You are on page 1of 10

Stenen van binnen, stenen van buiten

Natuursteen in de Jonge Bouwkunst

Syllabus 4de Vlaams-Nederlandse Natuursteendag - 15 februari 2012 R.P.J. van Hees, H. De Clercq & W.J. Quist (red.)

Stenen van binnen, stenen van buiten


Natuursteen in de Jonge Bouwkunst

Syllabus bij de 4de Vlaams-Nederlandse Natuursteendag

R.P.J. van Hees, H. De Clercq, W.J. Quist (red.)

Wetenschappelijk en organiserend comit: C.W. (Wim) Dubelaar, TNO V. (Veerle) Cnudde, UGent H. (Hilde) De Clercq, KIK-IRPA M. (Marleen) De Ceukelaire, KBIN R.P.J. (Rob) van Hees, TNO, TU Delft J. (Jan) van t Hof, RCE T. (Tim) De Kock, UGent R. (Roland) Dreesen, VITO M. (Michiel) Dusar, KBIN J. (Jan) Elsen, KU Leuven E. (Eric) Groessens, KBIN D. (David) Lagrou, VITO T.G. (Timo) Nijland, TNO W.J. (Wido) Quist, TU Delft H.J. (Hendrik) Tolboom, RCE Stenen van binnen, stenen van buiten - Natuursteen in de Jonge Bouwkunst Syllabus bij de 4de Vlaams-Nederlandse Natuursteendag Onder redactie van R.P.J. van Hees, H. De Clercq & W.J. Quist Uitgave Delftdigitalpress.com ISBN: 978-90-5269-405-4 info@delftdigitalpress.com 2012 deze uitgave: Delftdigitalpress 2012 tekst en afbeeldingen: auteurs Ontwerp en opmaak Studio Lampro, karen@lampro.nl De 4de Vlaams-Nederlandse Natuursteendag en deze syllabus werden mede mogelijk gemaakt door de financile steun van het Delft Centre for Materials (DCMAT) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. www.natuursteendag.nl

Voorwoord

In 2005 werd in Leuven de eerste Vlaams-Nederlandse Natuursteendag georganiseerd met als centraal thema de witte Belgische steen. In 2007 werd in Utrecht de tweede natuursteendag georganiseerd, rond het thema Authentiek duurzaam | Duurzaam authentiek. De derde Vlaams-Nederlandse Natuursteendag, met als thema Vergane glorie of glorieus verdergaan?, vond in 2009 plaats in Gent. Begin 2012 is het de beurt aan Delft, nu onder het thema Stenen van binnen, stenen van buiten. Natuursteen in de Jonge Bouwkunst. Het thema van de vierde natuursteendag is buitengewoon veelzijdig en dat komt ook in de titel tot uiting: in de Jonge Bouwkunst, een periode die loopt van ca. 18501965, is in veel representatieve gebouwen zowel aan de buiten- als aan de binnenzijde zeer bewust gebruik gemaakt van natuursteen. Door zijn specifieke uitdrukkingskwaliteiten is dit een bij uitstek representatief materiaal, dat gebouwen een voorname uitstraling kan geven. Ook markeert deze periode de tijd waarin naast natuursteen van eigen bodem, ook meer en meer steen van buiten Belgi/Nederland zijn intrede deed. De Jonge Bouwkunst wordt gekenmerkt door een grote toestroom van nieuwe buitenlandse natuursteen die onder andere samenhangt met een gebrek aan lokale steen. Voor de Noordelijke Nederlanden, met eigenlijk als enige lokale steen de mergel of Maastrichter kalksteen, op de keper beschouwd, niets nieuws. Echter voor het zuidelijke deel van de lage landen, is er wel degelijk sprake van een nieuwe situatie met import van buiten. Import, vooral vanuit Frankrijk, maar ook vanuit Duitsland, op momenten dat oorlogen de toevoer uit Frankrijk belemmeren. De periode van de Jonge Bouwkunst is ook interessant omdat haar begin samenvalt met het doorbreken van de industrile revolutie in onze landen n met de komst van de spoorwegen, die aanvoer van natuursteen uit totaal andere gebieden dan te voren, mogelijk maakt. De waterwegen zijn niet langer leidend als het gaat om verspreiding van natuursteen. De industrile revolutie leidt ook tot nieuwe technieken: mechanische zagen, aangedreven door stoommachines, doen hun intrede en maken het mogelijk dunne natuursteen (bekledings)platen te vervaardigen. Dit principe zal in de loop van de twintigste eeuw steeds meer toepassing vinden.

iii

Dezelfde industrie leidt overigens ook tot luchtverontreiniging: zure regen zorgt voor versnelde aantasting van kalksteen. Kortom we hebben te maken met een complex van elkaar benvloedende factoren die een rol spelen bij de toepassing en bij het onderhoud van natuursteen in de Jonge Bouwkunst. In een aantal bijdragen, die voor een belangrijk deel ook mondeling op de vierde natuursteendag worden gepresenteerd, wordt ingegaan op zowel het tijdsgewricht: de eeuw van de Jonge Bouwkunst, als op de komst van vreemde steen naar onze gebieden. Maar ook op het zich wijzigend materiaalgebruik: van blokken naar (dunne)platen en op de belangrijke plaats van natuursteen in het interieur van representatieve gebouwen. Natuurlijk ontbreekt ook mogelijke schade aan natuursteen niet. Verder wordt ingegaan op het gebruik van natuursteen in de periode 1850-1965 in de historische stad Delft, waar deze natuursteendag plaatsvindt. Bij dit laatste wordt specifiek ingegaan op de Faculteit Bouwkunde, gevestigd in een gebouw uit het midden van de beschouwde periode met zijn typische materiaalgebruik. Een gebouw ook dat een icoon van instandhouding en herbestemming genoemd mag worden, dankzij de kwaliteit van de ingrepen door het betrokken architectenteam, maar zeker ook dankzij de wijze waarop de materialen, rode baksteen, geel-grijze tufsteen en roze graniet hun nadrukkelijke bijdrage aan de belevingswaarde leveren.

Prof. ir. Rob P.J. van Hees Voorzitter organisatiecomit

iv

INhoud

Spoorwegen als enabling technology voor de architectuur: Veranderend natuursteengebruik in 1860-1960


Michiel Dusar & Timo Nijland

In het voetspoor van Camerman: de opmars van de Franse steen in Belgi


Roland Dreesen, Veerle Cnudde, Michiel Dusar, Marleen De Ceukelaire, Dominique Bossiroy, Eric Groessens, Jan Elsen, Tim De Kock & Jan Dewanckele

33

Pierre de Savonnires: Een historische bouwsteen in beeld gebracht


Wim Dubelaar, Roland Dreesen & David Lagrou

65

Van verankerde blokken tot platen op steeltjes


Hendrik Tolboom & Huibert Borsje

77

Looking for Balance: The discovery of an Integral Approach


Job Roos

97

Natuursteen in het interieur van bankgebouwen


Danille Takens

111

het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren de glorie van de Luxemburgse zandsteen, niet zonder problemen
Robin Engels, Hilde De Clercq , Michiel Dusar & Marleen De Ceukelaire

125

delft: Nieuwe natuursteen in een oude stad


Timo Nijland, Wido Quist & Rob van Hees

137

Vernaculair gebruik van witstenen in oost-Vlaanderen


Marleen De Ceukelaire

149

vi

Spoorwegen als enabling technology voor de architectuur: Veranderend natuursteengebruik in 1860-1960


Michiel Dusar1,2 & Timo Nijland3
1 2 3

Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Belgische Geologische Dienst Provinciale Hogeschool Limburg, Departement Architectuur en Beeldende Kunsten TNO, Delft

Inleiding

economische crisis die een einde maakte aan de huisnijverheid en de hongersnood ten gevolge van de mislukte aardappeloogsten West Europa beleefde toen het einde van de Kleine IJstijd - tijdens de veertiger jaren van de negentiende eeuw legden echter de kiemen voor een maatschappelijke omwenteling. Het jaar 1860 staat symbool voor een ommekeer, met de doorbraak van de industrile revolutie. Handelsbelemmeringen werden afgebroken door opheffing van stadsoctrooien en barreelrechten; vrijhandelsverdragen met de buurlanden leidden niet alleen tot economische opbloei en grotere welstand maar ook tot andere leefgewoonten: wij stapten over van de knusse Biedermeier naar de bruisende Belle Epoque. Op de Belle Epoque volgen de oorlogen, de daarmee gepaard gaande leveringsproblemen voor verschillende klassieke stenen - in Nederland worden bijvoorbeeld zowel tijdens en vlak na de Eerste Wereldoorlog als tijdens de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog beoogde maar niet meer verkrijgbare Franse en Belgische stenen op grote schaal vervangen door wel verkrijgbare en aanvoerbare Duitse - en na beide oorlogen de periodes van wederopbouw. Na de wederopbouw van de laatste wereldoorlog, zo manifest in het door het bombardement van mei 1940 gehavende Rotterdam, vindt rond 1960 een nieuwe cesuur plaats in het natuursteengebruik. Het was ook weer een periode van economische expansie, met Chinese toestanden.

More than any other technical design or social institution, the railway stands for modernity. No competing form of transport, no subsequent technological innovation, no other industry has wrought or facilitated change on the scale that has been brought about by the invention and adoption of the railway, aldus Tony Judt in zijn The Glory of the Rails (2010). Dit is maar al te waar, ook met betrekking tot natuursteengebruik in de architectuur. Ongeveer vanaf 1860 worden de spoorwegen een enabling technology voor de architectuur. Ze maken een nieuwe materiaalkeuze en nieuwe materiaalaanvoer voor de snel groeiende steden mogelijk. De technologische revolutie was al eerder begonnen, met als beslissend moment de uitvinding van de stoommachine door James Watt in 1769 en zijn toepassing in de industrie die voortaan op kolen en staal gegrondvest werd. De mobiliteit kreeg een forse duw door de komst van de trein als publiek transportmiddel, in 1835 in Belgi en 4 jaar later in Nederland. Van volksvermaak ontwikkelde het spoorverkeer zich razendsnel tot belangrijkste wijze voor massatransport, zowel voor personen als goederen (Laffut 1981). Tegelijk deed zich een demografische revolutie voor, waarvoor niet de trein maar wel de aardappel verantwoordelijk was. Aanvankelijk gebeurden deze veranderingen in een samenleving die nog op traditionele, bijna Middeleeuwse leest was geschoeid. De diepe
Stenen van binnen, stenen van buiten - natuursteen in de jonge bouwkunst R.P.J. van Hees, H. De Clercq, W.J. Quist (red.) 2012 Delftdigitalpress en auteurs

Afbeelding 1 Monument uit 1884 t.g.v. de opening van de spoorweg Nijmegen-Kleef op 8 augustus 1865, ontworpen door stadsbouwmeester J.J. Weve (Fotos T.G. Nijland, maart 2011).

Koning auto overheerste. Tijdens de zestiger jaren kwam er in Belgi jaarlijks 100 km autosnelweg bij; de spoorlijnen daarentegen werden opgebroken. De basisindustrie verdwijnt meer en meer uit West Europa en daarmee ook de band met de natuurlijke grondstoffen. Goedkoop transport bevoordeelt aanvoer uit lagelonenlanden, waar het openen van een groeve geen bureaucratische procedureslag betekent die even veel tijd vergt als de uiteindelijke levensduur van die groeve en arbeidsomstandigheden minder streng ingeperkt zijn. Het aanbod aan natuursteen wordt bepaald door de leverancier en minder benvloed door de eisen van de bouwheer. Men vliegt naar Londen om zich in een taxi te laten rondrijden door de nieuwe chique kantoorwijken en kiest een aantrekkelijk kleurpalet. Natuursteen wordt gemarginaliseerd in de woningbouw maar wordt meer en meer aangewend om de openbare

en commercile ruimte aan te kleden. Het overdadig natuursteengebruik in verschillende Golfstaten voert dit tot in het extreme door. De mondialisering, en tevens de diamantkabel die ontginning en bewerking van harde granieten niet langer achterstelt ten opzichte van de kalkstenen integendeel leiden tot een enorme petrografische diversificatie. De wereld wordt ons dorp. Geodiversiteit springt in het oog maar wordt tegelijkertijd gebanaliseerd en ontdaan van haar (immaterile) context. Continuteit of lokale verankering in het steenaanbod worden niet meer gegarandeerd, de relatie tussen betekenis, traditie en materiaalgebruik gaat verloren. Natuursteen wordt als confetti uitgestrooid. De voorliggende periode 1860 1960 is echter een tijd waarin zeer bewust met natuursteen werd omgegaan, soms ook gexperimenteerd, duidelijk in reflec-

Spoorwegen als enabling technology voor de architectuur

tie op voorgaande tijden, maar ook met aanpassing aan nieuwe constructieve mogelijkheden. Niet alleen nieuwe natuursteensoorten maken opgang, maar ook nieuwe vormen van bevestiging en afwerking (Tolboom & Borsje 2011). Het is een fascinerende periode die na decennia van veronachtzaming opnieuw op waardering mag rekenen (Denslagen 2002). Het natuursteengebruik dat al redelijk complex werd in herkomst, zij het nog steeds binnen een overzichtelijk Europees kader, is echter nog onvoldoende gedocumenteerd. Zo rollen in Nederland allerlei geel-bruine zandstenen binnen, afkomstig uit delen van Duitsland en het Duits-Luxemburgse grensgebied, in mindere mate ook uit Frankrijk en Zwitserland, die visueel moeilijk te onderscheiden zijn, slechts een korte periode gebruikt werden en we amper herkennen (Nijland et al. 2012). Een klein monumentje in Nijmegen illustreert dit aardig. Het staat aan de voet van het Valkhof, en is in 1884 opgericht ter gelegenheid van de al lang niet meer bestaande spoorlijn Nijmegen-Kleef in 1865 (afbeelding 1). Welke zandsteen gebruikt is, vermeldt de gedenkplaat niet. Maar herkennen doen we hem ook niet.

op de eerste spoorlijn van het Europese vasteland. In 1865 was het spoorwegnet reeds gegroeid tot 3100 km, in 1913 werd 4629 km aangevuld met 4111 km buurtspoorwegen. Hiermee bereikte het Belgische spoorwegnet aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog de grootste dichtheid ter wereld (Laffut 1981). De aanleg van dit spoorwegnet was de belangrijkste en ook volgehouden investering van de jonge Belgische staat in de negentiende eeuw. De expansie van het spoorwegnet kon echter niet onbeperkt doorgaan vermits zijn efficintie omgekeerd evenredig is ten opzichte van de graad van organisatie. Vanaf het einde van de negentiende eeuw begon het wegvervoer terug aan belang te winnen. De ontdekking van de automobiel bracht een nieuwe evolutie teweeg tijdens de twintigste eeuw met de verbetering van het wegennet, dat zijn beslag kreeg omstreeks 1960 met de aanleg van een Europees netwerk van autosnelwegen en de popularisatie van de auto als priv-transportmiddel. Ook in Nederland ontstond een fijnmazig spoorwegennet, dat veel meer plaatsen bereikte dan thans. De impact van de spoorwegen op het transport was enorm. Aansluiting van de Nederlandsche Rhijnspoorweg - de eerste hoofdspoorverbinding in Nederland (1845) - op het Duitse spoorwegennet in 1856 resulteerde uiteindelijk in een verzeventigvoudiging van het goederenvervoer, terwijl het personenvervoer veertig maal zo groot werd (Van Dal 1981). In 1912 hadden de vier grote maatschappijen in Nederland samen in totaal 3692 km enkel- en dubbelspoor, waarover ze 49.293 passagiers en 19.535 ton goederen vervoerden (Schuiling 1915). De invloed van de spoorwegen op de beschikbaarheid en kostprijs van natuursteen blijkt al snel uit het feit dat de prijzen opgegeven worden per wagon en station van verladen of aflevering. Al in de jaren 1860 zijn ook in Belgi de prijzen van buitenlandse natuursteen concurrerend met die van de eigen steen (tabel 1).

de spoorwegen als hefboom voor het natuursteengebruik 1860 1960

De spoorwegen hebben zich kunnen ontwikkelen als hefboom voor het natuursteengebruik vanaf pakweg 1860 vanwege de situatie in zowel de landen waar natuursteen gebruikt werd als die waar de steen gewonnen werd. Voor de jonge Belgische staat kwamen de spoorwegen als geroepen om zichzelf in Europa te profileren, hiertoe niet in het minst gestimuleerd door de belemmering van de scheepvaart tot binnen de nieuwe staatsgrenzen vanaf het revolutiejaar 1830 door de tolbarrire op de Schelde. In 1834 werd de wet op de invoering van het spoorwegsysteem van kracht, n jaar later reed de eerste trein tussen Brussel en Mechelen

Spoorwegen als enabling technology voor de architectuur

You might also like