Professional Documents
Culture Documents
In samenwerking met
Eo Wijersstichting
Druk
Universiteitsdrukkerij TU Delft
CIP-gegevens
Koninklijke Bibliotheek Den Haag
Stromende
ISBN 90-5269-077-4
NUGI655
Niets un deze uitgave mag worden verveelvoudigd enlof openbaar gemaakt worden door middel
van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van de uitgever.
INHOUD
7
Verschuivende ruimtelijke kaders
planconcept, en wat is de actuele stand van zaken ten angst voor de grote stad was toentertijd wijd ver-
aanzien van dit concept? Zijdelings zal het stadsge- spreid, een vrees die in het licht van de leefomstan-
west als geografisch concept ter sprake worden ge- digheden in de steden van de vorige eeuw volkomen
bracht. De ontwikkeling van het stadsgewest als be- begrijpelijk is. Voorstellen om over te gaan tot een
stuursconcept zal hier echter buiten beschouwing blij- stadsgewestelijke verstedelijking hebben het niet ge-
ven. Het bronnenmateriaal dat voor dit essay gebruikt haaid (zoals bijvoorbeeld het rapport van de Amster-
is heeft in hoofdzaak bestaan uit plannen en nota's damse Tuinstadcommissie uit 1929). Deels omdat
van de rijksoverheid en de provincies. 3 We zijn met door de crisis van de jaren dertig geen middelen aan-
andere woorden vooral geinteresseerd geweest in de wezig waren voor een deconcentratie-operatie, deels
behandeling van stadsgewestelijke verstedelijkings- omdat een voortzetting van de uitleg van de be-
structuren vanuit een ruimtelijk ordeningsperspectief. staande steden niet per se hoefde te leiden tot
In het tweede deel zal het denken van Eo Wijers voor onaanvaardbare leefomstandigheden. Het Algemeen
het voetlicht komen. Met name rond het midden van Uitbreidingsplan van Amsterdam uit 1934 kan als voor-
de jaren zestig heeft hij veel bijgedragen aan de profi- beeld van een dergelijke redeneerwijze worden ge-
lering van het planologisch stadsgewestbegrip. Ook nomen. De opstellers van dit plan vonden een decon-
zijn latere geschriften bevatten echter uitspraken die centratie van het verstedelijkingsproces in een
voor de thematiek van het 'stromende stadsgewest' regionaal verband moeilijk te rijmen met het feit dat het
relevant zijn. bedrijfsleven zich nog overwegend in de grote stad
vestigde. Doorgaan langs de lijnen van het concept
van de centrale stadsvorm werd ook ingegeven door
de verwachting dat het toekomstige inwonertal op zijn
hoogst 1 miljoen zou gaan bedragen, wat zou leiden
1. STADSGEWESTCONCEPTEN tot een alleszins aanvaardbare omvang van stad.
Doorslaggevend was echter dat deconcentratie niet
1.1 De voorgeschiedenis nodig zou zijn omdat een voldoende ruimtelijke kwali-
teit gegarandeerd kon worden, mits maar bepaalde
De vooroorlogse periode stedebouwkundige principes in acht zouden worden
De opkomst van het stadsgewestconcept kan vooral genomen. Geen decentralisatie in gewestelijk, maar in
met de jaren zestig worden verbonden, een periode stedelijk verband was het parool. Leitmotiv vormde
waarin zich grote veranderingen in de Nederlandse het beeld van de organische stad, een stad opge-
leefruimte voltrokken. Het gaat echter veel verder te- bouwd uit herkenbare, afzonderlijke delen, met ieder
rug . In 1925 verscheen van de hand van de civiel- hun eigen functies, maar tezamen toch een goed
ingenieur M.J .W. Roegholt de studie 'Het stadsge- functionerend geheel vormend (de term functie-
west'. Volgens hem moest onder invloed van industri- scheiding bestond toen nog niet). Uitdrukkelijk wer-
alisatie en urbanisatie de stad niet als een afzonderlijk den groenvoorzieningen tot de stad gerekend. Ge-
entiteit benaderd worden, maar als middelpunt van ïsoleerd gelegen groengebiedjes werden niet zinvol
een regio.4 Hij pleitte voor een nieuw verstedelijkings- geacht. Het stedelijk groen moest met elkaar worden
principe, dat getypeerd zou kunnen worden als een verbonden, zodat een netwerk gevormd zou worden
welbewuste stimulering van stedelijke deconcentratie, dat de gehele stad zou overspannen en dat harmo-
een voorstel dat duidelijk de tijdsgeest uitademde. De nisch in het buitengebied zou overgaan. De grote
8
Verschuivende ruimtelijke kaders
9
Verschuivende ruimtelijke kaders
de ruimtelijke ordening worden: overloop (een verta- den zich in de maatschappij diepgaande veranderin-
ling van het Engelse begrip overspilI). Hoewel over- gen voltrekken. Vooral mentaal ziet hij een enorme
loop noodzakelijk werd gevonden, werd forensisme blikverruiming van de bewoners van de toekomstige
echter afgewezen. Evenals het ISONEVO was men steden. Voor de stedebouwkunde resteert de taak op
van mening dat elke stedelijke concentratie min of zoek te gaan naar nieuwe concepties omdat de afzon-
meer zelfstandig zou moeten zijn. Alleen voor wat be- derlijke stad niet langer meer het 'levenskader' vormt.
paalde soorten voorzieningen betreft (bijvoorbeeld Hij situeert dit kader op het niveau van de conurbatie,
een schouwburg) werd een onderlinge uitwisseling en opgebouwd uit tenminste twee agglomeraties, waar-
afhankelijkheid als onvermijdelijk gezien. Verstedelij- tussen veel nauwere en meer complexe betrekkingen
king diende echter wel duidelijk ruimtelijk begrensd te bestaan dan met andere agglomeraties. 'De conurba-
worden, desnoods door de aanleg van bufferzones. tie nu lijkt te zijn c.q. te worden de gestalte, welke de
Voor een deel ging de Werkcommissie Westen des moderne grote stad krijgt en noodwendig krijgen
Lands daardoor nog uit van een 'traditioneel' beeld moet. Kenmerken voor die gestalte schijnt te zijn de
van de stad. Morfologisch en functioneel dienden uitgesproken dislocatie van de onderdelen en de be-
stedelijke agglomeraties markant begrensd te worden. trokkenheid van alle onderdelen op een kern met
Wel was duidelijk geworden dat het verstedelijkings- specifieke sociaal-economische en sociaal-culturele
proces (althans in het westen van het land) niet langer functies en deswege een speCifieke allure en sfeer.'
meer vanuit een lokaal perspectief benaderd kon De conurbatie vormt volgens Van den Berg het laag-
worden. De aanleg van grootschalige industriecom- ste niveau waarop sprake kan zijn van een 'vol-
plexen, de noodzaak tot de aanleg van recreatiege- stedelijk' leven. De kleinschalige re agglomeraties kun-
bieden en de enorme behoefte aan nieuwe woningen nen dit niet meer bieden, vandaar dat gezocht moet
brachten een regionaal perspectief in beeld en in het worden naar een versnelde conurbatie-vorming.7
westen van het land konden bepaalde vraagstukken Meer empirisch en minder speculatief is de benade-
zelfs alleen op het niveau van het landsdeel adequaat ring van Steigenga. Op basis van statistische gege-
behandeld worden (bijvoorbeeld de uitbouw van de vens gaat hij op zoek naar tendenties in het verstede-
industrie- en havengebieden langs het Noordzeeka- lijkingsproces.
naal en in het Rijnmondgebied). Over de periode 1880-1950 constateert hij dat niet al-
leen sprake is geweest van een steeds grotere con-
Een taak voor de lagere overheden centratie van de bevolking in stedelijke en verstedelijk-
De Eerste nota van de regering uit 1960 voegde niet te gemeenten. Tegelijkertijd heeft zich ook een pro-
veel toe aan het rapport van de Werkcommissie. Wel ces van deconcentratie voorgedaan, omdat steeds
kwam het 'buiten wonen' (de term suburbanisatie werd meer gemeenten bij het verstedelijkingsproces be-
toen nog niet gebruikt) wat nadrukkelijker naar voren trokken zijn geraakt. 8 Verstedelijking is geen stad-
als een ontwikkeling waar sterk rekening mee moest wording meer, maar de vorming van groepen van ste-
worden gehouden. Het rijk voorzag voor zichzelf ech- den en stedelijke gemeenten, zo wordt geconclu-
ter geen belangrijke taak. De lagere overheden wer- deerd. Op een laag schaal niveau zijn dit de agglome-
den opgeroepen om aantrekkelijkere stadsplannen te raties, waarbij de bebouwde kommen van gemeenten
maken, zodat de drang om elders te gaan wonen min- geleidelijk in elkaar overgaan (voorbeeld: Den Haag,
der groot zou zijn. Bovendien waren het ook de lagere Voorburg, Rijswijk en Wassenaar).
overheden die 'doelmatig geselecteerde plaatsen in Ook ziet Steigenga, evenals Van den Berg, gelede
de invloedssfeer van de grote stad' aan moesten wij- eenheden van een hogere orde ontstaan, zoals de
zen, waar het 'buiten wonen' geconcentreerd kon Randstad en het stedelijk-industriële gebied van
worden. Van door de (rijks)overheid te stichten Noord-Brabant (dit zou later aangeduid worden als de
nieuwe steden werd niet meer gerept. Brabantse stedenrij). Het urbanisatieproces verloopt
met andere woorden nogal verbrokkeld, waardoor
sprake is van een bedreiging van de 'gaafheid' van het
spreidingspatroon van de bevolking, een begrip dat
1.3 Wetenschappelijke pioniers gelijk wordt gesteld met een duidelijke scheiding tus-
sen stad en land.9
De stad in nieuwe vormen Het is vooral Wissink geweest die gezorgd heeft voor
Zien we in het denken en handelen van de overheid een profilering van het stadsgewestconcept, terwijl we
het stadsgewestconcept schoorvoetend zijn intrede slechts brokstukken aantreffen in de betogen van Van
doen, anders is het gesteld in het domein van de we- den Berg en Steigenga. 'De stad als min of meer com-
tenschappen. Nog betrekkelijk jonge planologen als plete functionele eenheid is niet langer zoals vroeger
G.J. van den Berg, W. Steigenga en GA Wissink (al- compact en scherp omgrensd. Vele stedelijke ele-
len zouden later hoogleraar worden) houden zich rond menten liggen los van het centrale lichaam, als bewa-
1960 intens bezig met het verschijnsel van de 'stad in ren zij er nauwe relaties mee. [ ..... ] Een ruimtelijk niet
nieuwe vormen'. De toon werd gezet door een inlei- aaneengesloten stedelijk complex is de remplacant
ding van G.J. van den Berg, gehouden op een con- geworden van de duidelijk begrensde stad van vroe-
gres over 'nieuwe steden' in 1957. Volgens hem zou- ger."10
10
Verschuivende ruimtelijke kaders
Dit complex wordt door Wissink aangeduid als stads- gen om een bepaalde indicator te nemen (bijvoor-
gewest, dat voor hem een functioneel begrip is (het beeld woon-werkrelaties) en uit te gaan van een be-
begrip agglomeratie wordt gereserveerd voor de mor- paalde drempelwaarde. In de Randstad Holland is de
fologische eenheid die wordt gevormd door elk aan- afgrenzing van stadsgewesten nog problematischer
eengesloten bebouwingsgebied van enige omvang). dan elders in het land doordat daar de stadsgewesten
'Het stadsgewest is het geheel van ( niet noodzakelijk elkaar overlappen en de grote centrale agglomeraties
ruimtelijk aaneengesloten) agglomeraties en overige tal van uitwisselingsrelaties met elkaar hebben.
niet-agrarische bebouwingselementen en vormen van
grondgebruik, welke zo sterk op elkaar betrokken zijn
dat van een functionele eenheid, duidelijk te onder-
scheiden van andere soortgelijke eenheden, kan 1.4 Nieuwe verstedelijkingsprincipes in de
worden gesproken."11 De drijvende kracht achter het ruimtelijke ordening
ontstaan van stadsgewesten ligt volgens Wissink in de
wens om 'goed en comfortabel' te willen leven, wat Planologische pioniers
blijkbaar in de grote stad niet kan. De belangstelling voor de stad in regionaal verband is
rond 1960 duidelijk manifest geworden. Ruimtelijke
Stadsgewest In plaats van stad? wetenschappers, maar ook bestuurskundigen, doen
Hoewel begripsmatig de zaken nu scherp gesteld lij- pogingen de 'moderne' verstedelijkingsprocessen te
ken te zijn, zitten er volgens Wissink wel adders onder doorgronden en een nieuw begrippenapparaat te ont-
het gras. Hoewel het stadsgewest in de plaats is geko- wikkelen. Ook binnen de planologische instellingen
men van de traditionele, compacte stad, gaat het ech- wordt het stadsgewest steeds belangrijker. De oprich-
ter om een andere entiteit. De functies van de onder- ting binnen de Rijksdienst voor het Nationale Plan van
delen zijn meer gedifferentieerd, de ruimtelijke een aparte Directie Stadsgewesten in 1964 vormt hier
verbrokkeling is veel groter, er is een geringere afhan- de uitdrukking van.
kelijkheid van het hoofdcentrum en de bewoners van Directeur hiervan is Eo Wijers. Na enige jaren van stu-
de onderdelen ervaren het stadsgewest niet als een die en interne discussies worden in de Tweede nota
geheel. In tegenstelling tot Van den Berg ziet Wissink uit 1966 uiteindelijk de vruchten zichtbaar in de vorm
dus geen verbreding van mentale horizonten. Een an- van een wervend geschreven en verbeelde visie op
der probleem is dat stadsgewesten gekenmerkt wor- het gewenste verloop van het verstedelijkingsproces
den door vloeiende overgangen, waardoor grenzen in Nederland. Het stadsgewestconcept neemt hierin
moeilijk zijn te trekken. Om bepaalde agglomeraties tot een prominente plaats in. Getuige een aantal streek-
een stadsgewest te kunnen rekenen, is men gedwon- plannen heeft het stadsgewest dan echter al wortel
geschoten in de Nederlandse ruimtelijke planning.
11
Verschuivende ruimtelijke kaders
STRUCTUURSCHEMA
OVERWEGEND:
• STAD
~ WOQNGEalED
o RECREATIEOORD WEST
FRIE5LANC'
o DOR.
VERKLARING:
_ •• ZONEGRENZEN
•••••TREEICOIllENIEN
- NAaUE YER ..... OE~
..
o
MIDDEN
GEWEST
..
II
in stand worden gehouden. De diverse kernen mogen wikkeling die de opstellers van de nota zeer positief
beslist niet aan elkaar groeien. beoordelen. Deze motorisering maakt het namelijk
mogelijk dat bij het voordeel van de nabijheid van de
De Tweede nota stad ook dat van de rustige woonsfeer buiten kan
Gezien vanuit het perspectief van deze twee streek- worden gevoegd. De Tweede nota wenst deze ont-
plannen is de stap naar het stadsgewestconcept van wikkeling niet te frusteren, maar slechts in 'goede' ba-
de Tweede nota niet al te groot meer. De omschrijving nen te leiden. Het is de taak van de overheid aanslui-
van het concept lijkt zeer sterk op de typering die door ting te zoeken bij de woonwensen, echter zonder dat
Wissink een paar jaar eerder werd gegeven : '[ ... ] een een al te grote spreiding optreedt. Bij de gewenste
gespreid samenstel van een of meer grote centra concentratie ligt het accent echter niet op de verdich-
(steden of agglomeraties) met omringende kleinere ting van de woongebieden zelf, maar op een 'door-
kernen, die door hun vele onderlinge relaties een dachte ontwikkeling van woonkernen in de directe in-
functioneel geheel vormen.'12 Deze geografisch defi- vloedssfeer van de stedelijke gebieden' .13 Dit principe
niëring zal nog een aantal malen in regeringsnota's op- is bekend geworden als het concept van de gebun-
duiken, hoewel het begrip als ruimtelijk planconcept delde deconcentratie.
sterk aan verandering onderhevig is geweest. Het stadsgewest kan verbonden worden met nog een
Het stadsgewest functioneert in de Tweede nota voor- ander concept, namelijk milieudifferentiatie. Dit con-
al als kader om te voldoen aan de woonwensen. cept heeft in de nota verschillende betekenissen. Zo
Groeiende welvaart (de stijging van de lonen was in- is milieudifferentiatie het streven om een duidelijk ver-
derdaad indrukwekkend in de jaren zestig) zou vrijwel schil tussen stad en land in stand te houden. Hoewel
iedereen in staat stellen een woning naar keuze te be- in het verstedelijkingsproces een zekere deconcentra-
trekken. Ook zou het autobezit enorm toenemen. In tie zal gaan optreden (zonder beleid zal dit nog sterker
de nota wordt ervan uitgegaan dat Nederland op ter- het geval zijn, zo is de verwachting), moet een zuiver
mijn een 'volledig gemotoriseerd' land wordt, een ont- platteland gehandhaafd blijven. Dit werd eens te meer
12
Verschuivende ruimtelijke kaders
. ..
ST"DSGEWEST
Imet 1ud als centrum)
~
ST "DSGEWEST
'mee ."rornentle al1 centrum)
.. \
"
ST"DSGEWEST
(met twee neden als centrum) -
ST"DSGEWEST
\'JI
(met stad cn ,ulom«nUe ah untrum)
1--
STEDELIJKE ZONE
noodzakelijk gevonden omdat medio jaren zestig be- streven een stelsel van verschillende stedelijke mi-
volkingsvooruitberekeningen wezen op een ware be- lieus te creëren. Hiervoor werd een milieutypologie
volkingsexplosie (van 12,1 miljoen inwoners in 1965 ontwikkeld. A-eenheden zouden de meest landelijke
naar 20 miljoen in 2000) . De verstedelijking moet daar- milieus vormen, D-eenheden de meest stedelijke. De
om geconcentreerd worden in stedelijke gones, die op visuele weergave hiervan in de vorm van een struc-
den duur het meer grootschalige kader zullen gaan vor- tuurschets staat bekend als de 'blokjes-kaart'.14
men voor de stadsgewesten (we herkennen hierin het
conurbatie-concept). Ook Breda maakt deel uit van een De opheffing van de scheiding tussen stad
dergelijke zone, de Brabantse stedenrij . Binnen de en land
stedelijke zones moeten allerlei ruimtelijke scheidingen Terugkerend naar het stadsgewestconcept kunnen
tussen stedelijke agglomeraties gehandhaafd blijven. we zien dat de aloude scheiding die in de Nederland-
Ook hier moet een ontwikkeling in de richtingvan mi- se ruimtelijke ordening werd aangebracht tussen stad
lieudifferentiatie gevolgd worden. Voor de instand- en land in de Tweede nota (tijdelijk) is opgeheven.
houding van bufferzones is de regering zelfs bereid Weliswaar moesten stedelijke gebieden door groene
geld uit te trekken. Milieudifferentiatie is daarnaast het zones van elkaar gescheiden worden, maar beide do-
13
Verschuivende ruimtelijke kaders
.
toegepast op het hele land (uit:
.-___
a ,_ •
,-(
""' .. .
i . .. .. ... .
.... •
Tweede Nota inzake de Ruimte-
lijke Ordening in Nederland, 1966)
,...;.::.:
~:: _-__ -- .---
_.... .. . ....... , -.
...•.. ---..
....
__ -~
"
C:
.. ...
;~
. . ,
. ',,
.
.
'~
meinen zouden elkaar in verregaande mate doordrin- enkele aanduiding over de grootte van een stadsge-
gen. De stad zou met al haar voorzieningen het richt- west worden aangetroffen (in een artikel in Stede-
punt zijn voor de bevolking van het stadsgewest. Men- bouw en Volkshuisvesting wordt 22 km in doorsnede
taal zou de toekomstige Nederlandse samenleving genoemd voor de grootste gewesten van het land).
verstedelijkt zijn. De uitspraak dat zij op zouden gaan in grootschalige
Voor de stadsbewoner zou het platteland steeds meer stedelijke zones, maakte de zaak er niet duidelijker op.
als woon- en recreatiegebied fungeren. Toch werden De concepten van de Tweede nota zijn daarbij van
hier ook kanttekeningen bij geplaatst. Het Streekplan toepassing op geheel Nederland, ongeacht de mate
Rijnmond uit 1974, dat voor het overige de geest uit- van verstedelijking. Niettemin kon de benadering van
ademde van de Tweede nota, stelt dat er een be- de Tweede nota op weerklank rekenen. Streekplan-
hoefte is aan stadsgewestdeelvorming. Het Rijn- nen voor bijvoorbeeld Twenthe (1966), het Rijk van
mondse stadsgewest is zo groot geworden, dat ge- Nijmegen (1968), Rijn en IJssel (Arnhem e.o ., 1969)
streefd moet worden naar een interne geleding. Het en Centraal-Groningen (1972) staan allemaal in het
criterium hiervoor wordt gevormd door woon-werk- teken van verstedelijking als een regionaal proces .
relaties . Reistijden mogen de 45 minuten niet te bo- Ook in Noord-Brabant is het stadsgewest een levend
vengaan. Een zekere deconcentratie van werkgele- begrip, niet in het minst omdat in de politieke cultuur
genheid naar de stadsgewestdelen is daarom onver- van deze provincie intergemeentelijke samenwerking
mijdelijk, aldus het Openbaar Lichaam Rijnmond. altijd een belangrijke rol heeft gespeeld. Het begrip
stadsgewest wenst men daar te reserveren als aan-
Een populair concept duiding voor een bestuurlijke eenheid (Noord-Brabant
Hoewel het stadsgewest een van de meest centrale Welvaartsbalans Ontwikkelingsplan, 1965). Als ruimte-
concepten in de Tweede nota vormde, was echter ook lijk planconcept wordt de voorkeur gegeven aan de
sprake van onduidelijkheid . Zo kan in de nota geen ontwikkelingszone (Streekplan West-Brabant, 1970).
14
Verschuivende ruimtelijke kaders
- - --0-
Dl Cz
Netwerk van ontwikkelingsassen
(uit: Noord-Brabant, Wetvaartsbalans
Ontwikkelingsplan; Deel 11, 1965)
~ VlIIIIMICOII''''''U-':CiIOIIC
® V(IIOlIrlQIIIT.IoU"-'KCtC
.......
.:: .. :......... I I I --~-".
tij .CII(~ICYl lOfC
_-""
.c;IIJ
.......
.,-... ~.OM:"
....... c;.("'11_I4.'"~~'''
15
Verschuivende ruimtelijke kaders
1.5 Het krimpende stadsgewest grepen, gericht op behoud en herstel van h'èt ruimtelij-
ke en sociale weefsel van de stad.
Ruimtelijke ordening In diskrediet Belangrijk ten aanzien van het stadsgewestconcept is
Zelden zal er een rijksnota verschenen zijn waarin de suggestie van de Oriênteringsnota om in de ruimte-
zulke harde noten over het eigen beleid werden ge- lijke ordening een nieuw schaal niveau te introduce-
kraakt als de Orienteringsnota uit 1973, het eerste ren: de regionale schaal, die ligt tussen het stadsge-
deel van de Derde nota. west en de stedelijke zone. Dit wordt gemotiveerd met
De toonzetting is totaal anders dan de Tweede nota, de stelling dat sinds 1966 het inzicht gegroeid is dat in
minder optimistisch, zowel ten aanzien van het ver- het westen van het land op een grotere schaal dan dat
loop van de maatschappelijke ontwikkelingen (milieu- van het stadsgewest de grondslag moet worden ge-
vervui-ling en stijgende werkloosheid worden met legd voor het verstedelijkingsproces. Als voorbeeld
name genoemd), als ten aanzien van ruimtelijke ont- van een dergelijke regio wordt het gebied rond Am-
wikkelingen en de invloed van ruimtelijk beleid hierop. sterdam genoemd, tussen Alkmaar en Uithoorn, inclu-
Het begrip schaarste komt pregnant naar voren in de sief een eventuele Markerwaard.
nota: gebrek aan geld, maar ook schaarste aan ruimte Dit regioconcept valt hierdoor grotendeels samen met
en aan grondstoffen (hierin zien we het opkomende de woning- en arbeidsmarkt van een grote stad. Of er
milieubesef weerspiegeld). Een hoofdpunt is dat de voor wat de Randstad betreft nog een rol van beteke-
suburbanisatie veel te ver is doorgeschoten, wat voor nis overblijft voor het stadsgewestconcept is niet
een belang-rijk deel te wijten is aan het handelen van duidelijk. Wel passen de in de Nota Volkshuisvesting
de verschillende overheden. Zo wordt een gebrek- uit 1972 genoemde groeikernen keurig binnen de
kige instru-mentering van de Tweede nota als een van schaal van de regio.
de oorza-ken genoemd, in combinatie met een ge-
brekkige 'horizontale' en 'verticale' coördinatie van be- Het stadsgewest verbonden aan maat en getal
stuur. Maar ook de planconcepten van de Tweede Aan deze suggestie wordt in de Verstedelijkingsnota
nota worden (achteraf) als niet duidelijk genoeg gety- echter geen gevolg gegeven. De stadsregio vinden
peerd. Het concept gebundelde deconcentratie moet we daardoor niet meer terug. Ook het concept van de
daar-om aangescherpt worden, zodat de nadruk op stedelijke zone vervult geen belangrijke rol meer. Con-
bunde-ling komt te liggen: prioriteit moet worden ge- cepten als Noord- en Zuidvleugel en Brabantse ste-
geven aan uitbreiding en verdichting van de be- denrij fungeren slechts als plaatsnamen. Bundeling
staande ste-den en de ontwikkeling van die woonker- van de overloop is een van de hoofddoelstellingen
nen die op een niet al te grote afstand van de centrale van de Verstedelijkingsnota. De min of meer geografi-
stad zijn gelegen. Nieuwe ontwikkelingen moeten sche definiêring van het concept uit de Tweede nota
meer aangehaakt worden op de bestaande verkeers- wordt nog wel overgenomen ("een gespreid samen-
steiseis, terwijl meer rekening moet worden gehou- stel" etc, zie boven).
den met het natuurlijk milieu en het landschap. Het planologische deel van het concept is wezenlijk
anders. Er kan daarom van een nieuw planconcept
Van de buitenkant naar de binnenkant van worden gesproken. Nieuwe bouwlokaties moeten
het stadsgewest dichterbij de grote steden worden gelokaliseerd, terwijl
Legde de Tweede nota een sterk accent op de ook in de steden en aan de stadsranden meer ge-
'buitenkant' van het stadsgewest (de overloopcentra, bouwd moet worden. Het draagvlak van stedelijke
de recreatiegebieden etc.), met de Orienteringsnota voorzieningen kan hierdoor aanzienlijk vergroot wor-
verschuift de aandacht naar de binnenkant, de cen- den. Anders dan in de Tweede nota moet de gewen-
trale stad. Een "bloeiend voortbestaan van de aanwe- ste mate van concentratie voor een belangrijk deel be-
zige stedelijke structuur" wordt een hoofddoelstel- reikt worden door verdichting van de woongebieden
ling. De politiek en maatschappelijk aangevochte city- zelf.
vormingspolitiek van veel stadsbesturen wordt offi- Ook de openluchtrecreatie moet niet ruimtelijk worden
cieel bekritiseerd, alsmede de vigerende wijze van afgesplitst in mono-functioneel ingerichte groene ster-
stadsvernieuwing. Grootschalige kaalslag en recon- ren, zoals men in de Tweede nota voorstond (in
structie moet worden vervangen door kleinschalige in- Noord-Brabant waren twee van dergelijke sterren ge-
projecteerd, ten noorden van Breda en ten noorden schappelijke realiteit dekt. Het menselijk gedrag be-
van Eindhoven) . In de woonomgeving zelf moeten perkt zich namelijk niet meer tot de gewestelijke
meer recreatievoorzieningen gerealiseerd worden, schaal.
terwijl recreatie niet alleen groen, maar ook rood kan Als reactie hierop wordt de doelstelling geherformu-
zijn : ook het stadscentrum heeft een recreatieve func- leerd tot een streven naar een "evenwichtige woon-
tie, het inmiddels aan de vergetelheid prijsgegeven werkbalans" en het creêren van dusdanige ruimtelijke
concept van de forumfunctie. voorwaarden dat men niet bij voorbaat geconditio-
Situering van bouwlokaties wordt een belangrijk ele- neerd is om lange afstanden af te leggen of een hin-
ment van het bijgestelde stadsgewestconcept. De derlijke vervoerwijze te kiezen.
oliecrisis van 1973 is hier in belangrijke mate debet aan Dit heeft geleid tot een belangrijk verschil met het
geweest. Opeens werd du idelijk hoe kwetsbaar een stadsgewestconcept van de Tweede nota. Er vindt
ruimtelijke structuur is die voor het functioneren in be- namelijk een specificatie plaats van de grens van het
langrijke mate afhankelijk is van het gebruik van de au- stadsgewest. Deze wordt bepaald door de reistijd per
to. Voor een verlaging van de mobiliteit moeten daar- openbaar vervoer vanaf het stadscentrum, inclusief
om nieuwe woon- en werkgebieden ten opzichte van het z.g. voortransport (het lijnennet van de Nederland-
elkaar en ten opzichte van het openbaar vervoer dus- se Spoorwegen doet echter niet mee, omdat anders
danig gelokaliseerd worden, dat de mogelijkheden tot het stadsgewest plaatselijk erg ruim omgrensd zou
het gebruik van het openbaar vervoer en langzame moeten worden). Voor de vier grote stadsgewesten
verkeersmiddelen vergroot worden. Voor het eerst wordt uitgegaan van de 35-minuten isochroon, voor
wordt hierdoor expliciet aandacht besteed aan kringlo- een reeks van andere stadsgewesten, waaronder Bre-
pen binnen het stadsgewest (de dagelijkse gang tus- da, wordt uitgegaan van een norm die 10 minuten la-
sen woon- en werkplaats). De gekozen benadering gerligt.
kreeg echter wel kritiek te verduren. Aanvankelijk Hoewel het hier gaat om een normatieve begrenzing,
wordt in de Verstedelijkingsnota (Deel a, het beleids- gaan de opstellers van de nota ervan uit dat tevens
voornemen) het standpunt ingenomen dat de gewen- sprake is van een maatschappelijke realiteit. De reistijd-
ste ruimtelijke ontwikkeling in de richting moet gaan contouren zouden namelijk samenvallen met reêel be-
van zelfstandige steden en stadsgewesten, oftewel staande verdichtingen rond een stedelijk ceQ.trum, on-
een gesloten woonwerkbalans. De Raad van Advies dank dat er bepaalde kris-kras relaties binnen en
voor de Ruimtelijke Ordening vindt dat een dergelijk tussen de stadsgewesten voorkomen.15
stadsgewestconcept nog maar gedeeltelijk de maat-
.---....; .- ::.',:.-.
",:-. : .
/":.S2;:':';.,
. . ......_--_
_.............. 0- , ,'
...............
@•
.......:
.::.(01
èi'....
•• __ ._•• #,,,: -.:
/ ••• of!, ~f..l..L'lIW'~~ .:
. .
:.....................:..
i';/ .:: :':' • •
" ':
..•.
lEèENDA , ... ........... ~ .....
"
e::::> .1.c1.,ooio".!. .... t.;~~.Ii"'.I~. ••••~••..,•.•
ti. P••I, de K..... ~n
"i."
• p .... rui", .. 1Pt
.ft 101.1 ' i ..i.,."....
opo" o.lI.." lu uo" "oo,d ... ....••••••• .~~." . " . ' ..
Iw id.fI.f'I~ Bub." ... IteefO'''UI •••••
<aC> Itvll.'IOM ..... "
~ ,.I.cfi "9"""_, .I'u'.,4_1 "il .... Ir..,,-' "0" .., ..... . . . ... ...... a••••
~ ... ""0",-,.0... 01. "'IICI"", ..............::
........
~
ttW .... 'i••
l.otl., io"o.1 vill"H."'."
..,.leefi'")IIO".' :.... ~ •.•••••. l···. '. •••••••• . •••••:::• .• ••.•.•.••:•••:.
o ",,"'pl,,'t
o McI,ij.o"'.,,.i,.
o regioft."'''.,,,
LANDBCHAPPELI.JKE GELEDING
.......... 1M".". iftl .'.chrqi. ""it... ,t, •• ltpl.n9."iH
Streekplan Midden- en Oost·Brabant, 1978. Het concept van de ontwikkelingszone wordt in dit streekplan, maar
ook in het Streekplan West-Brabant uit 1982, vervangen door dat van de stadsregio.
17
Verschuivende ruimtelijke kaders
18
Verschuivende ruimtelijke kaders
,,,.- .~
VAt.! LOKATIES NAI!I'J NAAR lOCATlE5 IN,OM -' -"!'t-- --....... f ~,. ~
~
EN OP Af51AND
- VAN DE
------... EN NAB'J DE
CENTRALE ~TAD/ /
~ "
". t.....:J ,.- --'
.. "
,~,
.",. '" " ,),.Ä.....J
..... ~-' \ .......... "
'~--~ J\
CENTRALE '.lTADI \'OOR~ TEl PIIOV IIICIf.!J
AANW~IIHG R~K
( •• .. . ' I
, • . '. I ,
"
~ , '
-
.;:; \
.::/:
\'::::
\
\\ I
, ---" \ • I
", ".~
, I,
f",Q
BL'.1VENDE AANDACHT VOOR ONTWIKKEliNG
l.s.•. mDEl"KE "RueTU",
GROEN STRUCTUUR " '......
CONCENTIlATlt IN EN NA6~ \
,'... \'t
... _-_':.......\
\
' /
.:::~.
DE CfNTflALE STAD
VERZELfSTANDIGING VAN VfI'WfR
GELEGEN GROflt:fRNtN MOGEL'JK
Van een open expfil1Sief stadsgewest naar een geslóten, geconcentreerd gewesL(uit; Structuurschets Stedelijke
Gebieden; deela, '1B88:de schets '78 is de structuurschets uit de verstedelijkingsnota).
De aanscherping van getal en maat Belangrijker is echter dat een reistijdennorm voor de
Een andere gevolgtrekking is dat andermaal het stads- afbakening van een stadsgewest onjuist wordt gevon-
gewestconcept wordt bijgesteld. De grenzen van het den. Bij snelle openbaar vervoerverbindingen ver-
stadsgewest worden aangehaald. In een studie van groot het stadsgewest zich navenant. Expliciet wordt
de Rijksplanologische Dienst is uitgebreid ingegaan in de SSG gesteld dat het stadsgewestconcept niet
op de redenen waarom de afgrenzing in de Verstede- gebruikt moet worden om feitelijk gegroeide situaties
lijkingsnota niet langer meer voldoet. Zo is in deze vast te leggen, maar als een methode om gestalte te
nota impliciet uitgegaan van een mononucleair stads- geven aan het op concentratie gerichte verstedelij-
gewest, terwijl echter veel stadsgewesten geken- kingsbeleid. 18 Het concept gaat dan ook op verschil-
merkt worden door een structuur met meerdere cen- lende plaatsen vergezeld van het adjectief 'plano-
tra. De oude reistijdennorm wordt eveneens logisch' of 'normatief'.19
ondoordacht gevonden. Natransport blijkt in de ver- De voorkeur wordt daarom gegeven aan een norme-
plaatsingsgedrag belangrijker te zijn dan voortran- ring aan de hand van kilometers, waardoor duidelijk de
sport.1 7 grenzen van het stadsgewest gefixeerd worden. Voor
19
Verschuivende ruimtelijke kaders
de vier grootste steden is dit twaalf kilometer vanaf het 1.7 Naar een nieuw stadsgewestconcept?
stadscentrum. Voor een groep van stadsgewesten,
waartoe ook Breda behoort, is dit 8 km. Bij alle overige
steden blijft de grens op 4 km liggen. Voor zover aan Nieuwe probleemdefinities
de stadsranden geen nieuw stedelijk gebied kan In de prijsvraag die de Eo Wijersstichting voor 1991
worden gevonden, zijn dit de zoekruimtes voor nieu- heeft uitgeschreven staat het 'stromende stadsge-
we, grote bouwlokaties. west' centraal. Stromend staat in dit verband voor het
idee dat in het ruimtegebruik allerlei kringlopen en be-
Een rudimentaire visie op de agglomeratIe- wegingspatronen kunnen worden herkend (energie-,
problematIek water- en afvalstromen bijvoorbeeld), met belangrijke
Met de Structuurschets Stedelijke Gebieden en met ecologische aspecten. De ruimtelijke planvorming van
de streekplannen die in de jaren tachtig zijn vastge- de laatste jaren laat verschillende tendenzen zien die
steld is definitief de gedachte verdwenen dat de ruim- voor deze thematiek direct van belang lijken te zijn.
telijke ordening toe moet werken naar het ontstaan Drie elementen kunnen worden genoemd die ieder af-
van nieuwe stedelijke structuren. De gespreide stad, zonderlijk behandeld zullen worden:
de stad in nieuwe vormen, heeft afgedaan. Het plano- - steden en stedelijke agglomeraties zijn voor wat hun
logische stadsgewestconcept is, zoals de SSG expli- functioneren betreft geen ruimtelijk geïsoleerd gele-
ciet aan heeft gegeven, losgekoppeld van de geogra- gen 'punten', die geen relatie onderhouden met het
fische realiteit. Het stadsgewest als planconcept is hun omringende gebied. Voor wat het functioneren
hierdoor wel los komen te staan van het gegeven dat van steden in economisch opzicht betreft komen rui-
zich in de loop der tijd gewestelijke samenlevingsver- mere kaders dan het stadsgewest in het vizier. Door-
banden hebben ontwikkeld. Deze gewesten maken dat allerlei nieuwe ruimtelijke concepten zijn gevormd,
op hun beurt weer deel uit van grotere structuren. Het is echter een zekere onduidelijkheid ontstaan over de
beeld van Nederland in de planvorming medio jaren betekenis die nog aan het stadsgewestconcept kan
tachtig vertoont echter een sterke gelijkenis met een worden gehecht;
gebroken schaal. De scherven bestaan uit de verschil- - hoewel het concept compacte stad voor het functio-
lende stadsgewesten, die onderling geen relaties met neren van stedelijke voorzieningen gunstig lijkt uit te
elkaar lijken te hebben. Letterlijk en figuurlijk is het pakken, wordt steeds meer ingezien dat een resolute
stadsgewestconcept zeer beperkt van karakter ge- scheiding tussen stad en land, rood en groen, allerlei
worden. Letterlijk, doordat concentratie in en aan de nadelige gevolgen heeft. De limiet van het stadsge-
randen van de stad nog meer voorop is komen te west als agglomeratie komt met andere woorden in
staan dan in het verleden. Het stadsgewest heeft hier- zicht;
door de betekenis gekregen van een ruimtelijk aan- - er is behoefte aan een verdere uitwerking en opera-
eengesloten stedelijk gebied, vanouds aangeduid als tionalisering van de gewenste structuur van het stads-
agglomeratie. gewest. Het begrip stedelijke functie wordt hierbij uit-
Figuurlijk, doordat het vigerende stadsgewestconcept gebreid en omvat niet meer uitsluitend wonen, werk-
zich, door de eenzijdige oriëntatie op de gewenste en, recreatie en verkeer. Ook de energievoorziening,
lokatie van woningen, bedrijven en voorzieningen, de drinkwatervoorziening en de behandeling van af-
slechts een rudimentaire visie biedt op de bestaande valstromen maken integraal deel uit van urbane struc-
agglomeratieproblematiek. Het concept is alleen ge- turen.
richt op de vraag waar nieuwe ontwikkelingen zich die-
nen af te spelen. De aandacht richt zich bovendien De stad In de regio
zeer sterk op slechts een functie: het wonen. Hoe de Na de jaren zeventig, die te boek staan als een peri-
bestaande functionele samenhang tussen tal van ode van 'sociale' ruimtelijke ordening, komt met de ver-
functies op regionaal niveau benaderd moet worden, slechtering van de conjunctuur steeds meer de stad
speelt een geringe rol. Aan het einde van de jaren als productieruimte op de voorgrond te staan. Het per-
tachtig, begin jaren negentig, dienen zich echter con- spectief hierbij was aanvankelijk, zoals hierboven al is
ceptuele ontwikkelingen aan die kunnen Leiden tot aangegeven, sterk lokaal gericht. Eind jaren tachtig lij-
een nieuw, verbreed stadsgewestconcept. ken de vensters echter opengegooid te worden. Aan-
leiding hiertoe is het beeld van een Europa zonder
grenzen, zoals dat na 1992 gestalte zou moeten krij-
gen. Hiermee gepaard gaat een bezinning op de rol
van de steden in de nationale economie en de concur-
rentiemogelijkheden van de Nederlandse steden ten
opzichte van hun buitenlandse evenknieën. Duidelijk
komt hierbij naar voren dat het Nederlandse verstede-
lijkingspatroon een nogal verbrokkeld patroon heeft,
gekenmerkt door een groot aantal middelgrote ste-
den, een klein aantal grote steden en de afwezigheid
van grote metropolen.
20
Verschuivende ruimtelijke kaders
Dit patroon heeft zowel positieve als negatieve aspec- Daar wordt niet zozeer van een open ruimte gespro-
ten. Positief is dat in Nederland het groen nooit ver ken, een begrip dat slechts een idee van kaalheid
verwijderd is van de stad. Hierdoor zou in principe oproept, maar van een ökologischer Ausgleichsraum,
sprake zijn van een aantrekkelijk, stedelijk milieu. Een een concept dat vertaald zou kunnen worden als eco-
probleem is echter dat door de betrekkelijk geringe logische compensatieruimte. Hiermee wordt aangege-
stedelijke concentratie eigenlijk nergens in Nederland ven dat open ruimten een ecologische betekenis heb-
een metropolitain milieu is ontstaan dat op hetzeHde ben. Een 'Ausgleichsraum' legt een soort biosfeer van
niveau staat als dat van Parijs of Londen. natuurlijke aard rond de geconstrueerde wereld van
Een mogelijke oplossing voor dit probleem wordt ge- stedelijke gebieden.23
zocht in de richting van het meer complementair ten Als concrete uitwerking van het concept van de na-
opzichte van elkaar laten functioneren van steden. tuurlijke stad wordt in het Natuurbeleidsplan voorge-
Voor wat de Randstad betreft zijn in het kader van de steld om over te gaan tot het creêren van groene en
Vierde nota voorstellen gedaan om daarbij vooral de blauwe vingers in het stadslichaam.24 De relevantie
aandacht te richten op de drie grootste steden.20 van het inmiddels niet meer weg te denken concept
Voor wat Noord-Brabant betreft heeft dit geleid tot het ecologische infrastructuur is hiermee niet meer tot het
concept van de stedenregio, dat door het provincie- landelijk gebied beperkt. Een consequentie is dat na
bestuur wordt gezien als een uitwerking van de Ste- een afwezigheid van enige tientallen jaren opeens het
denring Centraal Nederland. Het is niet zozeer een concept groene scheg in tal van plandocumenten op-
ruimtelijk, alswel een bestuurlijk concept. Doel is duikt. In recente voorstellen om in het kader van de fi-
namelijk een betere samenwerking tussen de verschil- losofie van de compacte stad nieuwe stadsdelen aan
lende overheden en een betere presentatie van de bestaande stad toe te voegen speelt de groene
Noord-Brabant op een Europese schaal. De bestaan- scheg of wig een belangrijke rol (b.v. Nota 'Structuur-
de stadsgewesten (in Noord-Brabant stadsregio's) visie Utrecht 2015', 1990).
worden met andere woorden in een ruimer kader ge- Er zijn nog meer concepten te noemen die erop wij-
plaatst.21 zen dat de ruimtelijke planning los probeert te komen
Naast het stadsgewest kennen we sinds de publicatie van de aloude tegenstelling tussen stad en land. Dit
van de Vierde nota in 1988 het stedelijk knooppunt. komt sterk naar voren in het voorstel tot de aanleg van
Ook hieruit blijkt dat voor wat bepaalde problemen be- een parkstad in het Tussengebied, gelegen tussen
treft het stadsgewestconcept niet adequaat is. De ach- Rotterdam en Den Haag. In dit plan wordt de groene,
tergrond van dit concept wordt eveneens gevormd landschappelijke structuur op een gelijkwaardige wijze
door de internationale competitie tussen steden in het behandeld als de stedelijke structuur. Beide vullen el-
Europa van de toekomst. Een stedelijk knooppunt is kaar aan en versterken elkaar.25 In de RPD-nota 'De
een stad die een regionale centrumfunctie vervult en Randstad op weg naar 2015' is het een meer alge-
die een goede uitgangspositie heeft om nationaal en meen concept (stadslandschap) geworden, dat niet al-
internationaal in de concurrentie van steden mee te leen voor het Tussengebied relevant is (een concept
komen. In Noord-Brabant heeft Breda de status van dat reeds 25 jaar eerder door Eo Wijers is gebruikt).
stedelijk knooppunt met een regionale positie.
Nieuwe opvattingen over de structuur en het
De natuurlijke stad functioneren van stadsgewesten
Een tweede tendens in actuele conceptvormings- Eveneens van vrij recente datum is de verdere opera-
processen heeft een directe relevantie voor de thema- tionalisering die wordt gegeven aan de wijze waarop
tiek van het 'stromende stadsgewest'. Het streven stedelijke functies gelokaliseerd moeten worden. Een
naar zo hoog mogelijke dichtheden in stedelijke ge- regelrecht succes lijkt het concept van de bereikbaar-
bieden begint langzamerhand onder druk te staan. De heidsprofielen te hebben. Er wordt op dit moment nog
grenzen van de verdichting beginnen in zicht te ko- nauwelijks meer een plandocument uitgebracht waarin
men, omdat de laatste stukjes groen uit het stads- het concept niet figureert. Bedrijven en voorzieningen
beeld dreigen te verdwijnen.22 met een bepaald mobiliteitsprofiel moeten volgens dit
In het Natuurbeleidsplan wordt dit probleem vanuit concept, desnoods met harde hand, naar lokaties ge-
een ecologisch perspectief benaderd. Er wordt voor dirigeerd worden met een bepaald mobiliteitsprofiel.
gepleit om bij de stedelijke inrichting meer rekening te Bedrijven waar zeer veel werknemers op een klein op-
houden met bestaande natuurlijke elementen en met pervlak werken (zeg: kantoren) dienen zich te vesti-
de mogelijkheid om de natuur in het landelijk gebied te gen bij een centraal gelegen station. Het concept is
vervlechten met natuurlijke elementen in de stad. Als hierdoor gericht op een sturing van de dagelijkse
overkoepelend concept wordt het idee van de natuur- 'kringloop' van wonen naar werken en omgekeerd.
lijke stad gepropageerd. Stedelijk groen (en blauw!) Recentelijk zien we de aandacht ook uitgaan naar
wordt niet alleen bezien vanuit de functie die het voor stedelijke functies die door de ruimtelijke planning tot
de stadsbewoner en gebruiker heeft, maar er dient op heden niet behandeld werden. Zich verplaatsende
ook meer rekening te worden gehouden met de eigen mensen en goederen vormen niet de enige stromen
intrinsieke waarden. In dit verband is een mooi con- die gedirigeerd zouden moeten worden. Ook het ver-
cept uit de Duitse ruimtelijke ordening van betekenis. loop van energie-, afval-, water- en materiaalstromen
21
Verschuivende ruimtelijke kaders
wordt in toenemende mate gerelateerd aan de wijze 2.1 Het stadsgewest en ruimtelijke differen-
waarop de traditionele functies wonen, werken, re- tiatie
creatie en verkeer gepland werden (zie bijvoorbeeld
het Kritische Scenario in Nederland Nu Als Ontwerp of Het stadsgewest als een meer complete
de diverse voorbeelden in 'De Randstad op weg naar
leefwereld
2015'). Wat dit betreft lijken we aan het begin te staan Er kan worden vastgesteld dat begin jaren zestig on-
van wat wel eens een geheel anderssoortige benade- der ruimtelijke wetenschappers sprake was van een
ring van de planning van stedelijke gebieden zou kun- consensus voor wat betreft het waarschijnlijke verloop
nen zijn. In het Verenigd Koninkrijk wordt dit aange-
van het verstedelijkingsproces. Het stadsgewest als
duid als de thematiek van de sustainable city, een con- remplaçant van de duidelijk begrensde stad van vroe-
cept dat zich daar inmiddels in een grote belangstel- ger noemde Wissink dit. Ook Eo Wijers was deze con-
ling mag verheugen. clusie toegedaan. Als ingenieur in dientst van een pla-
nologische dienst krijgt bij hem echter het stads-
gewest de betekenis van een ruimtelijk planconcept.
Het stadsgewest wordt niet gebruikt als analytisch in-
strument, maar het gaat om een normatief beeld van
2. EO WIJERS OVER VERSTEDELIJKING een ruimtelijke structuur. Zo merkte hij in 1964 op dat
EN HET STADSGEWESTCONCEPT de vorming van stadsgewesten, waarbij verschillende
bijeengelegen steden en dorpen tot een organisch
Mensen als Steigenga, Wissink en G.J. van den Berg geheel van afzonderlijke eenheden samengroeien,
zijn voor wat het stadsgewestconcept betreft aange- de mogelijkheid biedt om '[ ...] buiten de huidige com-
duid als wetenschappelijke pioniers, vakgenoten die pacte breed uitdijende steden, nieuwe stedelijke
probeerden het naoorlogse verstedelijkingsproces te woonvormen te scheppen die meer tegemoetkomen
begrijpen en inzichtelijk te maken. aan de huidige behoefte.' De structuur van een stads-
Maar ook in de praktijk van de ruimtelijke planvorming gewest biedt hiertoe volop kansen, zo stelde hij. Tus-
in de eerste helft van de jaren zestig kunnen pioniers sen de compact begrensde stad van vroeger en het
worden aangewezen. Hun doelstelling was een dub- stadsgewest is sprake van een 'markant' verschil. Bin-
bele: het verstedelijkingsproces moest niet alleen ver- nen het stadsgewest vinden we namelijk landbouw-
staan worden, maar er moesten ook pogingen onder- en natuurgebieden, waar omheen en tussendoor het
nomen worden om hier ruimtelijke voorstellen aan de stedelijk 'organisme' op grotere schaal en gerektere
verbinden. Een belangrijke groep planologische pio- structuur dan in de stad zich heeft gevormd en steeds
niers was werkzaam bij de Rijksdienst voor het Natio- verder groeit. 'Het stadsgewest is een groter en rijker
nale Plan. Enkele belangrijke namen in dit verband zijn organisme dan de stad.' Wel is tegelijkertijd sprake van
H. ter Heide, G.A. Nassuth en D. Hazelhoff. Zij waren in een achterstand, doordat in tegenstelling tot de stad
belangrijke mate verantwoordelijk voor het hoofdstuk het stadsgewest meestal niet als geheel georgani-
'De stedelijke gebieden' uit de Tweede nota. seerd is en bestuurd wordt. 'Het hangt als los zand aan
Zeer veel invloed had Ir. L. Wijers, hoofd van de in elkaar. '26
1964 opgerichte Directie Stadsgewesten. Getuige zijn
geschriften heeft hij in belangrijke mate bijgedragen De ontwikkeling van een visie
aan de stedelijke concepten van de Tweede nota. We Door Wijers en zijn medewerkers zien we in de daarop-
zullen daarom in het tweede deel van dit essay zijn volgende twee jaren indrukwekkende pogingen on-
denken voor het voetlicht brengen, vooral voor wat dernomen worden om een samenhangende en op in-
betreft het stadsgewestconcept. Omdat het navol- tegratie gerichte visie op stadsgewestelijke verstede-
gende gebaseerd zal zijn op artikelen en enige interne lijkingsstructuren te ontwikkelen. Belangrijke elemen-
notities van Wijers uit het archief van het ministerie van ten kunnen in de Tweede nota worden teruggevon-
VROM, bestaat het gevaar dat de bijdragen van ander- den (het stadsgewest als bestuurskundig begrip viel
en onderbelicht zullen blijven. Weinigen zullen echter uiteraard buiten hun competentie). Eén van de meest
de rol betwisten die Eo Wijers heeft gehad bij de vor- centrale aannames is dat de stijging van de welvaart in-
ming van het stadsgewestconcept. grijpende effecten zal hebben op stedelijke structu-
Ten aanzien van dit ruimtelijk planconcept kunnen in ren. Wijers merkt hierover in 1965 op dat een toene-
het werk van Wijers twee belangrijke, samenhangende mende differentiatie van stedelijke functies zal gaan
thema's worden onderscheiden. Het eerste is dat het optreden. In het gebruik van de ruimte zal zich dit ma-
stadsgewest een ruimtelijk meer gedifferentieerde nifesteren in een steeds sterker wordende organisato-
leefwereld biedt dan de solitaire stad. De mogelijkheid rische geleding en specialisatie van stedelijke func-
om stad, natuur en landschap met elkaar te verweven ties. Een belangrijke consequentie is dat een steeds
staat centraal in het tweede thema, het concept van verdere differentiatie in de hierarchie van steden zal
het stadslandschap. Aan het slot van dit essay zullen gaan optreden (op dit begrip komen we straks nog te-
enige conclusies worden getrokken, waarbij ingegaan rug). Er zullen grotere stedelijke eenheden ontstaan,
zal worden op de vraag of het denken van Eo Wijers waarbij een functionele autonomie van steden een illu-
nog een zekere actuele waarde heeft. sie zal zijn. 'Het ongewijzigde handhaven van de oor-
22
Verschuivende ruimtelijke kaders
spronkelijke organisatievormen betekent [ ... ] een nederzettingenpatroon zou versterkt dienen te wor-
toenemende uitholling van hun [de steden] functio- den. Dit heeft als consequentie dat gestreefd moet
nele betekenis en leidt tot dienovereenkomstige zin- worden naar meer grote, gedifferentiêerd ingerichte
loze en wanordelijke ruimtelijke structuren.'27 eenheden, in plaats van de aanvaarding van het ont-
Een integratie van stedelijke functies in een geweste- staan van weinig grote en veel kleine, minder gediffe-
lijk organisatiekader daarentegen leidt tot de vorming rentiëerd ingerichte milieu-eenheden. De omvang van
van complete en toch duidelijk gelede stedelijke mili- de grootste steden (Rotterdam en Amsterdam) zou
eus, een ontwikkeling die volgens Wijers meer kwalita- echter volgens Wijers om kwalitatieve redenen de 1
tief dan kwantitatief van aard is. miljoen inwoners niet te boven mogen gaan, een norm
die reeds dertig jaar eerder in het Algemeen Uitbrei-
Hlêrarchle en deconcentratie dingsplan voor Amsterdam was vastgelegd.30
Het hiërarchie-begrip vormt een sleutel tot zowel het De rank-size rule heeft uiteindelijk geleid tot het con-
denken van Eo Wijers als de inhoud van de Tweede cept gebundelde deconcentratie, dat de middenweg
nota voor wat betreft de stedelijke concepten. Vertrek- vormde tussen twee andere spreidingspatronen: een
kend vanuit de verwachting dat stedelijke structuren in sterke mate van concentratie (leidend tot stedelijke
toenemende mate een gedifferentieerd karakter zou- eenheden met meer dan 1 miljoen inwoners) en een
den krijgen, werd de doelstelling geformuleerd dat de sterke mate van deconcentratie, met een afvlakking
ruimtelijke ordening zich zou moeten richten op de in- van de hiêrarchie der kernen als consequentie. De
standhouding en bevordering van verscheidenheid. grootste steden zouden in het laatste model een ver-
Er moet namelijk gestreefd worden naar het bieden zorgingsniveau hebben dat niet meer zou aansluiten
van een zo groot mogelijk keuzevrijheid ten aanzien op dat van de grote steden in omliggende landen.31
van het gebruik van de omgeving. Alvorens tot de Een zekere mate van deconcentratie werd door Wijers
vorming van concrete planconcepten over te gaan, als onvermijdelijk gezien. Er moest echter wel sprake
vonden Wijers en zijn medewerkers het noodzakelijk zijn van een duidelijke mate van geleiding en kanalise-
om op zoek te gaan naar de grondslagen van het ver- ring van dit proces, en wel door middel van een bun-
stedelijkingsproces. Wij ers ging hierbij uit van de vol- deling binnen stadsgewesten. We kunnen dan ook
gende veronderstelling : indien de verscheidenheid duidelijk zien dat het stadsgewestconcept in het den-
van het urbanisatiepatroon in aantallen nederzettin- ken van Eo Wijers een dubbele functie heeft gehad:
gen en de karakteristiek hiervan bekend zouden zijn als uitdrukking van een empirisch vast te stellen trend
en daarnaast een inzicht zou bestaan voor wat betreft in het verstedelijkingsproces en tegelijkertijd een ont-
de verandering in de loop der tijd, dan zouden de wikkeling waar door middel van ruimtelijke ordening
verschillende milieus in de gewenste hoeveelheid ge- doelbewust sturing aan zou moeten worden gegeven.
realiseerd kunnen worden.28 Gezien het verloop van het verstedelijkingsproces kon
Wijers c.s. meenden een belangrijk aanknopingspunt alleen nog maar binnen een stadsgewestelijke struc-
te hebben gevonden in de rank-size rule, waarover tuur sprake zijn van een complete stedelijke leefcul-
laconiek werd opgemerkt dat het hier gaat om een niet tuur.
te motiveren, maar wel herkenbare wetmatigheid tus-
sen het aantal en de grootte van de kernen binnen MIlIeudifferentIatIe
een samenhangend urbanisatiepatroon.29 Elk pa- Differentiatie vormt een sleutelbegrip in het denken
troon wordt hierbij gekenmerkt door een bepaalde van Eo Wijers. 'Ik geloof in een gedifferentieerd milieu'
hiërarchische relatie tussen de stedelijke kernen. Het roept hij in 1966 uit.32 Hij verzet zich tegen de steeds
verschil in structurele complexiteit van twee nederzet- sterkere nivellering van de menselijke omge-ving. Mi-
tingen neemt toe, naarmate het verschil in de lieuvervuiling, de normalisatie van beken, de effecten
hiërarchische rangorde groter is. Een complexere van moderne landbouwmethoden, de massarecreatie,
structuur betekent dat binnen een stedelijke eenheid het verkeer etc. zijn krachten die de rijkdom van het fy-
meer verschillende milieus aanwezig zijn dan bij een sieke 'substraat' kunnen aantasten. Vooral suburba-
nederzetting van een lagere orde. nisatie is een zeer bedreigende ontwikkeling, die vol-
De conclusie luidde dan ook dat dit beeld van het ver- gens Wijers vooral veroorzaakt wordt door het creëren
stedelijkingspatroon moest worden omgezet in een van steeds meer hoogbouw. Er komen hierdoor milie-
richtbeeld, een normatief concept. De hiërarchie in het us tot stand waar de bewoner en gebruiker zichzelf
0 C")
trat., en ",itr\Cc"JIte •• "",-.." 11 21 tO 110 160
Schema van de opbouw der be vol- V.rllt",,,,
kingsconcentraties uit ruimtelijke een-
•• a.UiMuii;h "flhtl4
4S • '"woneruil!. 1000
0 0 0 0 0 0
heden. 'Met deze verdeling in vieren
... 0.'
tb +T tt*
worden karakteristieke verschillen in " ' 0'- At'
groei. RPD-publ.1970- 4)
23
Verschuivende ruimtelijke kaders
•
•
Een idee voor de grote lijnen in de opbouw van Nederland tot een gedifferentieerd milieu (uit:De ruimtelijke or-
dening in ons land; Wijers, L. , 1966; in: Beplantingen en Boomkwekerij, 15 apri11966, nr. 4, blz. 55-57).
24
Verschuivende ruimtelijke kaders
25
Verschuivende ruimtelijke kaders
king van de automobiliteit, een centrale doelstelling zakelijk is om uit te gaan van kleine stadsgewesten.
van de Derde nota. Voor Wijers is het idee van een mi- Een milieuvriendelijke stad brengt de noodzaak met
lieuvriendelijke stad direct gerelateerd aan de verste- zich mee de automobiliteit te verlagen.
delijkingsstructuur die in een stadsgewest kan worden De gedifferentieerde leefwereld van een stadsgewes-
aangetroffen. In een stadsgewest ligt namelijk veel telijke verstedelijkingsstructuur is bij Wijers zeker niet
landelijk gebied. Dit betekent dat de door de mens alleen een gevolg van woonmilieudifferentiatie. Natuur
'beheerste' omgeving zich uitstrekt tot ver buiten de en landschap moeten op een dusdanige wijze in de
stad. Het is zaak om deze landelijke ruimten minder stadsgewestelijke structuren worden opgenomen dat
sterk te benaderen en te ordenen vanuit de verstede- een stadslandschap ontstaat. De tegenstelling tussen
lijking. Aard en intensiteit van stedelijke activiteiten stad en land, een dominante trek in de Nederlandse
moeten zo drastisch veranderen dat een verweving ruimtelijke ordening, is bij Wijers opgeheven. Het is
van stad en land mogelijk wordt. Binnen een stads- dan ook de vraag of hij zo gelukkig zou zijn geweest
gewest moet daarom een groenstructuur ontwikkeld met concepten als compacte stad en stedelijke con-
worden als contramal voor de verstedelijking. Waar centratie en met de signatuur van sommige van de
mogelijk moet gestreefd worden naar geleidelijke woonmilieus die sinds enige jaren aan de stadsranden
overgangen tussen stad en natuur. Waar de natuur te gerealiseerd worden. Hij zou vermoedelijk echter zeer
zeer bedreigd wordt, moet echter scheiding worden ingenomen zijn met een voorstel als de parkstad in het
nagestreefd. Tussengebied. Op een nog lager schaalniveau dan
Het begrip groenstructuur heeft voor Wijers een dui- Wijers' idee van verweving tussen stad en land zijn in
delijke lading. Stedelijke en open ruimten vormen vol- dit plan groen en rood met elkaar in verbinding ge-
gens hem niet alleen een patroon, maar ook een struc- bracht.
tuur, dat wil zeggen een complex relatiestelsel. De be- Voor wat de thematiek van de prijsvraag betreft, 'het
tekenis van een groenstructuur gaat verder dan alleen stromende stadsgewest', kan het werk van Eo Wijers
het morfologische verschil tussen stad en land. Het nog steeds als inspiratiebron dienen. De consequen-
gaat om een wisselwerking tussen verschillende func- ties van het verloop van het verstedelijkingsproces
ties, van de potenties van een gebied en van histori- voor natuur en landschap en de kwaliteit van het leef-
sche en andere achterliggende functies. In een stads- milieu in brede zin hebben bij hem altijd voorop ge-
gewestelijke verstedelijkingsstructuur staan de onder- staan. Gezien zijn oproep om te streven naar een mi-
linge relaties tussen steden en dorpen centraal. Daar- lieuvriendelijke stad zou hij zich enthousiast hebben
naast gaat het om de beantwoording van de vraag hoe ingezet om het idee van kringlopen en stromen te in-
op grond van de landschappelijke hoofdstructuur naar tegreren in concrete ruimtelijke plannen. Dat de stad
ontwikkelingsrichtingen van stadsgewesten en stede- daarbij aangewezen is op de regio, maakt dat het
lijke activiteiten gezocht kan worden. stadsgewest nog steeds een zinvol ruimtelijk plancon-
cept kan zijn.
26
Verschuivende ruimtelijke kaders
27
Verschuivende ruimtelijke kaders
land, p.38
39. ibid.
28
Het stadsgewest Breda
29
Het stadsgewest Breda
1 BESCHRIJVING VAN DE VERSCHILLENDE nieuwe werkgelegenheid. Het beschikt over een, voor
GEBIEDEN VAN HET STADSGEWEST. zijn grootte, zeer gevarieerd aanbod van voorzienin-
gen op gebieden als winkels, onderwijs, sport en re-
Het stadsgewest beslaat een gebied, dat zich uitstrekt creatie: "De Warande" en "Surae". Vooral eerstge-
tussen Zundert en Woudrichem en tussen BaarIe- noemd recreatieoord heeft meer dan locale betekenis.
Nassau en Klundert met Breda als centrale stad. Het Als woongemeente is Oosterhout zeer in trek. Dit
stadsgewest zal in dit artikel onderverdeeld worden in komt mede door de bossen en heidevelden in de
vier gebieden: naaste omgeving.
* Breda. Etten-Leur is met ruim 32.000 inwoners de derde stad
* Stadsregio Breda: Breda, Oosterhout, Etten-Leur, van het stadsgewest. Sinds het begin van de jaren vijf-
Rijsbergen, Nieuw-Ginneken, Terheijden, Prinsen- tig heeft de plaats een onstuimige groei gekend van
beek en Teteringen. (In sommige gevallen wordt dit ge- agrarische gemeenschap tot een industriêle stad met
bied ook gehanteerd voor dit gebied exclusief de gemeente betekenis op tal van terreinen voor de omringende ge-
Breda. Dit zal echter wel aangegeven worden.) meenten. In het totaal vinden in Etten-Leur ruim
* Stadsgewest noord: de gemeenten ten Noorden 12.000 mensen werk, waarvan ruim de helft op Vos-
van de stadsregio Breda: Zevenbergen, Klundert, donk, direct gelegen aan de RW58.
Hooge- en Lage-Zwaluwe, Made en Drimmelen, Geer- De stadsregio heeft in zijn totaliteit 245.000 inwoners
truidenberg, Raamsdonk, Werkendam, Woudrichem, en meer dan 98.000 arbeidsplaatsen.
Dussen en Wijk en Aalburg. Het gebied ten Noorden van de stadsregio Breda telt
* Stadsgewest zuid: de gemeenten ten zuiden van de altijd nog ca 110.000 inwoners en ca 27.000 arbeids-
stadsregio: Zundert, Chaam en Baarle-Nassau. plaatsen. Het is onder te verdelen in drieên: De Bies-
bosch, het land van Altena en de overige gemeenten.
Het stedelijk knooppunt Breda, met nu ca 125.000 in- De Biesbosch heeft een aantal drinkwaterbekkens,
woners en 61 .500 arbeidsplaatsen, is reeds van ouds- die dienen als waterreservoir voor de omgeving Rot-
her het centrum van de regio. Dit komt mede voort uit terdam en gedeelten van West-Brabant. Bovendien
de rol die de Van Nassaues en Oranjes hebben ge- trekt de Biesbosch vanwege het water veel recreanten
speeld. Hun rol is niet alleen zichtbaar in de "eco- aan. In Made en Drimmelen en Hank, in de gemeente
nomische" functie van de stad, die ook tot stand is ge- Dussen, zijn dan ook (grote) jachthavens.
komen doordat Breda functioneerde als garnizoens- Het Land van Altena is een landelijk open gebied met
stad, maar ook in de natuur rond Breda; bosbouw was vele riviergezichten. Het heeft veel slingerende dijken
een van de punten waar zij zich nijver mee bezig heb- met molens. De pendel vanuit het gebied is veel naar
ben gehouden. De bossen leverden niet alleen hout buiten het stadsgewest gericht. Historisch heeft het
voor bouwwerken, meubels en brandstof maar functio- gebied tot 1815 tot Holland behoort, op cultureel ter-
neerden ook als gebied voor hert en ander jachtwild. rein is dit nog duidelijk waar te nemen.
Wolven, herten en zwijnen zijn nu allang verdwenen, In het gebied ten zuiden van de stadsregio Breda lig-
de vos en de ree worden er nog wel gesignaleerd. gen drie zeer landelijke gemeenten, waarin de land-
Breda is door zijn strategische ligging aan 3 rijkswe- en tuinbouw en boomkwekerijen zeer belangrijk zijn.
gen, zijn aantrekkelijk woonmilieu en de stedelijke in- Daarnaast is in deze gemeenten de recreatie sterk op-
frastructuur uitgegroeid tot het zwaartepunt van de gekomen. Er wonen 23.000 mensen en zijn er ca
economisch belangrijke en sterk groeiende regio 6.500 arbeidsplaatsen. Binnen dit gebied bestaan
West-Brabant. Breda vervult de centrumfunctie op het twee enclave-gemeenten Baarle-Nassau en BaarIe-
gebied van gezondsheidszorg, het onderwijs, winkels Hertog, Waarbij de eerste Nederlands is en de tweede
en culturele activiteiten. Tegelijkertijd is het een zake- Belgisch. Deze gemeenten hebben daardoor een
lijke stad, inventief en met een goed ondernemerskli- grote aantrekkingskracht.
maat.
Bijzonder is dat Breda ook binnen de bebouwde kom
een groene stad is. Dit wordt voor een zeer groot ge- 2. RUIMTELIJKE ONTWIKKELING
deelte veroorzaakt door de (nog) aanwezige militaire
terreinen. In de jaren zestig begint de overloop uit de Randstad
De aantrekkingskracht van de binnenstad van Breda is naar WestBrabant op gang te komen. De Tweede nota
vooral te danken aan een combinatie van de historis- over de ruimtelijke ordening, uitgewerkt in het Streek-
che kern met een dynamisch kernwinkelapparaat en plan West-Brabant (1970), erkent de overloopfunctie
horecafaciliteiten. en staat gebundelde deconcentratie als ruimtelijk
In de stadsregio Breda zijn nog twee andere steden te model voor. Als ontwikkelingszones worden hiervoor
onderscheiden: Oosterhout en Etten-Leur. Ooster- aangewezen : Roosendaal, Bergen op Zoom en Bre-
hout is in de periode na de oorlog sterk gegroeid van da. Breda dient tevens te fungeren als hoofdcentrum
een groot 'dorp' met 18.000 inwoners tot een middel- voor geheel WestBrabant en omvat het gebied Etten-
grote stad met ruim 48.000 inwoners. Deze ontwikke- Leur - Breda - Oosterhout met de Dongemond en
ling ging gepaard met een sterke ontwikkeling in be- staat in functionele relatie met het Moerdijkgebied.
drijvigheid. In Oosterhout is voldoende ruimte voor De overloop en de suburbanisatie zijn sindsdien sterk
30
Het stadsgewest Breda
doorgegaan. Zo hebben in eerste instantie de stads- west sterk gegroeid (35% over de 20 jaar); na 1980 tot
randgebieden een sterke groei doorgemaakt, terwijl heden is er sprake van een halvering in de groei. De
Breda zijn bevolking zag teruglopen. Ook de spreiding vooruitberekeningen duiden erop dat de groei van de
van de werkgelegenheid is niet verlopen volgens de afgelopen jaren ook tot 2000 zal doorzetten. De groei
gebundelde deconcentratie. van de bevolking is over het gehele stadsgewest
De Derde nota ruimtelijke ordening bepleit daarom duidelijk niet overal gelijk geweest.
een sterker accent op bundeling . Breda wordt aange-
wezen als groeistad. Hiervoor dienen dan wel wer- Tabel 1: Inwoners in de verschillende regio 's per 1 ja-
vende woonmilieu's ontwikkeld te worden binnen de nuari '60, '70, '80, '90 en 2000
directe invloedssfeer van de stad.
In de Vierde nota over de ruimtelijke ordening wordt Regio 1960 1970 1980 1990 2000
de positie van Breda in het stadsgewestJWest-Brabant Breda 108.133 121 .209 117.259 123.025 131.400
nog verder versterkt door de aanwijzing tot stedelijk stadsregio 60.710 82.486 111 .321 122.337 129.200
knooppunt. Stedelijke knooppunten zijn gedefinieerd stadsgew.N 46.018 49.854 62.899 66.589 71 .700
als een beperkt aantal steden - dertien in totaal - die in stadsgew.Z 17.746 19.960 21.994 22.999 23.900
het geheel van Nederland een lands(deel)verzor- Totaal 232.607 273.509 313.473 334.950 356.200
gende rol dienen te vervullen. . Stadsregio: exel. Breda. Stadsgewest Noord: exel. het Land
Voor Breda wordt (in de 4e Nota, deel d) het volgende van Altena.
opgemerkt. "Breda beschikt over een goede weg- en
railinfrastructuur. De economische uitgangspositie is In tegenstelling tot het Rijksbeleid is de procentuele
redelijk tot goed wat de economische gezondheid en groei in bevolking vooral in het stadsregiogebied excl.
toegevoegde waarde betreft. Wel is de bedrijvenstruc- Breda erg groot geweest van 1960 tot 1990: verdub-
tuur tamelijk eenzijdig : industrie overheerst, de dien- beld (102%), tegenover 14% in de gemeente Breda.
stensector is in verhouding weinig vertegenwoordigd. Ook het stadsgewestgebied Zuid (30%), maar zeker
De commerciele voorzieningen zijn redelijk, de niet- Noord zijn vanaf 1960 gegroeid (45%). Alleen de ge-
commerciele matig vertegenwoordigd . De stad be- meente Breda is dus achter gebleven in groei.
schikt niet over een universiteit, maar wel over een Gezien de laatste bijstellingen in beleid wordt voor de
sterk hoger beroepsonderwijs". In het vervolg van dit toekomst, (op basis van de Primos-prognoses: de be-
artikel zal deze uitspraak nader worden genuanceerd. volkingsprognoses voor alle gemeenten in Nederland,
In de 4e Nota worden voor het Nederlandse ruimtelijk die worden gebruikt door het ministerie van VROM ter
beleid de volgende algemene lijnen - die dus ook voor voorbereiding van het huisvestingsbeleid en van de
het stadsgewest van toepassing zijn - uitgezet. woningbouwprogrammering) verwacht dat de bevol-
Nieuwe locaties voor wonen , werken en voorzienin- kingsgroei over het stadsgewest gebied vrij egaal ver-
gen dienen geconcentreerd te worden in de centrale deeld (overal circa: 7%) zal zijn. Een sterkere toename
stedelijke gebieden van de stadsgewesten met het van het stedelijk gebied is echter niet voorzien, al zou
oog op beperking van de automobiliteit, het draagvlak dit op basis van de doelstelling van beperking mobili-
van het openbaar vervoer en de specifieke kwaliteiten teit wel verwacht mogen worden.
van het landelijke gebied tussen de stadsgewesten. In het concept-ontwerpstreekplan voor Noord-Brabant
De mogelijkheden tot herstrukturering en verdichting wordt in algemene zin aangegeven dat de groei (wo-
binnen de centrale kernen van de stadsgewesten die- nen, werken enz.) in de stadsregio moet plaatsvinden
nen maximaal benut te worden. en dat suburbanisatie van het landelijk gebied moet
Voor de landelijke gebieden wordt aangegeven dat, in worden tegengegaan. Er heeft echter nog geen ge-
WestBrabant, er mogelijkheden worden gezien voor talsmatige vertaling plaatsgevonden.
vollegrondstuinbouw. Met een gescheiden ontwikke- De bevolkingsontwikkeling wordt veroorzaakt door ge-
ling van de land- en tuinbouw met die van andere boorten/stertten en vestigingen/vertrekken. Na 1970
functies . Voor het gebied rond Chaam is gekozen is het aantal geboorten in het stadsgewest Breda sterk
voor een groene koers, dus de ecologische kwalitei- afgenomen en is hierbij vergelijkbaar met het Neder-
ten zijn richtinggevend voor de ruimtelijke ontwikke- landse gemiddelde. Wel is er een duidelijk verschil tus-
ling. Het realiseren daarvan zal, volgens de nota, ge- sen Breda en de andere gemeenten in het stadsge-
zien de relatief bescheiden omvang van de bestaande west. Door de bevolkingssamenstelling is de natuurlij-
natuurgebieden grote inspanning vergen . ke aanwas (geboortenstertten) in de andere gemeen-
Na deze algemene beschrijving wordt in het vervolg ten constant hoog gebleven.
van dit artikel een specifiekere beschrijving van het In samenhang met de relatief sterke groei, in de ach-
stadsgewest op een aantal punten gegeven. terliggende jaren, van de gemeenten rondom de stad
kunnen kenmerkende verschillen worden geconsta-
teerd tussen de bevolkingssamenstelling van Breda
3. BEVOLKING EN WONEN en de overige gemeenten. In Breda wonen relatief
veel mensen met lagere inkomens, veel gebroken ge-
3.1 Bevolking zinnen en alleenstaanden (jongeren o.a. studenten).
Vanaf 1960 tot 1980 is de bevolking in het stadsge- NB. Opgemerkt moet worden dat de behoefte aan woningen
31
Het stadsgewest Breda
voor de zittende bevolking de laatste jaren in Breda sterk Voor de periode tot 2000 is het echter opvallend dat
aan het afnemen is door de bevolkingsopbouw aldaar, dit in de "Rijksprognose" uitkomt op een relatief vrij geringe
tegenstelling met de overige gemeenten in het stadsgewest. groei van het aantal woningen voor het centrale ge-
De gemiddelde woningbezetting zal daarom in de eerstko- bied van het stadsgewest vergeleken met de rest van
mende jaren in het stadsgewest nog sterker kunnen dalen
het stadsgewest. Samen met de Provincie zijn de ge-
dan in Breda. Breda zal met andere woorden met minder
meenten in de stadsregio Breda aan het onderzoeken
woningen toch sterker groeien en wel door migranten.
welke verstedelijkingsmodellen het beste aansluiten
Het aantal vestigingen is vanaf 1960 toegenomen van
bij het beleid om uitbreidingen nabij de stad te situê-
ca 11.000 per jaar tot 17.000 (1973) en heeft zich hier-
ren in verband met het draagvlak van de stad en het
op gestabiliseerd tot 1989. Omdat het aantal vertrek-
mobiliteitsbeleid. Daartoe wordt een uitwerkingsplan
ken minder sterk toenam, is er sprake van een toene-
van het streekplan opgesteld .
mend vestigingsoverschot. Het vestigingsoverschot,
De verschillende tendensen in het aantal gebouwde
vooral ten opzichte van de randstad, komt met name
woningen en de bevolkingsontwikkeling komen sa-
voort uit een tevredenheid met het woonmilieu. Uit on-
men in de gemiddelde woningbezetting . Duidelijk is
derzoek van een aantal ja-ren geleden bleek dat on-
dat deze zich in de diverse gebieden verschillend ont-
geveer 59% van de vestigers een ander motief had
wikkelt. Wel is er overal sprake van een daling.
dan een werkmotief. Vooral de laatste jaren is er
sprake van een toename van het aantal vestigers in
Tabel 4: Inwoners per woning in de verschillende re-
Breda. Deze zijn voor een groot gedeelte afkomstig
gio's per 1 januari '80, '90 en 2000
(56%) van buiten het stadsgewest en buiten Noord-
Brabant (zie Tabel 2) . Dit is in tegenstelling tot de over-
R~io 1980 1990 2000
ige gemeenten in de stadsregio. Hier is slechts 40% 2,88 2,39 2,28
Breda
afkomstig uit overig Nederland en het buitenland. De Stadsregio 3,29 2,77 2,54
relatie tussen de overige gemeenten in de stadsregio Stadsgewest-Noord 3,24 2,79 2,56
en Noord-Brabant is in absolute zin echter sterker. Sta~ewest- Zuid 3,31 2,84 2,66
Totaal 3,11 2,63 2,45
Tabel2: Vestigers in en vertrekkers uit Gemeente Bre-
da en Stadsregio cq van en naar verschillende gebie- Stadsregio: exel. Breda. Stadsgewest Noord: axel. het land
den in 1989 van Altena.
Regio 1980 1990 0/0 2000 % Stadsregio: exel. Breda; Stadsgewest Noord: exel. het land
groei groei van Altena.
Breda 40.709 51.484 26 57.584 12
Stadsregio 33.834 44.137 30 50.816 15 Op basis van de prognoses van de Provincie Noord-
stadsgew-N. 19.443 23.884 23 28.000 17 Brabant is tot 2015 nog ruimte nodig voor circa 30.000
stadsgew-Z. 6.648 8.095 22 9.000 11 woningen binnen het stadsgewest. Alleen de ge-
Totaal 100.634 127.600 27 145.400 14
meente Breda heeft tekort aan grond om de eigen wo-
ningbehoefte te dekken. Tot het jaar 2005 is er al een
Stadsregio exel. Breda; Stadsgew-N. axel. land van Altana
tekort aan ruimte voor 5000 woningen.
32
Het stadsgewest Breda
33
Het stadsgewest Breda
In het stadsgewest is ruim 6% van de arbeidsplaatsen tie houdt dit onder andere een zeer goede bereikbaar-
afkomstig uit de landbouw, 32 % uit de nijverheid en heid in, vooral met openbaar vervoer en fiets. Deze
62% uit de diensten. Vergeleken met Nederland is de zeer goede bereikbaarheid is ook nodig vanwege de
landbouw gelijk vertegenwoordigd, de nijverheid over- afkalving van de voorzieningen op buurt en wijkniveau
en de diensten ondervertegenwoordigd. In Etten- in en buiten de stad.
Leur en de Noordelijke gemeenten van het stadsge- De centra Etten-Leur en Oosterhout hebben beide,
west bestaat zelfs de helft van de werkgelegenheid uit naast Breda, een regionale functie.
arbeidsplaatsen in de nijverheid. De afgelopen jaren is
het aantal arbeidsplaatsen in de nijverheid in het stads- Als we de 5 soorten (in §5.1 genoemde) voorzienin-
gewest wel afgenomen. In Breda is de dienstensector gen clusteren dan blijkt er in zijn totaliteit sprake te zijn
sterker vertegenwoordigd dan in Nederland. In de van een duidelijk hierarchisch patroon. Zoals al aange-
zuidelijke gemeenten is de landbouw met ca 35% zeer geven bezit Breda het hoogste niveau, dat zich ken-
sterk aanwezig. merkt door alle functies op een C-niveau. Oosterhout
De economisch sterke positie van het Stadsgewest heeft in diverse voorzieningensectoren een aanbod
Breda komt ook tot uitdrukking in het aantal geregi- van goederen en diensten dat ver boven de dagelijk-
streerde werklozen (jaargemiddelde 1990): 3% op se primaire benodigdheden uitgaat. Het voorziet ook
een beroepsbevolking van 179.000 tegenover 5% in nagenoeg volledig in secundaire behoeften, dat wil
geheel Nederland op een beroepsbevolking van zeggen dat het verzorgingsapparaat ook meer speci-
6.992.000 . fieke elementen bevat die minder vaak worden ge-
Volgens de prognose van de Provincie Noord-Brabant bruikt. De mate van specialisatie is echter geringer en
is tot 2015 nog 600 ha benodigd voor bedrijventerrein de geboden keuzemogelijkheden zijn in Oosterhout
en 500 ha voor glastuinbouw. Evenals als bij de wo- duidelijk van lagere orde dan in Breda. Etten-Leur
ningbouw is het alleen voor de gemeente Breda on- biedt winkelvoorzieningen die ook de meer specifieke
mogelijk om voldoende terreinen te vinden voor de goederen bevatten. Het onderwijs is eveneens goed
behoefte van het bedrijfsleven. Tot 2005 is dit tekort voorzien, maar de sociale-medische sector, sport en
reeds ca 60 ha. cultuur zijn op B-niveau onvolledig voorzien.
5.2 Feitelijke situatie in het stadsgewest Als indicator voor de oriêntatie, op het gebied van
In het stadsgewest betekent het bovenstaande dat voorzieningen kan de kooporientatie voor duurzame
Breda als knooppunt een maximale uitbouw behoort goederen gebruikt worden. Deze ziet er voor het
te krijgen, zeker voor voorzieningen met gewestelijke stadsgewest als volgt uit:
verzorgingsfuncties . Als consequentie van deze func-
34
Het stadsgewest Breda
Tabel 8: Kooporiëntatie (1988) binnen het stadsge- veel werknemers of voorzieningen gevestigd worden
west voor duurzame goederen op lokaties die goed met het openbaar vervoer en de
fiets bereikbaar zijn.
Regio 1. 2. 3. 4. 5. 6. OJ. De Provincie stelt nu voor om voor elk bedrijf dat zich
Breda 90 1 1 1 7 op een nieuwe locatie wil vestigen een mobiliteitstoets
Randgemeenten 62 22 2 4 2 8 op te stellen in de vorm van een accountantsverklar-
Etten- Leur 27 59 14 ing. Aan de hand van zo'n mobiliteitsprofiel van een
Oosterhout 20 68 1 11 bedrijf, waaraan door dat bedrijf invulling is gegeven,
Stadsgew-N. 24 1 19 42 14
kan dan besloten worden of een vestiging toelaatbaar
Stadsgew-Z 27 3 2 47 20
is. Op regionaal niveau zou een dergelijke toetsing
Randgemeenten : Nieuw-Ginneken, Teteringen, Prinsen - plaats moeten vinden mede aan de hand van het ge-
beek, Rijsbergen en Terheijden. voerde (te voeren) economisch structuurbeleid.
De belangrijke positie van Breda voor het stadsgewest 6.2 Feitelijke toestand verkeer en vervoer
komt ook zeer sterk tot uiting in het middelbaar en Het stadsgewest wordt doorsneden door een aantal
hoger beroepsonderwijs. Van de jongeren in het hoofdtransportassen (HTA) voor het wegverkeer. De
stadsgewest, die naar het MBO gaan, gaat circa 85 à RW16 voor de verbinding van Rotterdam richting Bel-
90% naar het MBO in Breda; van de HBO'ers ligt dit gië/Frankrijk; de RW27 voor de verbinding van Amster-
percentage op circa 63%. dam/Utrecht met het zuiden; de RW58 is van belang
voor de verbinding naarOost-Brabantlhet Ruhrgebied
aan de enen kant en naar Zeeland aan de andere kant.
6. VERKEER EN VERVOER De grootste verkeersintensiteit wordt gemeten op de
RW16 ter hoogte van de afslag richting de RW58::
6.1 Algemeen 67.000 voertuigen (gemiddeld gedurende een etmaal
Zoals al eerder aangegeven ligt het stadsgewest op in 1988).
de assen vanuit de Randstad richting Belgie/Frankrijk Bij het knooppunt Zonzeel worden circa 56.000 mo-
en Duitsland (het Ruhrgebied). Dit heeft grote conse- torvoertuigen gemeten. Het verkeer richting het Noor-
quenties voor de verkeers- en vervoersvoorzieningen den heeft zijn herkomst voor het grootste gedeelte in
die het gebied doorsnijden. de provincies Noord-Brabant en Limburg. Breda heeft
In de vijftiger jaren groeide de overtuiging dat men hier wel het grootste aandeel met ongeveer een
doorgaand verkeer niet door, maar langs de be- derde. Ruim 15% van het verkeer komt uit het buiten-
bouwde gebieden moest leiden. Men ontwierp daar- land, voornamelijk uit Belgie. De bestemmingen zijn
om een min of meer rechthoekig systeem van auto- geconcentreerd rond Rotterdam en Den Haag. Van
snelwegen , langs de bebouwde gebieden. het totale verkeer is hier ongeveer driekwart person-
De planning van de zestiger jaren werd gekenmerkt en- en een kwart goederenverkeer.
door grote voortvarendheid. Zo werden in het streek- Op de RW16 richting Belgie heeft Breda met een
plan West-Brabant vier oost-west verbindingen opge- kleine meerderheid het grootste aandeel in de her-
nomen als onderzochte snelwegen. De bezinning is komsten . Voor het overige komt het uit geheel Neder-
dan echter al begonnen ; van de twee nieuwe rivier- land, met uitzondering van Zeeuws-Vlaanderen. De
kruisingen van het Hollands Diep in de Tweede nota concentratie ligt wel in de Randstad en Noord-Brabant.
ruimtelijke ordening wordt er dan ook maar slechts een Het bestemmingsgebied ligt voor 60% in Belgie, voor
opgenomen in het streekplan . Voor de andere ver- 25% nog in Nederland en 15% in het overige buiten-
keerssoorten worden geen plannen gemaakt behalve land.
voor de waterwegen : de doortrekking van het Wilhel- Van het verkeer dat de Belgische grens passeert is cir-
minakanaal naar de Amer, westelijk van Geertruiden- ca een derde goederenverkeer.
berg.
Met de Derde nota wordt het accent meer gelegd op De RW27 ter hoogte van Oosterhout heeft een inten-
het zoveel mogelijk beperken van de mobiliteit. Bij siteit van circa 45.000 voertuigen; Het herkomsten en
overloop van uit de Randstad moet dan immers ook de bestemmingspatroon op de rijksweg ter hoogte van
werkgelegenheid toenemen in de gebieden waar de Oosterhout is zeer gespreid. De helft van de passant-
bevolking naartoe gaat. Daarnaast is bevordering van en is uit Breda afkomstig en een kwart heeft als be-
het openbaar vervoer van belang. stemming Oosterhout. Daarnaast verdelen de bestem-
In de praktijk blijkt een verbetering van het voorzienin- mingen zich over het grootste gedeelte van het land,
genniveau voor het openbaar vervoer en de fiets ech- met een concentratie in midden-Nederland en rond
ter zeer moeilijk te verwezelijken. De 4e Nota is dan Amsterdam. Een aanzienlijk deel (16%) heeft een her-
ook noodzakelijk om ieder geval financiële middelen te komst in het buitenland, voornamelijk in Belgie.
koppelen aan een rijksbeleid van verbetering van de Van het totale verkeer op deze weg is iets meer dan
bereikbaarheid met het niet-autoverkeer. Dit zal onder een vijfde vrachtverkeer.
andere gestimuleerd worden via het ABC-beleid , dat
er toe moet leiden dat bedrijven cq voorzieningen met Ter hoogte van Bavel is de intensiteit op de RW58 cir-
35
Het stadsgewest Breda
noord- en oost-
Nederland
stadsregio
Breda
Duitsland
zuid-oost
Nederland
België
Herkomst en bestemming autoverkeer van/naar de stadsregio en de Gemeente Breda (bron: Kruispunt van we-
gen, beleidsnotitie verkeer en vervoer; Provo N-B, 1990), 1mm=1500 auto's,schaaI1:200.000.
36
Het stadsgewest Breda
Noord- en oost-
Nederland
stadsregio
Breda
Duitsland
België
Herkomst en bestemming vrachtverkeer van/naar de stadsregio en de Gemeente Breda (bron: Kruispunt van we-
gen, beleidsnotitie verkeer en vervoer; Provo N-B, 1990), 1mm=1500 vrachtauto's,schaaI1 :200.000.
37
Het stadsgewest Breda
stadsregio
Breda
Herkomst en bestemming treinverkeer van/naar de stadsregio en de Gemeente Breda (bron: Kruispunt van we-
gen, beleidsnot. verk. en verv., Provo N-B, 1990), 1mm=1500 reizigers,schaal1 :200.000.
38
Het stadsgewest Breda
ca 47.000. Van het verkeer dat komt van de RW27 is steeds groter wordt en dat ook het aantal verplaatsin-
ruim 50% afkomstig uit Breda. De bestemmingen zijn gen over langere afstand aan het groeien is. Sommige
voor de helft gelegen in Tilburg, Eindhoven en enkele stromen zijn verdubbeld, dan wel verdrievoudigd,
omliggende gemeenten. De herkomsten van de ritten daarnaast is de pendel de afgelopen vijf jaar in abso-
op de RW58, die komen langs Ulvenhout, is verspreid. lute ci~ers even sterk gegroeid als de tien jaren daar-
Rotterdam e.o. is het belangrijkste herkomstgebied ca voor.
20%. Breda heeft hier een gering aandeel met 7%. De Een andere specifieke beschrijving van het gebied is
overige herkomsten zijn sterk verspreid over West- mogelijk op basis van gegevens over het verplaat-
Brabant, Zeeland en de overige steden in de Rand- singsgedrag ( het OVG van het CBS, jaar 1982 Urn
stad. De bestemmingen zijn gelijk verdeeld met het 1984). Hiervan zijn echter alleen gegevens bekend
verkeer dat komt van de RW27. over stadsinterne en uitgaande verplaatsingen van
De hoofdtransportas voor het railverkeer van het west- Breda.
elijk deel van de Randstad naar Duitsland loopt via het
Stadsgewest (Breda), dit geldt zowel voor personen Tabel 10: Modal-split interne en uitgaande verplaat-
als goederenvervoer. De HTA naar het zuiden loopt singen van Breda
door het stadsgewest, maar heeft hier geen halte-
plaats. auto o.v. fiets voet tot.
De spoorwegen onderhouden de verbindingen Roo- Interne verplaatsingen:
sendaal-BredaTilbu rg, Roosendaal-H. L.Zwaluwe- Dor- - Breda 45 3 29 24 81
- middelgrote steden in Ned. 35 3 38 25 77
drecht en Tilburg-Breda-Dordrecht. Hierbij wordt node
Uitgaande verplaatsingen:
een verbinding gemist tussen het stadsgewest en de
- Breda 84 8 2 6 16
oostkant van de Randstad : de verbinding Breda- - middelgrote steden in Ned. 75 8 6 11 19
Utrecht enz .. Binnen het stadsgewest zijn vier treinsta-
tions. Breda komt hier naar voren met een uitgesproken au-
Het busvervoer (BBA), dat radiaal gericht is op Breda, toaandeel, terwijl het fietsaandeel achterblijft bij het
doet alle kernen van enige omvang aan. (zie voor een gemiddelde; in Breda is ook het loopaandeel laag en
indruk van de aantallen reizigers kaartjes). Hoogwaar- lijkt daardoor uitdrukkelijk op een autostad.
dige openbaar vervoerverbindingen binnen het stads-
gewest ontbreken echter.
De fietspaden zijn buiten de kernen vooral van recrea-
tieve betekenis. 7. OVERIGE NETWERKEN
Hierboven is een globale beschrijving gegeven van
het verkeer en vervoer. Gedetailleerd bestaat er geen Naast de netwerken die er bestaan op basis van
geheel overzicht van het verkeer en vervoer in en naar menselijke activiteiten, die we hierboven beschreven
bestemmingen buiten het stadsgewest. Specifiekere hebben bestaan er ook nog een groot aantal andere
gegevens zijn er , op dit moment, alleen voor de gege- netwerken, zoals gas, electra, warmte, water, afval
vens van en naar de Gemeente Breda. Allereerst enz.
wordt aandacht besteed aan de pendel. De meeste hiervan worden in het informatiepakket bij
deze prijsvraag via kaartmateriaal weergegeven. Hier-
Tabel 9: Pendel vanuit regio's naar gemeente Breda onder wordt dan ook alleen ingegaan op deze net-
per 75, '85, '90
werken, voorzover dit een toelichting kan zijn op de
kaarten.
Regio 1975 % 1985 % 1990 0/0
39
Het stadsgewest Breda
40
Het stadsgewest Breda
8.3 Afvalstortplaats BavellDorst 4. Breda als stedelijk knooppunt, Delft, INRO- TNO, januari
Voor het gehele stadsgewest bestaat er op dit mo- 1991
ment nog maar een afvalstortplaats. Dit is wel anders 5. Structuurplan stadsgewest Breda, nota en bijlagen, 1977.
geweest in het verleden. De kaarten tonen dit wel aan.
De schaalvergroting heeft hier net zo hard toegesla- 6. Enquete regio Breda, Provincie Noord-Brabant! Adviesbu-
gen als in het hele maatschappelijk leven. Van circa 10 reau van Roon Den Haag, 1990.
plaatsen in 1970 is dit rond 1980 gedaald tot 7 en in
7. Veiling Breda, jaarverslag 1990 en enkel aanvul/ende ge-
1986 tot maar één afvalplaats in BaveVDorst. In de toe-
gevens.
komst zal de situatie nog veranderen. In 1992 zal de
stortplaats Dorst vol zijn. In Zevenbergen zal dan de 8. Modal-splitprofielen en stedelijke structuur in middelgrote
nieuwe afvalberg voor het stadsgewest gelokaliseerd steden in Nederland. Bovyen van Lohuizen, OSPA, mei
worden, met een capaciteit van 1,5 miljoen ton. Het ligt 1988.
in de bedoeling dat vanaf 1997 een afvalverwerkings-
installatie (AVI) in gebruik zal worden genomen op het
Moerdijkgebied. De residuen, die nog van de AVI af-
gevoerd moeten worden kunnen dan waarschijnlijk
gestort worden in Zevenbergen.
In 1990 is er op de stortplaats BaveVDorst 464.316 ton
afval gestort. Op de kaart "Afvalstromen" in het infor-
matiepakket is dit uitgesplitst naar de belangrijkste ca-
tegorieen. Uit deze gegevens blijkt dat huishoudelijk
afval de grootste categorie is met ca 35% en de bouw
een goede tweede is met altijd nog 20%.
Een categorie afval, die afzonderlijk wordt ingezameld
is glas. In het hele stadsgewest werd in 1990 in het to-
taal 7.717 duizend kilo wit glas ingezameld. Dit komt
neer op ongeveer 15 kilo per persoon per jaar.
41
Ontwerpen aan Brabant
'Ontwerpen aan Brabant' is een lezing die ir. Hans Broess, ONTWERPEN AAN BRABANT
stedebouwkundig ontwerper bij de Provincie Noord-Brabant,
hield ter gelegenheid van 55 jaar BNS, d.d. 28 juni 1990 te
's-Hertogenbosch. Ontwerpen aan Brabant kan op velerlei wijze. Stede-
bouwkundigen hebben altijd straten ontworpen, lanen,
pleinen en dorpsuitbreidingen. Stedebouwkundigen
hebben stadswijken ontworpen van een rechthoekige
en rationele verkaveling tot de meest ingewikkelde
spaghetti-patronen. Zij hebben overzicht geboden en
duisternis, goede en slechte steden gebouwd.
Niets menselijks is een fatsoenlijk stedebouwkundig
ontwerper vreemd, maar wat zoekt een fatsoenlijk
stedebouwkundig ontwerper in de planologie. Is op
dat schaalnivo ontwerpen wel mogelijk? En waarop
moet zo'n ontwerp dan gericht zijn, hoe uitvoerbaar is
een en ander?
Dat zijn nogal wat vragen.
43
Ontwerpen aan Brabant
• • •• •
• •• •
~.o
Welvaartsbalans, 1965
44
Ontwerpen aan Brabant
Welvaartsbalans
In 1965 wordt de rekening opgemaakt in de zogehe-
ten "Welvaartsbalans" . Wat is er zoal van terecht geko-
men, 20 jaar later, van het Welvaartsplan uit 1947? U
moet er maar niet van schrikken, maar de maatschap-
Ik weet niet hoe oud u bent of waar u in gelooft, maar
pelijke prognoses komen perfect uit: bevolkingsgroei
nog in 1965 bedekten Gods wuivende korenvelden
en totaal aantal arbeidsplaatsen kloppen precies!
de met de hand opgehoogde bolle akkers met gol-
Slechts de ruimtelijke spreiding laat te wensen over.
vend goud. Boer & Bodem woonden nog op het
De economische groei voltrok zich in 14 kernen in
platteland. Dit samengaan paste in de oude, nog
plaats van in 36. Geconcentreerder dus.
romantische opvatting
Eén ding ging echt helemaal anders dan men in 1947
over de harmonie van functies op het platteland. Tien
voorzag. De motorisering nam onverwacht grote vor-
jaar later zou pas de onhoudbaarheid van deze opvat-
men aan. U ging gewoon verder van uw werk wonen ,
ting blijken.
daar kwam het wel op neer. Gevolg was het begin van
ruimtelijke versnippering van het platteland buiten de
aangewezen kleinere centra. Dat nu was wel het laat-
ste dat de provincie wilde.
In 1965 ontwerpt het provinciaal bestuur een nieuwe
toekomst voor 1990. Op de streekplankaart vindt u 22
"urbane gebieden" -steden en stadjes en hun directe
invloedsgebieden. Aan de randen van de provincie
wordt onder de naam "rurale gebieden" orde op zaken
gesteld : Geen industrie hier en de mensen die er wo-
nen en op het land geen werk kunnen vinden, die
moeten maar verhuizen of een langere reistijd voor lief
nemen. Wat overblijft tussen de 22 urbane gebieden
en de rurale randen wordt "conurbatie" genoemd, iets
dat u in de Dikke van Dale niet zult vinden maar dat
evengoed 2/3 van de provincie beslaat.
In deze "conurbatie", stelde de provincie nog in 1965,
kunnen landbouw en recreatie vreedzaam samen-
gaan.
In 1965 wordt ook in Brabant voor het eerst een tot
dan toe afwezige "Hierarchie der Kernen" geintrodu-
ceerd . Vergis u niet - u denkt misschien: "Nou en",
maar vanaf 1965 worden de materiele dimensies ook
in Brabant steeds belangrijker. Ze krijgen gestalte in
de locatie van grote "Westerse" industrieterreinen na-
bij Brabantse dorpen!
Westbrabantse riviermonden
In 1967 komt het 'Streekplan voor de Westbrabantse
riviermonden" tot stand. Steeds concreter bouwt het
provinciaal bestuur de mogelijkheden uit die Brabants
45
Ontwerpen aan Brabant
Streekplan-Nieuwe Stijl
In 1978 is het "Streekplan-Nieuwe Stijl" er. Nu, onver-
bloemd, spreekt de provincie zich uit voor verder-
gaande concentratie. Had men in 1947 36 industrie-
kernen aangegeven, in 1965 22 urbane gebieden, nu
versmalt men het aantal tot 8 stadsregio's, in de hoop
verdere uitzaaiing in het buitengebied te voorkomen.
Ja, u hoort het goed: het platteland bestaat niet meer,
alles wordt buitengebied genoemd, er buiten gelegen
en gehouden. Het "Streekplan-Nieuwe Stijl" voorziet
in een groeiklasseregiem voor alle dorpen en stadjes
buiten de 8 stadsregio's. Tot aan de piepgrens van de
leefbaarheid wordt hun groei teruggebracht.
Een verdere uitbouw van het stedelijk denken wordt Toch wil ik de stadsregio een ontwerp noemen. Het is
aangebracht, maar de Brabantse steden zijn nog geen een antwoord op de schaalvergroting van stedelijke
echte steden, terwijl door de industrialisatie van het uitbreidingen los van het stedelijk lichaam gesitueerd,
platteland wel veel Brabantse dorpen zo sterk zijn ge- sub-urbaan aangehaakt, op afstand gebouwd. Het is
groeid dat ze inmiddels geen echte dorpen meer zijn. een bestuurlijke en functionele noodzaak tot samen-
werking binnen de stadsregio. Gemeentegrenzen
worden overschreden, maar de nieuwe suburbane
mens werkt wel in de centrum-gemeente. Er is ook
een ruimtelijk beeld geschetst. Daarom is de stadsre-
gio meer dan een antwoord, maar daar kom ik nog op
terug.
46
Ontwerpen aan Brabant
_....
~
~
/
--.....
Ontwerp-Streekplan, 1990
47
Ontwerpen aan Brabant
48
Ontwerpen aan Brabant
49
Legenda's
Het informatiepakket bij deze prijsvraag omvat, naast een 1. De geomorfologische kaart
aantal essays, verschillende grote kaarten met toelichtin-
gen op verschillende aspecten van het plangebied. De le-
genda's bij die kaarten, met soms een schriftelijke toelich- Literatuur:
ting of literatuurverwijzingen, zijn in dit boekje als supple- • Geomorfologische kaart van Nederland 1 :50.000;
ment opgenomen. kaartblad 50 Tilburg en kaartblad 49 Bergen op Zoom;
Het kaartmateriaal is samengesteld en getekend, onder Stichting voor Bodemkartering, Wageningen 1981.
begeleiding van de Prijsvraagcommissie voor 'Het Stro- • Rapport 1690, bijlage blad 1, blad 2.
mende Stadsgewest', door Rob Roggema en Linda Hooyer.
Legenda:
SUPPLEMENT: LEGENDA'S
Dekzandplateau( 4F5)
Inhoud:
51
Legenda's
Legenda:
m Veengronden
(aVz, pVz zVc/zVz Vc/Vz)
Moerige gronden
(vWp/zWp, vWz/zWz)
._---_....-
~---_
Podzolgronden (Hn23 cHn21/cHn23 ~------
Kwel uit de grote rivieren
Hd21) .-------
~------
Namen van de grondwaterstromingsstelsels: volg van deze ondiepe kleilagen wordt een belangrijk
1. Drunense duinen-systeem deel van het neerslagoverschot via ondiepe grondwa-
2. Dorst-systeem terstroming naar het drainagenetwerk getranspor-
3. Turnhout-Alphen-systeem teerd .
4. Rijkevorsel-Gelderse Heide-systeem Deze kleilagen hebben echter ook tot gevolg dat de
5. Kalmhoutse Heide-systeem effecten van (drink)waterwinning in de watervoerende
6. Rucphense Bossen-systeem pakketten onder deze kleilagen in belangrijke mate
7. Hollands Diep-systeem beperkt blijven tot deze pakketten en minder aan het
8. Maas-systeem oppervlak zichtbaar zijn (onder andere de grondwater-
9. Mark-Dintel-systeem stand) . Dit houdt echter niet in dat de gevolgen van
10. Wihelminakanaal-systeem deze onttrekkingen derhalve niet belangrijk zijn. Het
11. Zevenberggen (industriêle onttrekking) tegendeel is het geval. Als gevolg van deze onttrek-
12. Etten-Leur (industriêle onttrekking)) kingen neemt de kwel vanuit deze watervoerende
13. Seppe (openbare drinkwatervoorziening) pakketten namelijk sterk af. Plaatselijk kan deze zelfs
overgaan in infiltratie. Het effect hiervan is dat de kwa-
liteit van het water in grondwaterafhankelijke natuurge-
SAMENVATTING VAN: bieden in de afgelopen decennia sterk is verslech-
HYDROLOGISCHE SYSTEEMANALYSE terd.
WESTELIJK NOORD-BRABANT EN OMGE- De gevolgen hiervan zijn ondermeer af te lezen in het
VING (Dienst Grondwaterverkenning TNO, Vrije Uni- verdwijnen van tal van grondwaterafhankelijke plante-
versiteit Amsterdam, 1990) soorten en de slecht hydrologische kwaliteitsbeoor-
deling in deze gebieden. De verminderde kwel heeft
De hydrologie in westelijk Noord-Brabant ten westen ook consequenties voor de kwaliteit en kwantiteit van
van de Gilze-Rijen storing wordt in belangrijke mate be- de oppervlakteafvoer.
paald door het ondiepe voorkomen van een dik slecht Het is overigens niet zo dat Kedichem-Tegelen kleilag-
doorlatend pakket (Kedichem-Tegelen Formatie of en als een homogene kleilaag geinterpreteerd moe-
Formatie van Kempen). ten worden. Uit onderzoek in kleigroeves en uit recent
Dit heeft niet alleen consequenties voor de ontwikke- onderzoek van ondiepe seismisch reflecties blijkt dat
ling en het afvoergedrag van het oppervlaktewaterstel- deze kleilagen juist zeer heterogeen zijn. Het slecht
sel maar tevens voor de grondwaterstroming. Als ge- doorlatende pakket bestaat uit een opeenstapeling
53
Legenda 's
van kleilenzen waarbij de tussenliggende ruimtes zijn vaak ongunstig en kan nog problemen in de toekomst
opgevuld met zeer fijn zand. Als gevolg hiervan kun- creêren. Belangrijke delen van het kern-infiltratie-
nen bijvoorbeeld verdrogingseffecten als gevolg van gebied (voeding diepere pakketten) bevinden zich
diepe grondwateronttrekkingen ruimtelijk een zeer namelijk op Belgisch grondgebied. De toenemende
grote variatie hebben. onttrekkingen daar gaan ten koste van het oorspron-
In het studiegebied bevinden zich een aantal regio- kelijke naar Nederland stromende grondwater.
nale natuurlijke, door neerslag gevoede systemen. Er Dit gaat ondermeer ten koste van de aanvoer van het
blijkt een goede overeenstemming te zijn tussen de natuurlijke water naar de kwelgebieden. het oorspron-
ligging van de bij deze systemen behorende kwelge- kelijke diepe, kalkrijke grondwater heeft daar plaats ge-
bieden volgens het hydrologisch onderzoek en de maakt voor verontreinigd ondiep grondwater met ne-
kwelkaart op basis van plantesoorten. gatieve gevolgen voor flora en fauna.
Naast de vrijstromende systemen komen er verschil- Reallocatie van de winningen in West-Brabant lijkt ech-
lende half-natuurlijke systemen voor die door het op- ter weinig perspectief voor het natuurbehoud te bied-
pervlaktewater gevoed worden. en.
Tenslotte zijn er de kunstmatige winningssystemen. Ook de drinkwaterwinningen worden bedreigd. De
Deze konden slechts voor het westelijk gedeelte van winningen die grondwater onttrekken uit het WVP 3
het gebied begrensd worden. (F. van Maassluis) pompen reeds beinvloed grondwa-
Aan de ingang van al deze systemen bevindt zich over ter op. De kwaliteit voldoet nu nog wel aan de drinkwa-
het algemeen verontreinigd (grond-)water. In het geval ternormen. Incidentele particuliere winningen binnen
van infiltrerend oppervlaktewater wordt dit veroorzaakt hetzelfde pakket zijn echter reeds sterk verontreinigd
door de sterk verontreinigde waterbodems, terwijl in met onder andere nitraat en aluminium.
de andere gevallen met name vermesting de oorzaak De kwaliteit van het diep (onder de Kallo-klei) onttrok-
is. Ook de atmosferische depositie heeft op relatief ken grondwater lijkt, zeker in de komende 100 jaar, ge-
korte termijn de kwaliteit van het grondwater sterk waarborgd te zijn (Saaitink en Stuurman, 1989).
aangetast. Langs bosranden in in houtwallen kan dit
extreme vormen aannemen. De kwaliteit van het on- Uit het onderzoek blijkt dat de kernen van de infiltratie-
diepe grondwater is slecht. Naast te hoge gehaltes gebieden belangrij zijn voor de voeding van de die-
aan nitraat, sulfaat, kalium en verschillende zware me- pere pakketten. In vele gevallen bestaand deze uit
talen worden ook bestrijdingsmiddelen als atrazin aan- bos en/of heidegebied waardoor de grondwaterkwali-
getroffen. Een relatief groot oppervlak van het studie- teit (afgezien van vervuiling als gevolg van atmosferi-
gebied wordt ingenomen door een stelsel van sche depositie) redelijk gewaarborgd is. In verschil-
ondiepe stroomtakken (het intermediaire gebied). Als lende gevallen zijn deze echter bedekt door intensief
gevolg hiervan zijn grondwaterverontreinigingen bemeste agrarische terreinen of stedelijk gebied.
meestal tot relatief geringe diepte (15-20 m-mv) be-
perkt gebleven.
Op enkele plaatsen blijken verontreinigingen ook tot Gebiedsgerichte conclusies
grotere diepte (±50 m-mv) te zijn doorgedrongen. Dit
zijn meestal natuurlijke kerninfiltratiegebieden waar In de Ettensche-, Hoevensche-, Haagsche Beemden
zich tevens belangrijke grondwateronttrekkingen be- en de Binnenpolder van Terheyden en Vuchtpolder is
vinden. de van origine diepe, kalkrijke kwel, grotendeels ver-
Daar de beken en bovenlopen voor het overgrote vangen door sterk vervuilde kwel van ondiepe her-
deel gevoed worden door ondiep verontreinigd komst. Een en ander is het gevolg van een combinatie
grondwater, is de kwaliteit van het oppervlaktewater van overbemesting en stijghoogteverlaging door de
slecht. Het is ook te verwachten dat dit op de korte tot grote grondwateronttrekkingen. Genoemde gebieden
middellange termijn alleen nog maar zal verslechteren. zijn nog rijk aan kwelindicerende platsesoorten. Nader
Hierbij moet naast de met vermesting in verband onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre het hier
staande elementen ook aan bestrijdingsmiddelen om "naijleffecten gaat of dat er plaatselijk nog sprake is
worden gedacht. van uittredend diep grondwater.
Over het algemeen zijn de grondwatersystemen voor- De Matjes vormden voorheen een kwelgebied van
namelijk door de bemesting, verzuring, ontwatering en een locaal of subregionaal systeem. Zowel het opper-
grondwaterontrekking kwalitatief en kwantitatief sterk vlaktewater als het grondwater is locaal sterk verontrei-
aangetast. De natuurwatervoorziening is de meest be- nigd. Met name onderzoek naar de extreem hoge
dreigde sector. Er wordt momenteel onevenredig veel zinkgehaltes in het grondwater is noodzakelijk.
van de grondwaterhoeveelheid door drinkwaterwin- Rond de Lokker bij Pannehoef, vindt nog kwel uit het
ning, industrie en landbouw gebruikt. De kwaliteit van WVP3 plaats. Vanuit hetzelfde pakket vindt tevens
het natuurwater wordt dus zowel direct (vermesting, at- stroming naar het dieper liggende WVP4 plaats.
mosferische depositie, puntbronnen) als indirect door
verschuivende systeemgrenzen bedreigd. In het dal van de Aa of Weerijs vindt sterke kwel plaats.
Ook de ruimtelijke verspreiding van de winlocaties is Deze komt echter onder andere als gevolg van de
54
Legenda's
diepe ontwateringsbasis nu niet ter beschikking van SAMENVATTING VAN: WERKEN AAN WA-
flora en fauna . Mogelijkheden tot natuurontwikkeling TER, Waterhuishoudingsplan , toelichting, bijlagen,
lijken in dit gebied aanwezig . ontwerp, Provincie Noord-Brabant.
2. Aa of Weerijs
Het betreft een groot landbouwgebied, met slechts in
het noordelijke deel enkele kleine natuurkernen. De
Aa of Weerijs wordt aangeduidt als verbindingszone.
In landbouwkundig opzicht zijn grote delen van het
gebied te nat.
1. Turfvaart en Bijloop
2. Aa of Weerijs
3. Galdersche beek
4. Mark
5. Bavelsche Leij
6. Chaamse beken
7. Strijbeekse beek
8. Merkske
Stroomgebied van de Mark(Noot.Het stroomgebied van de Gilzewouwerbeek ten oosten van Breda, dat volle-
dig ten behoeve van het landbouwkundig gebruik is ingericht, is ondergebracht in regio 7).
55
Legenda '5
56
Legenda's
stroomgebied bestaat voornamelijk uit agrarisch ge- beekbodem plaatselijk zodanig te zijn verlaagd dat de
bied, delen ervan vormen onderdeel van de Ecologi- drainerende werking van de beek is toegenomen.
sche Hoofdstructuur vanwege waardevolle weidevo- Vooral het diepe kalkrijke kwelwater bereikt gevolg
gelgebieden . Landschappelijke en natuurweten- hiervan de beemden niet meer, waardoor de waarden
schappelijke waarden binnen het eigenlijke beekdal van vegetaties ter plaatse afnemen.
zijn voornamelijk langs de benedenloop gesitueerd.
De actuele aquatisch-ecologische waarden van de Het stroomgebied van de Donge
Strijbeekse beek zijn groot, maar in vergelijking met Deze regio watert af via de Donge, bij hoge afvoeren
oudere gegevens kan toch een duidelijke afname van wordt een deel van het water afgelaten via het Wil hel-
de waarden gedurende de afgelopen 25 jaar worden minakanaal. Het zuidelijk deel van deze regio bestaat
vastgesteld . uit licht hellende zandgronden, het noordelijk deel uit
intensief ontwaterde veengronden. In het uiterste
In kwalitatief opzicht vormt de landbouw het voornaam- noorden vindt enige wateraanvoer plaats.
ste probleem. Effluentlozingen vinden niet plaats; wel In deze regio ligt het accent duidelijk op de landbouw.
is er sprake van vier overstorten in het meest boven- Naast rundveehouderij komt er ook tuinbouw voor.
stroomse gedeelte van de beek. Met name het glastuinbouwgebied in het noorden van
In en langs de benedenloop treden periodiek te hoge deze regio is van belang. Vollegrondstuinbouw komt
stroomsnelheden en inundaties op. De daardoor ve- voor ten oosten van Breda. In deze regio zijn diverse
roorzaakte problemen zijn niet erg groot en locaal van ruilverkavelingen in uitvoering.
aard. Een probleem vormt echter vooral de onzeker- Het aantal waterafhankelijke natuurgebieden is be-
heid over de effecten van de ruilverkavelingen Alphen perkt. Het betreft verspreid liggende gebieden die van
en Riel, en Baarle-nassau, die zijn gelegen in boven- belang zijn voor weidevogels en ganzen. Natuuront-
en middenlopengebied . wikkeling wordt beoogd langs het Wilhelminakanaal. In
het noordelijke deel van de regio zijn waardevolle rest-
Merkske anten van een voormalig verveningsgebied aanwezig.
De belangrijkste bovenlopen vormen het Marksken, Waterrecreatie in deze regio is van ondergeschikt be-
een genormaliseerde beek die op Nederlands grond- lang. Kanosport komt voor op de Beneden-Donge.
gebied ligt, en de Noordermark, een vrij meanderende
beek die water uit Belgie aanvoert. Vanaf de samen- Regionale knelpunten in de waterhuishouding van
vloeiing van beide beken is het Merkske een vrij landbouwgronden zijn niet bekend . Knelpunten ten
meanderende beek die over ruim de helft van de to- aanzien van natuurkerngebieden zijn bekend voor het
tale lengte de grens vormt tussen Nederland en Bel- noordelijjke veengebied en hebben betrekking op
gië. Enkele kleinere zijlopen voeren water aan uit land- verdroging, de afstemming van het peilbeheer op
bouwgebieden in Nederland en Belgie . zowel natuur- als landbouwkundige belangen en de
Het dal van het Merkske heeft op een groot aantal eutrofie ring via het ondiepe grondwater of direct door
plaatsen de oorspronkelijke kleinschalige structuur be- het landbouwkundig gebruik van de gronden. Nog
houden en maakt in zijn geheel deel uit van de Ecolo- grotendeels onbekend is de toestand van de kwel in
gische Hoofdstructuur. Vooral de beemden bezitten dit gebied. Het waterhuishoudkundig beheer en in-
grote vegetatiekundige waarden . richting is primair gericht op het landbouwkundig ge-
Zowel het Merkske als het binnen Nederland gelegen bruik van de gronden. De verspreid voorkomende na-
gedeelte van de Noordermarkt bezitten grote aqua- tuurwaarden worden zoveel mogelijk door locale
tisch-ecologische en morfologische waarde. De aqua- maatregelen gespaard.
tisch-ecologische waarden van het Merkske zijn in de
afgelopen 25 jaar enigszins afgenomen. Het Marksken
bezit vooral potentiele waarde. Ook enkele van de klei-
nere zijloopjes bezitten potentiele waarden .
5. Oppervlaktewater / riolering
Op het Nederlandse gedeelte van het beekstelsel vin- Literatuur:
den geen effluentlozingen plaats en er is slechts een * Dienst Grondwaterverkenning TNO, Vrije Universiteit
overstort aanwezig; de voornaamste beinvloeding Amsterdam. 'De hydrlogisache systeemanalyse van
vindt plaats door de landbouw, zowel via rechtstreekse westelijk Noord-Brabant en omgeving' OS 90-25 A
afspoeling als via het ondiepe grondwater. In het Eindrapport: Een integraal onderzoek naar de struc-
Vlaamse gedeelte van het stroomgebied is sprake van tuur en dynamiek van watersystemen en de proces-
verschillende lozingen van effluent, industriele lozin- sen die deze bedreigen, april 1990.
gen en enkele ongezuiverde lozingen van rioolwater. - fig. 5.6: Grondwaterstromingsstelsels in combinatie
Naast organische belasting betreft het ook hoge con- met puntverontreinigingen.
centraties zware metalen. Voorts is ook in Belgie de • Jaarverslag Hoogheemraadschap West-Brabant
landbouwinvloed groot. 1989: 'Toetsresultaat NBBK 1989'
Er is geen sprake van grote knelpunten op waterkwan- • Overzichtstekening gebied HWB, 1 :50.000, krt 50-2,
titeitsgebied. Wel blijkt door intensief onderhoud de okt. 1982
57
Legenda's
EJ
Voldoet niet aan de normen voor: pH droge natuur kerngebied
enlof temp., CI-, S042-, kleur, geur
_11%$.1
natte natuur kerngebied
o Puntverontreinigingen
_ natte natuur bos
6.Autosloperij
7.
8.
Gasfabriek
Chemische wasserij
~
LQQQj verbindingszone
9.Textielindustrie
10. Leerlooierij
11. Verfindustrie
12. Metaalindustrie
13. Overige
1\-71 \/
mogelijke aanstutting met de
sche infrastructuur in Belgiê
ecolog~
Rioolwaterzuiveringsinstallaties 7. Verkeersintensiteiten
Literatuur:
Rioolgemalen * Kruispunt van wegen, beleidsnotitie verkeer en ver-
voer, jan. 1990, Provincie Noord-Brabant.
Overstorten Legenda:
(bestaand en geprojecteerd)
Persleidingen
(bestaand en geprojecteerd)
11 II1 Auto's (1 mm - 5000 auto'sJ
Regenwateruitlaat
(bestaand en geprojecteerd)
G Goederen (1 mm ~ 5000 vrachtauto'sJ
Stuw
~
L--.-J Trein (1 mm = 5000 reizigers)
58
Legenda's
ISZ"Ç r I glasvezelkabel
I. ••• 1 fiets (1 mm ~ 5000 fietsers)
~
LJ NS-station
districtcentrale
~ knooppuntcentrale
Llteratuu r:
* Kaartmateriaal:
-PNEM
- Intergas N.V.
c:=:J warrnwaterfeiding
~
- NV Waterleidingmij 'Noord-West-Brabant
* Nota: Telematica en ruimte in Brabant, 1988, Provin- pompstation
cie Noord-Brabant.
~
Legenda:
pompstation Amercentrale
Electra:
hoogspanning 380 V
1******1
hoogspanning 150 V
150 - 10kV-station
Literatuur:
380 kV-station
* Gegevens Hoogheemraadschap door afdeling Sta-
tistiek en Onderzoek grafisch omgezet.
Gas: Legenda:
Per gemeente cirkel met soort afval + richting Dorst
LI
" _ " _ _ _"--.JI transportleiding
LI_-__---li ontvang/verdeelstation
Huishoudelijk afval en grof huisvuil
Waterleiding (schematisch) :
g ro ndwaterpompstation
D Plantsoenafval, veeg- en marktvuil,
putmodder
EJ hoofdwaterleiding
59
Legenda '5
Attractieve kern
Vollegrondstuinbouw *
o dagrecreatief concentratiepunt
In I jachthaven
plaatsen
met niet meer dan 200 lig-
D zwembad
60
Legenda's
I1111111111111111 diensten
1-· -. -. -. - Hoogheemraadschap West-Brabant
61
Legenda's
14. Afvalstoffen
Literatuur:
* Schaalvergrotingslocaties uit: Tweede Afvalstoffen-
plan, juni 1989, Provincie Noord-Brabant
11
62
Legenda's
63
Legenda '5
64
Legenda's
65
Legenda 's
composteringsinstallatie Moerdijk
afvalverbrandingsinstallatie Moerdijk
66
Legenda's
16. Ammoniakemissie
L1teratuu r:
• Regionale ontwikkelingen in de Noord-Brabantse
agrarische sector
~ 50 - 100 kg/ha/jr
CJ 0 - 50 kg/ha/ir
~I
. ~~
L ')
I
\ \
./ (
~ ~
/ 'i
L \. I
/ "\ 7
/ ,-.... ~
~\
) \
'\
llt"
~r/ ~~
r\. .<\1
(
/ ~
.--Y\ ,J l
VI
'-
~
"-
r
/' ( ",-
/ VI'- "... r ) I--'
L I1 I "t'\.
/1 1\ l ~~
~ \.. ( )
r
""'"
\.... )
\ 1/ \\1 .J
\..,1 I; ~ ~ ~
7 ,,~ x x X ~
/ •~ ~ X X ~ x:
,/ ~ X X )( x x X
", ~ X )( tx [X X ><
.... ~ D< X IX IX "'X )( )(
~ tlrx ~ ~ )( ){ x I)S
X X.
Q(~~ 'lilt x~~D< ><-z
- ...,. 'T7
67
Legenda's
16. Fosfaatoverschot
Literatuur:
* Regionale ontwikkelingen in de Noord-Brabantse
agrarische sector
68