Professional Documents
Culture Documents
740
4
Voorwoord
Zolang de toren blijft staan maar eigenlijk moet vallen zal de toerist naar
Pisa trekken. De Italiaanse konstrukteurs lijken dommer maar zijn mi-
schien slimmer dan hun Delftse collega's. Terwijl in Italië en ver daarbuiten
voortdurend wordt gepráát over de dreigende val van Pis a's toren, is de
Delftse allang tegen omvallen gezekerd met onzichtbare middelen. De
vraag is wat belangrijker is: Wereldwijd beroemd om een mogelijkheid die
(nimmer) werkelijkheid wordt of een werkelijkheid die schijn is (maar
niet ervaren wordt)
In dit spanningsveld werken architekt en konstrukteur. Terwijl de één
de spanning in de mens wil laten oplopen tot het schijnbaar onhoudbare,
doet de ander dat, als het meezit, met de spanningen in het bouwwerk.
Waar de één, als het meezit, met feitelijke kennis van krachten en belastin-
gen een schijnwereld weet op te roepen waarin alles anders is dan je zou
denken, weet de ander, als het meezit, een wereld op te roepen waarin al-
les is zoals je denkt dat het is (de deskundige voorop).
Jan Molema
5
Gerrie Hobbelman voor het gestelde vertrouwen en het doornemen van
conceptversies, naar Jurjen Mac Oosterhuis, naar Bernard Leupen voor het
onderscheiden van hoofd- en bijzaken èn naar Jan Molema voor zijn niet
aflatende bereidheid mij te allen tijde terzijde te staan.
6
Inhoud
Inleiding 9
Hoofdstuk! 13
-Klassieke Oudheid en Middeleeuwse Gotiek 15
-Verwetenschappelijking van de ontwerppraktijk 23
-Het schisma tussen bouwkunst en bouwkunde 25
Hoofdstuk 2 39
-Konstruktieve opzet in de open plattegrond 41
-Het openbreken van het klassieke volume 61
-Dragende en gedragen bouwelementen 75
-Vorm en konstruktie 101
7
8
Inleiding
Concluderend zou ik het volgende willen toevoegenj ..... Het zijn niet de stijlen
in de kunst die men de jeugd moet onderwijzen maar haar vaste principes. Dat wil
zeggen haar bestaansreden, haar struktuur en haar methoden ...... Wat verworpen
moet worden dat zijn de vage theoriën, gebaseerd op een stelsel van tradities die
zich niet kunnen beroepen op een logisch verband en dat zijn de zogenaamd on-
schendbare uitgangspunten die in periodes waarin de kunst waarlijk floreerde,
nooit nagevolgd zijn ."
9
1 (vorige pagina) Omslag Entretiens sur
)'archltecture, recente uitgave
2,3 Archltelttuurtekenlngen uit de negen-
tiende, materlaaIln wit, respectievelijk de twln-
tllPte eeuw, materiaal In zwart weergegeven.
10
vrij algemeen als nutteloze verspilling beschouwd en zo zijn er nog tal van
voorbeelden te bedenken.
De wetten van het materiaal en de mechanika dienen voornamelijk ter
strikte navolging. De hiermee gepaard gaande materiaalbesparing en
strukturele ordening zijn impliciete kwaliteiten van de moderne architek-
tuur.
Toen in de 18e en 1ge eeuw door een groot aantal architekten en
wetenschappers gepleit werd voor een meer technisch-wetenschap-
pelijke benadering van de bouwpraktijk, werd daar vanuit de traditionele
hoek overwegend afwijzend op gereageerd. Architecten die in die tijd als
beoefenaars van de bouwkunst werden opgeleid, zagen deze nieuwe
ontwikkelingen als strijdig met de kunstzinnigheid en de creatieve
soevereiniteit van hun professie. Er ontspon zich een levendig debat
tussen vernieuwende en traditionele architecten over de grondslag
waarop de architectuur zich moest baseren: een tweestrijd die wel als het
schisma tussen bouwkunst en bouwkunde omschreven wordt.
De voorstanders van een wetenschappelijke benadering zochten naar
een nieuwe uitdrukkingsvorm voor de architektuur, die ze konden
afzetten tegen de overdadigheid en de ornamentele opsmuk van de in die
tijd heersende bouwstijlen.
Eenvoud in gebruikte middelen en respect voor de eigenschappen van
de toegepaste materialen en konstruktiemethodes moesten leiden tot een
nieuwe, "oprechte" vorm van architektuur. Efficiënt materiaalgebruik en
standaardisering van bouwelementen vormden hierbij de belangrijkste
uitgangspunten.
Ontwerpen werd steeds minder een formele (primair de vorm
betreffende) en steeds meer een konstruktieve (betrekking hebbende op
de organisatie van het materiaal) aangelegenheid. Het spreekt vanzelf dat
deze ontwikkelingen grote gevolgen hadden voor de architektonische
produktie. Centraal in deze publikatie staat dan ook de vraag hoe deze
verschuiving van het aandachtsveld van de vorm naar de konstruktie van
invloed is geweest op de materiële en de ruimtelijke opzet van gebouwen.
11
12
Hoofdstukt
"Net als in de mechanica zocht men in de architectuur naar een constructie die
zonder in elkaar te storten en met gebruik van zo weinig mogelijk materiaal meer
nuttige ruimte schiep."
13
4 Gotische kathedraal Chartres (1164-
1260)
S Luchtbogen Chartres. Het lichter ma-
ken van de konstruktie leidt tot grotere IIchlO-
penlngen
14
Klassieke Oudheid en Middeleeuwse Gotiek
15
6 Vertlkallsering en transparantie, kathe-
draal Beauvais
7 Ook Inde Gotlekspeeltde geometrie een
belangrijke rol. Ze blijft nuechtervoornamelljk
in de struktuur van een bouwwerk verborlJefl
en functioneert meer als een hulpmiddel bij het
ontwerpen dan als eenserievastgestelde regels
die nagestreeiJ moeten worden
8 Volgens de Ouden lag de geometrie ten
grondslag aan alle in de natuur voorkomende
vormen
9 in deKlassleke Oudheid bepalen ver·
boudlngen tussen afmetingen ontwerpbeslls-
singen; materiaaleigenschappen zijn onderge-
schikt aan een Idee over vorm
10 Klassieke oudheid. ontwerpen 15 toege-
paste geometrie
11 Griekse tempels staan als zich scherp af-
tekenende volumes In hun omgeving
16
12 Het Pantheon in Rome: omsloten,
duidelijk begrensde ruimte, ontstaan door het
"uithollen" van (een) geometrisch(e)volume(s)
13 Elementaire geometrische vormen en
patronen bepalen plattegrond en doorsnede
van het Pantheon
18
de contouren van de bouwvolumes zich af tegen hun omgeving.
De geometrische basis van de Klassieke architektuur maakte het
ontwerpen tot een voornamelijk formele aangelegenheid: "Evenwichtige
verhoudingen, schoonheid van de details, symmetrie en harmonie van alle
delen en het geheel moesten de goddelijke waarheid van de geometrie en
haar morele kracht belichamen."5 Ontwerpbeslissingen werden niet zo-
zeer door konstruktieve eisen alswel door optisch-formele overwegingen
bepaald.
19
14 Vervluchtiging van de massa en
transparante ruimte: Al bewegend schul\'ell
nabije en veraf geJeaen elementen over elkaar
heen.
20
Tegenover het additieve konstruktieve principe van de Oudheid
(tempels komen voort utt een optelling van basement, zuilen en archi-
traaf), is er in de Gotiek sprake van een gesloten konstruktieve systema-
tiek: In een gemetselde boogkonstruktie is ieder onderdeel vanuit het
oogpunt van stabiliteit noodzakelijk. De krachtsdoorstroming in een Go-
tische kerk is direkt gerelateerd aan de eigenschappen van metselwerk, in
boogkonstrukties treedt namelijk niet of nauwelijks buigspanning op.
In de Gotiek is de tegenstelling tussen ondersteuning en last opgehe-
ven, het konstruktieskelet rijst tegen de zwaartekracht in omhoog. De
ruimte is van voortdurende beweging vervuld, de begrenzing ervan is
moeilijk te bepalen en er is sprake van een sterke perspectivische werking
(atb 14).
15 Interieur kerkVersaiJles, Godschenlim-
te In een klassieke syntaxis
22
Verwetenschappelijking van de ontwerppraktijk
23
24
Koninklijke Kapel in VersailIes Cafb15) belichaamde een aantal van de
door hem beschreven kwaliteiten. "Het gebouw is op klassieke wijze ge-
detailleerd maar doet wat ruimtelijkheid betreft uitgesproken gotisch
aan."7
Een veel radicaler standpunt werd ingenomen door de abt Marc-
Antoine Laugier. In zijn "Essai" uit 1753 presenteerde hij het model van de
"kleine boerenhut". Hij zag dit model, dat hij tot uitgangspunt van alle ar-
chitektonische produktie bombardeerde, als de oorsprong van alle
architektonische schoonheid. Het bevatte namelijk alleen de essentiële
elementen uit de architektuur. De omvangrijke overlevering van Renais-
sancistische vormen en ornamenten vond hij van een verwerpelijke aard
In feite was de hut een uitgeklede versie van de klassieke tempel, een
soort rationele variant waarvan alle niet door noodzaak voorgeschreven
elementen uitgesloten waren. 8 Haast vanzelfsprekend was Laugier een
bewonderaar van de konstruktieve doelmatigheid van de gotische archi-
tektuur en ook hij hoopte deze kwaliteiten te kunnen incorporeren in de
klassieke geometrische volumes die zijn voorkeur hadden vanwege hun
zuiverheid en eenvoud.
Het eerste belangrijke gebouw dat beschouwd kon worden als een
illustratie van Laugiers idealen was de kerk Ste Geneviève in Parijs vanJac-
ques-Germain Soufflot die in 1790 voltooid werd. Hier werden de
fijnzinnigheid van de gotische konstrukties met de zuiverheid en
indrukwekkendheid van de griekse architektuur gecombineerd. De
aanpak van het gehele bouwproces was zeer wetenschappelijk. In een
zelfopgezet laboratorium werden proeven gedaan op materialen, er
werden formules en vergelijkingen afgeleid met de bedoeling tot een
uiterst verfijnde wijze van konstrueren en een minimaal materiaalgebruik
te komen. Zo minimaal zelfs dat het gebouw na voltooüng al gauw ernstig
begon te scheuren en er versterkingen aangebracht moesten worden.
25
16 (pag 24) Ste Genevlève (thans Panthé-
on). De ~~I Ujltt een opgereltte variant
van een klassiek tempelfront.
17 (pag 25) Uuglers "Kleine boerenhut"
18 Interieur Ste Genevlève, daglichttoetre-
dIng van boven en slanke pm8elen geven het
gebouw een soort Gotische toets
26
19 Charles gander, Opera Parijs 1875 , een
schoolvoorbeeld van historiserende archltek-
t1aJr
2D Voorgevd opera; een bonteverzameUnll
stIjlcitaten
21 Telr.enlnllvan de Ij:llel"efl versterkingen In
de overspannlngskonstruktles van de Ste Gene-
vlève die werden aangebracht om een te hoge
trekbelastlnll In het steen te voorkomen
27
22 Het Crystal Palace In Londen. Door Jo-
seph Paxton. een kassenbouwer. gekonstnJ.
eerd voor de wereldtentoonstelling van 1851.
Het gebouw Is In zijn geheel opgebouwd uiteen
geprefabriceerde konstnJktle van IJ7Jer en glas
28
objectieve grondslagen van de rationalistische ontwerpers ten gunste van
stijlpluralisme en eclectische stijlvermenging. Deze (willekeurige)
toepassing van verschillende historische sti jlen vergemakkelijkte enerzijds
de aanpassing aan de nieuwe bouwopdrachten en konstrukties (stations,
infrastructurele werken,etc) die het gevolg waren van de industriële
vernieuwing. Anderzijds ging de integratie van de konstruktieve aspecten
vrijwel verloren"9 in de ornamentele opsmuk die het Historisme kenmerk-
te. "De architectuur is in de machtige tijdstroom van de industrieële
vooruitgang achterlijk en verdeeld geworden. Ze heeft zich losgemaakt
van de directe binding met de industriële produktiemethoden en valt terug
op de formele (klassieke) ordeningspatronen van het voorrationele ont-
werpen.
De op de polytechnische scholen opgeleide ingenieurs losten onder-
tussen de nieuwe problemen op die industrie, verkeer en de grote stad hen
stelden."9 Voortbouwend op de wetenschappelijke benadering van de
architektuur, "ontwikkelden ze methoden tot onderzoek van het bouw-
materiaal en het vooraf berekenen van de in een bouwwerk werkende
krachten, ze voerden nieuwe materialen en elementen in zoals gietijzer,
Portlandcement, getrokken plaatglas, profielliggers, stalen kabels en
gewapend beton. Deze bleken uitstekend te voldoen in de nieuwe
gebouwtypen waarvoor in de tot dan toe gegroeide typologie geen
voorbeelden voorhanden waren. Bij bruggen, fabrieken, stationsge-
bouwen, markt-en tentoonstellingshallen en warenhuizen ontstond zo de
nieuwe traditie van het technisch bouwen met een eigen esthetiek. Haar
principes zijn zakelijkheid, zuinigheid, konstruktieve helderheid en
functionele korrektheid.
De techniek en de langzamerhand onontbeerlijke medewerking van de
ingenieurs bepaalden steeds meer de hele opbouw van de gebouwen."9
De tegenstelling tussen de stijlcitaten van het Historisme en de elegante
ingenieursbouwwerken werd vooral voor de architecten erg pijnlijk. In de
Gotiek en de Barok (eind 17e eeuw) werden technische ontwikkelingen
vrijwel altijd onmiddellijk aangewend om de architectuur te verlevendigen
en te vernieuwen; artistieke, emotionele behoeften liepen toen kennelijk
nog wel parallel met de technische vooruitgang. 10
De wederzijdse minachting van architekten die zichzelf zagen als
vertegenwoordigers van de kunst en ingenieurs als vertegenwoordigers
van de wetenschap was typisch een produkt van de negentiende eeuw
(dat vandaag de dag overigens nog steeds "in gebruik" is). "De voort-
durende ontlening aan de historische stijlen leek een verloochening van
9 Müller en Vogel, Sesam Atlas van de
de krachten, die in de wetenschap, industrie en techniek tot steeds nieuwe
bouwkunst, blz 497
10 Zie ook: s. Giedion, Space, timeandarchitc:c- prestaties opstuwden en die zich in gedurfde ingenieurs-bouwwerken
29
23 Galerie des Machines, Parijs 1889. De
nieuwe esthetica van het ingenieurs bouwen,
"slank en :ronder ornamentele opsmuk"
30
manifesteerden.
De splitsing in een rationele techniek en een irrationele (romantische)
stilistiek kenmerkte niet alleen de architectuur maar ook het levensgevoel
en daarmee de cultuur van het tijdvak."9
Het naast elkaar bestaan van de Ecole des Beaux-Arts en de Ecole
Polytechnique in Parijs illustreert dit schisma tussen bouwkunst en
bouwkunde op treffende wijze. Een overzicht van de arcrJtectuur-
publikaties van de negentiende eeuw toont aan dat twee vragen die in het
architectonische debat domineren, de verdeeldheid tussen deze scholen
precies weergeven. "Deze twee vragen kunnen als volgt geformuleerd
worden:
- Waarop moet de opleiding van een architect zich baseren en
- Wat is de relatie tussen ingenieur en architect? Welke taken zijn specifiek
voor elk van hen? Zijn die misschien wel dezelfde?"11
31
24 Exterieur Bibliotbèque St Geneviève
25 Het magazijn van de Labroustes BibUot-
bèque Nationale de Paris, in zijn geheel uit gie-
tlj:rer opgetrokken
26 Henri Labrouste, Iees:mal BibUotbèque
Sa/nte Geneviève
'Z7 Lees:mal Bibliotbèque Nationale, de Ijze-
ren dakspanten zijn in het zicht gelaten
32
ren, hetgeen voor een Académie-student buitengewoon opmerkelijk
was.
Terug in Parijs richtte hij zijn eigen architektuurschool op. Hier ontvin-
gen zijn studenten naast het onderricht in de artistieke principes, een
gedegen scholing in de grondbeginselen van het konstrueren.
Dat dit alles zeer tot ongenoegen van de Académie was spreekt voor
zich. Het duurde dan ook meer dan twaalf jaar voordat Labrouste,
inmiddels de veertig gepasseerd, de kans kreeg zijn talenten te tonen.
Zijn eer;ste belangrijke werk was de Bibliothèque Sainte-Geneviève
(1843-1856), spoedig gevolg door zijn ultieme meesterwerk, de Bibliothè-
que Nationale de Paris (1858-1868).
Labrouste was de eerste die in een gebouwtype dat van oudsher tot het
domein van de academische architecten behoorde een gietijzeren
konstruktie vanaf de fundering tot het dak toepaste. Bovendien slaagde hij
erin deze in zichzelf stabiel te maken zodat de muren niet langer voor de
stabiliteit hoefden te zorgen. Hiermee zette hij een trend die ingenieurs
nog decennia lang zouden volgen.
In het magazijn van de bibliotheek, ontoegankelijk voor het publiek,
hoefde Labrouste zich niet aan te passen aan de gangbare smaak. Hier kon
hij afzien van elk spoor van Historisme. "Hij ontwierp dit magazijn als een
door een bovenlicht verlichte kooi, waar het daglicht vanaf het dak door
ijzeren bordessen tot de onderste verdieping doordrong."14 Door het
buitengewoon transparante karakter en de totale afwezigheid van
toegevoegde decoraties was dit ontwerp zijn tijd ver vooruit.
Tijdens de bouw van de Bibliothèque Nationale de Paris publiceerde
Eugène-Emmanuel Viollet-Ie-Duc (1814-1879) zijn "Entretiens sur l'archi-
tecture". Dit boek mistte zijn uitwerking niet. Architecten als Gaudi,
Wright, Berlage, Perret en Mies van der Rohe zijn er allen in meer of
mindere mate door beïnvloed.
Viollet-Ie-Duc nam de rationele traditie van de zeventiende en de
achttiende eeuw weer op door te stellen dat alle architectuur oprecht
moest zijn zowel ten aanzien van haar konstruktieve methodes als ten
aanzien van het te huisvesten programma, hetgeen zoveel wilde zeggen
als dat een architekt zich op de eerstse plaats moet koncentreren op het zo
efficiënt mogelijk voldoen aan de eisen van het programma. Door hierbij
bouwmaterialen overeenkomstig hun eigenschappen te gebruiken kon er
met een minimaal gebruik worden volstaan.
Door het nauwkeurig analyseren van de konstruktieve principes van de
Gotiek, hoopte Viollet-Ie-Duceen aantal principes afte leiden die konden
14 Kenneth Frarnpton, Moderne architectuur, worden toegepast op de nieuw ontwikkelde materialen en technieken.
een kritische geschiedenis, blz 24 De koopmansbeurs van de Nederlandse architekt Hendrik Petrus
33
28 Magazijn Blbliothèque Nationale, da-
glicht dringt door tot op de laapte verdieping
29 Enorme glasvlakken tussen leeszaal en
magazijn In de BlbUothèqueNatlonale, "The he-
avy w:lvet drapery suggests thal lJWrouste was
somewhat alarmed by hls own daring" crime,
space and architecture, S, Giedion, blz 228)
30 Vogelvlucht Beun van Berlage Amster-
dam
34
Berlage uit 1903 wordt vaak beschouwd als het meest overtuigende
voorbeeld van een volgens de principes van Viollet-le-Duc ontworpen ge-
bouw. In de beurs is het konstruktief systeem zichtbaar gemaakt in duide-
lijk gedefinieerde elementen zoals kolommen, spanten en liggers en bepa-
len vorm- en sterkte-eigenschappen van materialen in belangrijke mate
het totaalbeeld.IS
35
29 Beursgebouw gezien vanaf het damrak
30 Zuidgevel met driehoeksschemea; ge0-
metrie Is niet langer een doel op zich, het Is een
middel dat dient om een kompositJe te vervol-
maken
36
31 Interieur Iroopmansbeun. het konstruk.
tleve schema Is duidelijk afleesbaar. Foto foto-
grafische dienst Bouwkunde
37
32 Koopmansbeursvanafdeomloop. Mate-
rialen In hun OOl'!lpronkelifkJe vonn bepalen
het beeld, elk Individueel herkenbaar In hun
specifieke eigenschappen. Foto fotografische
dienst Bouwkunde
38
Hoofdstuk 2
"Soms wordt het idee staande gehouden dat de ingenieur, als een resultaat van
zijn uitvoering van het rationalistische principe, nieuwe vormen en formele
ordeningen uitvindt die de architekt dan in zijn vocabulaire van expressie opneemt
en toepast in het ontwerp, soms op een strikte ingenieursmanier , soms ook niet. Dit
gebeurt beslist, maar de ingenieur houdt zich strikt bezig met komponenten en
hoewel hij belangrijke uitvindingen kan aandragen, kan hij niet voorzien in een
continu gerelateerd systeem van uitvindingen- of te wel een taal".
39
40
Konstruktieve opzet in de open plattegrond
Victor Horta
Woonhuis van Eetvelde, Brussel, 1895
41
35 (pag 40) Interieur woonhuis Van
F..etvelde. Wanden hebben plaats gemaakt voor
transparante schennen
36 Doorzicht atrium, "doorschijnende
panelen en een ongebrulkdiJIre lichtval" Foto
fotografuche dienst bouwkwtde
37 Standaarchorm van een lWeebeukige
riJtJeswoningplattegrond. De beuken worden
gescheiden door dragende wanden, de
verschillende vertrekken ziJn rulmteUJk niet
met elkaar In verband gebracht
38 plattegronden begane grond en eertse
verdieping
42
43
fJ'l"tlS1.X w.un""ü t.
,,~Jh" -ó: ...t,.~....... t..--", (,d,«-l:il.
....A""""~t ~!"",.,,,,~h'l'!
,I> lb~"J-",i~\
44
39 Langsdoorsnede, ruimtes zijn In een
open verband gerangschikt
40 Doorzicht atrium. Foto fotografische
dienst bouwkunde
41 Het zwierige Ij2JerWerk, ornamentering
In moderne materialen. Foto fotografische
dienst bouwkunde
42,43 Appartementengebouw Rue Franklln.
De gevellndellng verraadt PerTets klassieke
scholing
45
_ __ J
o
46
van ijzerwerk als een interne draagkonstruktie binnen de twee woning-
scheidende wanden slaagt Horta erin een intrigerende perspectivische
werking en een vrijelijk georganiseerde plattegrond te verwezenlijken, die
als een "voorloper beschouwd kan worden van wat Le Corbusier later als
het "plan-libre" zou gaan bestempelen."18
Auguste Perret
Appartementengebouw Rue Franklin, Parijs, 1903
AdolfLoos
Huis Moller, Wenen,1928
18 S. Giedion, Space, time and architecrure, blz
305 In zijn in 1908 gepubliceerde essay "Ornament und Verbrechen" nam
19 zie: Tafuri, Dal Co, Modem architecrure, blz Adolf Loos (1870-1933) zeer nadrukkelijk stelling tegenover de
102
nationalistische stijlkunst van bewegingen als de Weense Sezession21 en
20 zie: Kenneth Frampton, moderne
architekruur, een kritische geschiedenis, blz 133 de Art Nouveau. Hij verwees de stijlkunstenaars terug naar het maken van
21 Oostenrijkse variant van de Art Nouveau schilderijen of desnoods het aanvegen van de straat, om plaats te maken
47
46 In zijn JaterewerkgaatPerretwelopen-
lijk het betonskelet tonen
47 De symmetrische gevelindeling
48 Detailopname
49 Huis Moller, Loos' voorliefde voor de
kubus spreekt duidelijk
48
ARCHITEKT , "DOL.F LOOg
....U:'lH1
..............
,..-----
.Ju-fN ' Er
-~,,-
•
Ll IT
-
.... ...
_.
Th I
$
-
... 1. .0 _ r- -I
I
1
I
,,,
,
6 - ':7 :
~
Tf = ==
~ '0
~
"I r- :4
4:.1J
I
I r--1
" rrJ
'"" ' ~
== J
mm iY
1-=
.....
- U
...;j," 1
I
~1
" ~I ~
1 I- b<=='
-- :.
r-,~
,
,I --====J Ë ~
~
" ;=
' Li' 1llW1Il. U ~
;'"'..1. l' ;::::: i
- ..,. ! ...
- ~ 111111111111111111
--, :I:-- ,
,
-- - . ~'...J~_
I =---=1
,.
. --< , ::::::::::
"
.... = rr
:::'=:J
_~ '
I, "
, -=
"
"1., I ,.,-I ,.:1
L~ "
"
" ..,.,..
ij IL
,, I
...... -:.. .....
;1
1 ...
E:
~
F=
1-- ~
2 ~
I
.::.C~.Jl
'I...,;-- oi::.
1
.~
.~
~ ':, '
. .
--
1
~-,
I
" "
1
I,
I
-,
l _ _
I
l_ -,,
.:
."
·':..l
,>
~ i.-
....
L.,
, L__ _.- ,- -
50
voor een architektuur die gebaseerd was op ambachtelijke arbeid. 22
Als rechtgeaarde socialist verwierp hij het gebruik van ornamenten
omdat het onvermijdelijk leidde tot een ernstige vorm van ambachtelijke
slavernij. Hij vond dat" de meeste opgaven die het moderne bouwen stelde
eerder in de categorie van het bouwen dan in die van de architektuur thuis-
hoorden" en dat "goed vakmanschap decoratie in pracht ver overtrof" 23.
Loos' sociale betrokkenheid uitte zich bovendien in de stelling dat de
bevrediging van de ambachtsman lag in de vervolmaking van op vakman-
schap gebaseerde industrieel gefabriceerde produkten. "In dit opzicht
anticipeerde hij op Le Corbusiers begrip "objettype" (een door ontwikke-
ling en verfijning van massafabrikage vervolmaakt produkt, Le corbusier
vergeleek het dikwijls met seriematig geproduceerde produkten zoals bij-
voorbeeld auto's), dat spontaan geproduceerd werd door de op handwerk
gebaseerde industrieën van de maatschappij. "23
Door deze aandacht voor de sociale positie van de arbeidersbevolking
raakte de architektonische produktie meer en meer betrokken bij de
geïndustrialiseerde maatschappij. Ook bij tal van andere architekten uit
die periode verlegde de aandacht zich van de creatieve soevereniteit van
het individuele kunstobject naar een verbetering van de kwaliteit van
middels ambacht en industrie verfijnde gestandaardiseerde ont-werppro-
dukten. 24
Loos' streven naar een dergelijke typevorming verklaarde waarschijn-
lijk zijn voorliefde voor de kubus die het uitgangspunt vormde voor het
ontwerp van de meeste van zijn huizen. Tegelijkertijd echter had hij een
voorkeur voor het informele en onregelmatige karakter van de engelse
Arts and Crafts plattegronden hetgeen hem dientengevolge voor het
probleem stelde deze laatsten "te verzoenen met de gestrengheid van de
klassieke vorm".24
Pogingen hiertoe leidden tot de geleidelijke ontwikkeling van zijn
"Raumplan", een soort kookpot van vrijelijk geordende ruimtes die in open
verbinding met elkaar stonden en waarbij het onderscheid tussen die
ruimtes bepaald werd door ze op verschillende niveau's te plaatsen. 25
22 zie: Tafuri, Dal Co, Modem architecture, blz
In huis Moller, een van zijn laatste villa's bereikte dit ruimtelijk concept
103 zijn hoogtepunt. De inwendige organisatie is een buitengewoon complex
23 Kenneth Frampton, moderne architektuur, samenspel waarin zowel orthogonale als diagonale ruimtelijke verbanden
een kritische geschiedenis, blz 115 en 117
24 zie: Kenneth Frampton, moderne
een heel nieuwe kijk geven op het verschijnsel ruimte.
architektuur, een kritische geschiedenis, blz 116 Opmerkelijk is dat Loos zich in het ontwerp van zijn woonhuizen
25 zie: Max Risselada, Plannenmap het grote vrijwel zonder uitzondering bediende van het traditionele dragende- wan-
woonhuis, blz 62.(;9
50 Plattegronden en doorsnedes
den- principe. Dit betekende dat een groot deel van de wanden die hij zo
51 De ruimtelijke kookpot van het Raum- vrijelijk organiseerde en dikwijls ook onderbrak, gebonden was aan een
plan dragende functie. Zijn ruimteconcept was principieel onverenigbaar met
51
S2 GeveJaanzicht Huis Mone..
S3 Le Corbuslers Dom-Ino-prlnclpe. een
gewapend betonskelet metvJakke plaatvloeren
S4.SS Interieur Huis Mone..
S6 GeveJaanzicht VIUa Saole
52
architektuur die een struktureel onderscheid maakt tussen dragende en
niet dragende bouwdelen. Konstruktieve elementen zijn in zijn huizen
dan ook steevast bekleed, niet zelden om een onopgelost probleem te
verbergen. Konstruktie was voor Loos niets meer dan een middel om de
bekleding van de muren overeind te houden, de beginselen van Viollet-Ie-
Duc waren hem hoegenaamd vreemd.
De tweeslachtige houding van Loos ten aanzien van de kombinatie van
strenge geometrische volumes en een informele inwendige ordening
bepaalde waarschijnlijk zijn belangrijkste bijdrage aan de ontwikkeling
van een op normatieve typen gebaseerde architektuur. "Het lijdt geen
twijfel dat hij, door dit probleem als zodanig te stellen, een doorslag-
gevende invloed heeft gehad op Le Corbusier die het later met de volledige
uitwerking van zijn vrije plattegrond zou oplossen."26
Le Corbusier
Villa Savoie, Poissy, 1929
53
57 MogelIjJr.e schakeUllFfl van een Dom-
~
SS ExterieurvlUa(huJdlgestaat narestaura-
tie) Foto fotografische dient bouwkunde
59 Plattegronden en doorsnede
54
:, - - .-. - --- --- -- - .... - - - - - -- - - - .-- .- - - - - - - - - -.- - - - - - - - - - - -.---,
'
,, '
'
, '
,
,
o
iP1 !
-~,.-----_._-- ---- - - -
11
,
~ __ • _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ __ _ _ _______ A __________ , ___________ _ . • J -~
r---- ---,
55
60 Interieur Villa Savole. Le Corbusiers de-
taillering is veel abstracter dan die van Horta of
Loos. De zuiverheid van de _rm prevaleerde
kennelijk boven de individuele herkenbaar-
heid van de verschillende toegepaste materia-
len Foto fototvafische dienst bouwkunde
56
strengheid van geometrische ... vormen... met een elegantie die AdolfLoos
ontzegd bleef."27 Door concentratie van het vertikale dragende gedeelte
van het gebouw binnen de uiterst geringe doorsnede van de betonnen
kolommen, werd een willekeurige ordening van de ruimtescheppende
elementen mogelijk. De techniek (van het gewapend beton) stelde hem zo
in staat om de uiterlijke vorm en de organisatie van de plattegrond
enerzijds en het ontwerpen van de draagkonstruktie anderzijds, als twee
aparte problemen op te lossen.
In zijn uitwendige vorm doet de villa geen enkele concessie aan het
ideaal van de zuivere geometrie. 28 Ontdaan van zijn dragende functie kon
Le Corbusier het exterieur deze de door hem zo gewaardeerde elementaire
geometrische vorm geven:"Architectuur is het vrije, juiste en wonderlijke
spel van lichamen die onder het licht verenigd worden. Onze ogen zijn er-
voor om de vormen in het licht te zien: donker en licht maken de vormen
waarneembaar: kubussen, kegels, cilinders of piramiden- dat zijn de grote
primaire vormen die door het licht ontstaan. Hun verschijning is voor ons
zuiver waar te nemen zonder tweeslachtigheid. Daarom zijn het mooie
vormen- de mooiste vormen. Iedereen is het daar over eens, het kind, de
primitieve mens, de metafysicus."29
Auguste Perret, op wiens bureau Le Corbusier in 1908 gedurende enige
tijd werkte, had hem geleerd gewapende betonkonstrukties te
beschouwen als "een middel om het eeuwen oude conflict tussen de
konstructieve authenticiteit van de gotiek en de humanistische waarde van
de klassieke vorm op te lossen; het monolitische karakter van het gegoten
beton stelde architecten in staat om binnen een geometrisch
vormenidioom konstrukties te maken waarbij de konstruktieve verbin-
dingen (b.v. kolom-ligger) naadloos in elkaar over gingen waardoor er
voor het oog een verbindingsloos geheel ontstond dat verwant was met de
continue vormen van de gotische boogkonstrukties.
57
60 Dakterras. Foto fotografische dienst
bouwkunde
61 Interieur. Foto fotografl.sche dienst
bouwkunde
6Z De modulor, het door Le Corbusier ont-
wikkelde proportionele systeem. 'Tracés ré-
guIateurs"bepa1en de ftrhoudlngen tussen af-
metingen. "In dolng this, Le Corbusier was re-
assumlng a kind of control which beIongs es-
sentiaUy to the Renai88ance. (Summerson,
The cIa!l!llca1language of architecture, bIz
112)
63 Diagram uit de Renal!l!lance.(De peri0-
de waarin de kIssieke overleverIngopnieuw
tot uitgangspunt van de architektonische pro-
duktie wered verklaard) De architekt moest
zich houden aan maatverhoudlnFn die aan
het menselijk lichaam ontsprongen om tot
een zuiver en harmonisch gebouw te Iromen
58
Konstruktieve opzet in de open plattegrond
Materiële opzet en architektonische ruimte
59
6S Rooie House, "Ihe deslrucllon ~ Ihe box"
" Achterzijde
67 "Thedeslrudlon ~Ihe box" uIIF.L. Wrlaht,
An Amerlcan Archlleclu re, blz 76·78
60
Het openbreken van het klassieke volume
o0
Frank Lloyd Wright
Frederick C. Robie House, Chicago, 1908
61
,.,
'
:\
I·
11
':
....
'''; ii
~
r' _ _
. . . .;----
;i~~ij-
62
) ~
..,.:
.t:+. ·· ··········.·.·.1·.
· rl-~~h~ !ti!i
l1rt
63
Ononderbroken ruimte, het belangrijkste thema In
het vroege werk van Mies van der Rohe en de
Nederlandse StIJlbewegIng (o.a. Van Doesburg en
Rietveld)
72 Mies van der Robe, Barcelona pavlijoen,
1929
73 Theo van Doesburg, tekening voor Maison
partlcullère, 1923
74 J..J.P. Oud, Villa Allegonda, 1928
7S De open hoek In het Rietveld Schrilder
huls,1924
76 De horizontale geleding In de gevel van het
RobleHouse
77 "Begrenzingen vervagen en de ruimte opent
zich naar bulten" Wrlght's Pauson House, Phoenlx,
1940
64
78,79 Centraal Beheer Apeldoorn
80 Interieur
81 Opengewerkt aanzicht
66
ruimte immers gewoon door.
De konstruktie die het dak draagt, vormt nu een belemmering in het
continuüm van de ruimte en wordt tot minimale afmetingen teruggbracht.
Herman Hertzberger
Verzekeringskantoor Centraal Beheer, Apeldoorn, 1974
67
82 d begane grond
83
Plattegron
Plattegrond vierde verdieping
68
69
84,85 Centraal Beheer In aanbouw, de oversteken-
de vloervelden
86 De werkplekken zweven vrij In de ruimte
87 De werkplekmodule
88 Het schakelen van de module
89 Doorsnede (gedeeltelIJIk)
70
71
P2
P3
90 AXOIIometrle bouwmassa
91 De open en tegelijkertijd gesloten struktuur
72
Het openbreken van het klassieke volume
Materiële opzet en architektonische ruimte
73
92 Crypte Colonfa GüeII, voorportaal
93 Gewe1fkonstruklies In het voorportaal
94 Exterieur. Foto's Hans KriiIe
74
Dragende en gedragen bouwelementen
Antoni Gauw
Kerk van de Colonia Güell, Santa Coloma de Cervell6, 1914
7S
95 Rekonsttuktlevan het draadmodeivoor
de kerk Colonla GüelL Foto ~ Bak
'}6,97 Draadmodel en schets gemaakt op een
foto van het draadmodel
76
vorm van de kerk zien maar dan wel op zijn kop. De reden van deze
omkering is dat de krachten die in het model optreden omgekeerd zijn ten
opzichte van die in de gebouwde crypte. Omdat in de stenen crypte haast
alleen drukkrachten op kunnen treden, kan de draagstruktuur van de
crypte in het model door op trek belaste draden worden
weergegeven ..... De draden stellen delen van de draagstructuur voor zoals
kolommen, bogen, ribben en ook wanden in zoverre lijnen in hun vlak
samenvallen met draden. De gewichtjes stellen de plaats en de grootte
voor van de geschatte belastingen, voornamelijk eigen gewicht "36
Op basis van dit hangmodel dat in feite volledig gebaseerd was op de
omkeerbaarheid van trek- en drukkrachten,( die het mogelijk maakte om
de meest optimale vorm voor een gemetselde boogkonstruktie te vinden
door simpelweg een draad tussen twee punten op te hangen), werd
vervolgens het gebouw verder ontworpen. Materiaal was alleen daar
aanwezig waar het (konstruktief gezien) functioneel was, dit wil zeggen
dat het in alle gevallen tegelijk met eventuele andere functies
(klimaatscheiden, ruimtescheiden) altijd een bijdrage leverde aan het
overeind houden van het gebouw. Zo wordt de ruimtelijke opzet van de
kerk vrijwel geheel door de draagstruktuur of meer in het bijzonder de
mechanica bepaald.
De bouw van de kerk van de Colonia Güell werd in 1914 bij het begin
van de eerste wereldoorlog, stilgelegd. Op dat moment was alleen de
crypte (onderaardse kapel) en de vloer van de kerk voltooid. Deze crypte
is in het werk van Gaudl een zeer duidelijk voorbeeld van de materiële
konsekwenties van het gebruik van het hangmodel en de hiermee
samenhangende verandering in de betekenis van de geometrie van een
hoger doel dat nagestreefd dient te worden naar een hulpmiddel bij het
ontwerpen.
In de crypte is het gebruik van de geometrie geheel afgestemd op de
door de mechanica bepaalde struktuur. De plattegrond is opgebouwd uit
vormen die voortkomen uit kegelsnedes zoals de cirkel en de ellips. In af-
beelding 101 is te zien hoe deze vormen aansluiten op de vanuit het
draadmodel op het platte vlak geprojecteerde patronen.
Het hangmodel voorzag in een struktuur die niet alleen de vorm van het
gebouw bepaalde maar die het ook mogelijk maakte de dragende en de
scheidende functies van het materiaal in één integrale struktuur te
36 Gaudi groep, Gaudl, rationalist met perfecte
kombineren. Gaudl hechtte een buitengewoon groot belang aan het niet
materiaalbeheersing, blz 163 maken van dit onderscheid: "Voor Gaudl was het volstrekt duidelijk dat in
37 Jan Molema, Antoni Gaudi, een weg tot een bouwwerk ieder deel draagt èn gedragen wordt en dat dàt
oorspronkelijkheid, blz 3
uitgangspunt bij het ontwerpen dient te zijn"37 In 1915 schreef hij: "De
77
.'
\!J
ó
0
& Q
~
Ql 0' "
i 0
Q
0
Q .~ ~ 09 }r~
\ -,
,; 9-----:. . IJ
;'
78
98 plattegrond en doorsnede crypte
99 Dwandoorsnededraadmodel
100 Interieur crypte. Foto Hans Krüse
101 KettlngmodeL Dit model geeft bij
benaderinll dezelfde 'WOrm als het draadmodel
Zichtbaar Is het patroon dat door de
kettlnptruktuur op het platte vlak
geprojecteerd wordt
79
102 Interieur crypte. Foto Hans Krüse
103 Detailopname draadmodel
80
104 De Sagrada FamIlIa. Foto Peter Bak
81
,
.,
î.•.... .
.. •
..I 1
··.·I
."'
-, - ; "
,.:
'1
· .~· · .·
~ ;>-
1 ~'~- lOS Detailopname Sagrada Familla. Foto
Peter Bak
82
laatste tijd onderscheidt men met duidelijk gebrek aan stiptheid dragende
en gedragen elementen.. .. Deze deling veroorzaakt de onvolmaakte
toestand, die ontstaat uit de breuk in de samenhang bij de overgang van het
als drager geziene element naar het gedragen element. Bij openingen
wordt een of ander ornament geplaatst bij de overgang van de posten naar
de (boven)dorpel om de aandacht af te leiden van het slecht opgeloste
punt. Een fout in de architektuuropvatting wordt met een voor het oog
aangenaam ornament bedekt; men verplaatst zodoende het probleem van
het structurele naar het decoratieve terrein. "38Gaudi's werk is "één lang
pleidooi voor een synthetiserende stoffelijke structuur, integraal en niet
gedifferentieerd naar functie. Nooit is een dragend element als een kolom
alléén maar dragend. Een skelet is ... niet een verzameling staafjes die, met
touwtjes of lijm in de uiteinden verbonden, tot een min of meer stabiel
geheel wordt en waartussen scheidingen en afwerkingen hun separate
functies vervullen. Een skelet is, als in een levend wezen, een integraal en
integrerend deel van een geheel waarvan niets weggelaten kan worden."39
Johannes Duiker
Sanatorium Zonnestraal, Hilversum, 1932
"De 8 zegt: het is niet uitgesloten schoon te bouwen, maar het ware beter
voorhands lelijk te bouwen en doelmatig, dan paradearchitectuur op te
trekken voor slechte plattegronden. De 8 werkt meer voor een
bouwWETENSCHAP dan voor een bouwKUNST. Deze in 1927 ook door
Duiker onderschreven verklaringen van acht functionalistische architek-
ten , laten weinig aan duidelijkheid te wensen over. Ze zijn kenmerkend
voor de architektuur van het Nieuwe Bouwen (ook wel omschreven als
Functionalisme of de Nieuwe Zakelijkheid) die in de jaren na de eerste
wereldoorlog in toenemende mate de bouwproduktie gaat bepalen.
In het Sanatorium Zonnestraal, een nazorgkolonie voor
tuberculosepatiënten, die tussen 1920 en 1932 verrijst aan de rand van Hil-
versum, wordt duidelijk wat de konsekwenties zijn van deze
uitgangspunten. Uit de gebouwen spreekt duidelijk Duikers behoefte aan
hygiëne, frisse lucht en eenvoud. en zijn afkeer van om het even welke
esthetische uiting. "Jan Duiker was in de eerste plaats een sociaal voelend
mens, die zijn bouwkundig talent inzette voor een betere en vooral
38 C. MartinelI, Conversaciones con Gaudl, blz gezondere wereld."o4O Zijn streven naar rationalisering, vereenvoudiging
54-55
39 Jan Molerna, Antoni Gaud~ een weg tot
en economie kan dan ook voor een belangrijk deel verklaard worden door
oorspronkelijkheid, blz 4 zijn betrokkenheid bij "hen die zich op de onderste treden van de
40 Jan Molerna, Ir. J. Duiker, blz 9 maatschappelijke ladder bevinden". Het verklaart bovendien zijn grote
83
106 LuchtfOto Sanatorium Zonnestraal
107 Licht, lucht en ruimte, interieur van het
grote trappehuIs
108,lQ9Verjongende balk onder dakoverstek.
EIJr.e gelegenheid wordt aangegrepen om
materiaal te besparen en meer Heht te laten
toetreden. Het resultaat Is eenop haast Gotlsche
wijZIe afleesbare krachtsdoorstromIng
84
betrokkenheid bij de ontwikkelingen van nieuwe konstruktietechnieken
en zijn pioniersrol in de toepassing ervan.
Het gebruik van staal en beton in het Sanatorium lijkt voornamelijk
ingegeven door de mogelijkheden die deze materialen bieden op het
gebied van standaardisering en economisch gebruik. In de hele
konstruktie is dit streven naar een zo economisch mogelijk manier van
bouwen tot het uiterste doorgevoerd waardoor het gebouw van een haast
onwaarschijnlijke lichtheid is.
In het aan het Dom-Ino principe van Le Corbusier verwante betonskelet
is iedere mogelijkheid om materiaal uit te sparen met beide handen
aangegrepen. Vloeren zijn hier en daar slechts acht centimeter dik en
hebben veelal een overstek (dat zoveel mogelijk verjongend is
uitgevoerd) zodat momentenreduktie optreedt
Niet in alle gevallen echter is het de materiaalbesparing die de doorslag
geeft. In de keuze voor de overspanningsrichting (atb 117) in beide pavil-
joens lijkt de mogelijkheid het gebouw flexibel te gebruiken, de verklaring
voor de overspanning van negen meter waar in beginsel met drie zou
kunnen zijn volstaan. Ook de hoek waaronder de paviljoens ten opzichte
van het hoofdgebouw zijn geplaatst, is niet ingegeven door zo eenvoudig
mogelijke aansluitkondities. In tal van opzichten blijkt dat Duiker
dergelijke voor de materialisering problematische aspecten in het geheel
niet uit de weg ging. Hij was zich dan ook voldoende bewust van het feit
dat "door natuurkunde en techniek gedomineerde systemen van zichzelf
eenvoudig noch mooi zijn ... De open hoeken bijvoorbeeld, die alleen
Duiker door zijn onnavolgbare overstekken (o.a.atb 118) wist te maken
en die zijn gebouwen zo'n onbegrijpelijke lichtheid en vrijheid geven,
komen niet eenvoudig voort uit consequente toepassing van moderne
techniek. Het is zijn hoogst persoonlijke en eigenzinnige keuze uit de vele
"logische" mogelijkheden die de techniek te bieden heeft en de
ongekende nauwgezetheid, waarmee deze middelen toegepast worden,
die het voor Duiker zo karakteristieke en poëtische architectuurbeeld
opleveren"~l
85
A IJ 06
H~
110
111 Plattegrond Henri ter
Doorsnedes Meulen Pav
Meulenpaviljoen en aevelaan:dc:ht
86
noordoost gevel zuidoost gevel
I I -T 1 1 m=
- 5.90m -
~-
~
2.95m
L-JO-...JI----f--+-~yf__ - poil
I T
8" b='\ Q b;>, 6='> ~
drsn a drsn d
drsn b drsn e
- a.10m -
2.60rn
peil
87
L
88
112 De gevels bewegen zich vrijelijk tussen
het konstruktIesIrelet; detailopname van het
verspringende dak bij de admlnlstratleafde-
IIng, Zichtbaar Is ook de omwille van lichttoe-
terdIng afgeschuinde balk
113 Zuidzijde Dresselhuys Paviljoen
114 De uItkragende balken vragen om een
bijzondere detaillering van de gevel
115 Open hoek In het Dresselhuys Paviljoen
(huidige staat)
116 Het konstndnleslrelet van het Dressel-
huys Paviljoen
117 AxonometrIe konstruktieskelet met
goed zichtbaar de negen meter overspannende
langsbalken
Tekeningen uit: Dullrergroep,J, DuIker, bouw-
kundig Ingenieur,
Foto's fotografische dienst bouwkunde
89
118 Dulkers Openluchuchool (Amsterdam
1930)
90
programmaonderdeel op zijn beurt ondergebracht in een aparte zone.
Een zelfde soort indeling is terug te vinden in de konstruktieve opzet.
Steeds is er "een duidelijke scheiding aanwezig tussen de draagcon-
structies enerzijds en de ruimtescheidingen en gevels anderzijds"~2, een
onderscheid dat ook in de vormgeving zoveel mogelijk wordt benadrukt.
De draagconstructie bestaat uit gewapend beton, de invulling uit staal, glas
en prefab panelen. De stalen kozijnen zijn donker gekleurd waardoor ze
sterk afsteken ten opzichte van het witgeverfde beton en ook het verschil
in dimensie van het slanke staal en de brede betonbanden wordt duidelijk
geaccentueerd.
Deze strikte scheiding komt in het geval van Duiker niet alleen voort uit
een technische esthetiek. Voor hem belichaamde het betonskelet een
blijvende, niet aanpasbare struktuur waartussen gevels en
ruimtescheidingen zich vrijelijk bewogen en die er dus even vrijelijk ook
uitgehaald konden worden in het geval van veranderende
gebruiksomstandigheden. Deze manier van ontwerpen leverde niet
zelden aansluitingen op die Gauw zouden hebben doen gruwen (afb 112),
maar die evenzogoed onlosmakelijk met de charme van Duiker
verbonden zijn.
91
92
. . •
• • • •
• •
N
C<
-= ~
~~'.
=
-= •
]
rg,j
2/1
["I".
~
IX
IA.
93
122 Harmonie en zuJ~rhelcL De vermaarde
Mles-hoekoplosslng die het moaeUJk maakt
met ién en heUJelfde gevelpanee1 het hele
gebouw te bekleden
123 Symmetrie en humonle tot In het
kleinste detail
124 Interieur kantoo.-rdleplng. Mies·
aanpak was uiterst rllIDt'eUS; alles wat niet met
zijn esthetl5ch Ideaal van reduktie was te
vermenen werd simpelweg weggelaten. Foto
fotograf1sche dienst bouwkunde
125 Gevelaanzicht bij nacht. Foto fotografi.
sche dienst Bouwkunde
95
126 De klassieke Symmetrie In de voorgevel
gevoerd.
In nagenoeg al zijn latere werk (vanaf het midden van de jaren dertig)
vormen symmetrische monumentaliteit en zuivere geometrie dan ook de
belangrijkste kompositorische grondslag. De fijnzinnigheid waarmee Mies
deze uitgangspunten tot in de kleinste details van zijn gebouwen wist door
te voeren, is zonder twijfel tot op de dag van vandaag ongeëvenaard.
97
98
Het onderscheid tussen dragende en gedragen elementen
Materiële opzet en architektonische ruimte
99
,---- -- -- - - - - _ .. _-
100
Vorm en konstruktie
101
128 VJJr.atuIahaI,detaJIopname
129 Testmodel
130 In vollooicle lIWIt
102
103
130.131 Veel "architekt.lngenlelU'll" baseren
zich op fysica en biomorfolotlle
104
I
I
105
1 "2 Macquettefoto vUIa 'Ava. Foto Hans
daB Modernisme
Werleman
.> (uit: Hans IbeUo"" •
nderdogma)
lJO
133 Axono
metrie
106
- - - - - - - - - - -- - - - - -- - - - - - - - - -- -- -- -- -
Rem Koolhaas
i.s.m. Xaveer de Geyter
Villa dall'Ava, Saint-Cloud, 1991
107
134 De heUingbaan naar de woonverdfe-
ping. Door het raam Is het zwevende doosJe te
zien. Foto Hans Werieman (uh Archls 1-92)
13S Konstruktief schema. Tekening Chri-
stophGrafe
108
Het probleem van de konstruktie wordt, op een manier die aan Adolf
. ~
Loos doet denken, pas in een laat stadium van het ontwerpproces gesteld.
Loos schreef in 1898: "Het is de opgave van de architekt om een warm en
.- bewoonbaar huis te maken. Warm en bewoonbaar zijn tapijten. Daarom
besluit hij een tapijt op de grond te leggen en vier tapijten op te hangen
welke de wanden voorstellen. Maar van tapijten kan men geen huis
bouwen. Zowel het tapijt op de vloer als de wandtapijten vereisen een
konstruktieve ondersteuning die de tapijten op hun plaats houdt. Het
ontwikkelen van deze konstruktie is de tweede opgave van de architekt. "53
Voor Loos was konstruktie niet meer dan een logistiek probleem dat
opgelost moest worden. Technisch gezien minder fraaie oplossingen
werden hierbij achter het "tapijt" verborgen. Koolhaas gaat echter nog een
stap verder door zeer nadrukkelijk te laten zien dat de konstruktie ook
daadwerkelijk als een logistiek probleem kàn worden opgelost: In het
villa-ontwerp wordt de betekenis van de zwaartekracht als een gegeven
waar een architekt niet omheen kan, tot het uiterste gerelativeerd. Zo lijkt
het zwembad (water: 10.000 Newton! m3) dat boven de woonkamer is
geplaatst, gedragen te worden door de glazen wanden van de
woonverdieping en balanceert het in afb 131 getoonde bouwvolume op
ogenschijnlijk slechts één enkel steunpunt.
In ruimtelijk opzicht is Villa dall'Ava een opeenvolging van contraste-
rende ervaringen. Bewegend door het huis vervalt de bewoner/ bezoeker
van de ene sfeer in de andere. Zo is op de woonverdieping de begrenzing
van de ruimte op een Miesiaanse manier gerelativeerd door de toepassing
van grote glaspuien, terwijl in de twee volumina waarin appartementen
zijn ondergebracht de ruimte juist weer veel meer gesloten is.
109
L--_ _ _ __ _ _ __ ____ ~_ .----~
110
111
137 Gevels
138 Lanpdoorsnedes
139 De op de betonkolommen balanceren-
deverdIeping. Foto Hans Werleman (uit Ar-
chis 1-92)
112
Vorm en konstruktie
Materiële struktuur en architektonische ruimte
t?
~
. •.•;0...
•.•• ..•.• / .•• ..•.. •
~.
~
~
....
..
.. ~
113
114
De grootste kracht is aantrekkingskracht
115
116
Geraadpleegde literatuur
Reyner Banham, Theory and design in the first machine age, London, 1960
Duikergroep Delft, J. Duiker bouwkundig ingenieur, Rotterdam, 1982
Van Duin, Engel (red.), Architektuurfragmenten, Typologie, Stijl en
Ontwerpmethoden, Delft, 1991
Kenneth Frampton, Moderne Architectuur, een kritische geschiedenis,
Nijmegen, 1988
Gaudi groep Delft, Gauw, rationalist met perfecte materiaalbeheer-
sing,Delft,1989
S. Giedion, Space, Time and Architecture, Cambridge, Massachusetts,
1978
Groenendijk, Vollaard, Gids voor moderne architektuur in Nederland,
Rotterdam, 1987
Joseph GwHt, The Encyclopedia of architecture, New York, 1982
H.R.Hitchcock, Architecture, nineteenth and twentieth Centuries,
Harmondworth, 1969
Hans lbelings, Modernisme zonder dogma, Rotterdam, 1991
Charles Jencks, Modern Movements in Architecture, New York, 1973
Le Corbusier, Vers une architecture, Nouvelle édition, revue et augmentié,
1966
Bernard Leupen, Christoph Grafe, Peter de Zeeuw, werk in uitvoering
(voorheen Lasboek), Delft, 1991
Han Meijer (red), Stadsontwerp, Urban Design, Delft, 1990
Middleton en Watkin, Neoclassical and 19th century architecture, New
York, 1987
Jan Molema, Antoni Gauw, een weg tot oorspronkelijkheid, Delft, 1987
117