You are on page 1of 41

Tourvaartroutes door het

Groene Hart van


Holland
Tourvaartroutes door
het Groene Hart van
Holland

VERSLAG EN CONCLUSIES VAN HET SYMPOSIUM,


GEHOUDEN OP 27 EN 28 SEPTEMBER 1989

redactie:
W.J. Dijk
R.E.C.M. van der Heijden
A.F. Mulder
P.F.Oomen

T.U. Delft

Faculteit Bouwkunde en Faculteit Civiele Techniek:


Interfacultaire Werkgroep Recreatie

Faculteit Civiele Techniek:


Werkgroep Civiel-Technisch Projectonderwijs
Uitgave en distributie
I;):> Publikatieburo
Faculteit der Bouwkunde
Technische Universiteit Delft
Berlageweg 1
2628 CR Delft
Telefoon (015) 784737

In opdracht van
Faculteit Bouwkunde
Faculteit Civiele Techniek
Interfacultaire Werkgroep Recreatie
Werkgroep Civiel-Technisch Projectonderwijs

Copyright © 1990 TU-Delft

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar ge-
maakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze
dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Faculteit
der Bouwkunde en de Faculiteit der Civiele Techniek.

Toervaartroutes Groene Hart I


WOORD VOORAF

Sinds enkele jaren leeft binnen de Vakgroep Waterbouw-


kunde van de Faculteit der Civiele Techniek de wens om in
het projectonderwijs meer aandacht te besteden aan de
technische voorzieningen ten behoeve van de recreatie-
vaart. De Interfacultaire Werkgroep Recreatie van de
T.U.Delft, samengesteld uit vertegenwoordigers van de
Vakgroep Waterbouwkunde, de Vakgroep Planning, Ont-
werpen en Organisatie en de Werkgroep Civiel-Technisch
Projectonderwijs (Faculteit der Civiele Techniek), en van de
Vakgroep Ontwerpen van Stedelijke Gebieden en Woning-
bouw (Faculteit der Bouwkunde) , heeftop27 en 28 septem-
ber 1989 een symposium georganiseerd onder de titel
"Toervaartroutes door het Groene Hart van Holland".

Het doel van dit symposium was om grotere bekendheid te


geven aan de civiel-technische, civiel-planologische, stede-
bouwkundige en landschappelijke aspecten van de recrea-
tievaart door het Groene Hart van Holland. Het symposium
was primair bedoeld voor studenten civiele techniek, die in
de vorm van projecten met deze problematiek aan de gang
gingen.

Deze brochure geeft een samenvatting van deresultaten


van de studiemiddagen. Bovendien is een bundel versche-
nen met verschillende bijdragen (planologisch, civiel-tech-
nisch, verkeerskundig, bestuurlijk) over de problematiek
van de toervaartroutes in het Groene Hart van Holland. In-
formatie over deze bundel vindt u in bijlage 111 van deze bro-
chure.

De studiemiddagen en de publicaties konden worden gere-


aliseerd dankzij financiêle bijdragen van de ANWB ('S Gra-
venhage), Rijkswaterstaat, Dienst Verkeerskunde (Rotter-
dam) en de Rijksplanologische Dienst ('s Gravenhage).
Velen hebben bovendien op andere wijzen essentiêle bij-
dragen geleverd. Ir. J. Bouwmeester en dr. M. Mentzei heb-
ben het initiatiefgenomen. De student-assistenten E. Bos,
J. Ligterink, P. Nijhout, M. Rosendaal, C. Ruiters en A. Wie-
rikx hebben bijgedragen aan de organisatie van de studie-
middagen en veldwerk terverkenning van de problematiek.

Toervaartroutes Groene Hart I


Voorts zijn wij veel dank verschuldigd aan F. Keuzenkamp,
J. van Os, G. van der Plas-van Esschoten (Faculteit der
Bouwkunde) en I. Barao, Y. de Haan-Simons, H. Kerstens
en ir. J. Rakers(Faculteit der Civiele Techniek) voor hun bij-
dragen aan organisatie van de studiemiddagen, de vorm-
geving en het typen van de bundel. Tenslotte worden dr.ir.
R. van der Heijden, dr. A. Mulder en ir. P. Oomen bedankt
voor hun vele redactionele werkzaamheden .

Delft, maart 1990

Prof. dr. ir. F.M. Maas


(voorzitter Interfacultaire Werkgroep Recreatie)

ir. W.J. Dijk


(algemeen coördinator Werkgroep Civiel-Technisch Pro-
jectonderwijs)

_.-_ ... -- - ~, ...

Toervaartroutes Groene Hart I


INLEIDING

Deze brochure bevat een verslag van de studie middagen


over de Toervaartroutes door het Groene Hart van Hol-
land, gehouden op 27 en 28 september 1989.
Binnen de gehouden inleidingen en de schriftelijke bijdra-
gen over de recreatietoervaart tekenen zich, naast enige
meer bijzondere onderwerpen, vier hoofdthema's af.
1. Watersport en watersportbeleid
Voortdurend onderzoek en prognosevorming zijn nodig
over het vraagstuk hoe zich ten opzichte van het geplan-
de en gerealiseerde aanbod de vraag naar vaarrecrea-
tieroutes en -accomodaties in de toekomst verder zal
ontwikkelen. Bij de beleidsontwikkeling is coördinatie
van verschillende partners in de watersportsector voor-
waarde. Dit thema komt aan de orde in de bijdrage van
C. van Ginkel, J. Hillen, P.de Ridder,A. Stroband en
R. Vallenduuk. De verkeerskundige aspecten worden in
het bijzonder belicht in de bijdrage van P. de Ridder.
2. Het Groene Hart in de Vierde nota
Het Groene Hart is centraal gelegen tussen twee groot-
schalige watersportgebieden : aan de noordzijde het IJs-
selmeer met aansluitende wateren, en aan de zuidzijde
de Deltawateren. Om de mogelijkheden voor de toer-
vaart door West-Nederland te vergroten, wordt het wen-
selijk geacht deze grootwatergebieden onderling te ver-
binden door middel van een netwerk van goed te beva-
ren verbindingswateren die het Groene Hart doorkrui-

Toervaartroutes Groene Hart I


sen. Dit alles gebaseerd op doelstellingen voor het Groe-
ne Hart in de Randstad, zoals deze geformuleerd zijn in
de Vierde nota overde ruimtelijke ordening. Zie hiervoor
de bijdragen van A. Stroband en F. Maas, en van
P. Dauvellier en AL de Regt.
3. Het toeristisch vaarroutestelsel met knoop- en steun-
punten.
Dit thema betreft de samenhang tussen 'droge' en 'natte'
routestructuren, recreatievormen en accomodaties. Bij-
zondere aandacht vraagt de koppeling van het toeris-
tisch vaarroutestelsel met de netwerken van het recrea-
tieve fietsverkeer. Uitwerking van de samenhang kan
verdere ontplooiing van West-Nederland als toeristi-
sche regio bevorderen. De samenhang van de verschil-
lende routestructuren kan het beste worden bevorderd
vanuit bestaande nederzettingen als knooppunt. Neder-
land is niet alleen waterland, maar ook stedenland: de
steden vervullen vanouds dergelijke knooppuntfuncties,
en kunnen zich in dit opzicht nog sterk ontplooien. Met dit
thema hangt samen de aandacht voor het landschap, de
landschapsbouw en de historische nederzettingen in sa-
menhang met de stadsvernieuwing en de monumenten-
zorg. Zie voor dit thema de bijdragen van A. Mulder,
R. Vallenduuk , P. Oomen en J . Rakers en B. Bach.
4. Technische knelpunten in het recreatietoervaartstelsel
in de Randstad.
Dit thema betreft zowel het beleid, als de uitvoering van
technische oplossingen, zoals blijkt uit de bijdrage van
N. van Rijssel. Bovendien kunnen tot dit thema gere-
kend worden de bijdragen over kanovaarwegen door het
Groene Hart van Th. van Rij, de bijdrage Oevers en Re-
creatie van J . Bongers en de bijdrage over kostenbepa-
lende beslissingen bij het plannen en ontwerpen van re-
creatiegebieden van T. van Keulen.
In dit verband kan worden opgemerkt dat de benodig-
de technische infrastructuur als sluizen, bruggen, we-
gen, scheepsliften of aquaducten een specifieke uitda-
ging is voor de Faculteit der Civiele Techniek, als een
verdere verbreding en specialisatie van het werkterrein.

Deze symposiumbijdragen worden in de bundel voorafge-


gaan door een Ten Geleide van R. van der Heijden.
Aan de hand van de vier hoofdthema's wordt in deze bro-
chure een samenvatting gegeven van de symposiuminlei-
dingen en -bijdragen. Deze samenvatting wordt gevolgd
door conclusies en aanbevelingen van de voor de studie-

Toervaartroutes Groene Hart I


middagen geponeerde stellingen, een verslag van de sym-
posiumdiscussie, en verder door conclusies en aanbevelin-
gen van het veldonderzoek (de verkenning van een recrea-
tietoervaartroute door het Groene Hart in augustus 1989).
Tot slot wordt ingegaan op mogelijke onderwerpen voor
(vervolg)onderzoek.

Bijlage I vermeldt de deelnemers aan het symposium.


Bijlage 11 omvat een korte bespreking van de zes onderzoe-
kenoverdetoervaart, die momenteel in hetkadervan hetci-
viel-technisch projectonderwijs worden uitgevoerd.
Bijlage 111 is de inhoudsopgave van de symposiumbundel.

~~~-_._-
~ ---- -
- -
wlZ'1T (ttule.;
)

ACCbC/i!D

Toervaartroutes Groene Hart I


INHOUDSOPGAVE

Samenvatting van de symposIum- 11


Inleidingen

Stellingen 21

Symposiumdiscussie 23

Het veldonderzoek 27

Suggesties voor onderzoek 29

Bijlage I 33

Bijlage 11 37

Bijlage 111 41

Toervaartroutes Groene Hart I


SAMENVATTING VAN DE
SYMPOSIUM INLEIDINGEN

Thema 1. Watersport en watersportbeleid


Reeds bij een eerste beschouwing valt het op hoe belangrijk
de watersport is voor de vrijetijdsbesteding: 1 - 1,5 miljoen
Nederlanders en bovendien een groeiend aantal buitenlan-
ders (12% van de ligplaatsen is al verhuurd aan buitenlan-
ders) vinden hierin hun ontspanning. Er worden meer uren
doorgebracht in de recreatievaart dan in de beroepsvaart.
Ook voor de werkgelegenheid en de economie is de water-
sport van grote betekenis. Terwijl de totale sector recreatie
en toerisme 240.000 werknemers telt en een omzet heeft
van 30 miljard gulden, biedt de watersport 9000 mensjaren
werk, en bereikt een omzet van f 1,5 miljard. De watersport
telt op dit ogenblik ongeveer 225.000 grotere boten (zeil- en
motorboten), 450.000 zeilplanken, en talloze andere kleine
vaartuigen als roeiboten en kano's, die samen een uitge-
breid vaarwegstelsel bevaren.
Deze vaarwegen zijn uiteenlopend van aard, en omvatten
meren en plassen, kanalen en vaarten, rivieren, grotere wa-
teren binnen de kustlijn, en ook de Noordzee (vooral voor de
kustvaart). Binnen het land bestaat een toervaartnet van
6000 km, waarvan 4000 km tot het hoofdtoervaartnet wordt
gerekend. Hieraan zijn zo'n 1000 jachthavens gelegen, ter-
wijl het totale aantal ligplaatsen 165.000 bedraagt.
De structuur en de samenhang van dit vaarwegennet vra-
gen voortdurend aandacht. Met name zijn voorde recreatie-
vaart (vaak met zeilboten) de vele te lage en vaste bruggen,
alsmede de onvoldoende bediening van bruggen en sluizen

Toervaartroutes Groene Hart I 11


een probleem.
Binnen de watersport hebben de natuurgebieden hun eigen
belangen. Met kan van de natuur genieten, maar door haar
kwetsbaarheid zal zij soms ook moeten worden ontzien.
Met deze laatste opmerkingen bevindt men zich al op het
terrein van het watersportbeleid. Van beleid kan men zeg-
gen dat het gericht is op zogenaamde 'streefbeelden'; een
gewenste en mogelijke toestand in de toekomst.
Het beleid dient uit te gaan van de bestaande toestand voor
wat betreft de watersPtrters, het botenbestand en de infra-
structuur. Onderzoek is nodig ten behoeve van prognoses
over de toekomstige situatie van vraag en aanbod, over
maatregelen, ter vergroting van de veiligheid, maar ook
over zaken als het organiseren van route-coördinatie. On-
volkomenheden zullen aan het licht komen, en op grond
daarvan moeten plannen worden gemaakt voor aanleg van
waterinfrastructuur en nevenvoorzieningen. Dit alles op na-
tionale, regionale en locale schaal.
Plannen zijn nodig ten behoeve van het onderhoud en het
beheer van het hele stelsel. Deze plannen dienen te worden
opgesteld op grond van inzicht in de kosten, maar ook van
de opbrengsten (bijvoorbeeld voortvloeiend uit de eventu-
eel te heffen vaartuigenbelasting).
In het watersportbeleid is ook de inbreng van de organisa-
ties van belanghebbenden van grote betekenis. Omge-
keerd moeten er activiteiten ontwikkeld worden op het ter-
rein van voorlichting en educatie van de watersporters.
Het watersportbeleid is afhankelijk van en heeft conse-
quenties voor de ruimtelijke planning in ons land. In een
overvol land dient men zich uitdrukkelijk te bezinnen over
het toekomstig ruimtegebruik. Daarom hebben veel studies
op het gebied van de ruimtelijke ordening ook aandacht
voor de watersport. De volgende hoofd nota's die uitspraken

Toervaartroutes Groene Hart I 12


doen op nationale schaal kunnen genoemd worden :
- Vierde nota over de ruimtelijke ordening (1988)
- Structuurschema Openluchtrecreatie (1986)
- Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (1988)
- Beleidsvisie Recreatietoervaart in Nederland (1985)
- Beleidsperspectief Brug- en Sluisbediening
De in deze nota's aangegeven hoofdlijnen dienen gecon-
cretiseerd te worden. Daarom worden plannen opgesteld
op provinciaal, regionaal en locaal niveau over bijvoorbeeld
ontbrekende schakels in het toervaartnet, over vervanging
van sluizen met onvoldoende capaciteit, over betere aan-
legmogelijkheden, over nevenaccomodaties, en over het
probleem van de te lage bruggen en de onvoldoende bedie-
ning van bruggen en sluizen.
Het blijft wenselijk dat de recreatietoervaart volledig serieus
genomen wordt binnen de ruimtelijke planning, dat alle be-
trokkenen meer gaan samenwerken, en dat de overheid
een actiever beleid voert. Bij deze "emancipatie" zullen ook
de mogelijkheden moeten worden afgetast die gehele of ge-
deeltelijke privatisering van voorzieningen biedt.

. ---= "iI~'~~~~~'~~ ".. --? . '\ -t1ö. .,. ....._


.. ..;1_......__...-...:o~.."..~~.I:e-:- .•
_

~~2~~~
Thema 2: Het Groene Hart van HOlland in de Vierde - -
Nota
Zoals is opgemerkt hangt de watersport sterk samen met de
ruimtelijke organisatie op nationale schaal. Op dit niveau
spreekt men van de Randstad Holland, uniek door de aan-
wezigheid van diverse stedelijke centra rondom een relatief
open middengebied, het Groene Hart van Holland, ook wel
Midden-Randstad genoemd.
De ruimtelijke structuur van dit Groene Hart wordt geken-
merkt door een indeling in zogenaamde kamers (geschei-
den zones met bundels van infrastructuurlijnen) en dooreen
veelheid aan rivieren, vaarten en kanalen. Het Groene Hart
is op verschillende plaatsen verbonden met de open ruim-
ten buiten de Randstad via de zogenaamde poortgebieden.
Deze landschappelijke verbindingszones worden gekruist
door de bundels infrastructuurlijnen in knooppunten, welke
vaak aanknopingspunten zijn voor nieuwe ontwikkelingen
op het gebied van bijvoorbeeld openluchtrecreatie. Binnen
de stedelijke invloedssfeer van de Randstad is een onder-
ling samenhangend geheel van groene ruimten in ontwik-
keling, de zogenaamde Randstadgroenstructuur. Deze

Toervaartroutes Groene Hart I 13


staat in verbinding met het Groene Hart.
Het Groene Hart kent een aantal gebieden met grote ecolo-
gische waarde. De belangrijkste actuele natuurwaarden
zijn te vinden in de vochtige en natte ecosystemen. Een
groot deel van het Groene Hart is ecologisch kerngebied.
Dit kerngebied wordt als het ware 'gedragen' door twee spe-
cifieke zoetwaterzones: de verbindingszone IJsselmeerge-
bied - Hollands Plassengebied - Biesbosch - Zoommeer
(noord/zuid-as), en de rivierenzone van de Rijn en zijn zij-
takken (oosVwest-as). Beide zones kruisen elkaar in het
Groene Hart. De ecologische structuur van het Groene Hart
kan in de toekomst nog aanmerkelijk worden verbeterd.
In eerdere beleidsnota's is steeds weer naar voren gebracht
dat het open middengebied voor verregaande verstedelij-
king behoed zou moeten worden. Het beleid is tot dusverre
vooral defensief geweest, gericht op het weren van stedelij-
ke elementen. Een meer offensieve benadering is echter
noodzakelijk geworden. Het Groene Hart moet sterk en ge-
zond functioneren om weerstand te kunnen bieden tegen in-
vloeden van buitenaf.
In de Vierde nota over de ruimtelijke ordening (1988) wordt
het realiseren van een internationaal concurrerend stedelijk
vestigingsmilieu een belangrijke doelstelling geacht voorde
ontwikkeling van de Randstad. Het Groene Hart kan in dit
verband een belangrijke bijdrage leveren, mits de aanwezi-
ge potenties zo veel mogelijk worden benut. Gebruik maken
van potenties vereist een nadere verkenning van de speci-
fieke kwaliteiten en mogelijkheden van het Groene Hart.
Daartoe is een globaal overzicht gemaakt van de thema's
die hiervoor van betekenis zouden kunnen zijn. Voorde ver-
dere uitwerking wordt hieruit een selectie gemaakt.
Er kunnen verschillende relaties gelegd worden tussen ele-
menten die in de Randstad en het Groene Hart voorkomen.
Dit geeft aanleiding tot de volgende thema's: Nederland-
Waterland, Nederland-Cultuurland, Nederland-Bloemen-
land, Nederland-Polderland en Nederland-Parkenland.
Omdat de kwaliteit van het Groene Hart in belangrijke mate
wordt bepaald door het water en daarmee samenhangende
systemen, krijgt het thema "Nederland-Waterland" een
zwaar accent.

Toervaartroutes Groene Hart I 14


De bestaande natuurwaarden en medegebruiksmogelijk-
heden voorde recreatie zijn te beperkt om voldoende tegen-
wicht te kunnen bieden tegen de stedelijke ontwikkelingen
(zuigkracht van het open middengebied). Versterking van
de recreatieve en ecologische structuur is daarom gewenst.
Het versterken van een internationaal wervingsmilieu in de
Randstad betekent dan ook dat op alle mogelijke manieren
gebruik moet worden gemaakt van de potenties van het wa-
terrijke land. Om deze redenen is een hoofdopzet van een
ontwikkelingsperspectief voor landschapsbouw, recreatie
en toerisme gemaakt. Hiervan is een belangrijk onderdeel
de waterrecreatie in het Groene Hart. Belangrijke onder-
werpen zijn in dit verband: de verwachte ontwikkeling van
de recreatienormen, de aanwezige infrastructuur, en de
knelpunten hierin. Het ontwikkelingsperspectief dient ver-
taald te worden naar concrete inrichtingsvoorstellen.

De recreatieve structuurwordt vooral versterkt door het ver-


groten van de samenhang, opgevat als de ontwikkeling van
een netwerk van activiteiten en verbindingen, dat dient als
drager van het geheel. De aanduiding recreatieve structuur
is daarom - in ruimtelijk opzicht - op te vatten als een samen-
hangend stelsel van voorzieningen, steunpunten en verbin-
dingen daartussen. In de huidige situatie is er (te) weinig sa-
menhang tussen de recreatieve voorzieningen. Met name
voor de waterrecreatie is een grotere samenhang gewenst
om het geheel 'sterker' te maken en 'op te tillen' naar de in-
ternationaal niveau. Omdat in de Vierde nota met name
aandacht besteed is aan het thema Nederland-Waterland
is bij de recreatieve structuur in het Groene Hart een accent
gelegd bij een samenhangend netwerk van vaarverbindin-
gen, gekoppeld aan allerlei recreatieve voorzieningen:
- door een koppeling van de recreatietoervaart met be-
staande en nieuwe dagrecreatieobjecten worden beide
versterkt; deze dagrecreatieobjecten zijn of worden ont-
wikkeld in het kader van de Randstadgroenstructuur, op

Toervaartroutes Groene Hart I 15


de overgang naar de stedelijke gebieden;
- door een verbinding tussen de toervaart en historische
steden, alsmede buitenplaatsen (oud dan wel nieuw);
- door de relatie met objecten voor verblijfsrecreatie, met
nieuwe bossen en nieuw water;
- door het medegebruik (wandelen, fietsen, kanovaren,
schaatsen) van het landelijke gebied, waarin een aan-
trekkelijk landschap moet worden ontwikkeld met vol-
doende wegen en paden;
- door concentratie van activiteiten in steunpunten en
knooppunten, in steden, dorpen en recreatiegebieden.

De hoofdopzet van de recreatieve structuur, toegespitst op


de waterrecreatie, kan nu als volgt worden samengevat:
a. Tussen het IJmeer en het Deltagebied wordt door het
Groene Hart een goede vaarverbinding gerealiseerd.
Deze hoofdverbindingsroute vormt als het ware de rug-
gegraat van het toervaartnet van het Groene Hart. Aan
de hoofdverbindingsroute worden hoge eisen gesteld,
opdat de route bevaarbaar is voor de grotere, zeewaar-
dige toerboten.
b. Aan de westzijde van de hoofdverbindingsroute wordt
een drietal redelijk goed te bevaren regionale toervaart -
routes ontwikkeld. De routes worden zodanig gekozen
dat de belangrijkste plassengebieden met elkaar wor-
den verbonden.
c. De regionale toervaartroutes worden gekoppeld aan of
in verbinding gebracht met de hoofdverbindingsroute.
d. Tussen de regionale toervaartroutes worden onderling
eveneens verbindingen aangebracht.
e. De plassengebieden ten oosten van de hoofdverbin-
dingsroute worden onderling met elkaar in verband ge-
bracht door verbindingswateren. Deze plassengebie-
den, die op polderpeil liggen, hebben naast een functie
voorde waterrecreatie ook een belangrijke betekenis als

Toervaartroutes Groene Hart I 16


natuurgebied. In verband daarmee worden aan de ver-
bindingen minder hoge eisen gesteld ten aanzien van
doorvaarthoogten van bruggen en vaardiepten. De plas-
sengebieden aan de oostzijde van de hoofdverbindings-
route zijn als gevolg daarvan vooral interessant voor de
kleinere boten. De plassengebieden op polderpeil zijn
via een aantal verbindingswateren en sluizen aangeslo-
ten op de hoofdverbindingsroute.
f. De grote rivieren zijn alle opgenomen in het toervaartnet.
Sommige hiervan zijn van grote betekenis voor de be-
roepsvaart. De ontwikkeling van de recreatievaart dient
hier met een terughoudend beleid rekening mee te hou-
den.
g. In aansluiting op het toervaartnet is het wenselijk de ca-
paciteit van het vaargebied te vergroten door de aanleg
van nieuwe plassen. Nieuwe mogelijkheden doen zich
hiertoe voor ten noorden van Zoetermeer, in het Kager-
plassengebied, in de Haarlemmermeerpolder, tussen
de Nieuwkoopse- en Vinkeveense Plassen en in de Be-
thunepolder, ten noordwesten van Utrecht.
h. Er wordt zoveel mogelijk een koppeling tot stand ge-
bracht tussen het toervaartnet en bestaande en nieuwe
dagrecreatie-objecten. Waar mogelijk worden de ont-
wikkeling van het toervaartnet en nieuwe dagrecreatie-
objecten op elkaar afgestemd (Zuidoostrand Amster-
dam, ten noorden van Zoetermeer). Hier krijgt de ont-
moeting tussen het Groene Hart en de Randstadgroen-
structuur daadwerkelijk gestalte.
i. Bij de ontwikkeling van het toervaartnet wordt rekening
gehouden met de aansluiting op historische steden aan
het water en andere belangrijke kernen.
j. De verbinding met de zee kan worden versterkt door het
ontwikkelen van een zeehaven in Katwijk die in verbin-
ding staat met zowel de zee als het binnenwater.
k. Door middel van landschapsbouw kan de recreatieve
betekenis van het Groene Hart verder worden versterkt.
De koppeling met verblijfsrecreatie kan leiden tot nieuwe
buitenplaatslandschappen, waarin natuur, cultuur en re-
creatie een eigen plaats kunnen krijgen.

Thema 3: Het toeristisch vaarroutestelsel met knoop-


en steunpunten
Vanouds is in Nederland met zijn vele vaarwegen de water-
sport beoefend. Reeds in de jaren vijftig werd gewezen op
de betekenis van de watersport als bron van inkomsten. De
watersport is sterk gegroeid, met name tussen 1960 en
1980 (denk ook aan de opkomst van de zeilplank) . Er is nog
een flinke groei te verwachten, mede van buitenlandse wa-

Toervaartroules Groene Hart I 17


tersporters (o.a. uit de Bondsrepubliek).
De watersport heeft zich ontwikkeld van een natuurgerichte
tot een voorzieningengerichte recreatievorm. Tot de recrea-
tieve attracties kunnen ook de oude steden gerekend wor-
den. Waar land- en/of waterroutes bij elkaar komen was
reeds vanouds sprake van het ontstaan van een zoge-
naamd knooppunt. Deze historische plaatsen kunnen hun
functie als knooppunt in de watersport nog versterken. Zij
geven tevens goede aanleiding tot de vestiging van service-
bedrijven voor de watersport, en van andere toeristisch-re-
creatieve voorzieningen.
Ons land telt een groot aantal historisch-attractieve neder-
zettingen die op korte afstand varen bijeen liggen. De moge-
lijkheden tot ontwikkeling zijn nog lang niet alle benut: in tal
van grote en kleine knooppunten of steunpunten zijn diver-
se lacunes aan te wijzen.
In de Randstad zijn twee belangrijke vaarpatronen te onder-
scheiden: op de eerste plaats het maken van een rondvaart,
en ten tweede het maken van een tocht van het Ijsselmeer
naar de Deltawateren of omgekeerd. Beide kunnen we aan-
duiden als de 'natte' toeristische routes. In beide gevallen
zal men de reis meermalen willen onderbreken omte winke-
len, te eten, zich informatie te verschaffen of te overnach-
ten. De aangeduide knoop-en steunpunten bieden hiervoor
de gelegenheid. Ook zullen toervaarders hun tocht eens wil-
len onderbreken voor een wandeling door een oude stad,
een museumbezoek, of om een toeristische fiets- of auto-
tocht te maken. Men kan dit aanduiden als het volgen van
een 'droge' toeristische route. Een systematische koppeling
van deze 'natte' en 'droge' toeristische routes is gewenst.
Deze koppeling dient plaats te vinden in de knooppunten.
Bij het ontwikkelen van nieuwe 'droge' routes zal de moge-
lijkheid van gebruik doorwatertoeristen onderzocht moeten
worden. Een versnippering van de mogelijkheden moet
worden voorkomen. Bovendien is een goede ontsluiting

Toervaartroutes Groene Hart I 18


van de knooppunten door het openbaar vervoer zeer ge-
wenst. Als voorbeeld kan genoemd worden de stad Gouda,
die zorgt voor aantrekkelijke ligplaatsen in het centrum van
de stad.
Naast de koppeling van natte en droge routes, dient steeds
meer rekening te worden gehouden met de toervaarders die
vanaf een hoofdvaarroute de kleinere waterwegen, of mis-
schien stadsgrachten op willen varen, waartoe zij een kleine
bijboot meenemen. In dit geval kan men spreken van het
koppelen van de ene 'natte' toeristische route aan de ande-
re. ~

, •.•• •
_.~_o
0 " C:-
..... ,
' - " '0" ~
. ·. i
.· :~.
,/
.

._---~.t'- (.----....,..:.
0

~-C::=S::::~~ "
~" '- i: . '."_... _" ....... 0 0

Thema 4: Technische knelpunten In het recreatie


toervaartstelselln de RDndstad
Zoals vermeld kennen wij een toervaartnet met een lengte
van 6000 km, waarbinnen een hoofdtoervaartstelsel van
4000 km. Deze wateren, alsmede de bruggen en sluizen
worden beheerd door meer dan 400 verschillende instan-
ties.
In dit stelsel komen knelpunten voor. Maar men spreekt in dit
geheel alleen van een knelpunt indien de situatie in brede
kring als zodanig wordt erkend, en er tevens uitzicht is op
een oplossing. Om tot de erkenning van knelpunten in brede
kring te komen vindt er landelijk overleg plaats ten behoeve
van de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN).
Het eerste resultaat van dit landelijke overleg was de een-
stemmigheid over het basis-toervaartnet dat, afgezien van
enkele kleine schakels, al geheel aanwezig is. Dit basis-
toervaartnet omvat vaarwater met tweeërlei functie : verbin-
dings- water dan welontsluitingswater, met ieder hun eigen
normering, maar ook hun eigen tekortkomingen. Ondanks
deze eenstemmigheid ontbreekt er nog erg veel aan een sa-
menhangende toekomstvisie op landelijk niveau.
Er vindt ook overleg plaats op regionaal en locaal niveau.
Hierbij wordt een aantal concrete technische knelpunten en
wenselijkheden gesignaleerd. In de eerste plaats dienen de
vastgestelde 'vaarcircuits' in orde gemaakt te worden. Ver-
der ontmoet men problemen met beschoeiingen, met de be-
diening van bruggen en sluizen, de bereikbaarheid over
land, afmeermogelijkheden, passantenplaatsen en wacht-
plaatsen, met waterstaatswerken, de vervuiling van water

Toervaartroutes Groene Hart 19


en bodems en de vervanging van bruggen. Veel aandacht
trekken die probleempunten waarvoor ingrijpende en kost-
bare oplossingen worden voorgesteld (bijvoorbeeld de tra-
verse door Amsterdam of een zeehaven in Katwijk).
De opheffing van de reeks van knelpunten kan alleen
plaatsvinden door een elk jaar opschuivende meerjaren-uit-
voering-programmering. Hiervoor is overleg nodig en moet
verantwoordelijkheid gedragen worden door de overheden ·
van verschillend niveau, maar ook door het betrokken be-
drijfsleven en uiteraard de toervaart zelf. Het verdient aan-
beveling om zich niet blind te staren op opzienbarende en
kostbare projecten, maar om te zien of er oplossingen mo-
gelijk zijn waardoor met beperkte middelen een aanzienlijke
verbetering is te bereiken (bijvoorbeeld in de bediening van
bruggen en sluizen).

Toervaartroutes Groene Hart I 20


STELLINGEN

Uit de voor de studiedagen geponeerde stellingen kunnen


de volgende conclusies en aanbevelingen worden afgeleid.

Betreffende het beleid:


- Door onvoorziene ontwikkelingen aan de vraagzijde blijft
de planning voor de watersport onzeker (van Keulen) .
Het watertoerisme wordt steeds belangrijker en dient
daarom meer serieus genomen te worden. Het moet meer
markt-gericht benaderd worden (de Ridder).
Meer samenwerking is nodig tussen de overheid (die zich
actiever behoort op te stellen), en de belangenorganisa-
ties in het watertoerisme en het betrokken bedrijfsleven
(de Ridder).
Een knelpunt in het toervaartstelsel bestaat pas wanneer
het algemeen erke nd wordt, en als er zicht is op een oplos-
sing (van Rijssel) .
Voordat het rijk een knelpunt aanpakt, moeten de lagere
overheden hiertoe het initiatief genomen hebben (van
Rijssel) .
Bij het invoeren van een pleziervaartuigenbelasting zullen
andere technische knelpunten kunnen ontstaan (van Rijs-
sel).

Betreffende ontwerp en beheer:


- Door beheersvriendelijk plannen en ontwerpen wordt
vroegtijdig rekening gehouden met de consequenties van
inrichting en beheer (van Keulen).

Toervaartroutes Groene Hart I 21


- De Civiele Techniek heeft een taak bij de verbetering van
de waterkwaliteit (Dauvellier) .
- Door zonering kan zowel de waterrecreatie bevorderd, als
de natuur beschermd worden (Dauvellier - van Keulen) .
- Door invoeging van voorzieningen dient de visuele open-
heid van het landschap geaccentueerd te worden (van
Keulen).
- De bediening van sluizen en bruggen dient verbeterd te
worden (Vallenduuk) en bruggen die niet echt beweeg-
baar meer hoeven te zijn kan men beter vast maken (van
Rijssel).
- Men richt de aandacht lieverop relatief goedkope verbete-
ringen van het toervaartstelsel, dan op dure spectaculaire
technische oplossingen (van Rijssel).
- Toeristische landroutes dienen aansluiting te vinden
aan toeristische vaarroutes, en de watersporters moe-
ten hierover beter geïnformeerd worden (Vallenduuk).

Toervaartroutes Groene Hart I 22


SYMPOSIUMDISCUSSIE

Naar aanleiding van de gehouden inleidingen is bij de fo-


rumdiscussie op de tweede studiemiddag een aantal vra-
gen behandeld.

Enige informatieve vragen:


- Hoeveel vaste-mast zeilboten en overige zeilboten en
motorboten bevaren de hoofdroute?
Vallenduuk: op drukke dagen passeren plm. 100 vaste-
rnastboten de hoofdroute.
De Ridder: Per jaar passeren plm. 15.000 toerboten de
Julianasluis in Gouda, terwijl op andere vaarwegen dit
getal 35.000 tot 40 .000 kan zijn. Hiervan vaart 40% de
hele route. Vele hiervan komen uit het buitenland.
- Kan een vaste opbouwhoogte van toervaartboten van
maximaal 2,50 m gestimuleerd worden? Kan in de voor-
lichting over boten (bijv. bij ANWB boottesten) duidelijk
gewezen worden op de mogelijkheden en beperkingen
van bepaalde boten, en aangegeven worden of masten
al dan niet strijkbaar zijn?
Enige vragen over beheersvriendelijk plannen:
- Er bestaat twijfel of beheersvriendelijk plannen tevens
milieuvriendelijk plannen inhoudt, d.w.z. dat in een plan
ook de financiële consequenties van de milieubelasting
meewegen. Het antwoord is dat het verkeerd is zich
strak aan vooraf vastgestelde programma's te binden.
- Wat betekent in dit verband de aanduiding '51 recrean-
ten per ha'? Is dit een norm?
Van Keulen: dit is geen norm, maar hierdoor wordt
slechts de gemiddelde capaciteit aangegeven.
- Onduidelijkheid bestaat over de term 'casco-ontwerp'
(eigenlijk: dragerstructuur met inbouwpakketten) voor
recreatiegebieden.
Van Keulen: de term casco duidt op een scheiding tus-
sen extensief en intensief, waarbij 'extensief' betrekking
heeft op de natuurwaarden (het stabiele), en 'intensief'
op het recreatiegebruik ervan (het flexibele). Flexibel
houdt in: men moet niet star uitgaan van recreatienor-
men, maar uitgaan van de draagkracht van de natuurlij-
ke situatie.
Het begrip casco kan ook geïnterpreteerd worden als:

Toervaartroutes Groene Hart I 23


h~t onderscheid tussen de regelgeving en de locale s~u- I
atle. " ~{

-"~,,-- -,~~;.! ,; J\- ~ . CT-e;~. ,f':~~-~~-- ~


- .- .- ... ~ '-- '- - -. " ~·---=-"-~-=-'~ "-': ~I!It!WIIJ~JJ.L.IJI/U'k1 "~, A

-~" --, ___..._ _ ~J ' -"-<::":=;:;;-"=:::::c;-~:: ._-,


.. 1 a;iFH1'11 '1 loL!!: '
'. ~l' ~:' ":.~-::.-:p;.:.;;;---.",- -=-." :;""'''' Il-ifhlilu t. .(1 1 ( .u;;;::;:::.
. ~}-. ___ -.___ - _~-s--- . '., . ". ;I' "' '''~~~-l.r~lfii
"-. <- .
-.~
~~
'

Enige vragen betreffende de 'Blauwe Kamer':


- Welke vormen van recreatietoervaart zijn mogelijk met
het oog op de regulering van het gebruik van het water?
Dauvellierwijst op het onderscheid tussen hoofdnetwerk
en zijroutes: niet alles heeft de functie van hoofdroute.
- Is bij de berekening van de investering ten behoeve van
de Blauwe Kamer al dan niet rekening gehouden met de
kosten van het onderhoud?
Dauvellier pleit voor een andere benadering: "Eerst te-
kenen en dan rekenen" (dit in tegenstelling tot Van Keu-
len). Beginnen met het lanceren van concrete ideeên, en
pas daarna problemen over het beheer erbij betrekken.
Hiermee kan Van Keulen het wel eens zijn : hij wil goede
ideêen niet smoren in het probleem van de (beheers)-
kosten.
Van Rijssel wijst op het gevaar dat geïnvesteerd wordt in
prachtige oplossingen, die veel te duur in het beheer blij-
ken te zijn.
- Sommige natuurrijke dorpen (bijv. Nieuwkoop) ervaren
de aanzwellende recreatiestroom als bedreigend.
Dauvellierwijst op de mogelijkheid van 'natuurbouw': de
ontwikkeling van een natuurgebied kan samengaan met
recreatief medegebruik. Door zonering van verschillen-
de vormen van recreatie kunnen natuurwaarden be-
schermd worden. Bovendien moeten deze dorpen den-
ken aan de inkomsten die de recreatie oplevert.
Van Rijssel wijst op de mogelijkheid om natuurgebieden
te beschermen door de doorvaarthoogte van bruggen
beperkt te houden.
Vanuit de diverse projectgroepen zijn vragen gesteld over
een aantal concrete plannen:
- De hoofdroute door Diemen.
De aanwezige vaste bruggen zijn niet hoger dan 2,00 m.
Dient een route te worden ontworpen met een maximum
doorvaarthoogte van 2,50m, of is een vaste-mastroute
mogelijk? Zo niet, is het dan mogelijk om een nacht route
te ontwerpen in verband met de spoorbrug?
Maas vindt dat het een route moet worden voor boten
met niet-strijkbare mast. Het betreft hier immers een deel

Toervaartroutes Groene Hart I 24


van de hoofdtoervaartroute.
Van Rijssel wijst er op dat de ontwerpers gebonden zijn
aan de afspraken die gemaakt zijn over de (redelijke) ei-
sen waaraan de vaarweg moet voldoen, dit versus extre-
me verlangens. Vallenduuk vindt dat het nachtvaren een
trieste zaak is: men ziet niets van het landschap.
- Overigens: moeten grote, zeevarende schepen (waar-
mee Engelsen vaak varen) wel toegelaten worden op de
binnenwateren?
Maas antwoordt dat het hier de belangrijke route tussen
IJsselmeer en de Deltawateren betreft, en niet de aller-
grootste schepen.
- Het ontworpen toervaartkanaal ten zuid-oosten van Am-
sterdam: in ieder van de drie ontworpen alternatieven
moeten twee autowegen en twee spoorwegen gekruist
worden. Kunnen de bruggen beweegbaar gemaakt wor-
den?
Van Rijssel gaat uit van de ontwerpopdracht: gezien de
maatschappelijke belangen en realiteit zal dit niet haal-
baar zijn. Ook van Keulen zegt dat dit binnen de afwe-
ging van de maatschappelijke belangen niet realiseer-
baar is.
Maas wijst op de conclusies van de vaartocht door het
Groene Hart: er is een aantal ontoelaatbare knelpunten.
Maakt men (ook in het buitenland) reclame met een
maximale doorvaartmogelijkheid, dan moet die er ook
komen. Men moet vertrouwen hebben in de toekomst,
en niet bang zijn voor 'futuristische' ontwerpen. Voor een
dergelijke aanpak bestaan mogelijkheden gezien de
toekomstige stedelijke structuur van zuid-oost Amster-
dam. Een dergelijke aanpak past goed binnen het pro-
jectonderwijs.
De Ridde r zegt dat Rijkswaterstaat nagaat welke in grote
lijnen de contouren van de technische problemen en de
kosten zullen zijn bij het maken van deze verbinding, ook

Toervaartroutes Groene Hart I 25


voor boten met een vaste mast.
Ook Dauvelliervindt dat men het groot moet zien: de kos-
ten afweging is een zaak voor de lange termijn.
- De Noorderkanaalroute te Rotterdam: wie vaart er voor
zijn plezier langs een snelweg? Hoe groot zou de onder-
linge afstand moeten zijn?
Dit probleem hangt samen met de ontbrekende scha-
kels in de vaarroute nabij Zoetermeer. Van Rijssel wijst
erop dat er (in dit opzicht) nog geen definitieve visie is op
het gewenste en mogelijk toekomstige toervaartnet. En
als deze visie er is, brengt ze haar eigen knelpunten met
zich mee.
Vallenduuk merkt op dat motorboten met een sterke mo-
tor geen problemen hebben als ze langs een snelweg
varen. Hij wijst op de toepassing van schermen.

Toervaartroutes Groene Hart I 26


ç;.;j;';:~~::;~:':::~'~
•,hl?
HET VELDONDERZOEK

De verkenning van een recreatietoervaartroute in het


Groene Hart van Holland (18-21 augustus 1989) heeft
een aantal conclusies en aanbevelingen opgeleverd.
- Het gedrag van de watersporters :
Op het water heerst een vriendelijke sfeertussen gebrui-
kers en beheerders, conflicten met de beroepsvaart de-
den zich niet voor, maar de verschillende soorten water-
sporters zitten elkaar soms door onkunde of uit eigenbe-
lang in het vaarwater. Mede om deze reden is waar mo-
gelijk een scheiding van vaarcircuits van verschillend
karakter gewenst.
De watersport draagt bij tot de watervervuiling.
Naast enkele grote knelpunten biedt de hoofdtoervaart -
route een groter aantal problemen van geringe omvang.
De bediening van bruggen en sluizen kan beter; het is
nodig vooraf een goed vaarplan te. maken.
Nodig zijn voldoende aanlegplaatsen en rustige cam-
pings, met aandacht voor eventuele milieuschade.
De service van het voorzieningenapparaat kan beter.
De oeverbescherming moet behalve doelmatig ook aan-
genaam zijn, het gebruik van de oevers dient afwisse-
lend te zijn, en voldoende uitzicht op het achterliggende
land open te laten.
Bij beheerders en gebruikers moet aandacht zijn voorde
historische en monumentale waarde van sommige ci-
viel-technische werken.
De doorvaart en aanlegmogelijkheid in steden kan meer
uitgebuit en verbeterd worden.
Sommige plaatsen kunnen zich ontwikkelen tot knoop-
punten, met name daar waar de vaarwegen, waterrecre-
atieobjecten en toeristische landroutes samenkomen.

Toervaartroutes Groene Hart I 27


Hier dienen zich verkeersvoorzieningen (ook openbaar
vervoer) te bevinden voor mensen die een boot willen
huren, of voor watersporters die hun boot achter de auto
of fiets vervoeren.
- Rekening moet worden gehouden met degenen die hun
toertocht onderbreken voor de kleinere watersport, o.a.
met een meegevoerde bijboot. Dit vindt plaats op de
aansluiting van een smaller water aan de hoofdtoer-
vaartroute.
N.B.: In de mediatheek van de Faculteit der Bouwkunde
TUD is een diaserie en een videoband over deze toervaart
aanwezig, waarvan copieën verkrijgbaar zijn.

Toervaartroutes Groene Hart I 28


SUGGESTIES VOOR
ONDERZOEK

Mede op grond van hetgeen bij de inleidingen op het sympo-


sium en in de bijdragen naar voren is gebracht en naar aan-
leiding van de bevindingen van het veldwerk, kunnen enke-
le aanbevelingen voor (vervolg)onderzoek worden gefor-
muleerd.
Het eerste veld van onderzoek is gerelateerd aan de be-
hoefte aan betere kennis over de te verwachten ontwikke-
ling van het gebruik van toervaartroutes. De kennis moet
worden opgebouwd op basis van inzichten in gedragingen
van recreant~n en vooral de onderliggende determinanten
daarvan (motieven, percepties, afwegingen) . Voorts zijn
technieken nodig voor het berekenen van de omvang en
aard van de vraag, de economische potentie van (delen
van) toervaartroutes, de levensvatbaarheid van verschillen-
de typen voorzieningen, enz.
Het tweede veld van onderzoek heeft betrekking op de rela-
tie tussen recreatietoervaart, beroepsvaart en ruimtelijke
organisatie. Het gaat daarbij om de doorstroming in het stel-
sel van natte routes in het Groene Hart. Welke knelpunten
zijn er en hoe moeten ze worden opgelost. Kan worden vol-
staan met organisatorische maatregelen of is materieel in-
grijpen nodig? De vraag bij dit laatste is hoe ruimtelijk-functi-
oneel en technisch ingrijpen in termen van planvorming
moet worden gerealiseerd. Met name is het van belang voor
de grotere knelpunten realistische oplossingsvarianten te
ontwikkelen, waarbij naast de planvorming ook de uitvoe-
ring en het beheer worden geprogrammeerd.

Toervaartroutes Groene Hart I 29


Een derde veld van onderzoek heeft betrekking op de kop-
peling van droge en natte routes, bezien op een interstede-
lijk niveau. Wat zijn goede locaties in de Randstad om kop-
pelingen aan te brengen? Waar kan een bundeling van rou-
tes plaatsvinden? Hoe kan de recreant goed worden geïn-
formeerd over mogelijkheden? Doen zich door de koppelin-
gen problemen voor op het gebied van de mobiliteit en hoe
kunnen die worden opgelost? Hoe staat het met de be-
scherming van natuur- en landschapswaarden?
Een vierde veld van onderzoek hangt samen met de wens
het karakter van Nederland als cultuurland te versterken.

Vanuit het toervaartbele id kan daaraan worden bijgedragen


doorde koppeling met stedelijke culturele voorzieningen te
versterken. Voor een belangrijk deel zal het hierbij neerko-
men op het realiseren van mogelijkheden voor de waterre-
creant om betrekkelijk snel de binnensteden te kunnen be-
reiken . Dit vereist b.v. ligplaatsen plus havenfaciliteiten.
Binnen het stedelijk gebied zullen locaties en effecten moe-
ten worden onderzocht en afgewogen.
Een vijfde veld van onderzoek concentreert zich op de soci-
aal-economische en technisch-historische betekenis van

Toervaartroutes Groene Hart I 30


de waterbouwkundige werken. Met dit onderzoek kan in-
zicht worden verkregen in de vraag wat de huidige gebruiks-
waarde en belevingswaarde van oude werken is voor ver-
schillende groepen (b.v. toervaarders versus beroeps-
vaart). Ook wordt duidelijk wat een dusdanige historische
betekenis heeft, dat behoud ervan (mogelijk als monument)
gewenst is. Deze inzichten kunnen bijdragen tot het ontwik-
kelen van interessante trajecten en vormen de basis voor
het opzetten van documentatie over routes.
Een zesde veld van onderzoek heeft betrekking op de rela-
tie tussen toervaart, overige vormen van water- en oeverre-
creatie en landschappelijke randvoorwaarden. Onderzoek
moet duidelijk maken op welke plaatsen conflicten te ver-
wachten zijn en hoe die conflicten door ruimtelijke enlof
technische maatregelen kunnen worden opgelost. In dit ka-
der past verder onderzoek naar beheers- en gebruiksvrien-
delijke aankledingen van oevers.
Een zevende veld van onderzoek betreft de problematiek
van de milieu-hygienische belasting van de omgeving in re-
latie tot water- en oeverrecreatie. Uitgaande van de water-
recreant, is problematisch dat er steeds meer sprake is van
waterverontreiniging door huishoudelijk afval en verbran-
dingsstoffen. Maar ook moet gedacht worden aan geluids-
belasting van langs oevers gelegen natuurgebieden. Naast
de water- en oeverrecreatie als bron van omgevingsbelas -
ting, heeft de recreant zelf te lijden van verontreiniging door
andere bronnen: bodem-, water- en luchtverontreiniging
door industrieên en autoverkeer. Het is zinvol, beide invals-
hoeken nader en in samenhang te onderzoeken om na te
gaan waar in welke mate problemen optreden. In vervolg op
deze inzichten kan worden nagegaan of door middel van
technische, ruimtelijke enlof juridische middelen de rand-
voorwaarden verbeterd kunnen worden.

Toervaartroutes Groene Hart I 31


Een achtste veld van onderzoek tenslotte betreft de proble-
matiek van verantwoordelijkheid voor investeringen, be-
heer en voorlichting. Spreiding van die verantwoordelijk-
heid over publieke organisaties c.q. overheden en de markt-
sector is nodig. Wat zijn echter de verdeelsleutels voor
spreiding? In hoeverre is privatisering van voorzieningen
mogelijk en gewenst? Hoe steekt de financiering (kosten en
baten) in elkaar?

Toervaartroutes Groene Hart I 32


BIJLAGE I

Deelnemers toervaartsymposium 27-28 september


1989

Augustijn, P.M.G.
Recreatieschap Midden Delfland, Vlaardingen
Bakker, P.J. den
Ned. Vereniging van Sportvissersfederaties,
Amersfoort
Baljeu, A.C.
Provincie Zuid-Holland, Dienst Verkeer en Vervoer,
afdeling Vaarwegen
Bandringa, B.
Rijkswaterstaat Directie Flevoland
Benning, H.R.
Provincie Zuid-Holland, Dienst Verkeer en Vervoer,
Afdeling Vaarwegen
Berg, J. van den
Wassenaar
Bernard, C.
Anna-Paulowna
Boot, C. de
Student
Bom,A.
Student
Bos, M. Q .
Student LU Wageningen, Landschapsinrichting
Bosma, N.
Voorlopige Adviesraad Openluchtrecreatie
Bosma, V.J.
Gemeente Utrecht, afdeling Bestuursinformatie
Bouwmeester, J.
TUD, Civiele Techniek, Vakgroep Waterbouwkunde
Broek, v.d.
Student
Broos, R.
Provincie Utrecht, afdeling R-L
Burger, G.
Student
Dauvellier, P.
Ministerie van V.R.O.M., Rijksplanologische Dienst

Toervaartroutes Groene Hart I 33


Dijk, W.J.
TUD, Civiele Techniek, Vakgroep Planning,
Ontwerpen en Organisatie
Dijkstra,
Provincie Noord-Holland
Dootjes, M.
Provincie Zuid-Holland
Driesprong, J.A.
Gewest Midden-IJssel, Deventer
Droogers, J.A.G.W.
ANWB, afdeling Recreatie en Toerisme
Ferwerda, B.
Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden
Holland, Gouda
Feyter, K. de
Gewest Gooi en Vechtstreek, Huizen
Gast, R
Provincie Zuid Holland
Ginkei, C.J. van
Ministerie van Landbouw en Visserij, Directie
Openluchtrecreatie
Groeneweg, R
Ministerie van V.RO.M., Rijksplanologische Dienst
Haan, M. de
Provincie Zuid Holland
Haar, E. ter
Rijkswaterstaat, Directie Flevoland
Harder, G.A.
KU Nijmegen, Vakgroep Bestuur en Beleid
Hemschoote, J.
Gewestelijke Ontwikkelings Maatschappij West-
Vlaanderen, Brugge
Heijden, RE.C.M. van der
TUD, Civiele Techniek, Vakgroep Planning, Ontwerpen
en Organisatie
Hilhorst, RJ.
Ministerie van Landbouw en Visserij, Directie
Openluchtrecreatie
Hoefkens, A.
Recreatieschap Veerse Meer
Hoorn, A. van
Staring centrum, afdeling Recreatie en Toerisme,
Wageningen
Jibben, F.
Kon. Ned. Watersport Verbond
Johannes, K.
Student Civiele Techniek

Toervaartroutes Groene Hart I 34


Koenen, R.
Kampschreur, A.
Kon. Ned. Watersport Verbond
Kerstens,
Ministerie van Landbouw en Visserij,
Landinrichtingsdienst, Utrecht
Kessel, T.C. van
Provincie Overijssel
Kessel, W.H.M. van
Vereniging tot Behoud van het IJsselmeer
Kleinjan, A.
Student
Kluver, J.G.
Gemeente Delft, afdeling Sport en Recreatie
Koekebakker, P.H.
TUD, Civiele Techniek, Vakgroep Planning, Ontwerpen
en Organisatie
Jong, M.1. de
Provincie Utrecht, afdeling R-L
Kraal, H.
Stichting Natuur en Milieu
Kuiper, H. de
Student
Maas, F.M.
TUD, Bouwkunde, Vakgroep Ontwerpen van Stedelijke
Gebieden en Woningbouw
Mark, H. van der
Rijkswaterstaat, Dienst Binnenwateren/RIZA, Lelystad
Marcus, F.V.
Intergemeentelijk overlegorgaan Rijnstreek, Alphen aan
den Rijn
Mentzei, MA
TUD, Civiele Techniek, Vakgroep Planning, Ontwerpen
en Organisatie
Molenaar, D.
Provincie Utrecht, afdeling R-L
Mos, H. de
Rijkswaterstaat, directie Zuid Holland
Mulder, A.
TUD, Bouwkunde, Vakgroep Ontwerpen van Stedelijke
Gebieden en Woningbouw
Nijhout, P.
TUD, Civiele Techniek (s.a.)
Nijs, de
Provincie Noord Holland
Notten, F.
Student
Orleans, R.

Toervaartroutes Groene Hart I 35


Pemmelaar-Groot, M.
Bureau Bokelman b.v., Moordrecht
Reus, A.J. de
Nederlands Bureau voor Toerisme, Leidschendam
Ridder, P. de
Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde, Rotterdam
Rijssel, N. van
Provincie Drente, afdeling Ruimtelijke Ordening en
Volkshuisvesting
Rosendaal, M.
TUD, Civiele Techniek (s.a.)
Ruiters, Ch.
TUD, Civiele Techniek (s.a.)
Saane, P. van
TUD, Bouwkunde
Saarloos, A.
Kon. Ned. Watersport Verbond
Smit,H.
Docent Aardrijkskunde Voortgezet Onderwijs, Boskoop
Smits, P.H.G.
Recreatieschap Rivierengebied, Tiel
Stegers, J. Th.
Bestuurslid K.N.M.C.
Steveninck, H. van
Gewest Zuid Kennemerland, Haarlem
Stobbe, J.
Recreatieschap Kop van Noord Holland
Storminck, EA
Student Civiele Techniek
Stroband, A.G.
Buro Maas, Breda
Twist, J. van
Student
Vallenduuk, R.E.P.
ANWB, afdeling Recreatie en Toerisme
Wensveen, JA van
Provincie Zuid Holland, Dienst Verkeer en Vervoer,
afdeling vaarwegen
Wierikx, A.
TUD, Civiele Techniek (s.a.)
Zee, F. van der
Recreatie Alkmaarder en Uitgeestermeer, Haarlem

Toervaartroutes Groene Hart I 36


BIJLAGE 11

RecreatIeprojecten "Groene Hart"

Naar aanleiding van het symposium Toervaartroutes door


het Groene Hart van Holland en de daaraan voorafgaande
verkennende toervaart, is een aantal projecten geformu-
leerd die in het studiejaar 89-90 door enkele tweedejaar-
sprojectgroepen Civiele Techniek worden bestudeerd. De-
ze projecten zijn alle gerelateerd aan de ontwikkeling van
een nieuwe hoofdverbindingsroute tussen het IJ meer en
het Deltagebied. Hierna volgt een korte inhoudsaanduiding.
Het tweedejaars Projectonderwijs heeft tot doel een pro-
bleem te doorlopen van uitgebreide probleemanalyse tot
constructieve uitwerking. Op systematische wijze wordt een
oplossing planologisch ingepast en na een ruimtelijk-functi-
onele (schets) fase wordt een onderdeel constructief uitge-
werkt.

CX86 Hoofdtoervaartverbinding ten zuid-oosten van


Amsterdam
De huidige toervaartroute van de Zeeuwse Wateren naar
het IJmeer loopt dwars door Amsterdam. Voor jachten met
vaste mast is dit een nachtroute, vanwege spoorbruggen
die alleen 's nachts bediend worden. Dit is een betrekkelijk
ongelukkige situatie. Op systematische wijze is gezocht
naar een alternatief voor een hoofdtoervaartverbinding voor
boten met vaste mast ten zuid-oosten van Amsterdam.
Naast de huidige route door Amsterdam bleek dat er reeds
een westelijk alternatief via Haarlem bestond zonder vaste
bruggen en met beperkte bediening overdag. Na een uitge-
breide evaluatie bleek de route die Buro Maas had voorge-
steld niet de meest wenselijke . Het door de projectgroep ge-
kozen tracé loopt van Alphen aan den Rijn via het Aarkanaal
en het Amstel-Drechtkanaal tot de A9, via een nieuw te gra-
ven kanaal langs de A9 naar de Holendrecht over het Ab-
coudermeer, de A2 en de spoorlijn Amsterdam-Utrecht krui-
send, via een nieuw te graven kanaal het Amsterdam-Rijn-
kanaal kruisend, naar de Vecht om via Weesp bij Muiden uit
te monden in het Ijsselmeer. In de ruimtelijk-functionele fa-
se zijn de grootste knelpunten uitgewerkt. Dit zijn de krui-
sing van het nieuw te graven kanaal met de spoorlijn en de
A2 en de uitbreiding van de sluis en de aanpassing van de
jachthaven bij Muiden.

Toervaartroutes Groene Hart I 37


CY83 Een nieuwe sluisverbinding tussen het IJmeer
en de Diemen
Als onderdeel van de door het Buro Maas voorgestelde
nieuwe hoofdvaarroute, dient een doorgang gecreeerd te
worden via de Diemen naar het IJmeer. De Diemen is on-
diep en kruist 2 secundaire wegen, een snelweg, een spoor-
lijn en het Amsterdam-Rijnkanaal. Technisch leek dit pro-
ject realiseerbaar maar financieel en organisatorisch (NS,
RWS) niet reeei. Aangezien de projectgroep de voorgestel-
de route niet haalbaar achtte heeft deze groep net als eX86
een nieuw tracé bepaald voor de hoofdvaarroute. Van het
gekozen tracé (exact hetzelfde tracé als bepaald door
eX86) worden de sluis en de jachthaven van Muiden die
aangepast moeten worden aan de verwachte vraag, verder
uitgewerkt.

CX85 Vaarverbinding tussen de Rotte en de Vliet


In dit project is de mogelijkheid voor een toervaartverbin-
ding tussen de Rotte en de Vliet onderzocht. De Rotte blijkt
tot de kruising met de A12 redelijk bevaarbaar. Hierontstaat
echteronmiddellijk een groot knelpunt. De doorvaarthoogte
onder deze autosnelweg bedraagt slechts 1 m, terwijl te-
vens de Boezemvaart dient te worden gekruist. Dit is opge-
lost door verdieping van het kanaal onder de autosnelweg
met aanleg van 2 sluizen terwijl de Boezemvaart d.m.v. een
duiker onder het kanaal door wordt geleid. Daar tussen de
Rotte en Benthuizen nog geen vaarverbinding aanwezig is
dient hier een totaal nieuw tracé gegraven te worden. Van
Benthuizen tot de Vliet zijn vele vaarten aanwezig van vol-
doende diepte. Een groot deel is echterte smal terwijl vele
vaste bruggen doorvaart verhinderen. Door constructie van
vaarmogelijkheden is een tracé gekozen. In dit tracé dienen
vijf bruggen verhoogd te worden en twee sluizen aange-
legd, een groot gedeelte dient tevens verbreed te worden.
Door al deze maatregelen zal een goede verbinding voor
toervaart gerealiseerd kunnen worden.

CY85 Hollandsche plassen


Ten westen van de door Buro Maas aangeduide hoofdtoer-
vaartroute liggen de Hollandsche plassen. Deze plassen
bestaan uit de Kager plassen, het Braassemermeer en de
Westeinder Plas. Het gebied ligt ten westen van de hoofd-
toervaartroute . In het kader van de plannen van Buro Maas
is hier een optimalisatie van de watersport gewenst. Het
project is toegespitst op htH realiseren van een rondvaart-
mogelijkheid tussen de Kager Plassen en het Braassemer-
meer. De noordelijke verbinding wordt gevormd door de
Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. De zuidelijke

Toervaartroutes Groene Hart I 38


verbinding loopt via Hoogmade en Watertuin. Voor deze
zuidelijke tak is een inventarisatie gemaakt van de knelpun-
ten. De vaste brug in de A4 over de Zuidzijdervaart is hierbij
als maatgevend aangenomen. Verder is een jachthaven
voor 150 boten gepland nabij Hoogmade.

CX87 Nieuw gebied tussen Vlnkeveen en Nieuwkoop


Het gebied van de Vinkeveense en Nieuwkoopse Plassen
beslaat twee provincies (Utrecht en Zuid-Holland) en twee
gemeenten (Nieuwkoop en De Ronde Venen) . Er is een on-
derzoek gedaan naar de huidige situatie van het gebied en
naarde wensen van de verschillende overheden tot verdere
ontwikkeling hiervan. Deze wensen lopen nogal uiteen.
Duidelijk is wel dat er nadruk moet komen liggen op het be-
houd en de ontwikkeling van natuurwaarden. Daarbij moet
de (water)recreatie gereguleerd worden met eventueel een
lichte groei. Er zijn verschillende inrichtingsvarianten ont-
worpen met een vaarroute en een ecologische verbinding
tussen de plassen, recreatie-, natuur- en beheersgebieden
en landbouwgrond. Hierin is de bestaande woonfunctie ge-
handhaafd en zullen de verkeersstromen indien nodig wor-
den aangepast.

CY84 Verbinding Rotte-Delftse Schie


De huidige verbinding tussen de Rotte en de Delftse Schie
loopt door Rotterdam Centrum en kent vele obstakels in de
vorm van lage en vaste bruggen. In het kader van het plan
Noordrand Rotterdam wordt heel Rotterdam Noord op-
nieuw bekeken en indien nodig aangepast; de bovenge-
noemde verbinding speelt hierbij een rol en zal gecombi-
neerd kunnen worden met de aanleg van een nieuwe snel-
weg om Rotterdam Noord. Met de uitgangspunten uit het
plan (o.a. verdraaiing of verplaatsing van Zestienhoven) in
de hand, zijn alternatieven opgesteld voor een (recreatie-)
vaarroute tussen de Rotte en de Delftse Schie, ten noorden
van Rotterdam. Vergelijking van de alternatieven met de
huidige verbinding leverde een teleurstellend resultaat: de
bestaande verbinding door Rotterdam Centrum is welis-
waar niet perfect maar kent minder bezwaren (technisch en
financieel) dan de onderzochte alternatieven. In verband
met de onaantrekkelijkheid van dimensionering en uitwer-
king van enkele bruggen in Rotterdam, is voorde komende,
constructieve fase gekozen voor enkele objecten uit de af-
gevallen alternatieven; de aandacht zal gericht zijn op een
sluis in de Rotte, een brug over de Rotte en de aansluiting op
de Rotte ter plaatse van de Grindweg. Deze objecten zullen
onderzocht worden op haalbaarheid, zowel uit technisch
oogpunt als met betrekking tot de kosten.

Toervaartroutes Groene Hart I 39


BIJLAGE 111

Toervaartroutes door het Groene Hart van Holland

Inhoudsopgave van de symposiumbundel

1. Ten geleide: Toervaartroutes als toeristisch-recreatief


netwerk
Dr.ir. R.E.C.M. van der Heijden
2. Holland-Waterland: de ontwikkeling van de watersport
en het watersportbeleid
Drs. C.J. van Ginkei, Ir. J.G. Hillen, Ing. P. de Ridder, Ir.
A.G. Stroband en Ing. R.E.P. Vallenduuk
3. Verkeerskundige aspecten van watersport en water-
sportbeleid
Ing. P. de Ridder
4. Het Groene Hart van Holland
Ir. A.G. Stroband en Prof.dr.ir. F.M. Maas
5. Het Groene Hart in de vierde nota ruimtelijke ordening
Ir. P.L. Dauvellier en Ir. A.L. de Regt
6. Het toeristisch vaarroutestelsel in relatie tot stedelijke
steunpunten
Dr. A.F. Mulder
7. De koppeling van "natte" en "droge" toeristische routes
Ing. R.E.P. Vallenduuk
8. Gouda als knooppunt voor de recreatietoervaart
Ir. P.F. Oomen en Ir. J.H. Rakers
9. Koppeling van netwerken voor de recreatievaart met die
van het recreatieve fietsverkeer
Ir. B. Bach S.H.O.
10. Technische knelpunten in het recreatietoervaartstel-
sel van de Randstad
N. van Rijssel
11. Kanovaarwegen door het Groene Hart
Ir. Th.L.J. van Rij
12. Oevers en Recreatie
Ir. J.J.A. Bongers
13. Kostenbepalende beslissingen bij het plannen en ont-
werpen van recreatiegebieden
Ir. T.F.M.S. van Keulen

Over de auteurs

Toervaartroutes Groene Hart I 40

You might also like