You are on page 1of 33

Zo kan het ook .....

.. .... en zo moet het


Zo kan het ook .....
...... en zo moet het

Afscheidscollege,
ter gelegenheid van het bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd, op vrijdag
28 april 1989, door

ir. W.A. Eisma


Uitgave, distributie en produktie
Publikatieburo
Faculteit der Bouwkunde
Berlageweg 1 2628 CR Delft
Telefoon (015) 784737

Typewerk/lay-out
Martin Schilt

Druk
NKB Offstet bv Bleiswijk

Cl P-gegevens
Koninklijke Bibliotheek
Den Haag

Eisma, W .A.

Zo kan het ook ...... ... .. en zo moet het / W .A.


Eisma. - Delft: Publikatieburo Bouwkunde. - 11 1.
Afscheidscollege ter gelegenheid van het be-
reiken van de pensioengerechtigde leeftijd, op
vrijdag 28 april 1989.
ISBN 90-5269-002-2
SISO 690 UDC624 NUGI833
Tref.w .: bouwkunde

Copyright © 1989 Faculteit der Bouwkunde

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd


en/of openbaar gemaakt worden door middel van
druk , fotokopie, microfilm of op welke andere wijze
dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestem -
ming van de Faculteit der Bouwkunde .
INLEIDING

In onze huidige samenleving met zijn snelle technische ont-


wikkelingen is de computer nauwelijks meer weg te denken.
De integratie van de computer bij onderwijs en onderzoek en
op de constructie-bureaus mag dan ook gelden als een nood-
zakelijke en positieve ontwikkeling. Maar spaar ons voor de
generatie die het rekenwerk geheel en al overlaat aan de com-
puter. Met het verdwijnen van het handmatige rekenen gaat
immers een groot stuk vaardigheid verloren en daarmede het
door ervaring te verkrijgen inzicht in betrouwbare draagcon-
structies. Spaar ons ook voor een generatie ingenieurs die
programma's gebruiken waarvoor meer kennis is vereist dan
zij bezitten.De consequenties zijn duidelijk, automatisering
mag en kan nooit een legitimatie zijn voor onvoldoende kennis
en inzicht in de krachtswerking in draagconstructies.

Zonder kennis is globaal dimensioneren en controleren op


niets gebaseerd en wordt het scheppend vermogen tot een mi-
nimum gereduceerd . Globaal dimensioneren is noodzakelijk
omdat de afmetingen van de constructie-elementen bekend
moeten zijn, de krachtsverdeling is hiervan immers afhanke-
lijk, alvorens met de computerberekening kan worden begon-
nen. Controleren is noodzakelijk om te kunnen vermijden dat
computerberekeningen zonder meer als waar worden geac-
cepteerd.

Het scheppend vermogen, zo belangrijk in het samenspel tus-


sen ontwerper en constructeur, is te vergelijken met het mo-
delleren van een stuk klei.Tijdens dit modelleren zal er sprake
moeten zijn van inzicht in het krachtenspel waarbij min of meer
spelenderwijs de afmetingen en de vorm van de verschillende
constructie-elementen worden vastgesteld. Voldoende kennis
en inzicht zullen leiden tot de noodzakelijke inventiviteit en
creativiteit bij het vormgeven. Door de intrede van de compu-
ter is dit proces echter onder druk komen te staan en rijst de
vraag welke minimale kennis en vaardigheid de constructeur
van vandaag nog dient te bezitten. Hier ligt een uitdaging voor
het onderwijs dat er voor zal moeten zorgen dat de construc-

1
, ,
I I

2
teur iemand is voor wie het ontwikkelen van de juiste construc-
tie eigenlijk een spelmoment bevat. Dat was zo en dat moet zo
blijven, het is van niet geringe maatschappelijke betekenis.

ZO KAN HET OOK . . . .

Aangezien de computer exact kan rekenen behoeft de mini-


maal vereiste kennis van de krachtswerking niet exact te zijn.
Volstaan kan worden met voldoende nauwkeurige benaderin-
gen, ten behoeve van het globaal dimensioneren en van de
controle op de computer-uitvoer. Deze benaderingen moeten
wel zijn afgeleid uit de exacte theorie en een zo ruim mogelijk
geldigheidsgebied bezitten.Benaderingen zijn een goed ge-
reedschap om tijdens het modelleren van de klei te kunnen
'spelen met momenten'. Of anders gezegd: construeren is een
spel en om dit spel goed te kunnen spelen is het noodzakelijk
om te kunnen spelen met momenten .

De wip

Spelen met momenten is niets nieuws, u en ik hebben het alle-


maal gedaan vroeger, in de speeltuin, op de wip. Het gewicht
van de kinderen wordt geschematiseerd als een pijl die in de
techniek de aanduiding is van een kracht. Deze krachten (ge-
wichten) bevinden zich op een zekere afstand van de as waar-
omheen de wip zich kan bewegen. Elke kracht zal moeten wor-
den afgeleid naar het middelpunt van de aarde, waarvoor de
ondersteuning van de wip zorgdraagt. Zo ontstaat voor elke
kracht een koppel van twee evenwijdige en even grote krach-
ten. Het product van kracht maal arm in dit koppel wordt het
moment genoemd. Bij een wip is er sprake van de som van een
aantal momenten die niet metelkaarinevenwichtzijn. Daarom
veroorzaakt hier het spelen met momenten het op en neergaan
van de wip, waar de kinderen zoveel plezier aan beleven.
Draagconstructies zullen echter in evenwicht moeten zijn. Dit
betekent dat de som van de momenten gelijk moet zijn aan nul.

3
luun uni{ RU
f::1 A f::1 B f::1 c Df::1

~_ _ _ _~ vrij opgelegd

"gaapmethode"

verende
inklemming

volledige
inklemming
"vasthoudmethode"

(f::1---~~)
((~ ~))
4
De ligger op vier steunpunten

Eenvoudige eh verantwoorde benaderingsmethoden kunnen


gemakkelijk worden afgeleid uit exacte methoden, zoals de
gaapmethode en de vasthoudmethode, indien wordt uitgegaan
van een veranderlijke belasting die als volbelasting wordt aan-
gebracht.Dit wordt duidelijk bij het beschouwen van een sym-
metrische ligger op vier steunpunten. Het deel BC van de ligger
is noch vrij opgelegd noch aan de einden volledig ingeklemd.
Aan de einden is de invloed merkbaar van de liggerdelen AB en
CD, er is dus sprake van een verende inklemming.
Wordt voor de berekening van de krachtsverdeling uitgegaan
van de vrij opgelegde ligger dan zullen, ter correctie, aan de uit-
einden momenten moeten worden aangebracht waarvan de
grootte wordt bepaald door de voorwaarden van samen hang; de
hoekverdraaiing van liggerdeel AB in B moet immers gelijk zijn
aan die van liggerdeel BC in B (gaapmethode).
Wordt voor de berekening uitgegaan van de ingeklemde ligger
dan zullen de momenten die door de inklemming zijn ontstaan,
moeten worden verkleind en wel zoveel dat wederom wordt vol-
daan aan de voorwaarden van samenhang (vasthoudmetho-
de).

Het portaal

Aangenomen nu dat de krachtsverdeling in een symmetrische


ligger op vier steunpunten kan worden bepaald, dan kan deze
verdeling ook gemakkelijk worden bepaald in een symmetrisch
portaal. De voorwaarden van samenhang zijn namelijk onge-
voelig voor de hoek waaronder de verschillende constructiede-
len elkaar ontmoeten. Toch zijn er verschillen. De ligger wordt
over zijn volle lengte belast, terwijl het portaal daarentegen
hoofdzakelijk aan de bovenzijde zal worden belast. Dit betekent
dat de ligger in het algemeen, ook om economische en uitvoe-
ringstechnische redenen, over de volle lengte dezelfde door-
snede zal behouden. Dit zal niet het geval zijn bij een portaal, de
doorsneden van de kolommen (stijlen) en balk (regel) zullen
verschillen. Dit verschil wordt uitgedrukt in de verhouding n van
de stijfheden tegen buiging (EI) van stijlen en regel. De krachts-

5
q
InUtU! HU
êv EI /1 EI EI è
;, A'
h q h

EI

r- .,
i
i I I I
i 1 I
portaal a LiJ p ortaal b Li.....

n=8

1'0 eJi
ql2
1
ä q

1
12
1
16
1
h
rr1 '
, EI I EI

,r
Mveld

24 1= 4h
-------
1= 2h Ms
n
2 4 6 8 10 12

6
verdeling in het portaal is afhankelijk van deze verhouding. De
wijze van ondersteuning van het portaal, scharnier of inklem-
ming, speelt nauwelijks een rol en de lengte/hoogte-verhouding
Ilh speelt een slechts betrekkelijke rol.
Voor het geval dat n zeer groot is - portaal a - komt de krachts-
verdeling overeen met die van een vrij opgelegde ligger. Voor
het geval dat n zeer klein is - portaal b - zal de krachtsverdeling
overeenkomen met die van een ingeklemde ligger. In de praktijk
zal de waarde van n meestal gelijk of groter dan acht zijn - por-
taal c. Voor de regel is er dan sprake van een verende inklem-
ming. Het is via de theorie niet moeilijk om de grootte van het
veermoment te bepalen:

1 2 8
= MB = Me = 8 ql . 12 + 3n indien I/h =2

Aangezien = ~q12
8
1 12 4 + 3n
volgt dan voor
Mye1d = Bq 12 + 3n

Met deze gegevens is het mogelijk om een grafiek te maken


waaruit de grootte van de momenten Myelden Mveer te bepalen is
als functie van n.Deze grafiek kan worden geschematiseerd tot
een bilineair verloop. Dan wordt duidelijk dat voor n > 6 de groot-
te van het veldmoment vrijwel constant is en gelijk aan 1/10 q12;
het veermoment is dan 1/40 ql2 en dus niet maatgevend.
De conclusie kan dus zijn dat de balk van een portaal voor een
ontwerpberekening goed is te dimensioneren op een moment
M = 1/10 q12.

Het raamwerk

Door middel van een grafiek is duidelijk gemaakt dat een portaal
op een eenvoudige wijze globaal is te dimensioneren. Indien dit
als een gegeven wordt beschouwd dan is ook een raamwerk,
b.v. als de constructie van een gebouw van honderd verdiepin-

7
-r- - - -- . _ - -~
- - ---- _.- -

EI
I,
-- -- nEl Î
EI h
r- ...

r-. ~
."
EI EI h

11111
q
11111111111 11111
,
-0. .,.,.rT 1- ....
h

I, I ....
V- -....: r-

- -
L-.,...._-- . - - - . L...
r-

~ . _------ -
.... "
L..

'7 ~,
C
":'h EI EI
2 q
B S'
n EI
":'h EI EI
2

Ä6 A'
L::::. 6

elastische lijn

q
l1li 111110 IIld St
nEl
2 Eli
A'
L::::.

8
gen, op een eenvoudige wijze te dimensioneren en wel als volgt.
Stel dat eerst alle knooppu nten worden vastgehouden, b. v. door
enaks. Door het aanbrengen van de belasting op de regels van
het raamwerk zullen op de knuisten van deze enaks aan de lin-
kerzijde rechtsom draaiende momenten worden uitgeoefend en
aan de rechterzijde linksom draaiende momenten. Worden ver-
volgens alle knooppunten tegelijkertijd losgelaten dan zullen
deze knooppunten een verdraaiing ondergaan als aangegeven
in de figuur. Dit betekent dat de elastische lijn (vervormingslijn)
van de stijlen niet anders zal kunnen zijn dan S-vormig, met een
buigpunt in het midden. In zo'n buigpunt is het moment, evenals
bij een scharnier, gelijk aan nul. Dit gegeven schept de moge-
lijkheid om de berekening van het raamwerk te benaderen van-
uit een vereenvoudigd schema. Het maakt voor de krachtsver-
deling in de regel niets uit of er zich onder en boven deze regel
een stijl bevind met een stijfheid EI, dan wel alleen onder de re-
gel een stijl met een stijfheid 2EI. Zo mondt het vereenvoudigde
rekenschema van een raamwerk uit in het schema van een por-
taal. De stijfheid van de stijlen is daarbij verdubbeld terwijl de
lengte is gehalveerd. Gold voor een portaal als praktijkwaarde
n > 8, voor een raamwerk moet worden gesteld dat n < 2. Uit de
grafiek volgt dan direct: M veer = Mveld = 1/16 q12.
De conclusie kan dus zijn dat de balken van een raamwerk, als
benadering, goed kunnen worden gedimensioneerd op een mo-
ment van 1/16 q12. Hierbij kan worden opgemerkt dat de elemen-
taire bezwijkanalyse ook tot deze waarde leidt.

Vlakke plaatvloeren

Om redenen van ontwerp-technische aard en meestal ook om


economische redenen, wordt een vloer veelal niet als balken-
vloer maar als vlakke plaatvloer uitgevoerd. Zo'n plaatvloer
heeft een geringe stijfheid EI, zodat n verder daalt tot een waar-
de kleiner dan 1.Het steunpuntsmoment in de vloer nadert hier-
door de waarde M = 1/12 q12. In zo'n geval kan de vloer nabij de
kolommen beter dikker worden gemaakt en in het veld, met
M = 1/24 ql2, beter iets dunner. Opgemerkt moet worden dat het
steu npuntsmoment zich niet gelijkmatig verdeelt over de koIom -
en middenstrook. Globaal kan worden gesteld dat het moment in

9
n "'",

+1
B'

n- o
n--

~Hh M-lijn
~Hh M -lijn

Hh
1
"2
H B B'

F}I nEl

E lA'
tv\!

..
1

--T~-----
MA

n
2 4 6 B 10 12

10
de kolomstrook tweemaal zo groot is als in de middenstrook.

Symmetrische dubbelportalen en -raamwerken

Het zal duidelijk zijn dat ook symmetrische dubbelportalen en


tweebeukige raamwerken op overeenkomstige wijze de maat-
gevende momenten zijn te benaderen. Voor wie hier meer over
wil weten wordt verwezen naar mijn boek "spelen met momen-
ten", uitgegeven door de Vereniging Nederlandse Cementin-
dustrie te 's Hertogenbosch.

Horizontale belasting

Bij een ongeschoord portaal of raamwerk kunnen de regels zich


vrij verplaatsen. Dit zal het geval zijn indien de constructie
wordt onderworpen aan een horizontale windbelasting.
Indien een ingeklemd portaal wordt belast door een horizontale
kracht H dan geldt bij een oneindig grote waarde van n dat het
moment aan de voet van de stijlen gelijk is aan M = 1/4 Hh. En zo
zal voor n = 0 gelden dat M = 1/2 Hh. Voor tussen gelegen waar-
den van n kan eenvoudig worden afgeleid dat:

4 + 3n 1
M=
2 + 3n
"4. Hh (indien 0 < n < (0)

Met dit gegeven ka'n in een grafiek de grootte van het voetmo-
ment worden uitgezet als functie van n. Uit de grafiek volgt di-
rect dat reeds bij kleine waarden van n de grootte van het voet-
moment nauwelijks afwijkt van de grootte bij n = 00. Dit geldt on-
geacht de lengte/hoogte-verhouding van het portaal.
De conclusie kan dus zijn dat, als goede benadering, de kracht-
verdeling in een portaal tengevolge van de windbelasting snel
en zonder veel rekenwerk kan worden bepaald door de regel als
oneindig stijf te beschouwen.
Voor raamwerken is afgeleid dat deze voor de bepaling van de
krachtsverdeling tengevolge van verticale belastingen kunnen
worden beschouwd als een opeenstapeling van portaalachtige
constructies. Op overeenkomstige wijze kan worden afgeleid

11
6 5 4 3 21
0'
I I I' x f
00
r--"':;""'--
4
F 00 E'

4
E 00 F'

4
0 00 G'

EI EI 4
C 00 C'

4
B 00 B'

4 30
-4 ~ elastische lijn
...~~______~12~______~
J: m

148

129
208

~~ 93

162

12
dat dit ook geldt voor de krachtsverdeling tengevolge van de ho-
rizontale windbelasting indien daarbij alle regels als oneindig
stijf worden beschouwd . Aldus doende kan ook de horizontale
verplaatsing aan de top van het raamwerk op een eenvoudige
wijze worden bepaald. De afwijking in deze verplaatsing die met
deze methode zou kunen optreden zal meestal liggen binnen de
marge van de afwijkingen in de materiaalconstante E.

De ligger op drie steunpunten

De krachtsverdeling (momentenlijn) in een ligger op drie steun-


punten die aan de einden vrij is opgelegd , kan worden bepaald
zodra bij het tussensteunpunt de grootte van het moment be-
kend is. De grootte van dit moment is, afhankelijk van de ligging
van dit tussensteunpunt, zeer verschillend. Dit wordt duidelijk
uit de geschetste momentenlij nen. Met behulp van een eenvou-
dige gaapvergelijking is een relatie af te leiden tussen de groot-
te van het steunpuntsmoment en de ligging van het tussen-
steunpunt. Deze relatie luidt:

1 2 2
M = "8 ql . (3a - 6a + 4) indien a = all

Met dit gegeven kan in een grafiek de grootte van het steun-
puntsmoment worden uitgezet als functie van a . Uit het verloop
van de grafiek blijkt dat deze, als goede benadering, kan worden
geschematiseerd tot een tri-lineair verloop. Daardoor wordt dui-
delijk dat de plaats van het tussensteunpunt, binnen een zekere
marge, nauwelijks invloed heeft op de grootte van het vrijwel al-
tijd maatgevende steunpuntsmoment. Dit is een interessant ge-
geven, b.v. voor gebouwen met een symmetrische plattegrond
(kamerindeling). De middenkolom, altijd hinderlijk in het mid-
den van de gang, kan dan zonder bezwaar worden geplaatst in
één van de gangwanden.

13
3~----------------------+-----------------------t
q
exact

2~--------~------------~----------~~--------r

a
-4----~--+__r----_r----~+_--~--_+,_----,_----,__+--,_----t_--a=ï
0 ,2 0,4 0,6 0 ,8 1 ,0 1 ,2 1.4 1,6 1,8 2,0
0,3 0,85 1 ,15 1 ,7

L)
!:gaande kolom-balkverbinding
~

14
.. . .. . In het voorgaande is met een aantal voorbeelden duide-
lijk gemaakt dat het mogelijk is om snel en zonder veel reken-
werk globaal de krachtsverdeling in een constructie te bepalen.
Dit is nuttig voor de studenten aan de faculteit der Bouwkunde
als hulpmiddel bij de projecten en het afstuderen. Het is vrijwel
noodzakelijk voor de studenten aan de faculteit der Civiele
Techniek, zij moeten immers later de verantwoordelijkheid kun-
nen dragen voor de constructies die door hen zijn ontworpen en
berekend. Het is ook, misschien slechts ten dele, een antwoord
op de uitdaging aan het onderwijs in de Toegepaste Mechanica
na de intrede van de computer. In één van de laatste afleverin-
gen van het tijdschrift 'Cement' worstelt prof. Blaauwendraad
met deze uitdaging. Worstelen is een goede zaak, als er maar
geworsteld wordt! Daarbij is niet alleen belangrijk wat de docent
wil en denkt, maar ook de signalen uit de praktijk verdienen rui-
me aandacht . .... .

. . . . . EN ZO MOET HET

Naast de krachtsverdeling in de totale constructie dient ook


aandacht te worden besteed aan de verdeling in constructiede-
tails (kolom-balkverbindingen) zoals:

de dichtgedrukte hoek (verbinding met een negatief mo-


ment)
de opengetrokken hoek (verbinding met een positief mo-
ment.
de doorgaande kolom-balkverbinding

In deze verbindingen ontstaat een ingewikkeld krachtenspel in-


dien zij worden uitgevoerd in gewapend beton, waar bij de de-
taillering van de wapening een belangrijke invloed heeft. In de
huidige betonvoorschriften (VB 1974/84) wordt hieraan geen
enkele aandacht besteed .
I n de afgelopen jaren is door de CUR-commissie C28 "construc-
tiedetails" onderzoek verricht naar het gedrag van de genoem-

15
=~====
-B
w I Wapening

Krachtsve rloop

Scheurvorming

16
de kolom-balkverbindingen. Dit theoretische onderzoek is on-
dersteund door een experimenteel onderzoek dat in het Stevin-
laboratorium heeft plaats gevonden. Het rapport, waarin de on-
derzoeksresultaten zijn samengevat en geanalyseerd, is on-
langs gereed gekomen en zal leiden tot herziening van de be-
tonvoorschriften. In deze herziene voorschriften zal ook worden
vastgelegd hoe de verbindingen moeten worden gewapend. De-
ze wapening is conform de standaard-details die reeds jaren ge-
leden zijn voorgesteld door de CUR-commissie E2 "rationalisa-
tie van de wapening". Als lid van beide genoemde CUR-commis-
sies wil ik U de hoofdlijnen van de resultaten uiteenzetten.

De dicht gedrukte hoek

Het knooppunt van deze verbinding wordt belast door:

drukkrachten in de inwendige hoek, uit kolom en balk


geconcentreerde trekkrachten uit de kolom- en balkwape-
ning aan de buitenrand ; de getekende doorgaande wape-
ning wordt veelal uitgevoerd, al dan niet voorzien van een
overlappi ngslas.

Doordat de trekkrachten langs de buitenrand worden omgeleid


ontstaat een diagonale drukkracht in het knooppunt die in de in-
wendige hoek evenwicht maakt met de drukkrachten aldaar.
Door de belasting van de verbinding ontstaan hoge drukspan-
ningen in de inwendige hoek tengevolge van een twee-assige
spanningstoestand. Omdat de sterkte bij zo'n toestand groter is
dan bij een één-assige toestand leveren deze hoge drukspan-
ningen in het algemeen geen moeilijkheden op.
Door de belasting van de verbinding zullen in het knooppunt
scheuren ontstaan. Eerst ontstaan in balk en kolom de buig-
scheuren (a) . Bij lage wapeningspercentages zal de verbinding
bezwijken door het vloeien van de wapening in balk of kolom.
Vervolgens ontstaan in het knooppunt de scheuren (b) als ge-
volg van de trekspanningen loodrecht op de drukdiagonaal. De-
ze scheuren treden op bij hoge wapeningspercentages en/of la-
ge betonkwaliteiten. Tenslotte ontstaan ook de scheuren (c)
aan de zijkant van balk en kolom als gevolg van splijtspannin-

17
-ij
~=*===

I Wapening

Krachtsverloop

Scheurvorming

18
gen, die worden opgewekt door en loodrecht staan op de radiale
drukspanningen ter plaatse van de ombuiging van de wapening.
Deze splijtscheuren kunnen zijdelings afsplijten veroorzaken
waardoor het knooppunt voortijdig bros bezwijkt.

De open getrokken hoek

Het knooppunt van deze verbinding wordt belast door:

geconcentreerde trekkrachten in de inwendige hoek, uit


de kolom- en balkwapening ; deze wapening is verankerd
in de drukzone van balk en kolom .
drukkrachten aan de buitenrand, uit kolom en balk.

Doordat de drukkrachten langs de buitenrand worden omgeleid


zal de buitenhoek van het knooppunt worden belast met een
naar buiten gerichte diagonale kracht. Deze kracht veroorzaakt
trekspanningen in het knooppunt en maakt evenwicht met ge-
noemde trekkrachten .
Doorde belasting treden reeds in een vroeg stadium van het be-
lasten in de inwendige hoek scheuren (a) op. Zodra de treksterk-
te van het beton wordt bereikt zal ook de diagonale scheur (b)
ontstaan als gevolg van de diagonale trekspanningen. Door de
naar buiten gerichte kracht op de buitenhoek zal deze afsplijten
waardoor het knooppunt bros bezwijkt. Deze bezwijkvorm kan
reeds bij een laag wapeningspercentage optreden.
Het is duidelijk dat de sterkte van de open getrokken hoek-ver-
binding hoofdzakelijk wordt bepaald door de treksterkte van het
beton. Het aanbrengen van een doelmatige wapening voor deze
verbinding is dan ook zeer noodzakelijk.

De doorgaande kolom-balkverbinding

In deze verbinding is sprake van een dicht gedrukt gedeelte en


een open getrokken gedeelte. Het knooppunt van de verbinding
wordt belast door:

drukkrachten in de onderhoek, uit kolom en balk


een drukkracht uit de bovenkolom

19
'-P
L
l)
=

b I Wapening

Krachtsve rloop

Scheurvorming

20
geconcentreerde trekkrachten uit de wapening van balk
en kolommen

De drukkracht uit de bovenkolom buigt ter hoogte van de balk-


wapening naar binnen toe en verloopt via de diagonaal van het
knooppunt naar de onderhoek, alwaar deze diagonaal even-
wicht maakt met de drukkrachten in de onderhoek. In de richting
van de andere diagonaal zullen trekspanningen optreden.
Voorts veranderd de spanning in de kolomwapening over de
hoogte van de balk aanzienlijk van grootte, zodat hoge aan-
hechtspanningen zullen optreden.
Het geschetste krachtenspel werkt niet optimaal. Op het punt
immers, waar de drukresultante uit de bovenkolom in het knoop-
punt wordt ingeleid moet de horizontale component van de
kracht in de drukdiagonaal evenwicht maken met de trekkracht
in de balkwapening. Deze wapening wordt echter op enige af-
stand van de zijkant van de kolom omgebogen. Hierdoor ont-
staan ter plaatse trekspanningen in het beton. Bovendien wor-
den door de ombuiging van de wapening radiale drukspannin-
gen en splijtspanningen opgewekt.
Door de belasting ontstaan scheuren, in de eerste plaaats buig-
scheuren in balk en kolommen, waarbij scheur (a) in de openge-
trokken hoek reeds bij een lage belasting optreedt. Bij lage wa-
peningspercentages treden in het knooppunt verder geen
scheuren op en bezwijkt de verbinding als gevolg van het vloei-
en van de wapening. Bij hoge wapeningspercentagesontstaan
in het knooppuntdeschuinescheuren (b) die zich bij verdere be-
lasting uitbreiden en afbuigen tot in de drukzone van de boven-
kolom. Veelal ontstaan de splijtscheuren (c) ter plaatse van de
ombuiging van de wapening. Het bezwijken van de verbinding
wordt ingeleid door het afsplijten van de betondekking (d) en
verbrijzeling (e) van de drukzone van de onderhoek.
De sterkte van een doorgaande kolom-balkverbinding is dus af-
hankelijk van het wapeningspercentage, de betonkwaliteit en
de detaillering van de wapening.

21
Ikolom I

L
luswapening
I
L
~
Haarspelden + extra haarspelden indien nodig
I

~
Vr2= I
extra bijlegwapening

22
CONCLUSIES

In het knooppunt van een verbinding moeten de geconcentreer-


de krachten uit de wapening en de drukkrachten uit de aanslui-
tende constructiedelen worden overgedragen. Als gevolg van
de omleiding van deze krachten ontstaat een ingewikkeld
krachtenspel. Door dit krachtenspel ontstaan een drukdiago-
naal, radiale drukspanningen bij de ombuiging van de wape-
ning, splijtspanningen en hoge aanhechtspanningen langs de
kolomwapening en (buig)scheuren. Het gedrag van kolom-balk-
verbindingen is dan ook veelal ongu nstiger dan wordt aangeno-
men. Een knooppunt moet daarom als een apart constructiedeel
worden beschouwd en zonodig worden berekend, onder meer
op dwarskracht.
Voorts geldt onder meer dat:

het wapeningspercentage in de balk moet worden be-


grensd omdat het maximale draagvermogen van de ver-
binding wordt bepaald door de sterkte van de drukdiago-
naal in het knooppunt
de balkwapening in het knooppunt moet worden beëindigd
als luswapening ; deze wapening verdient ook de voorkeur
uit het oogpunt van rationalisatie van de wapening.
de bebeLigeling van de kolom moet worden doorgezet
over de hoogte van de balk in de vorm van haarspel-
den.
onder bepaalde voorwaarden bijlegwapening moet wor-
den aangebracht, bijvoorbeeld in de vorm van extra haar-
spelden of schuine staven.
de buigmiddellijn van de omgebogen hoofdwapeningssta-
venaan een minimum waarde moet voldoen .

Een en ander leidt, voor de besproken verbindingen, tot voor te


schrijven standaarddetails voor de wapening, zoals aangege-
ven in bijgaande figuren.

23
Kolom-balkverbinding
I
~.".

k' ,,/ l
l p;
,,'
V J
I
/1 ~
" - - bij "opendraaiende" hoek
1
I
I
I----kolomkorf met grotere dekking
(bij meer verdiep i ngen om de on dere korf)

- - -- L- _ _

Doorgaande kolom-balkverbinding
- , -- , -- ~kolomkorf met grotere dekking
(bij meer verdiepingen om de and ere korf)

~ndien constructief noodzakelij k


stekken in de hoek

A steunpunt (losstukken)
/ ~Asteunpunt (lasstukken)
./ ./
... -
!IT t jf Ic<

I
~ \ iI
I \
1 I
i
, , 1
~haarspelden
\ \ 1\
oppervlakte van de door snede van de las-
stuk ken volgens arL E- 711.2 _3 van de VB 1974

L- _ _
\ losstukken
- '-- -- '--

24
SLOT

Het blijkt mogelijk te zijn op een eenvoudige wijze, en zonder


veel rekenwerk, de krachtsverdeling in een draagconstructie
globaal te bepalen. Dit is naast het computer-gebruik, nuttig en
noodzakelijk voor het globaal dimensioneren en controleren
van de output. Ik acht deze werkwijze, het spelen met momen-
ten, uitermate geschikt in de opleiding voor bouwkundig inge-
nieur. Ik heb ook laten zien hoe moeilijk het krachtenspel soms
kan zijn, ondermeer in de knooppunten van portalen en raam-
werken. Ik acht het spelend analyseren en het analyserend spe-
len belangrijk in de opleiding voor civiel ingenieur.

Na deze uitspraken wens ik u allen het beste en heb daarmede


gezegd ..... .

25

You might also like