Professional Documents
Culture Documents
Drogredenen
1: Onjuist gebruikte reden, oorzaak of verklaring.
2: Verkeerde vergelijking: Een vergelijking met iets totaal anders maken.
3: Generalisatie: Op grond van één voorbeeld een conclusie trekken,
waarbij je alles er iedereen over een kam scheert.
4: Autoriteitsargument: Denken dat je kunt volstaan met een verwijzing
naar een bepaalde persoon die ooit iets gezegd heeft.
5: Ontduiking van de bewijslast: Je mag niet als argument noemen dat
het geven van een argument onnodig is.
6: Cirkelredenering: Je moet met je argument niet het standpunt herhalen.
7: Vaag taalgebruik: In een redenering voor één woord verschillende
betekenissen gebruiken.
8: Onzakelijke argumentatie: Iets persoonlijks van je tegenstander in het
geding brengen.
9: Overdreven consequentie: De gevolgen van een standpunt overdrijven.
10: Vertekening van standpunten: Het standpunt van de ander
vereenvoudigen of overdrijven.
Woordkeuzefouten (1)
Woordvergissing (het woord lijkt qua vorm op het woord dat je bedoelt,
maar het heeft een hele andere betekenis)
vb. Dit geneesmiddel verwijdert (verwijdt) de bloedvaten.
1
Meneer, het lijkt in deze les wel een concentratiekamp. Je kan met de
gevoelswaarde choqueren.
Woordkeuzefouten (2)
Pleonasme (een deel van de betekenis van een woord, wordt in een ander
woord herhaald)
vb. Ronde cirkel
Tautologie (De volledige betekenis van een woord wordt weer herhaald)
vb. Zij is niet in staat om te kunnen komen
Signaalwoorden
Aaneenschakeling: en, ook, verder, bovendien, daarnaast, maar ook,
noch…noch, voorts, niet alleen…maar ook, daar komt nog bij dat
Tegenstelling: maar, echter, toch, daarentegen, integendeel, evenwel,
enerzijds…anderzijds, desondanks, niettemin, of…of
Reden/Argument: want, aangezien, omdat, immers, namelijk,
derhalve, daarom
Oorzaak-gevolg: doordat, daardoor, hierdoor, omdat, met als gevolg,
zodat, dientengevolge
Doel-middel: opdat, om, daartoe, met de bedoeling, waarmee, dmv
Detaillering/toelichting: dat houdt in, dwz, preciezer geformuleerd
Voorbeeld: bijvoorbeeld, ter illustratie van, zo, zoals, stel, neem
Voorwaarde: als, indien, wanneer, mits
Bewijs: het bewijs is, het bewijst
Inperking/relativering: hoewel, ofschoon, ondanks dat, weliswaar,
tenzij
Vergelijking: alsof, evenals, eveneens, evenzeer, net als, vergelijk,
in vergelijking met
Samenvatting: samenvattend, kortom
Conclusie: dus, concluderend, de slotsom is, dat betekent
Samenvatten
Verkennend Lezen
Studerend Lezen
Kernzinnen eventueel aanvullen
Bepalen of alle kernzinnen noodzakelijk zijn
2
Controleren of de geselecteerde kernzinnen de hoofdpunten weergeven
Herformuleren
Controleren van de spelling en interpunctie
Werkwoordvervoeging
Tegenwoordige tijd:
1e persoon enkelvoud (ik) stam zonder uitgang loop
e
2 persoon enkelvoud (je, jij, u) stam + t wordt
3e persoon enkelvoud (zij, hij, het, u) stam + t vindt
Verleden tijd:
1e persoon enkelvoud (ik) stam + de of te verbrandde
e
2 persoon enkelvoud (je, jij, u) stam + de of te meldde
e
3 persoon enkelvoud (zij, hij, het, u) stam + de of te feestte
* Staat ‘je’ of ‘jij’ achter de PV en is dat ‘je’ of ‘jij’ onderwerp, dan komt er
geen uitgang achter de stam
Loop je mee?
Vind je dat ook?
Vindt je broer dat ook?
3
Waarschijnlijke PW-vragen…
Misschien:
7: Tekst met vragen over alineaverband?
4
Samenvatting Nederlands V5, Periode 5 Arvind Abhelakh