You are on page 1of 5

Nederlands Samenvatting P5

Drogredenen
1: Onjuist gebruikte reden, oorzaak of verklaring.
2: Verkeerde vergelijking: Een vergelijking met iets totaal anders maken.
3: Generalisatie: Op grond van één voorbeeld een conclusie trekken,
waarbij je alles er iedereen over een kam scheert.
4: Autoriteitsargument: Denken dat je kunt volstaan met een verwijzing
naar een bepaalde persoon die ooit iets gezegd heeft.
5: Ontduiking van de bewijslast: Je mag niet als argument noemen dat
het geven van een argument onnodig is.
6: Cirkelredenering: Je moet met je argument niet het standpunt herhalen.
7: Vaag taalgebruik: In een redenering voor één woord verschillende
betekenissen gebruiken.
8: Onzakelijke argumentatie: Iets persoonlijks van je tegenstander in het
geding brengen.
9: Overdreven consequentie: De gevolgen van een standpunt overdrijven.
10: Vertekening van standpunten: Het standpunt van de ander
vereenvoudigen of overdrijven.

Woordkeuzefouten (1)
 Woordvergissing (het woord lijkt qua vorm op het woord dat je bedoelt,
maar het heeft een hele andere betekenis)
vb. Dit geneesmiddel verwijdert (verwijdt) de bloedvaten.

 Contaminatie (verhaspeling van woorden en uitdrukkingen)


vb. Die speler behoort tot een van de beste basketballers van de wereld.
Is een contaminatie van ‘behoort tot de beste spelers’ en ‘is een van de beste
spelers’

 Congruentiefout (als het onderwerp enkelvoud is, is de PV ook enkelvoud.


Als het onderwerp meervoud is, is de PV ook in het meervoud)
2 vormen:
* Het zinsdeel dat voorop staat, wordt ten onrechte als onderwerp aangezien:
De reizigers worden verzocht snel uit of over te stappen. wordenwordt
*O enkelvoudPV enkelvoud, O meervoudPV meervoud
De overeenkomsten in ambitie om de top te bereiken, verbond deze twee
atleten. O is overeenkomsten (meervoud), dus verbond = verbonden.

 Bijzondere gevoelswaarde (er iets anders van maken dan je werkelijk


bedoelt)

1
Meneer, het lijkt in deze les wel een concentratiekamp. Je kan met de
gevoelswaarde choqueren.
Woordkeuzefouten (2)
 Pleonasme (een deel van de betekenis van een woord, wordt in een ander
woord herhaald)
vb. Ronde cirkel

 Tautologie (De volledige betekenis van een woord wordt weer herhaald)
vb. Zij is niet in staat om te kunnen komen

 Dan/Als (na vergr. trap: dan, na vergelijkende trap+rest: als)


 Hen/Hun (hun als het een meew. voorwerp zonder VZ is, hen ná VZ)
 Hun/Mij
 Jou/Jouw (jou=persoonlijk vnw. jouw=bezittelijk vnw.)
 Aan wie/Waaraan (‘aan wie’ bij personen, ‘waaraan’ bij dieren en dingen)
 Meeste/Meesten (meeste als er een ZN achter staat, meesten als het ZN er
niet staat)
 Dat/Wat (wat: verwijzing naar hele zin of onbepaald iets, dat:
verwijzing naar onzijdig ZN)

Signaalwoorden
 Aaneenschakeling: en, ook, verder, bovendien, daarnaast, maar ook,
noch…noch, voorts, niet alleen…maar ook, daar komt nog bij dat
 Tegenstelling: maar, echter, toch, daarentegen, integendeel, evenwel,
enerzijds…anderzijds, desondanks, niettemin, of…of
 Reden/Argument: want, aangezien, omdat, immers, namelijk,
derhalve, daarom
 Oorzaak-gevolg: doordat, daardoor, hierdoor, omdat, met als gevolg,
zodat, dientengevolge
 Doel-middel: opdat, om, daartoe, met de bedoeling, waarmee, dmv
 Detaillering/toelichting: dat houdt in, dwz, preciezer geformuleerd
 Voorbeeld: bijvoorbeeld, ter illustratie van, zo, zoals, stel, neem
 Voorwaarde: als, indien, wanneer, mits
 Bewijs: het bewijs is, het bewijst
 Inperking/relativering: hoewel, ofschoon, ondanks dat, weliswaar,
tenzij
 Vergelijking: alsof, evenals, eveneens, evenzeer, net als, vergelijk,
in vergelijking met
 Samenvatting: samenvattend, kortom
 Conclusie: dus, concluderend, de slotsom is, dat betekent

Samenvatten
 Verkennend Lezen
 Studerend Lezen
 Kernzinnen eventueel aanvullen
 Bepalen of alle kernzinnen noodzakelijk zijn

2
 Controleren of de geselecteerde kernzinnen de hoofdpunten weergeven
 Herformuleren
 Controleren van de spelling en interpunctie
Werkwoordvervoeging

Tegenwoordige tijd:
1e persoon enkelvoud (ik)  stam zonder uitgang loop
e
2 persoon enkelvoud (je, jij, u)  stam + t wordt
3e persoon enkelvoud (zij, hij, het, u) stam + t vindt

1e persoon meervoud (wij)  hele werkwoord vinden


2e persoon meervoud (jullie)  hele werkwoord vinden
3e persoon meervoud (ze, zij)  hele werkwoord vinden

Verleden tijd:
1e persoon enkelvoud (ik)  stam + de of te verbrandde
e
2 persoon enkelvoud (je, jij, u)  stam + de of te meldde
e
3 persoon enkelvoud (zij, hij, het, u) stam + de of te feestte

1e persoon meervoud (wij)  stam + den of ten feestten


2e persoon meervoud (jullie)  stam + den of ten feestten
3e persoon meervoud (ze, zij)  stam + den of ten feestten

* Staat ‘je’ of ‘jij’ achter de PV en is dat ‘je’ of ‘jij’ onderwerp, dan komt er
geen uitgang achter de stam
Loop je mee?
Vind je dat ook?
Vindt je broer dat ook?

* Een PV in de gebiedende wijs krijgt geen uitgang achter de stam


schrijf op, houd rechts, word wakker

In een formulering met ‘zich’ komt er wel een –t achter de stam


Draai om!
Draait u zich eens om!

* Als de stam van een werkwoord eindigt op een medeklinker van ’T


KoFSCHiP, dan komt er in de verleden tijd –te(n) achter, anders –de(n)

3
Waarschijnlijke PW-vragen…

1: Tekst met vragen over drogredenen


2: 8 signaalwoorden zoeken + zin erbij vermelden
3: Een auteur doet een bewering, jij moet je argumenten
erbij zoeken.
+ een inhoudsvraag
+ verschil weten paradox vs. Tegenstelling
4: Woordkeuze of zinsbouwfouten eruit halen
5: Werkwoordsspelling oefening (d en t)
6: Samenvatting maken

Misschien:
7: Tekst met vragen over alineaverband?

Alleen bij 3 staat er niks in de samenvatting, welke leerstof


erbij hoort weet ik niet.

4
Samenvatting Nederlands V5, Periode 5 Arvind Abhelakh

You might also like