You are on page 1of 70

Het Stromende Stadsgewest

Het Stromende Stadsgewest


vormgeven aan de ecoregio Breda

Achtergrondinformatie bij de derdeideeënprijs-


vraag van de Eo Wijersstichting:

* "Verschuivende ruimtelijke kaders, de ge-


schiedenis van het stadsgewestconcept" ,
door Dr. W. Zonneveld
* "Het stadsgewest Breda",
door Drs. Th.A.M. Reijs
* "Ontwerpen aan Brabant",
door Ir. J.A.G.M. Broess
* Legenda's bij het kaartmateriaal

P:J Publikatieburo Bouwkunde / 1991


Uitgave, distributie
PublIkatIeburo
Fakulteit der Bouwkunde
Berlageweg 1 2628 CR Delft
Telefoon(015) 784737

In samenwerking met
Eo Wijersstichting

Druk
Universiteitsdrukkerij TU Delft

CIP-gegevens
Koninklijke Bibliotheek Den Haag

Stromende

Het stromende stadsgewest: vormgeven aan de ecoregio Breda /


[eindred.: Henk van BIerok: kaartmateriaal : Rob Roggema ... et al.J. -
Delft: Publikatieburo, Faculteit der Bouwkunde, Technische Universiteit
Delft. - 111., krt.
Achtergrondinformatie bij de derde prijsvraag georganiseerd door de
Eo Wijersstichting, Den Haag, juni 1991 . - Met lil. opg .

ISBN 90-5269-077-4
NUGI655

Tref.w.: stadsplanologie ; Breda

Copyrlght© 1991 Faculteit der Bouwkunde

Niets un deze uitgave mag worden verveelvoudigd enlof openbaar gemaakt worden door middel
van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van de uitgever.
INHOUD

1. "Verschuivende ruimtelijke kaders, de geschiedenis


van het stadsgewestconcept" ,
door Or. W. Zonneveld ........ .... ... .............. .... .. .. .. ...... .. 5

2. "Het stadsgewest Breda",


door Drs.Th.A.M. Reijs .. ....... .... ... ..... ........... ........... . 27

3. "Ontwerpen aan Brabant",


door Ir. J.A.G.M. Broess ... ......... .... ...... .... .............. .41

4. Legenda's bij het kaart materiaal dat deel uitmaakt van


het informatie pakket bij deze prijsvraag ............... ..... 49
Verschuivende ruimtelijke kaders

Verschuivende ruimtelijke kaders; de geschiedenis van het VERSCHUIVENDE RUIMTELIJKE


stadsgewestconcept' is een essay dat Dr. W. Zonneveld,
begin 1991, in opdracht van de Eo Wijersstichting schreef. KADERS
Het bestuur van de stichting acht deze achtergrondinforma- De geschiedenis van het stadsgewestconcept
tie belangrijk voor de deelnemers aan de prijsvraag:
'Stromende Stadsgewesten; vormgeven aan
de ecoregio Breda'.
Een simpele vergelijking van topografische kaarten
uit de vorige eeuw met hun moderne tegenhangers
laat zien dat het verstedelijkingspatroon radicaal
andere vormen heeft aangenomen. Lagen toen de ste-
den vrijwel zonder uitzondering markant begrensd in
het omringende, lege landschap, in de loop van de
twintigste eeuw is dit patroon steeds vager geworden.
Steden hebben zich op een grootschalige wijze uitge-
breid, waarbij het omliggende platteland en aangren-
zende gemeenten werden opgeslokL Betekenisvol is
ook de uitgroei van grote aantallen dorpen en kleine
stadjes in de naaste omgeving van de stad. Louter op
grond van visuele indrukken is duidelijk dat de ruim-
telijke werkelijkheid in de loop der tijd aanmerkelijk
diffuser is geworden. Stad en land bevinden zich
overal in elkaars directe nabijheid. Het begrip 'stad'
heeft hierdoor een deel van zijn waarde verloren,
niet in het minst doordat niet alleen sprake is ge-
weest van een morfologische verstedelijking, maar
ook van mentale en functionele stadwording. Naast
het oude begrip stad is dan ook het nieuwe begrip
stadsgewest opgekomen, een concept dat, verwarrend
genoeg, verschillende ladingen dekt.

Er is een planologisch stadsgewestbegrip. Dit is tot op


heden gezien als de zoekruimte voor de benodigde
lokaties voor de fysieke uitbreiding van de centrumge-
meente van het gewest. Er is een geografisch stads-
gewestbegrip. Dit is het gebied waarbinnen sprake is
van een verdichting van de relaties die de centrale
stad heeft met het omliggende gebied (woon-werk-
relaties, verzorgingsrelaties etc) . Het geografische
stadsgewest geeft dus aan dat er naast een lokaal sa-
menlevingsverband sprake is van een gewestelijk ver-
band.1 Tenslotte is sprake van een bestuurlijk stads-
gewestbegrip. Doordat een stad relaties heeft met
haar ommeland, is de schaal van het lokale bestuur
vaak niet meer toereikend om bepaalde problemen
aan te pakken.

Het stadsgewest is kortom een begrip dat dient als


aanduiding voor nogal wat verschillende aspecten. In
dit essay willen we vooral de geschiedenis van het
stadsgewest als ruimtelijk planconcept traceren, dat
getypeerd kan worden als een richtinggevend beeld
ten aanzien van de gewenste ontwikkeling van de
leef-ruimte2. Het stadsgewestconcept is in de loop der
tijd nogal vaak van betekenis veranderd. Medio jaren
tachtig leek het concept slechts een slapend bestaan
te leiden. Toch zijn er allerlei ontwikkelingen gaande,
die het weer een nieuw leven in kunnen blazen. Het
grootste deel van dit essay zal gaan over de volgende
dubbele vraagstelling : wat is de ontwikkeling geweest
van het stadsgewestconcept, opgevat als ruimtelijk

7
Verschuivende ruimtelijke kaders

planconcept, en wat is de actuele stand van zaken ten angst voor de grote stad was toentertijd wijd ver-
aanzien van dit concept? Zijdelings zal het stadsge- spreid, een vrees die in het licht van de leefomstan-
west als geografisch concept ter sprake worden ge- digheden in de steden van de vorige eeuw volkomen
bracht. De ontwikkeling van het stadsgewest als be- begrijpelijk is. Voorstellen om over te gaan tot een
stuursconcept zal hier echter buiten beschouwing blij- stadsgewestelijke verstedelijking hebben het niet ge-
ven. Het bronnenmateriaal dat voor dit essay gebruikt haaid (zoals bijvoorbeeld het rapport van de Amster-
is heeft in hoofdzaak bestaan uit plannen en nota's damse Tuinstadcommissie uit 1929). Deels omdat
van de rijksoverheid en de provincies. 3 We zijn met door de crisis van de jaren dertig geen middelen aan-
andere woorden vooral geinteresseerd geweest in de wezig waren voor een deconcentratie-operatie, deels
behandeling van stadsgewestelijke verstedelijkings- omdat een voortzetting van de uitleg van de be-
structuren vanuit een ruimtelijk ordeningsperspectief. staande steden niet per se hoefde te leiden tot
In het tweede deel zal het denken van Eo Wijers voor onaanvaardbare leefomstandigheden. Het Algemeen
het voetlicht komen. Met name rond het midden van Uitbreidingsplan van Amsterdam uit 1934 kan als voor-
de jaren zestig heeft hij veel bijgedragen aan de profi- beeld van een dergelijke redeneerwijze worden ge-
lering van het planologisch stadsgewestbegrip. Ook nomen. De opstellers van dit plan vonden een decon-
zijn latere geschriften bevatten echter uitspraken die centratie van het verstedelijkingsproces in een
voor de thematiek van het 'stromende stadsgewest' regionaal verband moeilijk te rijmen met het feit dat het
relevant zijn. bedrijfsleven zich nog overwegend in de grote stad
vestigde. Doorgaan langs de lijnen van het concept
van de centrale stadsvorm werd ook ingegeven door
de verwachting dat het toekomstige inwonertal op zijn
hoogst 1 miljoen zou gaan bedragen, wat zou leiden
1. STADSGEWESTCONCEPTEN tot een alleszins aanvaardbare omvang van stad.
Doorslaggevend was echter dat deconcentratie niet
1.1 De voorgeschiedenis nodig zou zijn omdat een voldoende ruimtelijke kwali-
teit gegarandeerd kon worden, mits maar bepaalde
De vooroorlogse periode stedebouwkundige principes in acht zouden worden
De opkomst van het stadsgewestconcept kan vooral genomen. Geen decentralisatie in gewestelijk, maar in
met de jaren zestig worden verbonden, een periode stedelijk verband was het parool. Leitmotiv vormde
waarin zich grote veranderingen in de Nederlandse het beeld van de organische stad, een stad opge-
leefruimte voltrokken. Het gaat echter veel verder te- bouwd uit herkenbare, afzonderlijke delen, met ieder
rug . In 1925 verscheen van de hand van de civiel- hun eigen functies, maar tezamen toch een goed
ingenieur M.J .W. Roegholt de studie 'Het stadsge- functionerend geheel vormend (de term functie-
west'. Volgens hem moest onder invloed van industri- scheiding bestond toen nog niet). Uitdrukkelijk wer-
alisatie en urbanisatie de stad niet als een afzonderlijk den groenvoorzieningen tot de stad gerekend. Ge-
entiteit benaderd worden, maar als middelpunt van ïsoleerd gelegen groengebiedjes werden niet zinvol
een regio.4 Hij pleitte voor een nieuw verstedelijkings- geacht. Het stedelijk groen moest met elkaar worden
principe, dat getypeerd zou kunnen worden als een verbonden, zodat een netwerk gevormd zou worden
welbewuste stimulering van stedelijke deconcentratie, dat de gehele stad zou overspannen en dat harmo-
een voorstel dat duidelijk de tijdsgeest uitademde. De nisch in het buitengebied zou overgaan. De grote

De vereniging van stad en land door


een 'groene scheg' tot in het midden
van de stad (uit: Uitbreidingsplan Lin-
kermaasoever, Vervaardigd in op-
dracht van het eerste Rotterdamsche
tuindorp door de architecten Granpré
Molière, Verhagen en Kok (1920)).

8
Verschuivende ruimtelijke kaders

stadsuitbreidingen waren hierdoor opgebouwd uit een duidelijke geleding na.


duidelijk herkenbare eenheden, het later bejubelde
principe van de lobbenstad (ook een term die toen De Werkcommissie Westen des Lands
nog niet gebruikt werd). In het bekende rapport uit 1958 'De Ontwikkeling van
Het concentratie-model, waarvan het AUP de belang- het Westen des Lands' sloeg de stadsgewestelijke
rijkste representant is geweest, zou tot na de oorlog optiek van het ISONEVO nog niet echt aan. Hierin
stand houden. Toen kwam echter uit onderzoek naar komt alleen het concept stedengroep qua betekenis
voren dat sprake was van een fundamentele verande- enigszins in de richting van het stadsgewest (een ste-
ring in het spreidingspatroon van de Nederlandse be- dengroep werd omschreven als een aantal steden die
volking . Maar ook allerlei planologische vraagstukken in hun ontwikkeling nauw op elkaar zijn betrokken,
gaven aanleiding om tot over de grens van de be- zoals Amsterdam, Kennemerland en Het Gooi. Aan
bouwde kom van de grote stad te kijken. het concept werd overigens geen verdere invulling
gegeven). De vorming van stadsgewesten werd als
een kwantitatief minder belangrijke ontwikkeling ge-
zien. Een voortgaande concentratie in grote agglome-
1.2 De moeizame opkomst van het concept raties zou voor het toekomstige verloop van het ver-
stadsgewest stedelijkingsproces kenmerkender zijn dan een de-
concentratie in een gewestelijk kader, zo oordeelde
'Een nieuw type agglomeratie' de Werkcommissie Westen des Lands. Wel was men
In een rapport uit 1949 constateerde het ISONEVO van mening dat een deconcentratie onvermijdelijk aan
(Instituut voor Sociaal Onderzoek van het Nederland- het worden was. De omvang van het naoorlogse wo-
se Volk, de voorloper van het huidige SISWO) dat het ningtekort was dusdanig groot, dat voor nieuwe bouw-
overduidelijk was dat zich een 'nieuw type van agglo- lokaties naar elders moest worden uitgeweken, bij-
meratie' aan het vormen was, naast de aloude vormen voorbeeld naar nieuwe steden. Sommige steden
van het dorp en de stad. Niet alleen randgemeenten waren namelijk zo groot geworden dat de maximaal ge-
van de grote steden werden bij de uitgroei van de cen- wenste omvang in zicht kwam. Hiervoor was een norm
trale stad betrokken. Dit was een ontwikkeling die zich van 8 km gekozen, zodat elke stadsbewoner in 30
reeds in de vooroorlogse periode deed gelden, met minuten in het buitengebied kon recreeren. Het con-
name in de Randstad. Steeds duidelijker werd dat in cept dat hiervoor gebruikt zou worden, zou een van
het verstedelijkingsproces sprongen werden ge- de bekendste planconcepten uit de geschiedenis van
maakt, over het buitengebied van de stad heen. Plaat-
sen die tot dan toe een eigen ontwikkeling doormaak-
ten, werden in toenemende mate bij de ontwikkeling
van de stad betrokken.
Drijvende krachten waren steeds betere verkeers- en
communicatiemiddelen', die steeds meer mensen in
staat stelden te forenzen. Er was geen noodzaak meer
om in dezelfde plaats te wonen als te werken.
Het Engelstalige begrip voor de 'nieuwe' agglomera-
tie, metropolitan area, werd door het ISONEVO ver-
taald als stadsgewest en omschreven als '[ ...] een con-
glomeraat van min of meer verspreide dorpen en
steden met een zeer intensief onderling verkeer, met
een soms meer landelijke en soms meer stedelijke be-
bouwing, doch met een geheel stedelijk levende en
denkende bevolking. In zeker opzicht kan men zeg-
gen, dat dit gebied de functie heeft overgenomen, die
zich alleen tot de kernstad beperkte.'5
Maar niet alleen de woonfunctie spreidde zich over het
gewest, dit goldt in toenemende mate ook voor het
bedrijfsleven . In nieuw te stichten satellietsteden zou
echter het wonen met het werken moeten worden ver-
bonden, zodat zij economisch gezien zelfstandig kon-
den functioneren. Een ongebreidelde uitgroei van fo-
rensenplaatsen daarentegen zou leiden tot een
'nivellering' en 'verarming van de differentiatie van ons
volksleven'6. Bij een ongeleide ontwikkeling zou het
De introductie van nieuwe planconcepten door de
namelijk moeilijk zijn om nog een 'gaaf stuk platteland'
Werkcommissie Westen des Lands (uit: De Ontwikke-
te vinden. Voor wat de verschijningsvorm (morfologie)
ling van het Westen des Lands; Rapport, 1958)
van stad en land betreft, streefde het ISONEVO dus

9
Verschuivende ruimtelijke kaders

de ruimtelijke ordening worden: overloop (een verta- den zich in de maatschappij diepgaande veranderin-
ling van het Engelse begrip overspilI). Hoewel over- gen voltrekken. Vooral mentaal ziet hij een enorme
loop noodzakelijk werd gevonden, werd forensisme blikverruiming van de bewoners van de toekomstige
echter afgewezen. Evenals het ISONEVO was men steden. Voor de stedebouwkunde resteert de taak op
van mening dat elke stedelijke concentratie min of zoek te gaan naar nieuwe concepties omdat de afzon-
meer zelfstandig zou moeten zijn. Alleen voor wat be- derlijke stad niet langer meer het 'levenskader' vormt.
paalde soorten voorzieningen betreft (bijvoorbeeld Hij situeert dit kader op het niveau van de conurbatie,
een schouwburg) werd een onderlinge uitwisseling en opgebouwd uit tenminste twee agglomeraties, waar-
afhankelijkheid als onvermijdelijk gezien. Verstedelij- tussen veel nauwere en meer complexe betrekkingen
king diende echter wel duidelijk ruimtelijk begrensd te bestaan dan met andere agglomeraties. 'De conurba-
worden, desnoods door de aanleg van bufferzones. tie nu lijkt te zijn c.q. te worden de gestalte, welke de
Voor een deel ging de Werkcommissie Westen des moderne grote stad krijgt en noodwendig krijgen
Lands daardoor nog uit van een 'traditioneel' beeld moet. Kenmerken voor die gestalte schijnt te zijn de
van de stad. Morfologisch en functioneel dienden uitgesproken dislocatie van de onderdelen en de be-
stedelijke agglomeraties markant begrensd te worden. trokkenheid van alle onderdelen op een kern met
Wel was duidelijk geworden dat het verstedelijkings- specifieke sociaal-economische en sociaal-culturele
proces (althans in het westen van het land) niet langer functies en deswege een speCifieke allure en sfeer.'
meer vanuit een lokaal perspectief benaderd kon De conurbatie vormt volgens Van den Berg het laag-
worden. De aanleg van grootschalige industriecom- ste niveau waarop sprake kan zijn van een 'vol-
plexen, de noodzaak tot de aanleg van recreatiege- stedelijk' leven. De kleinschalige re agglomeraties kun-
bieden en de enorme behoefte aan nieuwe woningen nen dit niet meer bieden, vandaar dat gezocht moet
brachten een regionaal perspectief in beeld en in het worden naar een versnelde conurbatie-vorming.7
westen van het land konden bepaalde vraagstukken Meer empirisch en minder speculatief is de benade-
zelfs alleen op het niveau van het landsdeel adequaat ring van Steigenga. Op basis van statistische gege-
behandeld worden (bijvoorbeeld de uitbouw van de vens gaat hij op zoek naar tendenties in het verstede-
industrie- en havengebieden langs het Noordzeeka- lijkingsproces.
naal en in het Rijnmondgebied). Over de periode 1880-1950 constateert hij dat niet al-
leen sprake is geweest van een steeds grotere con-
Een taak voor de lagere overheden centratie van de bevolking in stedelijke en verstedelijk-
De Eerste nota van de regering uit 1960 voegde niet te gemeenten. Tegelijkertijd heeft zich ook een pro-
veel toe aan het rapport van de Werkcommissie. Wel ces van deconcentratie voorgedaan, omdat steeds
kwam het 'buiten wonen' (de term suburbanisatie werd meer gemeenten bij het verstedelijkingsproces be-
toen nog niet gebruikt) wat nadrukkelijker naar voren trokken zijn geraakt. 8 Verstedelijking is geen stad-
als een ontwikkeling waar sterk rekening mee moest wording meer, maar de vorming van groepen van ste-
worden gehouden. Het rijk voorzag voor zichzelf ech- den en stedelijke gemeenten, zo wordt geconclu-
ter geen belangrijke taak. De lagere overheden wer- deerd. Op een laag schaal niveau zijn dit de agglome-
den opgeroepen om aantrekkelijkere stadsplannen te raties, waarbij de bebouwde kommen van gemeenten
maken, zodat de drang om elders te gaan wonen min- geleidelijk in elkaar overgaan (voorbeeld: Den Haag,
der groot zou zijn. Bovendien waren het ook de lagere Voorburg, Rijswijk en Wassenaar).
overheden die 'doelmatig geselecteerde plaatsen in Ook ziet Steigenga, evenals Van den Berg, gelede
de invloedssfeer van de grote stad' aan moesten wij- eenheden van een hogere orde ontstaan, zoals de
zen, waar het 'buiten wonen' geconcentreerd kon Randstad en het stedelijk-industriële gebied van
worden. Van door de (rijks)overheid te stichten Noord-Brabant (dit zou later aangeduid worden als de
nieuwe steden werd niet meer gerept. Brabantse stedenrij). Het urbanisatieproces verloopt
met andere woorden nogal verbrokkeld, waardoor
sprake is van een bedreiging van de 'gaafheid' van het
spreidingspatroon van de bevolking, een begrip dat
1.3 Wetenschappelijke pioniers gelijk wordt gesteld met een duidelijke scheiding tus-
sen stad en land.9
De stad in nieuwe vormen Het is vooral Wissink geweest die gezorgd heeft voor
Zien we in het denken en handelen van de overheid een profilering van het stadsgewestconcept, terwijl we
het stadsgewestconcept schoorvoetend zijn intrede slechts brokstukken aantreffen in de betogen van Van
doen, anders is het gesteld in het domein van de we- den Berg en Steigenga. 'De stad als min of meer com-
tenschappen. Nog betrekkelijk jonge planologen als plete functionele eenheid is niet langer zoals vroeger
G.J. van den Berg, W. Steigenga en GA Wissink (al- compact en scherp omgrensd. Vele stedelijke ele-
len zouden later hoogleraar worden) houden zich rond menten liggen los van het centrale lichaam, als bewa-
1960 intens bezig met het verschijnsel van de 'stad in ren zij er nauwe relaties mee. [ ..... ] Een ruimtelijk niet
nieuwe vormen'. De toon werd gezet door een inlei- aaneengesloten stedelijk complex is de remplacant
ding van G.J. van den Berg, gehouden op een con- geworden van de duidelijk begrensde stad van vroe-
gres over 'nieuwe steden' in 1957. Volgens hem zou- ger."10

10
Verschuivende ruimtelijke kaders

Dit complex wordt door Wissink aangeduid als stads- gen om een bepaalde indicator te nemen (bijvoor-
gewest, dat voor hem een functioneel begrip is (het beeld woon-werkrelaties) en uit te gaan van een be-
begrip agglomeratie wordt gereserveerd voor de mor- paalde drempelwaarde. In de Randstad Holland is de
fologische eenheid die wordt gevormd door elk aan- afgrenzing van stadsgewesten nog problematischer
eengesloten bebouwingsgebied van enige omvang). dan elders in het land doordat daar de stadsgewesten
'Het stadsgewest is het geheel van ( niet noodzakelijk elkaar overlappen en de grote centrale agglomeraties
ruimtelijk aaneengesloten) agglomeraties en overige tal van uitwisselingsrelaties met elkaar hebben.
niet-agrarische bebouwingselementen en vormen van
grondgebruik, welke zo sterk op elkaar betrokken zijn
dat van een functionele eenheid, duidelijk te onder-
scheiden van andere soortgelijke eenheden, kan 1.4 Nieuwe verstedelijkingsprincipes in de
worden gesproken."11 De drijvende kracht achter het ruimtelijke ordening
ontstaan van stadsgewesten ligt volgens Wissink in de
wens om 'goed en comfortabel' te willen leven, wat Planologische pioniers
blijkbaar in de grote stad niet kan. De belangstelling voor de stad in regionaal verband is
rond 1960 duidelijk manifest geworden. Ruimtelijke
Stadsgewest In plaats van stad? wetenschappers, maar ook bestuurskundigen, doen
Hoewel begripsmatig de zaken nu scherp gesteld lij- pogingen de 'moderne' verstedelijkingsprocessen te
ken te zijn, zitten er volgens Wissink wel adders onder doorgronden en een nieuw begrippenapparaat te ont-
het gras. Hoewel het stadsgewest in de plaats is geko- wikkelen. Ook binnen de planologische instellingen
men van de traditionele, compacte stad, gaat het ech- wordt het stadsgewest steeds belangrijker. De oprich-
ter om een andere entiteit. De functies van de onder- ting binnen de Rijksdienst voor het Nationale Plan van
delen zijn meer gedifferentieerd, de ruimtelijke een aparte Directie Stadsgewesten in 1964 vormt hier
verbrokkeling is veel groter, er is een geringere afhan- de uitdrukking van.
kelijkheid van het hoofdcentrum en de bewoners van Directeur hiervan is Eo Wijers. Na enige jaren van stu-
de onderdelen ervaren het stadsgewest niet als een die en interne discussies worden in de Tweede nota
geheel. In tegenstelling tot Van den Berg ziet Wissink uit 1966 uiteindelijk de vruchten zichtbaar in de vorm
dus geen verbreding van mentale horizonten. Een an- van een wervend geschreven en verbeelde visie op
der probleem is dat stadsgewesten gekenmerkt wor- het gewenste verloop van het verstedelijkingsproces
den door vloeiende overgangen, waardoor grenzen in Nederland. Het stadsgewestconcept neemt hierin
moeilijk zijn te trekken. Om bepaalde agglomeraties tot een prominente plaats in. Getuige een aantal streek-
een stadsgewest te kunnen rekenen, is men gedwon- plannen heeft het stadsgewest dan echter al wortel
geschoten in de Nederlandse ruimtelijke planning.

De geboorte van een planconcept


Voor het gebied Arnhem en omgeving werd in 1961
.~: . -_. . =--~ _ A ESTAANor BEBDUWING
het Streekplan Rijn en Ijssel vastgesteld. Reeds
/ Bil STADS · EN OORPSU ITBA(I OIN6

.IJ [--=:J R, SERV(RE",lE 8ESTEMMING


enige jaren was dit gebied, maar vooral de nabijgele-
gen Zuidelijke Veluwezoom, een van de zich snelst
verstedelijkende regio's van Nederland. Niet zozeer
de eigen bevolkingsgroei, maar een overloop uit de
Randstad was hiervan de oorzaak. Het betrokken ge-
bied had blijkbaar voor velen een bijzondere aantrek-
kingskracht. De hoofddoelstelling van het streekplan
is de opvang van deze overloop zodat de Veluwe ge-
spaard blijft. Vooral drie gemeenten zullen een be-
langrijke taak moeten gaan vervullen: Arnhem, Eist en
Huissen. De laatste twee zullen moeten uitgroeien tot
functionele voorsteden van Arnhem. Kortom, een
stadsgewestelijke verstedelijkingsvisie vormt de on-
derlegger van het streekplan Rijn een Ijssel. Nog dui-
.... delijker komt dit naar voren in het Streekplan Noord-
Kennemerland uit 1962. De Alkmaarse regio moet de
meest noordelijke uitloper van de Randstad gaan vor-
men. Het gebied zal hierdoor uitgroeien tot een sa-
menhangende agglomeratiezone, met een ruime
schakering van typen woonbebouwing in de verschil-
De uitgroei van Arnhem tot centrum van een groot
stadsgewest (uit: Streekplan Rijn en IJssel, 1961). lende kernen. Samenhang betekent echter niet een
aaneengesloten bebouwing. Binnen de agglomera-
tiezone moet een differentiatie tussen stad en land

11
Verschuivende ruimtelijke kaders

De aglomeratiezone Alkmaar (uit:


o Streekplan Noord-
Kennemerland, 1962)

STRUCTUURSCHEMA

OVERWEGEND:

• STAD

~ WOQNGEalED

o RECREATIEOORD WEST
FRIE5LANC'
o DOR.

VERKLARING:
_ •• ZONEGRENZEN
•••••TREEICOIllENIEN
- NAaUE YER ..... OE~

..
o

MIDDEN
GEWEST

..

II
in stand worden gehouden. De diverse kernen mogen wikkeling die de opstellers van de nota zeer positief
beslist niet aan elkaar groeien. beoordelen. Deze motorisering maakt het namelijk
mogelijk dat bij het voordeel van de nabijheid van de
De Tweede nota stad ook dat van de rustige woonsfeer buiten kan
Gezien vanuit het perspectief van deze twee streek- worden gevoegd. De Tweede nota wenst deze ont-
plannen is de stap naar het stadsgewestconcept van wikkeling niet te frusteren, maar slechts in 'goede' ba-
de Tweede nota niet al te groot meer. De omschrijving nen te leiden. Het is de taak van de overheid aanslui-
van het concept lijkt zeer sterk op de typering die door ting te zoeken bij de woonwensen, echter zonder dat
Wissink een paar jaar eerder werd gegeven : '[ ... ] een een al te grote spreiding optreedt. Bij de gewenste
gespreid samenstel van een of meer grote centra concentratie ligt het accent echter niet op de verdich-
(steden of agglomeraties) met omringende kleinere ting van de woongebieden zelf, maar op een 'door-
kernen, die door hun vele onderlinge relaties een dachte ontwikkeling van woonkernen in de directe in-
functioneel geheel vormen.'12 Deze geografisch defi- vloedssfeer van de stedelijke gebieden' .13 Dit principe
niëring zal nog een aantal malen in regeringsnota's op- is bekend geworden als het concept van de gebun-
duiken, hoewel het begrip als ruimtelijk planconcept delde deconcentratie.
sterk aan verandering onderhevig is geweest. Het stadsgewest kan verbonden worden met nog een
Het stadsgewest functioneert in de Tweede nota voor- ander concept, namelijk milieudifferentiatie. Dit con-
al als kader om te voldoen aan de woonwensen. cept heeft in de nota verschillende betekenissen. Zo
Groeiende welvaart (de stijging van de lonen was in- is milieudifferentiatie het streven om een duidelijk ver-
derdaad indrukwekkend in de jaren zestig) zou vrijwel schil tussen stad en land in stand te houden. Hoewel
iedereen in staat stellen een woning naar keuze te be- in het verstedelijkingsproces een zekere deconcentra-
trekken. Ook zou het autobezit enorm toenemen. In tie zal gaan optreden (zonder beleid zal dit nog sterker
de nota wordt ervan uitgegaan dat Nederland op ter- het geval zijn, zo is de verwachting), moet een zuiver
mijn een 'volledig gemotoriseerd' land wordt, een ont- platteland gehandhaafd blijven. Dit werd eens te meer

12
Verschuivende ruimtelijke kaders

Het verloop van het verstedelij-


kingsproces schematisch ver-
beeld. (Uit: Tweede Nota inzake
de Ruimtelijke Ordening in Neder-
ST"D "GGLOHEUTIE land, 1966)

. ..
ST"DSGEWEST
Imet 1ud als centrum)
~
ST "DSGEWEST
'mee ."rornentle al1 centrum)

.. \
"

ST"DSGEWEST
(met twee neden als centrum) -
ST"DSGEWEST
\'JI
(met stad cn ,ulom«nUe ah untrum)

1--
STEDELIJKE ZONE

noodzakelijk gevonden omdat medio jaren zestig be- streven een stelsel van verschillende stedelijke mi-
volkingsvooruitberekeningen wezen op een ware be- lieus te creëren. Hiervoor werd een milieutypologie
volkingsexplosie (van 12,1 miljoen inwoners in 1965 ontwikkeld. A-eenheden zouden de meest landelijke
naar 20 miljoen in 2000) . De verstedelijking moet daar- milieus vormen, D-eenheden de meest stedelijke. De
om geconcentreerd worden in stedelijke gones, die op visuele weergave hiervan in de vorm van een struc-
den duur het meer grootschalige kader zullen gaan vor- tuurschets staat bekend als de 'blokjes-kaart'.14
men voor de stadsgewesten (we herkennen hierin het
conurbatie-concept). Ook Breda maakt deel uit van een De opheffing van de scheiding tussen stad
dergelijke zone, de Brabantse stedenrij . Binnen de en land
stedelijke zones moeten allerlei ruimtelijke scheidingen Terugkerend naar het stadsgewestconcept kunnen
tussen stedelijke agglomeraties gehandhaafd blijven. we zien dat de aloude scheiding die in de Nederland-
Ook hier moet een ontwikkeling in de richtingvan mi- se ruimtelijke ordening werd aangebracht tussen stad
lieudifferentiatie gevolgd worden. Voor de instand- en land in de Tweede nota (tijdelijk) is opgeheven.
houding van bufferzones is de regering zelfs bereid Weliswaar moesten stedelijke gebieden door groene
geld uit te trekken. Milieudifferentiatie is daarnaast het zones van elkaar gescheiden worden, maar beide do-

13
Verschuivende ruimtelijke kaders

Het principe van milieudifferentiatie

.
toegepast op het hele land (uit:

.-___
a ,_ •
,-(
""' .. .
i . .. .. ... .

.... •
Tweede Nota inzake de Ruimte-
lijke Ordening in Nederland, 1966)

_... _-_ _._--......


• :';" 0 _ '

,...;.::.:
~:: _-__ -- .---
_.... .. . ....... , -.
...•.. ---..
....
__ -~

"
C:
.. ...
;~
. . ,
. ',,
.
.
'~

' . ' .... . ' :

meinen zouden elkaar in verregaande mate doordrin- enkele aanduiding over de grootte van een stadsge-
gen. De stad zou met al haar voorzieningen het richt- west worden aangetroffen (in een artikel in Stede-
punt zijn voor de bevolking van het stadsgewest. Men- bouw en Volkshuisvesting wordt 22 km in doorsnede
taal zou de toekomstige Nederlandse samenleving genoemd voor de grootste gewesten van het land).
verstedelijkt zijn. De uitspraak dat zij op zouden gaan in grootschalige
Voor de stadsbewoner zou het platteland steeds meer stedelijke zones, maakte de zaak er niet duidelijker op.
als woon- en recreatiegebied fungeren. Toch werden De concepten van de Tweede nota zijn daarbij van
hier ook kanttekeningen bij geplaatst. Het Streekplan toepassing op geheel Nederland, ongeacht de mate
Rijnmond uit 1974, dat voor het overige de geest uit- van verstedelijking. Niettemin kon de benadering van
ademde van de Tweede nota, stelt dat er een be- de Tweede nota op weerklank rekenen. Streekplan-
hoefte is aan stadsgewestdeelvorming. Het Rijn- nen voor bijvoorbeeld Twenthe (1966), het Rijk van
mondse stadsgewest is zo groot geworden, dat ge- Nijmegen (1968), Rijn en IJssel (Arnhem e.o ., 1969)
streefd moet worden naar een interne geleding. Het en Centraal-Groningen (1972) staan allemaal in het
criterium hiervoor wordt gevormd door woon-werk- teken van verstedelijking als een regionaal proces .
relaties . Reistijden mogen de 45 minuten niet te bo- Ook in Noord-Brabant is het stadsgewest een levend
vengaan. Een zekere deconcentratie van werkgele- begrip, niet in het minst omdat in de politieke cultuur
genheid naar de stadsgewestdelen is daarom onver- van deze provincie intergemeentelijke samenwerking
mijdelijk, aldus het Openbaar Lichaam Rijnmond. altijd een belangrijke rol heeft gespeeld. Het begrip
stadsgewest wenst men daar te reserveren als aan-
Een populair concept duiding voor een bestuurlijke eenheid (Noord-Brabant
Hoewel het stadsgewest een van de meest centrale Welvaartsbalans Ontwikkelingsplan, 1965). Als ruimte-
concepten in de Tweede nota vormde, was echter ook lijk planconcept wordt de voorkeur gegeven aan de
sprake van onduidelijkheid . Zo kan in de nota geen ontwikkelingszone (Streekplan West-Brabant, 1970).

14
Verschuivende ruimtelijke kaders

De opbouw van het stadsgewest


aan de hand van het principe
van milieudifferentiatie
(uit: Stedebouw en Volkshuisvesting,
..' jaargang 1967, nr. 9)
..
.... . . .
. . ::.

- - --0-
Dl Cz
Netwerk van ontwikkelingsassen
(uit: Noord-Brabant, Wetvaartsbalans
Ontwikkelingsplan; Deel 11, 1965)

Streekplan West-Brabant (1970). In Noord-Brabant re-


serveerde men het begrip stadsgewest voor de aandui-
ding van een bestuurlijke eenheid. Als ruimtelijk plan-
concept koos men toen voor de ontwikkelingszone.

[!] "'lOl": Dflf. AU OlWllT C

@] 01'11. t ",r OlWC" C

~ VlIIIIMICOII''''''U-':CiIOIIC

o 011'* lOt _CIDNot.Al c.

® V(IIOlIrlQIIIT.IoU"-'KCtC

@ (..,. TOl ~ IIICt C

• \l llDl'" UJol."'L '> LOI:A.-.LC

o ,Jfol • • ,)1 ~ .... . &I, C

llli . " -- .-....


f\.j"\f1 CMCX" ..., •• 101« . ~

.......
.:: .. :......... I I I --~-".
tij .CII(~ICYl lOfC
_-""
.c;IIJ

.......
.,-... ~.OM:"

....... c;.("'11_I4.'"~~'''

15
Verschuivende ruimtelijke kaders

1.5 Het krimpende stadsgewest grepen, gericht op behoud en herstel van h'èt ruimtelij-
ke en sociale weefsel van de stad.
Ruimtelijke ordening In diskrediet Belangrijk ten aanzien van het stadsgewestconcept is
Zelden zal er een rijksnota verschenen zijn waarin de suggestie van de Oriênteringsnota om in de ruimte-
zulke harde noten over het eigen beleid werden ge- lijke ordening een nieuw schaal niveau te introduce-
kraakt als de Orienteringsnota uit 1973, het eerste ren: de regionale schaal, die ligt tussen het stadsge-
deel van de Derde nota. west en de stedelijke zone. Dit wordt gemotiveerd met
De toonzetting is totaal anders dan de Tweede nota, de stelling dat sinds 1966 het inzicht gegroeid is dat in
minder optimistisch, zowel ten aanzien van het ver- het westen van het land op een grotere schaal dan dat
loop van de maatschappelijke ontwikkelingen (milieu- van het stadsgewest de grondslag moet worden ge-
vervui-ling en stijgende werkloosheid worden met legd voor het verstedelijkingsproces. Als voorbeeld
name genoemd), als ten aanzien van ruimtelijke ont- van een dergelijke regio wordt het gebied rond Am-
wikkelingen en de invloed van ruimtelijk beleid hierop. sterdam genoemd, tussen Alkmaar en Uithoorn, inclu-
Het begrip schaarste komt pregnant naar voren in de sief een eventuele Markerwaard.
nota: gebrek aan geld, maar ook schaarste aan ruimte Dit regioconcept valt hierdoor grotendeels samen met
en aan grondstoffen (hierin zien we het opkomende de woning- en arbeidsmarkt van een grote stad. Of er
milieubesef weerspiegeld). Een hoofdpunt is dat de voor wat de Randstad betreft nog een rol van beteke-
suburbanisatie veel te ver is doorgeschoten, wat voor nis overblijft voor het stadsgewestconcept is niet
een belang-rijk deel te wijten is aan het handelen van duidelijk. Wel passen de in de Nota Volkshuisvesting
de verschillende overheden. Zo wordt een gebrek- uit 1972 genoemde groeikernen keurig binnen de
kige instru-mentering van de Tweede nota als een van schaal van de regio.
de oorza-ken genoemd, in combinatie met een ge-
brekkige 'horizontale' en 'verticale' coördinatie van be- Het stadsgewest verbonden aan maat en getal
stuur. Maar ook de planconcepten van de Tweede Aan deze suggestie wordt in de Verstedelijkingsnota
nota worden (achteraf) als niet duidelijk genoeg gety- echter geen gevolg gegeven. De stadsregio vinden
peerd. Het concept gebundelde deconcentratie moet we daardoor niet meer terug. Ook het concept van de
daar-om aangescherpt worden, zodat de nadruk op stedelijke zone vervult geen belangrijke rol meer. Con-
bunde-ling komt te liggen: prioriteit moet worden ge- cepten als Noord- en Zuidvleugel en Brabantse ste-
geven aan uitbreiding en verdichting van de be- denrij fungeren slechts als plaatsnamen. Bundeling
staande ste-den en de ontwikkeling van die woonker- van de overloop is een van de hoofddoelstellingen
nen die op een niet al te grote afstand van de centrale van de Verstedelijkingsnota. De min of meer geografi-
stad zijn gelegen. Nieuwe ontwikkelingen moeten sche definiêring van het concept uit de Tweede nota
meer aangehaakt worden op de bestaande verkeers- wordt nog wel overgenomen ("een gespreid samen-
steiseis, terwijl meer rekening moet worden gehou- stel" etc, zie boven).
den met het natuurlijk milieu en het landschap. Het planologische deel van het concept is wezenlijk
anders. Er kan daarom van een nieuw planconcept
Van de buitenkant naar de binnenkant van worden gesproken. Nieuwe bouwlokaties moeten
het stadsgewest dichterbij de grote steden worden gelokaliseerd, terwijl
Legde de Tweede nota een sterk accent op de ook in de steden en aan de stadsranden meer ge-
'buitenkant' van het stadsgewest (de overloopcentra, bouwd moet worden. Het draagvlak van stedelijke
de recreatiegebieden etc.), met de Orienteringsnota voorzieningen kan hierdoor aanzienlijk vergroot wor-
verschuift de aandacht naar de binnenkant, de cen- den. Anders dan in de Tweede nota moet de gewen-
trale stad. Een "bloeiend voortbestaan van de aanwe- ste mate van concentratie voor een belangrijk deel be-
zige stedelijke structuur" wordt een hoofddoelstel- reikt worden door verdichting van de woongebieden
ling. De politiek en maatschappelijk aangevochte city- zelf.
vormingspolitiek van veel stadsbesturen wordt offi- Ook de openluchtrecreatie moet niet ruimtelijk worden
cieel bekritiseerd, alsmede de vigerende wijze van afgesplitst in mono-functioneel ingerichte groene ster-
stadsvernieuwing. Grootschalige kaalslag en recon- ren, zoals men in de Tweede nota voorstond (in
structie moet worden vervangen door kleinschalige in- Noord-Brabant waren twee van dergelijke sterren ge-

bundeling in de centrale (groeilstad . bundeling in groeikern (enl bundeling on en nabij de eontrale(lIroe,l"ad


De verschillende bunde-
lingspatronen die in prin-
cipe binnen de grenzen o
van het stadsgewest
mogelijk zijn (uit: Verste-
delijkingsnota; Deel a,
1976). o
16
Verschuivende ruimtelijke kaders

projecteerd, ten noorden van Breda en ten noorden schappelijke realiteit dekt. Het menselijk gedrag be-
van Eindhoven) . In de woonomgeving zelf moeten perkt zich namelijk niet meer tot de gewestelijke
meer recreatievoorzieningen gerealiseerd worden, schaal.
terwijl recreatie niet alleen groen, maar ook rood kan Als reactie hierop wordt de doelstelling geherformu-
zijn : ook het stadscentrum heeft een recreatieve func- leerd tot een streven naar een "evenwichtige woon-
tie, het inmiddels aan de vergetelheid prijsgegeven werkbalans" en het creêren van dusdanige ruimtelijke
concept van de forumfunctie. voorwaarden dat men niet bij voorbaat geconditio-
Situering van bouwlokaties wordt een belangrijk ele- neerd is om lange afstanden af te leggen of een hin-
ment van het bijgestelde stadsgewestconcept. De derlijke vervoerwijze te kiezen.
oliecrisis van 1973 is hier in belangrijke mate debet aan Dit heeft geleid tot een belangrijk verschil met het
geweest. Opeens werd du idelijk hoe kwetsbaar een stadsgewestconcept van de Tweede nota. Er vindt
ruimtelijke structuur is die voor het functioneren in be- namelijk een specificatie plaats van de grens van het
langrijke mate afhankelijk is van het gebruik van de au- stadsgewest. Deze wordt bepaald door de reistijd per
to. Voor een verlaging van de mobiliteit moeten daar- openbaar vervoer vanaf het stadscentrum, inclusief
om nieuwe woon- en werkgebieden ten opzichte van het z.g. voortransport (het lijnennet van de Nederland-
elkaar en ten opzichte van het openbaar vervoer dus- se Spoorwegen doet echter niet mee, omdat anders
danig gelokaliseerd worden, dat de mogelijkheden tot het stadsgewest plaatselijk erg ruim omgrensd zou
het gebruik van het openbaar vervoer en langzame moeten worden). Voor de vier grote stadsgewesten
verkeersmiddelen vergroot worden. Voor het eerst wordt uitgegaan van de 35-minuten isochroon, voor
wordt hierdoor expliciet aandacht besteed aan kringlo- een reeks van andere stadsgewesten, waaronder Bre-
pen binnen het stadsgewest (de dagelijkse gang tus- da, wordt uitgegaan van een norm die 10 minuten la-
sen woon- en werkplaats). De gekozen benadering gerligt.
kreeg echter wel kritiek te verduren. Aanvankelijk Hoewel het hier gaat om een normatieve begrenzing,
wordt in de Verstedelijkingsnota (Deel a, het beleids- gaan de opstellers van de nota ervan uit dat tevens
voornemen) het standpunt ingenomen dat de gewen- sprake is van een maatschappelijke realiteit. De reistijd-
ste ruimtelijke ontwikkeling in de richting moet gaan contouren zouden namelijk samenvallen met reêel be-
van zelfstandige steden en stadsgewesten, oftewel staande verdichtingen rond een stedelijk ceQ.trum, on-
een gesloten woonwerkbalans. De Raad van Advies dank dat er bepaalde kris-kras relaties binnen en
voor de Ruimtelijke Ordening vindt dat een dergelijk tussen de stadsgewesten voorkomen.15
stadsgewestconcept nog maar gedeeltelijk de maat-

STREEKPLAN MIDDEN-EN DDBT ·BRABANT ... / • ••• ••

.---....; .- ::.',:.-.
",:-. : .
/":.S2;:':';.,
. . ......_--_
_.............. 0- , ,'

...............
@•
.......:

.::.(01
èi'....
•• __ ._•• #,,,: -.:
/ ••• of!, ~f..l..L'lIW'~~ .:
. .
:.....................:..
i';/ .:: :':' • •

" ':
..•.
lEèENDA , ... ........... ~ .....
"
e::::> .1.c1.,ooio".!. .... t.;~~.Ii"'.I~. ••••~••..,•.•
ti. P••I, de K..... ~n
"i."
• p .... rui", .. 1Pt
.ft 101.1 ' i ..i.,."....
opo" o.lI.." lu uo" "oo,d ... ....••••••• .~~." . " . ' ..
Iw id.fI.f'I~ Bub." ... IteefO'''UI •••••
<aC> Itvll.'IOM ..... "
~ ,.I.cfi "9"""_, .I'u'.,4_1 "il .... Ir..,,-' "0" .., ..... . . . ... ...... a••••
~ ... ""0",-,.0... 01. "'IICI"", ..............::
........
~
ttW .... 'i••
l.otl., io"o.1 vill"H."'."
..,.leefi'")IIO".' :.... ~ •.•••••. l···. '. •••••••• . •••••:::• .• ••.•.•.••:•••:.
o ",,"'pl,,'t
o McI,ij.o"'.,,.i,.
o regioft."'''.,,,
LANDBCHAPPELI.JKE GELEDING
.......... 1M".". iftl .'.chrqi. ""it... ,t, •• ltpl.n9."iH

Streekplan Midden- en Oost·Brabant, 1978. Het concept van de ontwikkelingszone wordt in dit streekplan, maar
ook in het Streekplan West-Brabant uit 1982, vervangen door dat van de stadsregio.

17
Verschuivende ruimtelijke kaders

Een Randstedelijke bril? 1.6 Het stadsgewest als agglomeratie


De vraag is echter of het stadsgewestconcept uit de
Verstedelijkingsnota niet al te zeer uitgaat van een Schaarste
Randstedelijke realiteit. Bij besturen buiten het wes- De maatschappelijke context van de ruimtelijke orde-
ten van het land leeft dit in een incidenteel geval. In dit ning in de jaren tachtig verschilt hemelsbreed met de
verband kan het bestuur van de provincie Groningen jaren zestig. Steeds dominanter wordt de problema-
worden genoemd, dat van mening is dat de opvattin- tiek van economische teruggang, die zich vooral in de
gen van het rijk over het stadsgewest een weerspie- grote steden manifesteert. Een stijgende werkloos-
geling vormen van de situatie in de Randstad. De af- heid en een algehele verschraling van de stedelijke
standsnorm van 25 minuten reistijd wordt voor de pro- economie worden de grote thema's in het beleid voor
vinciehoofdstad veel te ruim bevonden. De nadruk de stedelijke gebieden. Steeds meer aandacht gaat
moet nog meer gelegd worden op een uitbouw van de uit naar de rol die de ruimtelijke ordening kan spelen bij
centrale stad, dan op een ontwikkeling elders in het het economisch beter doen functioneren van de ste-
stadsgewest. De norm van het rijk zou rond Groningen den. Twee doelstellingen komen hierbij voorop te
leiden tot een ongewenste suburbanisatie en daar- staan: het verstedelijkingsbeleid moet gericht zijn op
door tot een verzwakking van de verzorgingsfunctie het verhogen van het draagvlak van voorzieningen en
van de provinciehoofdstad (Streekplan Groningen, functies in de steden. Ook moet het beleid goedkoper
1978, p.0-21/0-23, 7-15/7-18). worden, omdat de overheidsfinancien geen 'verspil-
Voor wat het streekplanwerk in het algemeen betreft, ling' meer toelaten.
geldt dat het stadsgewestconcept veel minder dan in
de voorafgaande periode op weerklank kan rekenen, Compact bouwen
in de jaren zeventig, noch in de jaren tachtig. Een uit- Ruimtelijk vertalen deze doelstellingen zich in een
zondering wordt gevormd door de provincie Noord- verkleining van het planologische stadsgewest. Een
Brabant, waar het concept van de ontwikkelingszone voorhoederol heeft het bestuur van Rotterdam gehad.
inmiddels is vervangen door dat van de stadsregio "De stad met toekomst is een compacte stad", zo
(Streekplan midden- en oost-Brabant, 1978; Streek- wordt in 1978 ondubbelzinnig verklaard. Nieuwe
plan West-Brabant, 1982). Ten opzichte van zijn voor- woongebieden moeten zoveel mogelijk in en nabij de
ganger is dit concept meer gericht op behoud en be- stad gelegen zijn. Het opzetten van groeikernen ver-
heer, dan op het entameren van nieuwe stedelijke draagt zich hier slecht mee, zo wordt geconstateerd.16
ontwikkelingen. Het rijk sluit hier met de Structuurschets Stedelijke Ge-
Eén van de belangrijkste elementen van het stadsge- bieden uit 1983 nauw bij aan, maar wil zich niet zo on-
westconcept uit de Verstedelijkingsnota, de reistijden- dubbelzinnig binden aan het compacte verstedelij-
norm die bij het zoeken naar bouwlokaties een rol zou kingsmodel. Vooral de mogelijke financiele conse-
moeten spelen, komt in geen enkel streekplan voor. quenties dwingen tot een voorzichtig standpunt (in de
De streekplannen die na 1975 zijn vastgesteld staan Vierde nota Extra wordt overigens nog steeds dezelf-
echter wel alle in het teken van de belangrijkste inten- de slag om de arm gehouden). Concentratie is het
tie van de Verstedelijkingsnota, namelijk het meer cen- concept waaraan de regering in haar Structuurschets
traal stellen van de problemen van de grotere steden. Stedelijke Gebieden uit 1983 de voorkeur geeft. Voor
In de provincies buiten het westen van het land wordt het door elkaar gebruiken van termen als gebundelde
dit overigens gecombineerd met de wens om meer deconcentratie, bundeling en concentratie is geen
aandacht te schenken aan de onderkant van de ne- plaats meer. De vrees voor congestie, sinds de jaren
derzettingenstructuur: de kleine kernen . In de loop twintig een dominant thema in de Nederlandse ruimte-
van de jaren tachtig vermindert de politieke urgentie lijke ordening, is definitief verdwenen. Voor de stads-
van de kleine kernen-problematiek echter weer. gewesten in de Randstad geldt zelfs dat gestreefd
moet gaan worden naar vestigingsoverschotten.
De gespletenheid van de VerstedelIjkingsnota Voorop bij de lokatiecriteria voor nieuw stedelijk ge-
Belangrijkste element van het nieuwe stadsgewest- bied staat de ligging ten opzichte van de bestaande
concept van de jaren zeventig is dat een ontwikkeling stad. De uitwerking staat bekend als het drieslagstel-
naar binnen moet worden gestimuleerd, terwijl in het sel: de voorkeur gaat uit naar een ligging in bestaand
voorafgaande decennium en de vroege jaren zeventig stedelijk gebied, vervolgens naar mogelijkheden gren-
een ontwikkeling in buitenwaartse richting centraal zend aan de bestaande stad en pas in aIlePlaatste in-
stond. Voor wat de Randstad betreft bevat het beleid stantie kunnen mogelijkheden aan bod komen die
wel een duidelijke spanning. De regering wenst de aansluiten op de bestaande groeikernen. Hieruit wordt
ontwikkeling van de groeikernen voor 1 oq%
te onder- de consequentie getrokken dat de wat verder weg ge-
steunen, maar tegelijkertijd ook de ontwikkeling van legen groeikernen hun bijzondere status rond 1990
de centrale steden voor 100-. Deze spanning komt zullen gaan verliezen. Ook Breda zal dan niet langer
vooral naar voren in die gevallen waar de groeikernen meer de groeistad-status hebben. De spanning tus-
niet in hetzelfde stadsgewest liggen als de donorge- sen het volgen van èn een groeikernenbeleid èn een
bieden (het gaat hier om Alkmaar, Hoorn, Lelystad en grote steden-beleid wordt hiermee opgeheven.
Hellevoetsluis).

18
Verschuivende ruimtelijke kaders

SCHETS '76 SCHETS 'SS

)' ,....: :~ . G~6UNOElD~ DfCONC~NnAT'E


!
I .:!....
)/ :,"

VAN /t BEPERKING AFWEGEN NOODZAAK


VAN DE VAN STREVEN NAAR
LP OVERLOOP VESTIG ING50VEII~C.IIOT

VAN ACCENT OP NAA'" ACCENT OP EEN SAMEN_


.4 WONINGBOUW HANGE 1I0E ONTWIKKELING
PLANNING WAAIIB~ WAAlIll~ DE LOKATIE
WE 11K GELE GENHElD
WNDfLfNG ~~ Of STAD EN.
VAN 'BEDR~VIGIIEID
VOLGEND IS lUCHTING !EPAlENO IS HALHPLAATSfN O~N6AAIlVERVOfR

,,,.- .~
VAt.! LOKATIES NAI!I'J NAAR lOCATlE5 IN,OM -' -"!'t-- --....... f ~,. ~

~
EN OP Af51AND
- VAN DE
------... EN NAB'J DE
CENTRALE ~TAD/ /
~ "
". t.....:J ,.- --'
.. "
,~,
.",. '" " ,),.Ä.....J
..... ~-' \ .......... "

'~--~ J\
CENTRALE '.lTADI \'OOR~ TEl PIIOV IIICIf.!J
AANW~IIHG R~K
( •• .. . ' I
, • . '. I ,

"
~ , '
-
.;:; \
.::/:
\'::::
\
\\ I
, ---" \ • I
", ".~
, I,
f",Q
BL'.1VENDE AANDACHT VOOR ONTWIKKEliNG
l.s.•. mDEl"KE "RueTU",
GROEN STRUCTUUR " '......

CONCENTIlATlt IN EN NA6~ \
,'... \'t
... _-_':.......\
\
' /

.:::~.
DE CfNTflALE STAD
VERZELfSTANDIGING VAN VfI'WfR
GELEGEN GROflt:fRNtN MOGEL'JK

Van een open expfil1Sief stadsgewest naar een geslóten, geconcentreerd gewesL(uit; Structuurschets Stedelijke
Gebieden; deela, '1B88:de schets '78 is de structuurschets uit de verstedelijkingsnota).

De aanscherping van getal en maat Belangrijker is echter dat een reistijdennorm voor de
Een andere gevolgtrekking is dat andermaal het stads- afbakening van een stadsgewest onjuist wordt gevon-
gewestconcept wordt bijgesteld. De grenzen van het den. Bij snelle openbaar vervoerverbindingen ver-
stadsgewest worden aangehaald. In een studie van groot het stadsgewest zich navenant. Expliciet wordt
de Rijksplanologische Dienst is uitgebreid ingegaan in de SSG gesteld dat het stadsgewestconcept niet
op de redenen waarom de afgrenzing in de Verstede- gebruikt moet worden om feitelijk gegroeide situaties
lijkingsnota niet langer meer voldoet. Zo is in deze vast te leggen, maar als een methode om gestalte te
nota impliciet uitgegaan van een mononucleair stads- geven aan het op concentratie gerichte verstedelij-
gewest, terwijl echter veel stadsgewesten geken- kingsbeleid. 18 Het concept gaat dan ook op verschil-
merkt worden door een structuur met meerdere cen- lende plaatsen vergezeld van het adjectief 'plano-
tra. De oude reistijdennorm wordt eveneens logisch' of 'normatief'.19
ondoordacht gevonden. Natransport blijkt in de ver- De voorkeur wordt daarom gegeven aan een norme-
plaatsingsgedrag belangrijker te zijn dan voortran- ring aan de hand van kilometers, waardoor duidelijk de
sport.1 7 grenzen van het stadsgewest gefixeerd worden. Voor

19
Verschuivende ruimtelijke kaders

de vier grootste steden is dit twaalf kilometer vanaf het 1.7 Naar een nieuw stadsgewestconcept?
stadscentrum. Voor een groep van stadsgewesten,
waartoe ook Breda behoort, is dit 8 km. Bij alle overige
steden blijft de grens op 4 km liggen. Voor zover aan Nieuwe probleemdefinities
de stadsranden geen nieuw stedelijk gebied kan In de prijsvraag die de Eo Wijersstichting voor 1991
worden gevonden, zijn dit de zoekruimtes voor nieu- heeft uitgeschreven staat het 'stromende stadsge-
we, grote bouwlokaties. west' centraal. Stromend staat in dit verband voor het
idee dat in het ruimtegebruik allerlei kringlopen en be-
Een rudimentaire visie op de agglomeratIe- wegingspatronen kunnen worden herkend (energie-,
problematIek water- en afvalstromen bijvoorbeeld), met belangrijke
Met de Structuurschets Stedelijke Gebieden en met ecologische aspecten. De ruimtelijke planvorming van
de streekplannen die in de jaren tachtig zijn vastge- de laatste jaren laat verschillende tendenzen zien die
steld is definitief de gedachte verdwenen dat de ruim- voor deze thematiek direct van belang lijken te zijn.
telijke ordening toe moet werken naar het ontstaan Drie elementen kunnen worden genoemd die ieder af-
van nieuwe stedelijke structuren. De gespreide stad, zonderlijk behandeld zullen worden:
de stad in nieuwe vormen, heeft afgedaan. Het plano- - steden en stedelijke agglomeraties zijn voor wat hun
logische stadsgewestconcept is, zoals de SSG expli- functioneren betreft geen ruimtelijk geïsoleerd gele-
ciet aan heeft gegeven, losgekoppeld van de geogra- gen 'punten', die geen relatie onderhouden met het
fische realiteit. Het stadsgewest als planconcept is hun omringende gebied. Voor wat het functioneren
hierdoor wel los komen te staan van het gegeven dat van steden in economisch opzicht betreft komen rui-
zich in de loop der tijd gewestelijke samenlevingsver- mere kaders dan het stadsgewest in het vizier. Door-
banden hebben ontwikkeld. Deze gewesten maken dat allerlei nieuwe ruimtelijke concepten zijn gevormd,
op hun beurt weer deel uit van grotere structuren. Het is echter een zekere onduidelijkheid ontstaan over de
beeld van Nederland in de planvorming medio jaren betekenis die nog aan het stadsgewestconcept kan
tachtig vertoont echter een sterke gelijkenis met een worden gehecht;
gebroken schaal. De scherven bestaan uit de verschil- - hoewel het concept compacte stad voor het functio-
lende stadsgewesten, die onderling geen relaties met neren van stedelijke voorzieningen gunstig lijkt uit te
elkaar lijken te hebben. Letterlijk en figuurlijk is het pakken, wordt steeds meer ingezien dat een resolute
stadsgewestconcept zeer beperkt van karakter ge- scheiding tussen stad en land, rood en groen, allerlei
worden. Letterlijk, doordat concentratie in en aan de nadelige gevolgen heeft. De limiet van het stadsge-
randen van de stad nog meer voorop is komen te west als agglomeratie komt met andere woorden in
staan dan in het verleden. Het stadsgewest heeft hier- zicht;
door de betekenis gekregen van een ruimtelijk aan- - er is behoefte aan een verdere uitwerking en opera-
eengesloten stedelijk gebied, vanouds aangeduid als tionalisering van de gewenste structuur van het stads-
agglomeratie. gewest. Het begrip stedelijke functie wordt hierbij uit-
Figuurlijk, doordat het vigerende stadsgewestconcept gebreid en omvat niet meer uitsluitend wonen, werk-
zich, door de eenzijdige oriëntatie op de gewenste en, recreatie en verkeer. Ook de energievoorziening,
lokatie van woningen, bedrijven en voorzieningen, de drinkwatervoorziening en de behandeling van af-
slechts een rudimentaire visie biedt op de bestaande valstromen maken integraal deel uit van urbane struc-
agglomeratieproblematiek. Het concept is alleen ge- turen.
richt op de vraag waar nieuwe ontwikkelingen zich die-
nen af te spelen. De aandacht richt zich bovendien De stad In de regio
zeer sterk op slechts een functie: het wonen. Hoe de Na de jaren zeventig, die te boek staan als een peri-
bestaande functionele samenhang tussen tal van ode van 'sociale' ruimtelijke ordening, komt met de ver-
functies op regionaal niveau benaderd moet worden, slechtering van de conjunctuur steeds meer de stad
speelt een geringe rol. Aan het einde van de jaren als productieruimte op de voorgrond te staan. Het per-
tachtig, begin jaren negentig, dienen zich echter con- spectief hierbij was aanvankelijk, zoals hierboven al is
ceptuele ontwikkelingen aan die kunnen Leiden tot aangegeven, sterk lokaal gericht. Eind jaren tachtig lij-
een nieuw, verbreed stadsgewestconcept. ken de vensters echter opengegooid te worden. Aan-
leiding hiertoe is het beeld van een Europa zonder
grenzen, zoals dat na 1992 gestalte zou moeten krij-
gen. Hiermee gepaard gaat een bezinning op de rol
van de steden in de nationale economie en de concur-
rentiemogelijkheden van de Nederlandse steden ten
opzichte van hun buitenlandse evenknieën. Duidelijk
komt hierbij naar voren dat het Nederlandse verstede-
lijkingspatroon een nogal verbrokkeld patroon heeft,
gekenmerkt door een groot aantal middelgrote ste-
den, een klein aantal grote steden en de afwezigheid
van grote metropolen.

20
Verschuivende ruimtelijke kaders

Dit patroon heeft zowel positieve als negatieve aspec- Daar wordt niet zozeer van een open ruimte gespro-
ten. Positief is dat in Nederland het groen nooit ver ken, een begrip dat slechts een idee van kaalheid
verwijderd is van de stad. Hierdoor zou in principe oproept, maar van een ökologischer Ausgleichsraum,
sprake zijn van een aantrekkelijk, stedelijk milieu. Een een concept dat vertaald zou kunnen worden als eco-
probleem is echter dat door de betrekkelijk geringe logische compensatieruimte. Hiermee wordt aangege-
stedelijke concentratie eigenlijk nergens in Nederland ven dat open ruimten een ecologische betekenis heb-
een metropolitain milieu is ontstaan dat op hetzeHde ben. Een 'Ausgleichsraum' legt een soort biosfeer van
niveau staat als dat van Parijs of Londen. natuurlijke aard rond de geconstrueerde wereld van
Een mogelijke oplossing voor dit probleem wordt ge- stedelijke gebieden.23
zocht in de richting van het meer complementair ten Als concrete uitwerking van het concept van de na-
opzichte van elkaar laten functioneren van steden. tuurlijke stad wordt in het Natuurbeleidsplan voorge-
Voor wat de Randstad betreft zijn in het kader van de steld om over te gaan tot het creêren van groene en
Vierde nota voorstellen gedaan om daarbij vooral de blauwe vingers in het stadslichaam.24 De relevantie
aandacht te richten op de drie grootste steden.20 van het inmiddels niet meer weg te denken concept
Voor wat Noord-Brabant betreft heeft dit geleid tot het ecologische infrastructuur is hiermee niet meer tot het
concept van de stedenregio, dat door het provincie- landelijk gebied beperkt. Een consequentie is dat na
bestuur wordt gezien als een uitwerking van de Ste- een afwezigheid van enige tientallen jaren opeens het
denring Centraal Nederland. Het is niet zozeer een concept groene scheg in tal van plandocumenten op-
ruimtelijk, alswel een bestuurlijk concept. Doel is duikt. In recente voorstellen om in het kader van de fi-
namelijk een betere samenwerking tussen de verschil- losofie van de compacte stad nieuwe stadsdelen aan
lende overheden en een betere presentatie van de bestaande stad toe te voegen speelt de groene
Noord-Brabant op een Europese schaal. De bestaan- scheg of wig een belangrijke rol (b.v. Nota 'Structuur-
de stadsgewesten (in Noord-Brabant stadsregio's) visie Utrecht 2015', 1990).
worden met andere woorden in een ruimer kader ge- Er zijn nog meer concepten te noemen die erop wij-
plaatst.21 zen dat de ruimtelijke planning los probeert te komen
Naast het stadsgewest kennen we sinds de publicatie van de aloude tegenstelling tussen stad en land. Dit
van de Vierde nota in 1988 het stedelijk knooppunt. komt sterk naar voren in het voorstel tot de aanleg van
Ook hieruit blijkt dat voor wat bepaalde problemen be- een parkstad in het Tussengebied, gelegen tussen
treft het stadsgewestconcept niet adequaat is. De ach- Rotterdam en Den Haag. In dit plan wordt de groene,
tergrond van dit concept wordt eveneens gevormd landschappelijke structuur op een gelijkwaardige wijze
door de internationale competitie tussen steden in het behandeld als de stedelijke structuur. Beide vullen el-
Europa van de toekomst. Een stedelijk knooppunt is kaar aan en versterken elkaar.25 In de RPD-nota 'De
een stad die een regionale centrumfunctie vervult en Randstad op weg naar 2015' is het een meer alge-
die een goede uitgangspositie heeft om nationaal en meen concept (stadslandschap) geworden, dat niet al-
internationaal in de concurrentie van steden mee te leen voor het Tussengebied relevant is (een concept
komen. In Noord-Brabant heeft Breda de status van dat reeds 25 jaar eerder door Eo Wijers is gebruikt).
stedelijk knooppunt met een regionale positie.
Nieuwe opvattingen over de structuur en het
De natuurlijke stad functioneren van stadsgewesten
Een tweede tendens in actuele conceptvormings- Eveneens van vrij recente datum is de verdere opera-
processen heeft een directe relevantie voor de thema- tionalisering die wordt gegeven aan de wijze waarop
tiek van het 'stromende stadsgewest'. Het streven stedelijke functies gelokaliseerd moeten worden. Een
naar zo hoog mogelijke dichtheden in stedelijke ge- regelrecht succes lijkt het concept van de bereikbaar-
bieden begint langzamerhand onder druk te staan. De heidsprofielen te hebben. Er wordt op dit moment nog
grenzen van de verdichting beginnen in zicht te ko- nauwelijks meer een plandocument uitgebracht waarin
men, omdat de laatste stukjes groen uit het stads- het concept niet figureert. Bedrijven en voorzieningen
beeld dreigen te verdwijnen.22 met een bepaald mobiliteitsprofiel moeten volgens dit
In het Natuurbeleidsplan wordt dit probleem vanuit concept, desnoods met harde hand, naar lokaties ge-
een ecologisch perspectief benaderd. Er wordt voor dirigeerd worden met een bepaald mobiliteitsprofiel.
gepleit om bij de stedelijke inrichting meer rekening te Bedrijven waar zeer veel werknemers op een klein op-
houden met bestaande natuurlijke elementen en met pervlak werken (zeg: kantoren) dienen zich te vesti-
de mogelijkheid om de natuur in het landelijk gebied te gen bij een centraal gelegen station. Het concept is
vervlechten met natuurlijke elementen in de stad. Als hierdoor gericht op een sturing van de dagelijkse
overkoepelend concept wordt het idee van de natuur- 'kringloop' van wonen naar werken en omgekeerd.
lijke stad gepropageerd. Stedelijk groen (en blauw!) Recentelijk zien we de aandacht ook uitgaan naar
wordt niet alleen bezien vanuit de functie die het voor stedelijke functies die door de ruimtelijke planning tot
de stadsbewoner en gebruiker heeft, maar er dient op heden niet behandeld werden. Zich verplaatsende
ook meer rekening te worden gehouden met de eigen mensen en goederen vormen niet de enige stromen
intrinsieke waarden. In dit verband is een mooi con- die gedirigeerd zouden moeten worden. Ook het ver-
cept uit de Duitse ruimtelijke ordening van betekenis. loop van energie-, afval-, water- en materiaalstromen

21
Verschuivende ruimtelijke kaders

wordt in toenemende mate gerelateerd aan de wijze 2.1 Het stadsgewest en ruimtelijke differen-
waarop de traditionele functies wonen, werken, re- tiatie
creatie en verkeer gepland werden (zie bijvoorbeeld
het Kritische Scenario in Nederland Nu Als Ontwerp of Het stadsgewest als een meer complete
de diverse voorbeelden in 'De Randstad op weg naar
leefwereld
2015'). Wat dit betreft lijken we aan het begin te staan Er kan worden vastgesteld dat begin jaren zestig on-
van wat wel eens een geheel anderssoortige benade- der ruimtelijke wetenschappers sprake was van een
ring van de planning van stedelijke gebieden zou kun- consensus voor wat betreft het waarschijnlijke verloop
nen zijn. In het Verenigd Koninkrijk wordt dit aange-
van het verstedelijkingsproces. Het stadsgewest als
duid als de thematiek van de sustainable city, een con- remplaçant van de duidelijk begrensde stad van vroe-
cept dat zich daar inmiddels in een grote belangstel- ger noemde Wissink dit. Ook Eo Wijers was deze con-
ling mag verheugen. clusie toegedaan. Als ingenieur in dientst van een pla-
nologische dienst krijgt bij hem echter het stads-
gewest de betekenis van een ruimtelijk planconcept.
Het stadsgewest wordt niet gebruikt als analytisch in-
strument, maar het gaat om een normatief beeld van
2. EO WIJERS OVER VERSTEDELIJKING een ruimtelijke structuur. Zo merkte hij in 1964 op dat
EN HET STADSGEWESTCONCEPT de vorming van stadsgewesten, waarbij verschillende
bijeengelegen steden en dorpen tot een organisch
Mensen als Steigenga, Wissink en G.J. van den Berg geheel van afzonderlijke eenheden samengroeien,
zijn voor wat het stadsgewestconcept betreft aange- de mogelijkheid biedt om '[ ...] buiten de huidige com-
duid als wetenschappelijke pioniers, vakgenoten die pacte breed uitdijende steden, nieuwe stedelijke
probeerden het naoorlogse verstedelijkingsproces te woonvormen te scheppen die meer tegemoetkomen
begrijpen en inzichtelijk te maken. aan de huidige behoefte.' De structuur van een stads-
Maar ook in de praktijk van de ruimtelijke planvorming gewest biedt hiertoe volop kansen, zo stelde hij. Tus-
in de eerste helft van de jaren zestig kunnen pioniers sen de compact begrensde stad van vroeger en het
worden aangewezen. Hun doelstelling was een dub- stadsgewest is sprake van een 'markant' verschil. Bin-
bele: het verstedelijkingsproces moest niet alleen ver- nen het stadsgewest vinden we namelijk landbouw-
staan worden, maar er moesten ook pogingen onder- en natuurgebieden, waar omheen en tussendoor het
nomen worden om hier ruimtelijke voorstellen aan de stedelijk 'organisme' op grotere schaal en gerektere
verbinden. Een belangrijke groep planologische pio- structuur dan in de stad zich heeft gevormd en steeds
niers was werkzaam bij de Rijksdienst voor het Natio- verder groeit. 'Het stadsgewest is een groter en rijker
nale Plan. Enkele belangrijke namen in dit verband zijn organisme dan de stad.' Wel is tegelijkertijd sprake van
H. ter Heide, G.A. Nassuth en D. Hazelhoff. Zij waren in een achterstand, doordat in tegenstelling tot de stad
belangrijke mate verantwoordelijk voor het hoofdstuk het stadsgewest meestal niet als geheel georgani-
'De stedelijke gebieden' uit de Tweede nota. seerd is en bestuurd wordt. 'Het hangt als los zand aan
Zeer veel invloed had Ir. L. Wijers, hoofd van de in elkaar. '26
1964 opgerichte Directie Stadsgewesten. Getuige zijn
geschriften heeft hij in belangrijke mate bijgedragen De ontwikkeling van een visie
aan de stedelijke concepten van de Tweede nota. We Door Wijers en zijn medewerkers zien we in de daarop-
zullen daarom in het tweede deel van dit essay zijn volgende twee jaren indrukwekkende pogingen on-
denken voor het voetlicht brengen, vooral voor wat dernomen worden om een samenhangende en op in-
betreft het stadsgewestconcept. Omdat het navol- tegratie gerichte visie op stadsgewestelijke verstede-
gende gebaseerd zal zijn op artikelen en enige interne lijkingsstructuren te ontwikkelen. Belangrijke elemen-
notities van Wijers uit het archief van het ministerie van ten kunnen in de Tweede nota worden teruggevon-
VROM, bestaat het gevaar dat de bijdragen van ander- den (het stadsgewest als bestuurskundig begrip viel
en onderbelicht zullen blijven. Weinigen zullen echter uiteraard buiten hun competentie). Eén van de meest
de rol betwisten die Eo Wijers heeft gehad bij de vor- centrale aannames is dat de stijging van de welvaart in-
ming van het stadsgewestconcept. grijpende effecten zal hebben op stedelijke structu-
Ten aanzien van dit ruimtelijk planconcept kunnen in ren. Wijers merkt hierover in 1965 op dat een toene-
het werk van Wijers twee belangrijke, samenhangende mende differentiatie van stedelijke functies zal gaan
thema's worden onderscheiden. Het eerste is dat het optreden. In het gebruik van de ruimte zal zich dit ma-
stadsgewest een ruimtelijk meer gedifferentieerde nifesteren in een steeds sterker wordende organisato-
leefwereld biedt dan de solitaire stad. De mogelijkheid rische geleding en specialisatie van stedelijke func-
om stad, natuur en landschap met elkaar te verweven ties. Een belangrijke consequentie is dat een steeds
staat centraal in het tweede thema, het concept van verdere differentiatie in de hierarchie van steden zal
het stadslandschap. Aan het slot van dit essay zullen gaan optreden (op dit begrip komen we straks nog te-
enige conclusies worden getrokken, waarbij ingegaan rug). Er zullen grotere stedelijke eenheden ontstaan,
zal worden op de vraag of het denken van Eo Wijers waarbij een functionele autonomie van steden een illu-
nog een zekere actuele waarde heeft. sie zal zijn. 'Het ongewijzigde handhaven van de oor-
22
Verschuivende ruimtelijke kaders

spronkelijke organisatievormen betekent [ ... ] een nederzettingenpatroon zou versterkt dienen te wor-
toenemende uitholling van hun [de steden] functio- den. Dit heeft als consequentie dat gestreefd moet
nele betekenis en leidt tot dienovereenkomstige zin- worden naar meer grote, gedifferentiêerd ingerichte
loze en wanordelijke ruimtelijke structuren.'27 eenheden, in plaats van de aanvaarding van het ont-
Een integratie van stedelijke functies in een geweste- staan van weinig grote en veel kleine, minder gediffe-
lijk organisatiekader daarentegen leidt tot de vorming rentiëerd ingerichte milieu-eenheden. De omvang van
van complete en toch duidelijk gelede stedelijke mili- de grootste steden (Rotterdam en Amsterdam) zou
eus, een ontwikkeling die volgens Wijers meer kwalita- echter volgens Wijers om kwalitatieve redenen de 1
tief dan kwantitatief van aard is. miljoen inwoners niet te boven mogen gaan, een norm
die reeds dertig jaar eerder in het Algemeen Uitbrei-
Hlêrarchle en deconcentratie dingsplan voor Amsterdam was vastgelegd.30
Het hiërarchie-begrip vormt een sleutel tot zowel het De rank-size rule heeft uiteindelijk geleid tot het con-
denken van Eo Wijers als de inhoud van de Tweede cept gebundelde deconcentratie, dat de middenweg
nota voor wat betreft de stedelijke concepten. Vertrek- vormde tussen twee andere spreidingspatronen: een
kend vanuit de verwachting dat stedelijke structuren in sterke mate van concentratie (leidend tot stedelijke
toenemende mate een gedifferentieerd karakter zou- eenheden met meer dan 1 miljoen inwoners) en een
den krijgen, werd de doelstelling geformuleerd dat de sterke mate van deconcentratie, met een afvlakking
ruimtelijke ordening zich zou moeten richten op de in- van de hiêrarchie der kernen als consequentie. De
standhouding en bevordering van verscheidenheid. grootste steden zouden in het laatste model een ver-
Er moet namelijk gestreefd worden naar het bieden zorgingsniveau hebben dat niet meer zou aansluiten
van een zo groot mogelijk keuzevrijheid ten aanzien op dat van de grote steden in omliggende landen.31
van het gebruik van de omgeving. Alvorens tot de Een zekere mate van deconcentratie werd door Wijers
vorming van concrete planconcepten over te gaan, als onvermijdelijk gezien. Er moest echter wel sprake
vonden Wijers en zijn medewerkers het noodzakelijk zijn van een duidelijke mate van geleiding en kanalise-
om op zoek te gaan naar de grondslagen van het ver- ring van dit proces, en wel door middel van een bun-
stedelijkingsproces. Wij ers ging hierbij uit van de vol- deling binnen stadsgewesten. We kunnen dan ook
gende veronderstelling : indien de verscheidenheid duidelijk zien dat het stadsgewestconcept in het den-
van het urbanisatiepatroon in aantallen nederzettin- ken van Eo Wijers een dubbele functie heeft gehad:
gen en de karakteristiek hiervan bekend zouden zijn als uitdrukking van een empirisch vast te stellen trend
en daarnaast een inzicht zou bestaan voor wat betreft in het verstedelijkingsproces en tegelijkertijd een ont-
de verandering in de loop der tijd, dan zouden de wikkeling waar door middel van ruimtelijke ordening
verschillende milieus in de gewenste hoeveelheid ge- doelbewust sturing aan zou moeten worden gegeven.
realiseerd kunnen worden.28 Gezien het verloop van het verstedelijkingsproces kon
Wijers c.s. meenden een belangrijk aanknopingspunt alleen nog maar binnen een stadsgewestelijke struc-
te hebben gevonden in de rank-size rule, waarover tuur sprake zijn van een complete stedelijke leefcul-
laconiek werd opgemerkt dat het hier gaat om een niet tuur.
te motiveren, maar wel herkenbare wetmatigheid tus-
sen het aantal en de grootte van de kernen binnen MIlIeudifferentIatIe
een samenhangend urbanisatiepatroon.29 Elk pa- Differentiatie vormt een sleutelbegrip in het denken
troon wordt hierbij gekenmerkt door een bepaalde van Eo Wijers. 'Ik geloof in een gedifferentieerd milieu'
hiërarchische relatie tussen de stedelijke kernen. Het roept hij in 1966 uit.32 Hij verzet zich tegen de steeds
verschil in structurele complexiteit van twee nederzet- sterkere nivellering van de menselijke omge-ving. Mi-
tingen neemt toe, naarmate het verschil in de lieuvervuiling, de normalisatie van beken, de effecten
hiërarchische rangorde groter is. Een complexere van moderne landbouwmethoden, de massarecreatie,
structuur betekent dat binnen een stedelijke eenheid het verkeer etc. zijn krachten die de rijkdom van het fy-
meer verschillende milieus aanwezig zijn dan bij een sieke 'substraat' kunnen aantasten. Vooral suburba-
nederzetting van een lagere orde. nisatie is een zeer bedreigende ontwikkeling, die vol-
De conclusie luidde dan ook dat dit beeld van het ver- gens Wijers vooral veroorzaakt wordt door het creëren
stedelijkingspatroon moest worden omgezet in een van steeds meer hoogbouw. Er komen hierdoor milie-
richtbeeld, een normatief concept. De hiërarchie in het us tot stand waar de bewoner en gebruiker zichzelf

~tl.ClC t"SM" brt"oUII",KOftU,..


, .s

0 C")
trat., en ",itr\Cc"JIte •• "",-.." 11 21 tO 110 160
Schema van de opbouw der be vol- V.rllt",,,,
kingsconcentraties uit ruimtelijke een-
•• a.UiMuii;h "flhtl4
4S • '"woneruil!. 1000
0 0 0 0 0 0
heden. 'Met deze verdeling in vieren
... 0.'

tb +T tt*
worden karakteristieke verschillen in " ' 0'- At'

a." a, : .-u ••: •. n eH>


dichtheid, voorzieningenpeil en ver-
<.1< c, ;(Q].to 'C.: 0 .• ,
schijningsvorm getypeerd. '
(Wijers. L., Planning en stedelijke
0.... 0,'.-_ . ,lil.... 0

groei. RPD-publ.1970- 4)

23
Verschuivende ruimtelijke kaders

niet in herkent. 33 realiseerd worden. Indachtig de principes van de rank-


In het werkproces dat uiteindelijk tot de Tweede nota size rule zijn er van de kleinste ruimtelijke eenheden
zou leiden heeft Wijers geprobeerd de thematiek van het meest. In het kader van het buiten wonen zouden
de differentiatie van de menselijke omgeving via con- deze volgens Wijers een belangrijke rol moeten gaan
crete ruimtelijke ontwerpen uit te werken. Uit een in- vervullen.3S
terne notitie blijkt dat in het najaar van 1965 Wijers Deze kleinste milieu-eenheden zouden echter niet op
reeds een duidelijk beeld had over de invulling van het zichzelf staan, maar deel uitmaken van het stadsge-
concept milieudifferentiatie, een van de meest cen- westelijke samenlevingsverband. Hoe we ons de
trale planconcepten uit de Tweede nota een jaar later. structuur van een stadsgewest moeten voorstellen laat
Er worden ruimtelijke eenheden of nederzettingsty- D. Hazelhoff zien, één van de medewerkers van Eo
pen onderscheiden die, naarmate zij groter worden, Wijers. Verder uit te werken naar de concrete ruimtelij-
een steeds complexere structuur krijgen.3S Slechts ke situatie in een regio is een stadsgewest opge-
op details is sprake van afwijkingen ten opzichte van bouwd uit een aantal bevolkingsconcentraties, die
de definitieve versie in de Tweede nota. In een zeer weer bestaan uit aan elkaar geschakelde ruimtelijke
helder ontwerp laat Wijers in modelvorm zien hoe aan eenheden. Grootschalige groenstructuren meande-
elkaar geschakelde ruimtelijke eenheden een bevol- ren door het stadsgewest, terwijl ook binnen de ruim-
kingsconcentratie vormen. Een ruimtelijke eenheid is telijke eenheden zelf nog sprake is van groenvoor-
dus niet gelijk aan een nederzetting. zieningen. Schakels van stadsgewesten vormen op
Binnen de stedelijke gebieden moeten de ruimtelijke hun beurt weer een stedelijke structuur op een hoger
eenheden in een bepaalde verhouding tot elkaar ge- schaalniveau, zo is reeds aan de hand van het conur-


EEN IDEE VOOR OE GROTE LUNEN IN DE OPBOUW VAN NEDERLAND


TOT EEN GEDIF"FERENTIEERD MILIEU

stRrk gRdiffRrRntiRRrd stadRlijk milieu met voIdoend4r extra ruimte


als rRcreatiRf Cln structurerend -olement

grote porkgabiRdRn met eRn accClnt op het boS

arote porkaRbiadan met Clan accant OP het watar

Een idee voor de grote lijnen in de opbouw van Nederland tot een gedifferentieerd milieu (uit:De ruimtelijke or-
dening in ons land; Wijers, L. , 1966; in: Beplantingen en Boomkwekerij, 15 apri11966, nr. 4, blz. 55-57).

24
Verschuivende ruimtelijke kaders

batieconcept aangegeven. 2.2 Het stadslandschap


In een schets (zie hiernaast), voorafgaand aan de
Tweede nota, laat Wijers zien dat het concept van mi- Kitsch en groen
Iieudifferentiatie ook op deze schaal een belangrijke Wat is nog de stad en wat is nog land, vraagt Wijers
betekenis heeft. In en rond de stedelijke zones zien zich in 1966 min of meer retorisch af. 'De duidelijke
we namelijk tal van parkgebieden en andere, open grens tussen 'stad' en 'land' vervaagt. Stad en land zijn
ruimten . Hiermee zijn we aangeland bij een ander be- bezig elkaar te doordringen, zowel fysiek als mentaal.
langrijke thema in het denken van Eo Wijers. Stad en Het isolement is verdwenen, het is een geheel.'37
land vormen geen gescheiden grootheden, maar Verstedelijking als historisch proces heeft volgens Wij-
doordringen elkaar: het stadslandschap. ers geleid tot het verloren gaan van het contact met de
natuur. De vervanging van de natuur, het stadspark,
kwalificeert hij in 1964 in navolging van de Duitse soci-
STAD oloog Peter Gleichmann als een 'reservaat van idyllisch
verkitschte naïviteit'38
Ook in het concept van de groene stad ziet hij niet
veel. Het begrip staat slechts voor een ontstellend
arme natuur. Van dit hele rijke, gedifferentieerde mi-
lieu is in de naamgeving alleen een visueel aspect,
een kleur overgebleven: het groen (nog erger: kijk-
groen). In de groene stad is behalve van de natuur ook
niet veel van de stad overgebleven. De uitgebreidheid
maakt dat de architectonische elementen los van el-
kaar in de ruimte staan.
STAD + UITBREIDING Terug naar de natuur betekent volgens Wijers dat wij
weer moeten gaan wonen in het landschap. De moge-
lijkheid om de stad nog verder te versnipperen, zodat
het groen weer natuur wordt, wijst hij af. Hij ziet geen
heil in een buitenplaatsje voor elke burger. Daarente-
gen pleit hij ervoor om de stad weer te concentreren,
maar dan met een beperkte breedte, zodat de inwo-
ners van de stad de relatie met de natuur behouden.
Dit impliceert een hoogwaardig menselijk milieu in re-
latie met een werkelijk natuurlijk landschap, te berei-
ken door een aaneenschakeling van ruimten .39

STADSGEWEST 1 ContinuTtelt van het stadslandschap


Vormt voor wat betreft de specialisatie en integratie
van stedelijke functies het stadsgewest het (nieuwe)
ruimtelijke kader, dit geldt ook ten aanzien van de ruim-
telijke verschijningsvorm van stad en land. De stedelij-
ke kernen staan niet langer meer op zichzelf, maar zijn
als onderdeel van het stadsgewest in het landschap
opgenomen. Wijers bestempelt in 1965 een dergelij-
ke structuur als de continuïteit van het stadsland-
schap.40 Volgens dit concept vormen niet alleen de
verschillende (stedelijke) ruimtelijke eenheden een
continuüm, maar dit geldt ook voor de niet-bebouwde
STADSGEWEST 11
ruimten. In en om een stadsgewest zou bijvoorbeeld
sprake moeten zijn van stelsels van grote en kleine
parkgebieden, die deels overgaan in of gecombineerd
zijn met gebieden met een agrarische bestemming.41
In de loop van de jaren zeventig komt de relatie stad-
land in het werk van Eo Wijers pregnanter naar voren.
Nog immer wordt het ruimtelijk kader van zijn ideeên
gevormd door het stadsgewest. Parallel aan de ver-
schuiving van het stadsgewest zonder grenzen uit de
Tweede nota naar het meer compacte stadsgewest uit
de Verstedelijkingsnota, komt het idee van een mi-
lieuvriendelijke stad centraal te staan.42 Niet alleen
omvat dit concept de ook door Wijers bepleite beper-

25
Verschuivende ruimtelijke kaders

king van de automobiliteit, een centrale doelstelling zakelijk is om uit te gaan van kleine stadsgewesten.
van de Derde nota. Voor Wijers is het idee van een mi- Een milieuvriendelijke stad brengt de noodzaak met
lieuvriendelijke stad direct gerelateerd aan de verste- zich mee de automobiliteit te verlagen.
delijkingsstructuur die in een stadsgewest kan worden De gedifferentieerde leefwereld van een stadsgewes-
aangetroffen. In een stadsgewest ligt namelijk veel telijke verstedelijkingsstructuur is bij Wijers zeker niet
landelijk gebied. Dit betekent dat de door de mens alleen een gevolg van woonmilieudifferentiatie. Natuur
'beheerste' omgeving zich uitstrekt tot ver buiten de en landschap moeten op een dusdanige wijze in de
stad. Het is zaak om deze landelijke ruimten minder stadsgewestelijke structuren worden opgenomen dat
sterk te benaderen en te ordenen vanuit de verstede- een stadslandschap ontstaat. De tegenstelling tussen
lijking. Aard en intensiteit van stedelijke activiteiten stad en land, een dominante trek in de Nederlandse
moeten zo drastisch veranderen dat een verweving ruimtelijke ordening, is bij Wijers opgeheven. Het is
van stad en land mogelijk wordt. Binnen een stads- dan ook de vraag of hij zo gelukkig zou zijn geweest
gewest moet daarom een groenstructuur ontwikkeld met concepten als compacte stad en stedelijke con-
worden als contramal voor de verstedelijking. Waar centratie en met de signatuur van sommige van de
mogelijk moet gestreefd worden naar geleidelijke woonmilieus die sinds enige jaren aan de stadsranden
overgangen tussen stad en natuur. Waar de natuur te gerealiseerd worden. Hij zou vermoedelijk echter zeer
zeer bedreigd wordt, moet echter scheiding worden ingenomen zijn met een voorstel als de parkstad in het
nagestreefd. Tussengebied. Op een nog lager schaalniveau dan
Het begrip groenstructuur heeft voor Wijers een dui- Wijers' idee van verweving tussen stad en land zijn in
delijke lading. Stedelijke en open ruimten vormen vol- dit plan groen en rood met elkaar in verbinding ge-
gens hem niet alleen een patroon, maar ook een struc- bracht.
tuur, dat wil zeggen een complex relatiestelsel. De be- Voor wat de thematiek van de prijsvraag betreft, 'het
tekenis van een groenstructuur gaat verder dan alleen stromende stadsgewest', kan het werk van Eo Wijers
het morfologische verschil tussen stad en land. Het nog steeds als inspiratiebron dienen. De consequen-
gaat om een wisselwerking tussen verschillende func- ties van het verloop van het verstedelijkingsproces
ties, van de potenties van een gebied en van histori- voor natuur en landschap en de kwaliteit van het leef-
sche en andere achterliggende functies. In een stads- milieu in brede zin hebben bij hem altijd voorop ge-
gewestelijke verstedelijkingsstructuur staan de onder- staan. Gezien zijn oproep om te streven naar een mi-
linge relaties tussen steden en dorpen centraal. Daar- lieuvriendelijke stad zou hij zich enthousiast hebben
naast gaat het om de beantwoording van de vraag hoe ingezet om het idee van kringlopen en stromen te in-
op grond van de landschappelijke hoofdstructuur naar tegreren in concrete ruimtelijke plannen. Dat de stad
ontwikkelingsrichtingen van stadsgewesten en stede- daarbij aangewezen is op de regio, maakt dat het
lijke activiteiten gezocht kan worden. stadsgewest nog steeds een zinvol ruimtelijk plancon-
cept kan zijn.

2.3 Het stadsgewest volgens Eo Wij ers

De grote stad als een op zichzelf staande grootheid


bestaat volgens Wijers niet meer. Reeds in de vroege
jaren zestig was hij tot deze slotsom gekomen en tot in
zijn laatste levensfase heeft hij hieraan vastgehouden.
Van meet af aan werd het stadsgewest niet als een
louter stedelijke structuur opgevat. Natuur en land-
schap maken volgens Wijers een integraal deel uit van
het stadsgewest en de intrinsieke waarden die hieraan
kunnen worden verbonden maken het noodzakelijk
het stadsgewest niet alleen te benaderen vanuit be-
langen die kunnen worden verbonden aan stedelijke
functies .
Voor Wijers is het stadsgewest een volledigere stede-
lijke structuur dan de traditionele compacte stad, waar-
uit het stadsgewest ontstaan is. In een stadsgeweste-
lijke structuur kan namelijk een leefwereld gecreêerd
worden die veel gedifferentieerder en completer is
dan de stad ooit kan zijn. Er kunnen stedelijke milieus
ontstaan die elk een eigen signatuur hebben. Het ei-
gen karakter is mede een consequentie van het gege-
ven dat woningbouw over verschillende lokaties ver-
deeld wordt. In lijn met de tijdsgeest verbindt Wijers in
de jaren zeventig hieraan de conclusie dat het nood-

26
Verschuivende ruimtelijke kaders

NOTEN moet worden gegeven aan de verbetering van de woonom-


standigheden van de zittende bevolking. Metropolitaine ont-
wikkelingen zouden zich hier slecht mee verdragen (Ver-
1. Klerk, L. de, Engelsdorp Gastelaars, R. van (1987) De
stedelijkingsnota; Deel a, 1976, p.51, 141).
scenario's voor Nederland, in: Nieuw Nederland; Onderwerp
van ontwerp, Boek I: Achtergronden, p.042-063
15. Verstedelijkingsnota; Deel d, 1977, p.110
2. Zonneveld, W. (1991) Conceptvorming in de ruimtelijke
16. Een stad om in te wonen (1978) Rotterdam: Gemeente
planning; Patronen en processen, pass, Planologische
Rotterdam
Studies 9A, Amsterdam: Planologisch en Demografisch In-
stituut Universiteit van Amsterdam
17. Achtergrondinformatie bij de Structuurschets voor de
Stedelijke Gebieden, Studierapport van de Rijksplanologi-
3. Het navolgende zal gebaseerd zijn op: Zonneveld, W.
sche Dienst, Den Haag: Rijksplanologische Dienst
(1991) Concept vorming in de ruimtelijke planning; Encyclo-
pedie van plan concepten, Planologische Studies 9B, Am-
18. Structuurschets Stedelijke Gebieden; Deel d, 1984,
sterdam: Planologisch en Demografisch Instituut Universi-
p.70
teit van Amsterdam; Benschop, N., Zonneveld, W. (1985)
Het stadsgewest in het nationale ruimtelijke beleid; Een
19. ibid, p.66, 110
analyse van rijksnota's, Amsterdam
20. Deze thematiek staat ook centraal in: De Randstad
4. Bosma, K. (1990) Town and regional planning in The
maakt zich op; Interprovinciale verstedelijkingsvisie op de
Netherlands 1920-1945, in: Planning Perspectives, jrg.5,
Randstad (1990) Randstad Overleg Ruimtelijke Ordening
nr.2, p.125-147
21. Brabant op streek; Nota voor overleg over de streek-
5. Instituut voor Sociaal Onderzoek van het Nederlandse
planherziening (1990) Provincie Noord-Brabant
Volk (1949) De Verspreiding van de Bevolking in Nederland;
I: Probleemstelling; IA: Tekst, op.cit. p.23, Publicatie nr.3,
22. Een Structuurschets voor de Haagse Agglomeratie,
Rijksdienst voor het Nationale Plan, 's-Gravenhage: Staats-
1990, p. 13,30
drukkerij
23. Zonneveld, W. (1991) Ruimtelijke concepten voor Noord-
6. ibid, p.81
west-Europa; Bouwstenen voor een ruimtelijk perspectief,
p.180, Den Haag: Rijksplanologische Dienst
7. Berg, G.J. van den (1957) Algemene inleiding: op zoek
naar een kader, pass, in: Nieuwe steden in Nederland?,
24. Natuurbeleidsplan; Regeringsbeslissing, p.74-77, 176-
Nr. LXII der Publikaties van het Instituut, Alphen aan de Rijn:
177
N. Samsom
8. Steigenga, W. (1961) De verstedelijking van Nederland
25. Een parkstad tussen Hof en haven, Inrichtingsstudie
een voorbeeld van een gedecentraliseerd urbanisatiepa-
Tussengebied, 1989. , Projectgroep Inrichtingsstudie Tus-
troon, in: Tijdschrift voor Economische en Sociale Geogra-
sengebied, Provincie Zuid Holland, Dienst Ruimte en Groen
fie, jrg.52, nr. 10, p.253-266
26. Semi-Statisch Archief Vrom; Dossier 711 Werkgroep
9. Steigenga, W. (1961) Sub-urbanisatie en decentralisatie
Vormgeving Stadsgewesten
in Nederland; Een eerste verkenning van recente verschijn-
selen, in: Tijdschrift voor Economische en Sociale Geogra-
27. Semi-Statische Archieven VROM; 711-1 Nota Ruimtelij-
fie, jrg.52, m.8, p.21 0-222
ke Ordening 11 (Ontwikkeling van het wonen en de verstede-
lijking); Bijlage 1 behorende bij discussienota over het wo-
10. Wissink, G.A. (1963) Inleidende beschouwingen, in:
nen van ir.L Wijers nr.4. dd. 14-4-1965
Tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Ge-
nootschap, Deel LXXX, nr.l, p. 12-21, op.cit. p.13
28. Semi-Statische Archieven VROM; 711-1 Nota Ruimtelij-
ke Ordening 11 (Ontwikkeling van het wonen en de verstede-
11. ibid. op.cit. p. 14
lijking); Nota voorde RPC 27/28 oktober 1965 te Noordwijk
d.d. 24-9-1965, Ir.L Wijers c.s.
12. Tweede nota over de ruimtelijke ordening in Nederland
(1966) op.cit. p.83-85
29. Wijers, L. (1970) Planning en stedelijke groei, p.18
13. ibid. op.cit. p.79
30. Semi-Statische Archieven VROM; 711-1 Nota Ruimtelij-
ke Ordening 11 (Ontwikkeling van het wonen en de verstede-
14. In de jaren zeventig is nog een discussie gevoerd over
lijking); Bijlage 1 behorende bij discussienota over het wo-
de vraag of niet geprobeerd moest worden E-milieus te doen
nen van Ir.L Wijers nr.4. d. d. 14-4-1965
laten ontstaan, stedelijke milieus met een meer grootstede-
lijk karakter. Het Nederlandse urbanisatiepatroon zou dan
31. Wijers, L. (1970) Planning en stedelijke groei, p.9 e.v.
beter kunnen aansluiten bij het Europese. Een stad als Am-
sterdam zou dan qua voorzieningen in de buurt komen van
32. Wijers, L. (1966) De ruimtelijke ordening in ons land,
bijvoorbeeld Parijs. Metropoolvorming werd dit in 1970 ge-
op.cit. p.57
noemd in de bekende nota 'Ruimtelijke structuren voor Zuid-
Holland'. De regering beslist echter in 1976 dat een prioriteit
33. Wijers, L. (1965) Het verstedelijkingsproces in Neder-

27
Verschuivende ruimtelijke kaders

land, p.38

34. Wijers, L. (1969) De toekomst van de Nederlandse ste-


den, pass

35. Semi-Statische Archieven VROM; 711-1 Nota Ruimtelij-


ke Ordening 11 (Ontwikkeling van het wonen en de verstede-
lijking); De verstedelijking; Nota voor de R.P.C. 27/28 okto-
ber 1965 te Noordwijk

36. Het inwonertal zou 4000 moeten bedragen, in de Tweede


nota werd dit uiteindelijk 5000.

37. Wijers, L. (1966) De ruimtelijke ordening in ons land,


op.cit. p.55

38. Wijers, L. (1964) Verstedelijking, p.409

39. ibid.

40. Semi-Statische Archieven VROM; 711-1 Nota Ruimtelij-


ke Ordening 11 (Ontwikkeling van het wonen en de verstede-
lijking); Bijlage 3 behorende bij notitie nr.4 van ir. Wijers

41. Semi-Statische Archieven VROM; 711-1 Nota Ruimtelij-


ke Ordening 11 (Ontwikkeling van het wonen en de verstede-
lijking); Bijlage 1 behorende bij discussienota over het wo-
nen van ir.L. Wijers nr.4, dd. 14-4-1965

42. Wijers, L. (1978) Stad -land, nationaal bezien, pass

28
Het stadsgewest Breda

'Het stadsgewest Breda' is een essay geschreven door HETSTADSGE~STBREDA


drs. Th . A.M. Reijs, hoofd afdeling statistiek en onderzoek
Gemeente Breda, op verzoek van de Eo Wijersstichting .
Het bestuur acht deze statistische informatie over de ver- Welke niet-zuiderling denkt er bij Noord-Brabant
schillende stromen in dit stadsgewest belangrijk als achter- niet aan de andere kant van de grote rivieren, een an-
grondinformatie voor de deelnemers aan de prijsvraag "Het der slag mensen en een bepaald soort landschap. Het
Stromende Stadsgewest, vormgeven aan de ecoregio Bre- roept al gauw het beeld op van veel bossen, akkers,
da". weilanden en boerderijen. Van heide en dorpen met
keien-straten, een kerk en een landweg met statige
populieren. Dat is natuurlijk een oppervlakkig beeld.
Het wordt bevorderd omdat velen Noord-Brabant
vaak alleen zien vanaf de snelwegen, wanneer ze
doorrijden naar het zuiden of het oosten.
Zeker de laatste tientallen jaren is er echter veel in
het landschap veranderd en bovendien zijn er meer-
dere aspecten: 't is een geheel van "Brabants bont"....

In het stadsgewest Breda zijn alle veranderingen van


de laatste perioden duidelijk te herkennen, zoals de
verstedelijkingstendens, mede vanwege de overloop
uit het westen en de grote toename van het autover-
keer. Het gebied is strategisch gelegen tussen de
twee wereldhavens Rotterdam en Antwerpen met hun
grote economische potenties. Er bestaan snelle ver-
bindingsmogelijkheden met de rest van Nederland en
het Franse en Duitse achterland. De regio is daarnaast
bereikbaar over water met vaarroutes als Hollands
Diep, Maas, Waal, Mark en Wilhelminakanaal. Tevens
zijn er, met uitzondering van de oostzijde van de
Randstad, goede spoorverbindingen met alle wind-
streken.
Ook zijn bijna alle facetten van het Brabantse land in
het gebied te herkennen. In het Noorden ligt De Bies-
INHOUD: bosch die ontstaan is door de Elisabethsvloed van
1421. Na de afsluiting van het Haringvliet is de werking
O. INLEIDING
van eb en vloed verdwenen met als gevolg dat flora en
1. BESCHRIJVING VAN DE VERSCHILLENDE GEBIEDEN
VAN HET STADSGEWEST
fauna veranderden. Het gebied wordt gekenmerkt
2. RUIMTELIJKE ONTWIKKELING door loofbossen, grienden, schorren, slikken, zand-
3. BEVOLKING en WONEN platen en ontelbare kreken en is een ideaal gebied
3.1 Bevolking voor zowel de natuurliefhebber als de recreant.
3.2 Wonen Aansluitend aan de Biesbosch ligt de rest van het klei-
4. WERKGELEGENHEID gebied dat vroeger nog regelmatig overstroomd werd.
4.1 Algemeen De rest van het stadsgewest Breda bestaat uit zand-
4.2 Het ontwikkelingsperspectief voor het stadsgewest grond. De beekdalen zijn hier sterk structurerend ge-
4.3 Feitelijke toestand werkgelegenheid weest. Dorpen en landgoederen werden bijvoorkeur
5. VOORZIENINGEN
aan de rand van de beekdalen gevestigd, tussen de
5.1 Algemeen
hogere voor akkerbouw geschikte gronden en de la-
5.2 Feitelijke situatie in het stadsgewest
6. VERKEER EN VERVOER ger gelegen voor hooiland geschikte gronden.
6.1 Algemeen
6.2 Feitel ijke toestand verkeer en vervoer In het vervolg van dit artikel wordt nader ingegaan op
7. OVERIGE NETWERKEN de verschillende aspecten die een rol spelen in het
7.1 Gas stadsgewest Breda. Speciale aandacht zal hierbij be-
7.2 Electra steed worden aan verandering, beweging en stro-
7.3 Warmtevoorziening ming, die alle kenmerkend zijn voor dit gebied.
7.4 Water Allereerst zal een beschrijving gegeven worden van
8. ENKELE BELANGRIJKE LOKATIES BINNEN HET de verschillende gebieden en de ruimtelijke ontwikke-
STADSGEWEST
ling, vervolgens zullen bevolking, werkgelegenheid,
8.1 Tuinbouwveiling te Breda
8.2 De Amercentrale te Geertruidenberg
voorzieningen en verkeer en vervoer beschreven. Tot
8.3 Afvalstortplaats Bavel/Dorst slot zullen aan aantal overige netwerken en enkele be-
8.4 CSM te Breda langrijke lokaties binnen het stadsgewest weergege-
9. LITERATUUR ven worden.

29
Het stadsgewest Breda

1 BESCHRIJVING VAN DE VERSCHILLENDE nieuwe werkgelegenheid. Het beschikt over een, voor
GEBIEDEN VAN HET STADSGEWEST. zijn grootte, zeer gevarieerd aanbod van voorzienin-
gen op gebieden als winkels, onderwijs, sport en re-
Het stadsgewest beslaat een gebied, dat zich uitstrekt creatie: "De Warande" en "Surae". Vooral eerstge-
tussen Zundert en Woudrichem en tussen BaarIe- noemd recreatieoord heeft meer dan locale betekenis.
Nassau en Klundert met Breda als centrale stad. Het Als woongemeente is Oosterhout zeer in trek. Dit
stadsgewest zal in dit artikel onderverdeeld worden in komt mede door de bossen en heidevelden in de
vier gebieden: naaste omgeving.
* Breda. Etten-Leur is met ruim 32.000 inwoners de derde stad
* Stadsregio Breda: Breda, Oosterhout, Etten-Leur, van het stadsgewest. Sinds het begin van de jaren vijf-
Rijsbergen, Nieuw-Ginneken, Terheijden, Prinsen- tig heeft de plaats een onstuimige groei gekend van
beek en Teteringen. (In sommige gevallen wordt dit ge- agrarische gemeenschap tot een industriêle stad met
bied ook gehanteerd voor dit gebied exclusief de gemeente betekenis op tal van terreinen voor de omringende ge-
Breda. Dit zal echter wel aangegeven worden.) meenten. In het totaal vinden in Etten-Leur ruim
* Stadsgewest noord: de gemeenten ten Noorden 12.000 mensen werk, waarvan ruim de helft op Vos-
van de stadsregio Breda: Zevenbergen, Klundert, donk, direct gelegen aan de RW58.
Hooge- en Lage-Zwaluwe, Made en Drimmelen, Geer- De stadsregio heeft in zijn totaliteit 245.000 inwoners
truidenberg, Raamsdonk, Werkendam, Woudrichem, en meer dan 98.000 arbeidsplaatsen.
Dussen en Wijk en Aalburg. Het gebied ten Noorden van de stadsregio Breda telt
* Stadsgewest zuid: de gemeenten ten zuiden van de altijd nog ca 110.000 inwoners en ca 27.000 arbeids-
stadsregio: Zundert, Chaam en Baarle-Nassau. plaatsen. Het is onder te verdelen in drieên: De Bies-
bosch, het land van Altena en de overige gemeenten.
Het stedelijk knooppunt Breda, met nu ca 125.000 in- De Biesbosch heeft een aantal drinkwaterbekkens,
woners en 61 .500 arbeidsplaatsen, is reeds van ouds- die dienen als waterreservoir voor de omgeving Rot-
her het centrum van de regio. Dit komt mede voort uit terdam en gedeelten van West-Brabant. Bovendien
de rol die de Van Nassaues en Oranjes hebben ge- trekt de Biesbosch vanwege het water veel recreanten
speeld. Hun rol is niet alleen zichtbaar in de "eco- aan. In Made en Drimmelen en Hank, in de gemeente
nomische" functie van de stad, die ook tot stand is ge- Dussen, zijn dan ook (grote) jachthavens.
komen doordat Breda functioneerde als garnizoens- Het Land van Altena is een landelijk open gebied met
stad, maar ook in de natuur rond Breda; bosbouw was vele riviergezichten. Het heeft veel slingerende dijken
een van de punten waar zij zich nijver mee bezig heb- met molens. De pendel vanuit het gebied is veel naar
ben gehouden. De bossen leverden niet alleen hout buiten het stadsgewest gericht. Historisch heeft het
voor bouwwerken, meubels en brandstof maar functio- gebied tot 1815 tot Holland behoort, op cultureel ter-
neerden ook als gebied voor hert en ander jachtwild. rein is dit nog duidelijk waar te nemen.
Wolven, herten en zwijnen zijn nu allang verdwenen, In het gebied ten zuiden van de stadsregio Breda lig-
de vos en de ree worden er nog wel gesignaleerd. gen drie zeer landelijke gemeenten, waarin de land-
Breda is door zijn strategische ligging aan 3 rijkswe- en tuinbouw en boomkwekerijen zeer belangrijk zijn.
gen, zijn aantrekkelijk woonmilieu en de stedelijke in- Daarnaast is in deze gemeenten de recreatie sterk op-
frastructuur uitgegroeid tot het zwaartepunt van de gekomen. Er wonen 23.000 mensen en zijn er ca
economisch belangrijke en sterk groeiende regio 6.500 arbeidsplaatsen. Binnen dit gebied bestaan
West-Brabant. Breda vervult de centrumfunctie op het twee enclave-gemeenten Baarle-Nassau en BaarIe-
gebied van gezondsheidszorg, het onderwijs, winkels Hertog, Waarbij de eerste Nederlands is en de tweede
en culturele activiteiten. Tegelijkertijd is het een zake- Belgisch. Deze gemeenten hebben daardoor een
lijke stad, inventief en met een goed ondernemerskli- grote aantrekkingskracht.
maat.
Bijzonder is dat Breda ook binnen de bebouwde kom
een groene stad is. Dit wordt voor een zeer groot ge- 2. RUIMTELIJKE ONTWIKKELING
deelte veroorzaakt door de (nog) aanwezige militaire
terreinen. In de jaren zestig begint de overloop uit de Randstad
De aantrekkingskracht van de binnenstad van Breda is naar WestBrabant op gang te komen. De Tweede nota
vooral te danken aan een combinatie van de historis- over de ruimtelijke ordening, uitgewerkt in het Streek-
che kern met een dynamisch kernwinkelapparaat en plan West-Brabant (1970), erkent de overloopfunctie
horecafaciliteiten. en staat gebundelde deconcentratie als ruimtelijk
In de stadsregio Breda zijn nog twee andere steden te model voor. Als ontwikkelingszones worden hiervoor
onderscheiden: Oosterhout en Etten-Leur. Ooster- aangewezen : Roosendaal, Bergen op Zoom en Bre-
hout is in de periode na de oorlog sterk gegroeid van da. Breda dient tevens te fungeren als hoofdcentrum
een groot 'dorp' met 18.000 inwoners tot een middel- voor geheel WestBrabant en omvat het gebied Etten-
grote stad met ruim 48.000 inwoners. Deze ontwikke- Leur - Breda - Oosterhout met de Dongemond en
ling ging gepaard met een sterke ontwikkeling in be- staat in functionele relatie met het Moerdijkgebied.
drijvigheid. In Oosterhout is voldoende ruimte voor De overloop en de suburbanisatie zijn sindsdien sterk

30
Het stadsgewest Breda

doorgegaan. Zo hebben in eerste instantie de stads- west sterk gegroeid (35% over de 20 jaar); na 1980 tot
randgebieden een sterke groei doorgemaakt, terwijl heden is er sprake van een halvering in de groei. De
Breda zijn bevolking zag teruglopen. Ook de spreiding vooruitberekeningen duiden erop dat de groei van de
van de werkgelegenheid is niet verlopen volgens de afgelopen jaren ook tot 2000 zal doorzetten. De groei
gebundelde deconcentratie. van de bevolking is over het gehele stadsgewest
De Derde nota ruimtelijke ordening bepleit daarom duidelijk niet overal gelijk geweest.
een sterker accent op bundeling . Breda wordt aange-
wezen als groeistad. Hiervoor dienen dan wel wer- Tabel 1: Inwoners in de verschillende regio 's per 1 ja-
vende woonmilieu's ontwikkeld te worden binnen de nuari '60, '70, '80, '90 en 2000
directe invloedssfeer van de stad.
In de Vierde nota over de ruimtelijke ordening wordt Regio 1960 1970 1980 1990 2000
de positie van Breda in het stadsgewestJWest-Brabant Breda 108.133 121 .209 117.259 123.025 131.400
nog verder versterkt door de aanwijzing tot stedelijk stadsregio 60.710 82.486 111 .321 122.337 129.200
knooppunt. Stedelijke knooppunten zijn gedefinieerd stadsgew.N 46.018 49.854 62.899 66.589 71 .700
als een beperkt aantal steden - dertien in totaal - die in stadsgew.Z 17.746 19.960 21.994 22.999 23.900
het geheel van Nederland een lands(deel)verzor- Totaal 232.607 273.509 313.473 334.950 356.200
gende rol dienen te vervullen. . Stadsregio: exel. Breda. Stadsgewest Noord: exel. het Land
Voor Breda wordt (in de 4e Nota, deel d) het volgende van Altena.
opgemerkt. "Breda beschikt over een goede weg- en
railinfrastructuur. De economische uitgangspositie is In tegenstelling tot het Rijksbeleid is de procentuele
redelijk tot goed wat de economische gezondheid en groei in bevolking vooral in het stadsregiogebied excl.
toegevoegde waarde betreft. Wel is de bedrijvenstruc- Breda erg groot geweest van 1960 tot 1990: verdub-
tuur tamelijk eenzijdig : industrie overheerst, de dien- beld (102%), tegenover 14% in de gemeente Breda.
stensector is in verhouding weinig vertegenwoordigd. Ook het stadsgewestgebied Zuid (30%), maar zeker
De commerciele voorzieningen zijn redelijk, de niet- Noord zijn vanaf 1960 gegroeid (45%). Alleen de ge-
commerciele matig vertegenwoordigd . De stad be- meente Breda is dus achter gebleven in groei.
schikt niet over een universiteit, maar wel over een Gezien de laatste bijstellingen in beleid wordt voor de
sterk hoger beroepsonderwijs". In het vervolg van dit toekomst, (op basis van de Primos-prognoses: de be-
artikel zal deze uitspraak nader worden genuanceerd. volkingsprognoses voor alle gemeenten in Nederland,
In de 4e Nota worden voor het Nederlandse ruimtelijk die worden gebruikt door het ministerie van VROM ter
beleid de volgende algemene lijnen - die dus ook voor voorbereiding van het huisvestingsbeleid en van de
het stadsgewest van toepassing zijn - uitgezet. woningbouwprogrammering) verwacht dat de bevol-
Nieuwe locaties voor wonen , werken en voorzienin- kingsgroei over het stadsgewest gebied vrij egaal ver-
gen dienen geconcentreerd te worden in de centrale deeld (overal circa: 7%) zal zijn. Een sterkere toename
stedelijke gebieden van de stadsgewesten met het van het stedelijk gebied is echter niet voorzien, al zou
oog op beperking van de automobiliteit, het draagvlak dit op basis van de doelstelling van beperking mobili-
van het openbaar vervoer en de specifieke kwaliteiten teit wel verwacht mogen worden.
van het landelijke gebied tussen de stadsgewesten. In het concept-ontwerpstreekplan voor Noord-Brabant
De mogelijkheden tot herstrukturering en verdichting wordt in algemene zin aangegeven dat de groei (wo-
binnen de centrale kernen van de stadsgewesten die- nen, werken enz.) in de stadsregio moet plaatsvinden
nen maximaal benut te worden. en dat suburbanisatie van het landelijk gebied moet
Voor de landelijke gebieden wordt aangegeven dat, in worden tegengegaan. Er heeft echter nog geen ge-
WestBrabant, er mogelijkheden worden gezien voor talsmatige vertaling plaatsgevonden.
vollegrondstuinbouw. Met een gescheiden ontwikke- De bevolkingsontwikkeling wordt veroorzaakt door ge-
ling van de land- en tuinbouw met die van andere boorten/stertten en vestigingen/vertrekken. Na 1970
functies . Voor het gebied rond Chaam is gekozen is het aantal geboorten in het stadsgewest Breda sterk
voor een groene koers, dus de ecologische kwalitei- afgenomen en is hierbij vergelijkbaar met het Neder-
ten zijn richtinggevend voor de ruimtelijke ontwikke- landse gemiddelde. Wel is er een duidelijk verschil tus-
ling. Het realiseren daarvan zal, volgens de nota, ge- sen Breda en de andere gemeenten in het stadsge-
zien de relatief bescheiden omvang van de bestaande west. Door de bevolkingssamenstelling is de natuurlij-
natuurgebieden grote inspanning vergen . ke aanwas (geboortenstertten) in de andere gemeen-
Na deze algemene beschrijving wordt in het vervolg ten constant hoog gebleven.
van dit artikel een specifiekere beschrijving van het In samenhang met de relatief sterke groei, in de ach-
stadsgewest op een aantal punten gegeven. terliggende jaren, van de gemeenten rondom de stad
kunnen kenmerkende verschillen worden geconsta-
teerd tussen de bevolkingssamenstelling van Breda
3. BEVOLKING EN WONEN en de overige gemeenten. In Breda wonen relatief
veel mensen met lagere inkomens, veel gebroken ge-
3.1 Bevolking zinnen en alleenstaanden (jongeren o.a. studenten).
Vanaf 1960 tot 1980 is de bevolking in het stadsge- NB. Opgemerkt moet worden dat de behoefte aan woningen

31
Het stadsgewest Breda

voor de zittende bevolking de laatste jaren in Breda sterk Voor de periode tot 2000 is het echter opvallend dat
aan het afnemen is door de bevolkingsopbouw aldaar, dit in de "Rijksprognose" uitkomt op een relatief vrij geringe
tegenstelling met de overige gemeenten in het stadsgewest. groei van het aantal woningen voor het centrale ge-
De gemiddelde woningbezetting zal daarom in de eerstko- bied van het stadsgewest vergeleken met de rest van
mende jaren in het stadsgewest nog sterker kunnen dalen
het stadsgewest. Samen met de Provincie zijn de ge-
dan in Breda. Breda zal met andere woorden met minder
meenten in de stadsregio Breda aan het onderzoeken
woningen toch sterker groeien en wel door migranten.
welke verstedelijkingsmodellen het beste aansluiten
Het aantal vestigingen is vanaf 1960 toegenomen van
bij het beleid om uitbreidingen nabij de stad te situê-
ca 11.000 per jaar tot 17.000 (1973) en heeft zich hier-
ren in verband met het draagvlak van de stad en het
op gestabiliseerd tot 1989. Omdat het aantal vertrek-
mobiliteitsbeleid. Daartoe wordt een uitwerkingsplan
ken minder sterk toenam, is er sprake van een toene-
van het streekplan opgesteld .
mend vestigingsoverschot. Het vestigingsoverschot,
De verschillende tendensen in het aantal gebouwde
vooral ten opzichte van de randstad, komt met name
woningen en de bevolkingsontwikkeling komen sa-
voort uit een tevredenheid met het woonmilieu. Uit on-
men in de gemiddelde woningbezetting . Duidelijk is
derzoek van een aantal ja-ren geleden bleek dat on-
dat deze zich in de diverse gebieden verschillend ont-
geveer 59% van de vestigers een ander motief had
wikkelt. Wel is er overal sprake van een daling.
dan een werkmotief. Vooral de laatste jaren is er
sprake van een toename van het aantal vestigers in
Tabel 4: Inwoners per woning in de verschillende re-
Breda. Deze zijn voor een groot gedeelte afkomstig
gio's per 1 januari '80, '90 en 2000
(56%) van buiten het stadsgewest en buiten Noord-
Brabant (zie Tabel 2) . Dit is in tegenstelling tot de over-
R~io 1980 1990 2000
ige gemeenten in de stadsregio. Hier is slechts 40% 2,88 2,39 2,28
Breda
afkomstig uit overig Nederland en het buitenland. De Stadsregio 3,29 2,77 2,54
relatie tussen de overige gemeenten in de stadsregio Stadsgewest-Noord 3,24 2,79 2,56
en Noord-Brabant is in absolute zin echter sterker. Sta~ewest- Zuid 3,31 2,84 2,66
Totaal 3,11 2,63 2,45
Tabel2: Vestigers in en vertrekkers uit Gemeente Bre-
da en Stadsregio cq van en naar verschillende gebie- Stadsregio: exel. Breda. Stadsgewest Noord: axel. het land
den in 1989 van Altena.

Breda Stadsregio Breda Wat betreft de samenstelling van de woningvoorraad


abs. % abs. % zijn er beduidende verschillen tussen de gebieden in
het stadsgewest.
Overig Nrd. Brabant in 3.115 44 3.105 60 Vooral in de regio Zuid en in de randgemeenten rond
u~ 2.912 52 3.467 66 Breda is er sprake van een groot percentage wonin-
Overig Ned./ in 3.944 56 2.035 40
gen particulier eigendom. In de regio Noord is dit in
Buiteolaod u~ 2693 .tB 1164 ~
mindere mate. In Breda zelf zijn er ongeveer evenveel
Totaal in 7.059 100 5.140 100
woningen in de sociale sector als in particulier eigen-
u~ 5.605 100 5.231 100
dom. Deze verschillen zijn niet altijd in overeenstem-
ming met de wensen van de bevolking. Een meer
3.2 Wonen evenwichtige verdeling zou hierbij meer aansluiten.
In de toename van de woningbouw is bij de verdeling
Tabel 5: Soort woningen in de verschillende regio's
over de regio's niet hetzelfde patroon te herkennen
per 1 januari 1986
als in de groei van het aantal inwoners. Het aantal wo-
ningen is van 1980 tot 1990 in het stadsregio gebied
Regio soc. sector part. eig. part. huur totaal
exclusief Breda het sterkst toegenomen. In de overige
gebieden, Breda en de overige gemeenten van het Breda 18.000 17.574 11 .255 46.829
stadsgewest, is dit aantal minder gestegen. Stadsregio 11 .819 24.864 3.673 40.356
Stadsgew- N. 7.664 12.123 2.301 22.088
Tabel 3: Woningen in de verschillende regio's per Stad§gew-Z. 955 2.180 343 Z.~78
1 januari '80, '90 en 2000 Totaal 38.438 60.741 17.572 116.751

Regio 1980 1990 0/0 2000 % Stadsregio: exel. Breda; Stadsgewest Noord: exel. het land
groei groei van Altena.
Breda 40.709 51.484 26 57.584 12
Stadsregio 33.834 44.137 30 50.816 15 Op basis van de prognoses van de Provincie Noord-
stadsgew-N. 19.443 23.884 23 28.000 17 Brabant is tot 2015 nog ruimte nodig voor circa 30.000
stadsgew-Z. 6.648 8.095 22 9.000 11 woningen binnen het stadsgewest. Alleen de ge-
Totaal 100.634 127.600 27 145.400 14
meente Breda heeft tekort aan grond om de eigen wo-
ningbehoefte te dekken. Tot het jaar 2005 is er al een
Stadsregio exel. Breda; Stadsgew-N. axel. land van Altana
tekort aan ruimte voor 5000 woningen.
32
Het stadsgewest Breda

4. WERKGELEGENHEID het land en de verwachting is dat het verder zal toene-


men. West-Brabant, in zijn geheel, is een aantrekkelijk
4.1 Algemeen gebied voor met name industriele bedrijvigheid en
Het beleid waarbij aan de agglomeratievoordelen - dat groothandel. De economie van de regio heeft zich
wil zeggen de voordelen uit concentratie van econo- gespecialiseerd op voedings- en genotmiddelenin-
mische activiteiten - veel belang wordt gehecht, stamt dustrie, de chemie en de 'overige dienstverlening'.
reeds uit de vijftiger jaren. In de zestiger jaren is het Het stadsgewest Breda is meer gericht op onderdelen
economisch beleid in Nederland meer gekoppeld aan van de dienstensector, als de groot- en detailhandel
het ruimtelijk beleid dan in de periode ervoor. Aan het en de horeca. Deze bevinding geldt in versterkte mate
eind van de jaren '70 wordt ook het milieu genoemd voor Breda, daar is 70% van de werkgelegenheid ge-
als een van de zaken die in de toekomst tot hun recht concentreerd in de dienstensector. In het westelijk ge-
dienen te komen. Naast het aspect selectiviteit (waar- deelte van West-Brabant (het streekgewest Westelijk
onder de zorg voor het milieu) wordt in de Economi- Noord-Brabant: Roosendaal en Bergen op Zoom en
sche structuurnota, juni 1976 het hoofdthema conti- omstreken) op industriele en transport- en communi-
nuïteit (werkgelegenheidsdoelstelling) aan de orde catieactiviteiten.
gesteld. Hiermee biedt het regionale produktiemilieu in West-
Daarbij wordt op grond van de feitelijke ontwikkelingen Brabant een totaal-pakket. De gebieden (stadsgewest
het vermoeden uitgesproken dat extra werkgelegen- en streekgewest) zijn economisch niet los van elkaar
heid het gemakkelijkst van de grond komt als gevolg te zien: juist in de functionele ruimtelijke specialisatie
van uitstraling uit het westen. Hierbij wordt in de Ver- ligt de kracht.
stedelijkingsnota van februari 1976 het accent meer
dan voorheen gelegd op bundeling. Met name de Tabel 6: Werkgelegenheid per bedrijfstak in Streek-
wens naar een gesloten woon-werkbalans per stads- gewest West-Brabant, Stadsgewest Breda en Breda in
gewest komt nu als beleidsintentie naar boven. 1990
Het laatste decennium is in de economische ontwik-
keling, door schaalvergroting en specialisatie, de inter- streekgewest stadsgewest Breda
nationalisering steeds belangrijker geworden. Dit zal landbouw 4.308 6 8.404 6 991 2
versterkt worden door het verdwijnen van de grenzen industrie, op.nutsbedr. 23.604 32 31.946 24 10.999 21
in West-Europa in 1992. Deze wegvallende grenzen bouwnijverheid 6.183 8 10.091 8 3.505 7
handel, horeca
zullen de uitgroei van een beperkt aantal economi-
reparatie bedrijven 12.299 17 26.515 20 12.266 21
sche zwaartepunten (waaronder de haven Rotterdam,
transport, communicatie 5.130 7 7.085 5 3.175 6
Schiphol en Brussel-Antwerpen) stimuleren. Verbind- zak.dienstverl., banken 6.640 9 15.060 11 9.957 10
ingen tussen deze mainports, zullen daarmee steeds overige dienstverlening 15 085 21 32444 25 20 789 33
belangrijker worden. Naast deze internationale vesti- Totaal 73.249100131.545100 61.682100
gingsmilieu's zijn ook een aantal stedelijke knooppun-
ten, waaronder Breda, die een nationale/regionale De internationale orientatie van het West-Brabants
centrumfunctie vervullen zodanig dat er een goede bedrijfsleven komt tot uitdrukking in het aantal buiten-
mogelijkheid ontstaat om in (inter)nationaal verband landse vestigingen en de meer dan gemiddelde ex-
een goede uitgangspositie te verkrijgen voor econo- portgerichtheid van het bedrijfsleven. Belangrijke
mische ontwikkeling. pluspunten die het internationale bedrijfsleven, voor
het gebied aangeeft zijn de ligging ten opzichte van
4.2 Het ontwikkellngsperspectlef voor het de havens Antwerpen en Rotterdam, de ligging op de
stadsgewest zuidas en het woonmilieu.
Het hoofdbeeld van de regionaal-economische ont-
wikkeling in Nederland wordt bepaald door de uitstra- 4.3 Feitelijke toestand werkgelegenheid.
ling van de Randstad (de sterke opkomst van de inter- In het stadsgewest zijn in 1990 in totaal ca 130.000 ar-
mediaire zone) en door het toenemend belang van de beidsplaatsen, waarvan bijna 75% aanwezig is in de
mainports met twee hoofdtransportassen naar het ach- stadsregio Breda. En hiervan is vervolgens ongeveer
terland. Onder andere het stadsgewest Breda profi- tweederde in Breda gesitueerd.
teert hiervan.
Gelegen op de centrale stedenring in de intermediaire Tabel 7: Werkgelegenheid binnen het Stadsgewest
zone ligt West-Brabant (inclusief het stadsgewest Bre- Bredain 1990
da) op de as van de randstad naar het zuiden. Het is
dan ook een regio die economisch van toenemende Beg ic totaal landoollw Nijve[heid Diensten
betekenis is. De economie van deze regio behoort, na Breda 61.682 991 14.504 46.187
het economisch dieptepunt in Nederland in 1982, tot Stadsregio 36.578 2.928 13.862 19.788
een van de snelst groeiende binnen Nederland. Stadsgew-N. 26.787 2.115 12.100 12.572
De produktiviteit in de regio is groot. Het regionaal in- Stadgjew-Z. 6.498 2.370 1.571 2.557
komen per hoofd van de bevolking wordt alleen over- Totaal 131.545 8.404 42.037 81.104
troffen door de drie grote steden in het Westen van
Stadsregio: exel. Breda.

33
Het stadsgewest Breda

In het stadsgewest is ruim 6% van de arbeidsplaatsen tie houdt dit onder andere een zeer goede bereikbaar-
afkomstig uit de landbouw, 32 % uit de nijverheid en heid in, vooral met openbaar vervoer en fiets. Deze
62% uit de diensten. Vergeleken met Nederland is de zeer goede bereikbaarheid is ook nodig vanwege de
landbouw gelijk vertegenwoordigd, de nijverheid over- afkalving van de voorzieningen op buurt en wijkniveau
en de diensten ondervertegenwoordigd. In Etten- in en buiten de stad.
Leur en de Noordelijke gemeenten van het stadsge- De centra Etten-Leur en Oosterhout hebben beide,
west bestaat zelfs de helft van de werkgelegenheid uit naast Breda, een regionale functie.
arbeidsplaatsen in de nijverheid. De afgelopen jaren is
het aantal arbeidsplaatsen in de nijverheid in het stads- Als we de 5 soorten (in §5.1 genoemde) voorzienin-
gewest wel afgenomen. In Breda is de dienstensector gen clusteren dan blijkt er in zijn totaliteit sprake te zijn
sterker vertegenwoordigd dan in Nederland. In de van een duidelijk hierarchisch patroon. Zoals al aange-
zuidelijke gemeenten is de landbouw met ca 35% zeer geven bezit Breda het hoogste niveau, dat zich ken-
sterk aanwezig. merkt door alle functies op een C-niveau. Oosterhout
De economisch sterke positie van het Stadsgewest heeft in diverse voorzieningensectoren een aanbod
Breda komt ook tot uitdrukking in het aantal geregi- van goederen en diensten dat ver boven de dagelijk-
streerde werklozen (jaargemiddelde 1990): 3% op se primaire benodigdheden uitgaat. Het voorziet ook
een beroepsbevolking van 179.000 tegenover 5% in nagenoeg volledig in secundaire behoeften, dat wil
geheel Nederland op een beroepsbevolking van zeggen dat het verzorgingsapparaat ook meer speci-
6.992.000 . fieke elementen bevat die minder vaak worden ge-
Volgens de prognose van de Provincie Noord-Brabant bruikt. De mate van specialisatie is echter geringer en
is tot 2015 nog 600 ha benodigd voor bedrijventerrein de geboden keuzemogelijkheden zijn in Oosterhout
en 500 ha voor glastuinbouw. Evenals als bij de wo- duidelijk van lagere orde dan in Breda. Etten-Leur
ningbouw is het alleen voor de gemeente Breda on- biedt winkelvoorzieningen die ook de meer specifieke
mogelijk om voldoende terreinen te vinden voor de goederen bevatten. Het onderwijs is eveneens goed
behoefte van het bedrijfsleven. Tot 2005 is dit tekort voorzien, maar de sociale-medische sector, sport en
reeds ca 60 ha. cultuur zijn op B-niveau onvolledig voorzien.

Weer een trap lager op de hierarchische ladder volgt


5. VOORZIENINGEN een groep kernen met een sterk accent op het B2/B3
niveau. Deze groep bestaat uit de volgende kernen:
5.1 Algemeen Raamsdonksveer, Zundert, BaarleNassau, Geertrui-
Voorzieningen worden onderscheiden in winkels, on- denberg, Made en Zevenbergen. Het verzorgingsni-
derwijs, sport en medisch-sociale en culturele voor- veau in deze kernen stijgt in de meeste sectoren
zieningen. De verzorgingsstructuur kan naar twee duidelijk uit boven het niveau van de dagelijkse voor-
componenten worden onderscheiden: het verzor- zieningen, zij het slechts met weinig keuzemogelijk-
gingsniveau en de verzorgingsfunctie. heden.
Het verzorgingsniveau wordt bepaald door aard, om-
vang en samenstelling van het pakket verzorgingsele- In de volgende groep kernen, bestaande uit Klundert,
menten. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar A,B Prinsenbeek, Ulvenhout, Raamsdonk, Teteringen,
en C niveau, waarbij C het hoogste niveau aanduidt. Terheijden en Rijsbergen overweegt het A1 niveau
Hierbij is onderscheiden klasse 1, 2 en 3. Bij klasse 1 (dagelijkse benodigdheden). Klundert vertoont duide-
zijn alle tot het standaardpakket behorende goederen lijk aanzetten tot een hoger niveau.
aanwezig en bij 3 slechts zeer weinig.
Onder de verzorgingsfunctie wordt verstaan de reik- Vervolgens kan een groep kernen onderscheiden
wijdte, het rayon van het voorzieningenapparaat, waar- worden waar de voorziening in de primaire dagelijkse
bij het gaat om het aantal inwoners, dat zich op de be- goederen en diensten minder volledig is, namelijk
trokken voorzieningenelementen orienteert. Bavel, Dussen, Lage Zwaluwe, Chaam, Hank, Zeven-
bergschen Hoek, Galder, Hooge Zwaluwe, Wagen-
Het rijks- en provinciale beleid staan voor een hiêrar- berg en Moerdijk.
chische opbouw van het voorzieningenapparaat. Niet-
dagelijkse voorzieningen worden aangeboden in en- Tenslotte is er een aantal kernen met een zeer be-
kele centra. Hierdoor zijn de bewoners van kleine ker- perkt minimaal verzorgingsapparaat. Hiertoe worden
nen aangewezen op goede verbindingen met de cen- gerekend: Achtmaal, Ulicoten, Langeweg, Wernhout
tra van stadsgewesten. en Drimmelen.

5.2 Feitelijke situatie in het stadsgewest Als indicator voor de oriêntatie, op het gebied van
In het stadsgewest betekent het bovenstaande dat voorzieningen kan de kooporientatie voor duurzame
Breda als knooppunt een maximale uitbouw behoort goederen gebruikt worden. Deze ziet er voor het
te krijgen, zeker voor voorzieningen met gewestelijke stadsgewest als volgt uit:
verzorgingsfuncties . Als consequentie van deze func-

34
Het stadsgewest Breda

Tabel 8: Kooporiëntatie (1988) binnen het stadsge- veel werknemers of voorzieningen gevestigd worden
west voor duurzame goederen op lokaties die goed met het openbaar vervoer en de
fiets bereikbaar zijn.
Regio 1. 2. 3. 4. 5. 6. OJ. De Provincie stelt nu voor om voor elk bedrijf dat zich
Breda 90 1 1 1 7 op een nieuwe locatie wil vestigen een mobiliteitstoets
Randgemeenten 62 22 2 4 2 8 op te stellen in de vorm van een accountantsverklar-
Etten- Leur 27 59 14 ing. Aan de hand van zo'n mobiliteitsprofiel van een
Oosterhout 20 68 1 11 bedrijf, waaraan door dat bedrijf invulling is gegeven,
Stadsgew-N. 24 1 19 42 14
kan dan besloten worden of een vestiging toelaatbaar
Stadsgew-Z 27 3 2 47 20
is. Op regionaal niveau zou een dergelijke toetsing
Randgemeenten : Nieuw-Ginneken, Teteringen, Prinsen - plaats moeten vinden mede aan de hand van het ge-
beek, Rijsbergen en Terheijden. voerde (te voeren) economisch structuurbeleid.

De belangrijke positie van Breda voor het stadsgewest 6.2 Feitelijke toestand verkeer en vervoer
komt ook zeer sterk tot uiting in het middelbaar en Het stadsgewest wordt doorsneden door een aantal
hoger beroepsonderwijs. Van de jongeren in het hoofdtransportassen (HTA) voor het wegverkeer. De
stadsgewest, die naar het MBO gaan, gaat circa 85 à RW16 voor de verbinding van Rotterdam richting Bel-
90% naar het MBO in Breda; van de HBO'ers ligt dit gië/Frankrijk; de RW27 voor de verbinding van Amster-
percentage op circa 63%. dam/Utrecht met het zuiden; de RW58 is van belang
voor de verbinding naarOost-Brabantlhet Ruhrgebied
aan de enen kant en naar Zeeland aan de andere kant.
6. VERKEER EN VERVOER De grootste verkeersintensiteit wordt gemeten op de
RW16 ter hoogte van de afslag richting de RW58::
6.1 Algemeen 67.000 voertuigen (gemiddeld gedurende een etmaal
Zoals al eerder aangegeven ligt het stadsgewest op in 1988).
de assen vanuit de Randstad richting Belgie/Frankrijk Bij het knooppunt Zonzeel worden circa 56.000 mo-
en Duitsland (het Ruhrgebied). Dit heeft grote conse- torvoertuigen gemeten. Het verkeer richting het Noor-
quenties voor de verkeers- en vervoersvoorzieningen den heeft zijn herkomst voor het grootste gedeelte in
die het gebied doorsnijden. de provincies Noord-Brabant en Limburg. Breda heeft
In de vijftiger jaren groeide de overtuiging dat men hier wel het grootste aandeel met ongeveer een
doorgaand verkeer niet door, maar langs de be- derde. Ruim 15% van het verkeer komt uit het buiten-
bouwde gebieden moest leiden. Men ontwierp daar- land, voornamelijk uit Belgie. De bestemmingen zijn
om een min of meer rechthoekig systeem van auto- geconcentreerd rond Rotterdam en Den Haag. Van
snelwegen , langs de bebouwde gebieden. het totale verkeer is hier ongeveer driekwart person-
De planning van de zestiger jaren werd gekenmerkt en- en een kwart goederenverkeer.
door grote voortvarendheid. Zo werden in het streek- Op de RW16 richting Belgie heeft Breda met een
plan West-Brabant vier oost-west verbindingen opge- kleine meerderheid het grootste aandeel in de her-
nomen als onderzochte snelwegen. De bezinning is komsten . Voor het overige komt het uit geheel Neder-
dan echter al begonnen ; van de twee nieuwe rivier- land, met uitzondering van Zeeuws-Vlaanderen. De
kruisingen van het Hollands Diep in de Tweede nota concentratie ligt wel in de Randstad en Noord-Brabant.
ruimtelijke ordening wordt er dan ook maar slechts een Het bestemmingsgebied ligt voor 60% in Belgie, voor
opgenomen in het streekplan . Voor de andere ver- 25% nog in Nederland en 15% in het overige buiten-
keerssoorten worden geen plannen gemaakt behalve land.
voor de waterwegen : de doortrekking van het Wilhel- Van het verkeer dat de Belgische grens passeert is cir-
minakanaal naar de Amer, westelijk van Geertruiden- ca een derde goederenverkeer.
berg.
Met de Derde nota wordt het accent meer gelegd op De RW27 ter hoogte van Oosterhout heeft een inten-
het zoveel mogelijk beperken van de mobiliteit. Bij siteit van circa 45.000 voertuigen; Het herkomsten en
overloop van uit de Randstad moet dan immers ook de bestemmingspatroon op de rijksweg ter hoogte van
werkgelegenheid toenemen in de gebieden waar de Oosterhout is zeer gespreid. De helft van de passant-
bevolking naartoe gaat. Daarnaast is bevordering van en is uit Breda afkomstig en een kwart heeft als be-
het openbaar vervoer van belang. stemming Oosterhout. Daarnaast verdelen de bestem-
In de praktijk blijkt een verbetering van het voorzienin- mingen zich over het grootste gedeelte van het land,
genniveau voor het openbaar vervoer en de fiets ech- met een concentratie in midden-Nederland en rond
ter zeer moeilijk te verwezelijken. De 4e Nota is dan Amsterdam. Een aanzienlijk deel (16%) heeft een her-
ook noodzakelijk om ieder geval financiële middelen te komst in het buitenland, voornamelijk in Belgie.
koppelen aan een rijksbeleid van verbetering van de Van het totale verkeer op deze weg is iets meer dan
bereikbaarheid met het niet-autoverkeer. Dit zal onder een vijfde vrachtverkeer.
andere gestimuleerd worden via het ABC-beleid , dat
er toe moet leiden dat bedrijven cq voorzieningen met Ter hoogte van Bavel is de intensiteit op de RW58 cir-

35
Het stadsgewest Breda

noord- en oost-
Nederland

stadsregio
Breda

Duitsland

zuid-oost
Nederland

België

Herkomst en bestemming autoverkeer van/naar de stadsregio en de Gemeente Breda (bron: Kruispunt van we-
gen, beleidsnotitie verkeer en vervoer; Provo N-B, 1990), 1mm=1500 auto's,schaaI1:200.000.

36
Het stadsgewest Breda

Noord- en oost-
Nederland

stadsregio
Breda

Duitsland

België

Herkomst en bestemming vrachtverkeer van/naar de stadsregio en de Gemeente Breda (bron: Kruispunt van we-
gen, beleidsnotitie verkeer en vervoer; Provo N-B, 1990), 1mm=1500 vrachtauto's,schaaI1 :200.000.

37
Het stadsgewest Breda

stadsregio
Breda

Herkomst en bestemming treinverkeer van/naar de stadsregio en de Gemeente Breda (bron: Kruispunt van we-
gen, beleidsnot. verk. en verv., Provo N-B, 1990), 1mm=1500 reizigers,schaal1 :200.000.
38
Het stadsgewest Breda

ca 47.000. Van het verkeer dat komt van de RW27 is steeds groter wordt en dat ook het aantal verplaatsin-
ruim 50% afkomstig uit Breda. De bestemmingen zijn gen over langere afstand aan het groeien is. Sommige
voor de helft gelegen in Tilburg, Eindhoven en enkele stromen zijn verdubbeld, dan wel verdrievoudigd,
omliggende gemeenten. De herkomsten van de ritten daarnaast is de pendel de afgelopen vijf jaar in abso-
op de RW58, die komen langs Ulvenhout, is verspreid. lute ci~ers even sterk gegroeid als de tien jaren daar-
Rotterdam e.o. is het belangrijkste herkomstgebied ca voor.
20%. Breda heeft hier een gering aandeel met 7%. De Een andere specifieke beschrijving van het gebied is
overige herkomsten zijn sterk verspreid over West- mogelijk op basis van gegevens over het verplaat-
Brabant, Zeeland en de overige steden in de Rand- singsgedrag ( het OVG van het CBS, jaar 1982 Urn
stad. De bestemmingen zijn gelijk verdeeld met het 1984). Hiervan zijn echter alleen gegevens bekend
verkeer dat komt van de RW27. over stadsinterne en uitgaande verplaatsingen van
De hoofdtransportas voor het railverkeer van het west- Breda.
elijk deel van de Randstad naar Duitsland loopt via het
Stadsgewest (Breda), dit geldt zowel voor personen Tabel 10: Modal-split interne en uitgaande verplaat-
als goederenvervoer. De HTA naar het zuiden loopt singen van Breda
door het stadsgewest, maar heeft hier geen halte-
plaats. auto o.v. fiets voet tot.
De spoorwegen onderhouden de verbindingen Roo- Interne verplaatsingen:
sendaal-BredaTilbu rg, Roosendaal-H. L.Zwaluwe- Dor- - Breda 45 3 29 24 81
- middelgrote steden in Ned. 35 3 38 25 77
drecht en Tilburg-Breda-Dordrecht. Hierbij wordt node
Uitgaande verplaatsingen:
een verbinding gemist tussen het stadsgewest en de
- Breda 84 8 2 6 16
oostkant van de Randstad : de verbinding Breda- - middelgrote steden in Ned. 75 8 6 11 19
Utrecht enz .. Binnen het stadsgewest zijn vier treinsta-
tions. Breda komt hier naar voren met een uitgesproken au-
Het busvervoer (BBA), dat radiaal gericht is op Breda, toaandeel, terwijl het fietsaandeel achterblijft bij het
doet alle kernen van enige omvang aan. (zie voor een gemiddelde; in Breda is ook het loopaandeel laag en
indruk van de aantallen reizigers kaartjes). Hoogwaar- lijkt daardoor uitdrukkelijk op een autostad.
dige openbaar vervoerverbindingen binnen het stads-
gewest ontbreken echter.
De fietspaden zijn buiten de kernen vooral van recrea-
tieve betekenis. 7. OVERIGE NETWERKEN
Hierboven is een globale beschrijving gegeven van
het verkeer en vervoer. Gedetailleerd bestaat er geen Naast de netwerken die er bestaan op basis van
geheel overzicht van het verkeer en vervoer in en naar menselijke activiteiten, die we hierboven beschreven
bestemmingen buiten het stadsgewest. Specifiekere hebben bestaan er ook nog een groot aantal andere
gegevens zijn er , op dit moment, alleen voor de gege- netwerken, zoals gas, electra, warmte, water, afval
vens van en naar de Gemeente Breda. Allereerst enz.
wordt aandacht besteed aan de pendel. De meeste hiervan worden in het informatiepakket bij
deze prijsvraag via kaartmateriaal weergegeven. Hier-
Tabel 9: Pendel vanuit regio's naar gemeente Breda onder wordt dan ook alleen ingegaan op deze net-
per 75, '85, '90
werken, voorzover dit een toelichting kan zijn op de
kaarten.
Regio 1975 % 1985 % 1990 0/0

Stadsregio 8.264 58 9.467 50 10.797 45


7.1 Gas (zie kaart)
stadsgew-N. 752 5 1.358 7 2.217 9 De organisatiestructuur van de produktie van aardgas
stadsgew-Z. 873 6 1.393 7 1.416 6 is als volgt geregeld. De NAM, als concessionaris, wint
Zuid-West Ned . 1.089 8 1.681 9 2.442 10 het aardgas en is verplicht dit te leveren aan de NV Ne-
Zuid-Oost Ned. 2.260 16 3.134 17 3.951 16 derlandse Gasunie. De gasditributiebedrijven nemen
West 650 5 1.316 7 2.233 9 het af en leveren door aan de gebruikers.
Buitenland 300 2 512 3 944 4
Totaal 14.188100 18.861 100 24.000 100 Het stadsgewest Breda wordt door twee bedrijven be-
diend: de Gasunie en de PNEM . De PNEM neemt het
1975 en 1985: CBS, Arbeidskrachtenenquete, bewerking
veruit het grootste gedeelte voor zijn rekening: 68%
S&O, Gem.Breda; 1990: bedrijvenenquete, Gem. Breda
(319.000 mln kubieke meter), maar omvat dan ook de
gemeenten: Zevenbergen, Etten-Leur, Zundert,
Ondanks het feit dat de gegevens eigenlijk niet ge-
Chaam, Baarle-Nassau en de gemeenten Rijsbergen,
heel vergelijkbaar zijn - 1975 en 1985 zijn gebaseerd
Breda, Teteringen, Nieuw-Ginneken. Verdeeld over
op persoonsenquetes en 1990 op een bedrijfsen-
groot en klein verbruik is de verdeling eenderde en
quete - is uit de gegevens toch wel af te leiden dat de
tweederde.
gemiddelde afstand voor een woon-werkverplaatsing

39
Het stadsgewest Breda

7.2 Electra (zie kaart) landelijk gemiddelde.


Op het terrein van de elektriciteitsvoorziening is in Ne- Van de goederenafzet is 57% bestemd voor de ex-
derland een scheiding gemaakt tussen produktie en port. De afzet in Nederland loopt via de groot- en klein-
distributie. Op het terrein van de grootschalige pro- handel met respectievelijk 30 en 9%; de industrie
duktie bestaat voor geheel zuid Nederland (de provin- neemt nog 4% voor zijn rekening. Dat de internatio-
cies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg) een bedrijf: nale betekenis van de veiling groeit, blijkt uit de ex-
N.V.Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Neder- portcijfers van de afgelopen 30 jaar. Van 1960 tot
land (EPZ). De distributie van elektriciteit vindt in het 1990 steeg het exportpercentage vrij regelmatig van
gehele stadsgewest Breda plaats via de N.V. PNEM. 17 naar 57%. De totale omzet werd behaald met de
De verbruikci~ers voor het gehele stadsgewest komen volgende verdeling over de produktgroepen:
in 1991 voor grootverbruikers uit op 850.000 MWH en • Glasprodukten (zoals tomaten, komkommers en pa-
voor kleinverbruikers op 700.000 MHW. De openbare prika): 44%
verlichting kost vervolgens nog eens 15.000 MHW. * Vollegrondsprodukten( zoals witlof, prei en sla): 28%
* Fruit (aardbeien en hard fruit): 18%
7.3 Warmtevoorziening (zie kaart) * Champignons 10%.
In het kader van energiebesparing is tijdens de eerste De regionale verdeling van de toevoer van de goede-
energiekrisis de stadsverwarming gepropageerd. Hier- ren is zo verdeeld dat circa 50% van de omzet komt uit
bij wordt de restwarmte gebruikt die vrijkomt bij de de stads regio Breda, 25% uit de rest van het stads-
electriciteitsopwekking (in dit geval de Amercentrale) gewest en de overige van andere gebieden in West-
en die anders geloosd zou worden. In het stadsge- Brabant en andere veilingen.
west worden de volgende gebieden, waaronder een
aantal kasgebieden, hiermee verwarmd: Breda (de 8.2 De Amercentrale te Geertruidenberg
wijken Hoge Vucht, Haagse Beemden en Ypelaar), De lokatie Brabant van de Elektriciteits-produktie-
Oosterhout, Made en Drimmelen, Geertruidenberg en maatschappij Zuid-Nederland bestaat uit de Amercen-
Raamsdonk. In het totaal wordt door de Amercentrale trale en de Dongecentrale. Op het Amercentralecom-
2426 TJ (Terajoule) geproduceerd aan warmte. plex staan, naast de Dongecentrale, 5 eenheden voor
Voor grootverbruik in bovenstaande gebieden in het produktie beschikbaar. Daarnaast is er nog één in aan-
stadsgewest is 173.200 GJ noodzakelijk en voor klein- bouw. Het huidige vermogen is 1920 MW, een elctrici-
verbruik 723.000 GJ. teitsproduktie van 8,5 miljard kWh en een warmtepro-
duktie van 2426 TJ.
7.4 Water (zie kaart) Als brandstof voor deze centrales is benodigd 2,5 mil-
De watervoorziening in het stadsgewest wordt op dit joen ton steenkolen en 0,4 miljard kubieke meter aard-
moment door twee bedrijven verzorgt. De ENWA-WB gas. Ongeveer 82% van de benodigde brandstof
(N.V. Energiebedrijf WestBrabant) verzorgt veruit het komt zodoende via steenkolen. Ook de nieuwe een-
grootste gedeelte van het stadsgewest van water en heid zal een kolengestookte zijn. Voor de aanvoer van
de N.V. PNEM, die een gedeelte van Breda en geheel de kolen is er een haven met een oppervlakte van 16
Dorst en Nieuw-Ginneken van water voorziet. ha. Jaarlijks worden daar ca 950 schepen en duwbak-
ken kolen gelost.
Aan de centrale zitten duidelijk een aantal milieuaspec-
8 ENKELE BELANGRIJKE LOKATIES BINNEN ten verbonden:
HET STADSGEWEST Bij de verbranding van steenkool ontstaat vliegas.
Voor 99,7% wordt dit zeer fijne as met behulp van
Tot slot wordt nog aandacht gegeschonken aan en- electrostatische vliegasvangers afgevangen uit de
kele lokaties, die veel stromen oproepen, en wel de rookgassen, voordat deze de schoorstenen verlaten.
veiling, de Amercentrale, de afvalstort en de CSM. Dit vliegas wordt vervolgens gebruikt als grondstof in
de cementindustrie, de wegenbouw, in betonproduk-
8.1 Tuinbouwveiling te Breda. ten en in kunstgrind.
Het aantal bij het centraal bureau van de tuinbouwvei- Een centrale heeft water nodig. Als alle eenheden in
lingen aangesloten veilingen is de laatste tien jaar gebruik zijn gaat er per uur 295.000 kub water in en
sterk gedaald van circa 50 in 1979 tot 26 in 1990. Zo is uit. Dit koelwater is nodig omdat van de brandstoffen
de veiling in Breda is in 1990 een fusie aangegaan met slechts 40% nuttig gebruikt wordt voor het opwekken
de veiling in Bergen op Zoom. De verwachting is dat van elektriciteit. Dit betekent dat 60% van de energie
dit aantal nog verder zal dalen als gevolg van fusies en uit de brandstof niet gebruikt wordt. Deze warmte
overnames. Mede dankzij het nog steeds groeiende moet worden afgevoerd.
tuinbouw areaal in de glas en vollegrondstuinbouw in Het water wordt aangezogen uit de haven en door het
de provincie Noord-Brabant. koelen van de stoom in de condensator zo'n 6 a 7 gra-
In 1990 stond de veiling, met omzet van 311 mln gul- den verwarmd. Voorzover het water niet gebruikt
den, op de vijfde plaats van de Nederlandse veilingen wordt voor stadsverwarming (zie paragraaf 7.3) gaat
met 7,6% van de totale landelijke veilingomzet. Bo- het weer terug naar de rivier de Amer. Door het water
vendien ligt al jarenlang de omzetgroei boven het een groot verval te geven wordt het zuurstofrijker en

40
Het stadsgewest Breda

koelt het af zodat het ongeveer nog 3 graden warmer 9. LITERATUUR


in de Amer terugstroomt. Bovendien is er zonodig nog
een koeltoren. De rivier de Amer mag volgens de 1. Kijk op het groene Noord-Brabant, Elsevier, 1982
voorschriften niet warmer worden dan 30 graden. Een
tweede eis is dat de temperatuur van de rivier niet 2. Vierde nota over de ruimtelijke ordening, deel a en d, Mini-
sterie VROM
meer dan 3 graden mag stijgen. Hierdoor is de koelto-
ren van 1980 tot 1988 281 dagen in gebruik geweest.
3. Ruimtelijk beleid in Breda, een structuurplan voor de peri-
Gemiddeld dus 31 dagen per jaar. ode 1988 tot 1998, Gemeente Breda, 1990.

8.3 Afvalstortplaats BavellDorst 4. Breda als stedelijk knooppunt, Delft, INRO- TNO, januari
Voor het gehele stadsgewest bestaat er op dit mo- 1991
ment nog maar een afvalstortplaats. Dit is wel anders 5. Structuurplan stadsgewest Breda, nota en bijlagen, 1977.
geweest in het verleden. De kaarten tonen dit wel aan.
De schaalvergroting heeft hier net zo hard toegesla- 6. Enquete regio Breda, Provincie Noord-Brabant! Adviesbu-
gen als in het hele maatschappelijk leven. Van circa 10 reau van Roon Den Haag, 1990.
plaatsen in 1970 is dit rond 1980 gedaald tot 7 en in
7. Veiling Breda, jaarverslag 1990 en enkel aanvul/ende ge-
1986 tot maar één afvalplaats in BaveVDorst. In de toe-
gevens.
komst zal de situatie nog veranderen. In 1992 zal de
stortplaats Dorst vol zijn. In Zevenbergen zal dan de 8. Modal-splitprofielen en stedelijke structuur in middelgrote
nieuwe afvalberg voor het stadsgewest gelokaliseerd steden in Nederland. Bovyen van Lohuizen, OSPA, mei
worden, met een capaciteit van 1,5 miljoen ton. Het ligt 1988.
in de bedoeling dat vanaf 1997 een afvalverwerkings-
installatie (AVI) in gebruik zal worden genomen op het
Moerdijkgebied. De residuen, die nog van de AVI af-
gevoerd moeten worden kunnen dan waarschijnlijk
gestort worden in Zevenbergen.
In 1990 is er op de stortplaats BaveVDorst 464.316 ton
afval gestort. Op de kaart "Afvalstromen" in het infor-
matiepakket is dit uitgesplitst naar de belangrijkste ca-
tegorieen. Uit deze gegevens blijkt dat huishoudelijk
afval de grootste categorie is met ca 35% en de bouw
een goede tweede is met altijd nog 20%.
Een categorie afval, die afzonderlijk wordt ingezameld
is glas. In het hele stadsgewest werd in 1990 in het to-
taal 7.717 duizend kilo wit glas ingezameld. Dit komt
neer op ongeveer 15 kilo per persoon per jaar.

8.4 CSM te Breda


In Nederland bestaan twee suikermaatschappijen de
Suikerunie en de CSM met respectievelijk 62,5% en
37,5% van de omzet. Het hoofdkantoor en een van de
productievestigingen van CSM staat in Breda. De aan-
voer van de CSM vestiging geschiedt voor het meren-
deel met de vrachtauto: 99,5%. De suikerbieten wor-
den uit een groot gebied toegevoerd:
• Zeeland: 45%
• Noord-Brabant: 23%
• Utrecht en Gelderland: 22% en
• Limburg: 10%
De produkten die gemaakt worden bestaan voor 70%
uit stropen en 30% uit suikers. Van de totale omzet is
vervolgens 80% bestemd voor binnenlands gebruik.
Dit is ongeveer 870.000 ton.

ThAM. Reijs, mei 1991

41
Ontwerpen aan Brabant

'Ontwerpen aan Brabant' is een lezing die ir. Hans Broess, ONTWERPEN AAN BRABANT
stedebouwkundig ontwerper bij de Provincie Noord-Brabant,
hield ter gelegenheid van 55 jaar BNS, d.d. 28 juni 1990 te
's-Hertogenbosch. Ontwerpen aan Brabant kan op velerlei wijze. Stede-
bouwkundigen hebben altijd straten ontworpen, lanen,
pleinen en dorpsuitbreidingen. Stedebouwkundigen
hebben stadswijken ontworpen van een rechthoekige
en rationele verkaveling tot de meest ingewikkelde
spaghetti-patronen. Zij hebben overzicht geboden en
duisternis, goede en slechte steden gebouwd.
Niets menselijks is een fatsoenlijk stedebouwkundig
ontwerper vreemd, maar wat zoekt een fatsoenlijk
stedebouwkundig ontwerper in de planologie. Is op
dat schaalnivo ontwerpen wel mogelijk? En waarop
moet zo'n ontwerp dan gericht zijn, hoe uitvoerbaar is
een en ander?
Dat zijn nogal wat vragen.

Allereerst wil ik met u op zoek in de geschiedenis van


de brabantse planologie naar die elementen die tel
kens terugkomen of waarop steeds blijkt voortgebor-
duurd, elementen met een "drijvend vermogen".
Om er een ontwerp op te funderen. Want een ontwerp
betekent niet dat alles kan. Een ontwerp is net als u en
ik ook gewoon in het verleden begonnen. Ik wil u aan-
tonen hoe de op het oog nieuwe gedachte van het
Brabant van regio's feitelijk ingebed is in de tijd.
Maar ik zou een slechte stedebouwkundige zijn als ik u
alleen door de tijd zou leiden. De reis gaat door tijd en
ruimte. Dus houdt u vast, want ik til u zo straks op mijn
rug om u, van bovenaf zodoende, langs de ruimtelijke
beelden van Brabant te voeren.
Daarna hebt u het inzicht om de goede vraag te stel-
len. En dat is een voorwaarde voor een goed ontwerp!
Ik wilde zeggen - antwoord -, maar een ontwerp is meer
dan een antwoord. Daar kom ik nog op terug. Ten-
De oorlog was juist afgelopen. Overal puin en dat niet slotte, als ik niet in tijdnood kom, ventileer ik aan het
alleen: Een tijdperk was voorbij! Het Brabant van vóór einde nog een persoonlijke opvatting over de rol van
de oorlog, dat u zich nog het beste als een derde we- de beeldend kunstenaar.
reldland kunt voorstellen, was aan flarden. Natuurlijk,
er kwam Marshallhulp van buitenaf. En er was de wil tot
Wederopbouw van binnenuit. Maar denkt u niet dat Het Welvaartsplan
alles weer zou worden als vóór de oorlog. De industria- In 1947 publiceerde de provincie "Prae-adviezen in-
lisatie kwam aankloppen, niet alleen bij de productie zake een Welvaartsplan". Het provinciaal bestuur koos
van allerlei goederen, maar óók bij het boerenbedrijf. voor de lijn van wat toen genoemd werd: "Gematigde
deconcentratie". In gewoon Nederlands hield het de
keuze in voor een dorpsgewijze opbouw van de sa-
menleving. 36 nieuwe diffuus over geheel Brabant
verspreide industriekernen waren het gevolg. Kunt u
zich de plankaart voorstellen. De brabantse sterrenhe-
mel wordt hij nu wel genoemd, maar in feite lag over
Brabant de zogenaamde "parochie-structuur", waarbij
dorpen op een onderlinge afstand van 7 kilometer wa
ren ontstaan en de omvang van stadjes en delen van
steden zo waren gedimensioneerd dat 1 pastoor en 1
kapelaan hen kon belopen respectievelijk verzorgen.
Ja, het dorp werd in de vijftiger jaren als ideale leefge-
meenschap gezien.
Zo koos de provincie Noord-Brabant in haar Welvaarts-
plan weliswaar voor industrialisatie, maar één die trouw
bleef aan de dominante katholieke opvatting over stad

43
Ontwerpen aan Brabant

Het Welvaartsplan, 1947

• • •• •
• •• •
~.o

Noord-Brabant In het Nieuwe


Westen, 1959

Welvaartsbalans, 1965

44
Ontwerpen aan Brabant

en platteland. De stad als "kroon op het platteland",


versiering dus; het platteland zeH als levend en heilig;
woon- en werkplaats voor de mens.

Noord-Brabant In het Wilde Westen


In 1959 verschijnt de nota "De functie van Noord-
Brabant in het nieuwe westen". Een nota die binnen
de provincie al snel de bijnaam krijgt "Noord-Brabant in
het Wilde Westen".
Hoewel spottend bedoeld schuilt er toch een element
van waarheid in. De nota bedoelde te reageren op de
stormachtige ontwikkelingen in het westen des lands.
Er werd serieus gedacht aan het tot ontwikkeling bren-
gen van een zeehaven! U hoort het wel, we zijn de
oorlog te boven en kijken om ons heen.

Welvaartsbalans
In 1965 wordt de rekening opgemaakt in de zogehe-
ten "Welvaartsbalans" . Wat is er zoal van terecht geko-
men, 20 jaar later, van het Welvaartsplan uit 1947? U
moet er maar niet van schrikken, maar de maatschap-
Ik weet niet hoe oud u bent of waar u in gelooft, maar
pelijke prognoses komen perfect uit: bevolkingsgroei
nog in 1965 bedekten Gods wuivende korenvelden
en totaal aantal arbeidsplaatsen kloppen precies!
de met de hand opgehoogde bolle akkers met gol-
Slechts de ruimtelijke spreiding laat te wensen over.
vend goud. Boer & Bodem woonden nog op het
De economische groei voltrok zich in 14 kernen in
platteland. Dit samengaan paste in de oude, nog
plaats van in 36. Geconcentreerder dus.
romantische opvatting
Eén ding ging echt helemaal anders dan men in 1947
over de harmonie van functies op het platteland. Tien
voorzag. De motorisering nam onverwacht grote vor-
jaar later zou pas de onhoudbaarheid van deze opvat-
men aan. U ging gewoon verder van uw werk wonen ,
ting blijken.
daar kwam het wel op neer. Gevolg was het begin van
ruimtelijke versnippering van het platteland buiten de
aangewezen kleinere centra. Dat nu was wel het laat-
ste dat de provincie wilde.
In 1965 ontwerpt het provinciaal bestuur een nieuwe
toekomst voor 1990. Op de streekplankaart vindt u 22
"urbane gebieden" -steden en stadjes en hun directe
invloedsgebieden. Aan de randen van de provincie
wordt onder de naam "rurale gebieden" orde op zaken
gesteld : Geen industrie hier en de mensen die er wo-
nen en op het land geen werk kunnen vinden, die
moeten maar verhuizen of een langere reistijd voor lief
nemen. Wat overblijft tussen de 22 urbane gebieden
en de rurale randen wordt "conurbatie" genoemd, iets
dat u in de Dikke van Dale niet zult vinden maar dat
evengoed 2/3 van de provincie beslaat.
In deze "conurbatie", stelde de provincie nog in 1965,
kunnen landbouw en recreatie vreedzaam samen-
gaan.
In 1965 wordt ook in Brabant voor het eerst een tot
dan toe afwezige "Hierarchie der Kernen" geintrodu-
ceerd . Vergis u niet - u denkt misschien: "Nou en",
maar vanaf 1965 worden de materiele dimensies ook
in Brabant steeds belangrijker. Ze krijgen gestalte in
de locatie van grote "Westerse" industrieterreinen na-
bij Brabantse dorpen!

Westbrabantse riviermonden
In 1967 komt het 'Streekplan voor de Westbrabantse
riviermonden" tot stand. Steeds concreter bouwt het
provinciaal bestuur de mogelijkheden uit die Brabants

45
Ontwerpen aan Brabant

(inter)nationale gunstige ligging samen met haar bour-


gondisch-gastvrije imago opleveren.
In de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening wordt de
TE LEVEN BOVEN DE MOERDIJK
wenselijkheid uitgesproken dat "De Brabantse ste-
DAT WORDT EEN TRAGE DOOD denrij" zich ontwikkelt tot het tweede stedelijk zwaarte-
ACH, ALS IK DAAR DE MENS BEKIJK punt van Nederland. Brabant wordt "De tuin van de
SCHAAM IK ME OM 'T MENS-ZIJN ROOD Randstad".

(A. van Duinkerken) West-Brabant 1970


In het streekplan "West-Brabant 1970" zijn een drietal
"Ontwikkelingszones" aangeduid. Antwerpen en Rot-
terdam zouden via deze drie zones ruimtelijk aan el-
kaar groeien, over minder gaat het niet! Toch wordt
hier in 1970 een meer centrale stedelijke optie zicht-
baar. De positie die men Breda voorstelt is daar een
voorbeeld van. Ook "het afknijpen" van kernen buiten
de drie nieuwe ontwikkelingszones is nieuw.

Streekplan-Nieuwe Stijl
In 1978 is het "Streekplan-Nieuwe Stijl" er. Nu, onver-
bloemd, spreekt de provincie zich uit voor verder-
gaande concentratie. Had men in 1947 36 industrie-
kernen aangegeven, in 1965 22 urbane gebieden, nu
versmalt men het aantal tot 8 stadsregio's, in de hoop
verdere uitzaaiing in het buitengebied te voorkomen.
Ja, u hoort het goed: het platteland bestaat niet meer,
alles wordt buitengebied genoemd, er buiten gelegen
en gehouden. Het "Streekplan-Nieuwe Stijl" voorziet
in een groeiklasseregiem voor alle dorpen en stadjes
buiten de 8 stadsregio's. Tot aan de piepgrens van de
leefbaarheid wordt hun groei teruggebracht.
Een verdere uitbouw van het stedelijk denken wordt Toch wil ik de stadsregio een ontwerp noemen. Het is
aangebracht, maar de Brabantse steden zijn nog geen een antwoord op de schaalvergroting van stedelijke
echte steden, terwijl door de industrialisatie van het uitbreidingen los van het stedelijk lichaam gesitueerd,
platteland wel veel Brabantse dorpen zo sterk zijn ge- sub-urbaan aangehaakt, op afstand gebouwd. Het is
groeid dat ze inmiddels geen echte dorpen meer zijn. een bestuurlijke en functionele noodzaak tot samen-
werking binnen de stadsregio. Gemeentegrenzen
worden overschreden, maar de nieuwe suburbane
mens werkt wel in de centrum-gemeente. Er is ook
een ruimtelijk beeld geschetst. Daarom is de stadsre-
gio meer dan een antwoord, maar daar kom ik nog op
terug.

Streekplan-Nieuwe stijl, 1978

46
Ontwerpen aan Brabant

Binnen de grijze vlek van de stads regio is het een


bonte stoet van paarse en rode blokken, geledings-
zones, stadsregionale uitloopgebieden et cetera.
Nee, veel is niet aan het toeval overgelaten.
In het buitengebied worden landbouw en recreatie,
die in 'SS nog zo kunstig vervlochten waren bedacht,
nu in '78 voorgoed ontward. Niemand heeft het won-
der van de bio-industrie zien aankomen. Dat het zo'n
vlucht zou nemen, vooral in Midden en Oost-Brabant!

De vroegere Katholieke opvatting over stad en land is De evaluaties


in zijn tegendeel verkeerd. En evenals om de stad een In de eerste evaluatienota 1981 is vooral aandacht be-
grijze cirkel wordt getrokken waarbuiten de verstening steed aan de relatie tussen plancapaciteit en woning-
niet door mag gaan, zo wordt in het buitengebied om behoefte. Bovendien bleek er een groter bestand aan
de agrarische bedrijven een snoer van stankcirkels ge- restcapaciteit dan bij de berekening indertijd was aan-
legd waarbuiten iedere verzuring verboden is. Zo genomen. Kortom: er werd minder gebouwd vanwege
heeft de provincie geprobeerd te bezweren: Verzu- de economische recessie en er bleken elders, buiten
ring & Verstening. Maar radio en TV komen overal en de stadsregio's, nog flink wat woningbouwplannen
breken door de tovercirkels: Het leven is sterker dan vigerend te zijn. De concentratiegedachte derhalve
de leer, meer mogen wij niet zeggen. over de opvang van de groei stond onder druk: er
werd gespreider gebouwd dan de plannen voorston-
den. Hierdoor moest men in de stadsregio's bouw-
plaatsen laten vallen, aanpassen, verkleinen, faseren
et cetera.
Het ruimtelijk beleid wordt dus geactualiseerd over
een veelheid van onderwerpen, maar de hoofdzone-
ring van stedelijk en landelijk gebied blijft onverkort
gehandhaafd. Ook de herziening West-Brabant 1983
volgt deze weg. In 1985 is er de gezamenlijke herzie-
ning waarbij de 8 gelijkwaardige stadsregio's onder-
scheiden worden in 4 grote en 4 kleine. Eindhoven,
Het provinciale verstand is een doodlopende weg', 's-Hertogenbosch, Breda en Tilburg blijven de grote;
beweren Kuijpers en Goudappel in 1984, nog wel op Oss, Bergen op Zoom, Roosendaal en Waalwijk de
het 40-jarige bestaan van de provinciale planologi- kleine .
sche dienst! Er moet meer aandacht komen voor het
gevoel'. Ontwerp-Streekplan, 1990
In het ontwerp-streekplan van 1990 blijven alleen de 4
grote stads regio's over. De 4 kleine vervallen. Op rijk-
sniveau worden Breda en Eindhoven en Tilburg als
knooppuntsteden aangewezen.
En op de lange termijn verwacht men zoveel onder-
linge relaties tussen de 4 grote stadsregio's van Eind-

_....
~
~
/

--.....

Ontwerp-Streekplan, 1990

47
Ontwerpen aan Brabant

hoven, Tilburg, 's-Hertogenbosch en Breda, dat het


begrip stedenregio wordt geintroduceerd. Daar is er
maar één van in Brabant!
In het buitengebied worden 7 buitengebied-regio's
onderscheiden met verschillende accenten op natuur,
recreatie of landbouw.
Dit ziet u ook wel: het gaat steeds verder. Van 36 ver-
spreide industriekernen in '47 naar 22 urbane gebied-
en in '65, naar 8 stadsregio's in '78; van 4 grote en 4
kleine in '85, tot 4 stadsregio's in '90 tot 1 stedenregio
in de toekomst.
Van een volledig gemengd buitengebied in '47 tot
een steeds sterker contrast stad-land. De vroegere
katholieke opvatting over stad en land is in zijn tegen-
deel verkeerd. Wonen en werken vindt plaats op een
stedelijk decor daar waar het in 1947 een plattelands-
decor kende. Toen was het platteland het ideaal, le-
vend en heilig, nu is het vervuild en stervende.
Wat durven wij onder ogen te zien, daar gaat het om.
Eén ding stel ik vast: wij hebben nu zoveel afstand van
"het platteland" genomen, dat wij haar waarde beter
dan ooit kunnen zien. De Tijd is rijp en De Ruimte is
voorhanden om het inmiddels zogeheten "landelijk
gebied" opnieuw te idealiseren, maar nu als contramal
van de Brabantse steden. Het gebied tussen de 4
grote steden in de stedenregio kan het stedelijk ideaal
worden van gezonde en frisse natuur.
De stedenregio Brabant, het woord zegt het al, is
geen grote stad. Het is op dit moment een samenhan-
gend meerpolig veld van steden en stadjes in het
groen. Want nee, de stedenregio betekent geen To-
Willen de regio's een echt planologisch concept zijn kyo in Brabant.
dan moet er ook een ruimtelijk ontwerp aan ten grond- Maar dan zijn er wel keuzes nodig. Er kan nl. maar één
slag mogen liggen. muziekcentrum in de regio, één open-hart-kliniek. De
4 grote steden kunnen niet ieder alles voor zichzelf
opeisen. En Breda moet geen Eindhoven willen wor-
den en Eindhoven moet geen historische binnenstad
willen bouwen. Die is er al: twintig kilometer verderop
in 's-Hertogenbosch. Dat geldt ook voor de buitenge-
bied-regio's. De ene heeft het accent op natuur en re-
creatie, de ander op landbouw. De vraag is waar dur-
ven we, ter verhoging van de karakteristiek, de
kwaliteit, de eigenheid, noemt u maar op, de dijken
door te steken? En waar, in welke regio worden de
landbouw werkelijke ontwikkelingskansen geboden.

Wat Is ontwerpen? Wat Is ontwerpen aan Bra-


bant?
Voor mij is het iets anders dan met veel intelligentie de
puzzel van wonen werken en recreêren weer passend
te maken. Steeds ingewikkelder wordt deze arbeid,
want steeds meer-dimensionaler wordt de puzzel. Hij
moet ook kloppen op zoveel nivo's en schalen.
Mensen wonen, werken, recreêren en verkeren im-
mers op steeds meer decors. Niet langer wordt men
geboren in het dorp van zijn vader en gaat daar ook
dood. De puzzel bevredigt niet meer. Hoe anders is
een ontwerp. Dat is veel meer gebaseerd op een ka-
rakteristieke keuze die gestileerd wordt en waar an-
dere aspecten ondergeschikter blijven.

48
Ontwerpen aan Brabant

Ontwerpen aan Brabant is niet het klassieke ontwer-


pen van Michelangelo, Frank lIoyld Wright of Christof-
fel Alexander, die uit de klei uit de omgeving hun beel-
den boetseerden, uit de rotsen van "Falling Waters"
dakpannen spleten of van het riet uit de omgeving wa-
pening vlochten.

Ontwerpen op ons schaalnivo is niet zo zeer op uit-


voering gericht. Ik denk meer aan Rietveld, zoals zijn
bliksemschicht-stoel uit de lucht kwam vallen te mid-
Wat hebben wij na 1931, na de CIAM, toen de wereld den van een wereld vol eiken meubelen. Niet dat men
kunstig versplinterd werd in licht, lucht en ruimte, en er goed op kon zitten of dat zijn huizen beschutting
later in wonen, werken et cetera, wat hebben wij an- boden tegen wind en water.
ders gedaan dan haar zo goed en zo kwaad als het Maar zij hebben ons toch enorm veranderd. Zoals Pi-
ging weer aan elkaar te leggen? casso schilderde, zoals hij dat vrouwengezicht uit ku-
Puzzelaars werden wij. bische vormen opbouwde. Hij doet de keuze wangen
De laatste tijd is er een verandering gaande. Het doet en neus zo te willen zien. Het komt bij je binnen als
mij denken aan die uitspraak van Gerard Reve over de een invasie die je bewust maakt van onbekende karak-
'kunstenaar A te B, die overdag voor Het Bestel schil- teristieken. Een geestelijke invasie, want natuurlijk,
dert, abstract, maar 's-nachts in het geheim figuratief. het model zelf kon toen het schilderij af was gewoon
koffie gaan drinken.
Aan haar was niets veranderd, aan ons wel! Wij kunnen
na het schilderij gezien te hebben nooit meer kijken
als voor die tijd . Het beeld komt na de puzzel. Het
beeld is meer dan het denken. Een beeld heeft een
naam, dat Is iets. In een tijd waarin wij zo verwend zijn
met hoogwaardige communicatie, kun je met minder
geen genoegen nemen.
Een meter hoge stapel nota's, wie leest ze nog. Een
ruimtelijk ontwerp communiceert, waar de puzzel, als
hij gelegd is zoiets heeft van: fijn dat hij klaar is, maar
wat stelt hij ter discussie, waar moet je het over heb-
ben: goed of fout, verder niet. Een ruimtelijk beeld is
groter dan goed of fout, het is in staat je mee te voe-
ren, bewuster te maken en zodoende meer kwaliteit te
veroorzaken.

Ik dank U voor Uw aandacht.

49
Legenda's

Het informatiepakket bij deze prijsvraag omvat, naast een 1. De geomorfologische kaart
aantal essays, verschillende grote kaarten met toelichtin-
gen op verschillende aspecten van het plangebied. De le-
genda's bij die kaarten, met soms een schriftelijke toelich- Literatuur:
ting of literatuurverwijzingen, zijn in dit boekje als supple- • Geomorfologische kaart van Nederland 1 :50.000;
ment opgenomen. kaartblad 50 Tilburg en kaartblad 49 Bergen op Zoom;
Het kaartmateriaal is samengesteld en getekend, onder Stichting voor Bodemkartering, Wageningen 1981.
begeleiding van de Prijsvraagcommissie voor 'Het Stro- • Rapport 1690, bijlage blad 1, blad 2.
mende Stadsgewest', door Rob Roggema en Linda Hooyer.
Legenda:

Zeeklei: getijde-afzettingen (2M35)

Zeeklei: getij-inversierug / getij-oever-


wal (3K33 ; 3K34)

Beekdal (2R1 , 2R2, 2R4, 2R5, 2R7,


3H11,4H11)

SUPPLEMENT: LEGENDA'S
Dekzandplateau( 4F5)
Inhoud:

Legenda's bij kaarten 1 :50.000: ~ Vlaktes (2M9, 2M10, 2M14, 2M19,


1. De geomorfologische kaart
2. De bodemkaart
E3 2M20, 2M46, 2M48, 3N10)

~ Welvingen I ruggen (3LS, 3LS, 3l12.)


3. Hoogtelijnen
4. Hydrologie
5. Oppervlaktewater / riolering
6. Ecologische infrastructuur
7. Verkeersintensiteiten
8. Nutsvoorzieningen • Anlropogeen beïnvloed (4l22)
9. Afvalstromen
10. Landbouw
11 . Recreatie
12. Werkgelegenheid
13. Adminstratieve of bestuursgrenzen

Kaarten 1 :200 .000 :


14. Afvalstoffen
15. Ammoniakemissie
16. Fosfaatoverschot

51
Legenda's

2. De bodemkaart - bijlage kaart: isohypsenkaart van het vierde watervoe-


rende pakket, d.d. 28 04 1982, 1 :100.000.
* Subregionaal geohydrologisch onderzoek in het
Llteratuu r: oostelijk deel van west-Noord-Brabant, RIVM , ir.
• Bodemkaart van Nederland 1 :50.000; Mülschlegel, juni 1986.
kaartblad 440, 44W Oosterhout - isohypsenkaart van het freatische grondwater, d.d.
kaartblad 49 0 Bergen op Zoom 2803 1978,1:100.000.
kaartblad 500,50 W Tilburg * Werken aan water, Waterhuishoudingsplan toelich-
kaartbaId 43 W ting, bijlagen, ontwerp, Provincie Noord-Brabant.
Bodemkaart van Nederland, deel 1 :algemene bodem-
kunde, deel 2: bodemgeografie; Red. W.P. Locher en Legenda:
H. de Bakker, Stichting voor Bodemkartering, Wagen-
ingen, 1990; Tweede druk, Malmberg, Den Bosch ..

Legenda:

m Veengronden
(aVz, pVz zVc/zVz Vc/Vz)

Moerige gronden
(vWp/zWp, vWz/zWz)
._---_....-
~---_
Podzolgronden (Hn23 cHn21/cHn23 ~------­
Kwel uit de grote rivieren
Hd21) .-------
~------­

Dikke eerdgronden (Zg21/EZg23


zEZ21/zEZ23)
[I]]]]] Diepe kwel

~ Diepe grondwaterstromingen (vierde


Kalkloze gronden (pZg21/pZg23 ~ watervoerende pakket)
pZn21/pZn23 ABz Zd21)

~ Zeekleigronden (pMn52c) V/ 1 Regionale grondwaterscheiding van het


diepe grondwater

IZ I Ondiepe grondwaterstromingen (frea-

1III Leemeerdgronden (pLn5)


tisch)

(sub-) regionale (half -) natuurlijke grondwate rstromings-


stelsels (gwss) (1)

3. Hoogtelijnen 1-. -. -. -. _ 1Grens eerste orde gwss


De lijnen op de kaart vervinden plaatsen van gelijke
hoogte ten opzichte van het NAP.
I- •• - •. - •• - Igrens
gwss
tussen eerste en tweede orde

[ _______ .\ grens eerte orde gwss met een onttrek-


4. Hydrologie L-L_ _ _---'. kingsstelsel

Literatuur: ... lonttrekkingSpunt


* Dienst Grondwaterverkenning TNO, Vrije Universiteit
Amsterdam. 'De hydrlogisache systeemanalyse van kader waarbinnen de grondwaterstro-
westelijk Noord-Brabant en omgeving' OS 90-25 A
I mmgsstelsels van de grondwateront-
Eindrapport: Een integraal onderzoek naar de struc- l...-_---'-_--' trekkingen aangegeven zijn
tuur en dynamiek van watersystemen en de processen
die deze bedreigen, april 1990.
- fig. 4.2: de regionale grondwaterstelsels van de wa-
teronttrekkingen
52
Legenda's

Namen van de grondwaterstromingsstelsels: volg van deze ondiepe kleilagen wordt een belangrijk
1. Drunense duinen-systeem deel van het neerslagoverschot via ondiepe grondwa-
2. Dorst-systeem terstroming naar het drainagenetwerk getranspor-
3. Turnhout-Alphen-systeem teerd .
4. Rijkevorsel-Gelderse Heide-systeem Deze kleilagen hebben echter ook tot gevolg dat de
5. Kalmhoutse Heide-systeem effecten van (drink)waterwinning in de watervoerende
6. Rucphense Bossen-systeem pakketten onder deze kleilagen in belangrijke mate
7. Hollands Diep-systeem beperkt blijven tot deze pakketten en minder aan het
8. Maas-systeem oppervlak zichtbaar zijn (onder andere de grondwater-
9. Mark-Dintel-systeem stand) . Dit houdt echter niet in dat de gevolgen van
10. Wihelminakanaal-systeem deze onttrekkingen derhalve niet belangrijk zijn. Het
11. Zevenberggen (industriêle onttrekking) tegendeel is het geval. Als gevolg van deze onttrek-
12. Etten-Leur (industriêle onttrekking)) kingen neemt de kwel vanuit deze watervoerende
13. Seppe (openbare drinkwatervoorziening) pakketten namelijk sterk af. Plaatselijk kan deze zelfs
overgaan in infiltratie. Het effect hiervan is dat de kwa-
liteit van het water in grondwaterafhankelijke natuurge-
SAMENVATTING VAN: bieden in de afgelopen decennia sterk is verslech-
HYDROLOGISCHE SYSTEEMANALYSE terd.
WESTELIJK NOORD-BRABANT EN OMGE- De gevolgen hiervan zijn ondermeer af te lezen in het
VING (Dienst Grondwaterverkenning TNO, Vrije Uni- verdwijnen van tal van grondwaterafhankelijke plante-
versiteit Amsterdam, 1990) soorten en de slecht hydrologische kwaliteitsbeoor-
deling in deze gebieden. De verminderde kwel heeft
De hydrologie in westelijk Noord-Brabant ten westen ook consequenties voor de kwaliteit en kwantiteit van
van de Gilze-Rijen storing wordt in belangrijke mate be- de oppervlakteafvoer.
paald door het ondiepe voorkomen van een dik slecht Het is overigens niet zo dat Kedichem-Tegelen kleilag-
doorlatend pakket (Kedichem-Tegelen Formatie of en als een homogene kleilaag geinterpreteerd moe-
Formatie van Kempen). ten worden. Uit onderzoek in kleigroeves en uit recent
Dit heeft niet alleen consequenties voor de ontwikke- onderzoek van ondiepe seismisch reflecties blijkt dat
ling en het afvoergedrag van het oppervlaktewaterstel- deze kleilagen juist zeer heterogeen zijn. Het slecht
sel maar tevens voor de grondwaterstroming. Als ge- doorlatende pakket bestaat uit een opeenstapeling

GEOHYDROLOGISCH PROFIEL WESTELIJK NOORD-BRABANT (schematisch Noord- Zuid-profiel)

Noord Westeüjk Noord-Brabant RiJ<sgrens Belgiê luK:!


Nuenengroep

Formatie van Kedichem en


Tegelen

Formatie van Tegelen en


Maassluis
middeldiep watervoerend pakket
Formatie van Oosterhout
(Kallo klei)

Formatie van Oosterhout en


Breda

diep watervoerend pakket

~~~ deklaag (ondiep wvp) y/ / // slecht doorlatende laag ~~ ·ondoorlatende basis·

53
Legenda 's

van kleilenzen waarbij de tussenliggende ruimtes zijn vaak ongunstig en kan nog problemen in de toekomst
opgevuld met zeer fijn zand. Als gevolg hiervan kun- creêren. Belangrijke delen van het kern-infiltratie-
nen bijvoorbeeld verdrogingseffecten als gevolg van gebied (voeding diepere pakketten) bevinden zich
diepe grondwateronttrekkingen ruimtelijk een zeer namelijk op Belgisch grondgebied. De toenemende
grote variatie hebben. onttrekkingen daar gaan ten koste van het oorspron-
In het studiegebied bevinden zich een aantal regio- kelijke naar Nederland stromende grondwater.
nale natuurlijke, door neerslag gevoede systemen. Er Dit gaat ondermeer ten koste van de aanvoer van het
blijkt een goede overeenstemming te zijn tussen de natuurlijke water naar de kwelgebieden. het oorspron-
ligging van de bij deze systemen behorende kwelge- kelijke diepe, kalkrijke grondwater heeft daar plaats ge-
bieden volgens het hydrologisch onderzoek en de maakt voor verontreinigd ondiep grondwater met ne-
kwelkaart op basis van plantesoorten. gatieve gevolgen voor flora en fauna.
Naast de vrijstromende systemen komen er verschil- Reallocatie van de winningen in West-Brabant lijkt ech-
lende half-natuurlijke systemen voor die door het op- ter weinig perspectief voor het natuurbehoud te bied-
pervlaktewater gevoed worden. en.
Tenslotte zijn er de kunstmatige winningssystemen. Ook de drinkwaterwinningen worden bedreigd. De
Deze konden slechts voor het westelijk gedeelte van winningen die grondwater onttrekken uit het WVP 3
het gebied begrensd worden. (F. van Maassluis) pompen reeds beinvloed grondwa-
Aan de ingang van al deze systemen bevindt zich over ter op. De kwaliteit voldoet nu nog wel aan de drinkwa-
het algemeen verontreinigd (grond-)water. In het geval ternormen. Incidentele particuliere winningen binnen
van infiltrerend oppervlaktewater wordt dit veroorzaakt hetzelfde pakket zijn echter reeds sterk verontreinigd
door de sterk verontreinigde waterbodems, terwijl in met onder andere nitraat en aluminium.
de andere gevallen met name vermesting de oorzaak De kwaliteit van het diep (onder de Kallo-klei) onttrok-
is. Ook de atmosferische depositie heeft op relatief ken grondwater lijkt, zeker in de komende 100 jaar, ge-
korte termijn de kwaliteit van het grondwater sterk waarborgd te zijn (Saaitink en Stuurman, 1989).
aangetast. Langs bosranden in in houtwallen kan dit
extreme vormen aannemen. De kwaliteit van het on- Uit het onderzoek blijkt dat de kernen van de infiltratie-
diepe grondwater is slecht. Naast te hoge gehaltes gebieden belangrij zijn voor de voeding van de die-
aan nitraat, sulfaat, kalium en verschillende zware me- pere pakketten. In vele gevallen bestaand deze uit
talen worden ook bestrijdingsmiddelen als atrazin aan- bos en/of heidegebied waardoor de grondwaterkwali-
getroffen. Een relatief groot oppervlak van het studie- teit (afgezien van vervuiling als gevolg van atmosferi-
gebied wordt ingenomen door een stelsel van sche depositie) redelijk gewaarborgd is. In verschil-
ondiepe stroomtakken (het intermediaire gebied). Als lende gevallen zijn deze echter bedekt door intensief
gevolg hiervan zijn grondwaterverontreinigingen bemeste agrarische terreinen of stedelijk gebied.
meestal tot relatief geringe diepte (15-20 m-mv) be-
perkt gebleven.
Op enkele plaatsen blijken verontreinigingen ook tot Gebiedsgerichte conclusies
grotere diepte (±50 m-mv) te zijn doorgedrongen. Dit
zijn meestal natuurlijke kerninfiltratiegebieden waar In de Ettensche-, Hoevensche-, Haagsche Beemden
zich tevens belangrijke grondwateronttrekkingen be- en de Binnenpolder van Terheyden en Vuchtpolder is
vinden. de van origine diepe, kalkrijke kwel, grotendeels ver-
Daar de beken en bovenlopen voor het overgrote vangen door sterk vervuilde kwel van ondiepe her-
deel gevoed worden door ondiep verontreinigd komst. Een en ander is het gevolg van een combinatie
grondwater, is de kwaliteit van het oppervlaktewater van overbemesting en stijghoogteverlaging door de
slecht. Het is ook te verwachten dat dit op de korte tot grote grondwateronttrekkingen. Genoemde gebieden
middellange termijn alleen nog maar zal verslechteren. zijn nog rijk aan kwelindicerende platsesoorten. Nader
Hierbij moet naast de met vermesting in verband onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre het hier
staande elementen ook aan bestrijdingsmiddelen om "naijleffecten gaat of dat er plaatselijk nog sprake is
worden gedacht. van uittredend diep grondwater.

Over het algemeen zijn de grondwatersystemen voor- De Matjes vormden voorheen een kwelgebied van
namelijk door de bemesting, verzuring, ontwatering en een locaal of subregionaal systeem. Zowel het opper-
grondwaterontrekking kwalitatief en kwantitatief sterk vlaktewater als het grondwater is locaal sterk verontrei-
aangetast. De natuurwatervoorziening is de meest be- nigd. Met name onderzoek naar de extreem hoge
dreigde sector. Er wordt momenteel onevenredig veel zinkgehaltes in het grondwater is noodzakelijk.
van de grondwaterhoeveelheid door drinkwaterwin- Rond de Lokker bij Pannehoef, vindt nog kwel uit het
ning, industrie en landbouw gebruikt. De kwaliteit van WVP3 plaats. Vanuit hetzelfde pakket vindt tevens
het natuurwater wordt dus zowel direct (vermesting, at- stroming naar het dieper liggende WVP4 plaats.
mosferische depositie, puntbronnen) als indirect door
verschuivende systeemgrenzen bedreigd. In het dal van de Aa of Weerijs vindt sterke kwel plaats.
Ook de ruimtelijke verspreiding van de winlocaties is Deze komt echter onder andere als gevolg van de

54
Legenda's

diepe ontwateringsbasis nu niet ter beschikking van SAMENVATTING VAN: WERKEN AAN WA-
flora en fauna . Mogelijkheden tot natuurontwikkeling TER, Waterhuishoudingsplan , toelichting, bijlagen,
lijken in dit gebied aanwezig . ontwerp, Provincie Noord-Brabant.

Het stroomgebied van de Mark is wat grondwateront-


trekkingen betreft (nog) niet sterk aangetast. Dit is
onder andere te merken aan de vaak goede kwaliteit Stroomgebied van de Mark
van de kwel in de beekdalen en de grote rijkdom aan Het totale stroomgebied van de Mark ten zuiden van
grondwaterafhankelijke, veelal kwelindicerende, plan- Breda omvat circa 75 .650 ha, die voor de helft op Ne-
tesoorten . derlands (circa 37.630 ha) en voor de helft op Bel-
gisch grondgebied zijn gelegen (circa 38.020 ha). Het
In het Brabantse zandgebied in het algemeen en rond Nederlandse deel bestaat uit landbouwgebied met
Oosterhout in het bijzonder- worden hoge gehaltes verschillende grote aaneengesloten complexen van
aan zware metalen in het ondiepe grondwater aange- natuur- en bosgebied ; het Belgische gedeelte be-
troffen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de verzu- staat grotendeels uit landbouwgebied.
ring van het ondiepe grondwater.
1. Turfvaart en Bijloop
De aantasting van de "diepe kwel" heeft als gevolg dat Het gebied omvat een serie droge en natte natuur-
grondwaterafhankelijke flora en fauna verpauperen . kerngebieden met tussenliggende landbouwgebied-
Deze aantasting ontstaat grotendeels door de grond- en. Door de beide waterlopen worden de gebieden
wateronttrekkingen (drinkwater, industrie). als het ware aaneen geregen. Het zuidelijke deel van
het gebied ligt in de rvk Zundert, terwijl het noordelijk
Het vanuit het Hollandsch Diep wegzijgende en de deel in de rvk Weerijs gelegen. De aquatisch-
vervuilde waterbodems passerende rivierwater dringt ecologische en morfologische waarde van beide wa-
tot enkele kilometers het Noord-Brabants polderge- terlopen is matig. In landbouwkundig opzicht zijn de-
bied binnen. len van het gebied te nat, maar een oplossing wordt
De kwaliteit van het beekwater wordt in belangrijke gevonden in beide ruilverkavelingsprojecten. Inspoel-
mate bepaald door de kwaliteit van het ondiepe grond- ing van landbouwwater uit Belgie vormt een knelpunt
water en is als gevolg van de vermesting en het ge- in de Matjes. Verdroging van de natte natuurgebied-
bruik van bestrijdingsmiddelen slecht. en treedt op als gevolg van de drainerende werking
van de waterlopen, terwijllocaal inundatie met eutroof
landbouwwater voorkomt.

2. Aa of Weerijs
Het betreft een groot landbouwgebied, met slechts in
het noordelijke deel enkele kleine natuurkernen. De
Aa of Weerijs wordt aangeduidt als verbindingszone.
In landbouwkundig opzicht zijn grote delen van het
gebied te nat.

1. Turfvaart en Bijloop
2. Aa of Weerijs
3. Galdersche beek
4. Mark
5. Bavelsche Leij
6. Chaamse beken
7. Strijbeekse beek
8. Merkske

Stroomgebied van de Mark(Noot.Het stroomgebied van de Gilzewouwerbeek ten oosten van Breda, dat volle-
dig ten behoeve van het landbouwkundig gebruik is ingericht, is ondergebracht in regio 7).

55
Legenda '5

Galdersche beek devolgeacht.


Het betreft een klein stroomgebied van 1290 ha, dat
geheel in Nederland is gelegen. Het grootste ge- De voornaamste beperkingen vormen de waterkwali-
deelte bestaat uit agrarisch gebied; natuurgebieden, teit en de betrekkelijk geringe variatie van substraatty-
die tevens deel uitmaken van de Ecologische Hoofd- pen veroorzaakt door beeknormalisatie. De waterkwa-
structuur, zijn alleen gelegen in het benedenstroomse liteit wordt voornamelijk door de landbouw bepaald; er
deel van het stroomgebied. is een overstort in de benedenloop.
Het grootste deel van de beek is genormaliseerd, maar
in de benedenloop bevindt zich een kort traject met Chaamse beken
een min of meer natuurlijke morfologie. De actuele Het stelsel van de Chaamse beken bestaat uit 6 gro-
aquatisch-ecologische waarde van de Galdersche tere bovenlopen die in de landgoederen Hondsdonk
beek is matig, maar vanwege de morfologie bezit de en Valkenburg bij elkaar komen. De noordelijke bo-
beek potentiele waarden. venlopen stromen door betrekkelijk hooggelegen
naaldbos en vallen in de zomermaanden droog; de
Het voornaamste probleem vormt de invloed van de overige bovenlopen stromen door landbouwgebied
landbouw vanuit het bovenstrooms gelegen deel van en vallen weinig of niet droog. Alle bovenlopen zijn
het stroomgebied. Effluentlozingen vinden niet plaats genormaliseerd, met uitzondering van de meest bene-
en de enige overstort op de beek is gelegen bene- denstroomse delen in de landgoederen. De bene-
denstrooms van het potentieel waardevolle beektra- denloop stroomt grotendeels door landbouwgebied;
ject. op verschillende plaatsen zijn meanders aanwezig,
maar als gevolg van erosie door piekafvoeren en zware
Mark landbouwinvloed - landbouw vindt vrijwel overal plaats
In Belgie is de Mark en natuurlijke meanderende rivier; tot op de rand van de beek - is de beekmorfologie
in Nederland, benedenstrooms van de grenspassage sterk aangetast.
te Dreef, is de rivier genormaliseerd. Dit genormali- De aquatisch-ecologische waarden van het beeksys-
seerde deel bezit een geringe actuele en potentiele teem zijn groot en concentreren zich vooral in de
aquatisch-ecologische waarde. Het Markdal beneden- meanderende beektrajecten in de landgoederen. De
strooms van Dreef wordt aangeduid als natuurontwik- waarden van de beekbegeleidende vegetaties in de
kelingsgebied. landgoederen zijn eveneens groot; van een van de
Circa 8 km zuidelijker, ter hoogte van Castelre en Min- meest kenmerkende beekdalsoorten - de zeldzame
derhout, is de Mark over een traject van circa 2 km Witte rapunzel - herbergen de landgoederen zelfs de
grensscheidend en bezit daar op Nederlands gebied grootste populatie uit ons land.
nog wel het meanderend karakter. De actuele ecolo-
gische waarde van dit traject is gering, maar vanwege In het gebied spelen problemen met betrekking tot
de nog gave morfologie is het traject potentieel waterkwaliteit en het waterkwantiteitsbeheer een rol.
waardevol. De waterkwaliteit wordt sterk be-invloed door de land-
bouw. Daarnaast zijn regelmatig optredende piekaf-
Het grootste knelpunt vormt de slechte tot zeer slech- voeren van belang door de daarmee gepaard gaande
te waterkwaliteit in het Mark-traject bij Castelre door hoge stroomsnelheden en de inundaties in de land-
beinvloeding vanuit Belgie. Het betreft onder meer or- goederen en op de landbouwgronden langs de bene-
ganische overbelasting door ongesaneerde indus- denloop.
triele lozingen en door nitraatbelasting als gevolg van
uitspoeling van meststoffen. In Breda treedt periodiek Strljbeekse beek
wateroverlast op. De beek ontspringt tussen Alphen en Baarle-Nassau.
De bovenlopen ten oosten van de Bredase weg zijn in
Bavelsche Lelj het kader van de rvk Alphen en Riel (1989) volledig
Het betreft een klein stroomgebied van 1085 ha dat genormaliseerd en zeer sterk verbreed. De midden-
bijna geheel deel uitmaakt van de Ecologische Hoofd- loop is over grote trajecten rechtgetrokken, maar het
structuur. De beek is genormaliseerd. De bovenloop dwarsprofiel bezit op veel plaatsen nog de min of meer
ontspringt in het landgoed Valkenburg en stroomt ver- natuurlijke afmetingen . Ter hoogte van Maaijkant
volgens door agrarisch gebied met grote grondwater- mondt het Groot Vergoor, een genormaliseerde water-
afhankelijke natuurwaarden. De middenloop stroomt loop, die de ontwatering van enkele grote voormalige
door een gedeeltelijk langs het Ulvenhoutse bos, ter- vennen verzorg, uit in de Strijbeekse beek. De bene-
wijl de benedenloop vanaf Wolfslaar door landbouw- denloop van de Strijbeekse beek vormt de grens met
gebied stroomt. Het Ulvenhoutse bos behoort tot de Belgie en bezit over grote trajecten nog het natuurlijk
meest waardevolle gebieden met grondwaterafhanke- meanderende karakter. In dit traject voeren enkele
lijke vegetaties binnen Noord-Brabant. Tevens liggen kleinere zijloopjes water uit Belgie aan. De bovenlo-
in dit bos nog verscheidene afgesneden beekmean- pen, en in iets mindere mate ook de middenloop, val-
ders. De actuele aquatische ecologische waarden van len in de zomer vaak droog; de benedenloop wordt
de beek zijn vrij groot. De beek wordt potentieel waar- gevoed door kwel en is permanent watervoerend. Het

56
Legenda's

stroomgebied bestaat voornamelijk uit agrarisch ge- beekbodem plaatselijk zodanig te zijn verlaagd dat de
bied, delen ervan vormen onderdeel van de Ecologi- drainerende werking van de beek is toegenomen.
sche Hoofdstructuur vanwege waardevolle weidevo- Vooral het diepe kalkrijke kwelwater bereikt gevolg
gelgebieden . Landschappelijke en natuurweten- hiervan de beemden niet meer, waardoor de waarden
schappelijke waarden binnen het eigenlijke beekdal van vegetaties ter plaatse afnemen.
zijn voornamelijk langs de benedenloop gesitueerd.
De actuele aquatisch-ecologische waarden van de Het stroomgebied van de Donge
Strijbeekse beek zijn groot, maar in vergelijking met Deze regio watert af via de Donge, bij hoge afvoeren
oudere gegevens kan toch een duidelijke afname van wordt een deel van het water afgelaten via het Wil hel-
de waarden gedurende de afgelopen 25 jaar worden minakanaal. Het zuidelijk deel van deze regio bestaat
vastgesteld . uit licht hellende zandgronden, het noordelijk deel uit
intensief ontwaterde veengronden. In het uiterste
In kwalitatief opzicht vormt de landbouw het voornaam- noorden vindt enige wateraanvoer plaats.
ste probleem. Effluentlozingen vinden niet plaats; wel In deze regio ligt het accent duidelijk op de landbouw.
is er sprake van vier overstorten in het meest boven- Naast rundveehouderij komt er ook tuinbouw voor.
stroomse gedeelte van de beek. Met name het glastuinbouwgebied in het noorden van
In en langs de benedenloop treden periodiek te hoge deze regio is van belang. Vollegrondstuinbouw komt
stroomsnelheden en inundaties op. De daardoor ve- voor ten oosten van Breda. In deze regio zijn diverse
roorzaakte problemen zijn niet erg groot en locaal van ruilverkavelingen in uitvoering.
aard. Een probleem vormt echter vooral de onzeker- Het aantal waterafhankelijke natuurgebieden is be-
heid over de effecten van de ruilverkavelingen Alphen perkt. Het betreft verspreid liggende gebieden die van
en Riel, en Baarle-nassau, die zijn gelegen in boven- belang zijn voor weidevogels en ganzen. Natuuront-
en middenlopengebied . wikkeling wordt beoogd langs het Wilhelminakanaal. In
het noordelijke deel van de regio zijn waardevolle rest-
Merkske anten van een voormalig verveningsgebied aanwezig.
De belangrijkste bovenlopen vormen het Marksken, Waterrecreatie in deze regio is van ondergeschikt be-
een genormaliseerde beek die op Nederlands grond- lang. Kanosport komt voor op de Beneden-Donge.
gebied ligt, en de Noordermark, een vrij meanderende
beek die water uit Belgie aanvoert. Vanaf de samen- Regionale knelpunten in de waterhuishouding van
vloeiing van beide beken is het Merkske een vrij landbouwgronden zijn niet bekend . Knelpunten ten
meanderende beek die over ruim de helft van de to- aanzien van natuurkerngebieden zijn bekend voor het
tale lengte de grens vormt tussen Nederland en Bel- noordelijjke veengebied en hebben betrekking op
gië. Enkele kleinere zijlopen voeren water aan uit land- verdroging, de afstemming van het peilbeheer op
bouwgebieden in Nederland en Belgie . zowel natuur- als landbouwkundige belangen en de
Het dal van het Merkske heeft op een groot aantal eutrofie ring via het ondiepe grondwater of direct door
plaatsen de oorspronkelijke kleinschalige structuur be- het landbouwkundig gebruik van de gronden. Nog
houden en maakt in zijn geheel deel uit van de Ecolo- grotendeels onbekend is de toestand van de kwel in
gische Hoofdstructuur. Vooral de beemden bezitten dit gebied. Het waterhuishoudkundig beheer en in-
grote vegetatiekundige waarden . richting is primair gericht op het landbouwkundig ge-
Zowel het Merkske als het binnen Nederland gelegen bruik van de gronden. De verspreid voorkomende na-
gedeelte van de Noordermarkt bezitten grote aqua- tuurwaarden worden zoveel mogelijk door locale
tisch-ecologische en morfologische waarde. De aqua- maatregelen gespaard.
tisch-ecologische waarden van het Merkske zijn in de
afgelopen 25 jaar enigszins afgenomen. Het Marksken
bezit vooral potentiele waarde. Ook enkele van de klei-
nere zijloopjes bezitten potentiele waarden .
5. Oppervlaktewater / riolering
Op het Nederlandse gedeelte van het beekstelsel vin- Literatuur:
den geen effluentlozingen plaats en er is slechts een * Dienst Grondwaterverkenning TNO, Vrije Universiteit
overstort aanwezig; de voornaamste beinvloeding Amsterdam. 'De hydrlogisache systeemanalyse van
vindt plaats door de landbouw, zowel via rechtstreekse westelijk Noord-Brabant en omgeving' OS 90-25 A
afspoeling als via het ondiepe grondwater. In het Eindrapport: Een integraal onderzoek naar de struc-
Vlaamse gedeelte van het stroomgebied is sprake van tuur en dynamiek van watersystemen en de proces-
verschillende lozingen van effluent, industriele lozin- sen die deze bedreigen, april 1990.
gen en enkele ongezuiverde lozingen van rioolwater. - fig. 5.6: Grondwaterstromingsstelsels in combinatie
Naast organische belasting betreft het ook hoge con- met puntverontreinigingen.
centraties zware metalen. Voorts is ook in Belgie de • Jaarverslag Hoogheemraadschap West-Brabant
landbouwinvloed groot. 1989: 'Toetsresultaat NBBK 1989'
Er is geen sprake van grote knelpunten op waterkwan- • Overzichtstekening gebied HWB, 1 :50.000, krt 50-2,
titeitsgebied. Wel blijkt door intensief onderhoud de okt. 1982

57
Legenda's

*Rioleringstekeningen van de gemeenten 1 :10.000 6. Ecologische infrastructuur


Legenda:
Literatuur:
NBBK-waterkwaliteit (Noord-Brabantse Basiskwaliteit; * Natuurontwikkeling in Noord-Brabant, studierapport
regionale normenserie, gebaseerd op de IMP- van de werkgroep Natuurontwikkelingsplan, april
basiskwaliteit (2) 1990, Provincie Noord-Brabant.

EJ Voldoet aan alle dwingende normen Legenda:

EJ
Voldoet niet aan de normen voor: pH droge natuur kerngebied
enlof temp., CI-, S042-, kleur, geur

D Voldoet niet aan de normen voor: BZV


enlof NH4+, NH 3, N02-, N03+
_

_11%$.1
natte natuur kerngebied

EJ Voldoet niet aan de normen voor 02 droge naruur bos

o Puntverontreinigingen
_ natte natuur bos

1.Stort huisvuil ~ .:.:.:.:,:.:,:1 droge natuur onmikkelingszone


2.
3.
4.
5.
Stort bouw- en sloopafval
Stort bedrijfsafval
Stort chemisch afval
Benzine- en olie-opslag
mi natte natuur onmikketingszone

6.Autosloperij
7.
8.
Gasfabriek
Chemische wasserij
~
LQQQj verbindingszone
9.Textielindustrie
10. Leerlooierij
11. Verfindustrie
12. Metaalindustrie
13. Overige
1\-71 \/
mogelijke aanstutting met de
sche infrastructuur in Belgiê
ecolog~

Rioolwaterzuiveringsinstallaties 7. Verkeersintensiteiten

Literatuur:
Rioolgemalen * Kruispunt van wegen, beleidsnotitie verkeer en ver-
voer, jan. 1990, Provincie Noord-Brabant.

Overstorten Legenda:
(bestaand en geprojecteerd)

Persleidingen
(bestaand en geprojecteerd)
11 II1 Auto's (1 mm - 5000 auto'sJ

Regenwateruitlaat
(bestaand en geprojecteerd)
G Goederen (1 mm ~ 5000 vrachtauto'sJ
Stuw
~
L--.-J Trein (1 mm = 5000 reizigers)

58
Legenda's

El Bus (1 mm ~ 5000 reizigers)


Glasvezel (schematisch):

ISZ"Ç r I glasvezelkabel
I. ••• 1 fiets (1 mm ~ 5000 fietsers)
~
LJ NS-station
districtcentrale

~ knooppuntcentrale

8. Nutsvoorzieningen Warmwater/stadsverwarming (schematisch):

Llteratuu r:
* Kaartmateriaal:
-PNEM
- Intergas N.V.
c:=:J warrnwaterfeiding

~
- NV Waterleidingmij 'Noord-West-Brabant
* Nota: Telematica en ruimte in Brabant, 1988, Provin- pompstation
cie Noord-Brabant.

~
Legenda:
pompstation Amercentrale
Electra:
hoogspanning 380 V
1******1
hoogspanning 150 V

150 - 10kV-station

150 kV-station 9. Afvalstromen

Literatuur:
380 kV-station
* Gegevens Hoogheemraadschap door afdeling Sta-
tistiek en Onderzoek grafisch omgezet.

Gas: Legenda:
Per gemeente cirkel met soort afval + richting Dorst

LI
" _ " _ _ _"--.JI transportleiding

LI_-__---li ontvang/verdeelstation
Huishoudelijk afval en grof huisvuil

Waterleiding (schematisch) :

g ro ndwaterpompstation
D Plantsoenafval, veeg- en marktvuil,
putmodder

EJ hoofdwaterleiding

59
Legenda '5

10. Landbouw 11. Recreatie


Literatuur: Literatuur:
" Regionale ontwikkelingen in de Noord-Brabantse ag- *MPO/TROP Noord-Brabant Beleidsplan Toerisme en
rarische sector, studierapport Werkgroep Ruimtelijke Recreatie. Plantekst dec. 1985.
Aspecten van de Landbouw, februari 1990, Provincie
Noord-Brabant. Legenda:

Legenda: Attractief stadsgebied

Attractieve kern
Vollegrondstuinbouw *
o dagrecreatief concentratiepunt

Glastuinbouw camping- en bungalowterrein s 1000


slaapplaatsen
camping- en bungalowterrein 1000 s
2500 slaapplaatsen
Rundveehouderij camping- en bungalowterrein > 2500
slaapplaatsen
Intensieve veehouderij
• regionale dagcamping

concentratiepunt voor de watersport in


+++++
+++++ Boomteelt
[Q] de Biesbosch

In I jachthaven
plaatsen
met niet meer dan 200 lig-

jachthaven met niet meer dan 200 lig-


Akkerbouw I Lh I plaatsen

vaarweg met als hoofdfunctie recreatie-


~ Toe-/aanleverende industrie f------i vaart

D zwembad

A = akkerbouw strandbad (bestaande ontgronding met


8 = boomteelt recreatieve functie)
R = rundveehouderij bestaande ontgronding (water met toe-
T = tuinbouw EB komstige recreatieve functie)

N.B. Abstractie van kaart uit het bovengenoemd rap-


o regionale afvalverwerkingsplaats met
mogelijke recreatieve bestemming
port .

Agrarische gebieden onderscheiden in 7 subsecto-


ren. De aanduidingen zijn gebaseerd op gegevens
over concentratie van de productie (sbe per ge-
meente), gemiddelde bedrijfsomvang (sbe per bedrijf)
per gemeente en relaties met de agribusiness.

60
Legenda's

12. Werkgelegenheid 13. Adminstratieve of bestuursgrenzen


Literatuur: Literatuur:
* Atlas van bedrijventerreinen, 1988, Provincie Noord- • Provinciaal blad van Noord-Brabant nr. 95 (1989), nr
Brabant 39 (1990), nr 158 (1988), nr 21 (1988), nr 105 (1987),
nr 88 (1990), nr 178 (1985), nr 99 (1985).
Legenda:
Legenda:
grotere geconcentreerde bedrijventer-
I1111111 reinen 1+ ++++1Rijksgrens
Werkgelegenheid stadsregio Breda, gegeven in cir-
kels met percentage: f·.... ·· Provinciegrens

landbouw 1 grens stadsgewest Breda

I I nijverheid 1 gemeente grens

I1111111111111111 diensten
1-· -. -. -. - Hoogheemraadschap West-Brabant

f-------I grens waterschap

N.B. De waterschappen staan voor kwantiteitsbeheer.


De hoogheemraadschappen staan voor kwaliteitsbe-
heer.
N.B. De scheepvaartwegen op de kaart, welke niet
onder het beheer van de waterschappen vallen, zijn in
beheer bij de overheid, te weten:
Rijk: Hollands Diep, Bergsche Maas, insteekhaven
(Moerdijk), Donge, Wilhelminakanaal, Markkanaal.
Provincie: Roode Vaart, mark
Gemeente: overige

61
Legenda's

14. Afvalstoffen

Literatuur:
* Schaalvergrotingslocaties uit: Tweede Afvalstoffen-
plan, juni 1989, Provincie Noord-Brabant

11

Afvalstortplaatsen in West-Brabant in 1970.

62
Legenda's

Afvalstortplaatsen in West-Brabant in 1980.

63
Legenda '5

Afvalstortplaatsen in West-Brabant in 1986.

64
Legenda's

Afvalstortplaatsen in West-Brabant in 1989.

65
Legenda 's

regionale afvalstortplaats Zevenbergen

composteringsinstallatie Moerdijk

afvalverbrandingsinstallatie Moerdijk

Afvalstortplaatsen in West-Brabant voorzien in 1994.

66
Legenda's

16. Ammoniakemissie
L1teratuu r:
• Regionale ontwikkelingen in de Noord-Brabantse
agrarische sector

• meer dan 150 kg/ha/ir

~ 100 -150 kg/ha/ir

~ 50 - 100 kg/ha/jr

CJ 0 - 50 kg/ha/ir

~I
. ~~
L ')
I
\ \
./ (
~ ~
/ 'i
L \. I
/ "\ 7
/ ,-.... ~
~\
) \
'\
llt"
~r/ ~~
r\. .<\1
(

'"\ \ \ ""'L......, l( "( \...".


~ L. "\ (
7
~ L~
L~,
/
~
I ""~
\ ~
~
~
./

/ ~
.--Y\ ,J l
VI
'-
~
"-
r
/' ( ",-
/ VI'- "... r ) I--'

L I1 I "t'\.
/1 1\ l ~~
~ \.. ( )
r
""'"
\.... )
\ 1/ \\1 .J
\..,1 I; ~ ~ ~
7 ,,~ x x X ~

/ •~ ~ X X ~ x:
,/ ~ X X )( x x X
", ~ X )( tx [X X ><
.... ~ D< X IX IX "'X )( )(
~ tlrx ~ ~ )( ){ x I)S
X X.
Q(~~ 'lilt x~~D< ><-z
- ...,. 'T7

67
Legenda's

16. Fosfaatoverschot
Literatuur:
* Regionale ontwikkelingen in de Noord-Brabantse
agrarische sector

ffiB 100 - 250 ton P20S overschot

~ 0 - 100 ton P20S overschot

68

You might also like