt
over de betekenis van konstruktieve aspecten voor de architektuur. Be-
schreven wordt hoe deze opvatting in de materiële opzet van het betrok-
ken gebouw tot uiting is gekomen en hoe dit gegeven zich verhoudt tot de
ruimtelijke opzet.

39
40
Konstruktieve opzet in de open plattegrond

Victor Horta
Woonhuis van Eetvelde, Brussel, 1895

De Belgische Art Nouveau architect Victor Horta (1861-1947) was één


van de eersten die elementen en technieken uit het ingenieursbouwen
overnam om ze toe te passen in woonhuizen. Veelvuldig gebruik van ijzer
kenmerkte niet alleen zijn werk maar op den duur ook dat van tal van
andere architecten in Europa die zich tegen de heersende tradities van het
historiserend bouwen verzetten. Hun werk vormt duidelijk een periode in
de ontwikkeling van de architektonische produktie waarin de techniek
van het bouwen een steeds grotere betekenis krijgt; er wordt veel en
enthousiast van nieuwe materialen, die echter nog niet in hun onbewerkte
industriële vorm worden verwerkt (afb 41).
In België is het de nieuwe sociale middenklasse van rijke industrieëlen
die probeert zich te onderscheiden van alles wat op dat moment herinnert
aan de gebruikelijke stijlen en gewoontes.16 Aldus ontstonden de voor de
gebouwen van Horta zo kenmerkende vloeiende ruimtelijke werking, het
openlijk getoonde staalskelet en het opmerkelijke transparante karakter.
Ook het woonhuis van Eetvelde is een poging te breken met de
statische, op klassieke patronen gebaseerde, komposities van het historis
erend bouwen. Ruimtes worden niet langer begrensd door dragende
muurvlakken, ervoor in de plaats komen slanke ijzerkonstrukties
waardoor het mogelijk werd de afzonderlijke ruimtes in het huis in elkaar
over te laten vloeien. 17
De hierdoor onstane ruimtelijke dynamiek wordt extra geaccentueerd
door de toepassing van het ijzerwerk als een soort organische vezel die, als
onderdeel van een vloeiend lijnenspel de ruimtelijke werking begeleidt en
accentueert.
In het Van Eetveldehuis dat tussen andere huizen staat, fungeren de
woningscheidende wanden als dragers van de vloerbalken, een prindpe
dat bij uitstek geschikt is voor een organisatie van de plattegrond in aparte,
gesloten ruimtes (afb 37)
16 zie: Tafuri, Dal Co, Modem architecture, blz 8
17 zie: Max Risselada, Plannenmap het grote Met het maken van vides door het op strategische punten onderbreken
woonhuis, blz 42-45 of weglaten van vloerbalken en het op een ingenieuze manier toepassen

41
35 (pag 40) Interieur woonhuis Van
F..etvelde. Wanden hebben plaats gemaakt voor
transparante schennen
36 Doorzicht atrium, "doorschijnende
panelen en een ongebrulkdiJIre lichtval" Foto
fotografuche dienst bouwkwtde
37 Standaarchorm van een lWeebeukige
riJtJeswoningplattegrond. De beuken worden
gescheiden door dragende wanden, de
verschillende vertrekken ziJn rulmteUJk niet
met elkaar In verband gebracht
38 plattegronden begane grond en eertse
verdieping

42
43
fJ'l"tlS1.X w.un""ü t.
,,~Jh" -ó: ...t,.~....... t..--", (,d,«-l:il.
....A""""~t ~!"",.,,,,~h'l'!
,I> lb~"J-",i~\

44
39 Langsdoorsnede, ruimtes zijn In een
open verband gerangschikt
40 Doorzicht atrium. Foto fotografische
dienst bouwkunde
41 Het zwierige Ij2JerWerk, ornamentering
In moderne materialen. Foto fotografische
dienst bouwkunde
42,43 Appartementengebouw Rue Franklln.
De gevellndellng verraadt PerTets klassieke
scholing

45

_ __ J
o

44 Het kantoor op de bepne grond. Glas-


wanden lijken de bovenbouw te drqen
4S Plattegrond appartementen Rue Fran-
kIin, scheidlngswandenzijn tussen de betonko-
lommen geplaatst

46
van ijzerwerk als een interne draagkonstruktie binnen de twee woning-
scheidende wanden slaagt Horta erin een intrigerende perspectivische
werking en een vrijelijk georganiseerde plattegrond te verwezenlijken, die
als een "voorloper beschouwd kan worden van wat Le Corbusier later als
het "plan-libre" zou gaan bestempelen."18

Auguste Perret
Appartementengebouw Rue Franklin, Parijs, 1903

Ook Auguste Perret (1874-1954) was een pionier wat betreft de


toepassing van moderne konstrukties in representatieve architectuur. Zijn
appartementengebouw aan de Rue de Franklin wordt beschouwd als het
eerste gebouw dat de architectonische mogelijkheden van het gewapend
betonskelet aangeeft: Lichte scheidingswanden worden naar believen
tussen de betonnen kolommen geplaatst hetgeen een voor die tijd
ongekende tlexibilteit in de organisatie van de plattegrond betekende; de
bovenbouw wekt de indruk haast boven de grond te zweven. De beton-
nen kolommen op de begane grond waren zo weinig overtuigend dat de
banken niet bereid waren een hypotheek te verstrekken.
In de gevel is de geleding van de slanke profielen van het betonskelet
duidelijk zichtbaar. Voor het overige is het juist deze gevel die de algemene
onzekerheid en richtingsloosheid van de Europese architectuur uit deze
periode aantoont l9 : Perret durfde kennelijk niet zo ver te gaan het beton-
skelet ook daadwerkelijk onbekleed te laten. Het was zo betegeld dat het
de indruk wekte dat het een traditionele houten konstruktie bestaande uit
stijl- en regelwerk betroPO
Verder veraden de klassieke vertikale driedeling in basis, middenstuk
en beëindiging en de symmetrische indeling Perrets Beaux Arts verleden,
terwijl de rank opgaande lijnen en de vertikale geleding het gebouw juist
weer een soort Gotische toets verlenen.

AdolfLoos
Huis Moller, Wenen,1928
18 S. Giedion, Space, time and architecrure, blz
305 In zijn in 1908 gepubliceerde essay "Ornament und Verbrechen" nam
19 zie: Tafuri, Dal Co, Modem architecrure, blz Adolf Loos (1870-1933) zeer nadrukkelijk stelling tegenover de
102
nationalistische stijlkunst van bewegingen als de Weense Sezession21 en
20 zie: Kenneth Frampton, moderne
architekruur, een kritische geschiedenis, blz 133 de Art Nouveau. Hij verwees de stijlkunstenaars terug naar het maken van
21 Oostenrijkse variant van de Art Nouveau schilderijen of desnoods het aanvegen van de straat, om plaats te maken

47
46 In zijn JaterewerkgaatPerretwelopen-
lijk het betonskelet tonen
47 De symmetrische gevelindeling
48 Detailopname
49 Huis Moller, Loos' voorliefde voor de
kubus spreekt duidelijk

48
ARCHITEKT , "DOL.F LOOg

....U:'lH1

..............
,..-----
.Ju-fN ' Er
-~,,-


Ll IT
-
.... ...
_.
Th I
$
-
... 1. .0 _ r- -I
I
1
I
,,,
,

6 - ':7 :
~

Tf = ==
~ '0
~
"I r- :4
4:.1J
I
I r--1

" rrJ
'"" ' ~
== J
mm iY
1-=
.....
- U
...;j," 1
I
~1
" ~I ~
1 I- b<=='

-- :.
r-,~
,
,I --====J Ë ~
~
" ;=
' Li' 1llW1Il. U ~
;'"'..1. l' ;::::: i
- ..,. ! ...
- ~ 111111111111111111
--, :I:-- ,

,
-- - . ~'...J~_
I =---=1
,.
. --< , ::::::::::
"
.... = rr
:::'=:J

_~ '
I, "

, -=
"
"1., I ,.,-I ,.:1
L~ "
"

" ..,.,..
ij IL
,, I
...... -:.. .....
;1
1 ...
E:
~
F=
1-- ~
2 ~
I
.::.C~.Jl
'I...,;-- oi::.
1
.~

.~

~ ':, '
. .
--
1
~-,

I
" "
1
I,
I
-,
l _ _
I
l_ -,,
.:
."
·':..l

,>
~ i.-

....
L.,
, L__ _.- ,- -

50
voor een architektuur die gebaseerd was op ambachtelijke arbeid. 22
Als rechtgeaarde socialist verwierp hij het gebruik van ornamenten
omdat het onvermijdelijk leidde tot een ernstige vorm van ambachtelijke
slavernij. Hij vond dat" de meeste opgaven die het moderne bouwen stelde
eerder in de categorie van het bouwen dan in die van de architektuur thuis-
hoorden" en dat "goed vakmanschap decoratie in pracht ver overtrof" 23.
Loos' sociale betrokkenheid uitte zich bovendien in de stelling dat de
bevrediging van de ambachtsman lag in de vervolmaking van op vakman-
schap gebaseerde industrieel gefabriceerde produkten. "In dit opzicht
anticipeerde hij op Le Corbusiers begrip "objettype" (een door ontwikke-
ling en verfijning van massafabrikage vervolmaakt produkt, Le corbusier
vergeleek het dikwijls met seriematig geproduceerde produkten zoals bij-
voorbeeld auto's), dat spontaan geproduceerd werd door de op handwerk
gebaseerde industrieën van de maatschappij. "23
Door deze aandacht voor de sociale positie van de arbeidersbevolking
raakte de architektonische produktie meer en meer betrokken bij de
geïndustrialiseerde maatschappij. Ook bij tal van andere architekten uit
die periode verlegde de aandacht zich van de creatieve soevereniteit van
het individuele kunstobject naar een verbetering van de kwaliteit van
middels ambacht en industrie verfijnde gestandaardiseerde ont-werppro-
dukten. 24
Loos' streven naar een dergelijke typevorming verklaarde waarschijn-
lijk zijn voorliefde voor de kubus die het uitgangspunt vormde voor het
ontwerp van de meeste van zijn huizen. Tegelijkertijd echter had hij een
voorkeur voor het informele en onregelmatige karakter van de engelse
Arts and Crafts plattegronden hetgeen hem dientengevolge voor het
probleem stelde deze laatsten "te verzoenen met de gestrengheid van de
klassieke vorm".24
Pogingen hiertoe leidden tot de geleidelijke ontwikkeling van zijn
"Raumplan", een soort kookpot van vrijelijk geordende ruimtes die in open
verbinding met elkaar stonden en waarbij het onderscheid tussen die
ruimtes bepaald werd door ze op verschillende niveau's te plaatsen. 25
22 zie: Tafuri, Dal Co, Modem architecture, blz
In huis Moller, een van zijn laatste villa's bereikte dit ruimtelijk concept
103 zijn hoogtepunt. De inwendige organisatie is een buitengewoon complex
23 Kenneth Frampton, moderne architektuur, samenspel waarin zowel orthogonale als diagonale ruimtelijke verbanden
een kritische geschiedenis, blz 115 en 117
24 zie: Kenneth Frampton, moderne
een heel nieuwe kijk geven op het verschijnsel ruimte.
architektuur, een kritische geschiedenis, blz 116 Opmerkelijk is dat Loos zich in het ontwerp van zijn woonhuizen
25 zie: Max Risselada, Plannenmap het grote vrijwel zonder uitzondering bediende van het traditionele dragende- wan-
woonhuis, blz 62.(;9
50 Plattegronden en doorsnedes
den- principe. Dit betekende dat een groot deel van de wanden die hij zo
51 De ruimtelijke kookpot van het Raum- vrijelijk organiseerde en dikwijls ook onderbrak, gebonden was aan een
plan dragende functie. Zijn ruimteconcept was principieel onverenigbaar met

51
S2 GeveJaanzicht Huis Mone..
S3 Le Corbuslers Dom-Ino-prlnclpe. een
gewapend betonskelet metvJakke plaatvloeren
S4.SS Interieur Huis Mone..
S6 GeveJaanzicht VIUa Saole

52
architektuur die een struktureel onderscheid maakt tussen dragende en
niet dragende bouwdelen. Konstruktieve elementen zijn in zijn huizen
dan ook steevast bekleed, niet zelden om een onopgelost probleem te
verbergen. Konstruktie was voor Loos niets meer dan een middel om de
bekleding van de muren overeind te houden, de beginselen van Viollet-Ie-
Duc waren hem hoegenaamd vreemd.
De tweeslachtige houding van Loos ten aanzien van de kombinatie van
strenge geometrische volumes en een informele inwendige ordening
bepaalde waarschijnlijk zijn belangrijkste bijdrage aan de ontwikkeling
van een op normatieve typen gebaseerde architektuur. "Het lijdt geen
twijfel dat hij, door dit probleem als zodanig te stellen, een doorslag-
gevende invloed heeft gehad op Le Corbusier die het later met de volledige
uitwerking van zijn vrije plattegrond zou oplossen."26

Le Corbusier
Villa Savoie, Poissy, 1929

In zijn in 1915 op basis van de gewapende-beton-techniek ontwikkelde


Dom-Ino-principe (atb 53 ) droeg de in 1887 in Zwitserland geboren Le
Corbusier in hoge mate bij aan de overtuiging dat de architectuur enkel
weer van betekenis zou kunnen worden door zich te verzoenen met de
industriële massaproduktiemethoden.
De gepatenteerde merknaam duidde op een huis dat even gestan-
daardiseerd was als een dominosteen en dat dienovereenkomstig einde-
loos en op veel verschillende wijzen aan elkaar geschakeld kon worden.
Het principe behoorde tot Le Corbusiers zogenaamde "object-types", door
en door verfijnde, typisch industrieproducten die bij uitstek geschikt wa-
ren voor massa produktie. Op deze manier tot het meest essentiële
teruggebracht werd het huis als een machine ("machine à habiter"):
gezond zowel in moreel als in fysiek opzicht, mooi in zijn hoedanigheid als
vervolmaakt produkt en geschikt voor een gerationaliseerde produktie,
dus ook voor de slechtst bedeelden in de samenleving bereikbaar.
Ten opzichte van de situatie van voor de eerste wereldoorlog en de
opkomst van het socialisme ( o.a. Oktoberrevolutie 1917) was dit een
volledige ommezwaai in het denken over architektuur. De breuk met
zowel het Historisme als de Art Nouveau leek absoluut en onomkeerbaar.
In de Villa Savoie in Poissy toonde Le Corbusier als in bijna geen van zijn
andere villa's waar hij met behulp van het Dom-Ino-principe toe in staat
26 Zie: Kenneth Frampton, moderne was. Hier loste hij het probleem van de vereniging van "het comfort en het
architektuur, een kritische geschiedenis, blz 118-119 ongedwongen karakter van de Arts-and-Crafts-plattegrond met de

53
57 MogelIjJr.e schakeUllFfl van een Dom-
~
SS ExterieurvlUa(huJdlgestaat narestaura-
tie) Foto fotografische dient bouwkunde
59 Plattegronden en doorsnede

54
:, - - .-. - --- --- -- - .... - - - - - -- - - - .-- .- - - - - - - - - -.- - - - - - - - - - - -.---,
'
,, '
'
, '
,
,

o
iP1 !

-~,.-----_._-- ---- - - -
11

,
~ __ • _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ __ _ _ _______ A __________ , ___________ _ . • J -~

r---- ---,

55
60 Interieur Villa Savole. Le Corbusiers de-
taillering is veel abstracter dan die van Horta of
Loos. De zuiverheid van de _rm prevaleerde
kennelijk boven de individuele herkenbaar-
heid van de verschillende toegepaste materia-
len Foto fototvafische dienst bouwkunde

56
strengheid van geometrische ... vormen... met een elegantie die AdolfLoos
ontzegd bleef."27 Door concentratie van het vertikale dragende gedeelte
van het gebouw binnen de uiterst geringe doorsnede van de betonnen
kolommen, werd een willekeurige ordening van de ruimtescheppende
elementen mogelijk. De techniek (van het gewapend beton) stelde hem zo
in staat om de uiterlijke vorm en de organisatie van de plattegrond
enerzijds en het ontwerpen van de draagkonstruktie anderzijds, als twee
aparte problemen op te lossen.
In zijn uitwendige vorm doet de villa geen enkele concessie aan het
ideaal van de zuivere geometrie. 28 Ontdaan van zijn dragende functie kon
Le Corbusier het exterieur deze de door hem zo gewaardeerde elementaire
geometrische vorm geven:"Architectuur is het vrije, juiste en wonderlijke
spel van lichamen die onder het licht verenigd worden. Onze ogen zijn er-
voor om de vormen in het licht te zien: donker en licht maken de vormen
waarneembaar: kubussen, kegels, cilinders of piramiden- dat zijn de grote
primaire vormen die door het licht ontstaan. Hun verschijning is voor ons
zuiver waar te nemen zonder tweeslachtigheid. Daarom zijn het mooie
vormen- de mooiste vormen. Iedereen is het daar over eens, het kind, de
primitieve mens, de metafysicus."29
Auguste Perret, op wiens bureau Le Corbusier in 1908 gedurende enige
tijd werkte, had hem geleerd gewapende betonkonstrukties te
beschouwen als "een middel om het eeuwen oude conflict tussen de
konstructieve authenticiteit van de gotiek en de humanistische waarde van
de klassieke vorm op te lossen; het monolitische karakter van het gegoten
beton stelde architecten in staat om binnen een geometrisch
vormenidioom konstrukties te maken waarbij de konstruktieve verbin-
dingen (b.v. kolom-ligger) naadloos in elkaar over gingen waardoor er
voor het oog een verbindingsloos geheel ontstond dat verwant was met de
continue vormen van de gotische boogkonstrukties.

27 Kenneth Frampton, moderne architektuur,


een kritische geschiedenis, blz 194
28 zie: Ma:.< Risselada, Plannenmap het grote
woonhuis, blz 70-n
29 Le Corbusier, Vers une architecture, blz 16

57
60 Dakterras. Foto fotografische dienst
bouwkunde
61 Interieur. Foto fotografl.sche dienst
bouwkunde
6Z De modulor, het door Le Corbusier ont-
wikkelde proportionele systeem. 'Tracés ré-
guIateurs"bepa1en de ftrhoudlngen tussen af-
metingen. "In dolng this, Le Corbusier was re-
assumlng a kind of control which beIongs es-
sentiaUy to the Renai88ance. (Summerson,
The cIa!l!llca1language of architecture, bIz
112)
63 Diagram uit de Renal!l!lance.(De peri0-
de waarin de kIssieke overleverIngopnieuw
tot uitgangspunt van de architektonische pro-
duktie wered verklaard) De architekt moest
zich houden aan maatverhoudlnFn die aan
het menselijk lichaam ontsprongen om tot
een zuiver en harmonisch gebouw te Iromen

58
Konstruktieve opzet in de open plattegrond
Materiële opzet en architektonische ruimte

De vergelijking van het dragende wanden principe waarvan Horta en


Loos zich bedienden het betonskelet van Perret en Le Corbusier levert een
opmerkelijke tegenstelling. Bij het dragende wanden principe kan in de ~
vertikale dimensie een ruimtelijke dynamiek gecreëerd worden doordat
vloer-balken op vrij te bepalen plaatsen kunnen worden aangebracht. In
de horizontale dimensie is de ruimte in principe begrensd door de
dragende wanden. Bij het betonskelet ligt deze verhouding tussen
horizontaal en vertikaal precies omgekeerd. De dynamiek ontstaat tussen
twee horizon-tale vlakken door een vrije ordening van ruimtebepalende
elementen.
Zo is bij Loos de ruimtelijke werking het gevolg van ten opzichte van el-
kaar in de hoogte verspringende volumes terwijl er bij Le Corbusier sprake
is van een coulissenwerking die ontstaat door het plaatsen van schijven en
volumes tussen twee vlakke betonvloeren.

59
6S Rooie House, "Ihe deslrucllon ~ Ihe box"
" Achterzijde
67 "Thedeslrudlon ~Ihe box" uIIF.L. Wrlaht,
An Amerlcan Archlleclu re, blz 76·78

60
Het openbreken van het klassieke volume

o0
Frank Lloyd Wright
Frederick C. Robie House, Chicago, 1908

Van enig respect voor de door Loos en Le Corbusier geprefereerde


zuivere geometrische volumes als gebouwvorm is bij de Amerikaanse
architekt Frank Lloyd Wright (1869-1959) geen sprake. Zijn opvattingen
over het in elkaar laten vloeien van ruimtes gingen duidelijk verder dan de
organisatie van de plattegrond. In zijn streven naar een "truly organic
architecture" stelde hij zich ten doel èlke rigide vorm van ruimte-
begrenzing op te heffen en zo zijn gebouwen direkt te betrekken op hun
omgeving. Deze nadruk op het ononderbroken karakter van de ruimte
leidde in zijn werk tot het openbreken van het klassieke gesloten volume.
Het Robie House is niet langer een verzameling van uitgeholde massa's'lO
waarbinnen de ornslotenheid van de ruimte uitgangspunt is, het is een
kompositie van schijfvormige elementen waartussen binnen- en
buitenruimtes als vanzelfsprekend in elkaar overlopen: "You will find the
interior space opening to the outside and the outside coming in. You will
see assembied about this interior space ... various free related features
instead of enclosing walls. "31
Tegenover de gecentraliseerde volumebouwCafb.69) op basis van
geometrische lichamen zette Wright een assymetrische, anti-monumen-
tale ordening waarbij de orientering zich vanuit het centrum, bij Wright de
haard, op zijn omgeving richtte.32
Het Robie House is een typisch voorbeeld van de zogenaamde
prairiestijl die door Wright in het decennia voor de eeuwwisseling ontwik-
keld werd en waarbij het streven naar eenheid met de natuurlijke
omgeving centraal stond. De enorme dakoverstekken strekken zich ver in
de omgeving uit waardoor ze zich naadloos voegen in het sterk
horizontale karakter van de prairievlakte waardoor de ruimte als het ware
30 Zie: Leupen, Grafe, De Zeeuw, Werk in gevangen wordt tussen twee horizontale vlakken. "He seeks to extend
uitvoering, blz 9-22 form horizontally, following the earth's surface"33
31 F.r. Wright, ,blz 76
32 zie: Tafuri, Dal Co, Modem architecture, blz
Door de ondersteuningen van het dakvlak niet aan het einde maar
68 ergens halverwege te plaatsen wordt de begrenzing van de ruimte in het
33 Comelis van de Ven, Space in architecture, horizontale vlak sterk gerelativeerd; voorbij die begrenzing stroomt de
blzl44

61
,.,
'

:\

11
':

....
'''; ii

~
r' _ _

. . . .;----
;i~~ij-

62
) ~

..,.:

.t:+. ·· ··········.·.·.1·.

· rl-~~h~ !ti!i

l1rt

68 Plattegronden. Op de woonverdieping (on-


derste tekening) zijn de muurvlakken voor een
belangrijk gedeelte opgebouwd uit gemebelde
kolommen waardoor de begrenzing van de ruimte In
het horizontale vlak sterk gerelativeerd wordt
69 Gecentraliseerde kompositie: Villa Rotonda
van Panadio ( 1570 )
70 De sterke horizontale geleding Is ook In het
interieur goed waar te nemen
71 Ononderbroken raam vlakken van de vloer
tot aan het dak

63
Ononderbroken ruimte, het belangrijkste thema In
het vroege werk van Mies van der Rohe en de
Nederlandse StIJlbewegIng (o.a. Van Doesburg en
Rietveld)
72 Mies van der Robe, Barcelona pavlijoen,
1929
73 Theo van Doesburg, tekening voor Maison
partlcullère, 1923
74 J..J.P. Oud, Villa Allegonda, 1928
7S De open hoek In het Rietveld Schrilder
huls,1924
76 De horizontale geleding In de gevel van het
RobleHouse
77 "Begrenzingen vervagen en de ruimte opent
zich naar bulten" Wrlght's Pauson House, Phoenlx,
1940

64
78,79 Centraal Beheer Apeldoorn
80 Interieur
81 Opengewerkt aanzicht

66
ruimte immers gewoon door.
De konstruktie die het dak draagt, vormt nu een belemmering in het
continuüm van de ruimte en wordt tot minimale afmetingen teruggbracht.

Herman Hertzberger
Verzekeringskantoor Centraal Beheer, Apeldoorn, 1974

De architektuur van Herman Hertzberger (geb. 1932) valt veelal te


karakteriseren met het door zijn leermeester Aldo van Eyck ontwikkelde
begrip "labyrintische helderheid". Het vormde "een reaktie op de
uniformiteit en de verschraling van het naoorlogse functionalisme"'"', dat
in zijn pogingen de architektuur te standaardiseren en te rationaliseren, er
niet in slaagde aan individuele waarden als spontaniteit, diversiteit en
identiteit vorm te geven.
Hertzberger stelde zich tot taak gebouwen te ontwerpen die een
individuele interpretatie van een collectief patroon tot uitdrukking brach-
ten. Hij baseerde de indeling van zijn gebouwen op de kleinst mogelijke
sociale eenheid. Op deze manier hoopte hij een "herbergzame
architektuur" te scheppen waarin "de eigen creativiteit van de specifieke
gebruiker wordt geprikkeld en deze zich kan ontplooien."35
Centraal Beheer is zowel ruimtelijk als konstruktief gezien, een
complexe struktuur waarvan de plattegrond alleen op het eerste gezicht
een eenvoudige aaneenschakeling van gelijkvormige eenheden lijkt. Bij
nadere bestudering blijkt die eenheid echter niet zondermeer uit het
grotere geheel te herleiden.
De balkonachtige eenheden waaruit Centraal Beheer is opgebouwd,
worden op een met het Robiehouse vergelijkbare manier niet aan de
randen maar meer naar het midden toe gedragen waardoor ze zich min of
meer als zwevende eilandjes binnen het totale gebouw manifesteren.
Hertzberger maakt zo een ruimte (omschreven als polyvalent) die
tegelijkertijd open en besloten is: Een aparte werkeenheid biedt
geborgenheid binnen zijn eigen omtrek terwijl de vrij zwevende,
overstekende hoeken ervan met de direkt ernaast gesitueerde balkons een
andere eenheid vormen die meer voorziet in collectieve behoeftes.

34 Kenneth Frarnpton, moderne architektuur,


een kritische geschiedenis, blz 369
35 Van Duin, Engel, Ontwerpfragmenten, blz
165

67
82 d begane grond
83
Plattegron
Plattegrond vierde verdieping

68
69
84,85 Centraal Beheer In aanbouw, de oversteken-
de vloervelden
86 De werkplekken zweven vrij In de ruimte
87 De werkplekmodule
88 Het schakelen van de module
89 Doorsnede (gedeeltelIJIk)

70
71
P2

P3

90 AXOIIometrle bouwmassa
91 De open en tegelijkertijd gesloten struktuur

72
Het openbreken van het klassieke volume
Materiële opzet en architektonische ruimte

In het ontbinden van de gesloten, gecentraliseerde kompositie van ge-


ometrische volumes en de overgang naar een uit lineaire en schijfvormige
elementen samengesteld bouwwerk is er, vanuit de behoefte aan een
doorgaande ruimte in veel gevallen sprake van het "dematerialiseren" van
konstrukties. Het materiaal wordt gezien als een belemmering van de
continuiteit van de ruimte, door een minimale dimensionering van niet
aan de randen gepositioneerde dragers kan deze belemmeringtot een mi-
nimum worden beperkt.

73
92 Crypte Colonfa GüeII, voorportaal
93 Gewe1fkonstruklies In het voorportaal
94 Exterieur. Foto's Hans KriiIe

74
Dragende en gedragen bouwelementen

Antoni Gauw
Kerk van de Colonia Güell, Santa Coloma de Cervell6, 1914

Weinig architekten hebben zich zo ondubbelzinnig uitgesproken over


de betekenis van konstruktieve aspecten voor hun werk als de Catalaanse
architekt Antoni Gaudi 0852-1926). Zijn belangstelling voor de moderne
wetenschappen, in het bijzonder de toegepaste mechanica, stelde hem in
staat een belangrijk hoofdstuk toe te voegen aan de konstruktieve
ontwikkeling van de bouw.
Gauw was een tijdgenoot van Horta en Berlage met wie hij niet alleen de
invloed van Viollet-Ie-Duc gemeen had, maar ook de drang tot het
ontwikkelen van een nieuwe, zich op regionale kenmerken baserende,
architektuurstijl. In het geval van Gaudi werden deze regionale
kenmerken gevormd door een aantal Catalaanse bouwtradities waarvan
met name de traditionele baksteenconstrukties een grote invloed op zijn
werk zouden gaan uitoefenen. Deze bouwvorm waarin het gewelf een
bijzondere plaats innam, verklaart waarschijnlijk Gaudi's bijzondere
belangstelling voor de Gotiek.
Gauw nam de Gotische bouwprincipes echter niet zonder meer over.
Zo vond hij bijvoorbeeld het gebruik van luchtbogen die hij als krukken
omschreef, niet meer te verantwoorden gezien de ontwikkelingen die zich
inmiddels op het vlak van de mechanica hadden voorgedaan. De
ontdekking van de mogelijkheden van zijn vermaarde draadmodel dat
ook bij het ontwerp van de kerk van de Colonia Güell werd gebruikt, stelde
hem in staat aan te tonen dat luchtbogen achterwege gelaten konden wor-
den.
"Het draadmodel... is een ruimtelijke weergave van de draagstructuur
van de kerk. .... Het model bestaat uit een netwerk van draden dat aan een
plafond gehangen is en door gewichtjes (zakjes met geweerhagel die het
gewicht van de konstruktie representeren) in een bepaalde stabiele vorm
wordt getrokken. Dat wil zeggen dat op alle draden door de gewichtjes
een trekkracht uitgeoefend wordt. De gaten tussen de draden zijn
opgevuld met vellen papier of repen doek op plaatsen die corresponderen
met muren, daken en dergelijke. De foto's van het model laten de totale

7S
95 Rekonsttuktlevan het draadmodeivoor
de kerk Colonla GüelL Foto ~ Bak
'}6,97 Draadmodel en schets gemaakt op een
foto van het draadmodel

76
vorm van de kerk zien maar dan wel op zijn kop. De reden van deze
omkering is dat de krachten die in het model optreden omgekeerd zijn ten
opzichte van die in de gebouwde crypte. Omdat in de stenen crypte haast
alleen drukkrachten op kunnen treden, kan de draagstruktuur van de
crypte in het model door op trek belaste draden worden
weergegeven ..... De draden stellen delen van de draagstructuur voor zoals
kolommen, bogen, ribben en ook wanden in zoverre lijnen in hun vlak
samenvallen met draden. De gewichtjes stellen de plaats en de grootte
voor van de geschatte belastingen, voornamelijk eigen gewicht "36
Op basis van dit hangmodel dat in feite volledig gebaseerd was op de
omkeerbaarheid van trek- en drukkrachten,( die het mogelijk maakte om
de meest optimale vorm voor een gemetselde boogkonstruktie te vinden
door simpelweg een draad tussen twee punten op te hangen), werd
vervolgens het gebouw verder ontworpen. Materiaal was alleen daar
aanwezig waar het (konstruktief gezien) functioneel was, dit wil zeggen
dat het in alle gevallen tegelijk met eventuele andere functies
(klimaatscheiden, ruimtescheiden) altijd een bijdrage leverde aan het
overeind houden van het gebouw. Zo wordt de ruimtelijke opzet van de
kerk vrijwel geheel door de draagstruktuur of meer in het bijzonder de
mechanica bepaald.

De bouw van de kerk van de Colonia Güell werd in 1914 bij het begin
van de eerste wereldoorlog, stilgelegd. Op dat moment was alleen de
crypte (onderaardse kapel) en de vloer van de kerk voltooid. Deze crypte
is in het werk van Gaudl een zeer duidelijk voorbeeld van de materiële
konsekwenties van het gebruik van het hangmodel en de hiermee
samenhangende verandering in de betekenis van de geometrie van een
hoger doel dat nagestreefd dient te worden naar een hulpmiddel bij het
ontwerpen.
In de crypte is het gebruik van de geometrie geheel afgestemd op de
door de mechanica bepaalde struktuur. De plattegrond is opgebouwd uit
vormen die voortkomen uit kegelsnedes zoals de cirkel en de ellips. In af-
beelding 101 is te zien hoe deze vormen aansluiten op de vanuit het
draadmodel op het platte vlak geprojecteerde patronen.
Het hangmodel voorzag in een struktuur die niet alleen de vorm van het
gebouw bepaalde maar die het ook mogelijk maakte de dragende en de
scheidende functies van het materiaal in één integrale struktuur te
36 Gaudi groep, Gaudl, rationalist met perfecte
kombineren. Gaudl hechtte een buitengewoon groot belang aan het niet
materiaalbeheersing, blz 163 maken van dit onderscheid: "Voor Gaudl was het volstrekt duidelijk dat in
37 Jan Molema, Antoni Gaudi, een weg tot een bouwwerk ieder deel draagt èn gedragen wordt en dat dàt
oorspronkelijkheid, blz 3
uitgangspunt bij het ontwerpen dient te zijn"37 In 1915 schreef hij: "De

77
.'

\!J

ó
0

& Q

~
Ql 0' "
i 0

Q
0
Q .~ ~ 09 }r~
\ -,
,; 9-----:. . IJ
;'

78
98 plattegrond en doorsnede crypte
99 Dwandoorsnededraadmodel
100 Interieur crypte. Foto Hans Krüse
101 KettlngmodeL Dit model geeft bij
benaderinll dezelfde 'WOrm als het draadmodel
Zichtbaar Is het patroon dat door de
kettlnptruktuur op het platte vlak
geprojecteerd wordt

79
102 Interieur crypte. Foto Hans Krüse
103 Detailopname draadmodel

80
104 De Sagrada FamIlIa. Foto Peter Bak

81
,
.,

î.•.... .
.. •
..I 1
··.·I
."'

-, - ; "
,.:
'1
· .~· · .·
~ ;>-
1 ~'~- lOS Detailopname Sagrada Familla. Foto
Peter Bak

82
laatste tijd onderscheidt men met duidelijk gebrek aan stiptheid dragende
en gedragen elementen.. .. Deze deling veroorzaakt de onvolmaakte
toestand, die ontstaat uit de breuk in de samenhang bij de overgang van het
als drager geziene element naar het gedragen element. Bij openingen
wordt een of ander ornament geplaatst bij de overgang van de posten naar
de (boven)dorpel om de aandacht af te leiden van het slecht opgeloste
punt. Een fout in de architektuuropvatting wordt met een voor het oog
aangenaam ornament bedekt; men verplaatst zodoende het probleem van
het structurele naar het decoratieve terrein. "38Gaudi's werk is "één lang
pleidooi voor een synthetiserende stoffelijke structuur, integraal en niet
gedifferentieerd naar functie. Nooit is een dragend element als een kolom
alléén maar dragend. Een skelet is ... niet een verzameling staafjes die, met
touwtjes of lijm in de uiteinden verbonden, tot een min of meer stabiel
geheel wordt en waartussen scheidingen en afwerkingen hun separate
functies vervullen. Een skelet is, als in een levend wezen, een integraal en
integrerend deel van een geheel waarvan niets weggelaten kan worden."39

Johannes Duiker
Sanatorium Zonnestraal, Hilversum, 1932

"De 8 zegt: het is niet uitgesloten schoon te bouwen, maar het ware beter
voorhands lelijk te bouwen en doelmatig, dan paradearchitectuur op te
trekken voor slechte plattegronden. De 8 werkt meer voor een
bouwWETENSCHAP dan voor een bouwKUNST. Deze in 1927 ook door
Duiker onderschreven verklaringen van acht functionalistische architek-
ten , laten weinig aan duidelijkheid te wensen over. Ze zijn kenmerkend
voor de architektuur van het Nieuwe Bouwen (ook wel omschreven als
Functionalisme of de Nieuwe Zakelijkheid) die in de jaren na de eerste
wereldoorlog in toenemende mate de bouwproduktie gaat bepalen.
In het Sanatorium Zonnestraal, een nazorgkolonie voor
tuberculosepatiënten, die tussen 1920 en 1932 verrijst aan de rand van Hil-
versum, wordt duidelijk wat de konsekwenties zijn van deze
uitgangspunten. Uit de gebouwen spreekt duidelijk Duikers behoefte aan
hygiëne, frisse lucht en eenvoud. en zijn afkeer van om het even welke
esthetische uiting. "Jan Duiker was in de eerste plaats een sociaal voelend
mens, die zijn bouwkundig talent inzette voor een betere en vooral
38 C. MartinelI, Conversaciones con Gaudl, blz gezondere wereld."o4O Zijn streven naar rationalisering, vereenvoudiging
54-55
39 Jan Molerna, Antoni Gaud~ een weg tot
en economie kan dan ook voor een belangrijk deel verklaard worden door
oorspronkelijkheid, blz 4 zijn betrokkenheid bij "hen die zich op de onderste treden van de
40 Jan Molerna, Ir. J. Duiker, blz 9 maatschappelijke ladder bevinden". Het verklaart bovendien zijn grote

83
106 LuchtfOto Sanatorium Zonnestraal
107 Licht, lucht en ruimte, interieur van het
grote trappehuIs
108,lQ9Verjongende balk onder dakoverstek.
EIJr.e gelegenheid wordt aangegrepen om
materiaal te besparen en meer Heht te laten
toetreden. Het resultaat Is eenop haast Gotlsche
wijZIe afleesbare krachtsdoorstromIng

84
betrokkenheid bij de ontwikkelingen van nieuwe konstruktietechnieken
en zijn pioniersrol in de toepassing ervan.
Het gebruik van staal en beton in het Sanatorium lijkt voornamelijk
ingegeven door de mogelijkheden die deze materialen bieden op het
gebied van standaardisering en economisch gebruik. In de hele
konstruktie is dit streven naar een zo economisch mogelijk manier van
bouwen tot het uiterste doorgevoerd waardoor het gebouw van een haast
onwaarschijnlijke lichtheid is.
In het aan het Dom-Ino principe van Le Corbusier verwante betonskelet
is iedere mogelijkheid om materiaal uit te sparen met beide handen
aangegrepen. Vloeren zijn hier en daar slechts acht centimeter dik en
hebben veelal een overstek (dat zoveel mogelijk verjongend is
uitgevoerd) zodat momentenreduktie optreedt
Niet in alle gevallen echter is het de materiaalbesparing die de doorslag
geeft. In de keuze voor de overspanningsrichting (atb 117) in beide pavil-
joens lijkt de mogelijkheid het gebouw flexibel te gebruiken, de verklaring
voor de overspanning van negen meter waar in beginsel met drie zou
kunnen zijn volstaan. Ook de hoek waaronder de paviljoens ten opzichte
van het hoofdgebouw zijn geplaatst, is niet ingegeven door zo eenvoudig
mogelijke aansluitkondities. In tal van opzichten blijkt dat Duiker
dergelijke voor de materialisering problematische aspecten in het geheel
niet uit de weg ging. Hij was zich dan ook voldoende bewust van het feit
dat "door natuurkunde en techniek gedomineerde systemen van zichzelf
eenvoudig noch mooi zijn ... De open hoeken bijvoorbeeld, die alleen
Duiker door zijn onnavolgbare overstekken (o.a.atb 118) wist te maken
en die zijn gebouwen zo'n onbegrijpelijke lichtheid en vrijheid geven,
komen niet eenvoudig voort uit consequente toepassing van moderne
techniek. Het is zijn hoogst persoonlijke en eigenzinnige keuze uit de vele
"logische" mogelijkheden die de techniek te bieden heeft en de
ongekende nauwgezetheid, waarmee deze middelen toegepast worden,
die het voor Duiker zo karakteristieke en poëtische architectuurbeeld
opleveren"~l

In het ontwerp voor Zonnestraal spreekt de uitgesproken functionele


benadering van de ontwerpers in alle gebouwfacetten. Met het oog op
doelmatigheid en helderheid is er zowel in de programmatische als in de
konstruktieve opzet van het gebouw sprake van een indeling naar functie:
De grote hoeveelheid uiteenlopende programma-onderdelen is naar
samenhang ingedeeld in afdelingen. Het hoofdgebouw bevat de
41 Herman Hertzberger, Inleiding in: Jan algemene voorzieningen, de patiënten zijn in aparte paviljoens
Molerna, Ir. J. Duiker, blz6 ondergebracht. In de plattegrond van deze paviljoens is ieder

85
A IJ 06

H~
110
111 Plattegrond Henri ter
Doorsnedes Meulen Pav
Meulenpaviljoen en aevelaan:dc:ht

86
noordoost gevel zuidoost gevel

I I -T 1 1 m=
- 5.90m -

~-
~

2.95m

L-JO-...JI----f--+-~yf__ - poil
I T
8" b='\ Q b;>, 6='> ~

drsn a drsn d

drsn b drsn e

- a.10m -

2.60rn

peil

drsn C noordwest gevel

87
L

88
112 De gevels bewegen zich vrijelijk tussen
het konstruktIesIrelet; detailopname van het
verspringende dak bij de admlnlstratleafde-
IIng, Zichtbaar Is ook de omwille van lichttoe-
terdIng afgeschuinde balk
113 Zuidzijde Dresselhuys Paviljoen
114 De uItkragende balken vragen om een
bijzondere detaillering van de gevel
115 Open hoek In het Dresselhuys Paviljoen
(huidige staat)
116 Het konstndnleslrelet van het Dressel-
huys Paviljoen
117 AxonometrIe konstruktieskelet met
goed zichtbaar de negen meter overspannende
langsbalken
Tekeningen uit: Dullrergroep,J, DuIker, bouw-
kundig Ingenieur,
Foto's fotografische dienst bouwkunde

89
118 Dulkers Openluchuchool (Amsterdam
1930)

90
programmaonderdeel op zijn beurt ondergebracht in een aparte zone.
Een zelfde soort indeling is terug te vinden in de konstruktieve opzet.
Steeds is er "een duidelijke scheiding aanwezig tussen de draagcon-
structies enerzijds en de ruimtescheidingen en gevels anderzijds"~2, een
onderscheid dat ook in de vormgeving zoveel mogelijk wordt benadrukt.
De draagconstructie bestaat uit gewapend beton, de invulling uit staal, glas
en prefab panelen. De stalen kozijnen zijn donker gekleurd waardoor ze
sterk afsteken ten opzichte van het witgeverfde beton en ook het verschil
in dimensie van het slanke staal en de brede betonbanden wordt duidelijk
geaccentueerd.
Deze strikte scheiding komt in het geval van Duiker niet alleen voort uit
een technische esthetiek. Voor hem belichaamde het betonskelet een
blijvende, niet aanpasbare struktuur waartussen gevels en
ruimtescheidingen zich vrijelijk bewogen en die er dus even vrijelijk ook
uitgehaald konden worden in het geval van veranderende
gebruiksomstandigheden. Deze manier van ontwerpen leverde niet
zelden aansluitingen op die Gauw zouden hebben doen gruwen (afb 112),
maar die evenzogoed onlosmakelijk met de charme van Duiker
verbonden zijn.

Ludwig Mies van der Rohe


Seagram Building, New York, 1958

Het Seagram building, een negenendertig verdiepingen hoog


kantoorgebouw aan Park Avenue in Manhattan, lijkt de perfecte
apotheose van Mies van der Rohe's devies "less is more". Deze uitspraak
symptomatisch voor zijn buitengewoon dubbelzinnige houding ten
aanzien van de ontwikkelingen in de moderne architektuur, illustreerde
als geen andere zijn verlangen naar zuiverheid en verfijning in de
architektuur: "The maximum of defenition -the maximum clarity- is in
reduction," zo stelde hij in 1923.
Omtrent Mies' beweegredenen bestaat veel onduidelijkheid. Manfredo
Tafuri beschrijft hem als "caught up in a destiny that was not his"~3, hetgeen
wellicht een verklaring vormt voor de haast onverschillige gelatenheid
waarmee hij de technologie accepteerde als de culturele uiting van de
moderne mens die in geen enkel bouwwerk van betekenis
verontachtzaamd zou kunnen worden. Mies' opvatting over bouwen was
42 Duiker groep, J. Duiker,bouwkundig inge-
nieur, blz 101 echter op de eerste plaats esthetisch, op zuiverheid en absolute
43 Zie: Tafuri, Dal Co, Modem architecture, blz schoonheid gericht. De verklaring hiervoor lijkt te schuilen in zijn
130 opleiding waarin klassisistische tendensen de boventoon hadden

91
92
. . •

• • • •

• •
N
C<
-= ~
~~'.
=
-= •
]
rg,j
2/1
["I".

~
IX

IA.

119 Het Seagram Bulldlng.De klassieke drie·


deling In basis, middenstuk en beèlndlgingls
duidelijk waarneembaar
120 Zicht langs de gevel
121 plattqvond

93
122 Harmonie en zuJ~rhelcL De vermaarde
Mles-hoekoplosslng die het moaeUJk maakt
met ién en heUJelfde gevelpanee1 het hele
gebouw te bekleden
123 Symmetrie en humonle tot In het
kleinste detail
124 Interieur kantoo.-rdleplng. Mies·
aanpak was uiterst rllIDt'eUS; alles wat niet met
zijn esthetl5ch Ideaal van reduktie was te
vermenen werd simpelweg weggelaten. Foto
fotograf1sche dienst bouwkunde
125 Gevelaanzicht bij nacht. Foto fotografi.
sche dienst Bouwkunde

95
126 De klassieke Symmetrie In de voorgevel
gevoerd.
In nagenoeg al zijn latere werk (vanaf het midden van de jaren dertig)
vormen symmetrische monumentaliteit en zuivere geometrie dan ook de
belangrijkste kompositorische grondslag. De fijnzinnigheid waarmee Mies
deze uitgangspunten tot in de kleinste details van zijn gebouwen wist door
te voeren, is zonder twijfel tot op de dag van vandaag ongeëvenaard.

De terugkeer naar het monumentale, die vooral na de oorlog een groot


deel van de architektonische produktie in zijn greep kreeg, culmineerde in
het geval van Mies in de ontwikkeling van een "tot het uiterste geratio-
naliseerde bouwmethode."« De perfecte geometrische zuiverheid van
zijn gebouwen is te herleiden tot het elimineren van elke vorm van
"materialiteit".uit de bouwmassa. Tegenover het gezag van de klassieke
oudheid dat enorme, massieve bouwmassa's op symmetrische assen
organiseerde, stelde Mies een op precies dezelfde formele uitgangspunten
gebaseerde architektuur van het niets (Miesian absence). De complete
materiële opzet van zijn gebouwen is ingegeven door het streven naar een
mimimum aan middelen. Zoveel mogelijk kolomvrije bouwvolumes met
één enkele overspanning, zwevende bouwmassa's en een minimum
aantal verschillende konstruktieonderdelen.zijn de kenmerken van deze
"language of absence"45
Ook in het Seagram Building lijkt de komplete vorm ondergeschikt te
zijn gemaakt aan de mogelijkheid het gehele gebouw met één en hetzelfde
gevelpaneel te bekleden. Dit resulteerde in een strukturele zonering van
de konstruktieve elementen die op essentiële punten afweek van de
manier waarop Duiker zijn gebouwen konstrueerde. Beide architecten
maakten een struktureel onderscheid tussen dragende en niet dragende
elementen. Maar waar Duiker beide categorieën naar hun specifieke
technische functie vormgeeft, ontdoet Mies ze zoveel mogelijk van direkte
technische referenties om ze vervolgens te gebruiken als zuiver formele
middelen.
In de gevel van het Seagram Building zijn het konstruktieskelet en de
gevelpanelen architectonisch met elkaar versmolten . Het resultaat is een
klassieke geleding waarin een buitengewoon geraffineerde ritmische
opeenvolging van raamstijlen mèt en raamstijlen zonder een kolom
erachter gecreëerd wordt. 46 Op deze manier ontwikkelde Mies een
44 Kenneth Frampton, moderne architekruur, sublieme synthese tussen de geometrische zuiverheid van de klassieke
een kritische geschiedenis, blz 284 vorm en een tot het uiterste gestandaardiseerde konstruktieve opzet.
45 zie: Tafuri, Dal Co, Modem architecrure, blz
312
46 zie: Kenneth Frampton, modeme architek-
ruur, een kritische geschiedenis, blz 288

97
98
Het onderscheid tussen dragende en gedragen elementen
Materiële opzet en architektonische ruimte

Een vergelijking tussen de integrale struktuur van Gaudl's crypte en de


uit Oosse) onderdelen samengestelde gebouwen van Duiker en Mies, is in
een aantal opzichten vergelijkbaar met de tegenstelling tussen de open en
de gesloten ruimtelijke komposities zoals die bij Wright en Hertzberger
aan de orde was.
Met behulp van een aan de gotiek ontleende systematiek was Gaudi in
staat gebouwen als één integraal, ononderbroken parabolisch omhulsel te
ontwerpen. Doordat er zonder konstruktieve problemen gaten in dit
omhulsel kunnen vallen (het draad model sec is zelfs één en al gat) wordt
de ruimte erbinnen niet gekompartimenteerd. Net als in de Gotiek zijn de
begrenzingen moeilijk te bepalen, maar doordat er sprake is van een
continue vorm, zijn ze er wel degelijk.
Een gebouw opvatten als een samenstelsel van losse onderdelen, zoals
Mies en Duiker (en Wright) dat deden, is onlosmakelijk verbonden met het
concept van de ononderbroken ruimte. Losse elementen maken een vrije
dispositie mogelijk, waardoor begrenzingen van de ruimte plaatselijk
uiterst licht kunnen worden uitgevoerd, (of zelfs kunnen worden
weggelaten) ze zijn immers niet, zoals bij Gaudi, per defmitie gebonden
aan een dragende functie.

99
,---- -- -- - - - - _ .. _-

lZ1 Nervi, vliegtWghal in aanbouw. De Iron·


stNktie is IVOtendeels uitgevoerd in een gepre-
fabriceerde gewapend betonelementen

100
Vorm en konstruktie

Pier Luigi Nervi


Vliegtuighallen Italië 1935-1941

De als civiel-ingenieur opgeleide Pier Luigi Nervi 0891-1979) was een


ontwerper die zijn gebouwen consequent vanuit het materiaal vormgaf.
Geheel in de geest van het in de negentiende eeuw geformuleerde ideaal
van de architekt-ingenieur zocht hij naar de "artistieke uitdrukking in de
eenheid van materiaal, constructie en vorm met een bijna objectieve
logica, die weinig speelruimte laat voor afzonderlijke artistieke
overwegingen en vindingen op het gebied van de vorm .. "47 Het hoe en
waarom van elk gebouwelement is in het algemeen direkt te verklaren
vanuit de konstruktieve functie die het heeft in het grotere geheel, dat net
als in de Gotiek een gesloten systeem vormt.
Nervi's gebouwen laten zich vooral beschrijven in termen die
betrekking hebben op de geleverde prestatie48 • Binnen een gelimiteerd
aantal konstruktieve principes (bogen, kabelkonstrukties, schalen, etc.)
vormt het met zo minimaal mogelijke middelen vormgeven aan de
grootste overspanning of de hoogste toren, steeds opnieuw de uitdaging
die het ontwerpproces stuurt en van samenhang voorziet. Het bij iedere
nieuwe opgave beter benutten van het materiaal, lijkt de voornaamste
drijfveer voor ontwerpers als Nervi.
In zijn meest ideale vorm is bij deze vorm van architektuur, de ordening
van het materiaal ondubbelzinnig voorgeschreven door de wetten van het
materiaal en de mechanika. Het resultaat is een aantal haast archetypische
vormen, elk gebonden aan één bepaald konstruktief principe, gebaseerd
op een zuiver wetenschappelijke logica.
Zoals Le Corbusier de elementaire vormen uit de geometrie beschrijft als
juist, zuiver en mooi (blz 57), zo zijn de gebouwvormen van Nervi in hun
uitgesproken direkte relatie tot de wetenschappelijke objectiviteit
waarmee de krachtdoorstroming de vorm bepaalt, ook juist, zuiver en
mooi te noemen.
47 Müller en Vogel, Sesam Bouwatlas, blz 515 Ook de vliegtuighallen die Nervi in de tweede helft van de jaren dertig in
48 zie: Hans van Dijk, High Tee, de decoratieve Italië bouwde, zijn 7.Onder meer indrukwekkend in verhouding tot de
kunst van vandaag, Archis 10-87, blz 23 hoeveelheid materiaal waarmee ze gerealiseerd zijn.De konstrukties zijn

101
128 VJJr.atuIahaI,detaJIopname
129 Testmodel
130 In vollooicle lIWIt

102
103
130.131 Veel "architekt.lngenlelU'll" baseren
zich op fysica en biomorfolotlle

104
I
I

105
1 "2 Macquettefoto vUIa 'Ava. Foto Hans
daB Modernisme
Werleman
.> (uit: Hans IbeUo"" •
nderdogma)
lJO
133 Axono
metrie

106
- - - - - - - - - - -- - - - - -- - - - - - - - - -- -- -- -- -

van een haast onwaarschijnlijke lichtheid en bieden een gigantische vrij


ruimte. Deze geringe hoeveelheid materiaal is het gevolg van een vorm die
nauwkeurig beantwoordt aan het verloop van de krachten respectievelijk
de wisselende grootte van de belastingen (de momentverdeling). Deze in
statisch opzicht ideale vorm is het produkt van een forse partij rekenwerk
en een feilloos gevoel voor de krachtsdoorstroming in bouw-
konstrukties.Het resultaat is een aantal gebouwen waarvan de vorm
vrijwel direkt is te herleiden naar de vaste prindpes van de mechanika en
de biomorfologie (afb 130,131) en dat in de objectiviteit die het hieraan
ontleent, op een met de geometrie vergelijkbare manier appelleert aan het
ideaal van volmaakte en zuivere schoonheid.

Rem Koolhaas
i.s.m. Xaveer de Geyter
Villa dall'Ava, Saint-Cloud, 1991

De mathematische benadering die bij Nervi en aanverwanten het


ontwerpproces kenmerkt, is in de architektuur van Rem Koolhaas (geb.
1944) in het geheel niet aan de orde. Zijn gebouwen komen niet of
nauwelijks voort uit een konsekwente toepassing van de wetten van
materiaal en mechanika.
Het werk van Koolhaas kan veeleer worden opgevat als een poging
overgeleverde regels en dogma's te overstijgen en geaccepteerde grenzen
te doorbreken om zo de architektonische produktie te revitaliseren 49 •
Regels en dogma's overigens, die niet in de laatste plaats verband houden
met het primaat van een konstruktief doelmatige uitvoering zoals dat in de
twintiger en dertiger jaren door onder andere het Nieuwe Bouwen
geformuleerd werd.
In de Villa dall'Ava zijn het met name theatrale aspecten die de
ontwerpbenadering typeren; er wordt een architektonisch spel gespeeld
waarin spanning en onvoorspelbaarheid de sleutelbegrippen vormen;
bouwkundige elementen worden, "wars van elke bouwkundige predsie,
geënsceneerd" met het doel een hoge mate van "afwisseling in visuele
ervaring en activiteit"50 te organiseren.
Niet gebonden aan enige vorm van een door een objectiverende
49 zie: Hans van Dijk, De verovering van de wetenschap voorgeschreven formele beperking presenteert Villa dall"Ava
wansmaak en de leegte, Archis 3-E9, 13-17
50 Bemard Leupen, Christoph Grafe, Een zich als een kompositie van podia, elk voorzien van een eigen sfeer en
metropolitane villa, Archis 1-92, blz 17 ambiance.

107
134 De heUingbaan naar de woonverdfe-
ping. Door het raam Is het zwevende doosJe te
zien. Foto Hans Werieman (uh Archls 1-92)
13S Konstruktief schema. Tekening Chri-
stophGrafe

108
Het probleem van de konstruktie wordt, op een manier die aan Adolf
. ~
Loos doet denken, pas in een laat stadium van het ontwerpproces gesteld.
Loos schreef in 1898: "Het is de opgave van de architekt om een warm en
.- bewoonbaar huis te maken. Warm en bewoonbaar zijn tapijten. Daarom
besluit hij een tapijt op de grond te leggen en vier tapijten op te hangen
welke de wanden voorstellen. Maar van tapijten kan men geen huis
bouwen. Zowel het tapijt op de vloer als de wandtapijten vereisen een
konstruktieve ondersteuning die de tapijten op hun plaats houdt. Het
ontwikkelen van deze konstruktie is de tweede opgave van de architekt. "53
Voor Loos was konstruktie niet meer dan een logistiek probleem dat
opgelost moest worden. Technisch gezien minder fraaie oplossingen
werden hierbij achter het "tapijt" verborgen. Koolhaas gaat echter nog een
stap verder door zeer nadrukkelijk te laten zien dat de konstruktie ook
daadwerkelijk als een logistiek probleem kàn worden opgelost: In het
villa-ontwerp wordt de betekenis van de zwaartekracht als een gegeven
waar een architekt niet omheen kan, tot het uiterste gerelativeerd. Zo lijkt
het zwembad (water: 10.000 Newton! m3) dat boven de woonkamer is
geplaatst, gedragen te worden door de glazen wanden van de
woonverdieping en balanceert het in afb 131 getoonde bouwvolume op
ogenschijnlijk slechts één enkel steunpunt.
In ruimtelijk opzicht is Villa dall'Ava een opeenvolging van contraste-
rende ervaringen. Bewegend door het huis vervalt de bewoner/ bezoeker
van de ene sfeer in de andere. Zo is op de woonverdieping de begrenzing
van de ruimte op een Miesiaanse manier gerelativeerd door de toepassing
van grote glaspuien, terwijl in de twee volumina waarin appartementen
zijn ondergebracht de ruimte juist weer veel meer gesloten is.

53 Adolf Loos, Ins Leh", gesprochen, Sämtliche


Schriften deell, blz 105

109
L--_ _ _ __ _ _ __ ____ ~_ .----~

136 Plattegronden. Bqpne IVOnd, eerste


verdiepingen tweedeverdicping met zwembad

110
111
137 Gevels
138 Lanpdoorsnedes
139 De op de betonkolommen balanceren-
deverdIeping. Foto Hans Werleman (uit Ar-
chis 1-92)

112
Vorm en konstruktie
Materiële struktuur en architektonische ruimte

De wiskundige logica die de vliegtuighallen van Nervi kenmerkt resul-


teert in wat als een leesbare, logische vorm zou kunnen worden omschre-
ven. Het gehele gebouwpresenteert zich in één keer (vanuit ieder per-
spectief ziet het er hetzelfde uit) en refereert aan een bestaand, herkenbaar
type. In het geval van de vliegtuighallen wordt dit effect nog versterkt om-
dat er hier sprake is van slechts één duidelijk gedefinieerde ruimte.
In Koolhaas' villa dall'Ava is juist alles in het werk gesteld om overzicht
en leesbaarheid te relativeren. Het beleven in de tijd, de sequentie van
beelden beelden en ervaringen bepalen het ontwerp. De gebouwvorm
(en ook de ruimtelijke opzet) refereren geenszins direkt naar een bestaand
type, hooguit naar een aantal types tegelijkertijd. Spanning en onvoorspel-
baarheid kenmerken beeld en ruimte; dingen zijn niet wat ze op het eerste
geicht lijken; achter iedere deur wacht een nieuwe verrassing. Het aantal
mogelijkheden in ruimtelijke zin is nadrukkelijk onbeperkt.

t?
~
. •.•;0...
•.•• ..•.• / .•• ..•.. •
~.

~
~
....
..

.. ~
113
114
De grootste kracht is aantrekkingskracht

Sinds het onstaan van de wetenschap zijn bouwkonstrukties lichter,


transparanter en onwaarschijnlijker geworden. Gebouwen barstten uit
elkaar, keerden zich letterlijk binnenste buiten. Licht, lucht en ruimte werd
het devies.
Architekten stortten zich, na aanvankelijke aarzeling, vol overgave op
de nieuwe, door de ontwikkeling van de techniek geboden
mogelijkheden. In letterlijke en figuurlijke zin werd de spanning in
gebouwen tot ongekende hoogte opgevoerd. De architektuur raakte
vervuld van beweging, grenzen vervaagden, dichtbij en veraf werden
tegelijkertijd waargenomen.
Konstruktie was en is, zoveel mag verondersteld worden in deze
publikatie te zijn aangetoond, voor architekten op de eerste plaats een
bron van mogelijkheden, een middel om de alledaagse realiteit te
ontstijgen, pas op de tweede plaats is het een gegeven dat in overeen-
stemming met eisen als sterkte, stijfheid, stabiliteit en duurzaamheid moet
worden opgelost.
Het Delftse credo dat een gebouw in materiële zin legitimeert als een
optelling van een draagkonstruktie, scheidingskonstrukties, natte cellen,
installaties, etc, etc, en dat architektonische kwaliteit het impliciete gevolg
laat zijn van de creativiteit en de vernieuwingsdrang waarmee deze
afzonderlijke gegevens in één ontwerp zijn geïntegreerd, lijkt in dit kader
enigzins ongenuanceerd en spanningsloos.
Architektuur bestaat eerder ondanks dan dankzij externe eisen en
iedere wet heeft zo zijn betrekkelijkheid.

115
116
Geraadpleegde literatuur

Reyner Banham, Theory and design in the first machine age, London, 1960
Duikergroep Delft, J. Duiker bouwkundig ingenieur, Rotterdam, 1982
Van Duin, Engel (red.), Architektuurfragmenten, Typologie, Stijl en
Ontwerpmethoden, Delft, 1991
Kenneth Frampton, Moderne Architectuur, een kritische geschiedenis,
Nijmegen, 1988
Gaudi groep Delft, Gauw, rationalist met perfecte materiaalbeheer-
sing,Delft,1989
S. Giedion, Space, Time and Architecture, Cambridge, Massachusetts,
1978
Groenendijk, Vollaard, Gids voor moderne architektuur in Nederland,
Rotterdam, 1987
Joseph GwHt, The Encyclopedia of architecture, New York, 1982
H.R.Hitchcock, Architecture, nineteenth and twentieth Centuries,
Harmondworth, 1969
Hans lbelings, Modernisme zonder dogma, Rotterdam, 1991
Charles Jencks, Modern Movements in Architecture, New York, 1973
Le Corbusier, Vers une architecture, Nouvelle édition, revue et augmentié,
1966
Bernard Leupen, Christoph Grafe, Peter de Zeeuw, werk in uitvoering
(voorheen Lasboek), Delft, 1991
Han Meijer (red), Stadsontwerp, Urban Design, Delft, 1990
Middleton en Watkin, Neoclassical and 19th century architecture, New
York, 1987
Jan Molema, Antoni Gauw, een weg tot oorspronkelijkheid, Delft, 1987

117

You might also like