Professional Documents
Culture Documents
Bestuurlijke Ontwikkeling
Eindredactie
Mw. drs C.E. Bleijenberg, SGBO, Onderzoeks- en Adviesbureau van de VNG
Mw. drs N.W. Gerritsen, SGBO, Onderzoeks- en Adviesbureau van de VNG
Dhr. ir. S.E. van Keulen, SGBO, Onderzoeks- en Adviesbureau van de VNG
Samenstelling
Dhr. drs. P. Bentvelsen, IMD Consultancy
Dhr. drs. R.O.B. van den Bergh, IMD Consultancy
Mw. drs. C.E. Bleijenberg, SGBO, Onderzoeks- en Adviesbureau van de VNG
Dhr. J. Bokkelkamp RA, VNG International
Mw. drs. N.W. Gerritsen, SGBO, Onderzoeks- en Adviesbureau van de VNG
Mw. A. Henriquez, IMD Consultancy
Dhr. ir. S.E. van Keulen, SGBO, Onderzoeks- en Adviesbureau van de VNG
Dhr. drs. P. van Tilburg, VNG International
Woord vooraf
Voor u ligt het rapport van de Baselinestudie Bestuurlijke Ontwikkeling Nederlandse Antillen
2003. Dit rapport (december 2003) bestaat uit de beschrijving van een meetinstrument en de
uitkomsten van een eerste meting voor de zes entiteiten. Het rapport is op 28 november jongst-
leden vastgesteld door de commissie die de uitvoering van het onderzoek heeft begeleid.
In de periode waarin het onderzoek is uitgevoerd heeft het team, bestaand uit zeven lokale en
overzeese onderzoekers, veel inzicht gekregen in de bestuurlijke ontwikkeling van de zes enti-
teiten. Kwaliteit van bestuur is voor elk van de entiteiten een belangrijke aangelegenheid. In de
praktijk leggen de entiteiten hierbij uiteraard verschillende accenten. Accenten die passen bij de
actuele lokale situatie van de betreffende entiteit.
Soms was het lastig om in een betrekkelijk korte tijd, het veldwerk werd in drie weken uitge-
voerd, een compleet en volledig beeld te krijgen van het karakter van het lokale bestuur. Voor
de uitvoering van een onafhankelijk en betrouwbaar onderzoek was dat overigens ook niet no-
dig of zelfs wenselijk.
Het ‘eigene’ van de verschillende entiteiten speelde een belangrijke rol in het onderzoek. Wij
hebben dan ook geprobeerd zo goed mogelijk te ‘luisteren’ naar wat er speelt. We verwachten
dat u dat terug zult vinden in dit rapport. Bestuurlijke ontwikkeling en de mogelijkheden tot ver-
betering daarvan hangen immers nauw samen met de lokale situatie en de eigenheid van de
entiteiten. Wij hopen door zoveel mogelijk aan te sluiten bij de mogelijkheden die de lokale situ-
atie biedt, een rapport te maken waar u, als bestuurder of ambtenaar, mee verder kunt.
De uitvoering van het onderzoek was voor het onderzoeksteam met recht een uitdagende op-
dracht. In betrekkelijk korte tijd is er een meetinstrument ontwikkeld om direct daarop volgend
een nulmeting uit te voeren. Zonder de inzet en ondersteuning van de coördinatoren bestuurlij-
ke ontwikkeling was het voor ons veel lastiger, zo niet onmogelijk geweest om het onderzoek op
een goede manier uit te voeren.
Ook de begeleidingscommissie willen we bedanken. Positief was de grote en inhoudelijke be-
trokkenheid van de leden bij het onderwerp en het onderzoek. Het resultaat hiervan was dat de
bijeenkomsten van de begeleidingscommissie intensief en erg zinvol waren. Deze betrokken-
heid geeft het onderzoeksteam het vertrouwen dat de begeleidingscommissie ook een verant-
woordelijk op zich zal nemen voor de follow up van het onderzoek. Immers met de afronding
van de baselinestudie begint het pas voor u. De komende periode zal het instrument in de prak-
tijk zijn waarde moeten bewijzen. Daarin spelen de bestuurders en ambtenaren van de entitei-
ten een cruciale rol. Wij wensen alle betrokkenen succes bij de follow up van de Baselinestudie
bestuurlijke ontwikkeling!
Leeswijzer
De uitvoering van de Baselinestudie heeft geresulteerd in een lijvig rapport. Het rapport bevat
uit de uitkomsten van de nulmeting voor de zes entiteiten, een toelichting op en verantwoording
van het meetinstrument, aanbevelingen voor de follow up en een aantal bijlagen. Hieronder
volgt een toelichting op de verschillende hoofdstukken, zodat u makkelijk uw weg in het rapport
kunt vinden.
Hoofdstuk 1
In dit inleidende hoofdstuk wordt de context van de opdracht toegelicht. Hier vindt u de op-
drachtformulering en de uitgangspunten van de opdrachtgever met de studie. Tot slot wordt hier
kort de maatschappelijke en bestuurlijke context waarin de studie is uitgevoerd beschreven.
Hoofdstuk 2
In dit hoofdstuk staan het proces en de organisatie van de uitvoering van de Baselinestudie
centraal. Stap voor stap wordt toegelicht hoe het onderzoek is opgezet en hoe de feitelijke uit-
voering van het onderzoek is verlopen.
Hoofdstuk 3
In dit hoofdstuk wordt verantwoording afgelegd over het meetinstrument, de set indicatoren,
zoals die is ontwikkeld. De complete set indicatoren is opgenomen in bijlage 4.
Hoofdstukken 4 t/m 9
In deze hoofdstukken vindt u de uitkomsten van de nulmeting van de zes entiteiten. De hoofd-
stukken worden afgesloten met een samenvatting van de uitkomsten. De aanbevelingen vindt u
in hoofdstuk 11.
Hoofdstuk 10
In dit hoofdstuk staat benchmarking centraal. Na een instructie voor het lezen en het gebruik
van benchmarkgegevens volgt de onderlinge vergelijking van de uitkomsten van de zes entitei-
ten. In de laatste paragraaf wordt een handreiking geboden voor het internationaal vergelijken
in de toekomst.
Hoofdstuk 11
Hier vindt u de samenvatting van de uitkomsten van de studie. Op basis hiervan wordt een aan-
tal concrete aanbevelingen gedaan. De aanbevelingen richten zich op het verbeteren van de
meetbaarheid van bestuurlijke ontwikkeling, de ontwikkeling van de set indicatoren en de herha-
lingsmeting van de Baselinestudie.
Bijlage 4
In deze bijlage wordt een toelichting gegeven op alle indicatoren, de mogelijke waarde, de ge-
hanteerde meetwijze en eventuele aanbevelingen voor vervolgmetingen.
Inhoudsopgave
blz.
1 Inleiding 1
1.1 Perspectief van de opdrachtgever 1
1.2 Opdrachtformulering 2
1.3 De context waarin de uitvoering plaatsvindt 4
3 Het meetinstrument 15
3.1 Uitgangspunten meetinstrument 15
3.2 Ontwikkeling van de set indicatoren 17
10 Benchmarking 111
10.1 Wat is benchmarking? 111
10.1.1 Het nut van benchmarking 111
10.1.2 Met wie vergelijken? 112
10.2 Uitkomsten onderlinge benchmark 113
10.2.1 Benchmark Kwaliteit van bestuur 115
10.2.2 Benchmark Kwaliteit ambtelijk apparaat 116
10.2.3 Benchmark Checks en balances 117
10.2.4 Benchmark Vertrouwen in de overheid 118
10.2.5 Benchmark Financiën en begrotingsbeheer 119
10.2.6 Benchmark Informatisering 120
10.3 Leren van internationale initiatieven 121
10.4 Hoe verder met benchmarking? 125
11 Aanbevelingen 127
11.1 Uitkomsten op hoofdlijnen 127
11.2 Aanbevelingen 128
Bijlagen 135
1 Inleiding
In dit hoofdstuk vindt u een inleiding op het onderzoek. Aan de orde komen achtereenvolgens
de doelstelling van de opdrachtgever met het onderzoek, de formele opdrachtformulering en de
organisatie van de uitvoering van onderzoek. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt de
bestuurlijke en actuele maatschappelijke context toegelicht waarin de uitvoering van het baseli-
neonderzoek heeft plaatsgevonden.
De ambities op het terrein van bestuurlijke ontwikkeling zijn vastgelegd in het Programma Be-
stuurlijke Ontwikkeling Nederlandse Antillen 2002 – 2006. Dit kaderprogramma is opgesteld
door de zes entiteiten gezamenlijk. Op basis van dit programma hebben de eilandgebieden en
het land hun eigen jaarplannen bestuurlijke ontwikkeling voor 2003 opgesteld.
De baselinestudie moet handvatten bieden om de uitvoering van het kaderprogramma (zie op-
drachtformulering) en de jaarprogramma’s van de entiteiten te volgen, eventueel bij te stellen en
de resultaten ervan te kunnen meten. Kortweg moet de baselinestudie input leveren voor de
volgende zaken:
- Het meetbaar maken van de doelstellingen van het kaderprogramma en de jaarplannen
bestuurlijke ontwikkeling;
- het monitoren van de voortgang en hiermee de mogelijkheid om bij te sturen;
- het beoordelen van de input in relatie tot de output en hiermee de mogelijkheid om bij te
sturen;
- het zo mogelijk vergelijken (benchmarken) van de uitkomsten;
- het inzichtelijk maken van prestaties om verantwoording af te kunnen leggen aan het eigen
bestuur, externe financiers en subsidiegevers.
De opdrachtgever heeft met de Baselinestudie nadrukkelijk niet voor ogen gehad om de consul-
tant een oordeel te laten vormen over de kwaliteit van het bestuur van de verschillende entitei-
ten, noch om streefwaarden te formuleren of beleidsinhoudelijke aanbevelingen te doen. De
verantwoordelijkheid voor deze zaken ligt bij de bestuurders van de betreffende entiteiten. De
baselinestudie moet hiervoor uiteraard relevante input leveren.
In de TOR (Terms Of Reference) is het doel van de opdracht als volgt omschreven:
‘De doelstelling van de opdracht is het selecteren c.q. ontwikkelen van smart-indicatoren,
op basis waarvan een baselinestudie kan worden uitgevoerd ter vaststelling van de be-
ginwaarden van de indicatoren. In principe hebben de resultaten van de baselinestudie
geen gevolgen voor de in het samenwerkingsprogramma opgenomen subdoelstellingen
en deelgebieden. De baselinestudie dient behalve ter monitoring en evaluatie van het
samenwerkingsprogramma, enkel ter vaststelling van de verschillende beginsituaties en
waar mogelijk de internationale benchmarking op het gebied van Bestuurlijke Ontwikke-
ling. Vervolgens biedt het een vertrekpunt voor de door de entiteiten vast te stellen
streefwaarden en realisatietijdstippen in hun jaarplannen.’
Op basis van deze achterliggende doelstelling van het onderzoek is de opdracht voor de base-
linestudie geformuleerd. Zie voor de TOR bijlage 7.
1.2 Opdrachtformulering
Zoals al eerder aangegeven vormt het Programma Bestuurlijke Ontwikkeling 2002 – 2006 het
uitgangspunt voor de uitvoering van de baselinestudie. In dit programma is een aantal doelstel-
lingen ten aanzien van de kwaliteit van bestuur, de ambtelijke organisatie en de dienstverlening
benoemd. Het programma is er in algemene zin op gericht om:
- Kwaliteit van het bestuur: het democratisch gehalte, de transparantie en de integriteit van het
bestuur verder te verhogen.
- Ambtelijke organisatie: de doelmatigheid en de doeltreffendheid te optimaliseren.
- Dienstverlening: continu verhogen van de klantvriendelijkheid, de betrouwbaarheid en de
mate van tevredenheid van de burger.
1. Het bestuurlijk apparaat: het versterken van het besef van en garanties voor publieke ver-
antwoordelijkheid met betrekking tot bestuur, beleidsbepaling, besluitvorming en beleidsuit-
voering.
2. Het ambtelijk apparaat: het optimaliseren van het geheel van personele, materiële en orga-
nisatorische middelen ter vervulling van overheidstaken.
3. Controle op het bestuur / checks & balances: het versterken van organen die een belangrij-
ke rol spelen bij het controleren van het ambtelijk apparaat en het bestuur.
4. Vertrouwen in de overheid: het bewerkstelligen van een toename van het vertrouwen van
de burger in de overheid.
5. Financiën en begrotingsbeheer: het verder rationaliseren van de verwerving, allocatie, be-
steding en beheer van geldmiddelen.
6. Informatisering: het optimaliseren van de toepassing van moderne informatie- en communi-
catietechnologie ten behoeve van het functioneren van overheidsdiensten en de communi-
catie met de omgeving.
De baselinestudie behelst dus enerzijds het ontwikkelen van een set indicatoren die aansluit bij
de hierboven aangegeven drie algemene doelstellingen en de hiervan afgeleide zes deelgebie-
den van het samenwerkingsprogramma bestuurlijke ontwikkeling. Bij de ontwikkeling van het
meetinstrument en de uitvoering van de nulmeting zijn de zes deelgebieden richtinggevend. De
uitkomsten geven echter eveneens inzicht in het niveau van de algemene doelstellingen.1
1
Op basis van voortschrijdend inzicht heeft de begeleidingscommissie – in overleg met de opdrachtnemer -
ervoor gekozen om de zes deelgebieden van bestuurlijke ontwikkeling leidend te laten zijn. Een herhaling
van de exercitie voor de drie algemene doelstellingen is niet zinvol bevonden.
2
In het onderzoeksvoorstel van VNG International was voorzien in benchmarking met gemeenten in Nederland.
Op aangeven van de begeleidingscommissie is de voorkeur uitgesproken voor een vergelijking met internati-
onale gegevens, zo mogelijk met gegevens van landen uit de regio. De vergelijking met Nederlandse ge-
meenten is hiermee komen te vervallen. Dit is als zodanig vastgelegd in het door de begeleidingscommissie
vastgestelde plan van aanpak voor de uitvoering van het onderzoek. Zie ook hoofdstuk 2.
In deze paragraaf wordt in zeer grove lijnen de context geschetst waarin de uitvoering van het
onderzoek plaatsvindt. Om de uitkomsten van de baselinestudie te kunnen interpreteren is enig
inzicht in zowel de bestuurlijke als de maatschappelijke context van groot belang.
De volgende aspecten komen aan bod:
- de actuele sociaal-economische situatie op de Nederlandse Antillen;
- typering van het bestuur (structuur en cultuur);
- samenwerking tussen de Nederlandse Antillen en Nederland.
In deze context wordt good governance aangemerkt als een belangrijke voorwaarde om de
uitdagingen waar de Antillen zich voor gesteld zien, effectief aan te kunnen gaan. Het grote
belang dat door de overheid aan bestuurlijke ontwikkeling wordt gehecht is dan ook zeer ge-
rechtvaardigd.
3
Aantal inwoners per eilandgebied (bron: CBS 2002):
Curaçao 126.816
Sint Maarten 31.882
Bonaire 10.114
Sint Eustatius 2.267
Saba 1.387
TOTAAL 172.466
De geografische spreiding van de eilanden draagt er begrijpelijkerwijs toe bij dat burgers zich
met name identificeren en oriënteren op het eiland waar ze wonen. Deze oriëntatie vindt zijn
weerslag in de organisatie van politieke partijen. De volksvertegenwoordiging van het land kent
een vaste zetelverdeling per eiland. Statenleden vertegenwoordigen dus een lokale, eilandge-
bonden partij. Het gevolg hiervan is dat Curaçao, veruit het grootste eiland, ook de meerderheid
van de zetels in de Staten voor haar rekening neemt. De invloed van het eilandgebied Curaçao
in het landsbestuur is dus relatief groot. Die invloed wordt ook door de kleine eilanden als groot
ervaren.
4
o.a. in G.J. Van Oostindie, Knellende Koninkrijksbanden. Het Nederlandse dekolonisatiebeleid in de Caraï-
ben, 1940-2000., Amsterdam University Press, 2001.
5
Vanaf de zeventiger jaren is een aantal documenten gepubliceerd die betrekking hebben op bestuurlijke
vernieuwing in de Nederlandse Antillen: van de eilandsecretaris van Curaçao Van Leeuwen (1970), de hoog-
leraar Jenkens (1971 en 1977), de Werkgroep Biesheuvel (1980), het Decentralisatieplan (1981). Meer re-
cent waren er het rapport van LCH (1995), de Antilliaanse topoverleggen (1996 en 1997) en rapporten van
de Commissies Havermans (2003) en Wijers (2002).
Nederland. Het vijftigjarig bestaan van het statuut geeft nog eens extra voeding aan deze dis-
cussie over de constitutie van de Antillen.
De meest recente verkiezingen (2003) op het eilandgebied Curaçao hebben hier een bestuur
opgeleverd dat een nieuwe koers voorstaat. Deze koerswijziging heeft directe gevolgen voor
het terrein van bestuurlijke ontwikkeling en de relatie met Nederland. Het nieuw gekozen be-
stuur toont zich onder andere voorstander van een gewijzigd financieel beleid en voor een meer
zakelijke en onafhankelijke relatie met Nederland. Na deze verkiezingsuitslag en bestuurswis-
seling op Curaçao is eveneens een nieuwe de landsregering samengesteld en aangetreden.
Gevolg hiervan is dat de bestuurlijke verhoudingen tussen de verschillende entiteiten ook in een
ander vaarwater terecht zijn gekomen.
De afgelopen jaren zijn er diverse projecten ontwikkeld op het terrein van bestuurlijke ontwikke-
ling. In dit verband is het nuttig om er drie te noemen. Het project Reinventing Goverment
(1994-1998) richtte zich met name op het optimaliseren van het functioneren van het over-
heidsapparaat. In 1996 werd gestart met het programma Beleid- en Beheersinstrumentarium
(BBI). Dit programma had tot doel de overheid van de entiteiten transparanter, doeltreffender en
effectiever te laten functioneren. Tot 2001 leverde Nederland een bijdrage aan de financiering
van dit programma. Een project waar momenteel nog aan wordt gewerkt is het project Sanering
Overheidsapparaat dat op het niveau van de landsoverheid wordt uitgevoerd.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de visie van de opdrachtnemer op bestuurlijke
ontwikkeling. Direct daarna wordt de gekozen werkwijze voor de uitvoering van de baselinestu-
die toegelicht. Deze aanpak sluit naadloos aan op onze visie op bestuurlijke ontwikkeling. In de
laatste paragraaf van dit hoofdstuk komt de organisatie van het project aan de orde komt.
Een aspect dat van groot belang is voor de bestuurlijke ontwikkeling is het functioneren van de
(lokale) democratie en de volksvertegenwoordigende rol van het bestuur. Een stabiele en slag-
vaardige overheid is van essentieel belang voor het vertrouwen van de burger in het openbaar
bestuur. Een ander aspect van bestuurlijk ontwikkeling waar wij veel belang aan hechten is het
functioneren van de organisatie van (lokale) overheden. Bestuur en organisatie spelen beide
een onmisbare rol bij de totstandkoming, uitvoering en evaluatie van beleid. Hiervoor is een
goede planning & control cyclus onontbeerlijk. Daarnaast moet de organisatie in staat zijn om
haar taken effectief en efficiënt uit te voeren.
Een specifiek aspect van het functioneren van de organisatie is de kwaliteit van dienstverlening.
Burgers zijn niet alleen onderdaan, maar ook ‘klant’ van de overheid als het gaat om producten
zoals vergunningen of paspoorten. In het bedrijfsleven is het normaal dat de kwaliteit wordt
bepaald door de vraag van klanten, maar ook de overheid heeft de verantwoordelijkheid om te
zorgen voor een goede kwaliteit van dienstverlening.
Al de bovengenoemde elementen komen direct of indirect terug in de zes gebieden van be-
stuurlijke ontwikkeling die door de opdrachtgever zijn benoemd. Op hoofdlijnen sluit het sa-
menwerkingsprogramma aan op de belangrijkste gebieden die bij kwaliteit van bestuur worden
onderscheiden. Ook de gehanteerde werkwijze van het kaderprogramma waarbij wordt ge-
werkt met doelstellingen en indicatoren, past bij onze beleidsmatige aanpak van kwaliteit.
Uitgangspunt bij deze beleidsmatige benadering van kwaliteit vormt de Deming cycle. Dit kwali-
teitsmodel geeft weer dat een verbeterproces een permanente cirkel van plannen, doen, evalu-
eren en aanpassen is. Het vormt de basis voor bijna ieder gangbaar internationaal kwaliteits-
zorgsysteem, waaronder het Total Quality Managementmodel en ISO 9001.
p la n :
d o e ls t e l lin g e n
w e r k w ij z e b e p a l e n
a c t:
o p g ro n d v a n
do:
r e s u lta te n
u it v o e r e n
w e r k w i jz e
aanpassen
check:
v o o rtg a n g
b e w a k e n e n e ffe c t
m e te n
2.1.2 Benchmarking
Het vergelijken van prestaties en uitwisselen van ervaringen op bestuurlijk terrein kan een
krachtige impuls zijn voor verbetering. Benchmarking is dan ook een geschikt instrument om te
werken aan kwaliteitsverbetering. Het gaat dan niet om het uitdelen van rapportcijfers of kwalifi-
caties als goed of slecht, maar om te leren van de ervaringen die elders zijn opgedaan.
De wijze waarop de Baselinestudie Bestuurlijke Ontwikkeling is opgezet sluit uitstekend aan bij
de behoefte van de entiteiten om zich met elkaar te vergelijken. Daarbij dient aangetekend te
worden dat dit proces op een zorgvuldige manier zal moeten worden uitgevoerd. De verschillen
tussen de verschillende entiteiten zijn aanzienlijk; denken maar aan de verschillen in omvang
en in de functies van het lands- en eilandsbestuur. Bij een vergelijking moeten deze verschillen
altijd in gedachten worden gehouden bij de interpretatie van de uitkomsten. Een benchmark als
onderdeel van de Baseline is primair gericht op het leren door vergelijking.
De ervaring leert dat het transparant maken van prestaties soms leidt tot het ter discussie stel-
len van de meetmethode en de uitkomsten. Daardoor is het lastig de essentiële, volgende stap
te zetten: namelijk het uitwisselen van ervaringen en bespreken van de mogelijkheden waarop
prestaties verbeterd zouden kunnen worden. Een open, lerende houding en de erkenning dat
de uitkomsten van de vergelijking zeker niet bedoeld zijn om elkaar af te rekenen zijn hierbij
essentieel. In hoofdstuk 10 wordt uitgebreid ingegaan op de (on)mogelijkheden van benchmar-
king tussen de entiteiten en aan internationaal geldende normen.
Hieronder wordt de uitvoering van de opdracht toegelicht. Een gedetailleerde beschrijving hier-
van is vastgelegd in het plan van aanpak dat voor aanvang van het project is opgesteld. Dit plan
van aanpak heeft de leidraad gevormd bij de uitvoering van de baseline. Het onderzoek is on-
derverdeeld in vier fasen die hieronder kort worden toegelicht.
Fase twee vormde het hart van de uitvoering van de baselinestudie. Voor de uitvoering van het
veldwerk was drie weken gereserveerd. In deze fase is de definitieve set indicatoren samenge-
steld en zijn de onderzoeksgegevens verzameld. Het veldwerk is lokaal, op de vijf eilanden,
uitgevoerd. Het veldwerk bestond uit drie onderdelen: het houden van een workshop per enti-
teit, verzameling van schriftelijke informatie en het afnemen van interviews. Omdat veel organi-
saties en personen zijn benaderd voor een bijdrage – in de vorm van het aanleveren van schrif-
telijke of mondelinge informatie – is door de opdrachtgever een vooraankondiging van het on-
derzoek met als bijlage een factsheet over de baselinestudie verspreid.
Per entiteit is een workshop georganiseerd voor de belangrijkste bestuurlijke en ambtelijke sleu-
telpersonen. Doelstelling van deze bijeenkomsten was om informatie te geven over het onder-
zoek en de basisset indicatoren te presenteren. Op basis hiervan is gesproken over aanvullen-
de, entiteit specifieke indicatoren. De workshops vormden de start van het veldwerk voor elke
entiteit.
Na en in aansluiting op de workshops zijn schriftelijk en mondeling gegevens verzameld. Dit
waren zowel de beschikbare kwantitatieve registratie- en onderzoeksgegevens, als informatie
die in gesprekken met sleutelpersonen is verkregen. In deze fase van informatieverzameling
werden gelijktijdig de indicatoren op maat gemaakt voor de lokale situatie en werd de nulmeting
uitgevoerd.
De afronding van het onderzoek vond plaats na aanbieding van de definitieve conceptrapporta-
ge tijdens de vierde bijeenkomst van de begeleidingscommissie. Deze definitieve conceptversie
is door de coördinatoren bestuurlijke ontwikkeling verspreid binnen de verschillende entiteiten.
De entiteiten hebben hierop twee weken gekregen om, namens de eigen entiteit, schriftelijk te
reageren op het rapport. Op het moment dat de reacties beschikbaar waren, heeft het onder-
zoeksteam bepaald of en hoe de reacties zouden moeten worden verwerkt. Het definitieve rap-
port is vervolgens aangeboden aan de opdrachtgever. De opdrachtgever verzorgt de aanbie-
ding en agendering van het rapport in de hiervoor aangewezen bestuurlijke en ambtelijke gre-
mia.
Bij de uitvoering van het onderzoek is een aantal personen betrokken geweest. Enerzijds was
er het onderzoeksteam, anderzijds was er een aantal betrokkenen van de zijde van de op-
drachtgever. Hierna volgt een overzicht van de organisatie van het onderzoeksproject.
Opdrachtnemer
VNG International was de formele opdrachtnemer en verantwoordelijk voor het eindresultaat
van de baselinestudie. VNG International heeft voor de uitvoering van de opdracht samenwer-
king gezocht met SGBO, Onderzoeks- en Adviesbureau van de VNG en IMD Consultancy.
Projectteam
Aan de uitvoering van het onderzoek is in wisselende teams van onderzoekers gewerkt. De
teams waren samengesteld uit consultants van de Antillen (IMD) en onderzoekers van VNG
International. Betrokken onderzoekers van VNG International waren Peter van Tilburg en Jos
Bokkelkamp. Sergio van Keulen en Noortje Gerritsen zijn ingebracht door SGBO, Onderzoeks-
en Adviesbureau van de VNG. Consultants van IMD waren Rob van den Bergh, Patrick Bent-
velsen en Aissa Henriquez. Christine Bleijenberg van SGBO heeft de activiteiten van het onder-
zoeksteam gecoördineerd.
Aanspreekpunt opdrachtgever
Jeanine Poldervaart en Eunice Eijsden vormden het aanspreekpunt namens de opdrachtgever,
de directie Bestuurlijke en Constitutionele Zaken.
Begeleidingscommissie
De opdrachtgever heeft een begeleidingscommissie samengesteld die de uitvoering van het
onderzoek heeft begeleid. De begeleidingscommissie volgde, met de opdrachtgever, de opzet
en uitvoering van de baselinestudie. De commissie heeft in haar vergaderingen het plan van
aanpak, de werkset indicatoren en het definitieve conceptrapport vastgesteld. De commissie
was samengesteld uit afgevaardigden van de directie Bestuurlijke en Constitutionele zaken, de
coördinatoren bestuurlijke ontwikkeling van de zes entiteiten, de Directie Ontwikkelingssamen-
werking en de Vertegenwoordiging van Nederland te Willemstad.
In dit hoofdstuk is de werkwijze beschreven die is gevolgd bij de uitvoering van de baselinestu-
die. Gestart is met de visie van de opdrachtnemer op bestuurlijke ontwikkeling. De gehanteerde
werkwijze sluit hier direct op aan en is daarna toegelicht. In de laatste paragraaf is de organisa-
tie van het onderzoek uiteen gezet.
3 Het meetinstrument
In dit hoofdstuk staat het meetinstrument, de set indicatoren, centraal. In paragraaf 3.1 wordt
ingegaan op de algemene principes die zijn gehanteerd bij de ontwikkeling van de set indicato-
ren voor de baselinestudie. In de tweede paragraaf wordt het proces beschreven waarin de set
indicatoren tot stand is gekomen. In bijlage 4 is een compleet overzicht van de set indicatoren
opgenomen.
Het meetinstrument van de Baselinestudie Bestuurlijke Ontwikkeling bestaat uit een set indica-
toren. Deze set dient een goed beeld te vormen van de huidige stand van zaken op het terrein
van bestuurlijke ontwikkeling per entiteit. Bij het ontwikkelen van de set is rekening gehouden
met een aantal uitgangspunten.
programma’s van het Grotestedenbeleid en het VBTB-traject (Van Beleidsbegroting tot Beleids-
verantwoording) in Nederlandse gemeenten en bij de Rijksoverheid. Daarom is het belangrijk
om te starten met een beperkte basisset van indicatoren die aansluit bij de belevingswereld en
het ontwikkelingsstadium van de entiteiten. Bij gebruik zal blijken of de indicatoren daadwerke-
lijk gebruikt kunnen en gaan worden als sturingsinstrument (prioriteiten stellen, doelstellingen
formuleren). Op basis van ervaringen kunnen indicatoren verwijderd, toegevoegd of aangepast
worden. Een voorbeeld van dat laatste is het aanpassen van het meetniveau van een indicator.
Een ‘ja/nee-indicator’ kan op dit moment nog voldoende informatie opleveren terwijl er over
enkele jaren behoefte kan zijn aan exacte getallen. Het meetniveau moet dus passen bij het
ontwikkelingsperspectief van de organisatie. Bij eventuele aanpassingen aan de set van indica-
toren moet wel bedacht worden dat dit ten koste kan gaan van de herhaalbaarheid van de me-
ting en dus de precieze vergelijking van uitkomsten in de tijd.
In deze paragraaf wordt het proces beschreven waarin de set indicatoren tot stand is gekomen.
Dit is een iteratief proces geweest waarin afwisselend inbreng is geleverd door het onderzoeks-
team en de betrokkenen van de zes entiteiten. Het onderzoeksteam heeft hierbij haar ervarin-
gen met bestuurlijke ontwikkeling en het ontwikkelen van indicatoren op dit en andere beleids-
terreinen ingebracht. Daarnaast zijn het kaderprogramma en de jaarplannen bestuurlijke ont-
wikkeling en hieraan gerelateerde documenten bestudeerd als voorbereiding op de ontwikkeling
van de indicatoren. Hieronder wordt het betreffende proces stapsgewijs doorlopen.
Een onderwerp als bestuurlijke ontwikkeling laat zich moeilijk louter in cijfers uitdrukken. Daar-
om is er gekozen voor een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren. De waarde
van een kwalitatieve indicator kan meerdere gedaantes aannemen: ja/nee, een oplopende
schaal van slecht naar goed of met het geven van een indicatie middels cijfers op een vastge-
legde schaal (oneens – eens). In vrijwel alle gevallen zal een toelichting nodig zijn op de waar-
de die is gevonden bij de nulmeting.
In dit hoofdstuk is beschreven hoe de definitieve set indicatoren, op basis waarvan de uitkom-
sten van de nulmeting zijn gerapporteerd, tot stand is gekomen. Uit deze beschrijving blijkt dat
de samenstelling hiervan in nauw overleg tussen het onderzoeksteam en de belangrijkste be-
trokkenen voor bestuurlijke ontwikkeling tot stand is gekomen.
4.1 Inleiding
Bestuurlijke ontwikkeling is voor het eilandgebied Bonaire van essentieel belang. Sinds 1998
heeft het Bestuurscollege ter verbetering en versterking van de kwaliteit van en bevordering van
deugdelijkheid van bestuur het project Beleids- en Beheersinstrumentarium (BBI) opgestart.
Nederland leverde een bijdrage aan de financiering van dit project. In dit kader zijn drie projec-
ten gerealiseerd op het gebied van financiën en begrotingsbeheer. Het gaat hierbij om het inha-
len van achterstanden in de administratie, het samenstellen van de begroting voor het jaar 1999
en het opstellen van het subsidiebeleidsplan. Wegens omstandigheden buiten het eilandgebied
om is het BBI-project begin 2000 stopgezet.
Eind 2000 heeft het Bestuurscollege (BC) van het eilandgebied Bonaire besloten om op eigen
kracht verder te gaan met bestuurlijke ontwikkeling. In navolging hiervan heeft Bonaire een
aanvang gemaakt met de afronding van het in 1992 gestarte project ‘Herstructurering Bestuurs-
apparaat Bonaire’. Het BC van Bonaire bestaat uit drie bestuurders. De Eilandsraad telt negen
leden. Het ambtelijk apparaat van Bonaire bestaat momenteel uit de bestuursdienst (bestaande
uit negen afdelingen), vijf beleidsdiensten en vijf uitvoerende diensten, waar ongeveer 600
werknemers werkzaam zijn.
In de toekomst wil Bonaire toegroeien naar een situatie waarin het BC van het eiland bestuurt
op basis van planmatig en doorzichtig beleid, met voldoende aandacht voor regulering en con-
trole. In haar dienstverlening aan burgers moet de overheid zorgvuldigheid, betrouwbaarheid en
snelheid nastreven. Tot slot mag van de eilandoverheid worden verwacht dat zij een gezonde
financiële huishouding voert in de zin van een sluitende begroting en sanering van uitstaande
schulden.
Planmatig en doorzichtig beleid veronderstelt het formuleren van beleidslijnen, het aangeven
van de financiële en maatschappelijke randvoorwaarden voor een dergelijk beleid, het opstellen
van een op implementatie gericht actie- en stappenplan en het zorg dragen voor de uitvoering
van het voorgestane beleid. In geval van nieuwe ontwikkelingen dient zij niet alleen beleid te
ontwikkelen, maar ook zorg te dragen dat binnen de ambtelijke organisatie deze beleidsvelden
worden geïnstitutionaliseerd. Doorzichtig beleid veronderstelt bovendien dat zowel de Eilands-
raad als de burgers regelmatig en voldoende op de hoogte worden gesteld van het gevoerde
beleid.
In het jaar 2003 wenst het eilandgebied Bonaire op het gebied van bestuurlijke ontwikkeling met
name verder uitvoering te geven aan het overall project ‘Herstructurering Bestuursapparaat
Bonaire’. In het jaarplan bestuurlijke ontwikkeling 2003 staat dit onderdeel centraal.
Bonaire onderscheidt drie doelstellingen, in lijn met het Samenwerkingsprogramma, voor be-
stuurlijke ontwikkeling:
1. Het democratisch gehalte, de transparantie en de integriteit van het bestuur verder te verho-
gen;
2. De doelmatigheid en de doeltreffendheid van de ambtelijke organisatie te optimaliseren;
3. Het continu verhogen van de klantvriendelijkheid, de betrouwbaarheid en de mate van te-
vredenheid van de burger.
Binnen deze doelstellingen wordt door bestuurders en ambtenaren een aantal prioriteiten aan-
gegeven:
1. reorganisatie van het ambtelijk apparaat;
2. cultuurverandering binnen het bestuurlijk en ambtelijk apparaat;
3. verkorting van de doorlooptijd van de procedures.
De komende jaren zal de inspanning van Bonaire op het terrein van bestuurlijke ontwikkeling
zich op deze punten toespitsen.
De benodigde informatie voor de nulmeting is verkregen uit een workshop, interviews en bestu-
dering van schriftelijke informatie. Hierna wordt het verloop van de uitvoering van deze drie
onderdelen van het veldwerk kort beschreven.
4.2.1 Workshop
Op 19 september 2003 heeft een workshop voor bestuurders en ambtenaren van Bonaire
plaatsgevonden. In het eerste deel van de workshop werd een inleiding op de baselinestudie
bestuurlijke ontwikkeling gegeven. In het tweede deel stond de set indicatoren op basis waar-
van de nulmeting is uitgevoerd centraal. Eerst werd de basisset indicatoren gepresenteerd.
Daarna werd een discussie gevoerd over een aanvulling van de basisset met entiteit specifieke
indicatoren. Hiermee wordt bedoeld dat de expertise van de aanwezigen werd aangewend om
aanvullende indicatoren te formuleren die voor de betreffende entiteit van belang zijn.
Ook is kennisgenomen van het namens en door het BC opgestelde ‘Bonisha-rapport’ (Bonaire
Integrale Strategische Herstelagenda – Sociaal, economisch, bestuurlijk en financieel herstel
van het eilandgebied Bonaire 2003 - 2007) van juni 2003.
Tot slot hebben wij de verslagen en besluitenlijsten van de Eilandsraad van 2001, 2002 en een
deel van 2003, en de verslagen van de vergaderingen van de Centrale Commissie ter inzage
gekregen. De verslagen van de Eilandsraad en de Centrale Commissie zijn in het Papiamento
opgesteld. De besluitenlijsten van de Eilandsraad leverden geen informatie op die direct bruik-
baar was voor de uitvoering van de nulmeting.
4.2.3 Interviews
De onderzoekers hebben interviews afgenomen van de voor dit onderwerp belangrijkste be-
stuurders en ambtenaren. Bij de interviews waren in de meeste gevallen twee onderzoekers
aanwezig. In totaal zijn ruim tien gesprekken gevoerd. In alle gevallen ging het om interviews
met personen waarvan op basis van hun functie en positie in de bestuurlijke en ambtelijke or-
ganisatie kan worden aangenomen dat ze een relevante informatiebron zijn. Dit betekent dat zij
enerzijds over voldoende informatie beschikken en anderzijds een gefundeerd oordeel kunnen
vormen over voorliggende kwesties.De selectie van de geïnterviewden is in nauw overleg met
de coördinator bestuurlijke ontwikkeling tot stand gekomen. Er is een selectie gemaakt op basis
van functie. De interviews zijn plezierig verlopen en leverden veel bruikbaar materiaal op voor
de nulmeting.
4.2.4 Samenvattend
Bonaire was de eerste entiteit waarvoor de nulmeting werd uitgevoerd. De start van het veld-
werk vond al plaats voordat de workshops voor de andere entiteiten waren afgerond. De uitvoe-
ring van de nulmeting is goed verlopen. Bij de informatieverzameling lag het accent op de in-
formatie die is verkregen in interviews. Zoals hierboven aangegeven zijn ook schriftelijke bron-
nen geraadpleegd. Deze waren echter beperkt voorhanden en leverden informatie op in een
dusdanige vorm, dat deze op de termijn die beschikbaar was voor het onderzoek niet meetbaar
kon worden gemaakt.
In deze paragraaf worden de uitkomsten van de nulmeting weergegeven. Per gebied wordt een
korte inleiding gegeven, gevolgd door een schema. In dit schema worden eerst de indicator en
de SMART indicator toegelicht. Dan volgt de waarde van de nulmeting. De toelichting hierop
staat direct eronder. Tot slot worden per gebied conclusies getrokken. Op deze manier worden
alle zes gebieden besproken.
Bij dit gebied van bestuurlijke ontwikkeling staat de kwaliteit van het bestuur centraal. Aan de
orde komen onder andere integriteit, gebruik van ambtelijke ondersteuning door bestuurders en
het vastleggen en naleven van besluiten, taken en verantwoordelijkheden.
Indicator: A.1 Beleving van een gedragscode waarin is vastgelegd hoe bestuurders
dienen te handelen met betrekking tot integriteit, nevenfuncties, pu-
blieke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid?
SMART indicator: A.1.1 Is er een gedragscode vastgelegd?
Waarde: Nee
Toelichting: Er is geen gedragscode vastgelegd, maar volgens de respondenten bestaat
er wel degelijk een gemeenschappelijk idee over hoe bestuurders zich beho-
ren te gedragen.
Volgens de respondenten geeft Bonaire er de voorkeur aan om te wachten
met het vastleggen van een formele gedragscode tot deze gereed is bij het
Land zodat daar gebruik van kan worden gemaakt.
SMART indicator: A.1.2 Leggen bestuurders bij hun aantreden een ambtseed af?
Waarde: Ja
Toelichting: De ambtseed is verplicht volgens de ERNA.
SMART indicator: A.1.3 Beoordeling handelen volgens (ongeschreven) gedragscode
Waarde: 3 = Gedeeltelijk volgens gedragscode
Toelichting: De wenselijkheid werd over het algemeen gewaardeerd met 4 à 5; de realiteit
werd gewaardeerd met een 2 à 3.
Volgens de onderzoekers functioneren bestuurders wel ten behoeve van
burgers, maar ligt het accent hierbij op het dienen van het belang van de
eigen achterban.
Functieverstrengeling komt op dit moment niet voor. Enkele bestuurders zijn
qualitate qua commissaris bij een van de overheids NV’s.
Het aannemen van geschenken wordt in principe afgewezen.
Door de respondenten werden diverse nuanceringen bij de realiteit gegeven,
wel was de gemene deler bij het aannemen van geschenken, dat dit niet
mocht.
Indicator: A.2 Gebruik van ambtelijke ondersteuning bij de totstandkoming van beleid
SMART indicator: A.2.1 Percentage van de besluiten dat wordt onderbouwd door een ambtelijk advies
Waarde: 80% (schatting)
Toelichting: Het percentage van de besluiten dat wordt onderbouwd door een ambtelijk
advies wordt door de respondenten geschat op 80%.
Het aantal besluiten is niet exact bekend. Beleidsvoorstellen worden wel in
het POVO-systeem vastgelegd, maar door het ontbreken van jaarverslagen
bij de meeste afdelingen en diensten is hier geen direct benaderbare infor-
matie beschikbaar.
SMART indicator: A.2.2 Percentage van de besluiten dat tot stand is gekomen op initiatief van het ambtelijk
apparaat
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Deze gegevens worden als zodanig niet bijgehouden. Een betrouwbare
schatting is niet gegeven.
SMART indicator: A.3.2 Percentage van de besluiten dat niet in uitvoering is genomen
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
SMART indicator: A.6.2 Hebben alle bestuurders bij aantreden hun nevenfuncties gemeld?
Waarde: Ja
Toelichting: Er wordt een formulier ingevuld bij aantreding als bestuurder. Wijzigingen
ervan worden niet bijgehouden
Bij dit gebied van bestuurlijke ontwikkeling staat de kwaliteit van het ambtelijk apparaat centraal.
Aan dit gebied wordt veel belang gehecht, wat onder andere tot uiting komt in het samenwer-
kingsprogramma. Uit de theorie en uit praktijkstudie blijkt dat verbetering van kwaliteit van het
ambtelijk apparaat ook positieve effecten heeft op andere aspecten van de kwaliteit van be-
stuur. Indicatoren waarvoor gegevens zijn verzameld zijn de aanwezigheid van gekwalificeerde
en gemotiveerde medewerkers, de kwaliteit van werkplekken, de integriteit en klantgerichtheid
van ambtenaren.
De controleprocedures en –instrumenten zijn van essentieel belang voor een goed functione-
rend openbaar bestuur. Hierbij spelen de volksvertegenwoordiging – Staten en Eilandsraden –
een belangrijke rol, maar ook interne ambtelijke en externe controlemechanismen zoals de acti-
viteiten van ARNA en SOAB. In deze paragraaf worden de resultaten gegeven op de indicato-
ren die verwijzen naar kwaliteit van interne en externe ambtelijke en democratische controle-
instrumenten.
Indicator: C.1 Gebruik vraagrecht, recht van interpellatie- en budgetrecht door volks-
vertegenwoordigers
SMART indicator: C.1.1 Worden vragen centraal gepubliceerd?
Waarde: Nee
Toelichting: Schriftelijke vragen worden geregistreerd in POVO en van de beantwoording
ervan wordt verslag gedaan in de verslagen van de Eilandsraadvergaderin-
gen. Soms worden vragen door de personen die de vragenstellen via de pers
naar buiten gebracht.
SMART indicator: C.1.2 Aantal schriftelijke vragen dat in de afgelopen 12 maanden is gesteld door volksver-
tegenwoordigers
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Aantal vragen kon niet worden achterhaald uit de verslagen van de Eilands-
raad.
SMART indicator: C.1.3 Gemiddelde tijd tussen vragen en antwoorden
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Het Reglement van Orde (RVO) geeft aan dat vragen binnen drie weken be-
antwoord dienen te worden, met een verlengingsmogelijkheid tot zes weken.
De schatting is dat 15% van de vragen binnen deze termijn worden.
SMART indicator: C.1.4 Zijn de volksvertegenwoordigers voldoende in staat het budgetrecht naar behoren te
hanteren?
Waarde: 2 = onvoldoende
Toelichting: Er zijn achterstanden in het opstellen van jaarrekeningen, er ontbreken ac-
countantsverklaringen en er zijn vertragingen bij de begrotingsbehandelingen.
SMART indicator: C.3.4 Aantal keren dat SOAB in de afgelopen 12 maanden een bezoek heeft gebracht aan
de entiteit
Waarde: 3 keer
Toelichting:
Het vertrouwen van burgers in de overheid is de basis voor een goed functionerende overheid.
In deze paragraaf zijn indicatoren opgenomen over de inspanningen van de overheid om bur-
gers te informeren en te betrekken bij beleid, beroeps- en klachtenprocedures en vergunning-
verlening en handhaving.
SMART indicator: D.1.2 Beoordeling kwaliteit van de informatie en voorlichting aan de burger
Waarde: 2 = onvoldoende
Toelichting: Op basis van interviews beoordelen de onderzoekers de kwaliteit van de
informatie en voorlichting onvoldoende en voor verbetering vatbaar.
Indicator: D.2 Het actief betrekken van burgers en (maatschappelijke) organisaties bij
de ontwikkeling en uitvoering van beleid
SMART indicator: D.2.1 Zijn er formele overlegstructuren en/of organen?
Waarde: Ja
Toelichting: Er wordt o.a. overleg gevoerd met NGO’s (AMFO-NGO platform) en bijvoor-
beeld schoolbesturen.
SMART indicator: D.2.2 Aantal maatschappelijke stakeholders en burgers die in de afgelopen 12 maanden
door de overheid zijn benaderd voor overleg
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Stakeholders en burgers worden benaderd voor overleg. De frequentie hier-
van is niet bekend. Er is een aantal dagen per week aangewezen waarop
afspraken tussen burgers of organisaties en afzonderlijke gedeputeerden of
de gezaghebber kunnen worden gemaakt.
SMART indicator: D.2.3 Aantal keren dat burgers in de afgelopen 12 maanden gebruik hebben gemaakt van
formele inspraakmogelijkheden
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
SMART indicator: D.4.4 Aantal bezwaar- en beroepschriften uit de afgelopen 12 maanden dat gegrond is
verklaard
Waarde: N.v.t.
Toelichting:
Deze paragraaf gaat over de financiën en het begrotingsbeheer van de entiteit. Indicatoren die
aan de orde komen zijn de begrotingscyclus, en het interne financiële beheer, de werking van
het belastingstelsel en het financierings- en begrotingstekort.
4.3.6 Informatisering
Het laatste gebied handelt over informatisering. Het gebruik van elektronische systemen en
internettoepassingen wordt in het Samenwerkingsprogramma als randvoorwaarde voor de ont-
wikkeling van de kwaliteit van bestuur in de 21ste eeuw aangemerkt.
4.4 Conclusies
De huidige bestuurs- en ambtelijke cultuur van de entiteit is voor verbetering vatbaar. Dit wordt
door de betrokkenen van de entiteit in verschillende rapporten en ook in dit onderzoek aange-
merkt als belangrijke prioriteit. Open communicatie tussen de ambtelijke organisatie en bestuur
vormt de basis voor de verbetering van de kwaliteit van het bestuur.
Vertrouwen in de overheid
Er zijn weinig – harde - gegevens bekend over het vertrouwen van burgers in de overheid.
Klachten worden wel geregistreerd maar hierover wordt niet systematisch gerapporteerd. Er
worden geen burgeronderzoeken op dit terrein uitgevoerd.
Financiën en begrotingsbeheer
De eilandbegroting komt niet tot stand op basis van een beleidsplan, dat weer is gebaseerd op
beleidsprioriteiten. Er is geen koppeling tussen de beleids- en begrotingscyclus. Er is geen zicht
op de uitgaven, gerelateerd aan de begroting, noch op de overschrijdingen per sector of dienst.
Interne controletaken worden onvoldoende uitgevoerd. Er bestaan geen mandateringsregelin-
gen.
Informatisering
Er is een centraal opgesteld informatiseringsplan dat momenteel wordt geactualiseerd. Ook
afzonderlijke afdelingen hebben een eigen informatiseringsbeleid. Er bestaat een onderhouds-
en beveilgingsorganisatie voor de ICT. In de praktijk blijkt het aanbod aan programma’s en sys-
temen verouderd te zijn en onvoldoende aan te sluiten op de behoefte van medewerkers.
5.1 Inleiding
Bestuurlijk neemt Curaçao een bijzondere positie in ten opzichte van de andere eilandgebieden.
Curaçao is veruit het grootste eilandgebied met de grootste organisatie. Naast het eilandsbe-
stuur zetelt ook het landsbestuur op het eiland. Curaçao heeft grote sociaal-economische pro-
blemen, zoals armoede en drugsproblematiek, die vragen om een sterk en daadkrachtig be-
stuur. Na de meest recente verkiezingen, is de samenstelling van de Eilandsraad sinds juli 2003
aanzienlijk gewijzigd. Het nieuwe Bestuurscollege is van een gewijzigde signatuur en vaart een
afwijkende koers met betrekking tot een groot aantal beleidsterreinen.
Het eilandgebied Curaçao heeft een Eilandsraad met 21 democratisch gekozen leden als hoog-
ste orgaan. Het dagelijks bestuur is in handen van het Bestuurscollege (BC), dat bestaat uit
zeven gedeputeerden en de Gezaghebber, die voorzitter is. In het huidige BC nemen drie ge-
deputeerden zitting die geen lid zijn van de Eilandsraad. Hoewel het BC een collegiaal bestuur
is met gezamenlijke verantwoordelijkheid, hebben de gedeputeerden een eigen portefeuille. De
hoogste ambtenaar is de eilandsecretaris. Het ambtelijk apparaat bestaat uit 30 diensten. On-
geveer een derde van de diensten is ISO-gecertificeerd; een aantal andere diensten streven
eveneens een dergelijke certificering na.
Op 17 oktober 2002 heeft Curaçao zijn jaarplan bestuurlijke ontwikkeling opgesteld. Het jaar-
plan is een logisch vervolg van diverse eerder uitgevoerde activiteiten die het verbeteren van
het bestuur en het overheidsapparaat tot doel hadden. In 2000 is al gekozen voor een integrale
aanpak van de ontwikkelingstrajecten binnen het eilandgebied.
Centraal in dit jaarplan staan zeven kenmerken, waar het eilandelijk bestuur aan wil voldoen:
1. richtinggevende en faciliterende overheid;
2. klantgerichte overheid, zonder bureaucratie;
3. kleine en flexibele overheid;
4. samenwerkend beleid en management;
5. empowerment en accountability;
6. slagvaardige overheid;
7. een overheid die gebruikmaakt van moderne ontwikkelingen.
Curaçao laat hiermee zien hoge ambities te hebben, die goed passen in het Programma Be-
stuurlijke Ontwikkeling.
De benodigde informatie voor de nulmeting is verkregen uit een workshop, interviews en bestu-
dering van schriftelijke informatie. Hierna wordt het verloop van de uitvoering van deze drie
onderdelen van het veldwerk kort beschreven.
5.2.1 Workshop
Op 18 september 2003 heeft een workshop voor bestuurders en ambtenaren van Curaçao
plaatsgevonden. In het eerste deel van de workshop werd een inleiding op de Baselinestudie
Bestuurlijke Ontwikkeling gegeven. In het tweede deel stond de set indicatoren op basis waar-
van de nulmeting is uitgevoerd centraal. Eerst werd de basisset indicatoren gepresenteerd.
Daarna werd een discussie gevoerd over een aanvulling van de basisset met entiteit specifieke
indicatoren. Hiermee wordt bedoeld dat de expertise van de aanwezigen werd aangewend om
aanvullende indicatoren te formuleren die voor de betreffende entiteit van belang zijn.
Accenten die in deze workshop zijn gelegd hadden betrekking op onder meer het samenspel
tussen bestuur en ambtelijke organisatie, de mandatering van bevoegdheden, interne en exter-
ne communicatie, de rol van de Eilandsraad en de tevredenheid en motivatie van medewerkers.
5.2.3 Interviews
De onderzoekers hebben een groot aantal interviews gehouden met bestuurders, Eilands-
raadsleden en ambtenaren. Bij de interviews waren zoveel mogelijk twee onderzoekers aanwe-
zig. De interviews zijn plezierig verlopen en leverden veel bruikbaar materiaal op voor de nul-
meting.
De selectie van de geïnterviewden is in nauw overleg met de coördinator bestuurlijke ontwikke-
ling tot stand gekomen. Er is een selectie gemaakt op basis van de voor de onderwerpen rele-
vante functies. In alle gevallen ging het om interviews met personen waarvan op basis van hun
functie en positie in de bestuurlijke en ambtelijke organisatie kan worden aangenomen dat ze
een relevante informatiebron zijn. Dit betekent dat zij enerzijds over voldoende informatie be-
schikken en anderzijds een gefundeerd oordeel kunnen vormen over voorliggende kwesties.
5.2.4 Samenvattend
Het veldwerk op Curaçao is goed verlopen. Er zijn veel interviews afgenomen met bestuurders,
Eilandsraadsleden en ambtenaren. De meeste indicatoren waren hiermee in te vullen. Dit geldt
met name voor kwalitatieve indicatoren. Hoewel er vrij veel relevante registraties worden bijge-
houden, zijn hier vaak geen rapportages van beschikbaar, waardoor deze gegevens niet ge-
bruikt konden worden bij de nulmeting.
In deze paragraaf worden de uitkomsten van de nulmeting weergegeven. Per gebied wordt een
korte inleiding gegeven, gevolgd door een schema. In dit schema worden eerst de indicator en
de SMART indicator toegelicht. Dan volgt de waarde van de nulmeting. De toelichting hierop
staat direct eronder. Tot slot worden per gebied conclusies getrokken. Op deze manier worden
alle zes gebieden besproken.
Een toelichting op de indicatoren zelf is in bijlage 4 te vinden. Om de leesbaarheid te vergroten
is bijlage 4 ook als aparte bijlage toegevoegd. Op die manier kan de toelichting op de indicato-
ren bij lezing naast het rapport worden gelegd.
Bij dit gebied van bestuurlijke ontwikkeling staat de kwaliteit van het bestuur centraal. Aan de
orde komen onder andere integriteit, gebruik van ambtelijke ondersteuning door bestuurders en
het vastleggen en naleven van besluiten, taken en verantwoordelijkheden.
Indicator: A.1 Beleving van een gedragscode waarin is vastgelegd hoe bestuurders
dienen te handelen met betrekking tot integriteit, nevenfuncties, pu-
blieke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid?
SMART indicator: A.1.1 Is er een gedragscode vastgelegd?
Waarde: Nee
Toelichting: Er is geen gedragscode vastgelegd. Wel is er een ontwerp-
eilandsverordening opgesteld voor de gedragscode. De besluitvorming hier-
over is aangehouden, omdat op landsniveau wordt gewerkt aan een ge-
dragscode die voor alle bestuurders op de Nederlandse Antillen zou gelden.
Voor de vergaderingen van het Bestuurscollege en de Eilandsraad is een
gedragcode vastgesteld (huishoudelijk reglement).
Volgens respondenten is er wel degelijk een gemeenschappelijk idee over
hoe bestuurders zich horen te gedragen.
SMART indicator: A.1.2 Leggen bestuurders bij hun aantreden een ambtseed af?
Waarde: Ja
Toelichting: De ambtseed is verplicht volgens de ERNA.
SMART indicator: A.2.1 Percentage van de besluiten dat wordt onderbouwd door een ambtelijk advies
Waarde: 90% (schatting)
Toelichting: Respondenten geven aan dat alle besluiten onderbouwd worden door een
ambtelijk advies (waar het BC beargumenteerd van mag afwijken). Vaak
vraagt het BC additioneel advies bij AJZ. Bestuurders zien in toenemende
mate het belang van ambtelijke advisering, bijvoorbeeld op het terrein van
juridische zaken in. Ambtenaren wijzen op gevallen waarbij niet beargumen-
teerd wordt afgeweken van het advies of er besluiten genomen worden zon-
der dat de betrokken diensten zijn geraadpleegd.
SMART indicator: A.2.2 Percentage van de besluiten dat tot stand is gekomen op initiatief van het ambtelijk
apparaat
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Het overgrote deel van de beleidsvoorstellen wordt door het ambtelijk appa-
raat voorbereid. Vaak is er sprake van een interactie tussen verantwoordelijk
bestuurder en de dienst dat leidt tot een beleidsvoorstel.
Bij dit gebied van bestuurlijke ontwikkeling staat de kwaliteit van het ambtelijk apparaat centraal.
Aan dit gebied wordt veel belang gehecht, wat onder andere tot uiting komt in het samenwer-
kingsprogramma. Uit de theorie en uit praktijkstudie blijkt dat verbetering van kwaliteit van het
ambtelijk apparaat ook positieve effecten heeft op andere aspecten van de kwaliteit van be-
stuur. Indicatoren waarvoor gegevens zijn verzameld zijn de aanwezigheid van gekwalificeerde
en gemotiveerde medewerkers, de kwaliteit van werkplekken, de integriteit en klantgerichtheid
van ambtenaren.
Toelichting: Alle functies zijn beschreven, veelal als ‘mensfuncties’. In de periode 2001-
2003 zijn 10 van de 30 eilandsdiensten organiek beschreven (basisproces-
sen, organisatiestructuur, aantal fte’s, functiebeschrijvingen en –
waarderingen, functieprofielen). De meeste van deze diensten zijn ISO-
gecertificeerd.
Het is de bedoeling dat ook de overige 20 diensten in versneld tempo orga-
niek worden beschreven zodat het gehele proces medio 2004 wordt voltooid.
SMART indicator: B.1.2 Worden er systematisch functionerings- en beoordelingsgesprekken gehouden?
Waarde: Ja
Toelichting: In de ISO-gecertificeerde diensten wordt ieder jaar een functionerings- en
een beoordelingsgesprek gehouden met medewerkers.Dit gebeurt aan de
hand van een taakstellende overeenkomst of functioneringsafspraken.
SMART indicator: B.1.3 Aantal vacatures
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Volgens de respondenten zijn de functies van jurist, econoom, financieel des-
kundige moeilijk in te vullen. Buiten de overheid zijn de arbeidsvoorwaarden
voor deze functionarissen vaak beter.
SMART indicator: B.1.4 Aantal functies dat wordt uitgevoerd door een medewerker die niet voldoet aan het
vereiste opleidingsniveau en/of ervaring
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Onderzoekers geven op basis van de informatie van respondenten aan dat
dit door het systeem van mensfuncties niet goed is aan te geven.
De huidige bezoldiging leidt ertoe dat sommige (aankomende en schaarse)
ambtenaren hoger worden ingeschaald dan op basis van opleiding en erva-
ring gebruikelijk is.
SMART indicator: B.1.5 Soort trainingen/opleidingen die in de afgelopen 12 maanden zijn aangeboden
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Het eilandgebied Curaçao heeft een centraal opleidingsplan en een centraal
budget waaruit opleidingen en trainingen worden gefinancierd.
SMART indicator: B.1.6 Aantal trainings-/opleidingsdagen dat in de afgelopen 12 maanden is aangeboden
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Het aantal opleidingsdagen is niet geregistreerd.
SMART indicator: B.1.7 Beoordeling motivatie van het ambtelijk apparaat
Waarde: 3 = matig gemotiveerd
Toelichting: De afgelopen jaren is de ambtelijke organisatie volop in beweging. Er is spra-
ke geweest van reorganisatie en inkrimping van het ambtelijk apparaat. Tege-
lijkertijd is er geïnvesteerd in opleidingen, de kwaliteit van het management,
verbetering van de werkprocessen en toepassing van ICT. Bovenstaande
heeft, volgens respondenten, na een periode van onrust op de langere ter-
mijn bijgedragen aan een toename van de motivatie. Tegelijk werken de kwa-
liteit van huisvesting en werkplekken, trage besluitvorming, politieke benoe-
mingen van medewerkers en gedeputeerden met weinig materiekennis de-
motiverend.
SMART indicator: B.1.8 Ziekteverzuimpercentage
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Alle diensten houden ziekteverzuimcijfers bij. De cijfers worden verzameld en
bijgehouden door de ARBO dienst.
SMART indicator: B.1.9 Bestaat er een ziekteverzuimbeleid?
Waarde: Ja
Toelichting: Er is een door het BC goedgekeurd ziekteverzuimbeleid.
De controleprocedures en –instrumenten zijn van essentieel belang voor een goed functione-
rend openbaar bestuur. Hierbij spelen de volksvertegenwoordiging – Staten en Eilandsraden –
een belangrijke rol, maar ook interne ambtelijke en externe controlemechanismen zoals de acti-
viteiten van ARNA en SOAB. In deze paragraaf worden de resultaten gegeven op de indicato-
ren die verwijzen naar kwaliteit van interne en externe ambtelijke en democratische controle-
instrumenten.
Indicator: C.1 Gebruik vraagrecht, recht van interpellatie- en budgetrecht door volks-
vertegenwoordigers
SMART indicator: C.1.1 Worden vragen centraal gepubliceerd?
Waarde: Ja
Toelichting: De secretarie van de Eilandsraad publiceert de gestelde vragen en stelt deze
ter beschikking aan o.a. de pers. Het vraagrecht wordt - vooral door Eilands-
raadsleden van de oppositiepartijen - veelvuldig gebruikt.
SMART indicator: C.1.2 Aantal schriftelijke vragen dat in de afgelopen 12 maanden is gesteld door volksver-
tegenwoordigers
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Er worden veel vragen gesteld door leden van de . Vragen worden niet geca-
tegoriseerd.
SMART indicator: C.1.3 Gemiddelde tijd tussen vragen en antwoorden
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Dit gemiddelde tijd tussen vragen en antwoorden verschilt sterk, zo geven
respondenten aan. De wettelijk vastgesteld beantwoordingtijd van zes weken
wordt slechts in incidentele gevallen gehaald.
SMART indicator: C.1.4 Zijn de volksvertegenwoordigers voldoende in staat het budgetrecht naar behoren te
hanteren?
Waarde: 2 = onvoldoende
Toelichting: De coalitiepartijen steunen de door het BC ingediende begroting. Door beper-
king van de spreektijd van de oppositiepartijen (te bepalen door de meerder-
heid van de Eilandsraad) is een serieuze behandeling van de begroting ge-
compliceerd. De Eilandsraad treedt niet op tegen het BC als er begrotingen
overschreden worden. In de praktijk is het gebruik van het budgetrecht voor
verbetering vatbaar.
SMART indicator: C.3.3 Wordt er voldoende follow-up gegeven aan de constateringen en adviezen die
ARNA geeft in zijn rapportage?
Waarde: Nee
Toelichting: Aangegeven wordt, dat door de personeelsreducties in 1999, er te weinig
capaciteit is om aan alle adviezen van ARNA gevolg te geven.
SMART indicator: C.3.4 Aantal keren dat SOAB in de afgelopen 12 maanden een bezoek heeft gebracht aan
de entiteit
Waarde: 3 keer
Toelichting: SOAB geeft aan regelmatig de bestuursdienst en de overige diensten te be-
zoeken.
SMART indicator: C.3.5 Zijn de rapportages van SOAB openbaar?
Waarde: Nee
Toelichting: De rapportages van SOAB zijn doorgaans niet openbaar.
SMART indicator: C.3.6 Wordt er voldoende follow-up gegeven aan de constateringen en adviezen die
SOAB geeft in zijn rapportage?
Waarde: Nee
Toelichting: Door respondenten wordt aangegeven dat, door de personeelsreducties in
1999, er te weinig capaciteit is om aan alle adviezen van SOAB gevolg te
geven.
Het vertrouwen van burgers in de overheid is de basis voor een goed functionerende overheid.
In deze paragraaf zijn indicatoren opgenomen over de inspanningen van de overheid om bur-
gers te informeren en te betrekken bij beleid, beroeps- en klachtenprocedures en vergunning-
verlening en handhaving.
Indicator: D.2 Het actief betrekken van burgers en (maatschappelijke) organisaties bij
de ontwikkeling en uitvoering van beleid
SMART indicator: D.2.1 Zijn er formele overlegstructuren en/of organen?
Waarde: Ja
Toelichting: Aantal formele overlegstructuren is beperkt. Formeel overleg wordt gevoerd
met VBC, KvK, onderwijsplatform en Collaborativo. Over het algemeen is er
bij de beleidsformulering weinig mogelijkheid tot inspraak. Slechts indien de
beleidsuitvoering op problemen stuit bij bepaalde doelgroepen vindt op ad
hoc basis overleg plaats.
SMART indicator: D.2.2 Aantal maatschappelijke stakeholders en burgers die in de afgelopen 12 maanden
door de overheid zijn benaderd voor overleg
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
SMART indicator: D.2.3 Aantal keren dat burgers in de afgelopen 12 maanden gebruik hebben gemaakt van
formele inspraakmogelijkheden
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
SMART indicator: D.4.3 Aantal bezwaar- en beroepschriften dat in de afgelopen 12 maanden is ingediend?
Waarde: 30 à 40 (schatting)
Toelichting: Het aantal LAR-bezwaren bedraagt over 2002 ca. 30-40. De bezwaarmoge-
lijkheid van de LAR is nog lang niet bij alle burgers bekend.
SMART indicator: D.4.4 Aantal bezwaar- en beroepschriften uit de afgelopen 12 maanden dat gegrond is
verklaard
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
Deze paragraaf gaat over de financiën en het begrotingsbeheer van de entiteit. Indicatoren die
aan de orde komen zijn de begrotingscyclus, en het interne financiële beheer, de werking van
het belastingstelsel en het financierings- en begrotingstekort.
5.3.6 Informatisering
Het laatste gebied handelt over informatisering. Het gebruik van elektronische systemen en
internettoepassingen wordt in het Samenwerkingsprogramma als randvoorwaarde voor de ont-
wikkeling van de kwaliteit van bestuur in de 21ste eeuw aangemerkt.
5.4 Conclusies
Curaçao de entiteit met de meeste inwoners en met een centrumfunctie binnen de Nederlandse
Antillen. De entiteit heeft beschikking over een relatief goed en professioneel georganiseerd
overheidsapparaat. Dit wordt met name zichtbaar bij de gebieden kwaliteit van het ambtelijk
apparaat en de samenhang tussen beleids- en begrotingscyclus. Bij de uitvoering van de nul-
meting bleek overigens dat dit tot gevolg heeft dat de ambities van bestuur en ambtelijk appa-
raat groeien. Gelet op de omvang en complexiteit van de problemen waar de entiteit zich voor
gesteld ziet, is dit zeer goed te begrijpen.
Checks en balances
Er wordt door de Eilandsraad voldoende gebruik gemaakt van parlementaire rechten zoals het
vraagrecht. Er is sprake van structurele interne controle binnen het overheidsapparaat. Er is
een achterstand in het opstellen en goedkeuren van jaarrekeningen. Overigens is de verwach-
ting dat deze achterstanden dit jaar weggewerkt zullen zijn. Het functioneren van de toezicht-
houdende organisaties is voor verbetering vatbaar. Er wordt wel regelmatig onderzoek gedaan
bij de verschillende diensten op Curaçao. De effectiviteit van deze onderzoeken is beperkt om-
dat er weinig follow up aan wordt gegeven.
Vertrouwen in de overheid
Er is weinig bekend over het vertrouwen in de overheid. De inschatting van respondenten is dat
dit vertrouwen laag is. Er wordt geen burgeronderzoek uitgevoerd naar het vertrouwen van bur-
gers in de overheid. Het eilandgebied informeert burgers proactief. De oprichting van een call-
center voor burgers heeft de informatieverstrekking maar ook de doorverwijzing van burgers
binnen de overheid verbeterd. De kwaliteit van de informatieverstrekking is voldoende.
Curaçao heeft als enige entiteit een ombudsmanfunctie ingesteld. Overigens functioneert deze
nog niet vanwege het ontbreken van een activiteitenbudget. Het eilandgebied heeft initiatieven
genomen om het overheidsbeleid transparanter en meer accountabel te maken via LAR, LOB,
call center en de controles van SOAB en ARNA.
Financiën en begrotingsbeheer
Er is sprake van een aantoonbare samenhang tussen de beleids- en begrotingscyclus. Door
alle diensten worden jaarplannen (inclusief begrotingen) opgesteld. Op de uitvoering hiervan
vindt interne controle plaats. Er is sprake van een gedeeltelijke mandatering van bevoegdheden
aan het ambtelijk apparaat bij drie diensten.
Informatisering
De informatisering van het eilandgebied wordt als voldoende beoordeeld. Ongeveer 80% van
de ambtenaren heeft beschikking over een PC. Er is een concept informatiseringsbeleid opge-
steld door een speciaal stafbureau. Voor het onderhoud en de beveiliging wordt zorg gedragen.
De meeste diensten hebben een eigen systeembeheerder. Er wordt geïnvesteerd in de oplei-
dingen van medewerkers op het terrein van ICT.
6.1 Inleiding
Saba is met ongeveer 1500 inwoners het kleinste eilandgebied van de Nederlandse Antillen.
Hoewel Saba tot de Nederlandse Antillen behoort, is haar oriënteringsgebied veel meer de Ve-
renigde Staten en Latijns Amerika. De officiële bestuurstaal is Nederlands en alle officiële do-
cumenten zijn in het Nederlands zijn opgesteld, de meeste mensen spreken Engels en Spaans.
Het Bestuurscollege van Saba bestaat uit drie leden en de Eilandsraad uit vijf. De ambtelijke
organisatie bestaat uit 13 diensten. Er zijn 203 medewerkers in dienst; het merendeel hiervan
werkt bij de Dienst Ruimtelijke Ordening en Beheer. Door de kleinschaligheid van Saba functio-
neert het bestuur op zeer kleine afstand van de burgers. De betrokkenheid is groot en een
rechtstreekse benadering van het bestuur door burgers komt regelmatig voor.
Bestuurlijke ontwikkeling heeft ook op Saba een hoge prioriteit. Over dit onderwerp zijn er op
het eilandgebied een groot aantal publicaties verschenen. In 1996 heeft het bestuur een Strate-
gisch Ontwikkelingsplan geformuleerd. Het jaar daarop kwam een eilandsverordening tot stand
met regels over de structuur en het functioneren van de ambtelijke organisatie, waarover in
1998 door een externe deskundige een analyse is gemaakt. Op basis van deze organisatiever-
ordening heeft het BC in 2001 een beleidsplan ontwikkeld betreffende personeelsaangelegen-
heden (benoemingprocedure, functioneringsgesprekken, etc.). Tenslotte is voor de periode
1999-2002 een ‘Policy Plan on Good Governance’ voor het eilandgebied opgesteld, waarvan
niet duidelijk is uit wiens pen het is ontsproten en wat ermee is gedaan.
In datzelfde jaar als het Strategisch Ontwikkelingsplan (1996) is ook het ‘Beleids- en Beheersin-
strumentarium’ (BBI) project van start gegaan. Maar men heeft het project in 2000 vroegtijdig
moeten beëindigen door oorzaken die buiten het eilandgebied lagen. Veel van de genoemde
knelpunten zijn nog steeds actueel. In haar jaarplan bestuurlijke ontwikkeling 2003 worden de
onderwerpen met de hoogste prioriteit opgesomd:
- ontbreken van een meerjarenplan om het beleid van het eilandgebied richting te geven;
- starre organisatiestructuur en traag functioneren van de organisatie;
- onvoldoende richtlijnen voor ambtenaren over hoe ze hun werk vorm moeten geven;
- laag niveau van veel ambtenaren;
- groot gebrek aan motivatie, samenwerking, en het aanvaarden van verantwoordelijkheid;
- geringe kennis bij de burger betreffende het gebruikmaken van klachtenprocedures;
- laag niveau of afwezigheid van controle- en adviesorganen;
- structureel begrotingstekort.
Het bestuur van het eilandgebied heeft de intentie om in het kader van het Programma Bestuur-
lijke Ontwikkeling deze problemen op te lossen. Enkele van de problemen zijn op te lossen door
gewoon het heft ter hand te nemen, eventueel met hulp van expertise van buiten (meerjaren-
plan, richtlijnen voor ambtenaren, jaarrekeningen). Andere problemen zijn van meer structurele
aard en vergen een grotere inspanning (niveau ambtenaren, motivatie, financieringstekort). Om
het functioneren van de afdeling financiën te verbeteren is een accountant ingehuurd die met
name tot taak heeft het intern controle systeem op te zetten. Volgens het jaarplan heeft Saba
zich voorgenomen in 2003 acht projecten in te dienen in het kader van het Samenwerkingspro-
gramma Bestuurlijke Ontwikkeling.
De benodigde informatie voor de nulmeting is verkregen uit een workshop, interviews en bestu-
dering van schriftelijke informatie. Hierna wordt het verloop van de uitvoering van deze drie
onderdelen van het veldwerk kort beschreven.
6.2.1 Workshop
Op 24 september 2003 heeft een workshop voor bestuurders en ambtenaren van Saba plaats-
gevonden. De voertaal was Engels. In het eerste deel van de workshop werd een inleiding op
de Baselinestudie Bestuurlijke Ontwikkeling gegeven. In het tweede deel stond de set indicato-
ren op basis waarvan de nulmeting is uitgevoerd centraal. Eerst werd de basisset indicatoren
gepresenteerd. Daarna werd een discussie gevoerd over een aanvulling van de basisset met
entiteit specifieke indicatoren. Hiermee wordt bedoeld dat de expertise van de aanwezigen werd
aangewend om aanvullende indicatoren te formuleren die voor de betreffende entiteit van be-
lang zijn.
Accenten die in de workshop op Saba zijn gelegd hadden betrekking op de kwaliteit van het
ambtelijke apparaat. Dit gebied werd ook als belangrijkste terrein van bestuurlijke ontwikkeling
aangemerkt. Aan de orde kwam dat met name de motivatie en betrokkenheid van ambtenaren
voor verbetering vatbaar is. Dit hangt samen met de trage besluitvormingsprocessen en ondui-
delijkheid over de verantwoordelijkheden van bestuurlijk en ambtelijke apparaat. Helder werd
dat in een kleine gemeenschap als Saba de verwevenheid van financiële, bestuurlijke en amb-
telijke problemen groot is.
Voorafgaande aan het veldwerk zijn enkele documenten beschikbaar gesteld. Tijdens het veld-
werk op Saba waren er geen extra beschikbare stukken, hetgeen betekent dat de nulmeting
bijna volledig is gebaseerd op interviews.
6.2.3 Interviews
Het onderzoeksteam voor Saba had één dag om bestuurders en ambtenaren te interviewen.
Interviews zijn gehouden met twee bestuurders, vier hoofden van dienst. De coördinator had
Gelet op de beschikbare tijd voor de interviews op Saba is ook met een beperkt aantal perso-
nen gesproken. Het ging om interviews met personen waarvan op basis van hun functie en
positie in de bestuurlijke en ambtelijke organisatie kan worden aangenomen dat ze een relevan-
te en betrouwbare informatiebron zijn. Dit betekent dat zij enerzijds over voldoende informatie
beschikken en anderzijds een gefundeerd oordeel kunnen vormen over voorliggende kwesties.
De interviews zijn plezierig verlopen en leverden veel bruikbaar materiaal op voor de nulmeting.
6.2.4 Samenvattend
Voor de uitvoering van de nulmeting op Saba was maar beperkt tijd beschikbaar. Deze beper-
king heeft er niet toe geleid dat de informatieverzameling problematisch is verlopen. De ge-
sprekspartners waren uiterst coöperatief en stonden het team zonder enige terughoudendheid
te woord. De uitkomsten van de nulmeting zijn gebaseerd op de workshop en de uitkomsten
van de interviews. Schriftelijke informatie is maar zeer beperkt beschikbaar op Saba.
Op het eerste gezicht lijken bepaalde indicatoren voor Saba mogelijk niet relevant. Bij het uit-
voeren van de nulmeting bleek dat deze indicatoren wel bruikbaar zijn als checklist voor het
ontwikkelen van goed bestuur in de toekomst.
In deze paragraaf worden de uitkomsten van de nulmeting weergegeven. Per gebied wordt een
korte inleiding gegeven, gevolgd door een schema. In dit schema worden eerst de indicator en
de SMART indicator toegelicht. Dan volgt de waarde van de nulmeting. De toelichting hierop
staat direct eronder. Tot slot worden per gebied conclusies getrokken. Op deze manier worden
alle zes gebieden besproken.
Een toelichting op de indicatoren zelf is in bijlage 4 te vinden. Om de leesbaarheid te vergroten
is bijlage 4 ook als aparte bijlage toegevoegd. Op die manier kan de toelichting op de indicato-
ren bij lezing naast het rapport worden gelegd.
Bij dit gebied van bestuurlijke ontwikkeling staat de kwaliteit van het bestuur centraal. Aan de
orde komen onder andere integriteit, gebruik van ambtelijke ondersteuning door bestuurders en
het vastleggen en naleven van besluiten, taken en verantwoordelijkheden.
Indicator: A.1 Beleving van een gedragscode waarin is vastgelegd hoe bestuurders
dienen te handelen met betrekking tot integriteit, nevenfuncties, pu-
blieke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid?
SMART indicator: A.1.1 Is er een gedragscode vastgelegd?
Waarde: Nee
Toelichting: Respondenten geven aan dat er plannen zijn om een gedragscode op te
stellen.
SMART indicator: A.1.2 Leggen bestuurders bij hun aantreden een ambtseed af?
Waarde: Ja
Toelichting: De ERNA stelt een ambtseed verplicht.
SMART indicator: A.1.3 Beoordeling handelen volgens (ongeschreven) gedragscode
Waarde: 4 = Voldoende volgens gedragscode
Toelichting: Deze waarde is gebaseerd op de perceptie van de respondenten met betrek-
king tot het handelen volgens ongeschreven gedragsregels.
1. Het bestuur functioneert ten behoeve van de burger. Dat de overheid in
dienst moet staan van burger staat expliciet in het jaarplan 2003 en wordt
door respondenten onderschreven.
2. Eigen verantwoordelijkheid nemen is gemeengoed.
3. De wet wordt door bestuurders over het algemeen gerespecteerd. zo
geven respondenten aan.
4. Respondenten geven aan dat het hebben van nevenfuncties niet wense-
lijk is. Tegelijk klinkt er vaak een relativering door als het gaat om een
oordeel over de praktijk.
5. Gedeputeerden nemen verantwoordelijkheid voor hun portefeuilles. Op
het eiland zijn er twee gedeputeerden, wat betekent dat elk van hen 10
tot 11 portefeuilles beheert waarover de aandacht moet worden verdeeld.
6. Het al dan niet aannemen van geschenken is niet in de interviews aan de
orde gesteld.
Indicator: A.2 Gebruik van ambtelijke ondersteuning bij de totstandkoming van beleid
SMART indicator: A.2.1 Percentage van de besluiten dat wordt onderbouwd door een ambtelijk advies
Waarde: 80% (schatting)
Toelichting: In de meeste gevallen worden besluiten voorbereid op basis van advies van
de diensten.
SMART indicator: A.2.2 Percentage van de besluiten dat tot stand is gekomen op initiatief van het ambtelijk
apparaat
Waarde: niet meetbaar
Toelichting: Er wordt beperkt planmatig gewerkt aan beleidsvoorbereiding en besluitvor-
ming. Het initiatief hiervoor ligt vaak bij bestuurders.
Toelichting:
SMART indicator: A.3.2 Percentage van de besluiten dat niet in uitvoering is genomen
Waarde: niet meetbaar
Toelichting:
Bij dit gebied van bestuurlijke ontwikkeling staat de kwaliteit van het ambtelijk apparaat centraal.
Aan dit gebied wordt veel belang gehecht, wat onder andere tot uiting komt in het samenwer-
kingsprogramma. Uit de theorie en uit praktijkstudie blijkt dat verbetering van kwaliteit van het
ambtelijk apparaat ook positieve effecten heeft op andere aspecten van de kwaliteit van be-
stuur. Indicatoren waarvoor gegevens zijn verzameld zijn de aanwezigheid van gekwalificeerde
en gemotiveerde medewerkers, de kwaliteit van werkplekken, de integriteit en klantgerichtheid
van ambtenaren.
SMART indicator: B.2.1 Percentage ambtenaren dat bekend is met de gedragscode in de LMA
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Het bestaan van LMA is bij de respondenten bekend. De indruk bij respon-
denten bestaat dat er onvoldoende aandacht wordt besteed aan het actief
bekendmaken van de richtlijnen uit de LMA, hoewel de overheid verplicht is
om erop toe te zien dat da ambtenaren deze krijgen.
De controleprocedures en –instrumenten zijn van essentieel belang voor een goed functione-
rend openbaar bestuur. Hierbij spelen de volksvertegenwoordiging – Staten en Eilandsraden –
een belangrijke rol, maar ook interne ambtelijke en externe controlemechanismen zoals de acti-
viteiten van ARNA en SOAB. In deze paragraaf worden de resultaten gegeven op de indicato-
ren die verwijzen naar kwaliteit van interne en externe ambtelijke en democratische controle-
instrumenten.
Indicator: C.1 Gebruik vraagrecht, recht van interpellatie- en budgetrecht door volks-
vertegenwoordigers
SMART indicator: C.1.1 Worden vragen centraal gepubliceerd?
Waarde: Nee
Toelichting: Er worden vragen gepubliceerd in de media. Het initiatief hiervoor ligt veelal
bij individuele leden van de Eilandsraad.
SMART indicator: C.1.2 Aantal schriftelijke vragen dat in de afgelopen 12 maanden is gesteld door volksver-
tegenwoordigers
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
SMART indicator: C.1.4 Zijn de volksvertegenwoordigers voldoende in staat het budgetrecht naar behoren te
hanteren?
Waarde: 1 = slecht
Toelichting: Saba heeft problemen met het - tijdig - opstellen van een begroting en de
koppeling hiervan aan de financiële verslaglegging.
SMART indicator: C.3.3 Wordt er voldoende follow-up gegeven aan de constateringen en adviezen die
ARNA geeft in zijn rapportage?
Waarde: Nee
Toelichting: Voor zover bekend bij de onderzoekers wordt hier niets mee gedaan.
SMART indicator: C.3.4 Aantal keren dat SOAB in de afgelopen 12 maanden een bezoek heeft gebracht aan
de entiteit
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Van SOAB zijn geen acties bekend.
SMART indicator: C.3.5 Zijn de rapportages van SOAB openbaar?
Waarde: Nee
Toelichting:
SMART indicator: C.3.6 Wordt er voldoende follow-up gegeven aan de constateringen en adviezen die
SOAB geeft in zijn rapportage?
Waarde: Nee
Toelichting: Voor zover bekend bij de onderzoekers wordt hier niets mee gedaan.
Het vertrouwen van burgers in de overheid is de basis voor een goed functionerende overheid.
In deze paragraaf zijn indicatoren opgenomen over de inspanningen van de overheid om bur-
gers te informeren en te betrekken bij beleid, beroeps- en klachtenprocedures en vergunning-
verlening en handhaving.
Indicator: D.2 Het actief betrekken van burgers en (maatschappelijke) organisaties bij
de ontwikkeling en uitvoering van beleid
SMART indicator: D.2.1 Zijn er formele overlegstructuren en/of organen?
Waarde: Nee
Toelichting:
SMART indicator: D.2.2 Aantal maatschappelijke stakeholders en burgers die in de afgelopen 12 maanden
door de overheid zijn benaderd voor overleg
Waarde: Geen
Toelichting: Er zijn geen sociale partners waarmee overleg wordt gevoerd, noch overkoe-
pelende NGO’s.Er is op Saba een weinig actieve afdeling van de Vakbond
voor Ambtenaren (WICSU) die zetelt op Sint Maarten.
SMART indicator: D.2.3 Aantal keren dat burgers in de afgelopen 12 maanden gebruik hebben gemaakt van
formele inspraakmogelijkheden
Waarde: N.v.t.
Toelichting:
SMART indicator: D.4.4 Aantal bezwaar- en beroepschriften uit de afgelopen 12 maanden dat gegrond is
verklaard
Waarde: N.v.t.
Toelichting:
Deze paragraaf gaat over de financiën en het begrotingsbeheer van de entiteit. Indicatoren die
aan de orde komen zijn de begrotingscyclus, en het interne financiële beheer, de werking van
het belastingstelsel en het financierings- en begrotingstekort.
6.3.6 Informatisering
Het laatste gebied handelt over informatisering. Het gebruik van elektronische systemen en
internettoepassingen wordt in het Samenwerkingsprogramma als randvoorwaarde voor de ont-
wikkeling van de kwaliteit van bestuur in de 21ste eeuw aangemerkt.
SMART indicator: F.3.2 Percentage van de totale begroting per dienst dat in ICT is geïnvesteerd
Waarde: 0%
Toelichting: Aankoop van PC’s komt niet uit de reguliere begroting, maar uit een specifiek
fonds (ECG21).
6.4 Conclusies
Saba heeft als kleinste eiland van de Nederlandse Antillen ook de kleinste afstand tussen bur-
gers en bestuur. Er zijn veel ambtenaren op uitvoerend niveau, maar weinig op beleidsniveau.
Er wordt maar beperkt planmatig gewerkt. Ook de financiële situatie van het eilandgebied vormt
een aandachtspunt.
Vertrouwen in de overheid
De afstand van burgers tot het bestuur is klein. De indruk bestaat dat de overheid voldoende
toegankelijk is voor burgers. Informatie wordt op verzoek beschikbaar gesteld en er zijn moge-
lijkheden om klachten in te dienen. Ook al zijn deze zaken vaak niet in procedures vastgelegd.
De overheid informeert burgers pro-actief maar beperkt over openingstijden, doorlooptijd van
procedures en vergunningaanvragen en leges. Er worden geen registraties bijgehouden van
klachten, bezwaar- en beroepschriften en er is geen vergunningen- en handhavingsbeleid.
Financiën en begrotingsbeheer
De eilandbegroting komt niet tot stand op basis van een beleidsplan, dat weer is gebaseerd op
beleidsprioriteiten. Er is geen koppeling tussen de beleids- en begrotingscyclus. Er is geen zicht
op de uitgaven, gerelateerd aan de begroting, noch op de overschrijdingen per sector of dienst.
Er bestaat geen mandateringregeling.
Informatisering
Er is geen automatiseringbeleid en de bestaande elektronische informatiesystemen bieden
gebruikers onvoldoende ondersteuning en er is geen echte systeembeheer.
7.1 Inleiding
Sint Eustatius is een klein eilandgebied. Het heeft te kampen met de voor dergelijke kleine ge-
meenschappen kenmerkende problemen op het terrein van voorzieningen en dienstverlening.
De complexiteit van en de samenhang tussen de uitdagingen voor Sint Eustatius zijn groot.
Tegelijk zijn de financiële mogelijkheden beperkt. De kleinschaligheid stelt hoge eisen aan de
kwaliteit van bestuur. Deze omstandigheden leiden ertoe dat het besturen van een klein eiland-
gebied als Sint Eustatius nogal wat specifieke bestuursvaardigheden vereist. Dit wordt ook door
het BC onderkend.
Het Bestuurscollege van Sint Eustatius bestaat uit drie en de Eilandsraad uit vijf leden. Het
ambtelijk apparaat van Sint Eustatius bestaat uit twee bureaus, drie afdelingen en zes diensten.
Het totale personeelsbestand is 131. Daarnaast zijn er 45 medewerkers gedetacheerd bij stich-
tingen, zoals het museum, scholen etc., en zijn er 90 aangesteld als arbeider.
Voorafgaand aan het huidige Programma Bestuurlijke Ontwikkeling heeft het eilandgebied het
BBI programma uitgevoerd. Nederland heeft een financiële bijdrage geleverd voor dit program-
ma. Het programma is in 2000 stopgezet. In haar jaarplan bestuurlijke ontwikkeling 2003 heeft
het eilandgebied een toekomstvisie gepresenteerd, waarin een aantal prioriteiten zijn vastge-
steld:
- efficiënt functioneren van het bestuurlijk en ambtelijk apparaat door upgrading, moder-
nisering en automatisering;
- ontwikkeling van het menselijk kapitaal;
- gezonde financiële huishouding;
- optimaal gebruik maken van de aanwezige potentiële inkomstenbronnen.
Overigens hecht Sint Eustatius bovenal veel belang aan de realisering van een nieuw bestuurs-
gebouw. Adequate huisvesting is uiteraard een randvoorwaarde voor het functioneren van het
openbaar bestuur.
Bovenstaande ambities vragen van het bestuur niet alleen een structurele ommezwaai, maar
ook een bestuurlijke cultuurverandering. Vooralsnog is de motivatie onder de ambtenaren be-
perkt. Werkomstandigheden zijn slecht, persoonlijke ontwikkelingskansen gering. Het vroegtij-
dig moeten afbreken van eerdere programma’s heeft de motivatie niet vergroot.
In het kader van het verbeteren van haar bestuurlijke en ambtelijke apparaat heeft het eiland-
gebied een totaal pakket aan projecten ingediend. De beoogde financiering moet in eerste in-
stantie komen uit het Solidariteitsfonds, maar loopt ook vooruit op de mogelijkheden van het
Ontwikkelingsfonds. Het totale bedrag aan projectaanvragen is ongeveer Naf 126 miljoen. Het
grootste deel is evenwel bestemd voor investeringen in de infrastructuur, waaronder een nieuw
bestuurskantoor.
De benodigde informatie voor de nulmeting is verkregen uit een workshop, interviews en bestu-
dering van schriftelijke informatie. Hierna wordt het verloop van de uitvoering van deze drie
onderdelen van het veldwerk kort beschreven.
7.2.1 Workshop
Op 23 september 2003 heeft een workshop voor bestuurders en ambtenaren van Sint Eustatius
plaatsgevonden. In het eerste deel van de workshop werd een inleiding op de Baselinestudie
Bestuurlijke Ontwikkeling gegeven. In het tweede deel stond de set indicatoren op basis waar-
van de nulmeting is uitgevoerd centraal. De basisset indicatoren werd gepresenteerd. Daarna
werd een discussie gevoerd over een aanvulling van de basisset met entiteit specifieke indica-
toren. Hiermee wordt beoogd de expertise van de aanwezigen aan te wenden om aanvullende
indicatoren te formuleren die voor de betreffende entiteit van belang zijn.
Tijdens de workshop is een aantal zaken aangegeven. Op de eerste plaats werden door de
deelnemers informatisering en de kwaliteit van het ambtelijk apparaat aangemerkt als belang-
rijkste onderdelen van bestuurlijke ontwikkeling. De huisvesting wordt aangemerkt als rand-
voorwaarde voor bestuurlijke ontwikkeling. Verbeteringen op dit terrein zullen positieve effecten
hebben op de motivatie van het ambtelijk apparaat en de kwaliteit van werk. Ook informatise-
ring wordt als belangrijk ondersteunend instrument gezien. Ook andere verbeterslagen waaron-
der het registreren en meetbaar maken van resultaten heeft prioriteit nadat aan deze voorwaar-
den is voldaan.
Voorafgaande aan het veldwerk zijn enkele documenten beschikbaar gesteld. Tijdens het veld-
werk op Sint Eustatius zijn nauwelijks extra stukken bestudeerd.
7.2.3 Interviews
Gesprekken zijn gevoerd met drie bestuurders, acht hoofden van dienst en de coördinator Be-
stuurlijke Ontwikkeling. Vooraf was door de coördinator een afspraak met hen gemaakt. Een
deel van de gesprekken vond plaats met twee onderzoekers en een deel is door een onderzoe-
ker gevoerd. In alle gevallen ging het om interviews met personen waarvan op basis van hun
functie en positie in de bestuurlijke en ambtelijke organisatie kan worden aangenomen dat ze
een relevante informatiebron zijn. Dit betekent dat zij enerzijds over voldoende informatie be-
schikken en anderzijds een gefundeerd oordeel kunnen vormen over voorliggende kwesties.
7.2.4 Samenvattend
Het veldwerk op Sint Eustatius is naar tevredenheid verlopen, ondanks de beperkte tijd die er-
voor beschikbaar was. Het verloop van de workshop was goed en de discussie levendig. Deze
ging echter slechts deels over de indicatoren en een analyse van de problemen. Veel aandacht
ging uit naar wat er in het verleden niet goed is gegaan.
Schriftelijke informatie was maar beperkt beschikbaar. Dit heeft ertoe geleid dat de nulmeting
vrijwel geheel is gebaseerd op de gegevens uit de interviews.
In deze paragraaf worden de uitkomsten van de nulmeting weergegeven. Per gebied wordt een
korte inleiding gegeven, gevolgd door een schema. In dit schema worden eerst de indicator en
de SMART indicator weergegeven. Dan volgt de waarde van de nulmeting. De toelichting hier-
op staat direct eronder. Tot slot worden per gebied conclusies getrokken. Op deze manier wor-
den alle zes gebieden besproken.
Een toelichting op de indicatoren zelf is in bijlage 4 te vinden. Om de leesbaarheid te vergroten
is bijlage 4 ook als aparte bijlage toegevoegd. Op die manier kan de toelichting op de indicato-
ren bij lezing naast het rapport worden gelegd.
Bij dit gebied van bestuurlijke ontwikkeling staat de kwaliteit van het bestuur centraal. Aan de
orde komen onder andere integriteit, gebruik van ambtelijke ondersteuning door bestuurders en
het vastleggen en naleven van besluiten, en van taken en verantwoordelijkheden.
Indicator: A.1 Beleving van een gedragscode waarin is vastgelegd hoe bestuurders
dienen te handelen met betrekking tot integriteit, nevenfuncties, pu-
blieke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid?
SMART indicator: A.1.1 Is er een gedragscode vastgelegd?
Waarde: Nee
Toelichting: Er bestaat geen formele code. Het BC spiegelt zich aan Sint Maarten waar
een concept in de maak is. Men is doordrongen van het belang van een der-
gelijke code.
Er is wel een huishoudelijk reglement voor de Eilandsraad.
SMART indicator: A.1.2 Leggen bestuurders bij hun aantreden een ambtseed af?
Waarde: Ja
Toelichting: De ERNA stelt een ambtseed verplicht
Indicator: A.2 Gebruik van ambtelijke ondersteuning bij de totstandkoming van beleid
SMART indicator: A.2.1 Percentage van de besluiten dat wordt onderbouwd door een ambtelijk advies
Waarde: 90% (schatting)
Toelichting: Respondenten geven aan dat 90% procent van de besluiten vergezeld gaat
van een advies van de sectoren. In de meeste gevallen vraagt het BC om
advies. Bij spoedgevallen worden besluiten genomen zonder advies van de
sectoren. Er is weinig zicht op de mate van acceptatie van adviezen. Wan-
neer een advies niet wordt overgenomen vindt hierover niet altijd terugkoppe-
ling plaats.
SMART indicator: A.2.2 Percentage van de besluiten die tot stand zijn gekomen op initiatief van de be-
stuurder
Waarde: 90% (schatting)
Toelichting: De meeste adviezen komen tot stand op verzoek van het BC. Er bestaat
onder de diensthoofden geen sterke neiging om pro-actief adviezen te formu-
leren.
Bij dit gebied van bestuurlijke ontwikkeling staat de kwaliteit van het ambtelijk apparaat centraal.
Aan dit gebied wordt veel belang gehecht, wat onder andere tot uiting komt in het samenwer-
kingsprogramma. Uit de theorie en uit praktijkstudie blijkt dat verbetering van kwaliteit van het
ambtelijk apparaat ook positieve effecten heeft op andere aspecten van de kwaliteit van be-
stuur. Indicatoren waarvoor gegevens zijn verzameld zijn de aanwezigheid van gekwalificeerde
en gemotiveerde medewerkers, de kwaliteit van werkplekken, de integriteit en klantgerichtheid
van ambtenaren.
De controleprocedures en –instrumenten zijn van essentieel belang voor een goed functione-
rend openbaar bestuur. Hierbij spelen de volksvertegenwoordiging – Staten en Eilandsraden –
een belangrijke rol, maar ook interne ambtelijke en externe controlemechanismen zoals de acti-
viteiten van ARNA en SOAB. In deze paragraaf worden de resultaten gegeven op de indicato-
ren die verwijzen naar kwaliteit van interne en externe ambtelijke en democratische controle-
instrumenten.
Indicator: C.1 Gebruik vraagrecht, recht van interpellatie- en budgetrecht door volks-
vertegenwoordigers
SMART indicator: C.1.1 Worden vragen centraal gepubliceerd?
Waarde: Nee
Toelichting: De vergaderingen van de Eilandsraad worden rechtstreeks uitgezonden via
de lokale radiozender. Op die manier kunnen burgers kennis nemen van de
vragen.
Alle Eilandsraadvergaderingen worden opgenomen op band. De banden
worden niet op korte termijn op schrift uitgewerkt. Vragen worden niet actief
gepubliceerd.
SMART indicator: C.1.2 Aantal schriftelijke vragen dat in de afgelopen 12 maanden is gesteld door volksver-
tegenwoordigers
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
SMART indicator: C.1.4 Zijn de volksvertegenwoordigers voldoende in staat het budgetrecht naar behoren te
hanteren?
Waarde: 2 = onvoldoende
Toelichting: De jaarrekeningen lopen vier jaar achter. Begrotingen worden niet op tijd
besproken en zijn niet gericht op de beleidsprioriteiten van het eiland. De
relatie tussen begroting per dienst en de uitgaven ontbreekt door het ontbre-
ken van een goed functionerend registratie- en verslaggevend systeem.
SMART indicator: C.3.3 Wordt er voldoende follow-up gegeven aan de constateringen en adviezen die
ARNA geeft in zijn rapportage?
Waarde: Nee
Toelichting: De onderzoekers hebben de indruk dat weinig follow up wordt gegeven aan
rapportages.
SMART indicator: C.3.4 Aantal keren dat SOAB in de afgelopen 12 maanden een bezoek heeft gebracht aan
de entiteit
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: De SOAB bezoekt het eiland op verzoek.
SMART indicator: C.3.5 Zijn de rapportages van SOAB openbaar?
Waarde: Nee
Toelichting:
SMART indicator: C.3.6 Wordt er voldoende follow-up gegeven aan de constateringen en adviezen die
SOAB geeft in zijn rapportage?
Waarde: Nee
Toelichting: De onderzoekers hebben de indruk dat weinig follow up wordt gegeven aan
rapportages.
Het vertrouwen van burgers in de overheid is de basis voor een goed functionerende overheid.
In deze paragraaf zijn indicatoren opgenomen over de inspanningen van de overheid om bur-
gers te informeren en te betrekken bij beleid, beroeps- en klachtenprocedures en vergunning-
verlening en handhaving.
Indicator: D.2 Het actief betrekken van burgers en (maatschappelijke) organisaties bij
de ontwikkeling en uitvoering van beleid
SMART indicator: D.2.1 Zijn er formele overlegstructuren en/of organen?
Waarde: Ja
Toelichting: Overleg van entiteit met SENGO, overkoepelend orgaan voor alle NGO’s.
SMART indicator: D.2.2 Aantal maatschappelijke stakeholders en burgers die in de afgelopen 12 maanden
door de overheid zijn benaderd voor overleg
Waarde: niet meetbaar
Toelichting:
SMART indicator: D.2.3 Aantal keren dat burgers in de afgelopen 12 maanden gebruik hebben gemaakt van
formele inspraakmogelijkheden
Waarde: N.v.t.
Toelichting:
SMART indicator: D.4.4 Aantal bezwaar- en beroepschriften uit de afgelopen 12 maanden dat gegrond is
verklaard
Waarde: N.v.t.
Toelichting:
Deze paragraaf gaat over de financiën en het begrotingsbeheer van de entiteit. Indicatoren die
aan de orde komen zijn de begrotingscyclus, en het interne financiële beheer, de werking van
het belastingstelsel en het financierings- en begrotingstekort.
7.3.6 Informatisering
Het laatste gebied handelt over informatisering. Het gebruik van elektronische systemen en
internettoepassingen wordt in het Samenwerkingsprogramma als randvoorwaarde voor de ont-
wikkeling van de kwaliteit van bestuur in de 21ste eeuw aangemerkt.
SMART indicator: F.3.1 Worden er trainingen aangeboden op het terrein van ICT?
Waarde: Nee
Toelichting:
SMART indicator: F.3.2 Percentage van de totale begroting per dienst dat in ICT is geïnvesteerd
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Er wordt geschat dat het upgraden van het systeem bij financiën en de afde-
ling bevolking een aanzienlijk bedrag zal gaan kosten. Dit bedrag is voor-
alsnog niet op de begroting terug te vinden.
7.4 Conclusies
Sint Eustatius is een klein eilandgebied dat behoorlijke ambities heeft, zoals efficiencyverbete-
ring en een gezond financieel beleid. Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat het aan een
aantal noodzakelijke randvoorwaarden voor de ontwikkeling van de kwaliteit van bestuur nog
ontbreekt. Zo vormen de huisvesting en overige faciliteiten van het bestuur en ambtelijke orga-
nisatie een belangrijk knelpunt op Sint Eustatius. De beperkte omvang van registraties en archi-
vering hangt hier mogelijk mee samen.
Vertrouwen in de overheid
Er is weinig bekend over het vertrouwen van burgers in de overheid. De kwaliteit van informatie
aan de burger is voldoende. Veel informatie wordt via radio en kranten verspreid. De overheid
informeert burgers maar beperkt pro-actief over openingstijden, doorlooptijd van procedures en
vergunningaanvragen en leges. Klachten worden alleen als inkomende post ingeboekt, maar de
afhandeling ervan wordt niet gemonitord. Vergunningsprocedures worden niet consequent ge-
handhaafd.
Financiën en begrotingsbeheer
Er is weinig bekend over de financiën van het eilandgebied Sint Eustatius. De eilandbegroting
komt niet tot stand op basis van een beleidsplan, dat is gebaseerd op beleidsprioriteiten. Er
Informatisering
Er is geen automatiseringbeleid en de zeer beperkt aanwezige elektronische informatiesyste-
men sluiten niet aan op de behoefte van gebruikers. Er is geen systeembeheerder en er worden
geen ICT-trainingen aangeboden.
8.1 Inleiding
Het eilandgebied Sint Maarten geeft aan hard aan de ‘bestuurlijke ontwikkelingsweg’ te timme-
ren. Bestuurders en ambtenaren realiseren zich dat aanzienlijke verbeteringen nodig zijn. De
explosieve bevolkingsgroei, het gebrek aan middelen (personeel, financiën), de drugsproblema-
tiek en de terugkerende dreiging van orkaanrampen, maken dat de aandacht om begrijpelijke
redenen nogal eens uit gaat naar andere zaken. Ongewild loopt het proces van de verbetering
van kwaliteit van bestuur zo vertraging op.
Gedurende de afgelopen jaren heeft Sint Maarten bestuurlijke ontwikkeling gestimuleerd in het
kader van het Stappenplan (Project Herstructurering Bestuursapparaat) en het BBI programma
(Beleids- en Beheersinstrumentarium). Zoals bekend is het BBI programma door omstandighe-
den buiten Sint Maarten om stopgezet begin 2000.
In het kader van het Samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling heeft Sint Maarten
op 12 november 2002 een jaarplan 2003 opgesteld. Op basis van het jaarplan zijn 21 project-
voorstellen gedefinieerd waarvan thans 88 procent (status september 2003) is ingediend voor
financiering. Het gaat in totaal om een bedrag van ruim 26 miljoen gulden.
Sint Maarten heeft voor 2004 bepaald dat de volgende vier projecten de hoogste prioriteit zullen
krijgen:
- vastleggen van de kerntaken van de overheid;
- oprichten van een programmabureau;
- vereenvoudiging belastingstelsel en opzetten van een nieuwe belastingdienst;
- verbeteren van de integriteit van bestuurders en ambtenaren.
Het bestuurlijk en ambtelijk apparaat van Sint Maarten is als volgt opgebouwd. Het hoogste
bestuursorgaan wordt gevormd door de Eilandsraad met 11 leden. Het Bestuurscollege (BC)
bestaat uit de Gezaghebber en vijf gedeputeerden. De gedeputeerden zijn tevens lid van de
Eilandsraad. Elke gedeputeerde is politiek verantwoordelijk voor een aantal sectoren en afde-
lingen van het ambtelijk apparaat. In totaal kent het ambtelijk apparaat vijf sectoren die elk on-
der leiding staan van een sectordirecteur. De Eilandsecretaris vormt de link tussen het bestuur-
lijk en ambtelijk apparaat. Het personeelsbestand van Sint Maarten telt ongeveer 500 ambtena-
ren (exclusief medewerkers van gesubsidieerde instellingen).6 Er zijn ruim 100 geregistreerde
cruciale vacatures.
Parallel aan de projecten die in het kader van het Samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ont-
wikkeling worden uitgevoerd, wordt gewerkt aan de uitvoering van het organisatieontwikke-
lingsplan ‘Sint Maarten aan slag; geen half werk!’. Dit plan, dat in februari 2003 is opgesteld
door de adjunct secretaris, richt zich op de volgende terreinen:
- organisatiestructuur: sectorenmodel en organisatieverordening;
- organisatiecultuur: houding, mentaliteit en imago;
- werkwijze: verantwoordelijkheden, bevoegdheden en communicatie;
6
Bron: POI.
Sint Maarten heeft de wens uitgesproken om de status van Land binnen het Koninkrijk der Ne-
derlanden (status aparte) te verkrijgen. De bevolking van Sint Maarten heeft zich hierover uitge-
sproken in een referendum op 23 juni 2000. In september 2003 heeft het bestuur haar visie op
de nieuwe verhoudingen binnen het Koninkrijk in een ‘position paper’ voorgelegd aan de Ko-
ninkrijksregering. Sint Maarten is voorstander van het uitvoeren van de aanbevelingen zoals
beschreven in de rapporten van de commissies Wijers en Havermans. Tot slot verwacht het
eilandsbestuur veel van de instelling van een Ontwikkelingsfonds.
De benodigde informatie voor de nulmeting is verkregen uit een workshop, interviews en bestu-
dering van schriftelijke informatie. Hierna wordt het verloop van de uitvoering van deze drie
onderdelen van het veldwerk kort beschreven.
8.2.1 Workshop
Op 22 september 2003 heeft een workshop voor bestuurders en ambtenaren van Sint Maarten
plaatsgevonden. In het eerste deel van de workshop werd een inleiding op de Baselinestudie
Bestuurlijke Ontwikkeling gegeven. In het tweede deel stond de set indicatoren op basis waar-
van de nulmeting is uitgevoerd centraal. Eerst werd de basisset indicatoren gepresenteerd.
Daarna werd een discussie gevoerd over een aanvulling van de basisset met entiteit specifieke
indicatoren. Hiermee wordt bedoeld dat de expertise van de aanwezigen werd aangewend om
aanvullende indicatoren te formuleren die voor de betreffende entiteit van belang zijn.
Accenten die in de workshop op Sint Maarten zijn gelegd hadden onder meer betrekking op de
samenwerking tussen politici, integriteit, bureaucratie en de regiefunctie van de overheid. Ver-
der is gesproken over mandatering en delegatie, de motivatie van en opleidingsplannen voor de
ambtenaren en een procedureboek voor het ambtelijk apparaat. Daarnaast zijn de financiën
aan de orde geweest met aandacht voor financiële rapportages, het innen van belasting en
training van het financiële personeel. Door de deelnemers aan de workshop is als grootste pro-
bleem het gebrek aan human resources en opleidingsmogelijkheden aangemerkt.
8.2.3 Interviews
De onderzoekers hebben een groot aantal interviews onder ambtenaren en bestuurders van
Sint Maarten afgenomen. Bij elk interview waren telkens twee onderzoekers aanwezig. In alle
gevallen ging het om interviews met personen waarvan op basis van hun functie en positie in de
bestuurlijke en ambtelijke organisatie kan worden aangenomen dat ze een relevante informa-
tiebron zijn. Dit betekent dat zij enerzijds over voldoende informatie beschikken en anderzijds
een gefundeerd oordeel kunnen vormen over voorliggende kwesties.
8.2.4 Samenvattend
In deze paragraaf worden de uitkomsten van de nulmeting weergegeven. Per gebied wordt een
korte inleiding gegeven, gevolgd door een schema. In dit schema worden eerst de indicator en
de SMART indicator weergegeven. Dan volgt de waarde van de nulmeting. De toelichting hier-
op staat direct eronder. Tot slot worden per gebied conclusies getrokken. Op deze manier wor-
den alle zes gebieden besproken.
Een toelichting op de indicatoren zelf is in bijlage 4 te vinden. Om de leesbaarheid te vergroten
is bijlage 4 ook als aparte bijlage toegevoegd. Op die manier kan de toelichting op de indicato-
ren bij lezing naast het rapport worden gelegd.
Bij dit gebied van bestuurlijke ontwikkeling staat de kwaliteit van het bestuur centraal. Aan de
orde komen onder andere integriteit, gebruik van ambtelijke ondersteuning door bestuurders en
het vastleggen en naleven van besluiten, taken en verantwoordelijkheden.
Indicator: A.1 Beleving van een gedragscode waarin is vastgelegd hoe bestuurders
dienen te handelen met betrekking tot integriteit, nevenfuncties, pu-
blieke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid?
SMART indicator: A.1.1 Is er een gedragscode vastgelegd?
Waarde: Nee
Toelichting: Volgens de respondenten staat integriteit hoog op de agenda van het BC. De
gezaghebber heeft een concept gedragscode voor bestuurders opgesteld en
aan de Eilandsraad voorgelegd ter goedkeuring. Waarom de goedkeuring op
zich laat wachten is onduidelijk.
Er is een reglement van orde BC. Hierin staan gedragscodes en afspraken
die met name betrekking hebben op de BC-vergaderingen.
SMART indicator: A.1.2 Leggen bestuurders bij hun aantreden een ambtseed af?
Waarde: Ja
Toelichting: De ERNA stelt een ambtseed verplicht.
SMART indicator: A.1.3 Beoordeling handelen volgens (ongeschreven) gedragscode
Waarde: 3 = Gedeeltelijk volgens gedragscode
Toelichting: 1. Respondenten geven aan dat het bestuur in principe ten behoeve van
burgers functioneert.
2. Bestuurders nemen de verantwoordelijkheid voor eigen daden serieus.
Daarbij wordt opgemerkt dat het bestuur niet altijd collegiaal functioneert.
3. De stelling dat bestuurders zich aan de wet houden is niet aan de orde
gesteld.
4. Belangenverstrengeling wordt in principe afgekeurd. Enkele gedeputeer-
den hebben nevenfuncties in de private sector of bij een van de over-
heids-NVs.
5. Respondenten geven aan dat bestuurders verantwoordelijkheid dragen
voor de sectoren en afdelingen die binnen hun portefeuille vallen.
6. Het al dan niet aannemen van geschenken is niet aan de orde gesteld.
Indicator: A.2 Gebruik van ambtelijke ondersteuning bij de totstandkoming van beleid
SMART indicator: A.2.1 Percentage van de besluiten dat wordt onderbouwd door een ambtelijk advies
Waarde: 90% (schatting)
Toelichting: Respondenten geven aan dat nagenoeg alle besluiten worden onderbouwd
door een of meerdere ambtelijke adviezen. In de besluitenlijsten van het BC
wordt verwezen naar deze adviezen.
SMART indicator: A.2.2 Percentage van de besluiten dat tot stand is gekomen op initiatief van het ambtelijk
apparaat
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Heldere inhoudelijke uitgangspunten (bestuursprogramma) voor het bestuur
ontbreken waardoor ambtelijke voorstellen vaak op ad hoc basis worden
geproduceerd en niet zijn gebaseerd op een vooraf opgesteld (beleids)kader.
Waarde: Nee
Toelichting: In de besluitenlijst staat aangegeven wie verantwoordelijk is voor uitvoering
van het besluit. Echter structurele monitoring van de uitvoering vindt niet
plaats.
SMART indicator: A.3.2 Percentage van de besluiten dat niet in uitvoering is genomen
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Wordt niet expliciet vastgelegd.
Bij dit gebied van bestuurlijke ontwikkeling staat de kwaliteit van het ambtelijk apparaat centraal.
Aan dit gebied wordt veel belang gehecht, wat onder andere tot uiting komt in het samenwer-
kingsprogramma. Uit de theorie en uit praktijkstudie blijkt dat verbetering van kwaliteit van het
ambtelijk apparaat ook positieve effecten heeft op andere aspecten van de kwaliteit van be-
stuur. Indicatoren waarvoor gegevens zijn verzameld zijn de aanwezigheid van gekwalificeerde
en gemotiveerde medewerkers, de kwaliteit van werkplekken, de integriteit en klantgerichtheid
van ambtenaren.
SMART indicator: B.2.1 Percentage ambtenaren dat bekend is met de gedragscode in de LMA
Waarde: minder dan 50% (schatting)
Toelichting: Veel ambtenaren weten van het bestaan van de LMA af, maar kennen de
inhoud ervan niet.
Waarde: 4 = voldoende
Toelichting: - De werkplekken zijn over een relatief klein aantal locaties verdeeld.
- De locaties liggen relatief dicht bij elkaar (max. 5 minuten met de auto).
- Een aantal gebouwen (o.a. vineyard) is relatief nieuw waardoor de kwali-
teit van de werkplekken over het algemeen van een goed niveau is. Daar
waar het oudere gebouwen (o.a. bestuurskantoor) betreft is de kwaliteit
van de werkplekken matig te noemen.
De controleprocedures en –instrumenten zijn van essentieel belang voor een goed functione-
rend openbaar bestuur. Hierbij spelen de volksvertegenwoordiging – Staten en Eilandsraden –
een belangrijke rol, maar ook interne ambtelijke en externe controlemechanismen zoals de acti-
viteiten van ARNA en SOAB. In deze paragraaf worden de resultaten gegeven op de indicato-
ren die verwijzen naar kwaliteit van interne en externe ambtelijke en democratische controle-
instrumenten.
Indicator: C.1 Gebruik vraagrecht, recht van interpellatie- en budgetrecht door volks-
vertegenwoordigers
SMART indicator: C.1.1 Worden vragen centraal gepubliceerd?
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: De vergadering van de Eilandsraad wordt bijna integraal op TV uitgezonden.
Daarnaast worden antwoorden op de vragen vastgelegd in verslagen van de
Eilandsraad.
SMART indicator: C.1.2 Aantal schriftelijke vragen dat in de afgelopen 12 maanden is gesteld door volksver-
tegenwoordigers
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
SMART indicator: C.1.4 Zijn de volksvertegenwoordigers voldoende in staat het budgetrecht naar behoren te
hanteren?
Waarde: 1 = slecht
Toelichting: Respondenten gegeven aan dat de jaarrekeningen wel zijn opgesteld, maar
dat accountantsverklaringen ontbreken. Er zijn vertragingen bij de begro-
tingsbehandeling. Meer in het algemeen is er onvoldoende informatie be-
schikbaar om het budget recht goed uit te kunnen oefenen.
Hiervoor is een verbeterproject ingediend bij Nederland.
SMART indicator: C.3.1 Aantal keren dat ARNA in de afgelopen 12 maanden een bezoek heeft gebracht aan
de entiteit
Waarde: Minder dan 5 keer per jaar
Toelichting: ARNA komt een paar keer per jaar op bezoek. ARNA voert haar functie naar
de mening van de onderzoekers op basis van de informatie van responden-
ten niet naar behoren uit. Onduidelijk is in hoeverre ARNA rapporteert / heeft
gerapporteerd aan de Eilandsraad.
SMART indicator: C.3.2 Zijn de rapportages van ARNA openbaar?
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Er worden nauwelijks rapportages afgegeven.
SMART indicator: C.3.3 Wordt er voldoende follow-up gegeven aan de constateringen en adviezen die
ARNA geeft in zijn rapportage?
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Er worden weinig rapportages afgegeven en er is onvoldoende capaciteit om
adviezen ten uitvoer te brengen.
SMART indicator: C.3.4 Aantal keren dat SOAB in de afgelopen 12 maanden een bezoek heeft gebracht aan
de entiteit
Waarde: Minder dan 5 keer per jaar
Toelichting: SOAB is gevestigd op St. Maarten. SOAB heeft zich tot nu toe voornamelijk
gericht op de Eilandontvanger en enkele andere dienstonderdelen. Er is geen
jaarlijks terugkerend controleprogramma. Er is onvoldoende capaciteit om
taken naar behoren te kunnen uitvoeren.
SMART indicator: C.3.5 Zijn de rapportages van SOAB openbaar?
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
SMART indicator: C.3.6 Wordt er voldoende follow-up gegeven aan de constateringen en adviezen die
SOAB geeft in zijn rapportage?
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Er worden weinig rapportages afgerond en er is onvoldoende capaciteit om
adviezen ten uitvoer te brengen.
Het vertrouwen van burgers in de overheid is de basis voor een goed functionerende overheid.
In deze paragraaf zijn indicatoren opgenomen over de inspanningen van de overheid om bur-
gers te informeren en te betrekken bij beleid, beroeps- en klachtenprocedures en vergunning-
verlening en handhaving.
Indicator: D.2 Het actief betrekken van burgers en (maatschappelijke) organisaties bij
de ontwikkeling en uitvoering van beleid
SMART indicator: D.2.1 Zijn er formele overlegstructuren en/of organen?
Waarde: Ja
Toelichting: - Driehoeksoverleg: Overheid, Procureur Generaal, Minister van Justitie, etc.
- Labor Unions.
- SHTA (toerisme sector).
- Nature Foundation, Heritage Foundation, Pride Foundation.
SMART indicator: D.2.2 Aantal maatschappelijke stakeholders en burgers die in de afgelopen 12 maanden
door de overheid zijn benaderd voor overleg
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
SMART indicator: D.2.3 Aantal keren dat burgers in de afgelopen 12 maanden gebruik hebben gemaakt van
formele inspraakmogelijkheden
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
SMART indicator: D.4.3 Aantal bezwaar- en beroepschriften dat in de afgelopen 12 maanden is ingediend?
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
SMART indicator: D.4.4 Aantal bezwaar- en beroepschriften uit de afgelopen 12 maanden dat gegrond is
verklaard
Waarde: N.v.t.
Toelichting:
Deze paragraaf gaat over de financiën en het begrotingsbeheer van de entiteit. Indicatoren die
aan de orde komen zijn de begrotingscyclus, en het interne financiële beheer, de werking van
het belastingstelsel en het financierings- en begrotingstekort.
vaar komen:
- Aanslagen worden niet opgeleverd.
- Controles (door de belastingdienst) worden niet uitgevoerd.
- Problemen m.b.t. wetgeving: complexiteit en recentelijk veel wijzigingen.
- Er is een capaciteitstekort.
- Er zijn plannen voor het implementeren van het Geïntegreerd Eiland Ont-
vang Systeem (GEFIS). Met GEFIS wordt het mogelijk om het systeem
van belastingaanslagen te koppelen aan het inningsysteem.
SMART indicator: E.3.2 Percentage belastingplichtigen dat niet/te laat betaalt
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting:
8.3.6 Informatisering
Het laatste gebied handelt over informatisering. Het gebruik van elektronische systemen en
internettoepassingen wordt in het Samenwerkingsprogramma als randvoorwaarde voor de ont-
wikkeling van de kwaliteit van bestuur in de 21ste eeuw aangemerkt.
8.4 Conclusies
Sint Maarten heeft een aantal basiszaken op orde. Voorbeelden hiervan zijn de inspanningen
op het terrein van voorlichting en informatisering. Het blijkt echter moeizaam om een grote ver-
beterslag te maken in de vertaling van beleid naar uitvoering en het monitoren of controleren
van beleid. Dit hangt onder andere samen met de kwaliteit van het ambtelijk apparaat.
Checks en balances
De ‘controle op het bestuur’ (checks en balances) wordt niet naar behoren uitgevoerd. Het func-
tioneren van de toezichthoudende organisaties is voor verbetering vatbaar. Er worden geen
sancties opgelegd indien Sint Maarten niet aan de (wettelijke) vereisten voldoet. Er is een ach-
terstand in goedgekeurde jaarrekeningen vanaf 1999. Er vindt wel interne controle plaats maar
deze vertoont veel gebreken.
Vertrouwen in de overheid
Er is weinig bekend over het vertrouwen van burgers in de overheid. Er gebeurt veel op het
terrein van voorlichting, zowel in eigen beheer als via verschillende media. Veelal gebeurt dit via
GIS, soms regelt de betrokken dienst dit zelf. Er is een aantal formele overlegorganen van
maatschappelijke organisaties met de overheid. Klachten en bezwaar- en beroepschriften wor-
den niet centraal geregistreerd.
Financiën en begrotingsbeheer
Beleidsplannen en begrotingen zijn niet op elkaar afgestemd, begrotingen worden te laat opge-
leverd. Financiële rapportages per sector worden niet op structurele basis opgeleverd, zodat
sectordirecteuren vaak in het duister tasten over hun budget en de uitgaven. Planning en con-
trol is hierdoor maar moeilijk mogelijk.
Informatisering
‘Informatisering’ krijgt bij enkele sectoren veel aandacht. Over het algemeen voldoen middelen
en systemen niet aan de behoeften. Er zijn wel computers, maar het aantal is niet toereikend.
De ambtenaren zijn ten dele met elkaar verbonden via een elektronisch netwerk, afhankelijk
van het gebouw waarin ze zich bevinden. Er wordt budget gereserveerd voor informatisering.
9.1 Inleiding
De bestuurlijke ontwikkeling van het Land Nederlandse Antillen wordt op dit moment voor een
belangrijk deel bepaald door het vernieuwings- en saneringsproces ‘Nieuwe Overheid’. Hierbij is
aandacht besteed aan decentralisatie van taken en bevoegdheden van de overheid, verzelf-
standiging van de zogenaamde niet-kerntaken, optimalisering van de werking van de overheid
en professionalisering van het ambtelijk apparaat.
Algemeen beleid en beheer, wetgeving, medeverantwoordelijkheid van de koninkrijkstaken
buitenlandse betrekkingen, defensie en nationale veiligheid, rechtshandhaving en toezicht vor-
men de nieuwe kerntaken van de landsoverheid. Als gevolg hiervan is een groot aantal taken
gedecentraliseerd naar de eilandgebieden.
Verdergaande decentralisatie van taken van het land naar de eilandgebieden heeft grote gevol-
gen voor de landsoverheid. Ook eventuele toekomstige wijzigingen in de staatkundige verhou-
dingen binnen het Koninkrijk, bijvoorbeeld een status aparte van St. Maarten en Curaçao zullen
hier hun weerslag op hebben. Dergelijke ontwikkelingen, waarover de afgelopen periode veel is
gesproken, brengen voor het bestuur en het ambtelijk apparaat veel onzekerheid met zich mee
over de continuïteit van taken en functies van deze bestuurslaag.
De Raad van Ministers vormt samen met de gouverneur de regering van de Nederlandse Antil-
len. De gouverneur is naast hoofd van de regering ook vertegenwoordiger van het Koningshuis
in de Koninkrijksgebieden. De ministerraad is verantwoording schuldig aan de gekozen volks-
vertegenwoordiging, de Staten. De ambtelijke organisatie omvat acht ministeries, die ieder uit
één of twee directies bestaan. Het totaal aantal formatieplaatsen bij de landsoverheid is iets
meer dan 2000.
Begin 2003 heeft het land het Jaarplan Bestuurlijke Ontwikkeling 2003 opgesteld, waarin de
stand van zaken, knelpunten en oplossingsrichtingen voor de zes aandachtsgebieden van Be-
stuurlijke Ontwikkeling zijn beschreven. Belangrijkste doelstelling uit dit plan is om het ambtelijk
apparaat zo toe te rusten dat het in staat is om de doelstellingen van de nieuwe overheid te
verwezenlijken.
De benodigde informatie voor de nulmeting is verkregen uit een workshop, interviews en bestu-
dering van schriftelijke informatie. Hierna wordt het verloop van de uitvoering van deze drie
onderdelen van het veldwerk kort beschreven.
9.2.1 Workshop
Op 17 september 2003 heeft een workshop voor bestuurders en ambtenaren voor het land
plaatsgevonden. In het eerste deel van de workshop werd een inleiding op de Baselinestudie
Bestuurlijke Ontwikkeling gegeven. In het tweede deel stond de set indicatoren op basis waar-
De workshop van het Land was de eerste in de reeks. Allen bij deze workshop zijn nog enkele
wijzigingen in de basisset aangebracht. In de workshop is verder onder meer ingegaan op de
kwaliteit van de ambtelijke ondersteuning van bestuurders en het gebruik dat bestuurders ma-
ken van ambtelijke ondersteuning. Daarnaast is gesproken over het vertrouwen van burgers in
de overheid. Ook de financiën, de kwaliteit en samenhang van de begrotingscyclus om precies
te zijn, zijn aan de orde geweest.
De beschikbare documenten van het land betreffen voornamelijk wetgeving. Deze stukken wa-
ren onmisbaar als achtergrondinformatie, maar voor de invulling van de indicatoren waren ze
minder relevant.
9.2.3 Interviews
De onderzoekers hebben diverse interviews onder ambtenaren en bestuurders van het Land
afgenomen. Het was lastig om de afspraken te maken in de periode van veldwerk, omdat een
groot deel van de personen die het onderzoeksteam wilde interviewen op dat moment voor een
bezoek in Nederland was. Door ook na de eigenlijke periode van veldwerk nog enkele gesprek-
ken te plannen hebben we toch voldoende interviews kunnen houden. Ook bleek het lastig om
informatie te verzamelen bij organen zoals SOAB en Raad van Advies. Het maken van een
afspraak voor een gesprek met een vertegenwoordiger van deze organisaties is niet gelukt.
SOAB heeft per email enige informatie beschikbaar gesteld en zich voor het overige beroepen
op haar geheimhoudingsplicht. 7 Er is geen informatie verkregen van de Raad van Advies.
7
Deze lacune in de informatieverzameling heeft uiteraard ook gevolgen voor de nulmetingen van de overige
entiteiten.
9.2.4 Samenvattend
De utvoering van de nulmeting voor het Land is naar tevredenheid verlopen. In de meeste ge-
vallen waren de kwalitatieve indicatoren in te vullen. Net als bij de eilandgebieden was het vaak
lastig om kwantitatieve indicatoren (aantallen en percentages) in te vullen, omdat er weinig re-
gistratiegegevens beschikbaar waren. Er kon dan meestal wel een beschrijving worden gege-
ven.
In deze paragraaf worden de uitkomsten van de nulmeting weergegeven. Per gebied wordt een
korte inleiding gegeven, gevolgd door een schema. In dit schema worden eerst de indicator en
de SMART indicator weergegeven. Dan volgt de waarde van de nulmeting. De toelichting hier-
op staat direct eronder. Tot slot worden per gebied conclusies getrokken. Op deze manier wor-
den alle zes gebieden besproken.
Een toelichting op de indicatoren zelf is in bijlage 4 te vinden. Om de leesbaarheid te vergroten
is bijlage 4 ook als aparte bijlage toegevoegd. Op die manier kan de toelichting op de indicato-
ren bij lezing naast het rapport worden gelegd.
Bij dit gebied van bestuurlijke ontwikkeling staat de kwaliteit van het bestuur centraal. Aan de
orde komen onder andere integriteit, gebruik van ambtelijke ondersteuning door bestuurders en
het vastleggen en naleven van besluiten, taken en verantwoordelijkheden.
Indicator: A.1 Beleving van een gedragscode waarin is vastgelegd hoe bestuurders
dienen te handelen met betrekking tot integriteit, nevenfuncties, publie-
ke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid?
SMART indicator: A.1.1 Is er een gedragscode voor bestuurders vastgelegd?
Waarde: Nee
Toelichting: In het Jaarplan Samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling van het
Land voor het jaar 2003 wordt aangegeven dat in 2003 de gedragscode voor
bestuurders wordt afgerond.
Al in de vorige kabinetsperiode is over een gedragscode gesproken, maar tot
nu toe is geen gedragscode vastgesteld.
SMART indicator: A.1.2 Leggen bestuurders bij hun aantreden een ambtseed af?
Waarde: Ja
Toelichting: De ambtseed is vastgelegd in de Staatsregeling.
SMART indicator: A.1.3 Beoordeling handelen volgens (ongeschreven) gedragscode
Waarde: 3 = Gedeeltelijk volgens gedragscode
Toelichting: 1. Het wordt alom als wenselijk beschouwd dat het bestuur in de eerste
plaats ten behoeve van de burgers functioneert. De praktijk is volgens
respondenten evenwel gecompliceerder.
2. Uit de interviews is naar voren gekomen dat het ambitieniveau en verant-
woordelijkheidsgevoel van bestuurders meestal zeer groot is. Echter er
bestaat een spanning bestaat tussen politieke wenselijkheid, financiële
realiteit en procedurele mogelijkheden.
3. Respondenten geven aan dat algemeen de overtuiging leeft dat bestuur-
ders zich aan de wet behoren te houden. Daarbij kan worden aangemerkt
dat er zeker geen bestuurders zijn die zich bewust niet aan de wet hou-
den. Wel kan het voorkomen dat bestuurders door gebrek aan kennis
over regels en bevoegdheden onbewust de wet overtreden.
4. De bestuurders hebben volgens respondenten geen nevenfuncties die
leiden tot belangenverstrengeling. Nevenfuncties zijn niet openbaar. Er
staat wel op papier welke functies onverenigbaar zijn. Bij het aantreden
van bestuurders vindt er een toets plaats op nevenfuncties.
5. In hoeverre bestuurders verantwoordelijkheid nemen voor de dien-
sten/afdelingen binnen hun portefeuille hangt samen met het onderwerp
dat aan de orde is. De indruk bestaat dat de politieke verantwoordelijkheid
voor ministers zwaarder weegt dan de verantwoordelijkheid voor hun mi-
nisterie.
6. Het aannemen van geschenken wordt steeds minder acceptabel gevon-
den.
Indicator: A.2 Gebruik van ambtelijke ondersteuning bij de totstandkoming van beleid
SMART indicator: A.2.1 Percentage van de besluiten dat wordt onderbouwd door een ambtelijk advies
Waarde: 90% (schatting)
Toelichting: Normaal gesproken wordt ieder beleidsvoorstel onderbouwd door een amb-
telijk advies. Voor het aanmelden van een beleidsvoorstel door een minister
moet een aanmeldingsformulier worden gebruikt. Er wordt dan gecontroleerd
of aan alle voorwaarden, waaronder de aanwezigheid van een ambtelijk ad-
vies, wordt voldaan. Alle voorstellen die financiële gevolgen hebben moeten
ook aan de directie financiën worden voorgelegd voor advies.
Het komt volgens de respondenten wel voor dat tijdens de vergadering een
voorstel wordt aangemeld dat niet is onderbouwd door een ambtelijk advies.
Niet onderbouwde besluiten worden niet zomaar uitgevoerd; hier worden
doorgaans kritische vragen over gesteld door de betreffende directeur.
SMART indicator: A.2.2 Percentage van de besluiten dat tot stand is gekomen op initiatief van het ambtelijk
apparaat
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: De meeste voorstellen komen van de vakdepartementen, maar deze vallen
meestal wel binnen het regeerprogramma.
SMART indicator: A.3.2 Percentage van de besluiten dat niet in uitvoering is genomen
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: Meestal worden besluiten snel opgepakt. De doorlooptijd van landsverorde-
ningen van aanbieding aan de Staten tot publicatie is vier maanden.
Bij dit gebied van bestuurlijke ontwikkeling staat de kwaliteit van het ambtelijk apparaat centraal.
Aan dit gebied wordt veel belang gehecht, wat onder andere tot uiting komt in het samenwer-
kingsprogramma. Uit de theorie en uit praktijkstudie blijkt dat verbetering van kwaliteit van het
ambtelijk apparaat ook positieve effecten heeft op andere aspecten van de kwaliteit van be-
stuur. Indicatoren waarvoor gegevens zijn verzameld zijn de aanwezigheid van gekwalificeerde
en gemotiveerde medewerkers, de kwaliteit van werkplekken, de integriteit en klantgerichtheid
van ambtenaren.
De controleprocedures en –instrumenten zijn van essentieel belang voor een goed functione-
rend openbaar bestuur. Hierbij spelen de volksvertegenwoordiging – Staten en Eilandsraden –
een belangrijke rol, maar ook interne ambtelijke en externe controlemechanismen zoals de acti-
viteiten van ARNA en SOAB. In deze paragraaf worden de resultaten gegeven op de indicato-
ren die verwijzen naar kwaliteit van interne en externe ambtelijke en democratische controle-
instrumenten.
Indicator: C.1 Gebruik vraagrecht, recht van interpellatie- en budgetrecht door volks-
vertegenwoordigers
SMART indicator: C.1.1 Worden vragen centraal gepubliceerd?
Waarde: Nee
Toelichting: Vragen van Statenleden worden niet centraal gepubliceerd. Statenleden of –
fracties zorgen zelf evenwel dat de vragen aan de media bekend worden
gemaakt. In de praktijk worden vragen daarom doorgaans wel gepubliceerd,
in uiteenlopende media.
SMART indicator: C.1.2 Aantal schriftelijke vragen dat in de afgelopen 12 maanden is gesteld door volksver-
tegenwoordigers
Waarde: 132
Toelichting: Het aantal vragen fluctueert sterk.
SMART indicator: C.1.3 Gemiddelde tijd tussen vragen en antwoorden
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: In het Reglement van orde van de Staten is de termijn vastgelegd waarbinnen
vragen moeten worden beantwoord. Deze termijn wordt niet altijd gehaald.
Volgens de respondenten vinden Statenleden het stellen van een vraag vaak
belangrijker dan het antwoord. Zowel de vragen als de antwoorden zijn vooral
politiek van aard.
SMART indicator: C.1.4 Zijn de volksvertegenwoordigers voldoende in staat het budgetrecht naar behoren te
hanteren?
Waarde: 3 = matig
Toelichting: In veel gevallen steunen de coalitiepartijen het begrotingsbeleid van de rege-
ring, wat een effectief gebruik van het budget – en andere – rechten door de
Staten als geheel belemmerd.
SMART indicator: C.3.3 Wordt er voldoende follow-up gegeven aan de constateringen en adviezen die
ARNA geeft in zijn rapportage?
Waarde: Nee
Toelichting: De rapportages van de ARNA, hoewel openbaar, krijgen weinig aandacht van
de Staten of van de pers.
SMART indicator: C.3.4 Aantal keren dat SOAB in de afgelopen 12 maanden een bezoek hebben gebracht
aan de entiteit
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: SOAB functioneert als interne accountant van het Land. Met het Land heeft
SOAB een contract met een daarin opgenomen jaarlijkse vaste vergoeding.
Door de toename van andere activiteiten van SOAB (onderzoeken) is de
budgettaire ruimte bij SOAB om haar reguliere controlewerkzaamheden te
doen bij de directies en hun diensten op een lager plan komen te staan. Het
aantal bezoeken van SOAB aan diensten is zeer beperkt.
SMART indicator: C.3.5 Zijn de rapportages van SOAB openbaar?
Waarde: Nee
Toelichting: De rapportages van de SOAB zijn niet openbaar. Wel krijgen de ARNA en de
betreffende verantwoordelijke minister deze rapportages. Het is evenwel aan
de Minister en/of Raad van Ministers om iets te doen met deze rapportages.
SMART indicator: C.3.6 Wordt er voldoende follow-up gegeven aan de constateringen en adviezen die
SOAB geeft in zijn rapportage?
Waarde: Niet meetbaar
Toelichting: De rapportages van de SOAB krijgen soms wel en soms geen follow-up. Dit
is volgens de respondenten sterk afhankelijk van politieke afwegingen. Alleen
de verantwoordelijk bestuurder krijgt de rapportage.
Het vertrouwen van burgers in de overheid is de basis voor een goed functionerende overheid.
In deze paragraaf zijn indicatoren opgenomen over de inspanningen van de overheid om bur-
gers te informeren en te betrekken bij beleid, beroeps- en klachtenprocedures en vergunning-
verlening en handhaving.
Indicator: D.2 Het actief betrekken van burgers en (maatschappelijke) organisaties bij
de ontwikkeling en uitvoering van beleid
SMART indicator: D.2.1 Zijn er formele overlegstructuren en/of organen?
Waarde: Ja
Toelichting: De formele overlegstructuren zijn de SER (Sociaal-economische Raad), de
GOA (Georganiseerd overleg in ambtenarenzaken) en de ROA (Raad voor
Onderwijs en Arbeidsmarkt)
SMART indicator: D.2.2 Aantal maatschappelijke stakeholders en burgers die in de afgelopen 12 maanden
door de overheid zijn benaderd voor overleg
Waarde: Geen
Toelichting: Het Land benadert doorgaans geen maatschappelijke stakeholders bij het
formuleren van beleid.
SMART indicator: D.2.3 Aantal keren dat burgers in de afgelopen 12 maanden gebruik hebben gemaakt van
formele inspraakmogelijkheden
Waarde: vier keer
Toelichting:
Deze paragraaf gaat over de financiën en het begrotingsbeheer van de entiteit. Indicatoren die
aan de orde komen zijn de begrotingscyclus, en het interne financiële beheer, de werking van
het belastingstelsel en het financierings- en begrotingstekort.
SMART indicator: E.1.2 Omvang schuldenlast als percentage van het BBP
Waarde: 91%
Toelichting: 1,1 miljard Naf bij banken en verzekeringsmaatschappijen
Waarde: Nee
Toelichting: Er worden meestal wel jaarplannen opgesteld, maar de doelstellingen die
hierin worden geformuleerd zijn in de meeste gevallen niet meetbaar.
SMART indicator: E.4.2 Bestaat er een mandateringsregeling?
Waarde: Nee
Toelichting:
9.3.6 Informatisering
Het laatste gebied handelt over informatisering. Het gebruik van elektronische systemen en
internettoepassingen wordt in het Samenwerkingsprogramma als randvoorwaarde voor de ont-
wikkeling van de kwaliteit van bestuur in de 21ste eeuw aangemerkt.
9.4 Conclusies
Het Land Nederlandse Antillen heeft binnen de zes entiteiten een bijzondere positie omdat haar
taken en bevoegdheden principieel verschillen van de overige eilandgebieden. De voorgeno-
men decentralisatie van landstaken naar de eilandgebieden zal grote inhoudelijke en organisa-
torische gevolgen hebben voor deze bestuurslaag. De landsoverheid heeft in veel gevallen
minder direct contact met burgers.
Checks en balances
Er wordt gewerkt op basis van een regeerprogramma met daaraan gekoppeld een activiteiten-
programma. Van interne controle op de uitvoering hiervan is geen sprake. De controlerende rol
van de Staten functioneert matig. Er wordt veel gebruik gemaakt van diverse instrumenten,
waaronder het vraagrecht. De externe controle colleges rapporteren wel over het Land, maar
hier wordt onvoldoende follow up aan gegeven. Er is een achterstand in goed gekeurde jaarre-
keningen.
Vertrouwen in de overheid
Er is weinig in inzicht in het vertrouwen van burgers in de overheid. De inschatting van respon-
denten is dat dit vertrouwen gering is. Er vindt geen burgeronderzoek plaats naar het vertrou-
wen van burgers in de overheid. Er is een aantal officiële overlegorganen met stakeholders.
Financiën en begrotingsbeheer
Er is weinig inzicht in de financiën en het begrotingsbeheer. Er wordt gewerkt met jaarplannen,
maar de doelstellingen hierin worden niet vertaald naar de begroting. Het ontbreekt aan een
tijdige behandeling van de begroting.
Informatisering
Er bestaat een informatiseringsbeleid dat op dit moment wordt uitgevoerd. Er wordt gewerkt
aan het opzetten van een ICT-onderhouds- en beveiligingsorganisatie. De afgelopen jaren is
fors geïnvesteerd in informatisering. Het huidige aanbod aan ondersteuning aan medewerkers
voldoet aan de behoefte. Er is een trainigsaanbod op het terrein van ICT.
Met opmaak:
10 Benchmarking opsommingstekens en
nummering
Dit hoofdstuk gaat over het benchmarken van de uitkomsten van de baselinestudie. Allereerst
wordt uiteengezet wat benchmarking is. Daarna worden de resultaten van de baselinestudie
gepresenteerd in de vorm van een benchmark per aandachtsgebied van bestuurlijke ontwikke-
ling. Tot slot wordt een handreiking gedaan hoe de entiteiten hun blikveld nog verder kunnen
verruimen door te leren van internationale initiatieven op het gebied van ‘good governance’. Met opmaak:
opsommingstekens en
nummering
Er zijn veel verschillende definities van benchmarking. Deze definities hangen veelal samen
met de visie van de auteurs op benchmarken. Onze visie op benchmarken is:
Het vergelijken van de eigen prestaties en werkwijzen met die van andere organisaties, en
‘best practices’ in het bijzonder, om op basis hiervan verbeteringsmogelijkheden te kunnen
identificeren en implementeren.
Kort gezegd is de kern van benchmarken systematisch vergelijken. De benchmark is het refe-
rentiepunt dat gekozen wordt: het gemiddelde inkomen in de straat, de goedkoopste super-
markt, de gemiddelde prijsklasse van de auto’s waarin een bepaalde beroepsgroep rijdt. Of wat
dichter bij bestuurlijke ontwikkeling: de personele capaciteit van het ambtelijk apparaat, het
gemeten vertrouwen van de burger in de overheid of de bekendheid
van bestuurders met de geldende gedragscode.
Het benchmarkproces kan ruwweg worden onderverdeeld in drie
hoofdstappen: meten, vergelijken en verbeteren. Eerst dient bepaald
te worden wat er gemeten gaat worden (indicatoren). Vervolgens
worden de uitkomsten van de metingen bij de verschillende bench-
markpartners (in dit geval de entiteiten) met elkaar vergeleken.
Daarna dient lering te worden getrokken uit de vergelijking. Vragen
die daarbij centraal staan zijn: ‘Zijn we tevreden met onze uitkomsten
in relatie tot die van anderen?’ ‘Wat kunnen we leren van partners
die beter scoren op bepaalde onderdelen?’
Met opmaak:
opsommingstekens en
nummering
10.1.1 Het nut van benchmarking
Voor een bestuurder of manager van een entiteit is benchmarken (of systematisch vergelijken
met de omgeving) een goed hulpmiddel om het beleid scherp te houden. Dat is nodig, want de
eisen die de burger stelt aan de overheid nemen toe en bestuurders hebben in toenemende
mate behoefte aan het kunnen vergelijken van hun prestaties met die van anderen. De vraag
om de uitkomsten van de baselinestudie te benchmarken past in deze trend.
daar baat bij hebben in debatten over doelmatigheid en doeltreffendheid en voor managers is
benchmarken een geschikte eikmethode om de bedrijfsvoering mee op peil te houden.
Benchmarking kan dus helpen om (verbeter)prioriteiten te stellen maar vooral ook het gesprek
aan te gaan met collega’s van andere entiteiten. Dit wordt ook wel ‘het verhaal achter de cijfers
genoemd’ waarbij eigen keuzes toegelicht worden en ervaringen over verbeteraanpakken en
succes- en faalfactoren uitgewisseld worden.
Met opmaak:
opsommingstekens en
nummering
10.1.2 Met wie vergelijken?
De tweede vorm van vergelijking is die met vergelijkbare organisaties. In dit geval worden voor
een groep van organisaties gemeenschappelijke meetdoelen (indicatoren) ontwikkeld zodat
vergelijking van de uitkomsten ook zinvol is. Deze vorm van vergelijking is één van de hoofdbe-
standdelen van de baselinestudie. Voor alle entiteiten worden immers dezelfde indicatoren ge-
meten zodat de uitkomsten in principe onderling vergeleken kunnen worden. Kanttekening die
hierbij gemaakt moet worden is dat er forse verschillen tussen de entiteiten zijn, zowel wat be-
treft omvang als wat betreft functie. Dit is een factor die de vergelijkbaarheid van de uitkomsten
bemoeilijkt. Wanneer de benchmark, zoals VNG I dat voorstaat, wordt gebruikt om ervaringen
uit te wisselen en van elkaar te leren, is dit echter zeker geen onoverkomelijk probleem.
De laatste vorm van vergelijking is die met ‘buitenstaanders’. In deze variant worden algemeen
geldende indicatoren op het te vergelijken terrein gezocht die reeds eerder bij andere organisa-
ties gemeten zijn. Voorwaarde hierbij is dat de indicatoren relevant zijn en dat de meetinforma-
tie van derden toegankelijk is. In de opdrachtformulering van de baselinestudie was aangege-
ven dat benchmarking met internationale normen en landen in de regio indien zinvol en mogelijk
zou plaatsvinden. Vergelijking met Nederlandse gemeenten is als minder relevant aangemerkt
en achterwege gelaten.8
In de uitgevoerde baselinestudie is echter de nadruk gelegd op het meten van aspecten van
bestuurlijke ontwikkeling die goed passen bij de behoefte en situatie van de Antillen (maatwerk)
en een onderlinge vergelijking van de uitkomsten. Geconstateerd moet worden dat internationa-
le benchmarking binnen de randvoorwaarden van het project en in dit ontwikkelingsstadium nog
niet mogelijk en zinvol is gebleken. Dit wordt hieronder nog wat nader toegelicht.
Internationale benchmarking met andere organisaties of landen kan theoretisch op twee mo-
menten plaatsvinden. Tijdens het ontwerp van het meetinstrument (vooraf) of na uitvoering van
de nulmeting. Er zijn niet bij voorbaat ‘standaardindicatoren’ opgenomen in de baselinestudie.
Voor landen in de Caribische regio zijn via organisaties als de UNDP, USAID, Wereldbank en
het IMF vooral indicatoren en cijfers beschikbaar op economisch gebied (zoals werkloosheids-
percentage, landsbegroting) of over de bestuurlijke organisatie van landen en hun democrati-
sche ontwikkeling. Deze informatie en indicatoren zijn echter niet zomaar toe te passen op de
8
Zie voor een toelichting hierop hoofdstuk 2.
bestuurlijke ontwikkeling van de Antillen gezien het gebrek aan meetbaarheid, relevantie of
beschikbaarheid van vergelijkende scores.
Binnen de randvoorwaarden (doorlooptijd) van de baselinestudie was het niet mogelijk een
uitputtend onderzoek te doen naar de bruikbaarheid voor de Antillen van de schier oneindige
informatie die wereldwijd beschikbaar is op (raakvlakken met) dit terrein én daarna nog na te
gaan welke informatie en registraties op de Antillen beschikbaar en nodig zijn.
Na het uitvoeren van de nulmeting heeft het zoeken naar organisaties die vergelijkbare defini-
ties van indicatoren hebben gehanteerd en waarvan de uitkomsten beschikbaar bleken weinig
tot niets opgeleverd. Enerzijds was dit te verwachten omdat de kans nu eenmaal klein is dat
exact dezelfde definities zijn gehanteerd, anderzijds is het beeld bevestigd dat er veel organisa-
ties bezig zijn met bestuurlijke ontwikkeling (‘good governance’) maar dat er weinig voor de
Antillen direct bruikbaar materiaal bij zit.
De onderzoekers hebben echter gemerkt dat de ambities van sommige entiteiten zich niet al-
leen richten op het ontwikkelen van een sturingsinstrumentarium en een eerste inzicht in de
huidige stand van zaken op het gebied van bestuurlijke ontwikkeling (ook in relatie tot de ande-
re entiteiten). Er blijkt ook behoefte te zijn aan een verdere oriëntatie op internationale initiatie-
ven met betrekking tot de ontwikkeling of het meetbaar maken van bestuurlijke ontwikkeling. In
paragraaf 11.3 wordt daartoe een handreiking gedaan. Met opmaak:
opsommingstekens en
nummering
In deze paragraaf worden de uitkomsten van de nulmeting bij de zes entiteiten geordend per
aandachtsgebied. Dit biedt de entiteiten de mogelijkheid zich met elkaar te benchmarken.
Zoals eerder in dit hoofdstuk aangegeven is het doel van benchmarking om verbetermogelijk-
heden te identificeren en te implementeren door de eigen prestaties en werkwijzen met die van
andere organisaties, en ‘best practices’ in het bijzonder, te vergelijken.
De ervaring leert dat deze doelstelling vanwege de gevoeligheid van prestatievergelijking vaak
niet eenvoudig bereikt kan worden. Daarom wordt hieronder een handreiking gedaan hoe de
entiteiten de onderlinge benchmark op een constructieve wijze kunnen gebruiken.
- Om eenvoudig te kunnen oordelen wie het ‘goed’ doet en wie het ‘slecht’ doet. Een dergelij-
ke benadering stimuleert het leerproces niet omdat men dan nauwelijks bereid zal zijn ken-
nis en ervaringen uit te wisselen. Bovendien moet bij het vergelijken rekening worden ge-
houden met de verschillen tussen de entiteiten, bijvoorbeeld in schaalgrootte, organisatie-
vorm en functie. Een uitkomst van een indicator geeft slechts een indicatie van de achter-
liggende werkelijkheid op één aspect van bestuurlijke ontwikkeling!
Hierna volgen in een tabel per aandachtsgebied de uitkomsten van de nulmeting voor de zes
entiteiten.
St. Eustatius
Indicator (zie bijlage 4 voor toelichting op meetwijze) Bonaire (§ 4.3.1) Curaçao (§ 5.3.1) Saba (§ 6.3.1) St. Maarten (§ 8.3.1) Land (§ 9.3.1)
(§ 7.3.1)
St. Eustatius
Indicator (zie bijlage 4 voor toelichting op meetwijze) Bonaire (§ 4.3.2) Curaçao (§ 5.3.2) Saba (§ 6.3.2) St. Maarten (§ 8.3.2) Land (§ 9.3.2)
(§ 7.3.2)
Met opmaak:
opsommingstekens en
nummering
St. Eustatius
Indicator (zie bijlage 4 voor toelichting op meetwijze) Bonaire (§ 4.3.3) Curaçao (§ 5.3.3) Saba (§ 6.3.3) St. Maarten (§ 8.3.3) Land (§ 9.3.3)
(§ 7.3.3)
Met opmaak:
opsommingstekens en
nummering
St. Eustatius
Indicator (zie bijlage 4 voor toelichting op meetwijze) Bonaire (§ 4.3.4) Curaçao (§ 5.3.4) Saba (§ 6.3.4) St. Maarten (§ 8.3.4) Land (§ 9.3.4)
(§ 7.3.4)
D1: Inspanningen om besluiten, bepalingen, etc. actief bekend te maken, voorlichting te geven en beleid te motiveren
D1.1 (perceptie aantal publicaties) Niet meetbaar 4=voldoende 4=voldoende 4=voldoende 4=voldoende 3=matig
D.1.2 (perceptie kwaliteit informatie en voorlichting aan de burger) 2=onvoldoende 4=voldoende 4=voldoende 4=voldoende 3=matig Niet meetbaar
D2: Het actief betrekken van burgers en (maatschappelijke) organisaties bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid
D2.1 (formele overlegstructuren en/of organen?) Ja Ja Nee Ja Ja Ja
D2.2 (aantal stakeholders door de overheid benaderd voor overleg) Niet meetbaar Niet meetbaar Geen Niet meetbaar Niet meetbaar Geen
D2.3 (aantal keren gebruik door burgers van formele inspraakmogelijkheden) Niet meetbaar Niet meetbaar n.v.t. n.v.t. Niet meetbaar 4 keer
Met opmaak:
opsommingstekens en
nummering
St. Eustatius
Indicator (zie bijlage 4 voor toelichting op meetwijze) Bonaire (§ 4.3.5) Curaçao (§ 5.3.5) Saba (§ 6.3.5) St. Maarten (§ 8.3.5) Land (§ 9.3.5)
(§ 7.3.5)
Met opmaak:
opsommingstekens en
nummering
St. Eustatius
Indicator (zie bijlage 4 voor toelichting op meetwijze) Bonaire (§ 4.3.6) Curaçao (§ 5.3.6) Saba (§ 6.3.6) St. Maarten (§ 8.3.6) Land (§ 9.3.6)
(§ 7.3.6)
Met opmaak:
opsommingstekens en
nummering
Meer informatie
Via de website: www.usaid.gov (Æ Our Work, Democracy & Governance) zijn genoemde publi-
caties te downloaden.
document stelt UN Secretaris-Generaal Kofi Annan: “Good governance is perhaps the single
most important factor in eradicating poverty and promoting development”.
Meer informatie
Alle informatie van de UNDP is te vinden via de website www.undp.org.
Het rapport ‘Governance for Sustainable Human Development’ is terug te vinden via
www.undp.org/governance (Æ Publications, Democratic Government).
Stukken over de Africa Governance Forums zijn te vinden via
www.undp.org/rba/publications.html.
Via http://hdr.undp.org/reports kan eenvoudig gezocht worden naar alle Human Development
Reports van de UNDP. Het ‘Human Development Report 2002’ is daar te vinden via Æ Global
reports.
De Wereldbank
Bij de Wereldbank is in mei 2003 de studie ‘Governance Matters III: Governance Indicators for
1996–2002’ verschenen. In deze bijgewerkte versie worden op zes dimensies van Governance
de scores van 199 landen gepresenteerd. Het betreft de dimensies: Voice and Accountability,
Political Stability and Absence of Violence, Government Effectiveness, Regulatory Quality, Rule
of Law en Control of Corruption. De uitwerking, presentatie en onderbouwing is uitermate goed
verzorgd. De indicatoren zijn gebaseerd op honderden variabelen afkomstig uit 25 databronnen
van 18 verschillende organisaties.
De mogelijkheid om in een excelsheet of via een interactief webtool zelf een selectie van (in
totaal 199 waaronder zo’n 20 Caribische) landen te maken die op een of meerdere (van de 6)
dimensies vergeleken worden, is een aanrader. Toch zijn de uitkomsten volgens de onderzoe-
kers gebaseerd op subjectieve data en worden in de studie alleen de relatieve posities van lan-
den ten opzichte van elkaar weergegeven. Door de overvloed aan (moeilijk herleidbare) data is
het bijna onmogelijk om te achterhalen waar de meting op is gebaseerd, hoe de waarde tot
stand is gekomen en hoe deze verbeterd zou kunnen worden.
Meer informatie
Het volledige rapport ‘Governance Matters III: Governance Indicators for 1996–2002’ is te vin-
den via http://info.worldbank.org/governance . Daar zijn ook de diverse selectiemethodieken
opgenomen en is een heldere en informatieve lijst met Frequently Asked Questions (FAQs)
geplaatst.
Meer informatie
De factsheet met verwijzingen naar standaard codes is terug te vinden op
www.imf.org/external/np/exr/facts/gov.htm .
Best Value
In juni 1997 kondigde de regering-Blair aan van plan te zijn compulsory competitive tendering
(de door de conservatieve regeringen van Thatcher en Major ingevoerde wettelijke verplichting
voor gemeenten om diensten en producten aan het marktmechanisme van openbare inschrij-
ving te onderwerpen) te vervangen door een verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van best
value door gemeenten. In 1998 werd door de rijksoverheid de zogenaamde White Paper Mo-
dern Local Government: In Touch with the people uitgegeven en daarop volgde de Local
Government Bill. In deze documenten werden de essenties uiteengezet van best value, een
programma dat een verbetering van de kwaliteit van de gemeentelijke overheid in Engeland tot
doel heeft.
Na een proefperiode, waarbij in 37 gemeenten (van de ruim 130 die zich aangemeld hadden)
geëxperimenteerd werd met het concept van best value, is de wet op 1 april jl. in werking getre-
den. Dit betekent dat sindsdien alle Engelse gemeenten onderhevig zijn aan het regime van
best value.
Inhoud
Best value betekent dat van de gemeenten verwacht wordt dat ze de beste kwaliteit van dienst-
verlening leveren voor de prijs die de burgers bereid zijn ervoor te betalen. Gemeenten moeten
zorgen voor een voortdurende verbetering van de wijze waarop de taken worden uitgeoefend
door aandacht te besteden aan zowel economisch als efficiënt en effectief handelen.
Aan best value ligt een aantal belangrijke principes ten grondslag. Allereerst het principe van de
lokale rekenschap (verplichtingen tegenover de bevolking en de centrale regering nakomen en
hierover verantwoording afleggen). Dit betekent onder meer dat de lokale bevolking regelmatig
geraadpleegd moet worden, de besluitvorming transparant moet zijn en de gemeente haar
dienstverleningsstandaards en organisatiedoelen openbaar moet maken. Andere principes zijn
het openbreken van grenzen tussen afdelingen en het regelmatig meten van prestaties en func-
tioneren van het management om een voortdurende verbetering te realiseren.
Het programma zelf bestaat uit vier pijlers die worden aangeduid met de vier c’s: challenge
(kritisch onderzoeken van doelen, behoeften, huidig niveau en mogelijkheden van alternatieve
uitvoering van gemeentelijke diensten), consult (raadplegen van gebruikers en niet-gebruikers
van diensten), compare (vergelijken van eigen prestaties met die van de besten) en compete
(inschatting maken van de mate waarin de diensten zich kunnen meten met die van alternatieve
aanbieders, eventueel aanbesteden van diensten).
Met behulp van een aantal zelfanalyse-instrumenten moeten uiteindelijk alle gemeenten ver-
plicht een local perfomance plan opstellen en publiceren. Het Ministerie van ‘Environment,
Transport and the Regions’ heeft hiervoor een format opgesteld. Daarbinnen hebben gemeen-
ten de vrijheid om het plan aan de eigen lokale situatie aan te passen. Een van de verplichte
planonderdelen zijn de prestatiedoelen voor de komende jaren.
Best value wordt door de rijksoverheid (Improvement and Development Agency,
www.idea.gov.uk) en de Local Government Association (LGA) uitgebreid ondersteund. Zo wor-
den best practices, voorbeeld’-performance plans en nationale prestatie-indicatoren aangebo-
den.
Verantwoording
De Engelse gemeenten moeten onder het regime van best value aan onderzoeksinstanties van
de rijksoverheid, zoals de District Auditor en de Audit Commission (www.audit-
commission.gov.uk), aantonen dat ze inderdaad kwaliteit bieden voor het geld dat de burgers
ervoor moeten betalen.
De Audit Commission beoordeelt het functioneren aan de hand van lokale kengetallen, die ver-
geleken worden met een set van nationale kengetallen voor specifieke diensten.
Onder best value wordt nog steeds van de gemeenten verwacht dat ze wedijveren met aanbie-
ders op de vrije markt, hoewel ze niet meer verplicht zijn om alle diensten voor openbare in-
schrijving aan te bieden. Het is belangrijk dat de gemeenten nagaan of ze hun diensten inder-
daad aanbieden tegen de laagst mogelijke prijs en de juiste kwaliteit. Indien dit niet te geval is,
zou men het werk moeten overlaten aan de organisatie die het beter en goedkoper doet: dit
alles met het doel om ‘value for money’ te realiseren voor degenen die voor de diensten beta-
len. In sommige gevallen is het bijvoorbeeld gewenst of beter dat aanbieders uit de vrije sector
het werk doen dan wel dat de gemeente het doet met financiële middelen uit diezelfde vrije
sector. Om hierachter te komen zijn de afdelingen verplicht om met behulp van een vragenlijst
een zelfevaluatie uit te voeren.
In het uiterste geval kan dit leiden tot het (verplicht) uitbesteden van bepaalde diensten of kan
de rijksoverheid, na waarschuwingen, taken van de gemeente afnemen.
ring van LPSAs is gepaard gegaan met financiële tegemoetkoming door de rijksoverheid voor
administratieve kosten en een financiële beloning voor het halen van de gestelde doelen.
LPSAs worden door de ministeries én de LGA gezien als een erg belangrijk instrument voor de
toekomstige verhoudingen tussen centrale en lokale overheden.
Het realiseren van een werkwijze die gericht is op het meten van en sturen op prestaties is een
lang en vaak moeizaam proces. U mag er trots op zijn dat de Antillen (bijvoorbeeld in tegenstel-
ling tot Nederland) er in geslaagd zijn in korte tijd een instrument te ontwikkelen voor alle zes
entiteiten dat de prestaties op het gebied van bestuurlijke ontwikkeling in kaart brengt.
Ons advies aan u is om u de komende tijd vooral te concentreren op het feitelijk gebruiken en
verder ontwikkelen van het net ontwikkelde sturingsinstrument. Prestaties meten en vergelijken
is immers een gevoelig proces. Het vereist een open houding, gericht op verbetermogelijkheden
zien, prioriteiten stellen, denken en handelen in termen van output maar bovenal het leren van
uzelf en elkaar.
Openbare (internationale) ranglijstjes kunnen daarbij verstorend werken. Onze ervaring is dat
als de open houding nog onvoldoende aanwezig is en door een defensieve houding prestatie-
vergelijking gemakkelijk als afrekeninstrument gebruikt kan worden er alleen veel energie wordt
besteed aan het ter discussie stellen van de meetmethode en de (soms onwenselijke) uitkom-
sten.
Wij raden u dus aan om deze internationale paragraaf te gebruiken voor het opdoen van inspi-
ratie ten behoeve van het invullen van uw eigen verbeterplannen. In een volgende ontwikke-
lingsfase kan het bovendien aanknopingspunten bieden voor een doorontwikkeling van uw ei-
gen meetinstrument.
Mochten de Antillen in de toekomst de behoefte hebben aan een meetinstrument ten behoeve
van het afleggen van verantwoording over prestaties aan derden, dan kan contact worden ge-
zocht met internationale organisaties. Vervolgens kan worden bekeken of er aansluiting gevon-
den kan worden bij bestaande, minder specifieke, meetinstrumenten of dat in overleg gezamen-
lijke indicatoren ontwikkeld kunnen worden.
Wees er dan wel van bewust dat een dergelijk verantwoordingstraject vaak een ander doel
dient dan ‘het leren van elkaar om te verbeteren’ en dat het daarom wellicht verstandig is de
instrumenten niet één op één aan elkaar te knopen.
11 Aanbevelingen
In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitkomsten van de nulmeting voor de verschillende enti-
teiten gepresenteerd. Daarna is een hoofdstuk besteed aan het onderling benchmarken van de
uitkomsten. In dit laatste hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan voor het vervolg van de ba-
selinestudie. Hoewel er verschillen zijn tussen de entiteiten en hun mogelijkheden om follow up
te geven aan de uitkomsten van de baseline, richten we ons hierbij op alle zes de entiteiten. De
aanbevelingen zijn primair gericht op de toepassing en de uitbouw van het ontwikkelde meetin-
strument. Voorafgaande aan de aanbevelingen volgt hieronder een aantal in het oog springen-
de algemene uitkomsten van het onderzoek.
Tijdens de uitvoering van het onderzoek werd duidelijk dat de ambities van de entiteiten op het
terrein van bestuurlijke ontwikkeling hoog zijn. Een goede illustratie hiervan zijn de plannen en
voorstellen die in de jaarplannen Bestuurlijke Ontwikkeling zijn neergelegd. Maar ook wanneer
bijvoorbeeld naar de houding van het openbaar bestuur ten opzichte van integriteit wordt geke-
ken, is sprake van een bestuurlijk en ambtelijk apparaat dat zich bewust is van de eisen die
burgers en stakeholders op dit vlak aan hen stellen. Alle entiteiten vermoeden bij burgers een
lage waardering voor en weinig vertrouwen in het bestuur. Dit is een punt waarvan de entiteiten
aangeven doordrongen te zijn van de noodzaak om dit vertrouwen te versterken. Een ander
voorbeeld is de breed gedragen beoordeling dat door de entiteiten nog te weinig wordt gedaan
met de constateringen en adviezen van de ARNA en de SOAB. Het onderzoeksteam heeft veel
waardering voor een dergelijke zelfkritische houding en ziet het als een stap op weg naar con-
crete verbeteringen.
De jaarplannen laten zien dat de entiteiten prioriteit geven aan omvangrijke, complexe proces-
sen en projecten. Hierbij wordt met name gekeken naar de verbetering van de kwaliteit van het
ambtelijk apparaat en de facilitaire ondersteuning in de vorm van huisvesting of ICT. Investeren
in medewerkers wordt bovenal aangemerkt als belangrijkste prioriteit.
Ook in de gesprekken met bestuurders is naar voren gekomen dat zij zich met name richten op
mogelijke verbeteringen in de toekomst. Het aanwijzen van recente resultaten en successen is
minder aan de orde. Een dergelijke mentaliteit is positief en een voorwaarde voor het behalen
van resultaten in de toekomst. Tegelijkertijd kunnen vraagtekens worden gezet bij de haalbaar-
heid van sommige voornemens. Het zou wel eens effectiever en meer motiverend kunnen zijn
om bij het formuleren van doelstellingen en ambities meer oog te hebben voor de haalbaarheid
ervan op korte termijn.
Bij de uitvoering van de nulmeting bleek een aantal meetwaarden niet in te vullen. Er waren
minder geregistreerde gegevens voor handen dan vooraf was verwacht. Uiteraard zijn er ver-
schillen per entiteit, maar over het algemeen kan worden gesteld dat er weinig gegevens wor-
den geregistreerd dan wel op een dusdanige wijze worden geregistreerd dat informatie goed
ontsluitbaar is. In andere gevallen was informatie niet of niet op korte termijn voor de onderzoe-
kers toegankelijk.
Een zelfde beeld ontstaat wanneer wordt gekeken naar de beschikbare procedures, sturings-
en controle-instrumenten. Ook hier zijn er verschillen tussen de entiteiten maar over het alge-
meen ontstaat een beeld van overheidsapparaten waar weinig afspraken op papier worden
Tot slot nog een opmerking over de nulmeting als zodanig. Bij de uitvoering kon een aanzienlijk
aantal waarden niet worden ingevuld of werd voor alle entiteiten een negatieve waarde (‘niet
meetbaar’) vastgesteld. Dit heeft er toe geleid dat een aantal indicatoren en meetpunten uit het
meetsysteem geschrapt zijn. In een aantal andere gevallen (zoals bijvoorbeeld ‘de gemiddelde
beantwoordingtijd van schriftelijke vragen van volksvertegenwoordigers’ en ‘een tijdige behan-
deling van de begroting’) is er voor gekozen het meetpunt te handhaven gezien het belang dat
het onderzoeksteam er aan hecht in het kader van bestuurlijke ontwikkeling.
Bij waarden die wel konden worden ingevoerd, bent u wellicht teleurgesteld over de beoordeling
ervan. Aan de ene kant zijn de uitkomsten mogelijk weinig motiverend voor bestuurders en
ambtenaren. Aan de andere kant biedt een dergelijke uitkomst reële mogelijkheden om verbete-
ringen te realiseren én aantoonbaar te maken. Voor een nulmeting spreekt het zelfs voor zich
dat het onderzoek zicht richt op wat nog moet gebeuren. Het zou vreemd zijn als de doelstellin-
gen van het Programma Bestuurlijke Ontwikkeling nu al zouden zijn bereikt. In die zin bieden de
uitkomsten van de nulmeting alle entiteiten aanknopingspunten om gerichte verbeteringen uit te
voeren en deze aantoonbaar te maken.
11.2 Aanbevelingen
De onderstaande aanbevelingen geven een overall beeld voor alle entiteiten gezamenlijk. Niet
alle aanbevelingen zijn even relevant voor alle entiteiten. De concrete vertaling ervan naar de
entiteiten is maatwerk. Zo zal een aanbeveling gericht op het verbeteren van de registratie op
Saba een geheel andere invulling vragen dan voor Land.
Zoals afgesproken en vastgelegd in de opdrachtformulering zijn de aanbevelingen niet inhoude-
lijk van aard. De aanbevelingen zijn dus primair gericht op de toepassing en de uitbouw van het
ontwikkelde meetinstrument. Voor conclusies per entiteit verwijzen we u naar het hoofdstuk
over deze entiteit.
Aanbevelingen:
- Laat de uitkomsten van de nulmeting op u inwerken en bespreek deze binnen uw entiteit.
Gebruik de uitkomsten van andere entiteiten om uw eigen uitkomsten in perspectief te
plaatsen. Bepaal welke informatie voor u waardevol en bruikbaar is. Bestuurders en ambte-
naren kunnen zelf zoeken naar voor hen aansprekende referentiepunten. Iedere entiteit kan
bepalen op welke gebieden of indicatoren en met welke andere entiteit de uitkomsten wor-
den vergeleken. Beoordeel in hoeverre en waarom wel/niet doelstellingen in het verleden
gerealiseerd zijn.
Aanbevelingen:
- De uitkomsten van de onderlinge benchmark bieden een goede basis voor de uitwisseling
van ervaringen.
Een dergelijke vergelijkingskring biedt de entiteiten de mogelijkheid om te leren van elkaars
ervaringen. Het ligt voor de hand om het bestaande platform van het coördinatorenoverleg
Bestuurlijke Ontwikkeling hiervoor te gebruiken. Er zou gericht kunnen worden gewerkt aan
een specifiek gebied of enkele indicatoren. Zo kan de entiteiten gevraagd worden drie as-
pecten in te brengen waar men trots op is en drie aspecten die verbeterd dienen te worden.
Door uitwisseling en verdieping van deze informatie kan men elkaar helpen bij het bepalen
van succesvolle aanpakken.
Aanbevelingen:
- Breid op onderdelen en gericht de registratie van gegevens uit.
Voor die onderdelen die prioriteit krijgen in het beleid van een entiteit kan ervoor gekozen
worden de bijbehorende registratie snel in te richten. Voor andere aandachtsgebieden kan er
voor gekozen worden de gewenste registratie af te laten hangen van de uitvoering van een
vervolgmeting.
- Ga na waar de wel geregistreerde gegevens voor gebruikt worden en pas registraties aan.
De ervaring leert dat van sommige registraties niemand meer precies weet waarom ze ei-
genlijk bijgehouden worden. In dat geval kan de meetlast teruggebracht worden door een
registratie op te heffen of kan met enkele eenvoudige aanpassingen de registratie bruikbaar
worden gemaakt als sturingsinformatie (jaarplannen, baselinestudie).
Aanbevelingen:
- Zorg voor een betere ontsluiting van geregistreerde, reeds beschikbare gegevens.
Een voorbeeld hiervan is het opstellen van rapportages zodat bij gebruikers (bestuurders,
ambtenaren en eventueel onderzoekers) bekend is wat er precies wordt gemeten en waar-
mee beleid of uitvoering onderbouwd kan worden.
Aanbevelingen:
- Verdiep indicatoren naar behoefte, zonder daarbij de vergelijkbaarheid van uitkomsten uit
het oog te verliezen.
Sommige indicatoren kennen een meetwaarde ja / nee. Wanneer bij een herhalingsmeting
de hoogste meetwaarde wordt behaald, is deze indicator als zodanig niet langer bruikbaar
om verdere ontwikkeling in beeld te brengen. In dat geval moet deze indicator uitgewerkt
worden in een of meer verdiepende SMART indicatoren.9 In de meeste gevallen ligt deze
stap erg voor de hand. Zo kan er pas wanneer er een verzuimbeleid of een gedragscode
voor bestuurders is een indicatie worden verkregen van de kwaliteit daarvan.
- Verbeter de meetwijze van een deel van de vragen waarin naar de perceptie van responden-
ten wordt gevraagd.
De meetwaardes van sommige indicatoren zijn gebaseerd op een beoordeling ervan door
respondenten. In sommige gevallen is dit gebeurd omdat met opzet de perceptie van res-
pondenten ten aanzien van een bepaald issue is onderzocht. Veel vergelijkbare onderzoe-
ken (bijvoorbeeld bestuurskrachtmetingen en positiebepalingen in het kader van TQM/INK)
worden uitgevoerd op basis van zelfanalyse, dus door de subjectieve beoordeling of percep-
tie van respondenten. Dergelijke methodes leveren valide en bruikbare meetwaardes op. Bij
een herhalingsmeting zal in dit geval de meetwijze niet worden aangepast.
Wel is het aan te raden meer tijd te nemen voor een vervolgmeting zodat op een aantal be-
langrijke perceptie-indicatoren een groter aantal respondenten benaderd kan worden. Bij-
voorbeeld door het uitvoeren van enquêteonderzoek naar de tevredenheid van medewerkers
of burgers over de dienstverlening.
Aanbevelingen:
- Kies bij de inrichting van een vervolgmeting voor een vorm van auditing.
Bij een herhalingsonderzoek lijkt het logisch om te kiezen voor een vorm waarin entiteiten
aan de hand van een checklist zelf zoveel mogelijk gegevens verzamelen die door een on-
derzoeksteam worden gevalideerd. De checklist kan worden opgesteld op basis van de –
eventueel ruim daarvóór aangepaste– set indicatoren. Zie ook bijlage 5.
7. Bestuurs- en organisatiecultuur
De entiteiten werken op doelgerichte en planmatige manier aan bestuurlijke ontwikkeling.
Een dergelijke manier van werken vraagt om een ondersteunende bestuurs- en organisatie-
9
Uitzondering hierop vormen vaststaande indicatoren zoals A.1.2 (afleggen ambtseed). Deze indicator kan bij
een vervolgmeting worden geschrapt.
cultuur. Enerzijds vraagt het om een cultuur waarin openheid en transparantie bepalend zijn.
Dit streven wordt door de entiteiten onderschreven. Anderzijds vraagt het om een cultuur
waarin resultaten op het terrein van bestuurlijke ontwikkeling worden verzilverd.
Aanbevelingen:
- Werk aan een transparant en open bestuurs- en organisatieklimaat.
Hierbij speelt de voorbeeldfunctie van bestuurders en managers natuurlijk een belangrijke
rol. Gericht zijn op leren en verbeteren en niet op afrekenen. Fouten maken mag.
A.1 Beleving van een gedragscode waarin is vastgelegd hoe bestuurders dienen te handelen
met betrekking tot integriteit, nevenfuncties, publieke verantwoordelijkheid en aansprake-
lijkheid
A.2 Gebruik van ambtelijke ondersteuning bij de totstandkoming van beleid
A.3 Vastleggen en naleving van politiek-bestuurlijke besluiten
A.4 Vastleggen van taken, verantwoordelijkheden en activiteiten van bestuurders
A.5 Vastleggen en naleving van procedures voor het politiek-bestuurlijk handelen
A.6 Openbaarheid van nevenfuncties
Bij het samenstellen van de lijst van indicatoren voor de baselinestudie bestuurlijke ontwikkeling
hebben wij per gebied bekeken welke aspecten relevant zijn. Hierbij hebben wij ook gebruikge-
maakt van de input tijdens de workshops.
De aspecten die wij in indicatoren hebben opgenomen zijn hieronder op een rij gezet.
Bij de kwaliteit van het ambtelijk apparaat wordt ingegaan op de volgende aspecten:
- kwaliteit van personeel en organisatie B.1, B.4
- het functioneren van individuele ambtenaren B.2
- klantgerichtheid van de organisatie B.3
In het programma Bestuurlijke Ontwikkeling wordt, voordat de zes deelgebieden worden onder-
scheiden, de volgende driedeling gemaakt:
- Kwaliteit van het bestuur: het democratisch gehalte, de transparantie en de integriteit van het
bestuur verder te verhogen.
- Ambtelijke organisatie: de doelmatigheid en de doeltreffendheid te optimaliseren.
- Dienstverlening: continu verhogen van de klantvriendelijkheid, de betrouwbaarheid en de
mate van tevredenheid van de burger.
Ambtelijke organisatie:
B.1 De aanwezigheid van gekwalificeerd en gemotiveerd personeel
B.2 Bekendheid met en naleving van de gedragscode voor ambtenaren (LMA)
B.4 Kwaliteit van werkplekken
C.4 Toepassing interne controle bij diensten en departementen
C.5 Tijdige signalering van onregelmatigheden
E.3 Tijdig opleggen van belastingaanslagen en innen van belastinggeld
E.4 Mogelijkheden van diensten/departementen om een efficiënt financieel beheer te voeren
F.1 Bestaan van een informatiseringbeleid
F.2 Aanwezigheid en gebruik van elektronische informatiesystemen
F.3 Investering in ICT, in middelen en personen
Indicator: A.1 Beleving van een gedragscode waarin is vastgelegd hoe bestuurders
dienen te handelen met betrekking tot integriteit, nevenfuncties, pu-
blieke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid?
SMART indicator: A.1.1 Is er een gedragscode voor bestuurders vastgelegd?
Toelichting: Gedragscode: door het bestuur erkende gedragscode waarin is vastgelegd
hoe bestuurders dienen te handelen met betrekking tot integriteit, nevenfunc-
ties, publieke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid
Waarde: Ja/nee
Gehanteerde Geconstateerde aanwezigheid bekrachtigde gedragscode
meetwijze:
SMART indicator: A.1.2 Leggen bestuurders bij hun aantreden een ambtseed af?
Waarde: Ja/nee
Gehanteerde Geconstateerde aanwezigheid wetsartikel waarin een ambtseed is voorge-
meetwijze: schreven
SMART indicator: A.1.3 Beoordeling handelen volgens (ongeschreven) gedragscode
Toelichting: Beoordeling handelen: wijze waarop de respondenten een gedragscode ‘be-
leven’, in de praktijk handelen met betrekking tot integriteit, nevenfuncties,
publieke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid, gemeten met behulp van
de volgende stellingen:
1. Het huidige bestuur functioneert in eerste plaats ten behoeve van burgers.
2. De huidige bestuurders nemen de verantwoordelijkheid voor hun eigen
daden serieus.
3. De huidige bestuurders houden zich aan de wet.
4. De huidige bestuurders hebben geen nevenfuncties die leiden tot belan-
genverstrengeling.
5. De huidige bestuurders dragen de verantwoordelijkheid voor hun dienst/
departement.
6. De huidige bestuurders nemen geen geschenken van substantiële waar-
de aan van relaties.
Waarde: 5 t/m 1
5 = Geheel volgens gedragscode
4 = Voldoende volgens gedragscode
3 = Gedeeltelijk volgens gedragscode
2 = Nauwelijks volgens gedragscode
1 = Geheel niet volgens gedragscode
Gehanteerde Oordeel onderzoeksteam op basis van het oordeel van bestuurders, (volks-
meetwijze: vertegenwoordigers)10 en hogere ambtenaren in interviews.
Het gaat hier om een indicator die de perceptie van de respondenten meet.
Het gaat hier dus niet om het meten van de feitelijke situatie met betrekking
tot het bestuurlijk handelen.
Aanbeveling ver- Indien er een schriftelijke gedragscode is vastgesteld: toetsen m.b.v. inter-
volgmetingen: views of de verschillende onderdelen van de gedragscode worden nageleefd
10
In de praktijk bleek het bij de meeste entiteiten niet mogelijk om interviews te houden met volksvertegen-
woordigers.
SMART indicator: A.3.2 Percentage van de besluiten dat niet in uitvoering is genomen
Toelichting: Besluiten: besluiten van het bestuurscollege of de Raad van Ministers
Waarde: %
Gehanteerde Informatie uit interviews met bestuurders en hogere ambtenaren
meetwijze:
Aanbeveling ver- Indien er een monitoringsysteem is: output moitoringsysteem
volgmetingen:
SMART indicator: A.6.2 Hebben alle bestuurders bij aantreden hun nevenfuncties gemeld?
Waarde: Ja/nee
Gehanteerde Informatie uit interviews met bestuurders en hogere ambtenaren
meetwijze:
Aanbeveling Beoordeling registratie van nevenfuncties
vervolgmetingen:
SMART indicator: B.1.4 Aantal functies dat wordt uitgevoerd door een medewerker die niet voldoet aan het
vereiste opleidingsniveau en/of ervaring
Toelichting: Vereist opleidingsniveau/ervaring: benodigde capaciteiten volgens functiebe-
schrijving en –waardering
Waarde: Aantal
Gehanteerde Schatting door onderzoeksteam op basis van interviews met hogere ambte-
meetwijze: naren
Aanbeveling Functiebeschrijvingen en –waarderingen en cv’s van medewerkers
vervolgmetingen:
SMART indicator: B.1.5 Soort trainingen/opleidingen die in de afgelopen 12 maanden zijn aangeboden
Waarde: omschrijving
Gehanteerde Informatie uit interviews met hogere ambtenaren
meetwijze:
Aanbeveling Centrale registratie van opleidingen en trainingen
vervolgmetingen:
SMART indicator: B.1.6 Aantal trainings-/opleidingsdagen die in de afgelopen 12 maanden zijn aangeboden
Waarde: Aantal
Gehanteerde Informatie uit interviews met bestuurders en hogere ambtenaren
meetwijze:
Aanbeveling Centrale registratie van opleidingen en trainingen
vervolgmetingen:
SMART indicator: B.3.3 Wordt voldoende duidelijk gemaakt waar de klant terecht kan met een bepaald
verzoek?
Waarde: 5 t/m 1
5 = goed duidelijk
4 = voldoende duidelijk
3 = matig duidelijk
2 = onvoldoende duidelijk
1 = geheel niet duidelijk
Gehanteerde Oordeel onderzoeksteam op basis van het oordeel van bestuurders en hoge-
meetwijze: re ambtenaren in interviews
Aanbeveling Resultaat klanttevredenheidsonderzoek
vervolgmetingen:
Indicator: C.1 Gebruik vraagrecht, recht van interpellatie- en budgetrecht door volks-
vertegenwoordigers
SMART indicator: C.1.1 Worden vragen centraal gepubliceerd?
Toelichting: Vragen: schriftelijke vragen van Staten-/Eilandsraadsleden aan bestuurders
Waarde: Ja/nee
Gehanteerde Informatie uit interviews met bestuurders (en volksvertegenwoordigers)
meetwijze:
Aanbeveling Geconstateerde aanwezigheid gepubliceerde vragen
vervolgmetingen:
SMART indicator: C.1.2 Aantal schriftelijke vragen dat in de afgelopen 12 maanden is gesteld door volksver-
tegenwoordigers
Waarde: Aantal
Gehanteerde Informatie uit interviews met bestuurders (en volksvertegenwoordigers)
meetwijze:
Aanbeveling Registratie van vragen
vervolgmetingen:
SMART indicator: C.1.4 Zijn de volksvertegenwoordigers voldoende in staat het budgetrecht naar behoren te
hanteren?
Toelichting: Budgetrecht: recht van een volksvertegenwoordiging om begrotingen te wijzi-
gen
Waarde: 5 t/m 1
5 = goed
4 = voldoende
3 = matig
2 = onvoldoende
1 = slecht
Gehanteerde Oordeel onderzoeksteam op basis van het oordeel van bestuurders (en
meetwijze: volksvertegenwoordigers) in interviews
SMART indicator: C.3.3 Wordt er voldoende follow-up gegeven aan de constateringen en adviezen die
ARNA geeft in zijn rapportage?
Toelichting: Follow-up: maatregelen om geconstateerde tekortkomingen te verhelpen en
in de toekomst te voorkomen
Waarde: Ja/nee
Gehanteerde Oordeel onderzoeksteam op basis van het oordeel van bestuurders en hoge-
meetwijze: re ambtenaren in interviews
SMART indicator: C.3.4 Aantal keren dat SOAB in de afgelopen 12 maanden een bezoek heeft gebracht aan
de entiteit
Toelichting: SOAB: Stichting Overheidsaccountantsbureau
Waarde: Aantal
Gehanteerde Informatie uit interviews met vertegenwoordiger ARNA, bestuurders en hoge-
meetwijze: re ambtenaren
Aanbeveling Rapportages van bezoeken
vervolgmetingen:
SMART indicator: C.3.6 Wordt er voldoende follow-up gegeven aan de constateringen en adviezen die
SOAB geeft in zijn rapportage?
Toelichting: Follow-up: maatregelen om geconstateerde tekortkomingen te verhelpen en
in de toekomst te voorkomen
Waarde: Ja/nee
Gehanteerde Oordeel onderzoeksteam op basis van het oordeel van bestuurders en hoge-
meetwijze: re ambtenaren in interviews
SMART indicator: D.1.2 Beoordeling kwaliteit van de informatie en voorlichting aan de burger
Waarde: 5 t/m 1
5 = goed
4 = voldoende
3 = matig
2 = onvoldoende
1 = slecht
Gehanteerde Oordeel onderzoeksteam op basis van het oordeel van hogere ambtenaren in
meetwijze: interviews
Aanbeveling Beoordeling publicaties
vervolgmetingen:
Indicator: D.2 Het actief betrekken van burgers en (maatschappelijke) organisaties bij
de ontwikkeling en uitvoering van beleid
SMART indicator: D.2.1 Zijn er formele overlegstructuren en/of organen?
Toelichting: Formele overlegstructuren: officiële periodieke overleggen
Waarde: Ja/nee
Gehanteerde Informatie uit interviews met bestuurders en hogere ambtenaren
meetwijze:
SMART indicator: D.2.2 Aantal maatschappelijke stakeholders en burgers die in de afgelopen 12 maanden
door de overheid zijn benaderd voor overleg
Toelichting: Maatschappelijke stakeholders: maatschappelijke sleutelpersonen, verte-
genwoordigers van verenigingen, actiegroepen e.d.
Waarde: Aantal
Gehanteerde Informatie uit interviews met bestuurders en hogere ambtenaren
meetwijze:
SMART indicator: D.2.3 Aantal keren dat burgers in de afgelopen 12 maanden gebruik hebben gemaakt van
formele inspraakmogelijkheden
Waarde: Aantal
Gehanteerde Informatie uit interviews met bestuurders en hogere ambtenaren
meetwijze:
Aanbeveling Registratie van gebruik van formele inspraakmogelijkheden
vervolgmetingen:
SMART indicator: D.4.4 Aantal bezwaar- en beroepschriften uit de afgelopen 12 maanden dat gegrond is
verklaard
Waarde: Aantal
Gehanteerde Schatting door onderzoeksteam op basis van interviews met hogere ambte-
meetwijze: naren
Aanbeveling Centrale registratie van bezwaar- en beroepschriften
vervolgmetingen:
Financiën en begrotingsbeheer
SMART indicator: E.1.2 Omvang schuldenlast als percentage van het BBP
Waarde: %
Gehanteerde mee- Informatie uit interviews met hogere ambtenaren/Rapport Schuldencommis-
twijze: sie
Aanbeveling ver- Rapportage financiële situatie
volgmetingen:
Informatisering
SMART indicator: F.3.2 Percentage van de totale begroting per dienst dat in ICT is geïnvesteerd
Waarde: %
Gehanteerde Schatting op basis van informatie uit interviews met bestuurders en hogere
meetwijze: ambtenaren
Aanbeveling Informatiseringsbudget in begroting
vervolgmetingen:
In deze bijlage wordt kort en puntsgewijs een aantal handreikingen gedaan voor het uitvoeren
van een vervolgmeting. Veel van deze handreikingen of tips zijn ook elders in het rapport aan
de orde geweest als onderdeel van de aanbevelingen of in de toelichting op de meetwijze. In
deze bijlage staan ze nog eens apart opgesomd.
In deze bijlage vindt u een overzicht van de beschikbaar gestelde documenten per entiteit. De
informatie in deze documenten is gebruikt bij de uitvoering van de nulmeting. Uiteraard is daar-
naast ook kennis genomen van diverse achtergrondrapporten en studies over – bestuurlijke
ontwikkeling op - de Nederlandse Antillen. Deze bronnen zijn niet opgenomen in deze lijst.
Bonaire
- Jaarplan bestuurlijke ontwikkeling Bonaire, 2003
- Een selectie uit de notulen en besluitenlijsten van de Eilandsraad 2001, 2002, 2003
- Een selectie van de verslagen van de Centrale Commissie 2003
- Bonisha-rapport, Bonaire Integrale Strategische Herstelnota Sociaal Economisch, be-
stuurlijk en financieel herstel van het eilandgebied Bonaire, juni 2003
- Activiteitenprogramma 2003-2007 van de afdeling Personeel, Organisatie en Informa-
tievoorziening, september 2003
- Jaarverslagen afdeling POI 1999 t/m 2002
- Projectplan inhalen achterstanden samenstellen jaarrekeningen eilandgebied Bonaire
Curaçao
- Jaarplan bestuurlijke ontwikkeling Curaçao, 2003
- Diverse dienstplannen eilandgebied Curaçao
- Opleidingsplan eilandgebied Curaçao
- Beleidsnota 2004
- Beleidsbegroting 2003-2004
- Meerjarenbegroting 2004-2007
- Begroting van de bedrijven 2004
- Beheersbegroting 2004
- Begroting in één oogopslag
- Diverse SOAB management letters
- Rapportage ARNA met Bedenkingen en Opmerkingen bij de jaarrekeningen 1998 en
1999 van de Algemene Dienst van het eilandgebied Curaçao (26 juni 2003)
- Jaarrekening 1999
Saba
- Jaarplan bestuurlijke ontwikkeling Saba, 2003
- Eilandsverordening houdende regels mbt. de structuur en het functioneren van de amb-
telijke organisatie van het eilandgebied Saba (1997)
- J.L. Roos, Verslag ven analyse organisatieveranderingsplan Saba (1998)
- Eilandsbesluit BC Saba, houdende algemene maatregelen (1999)
- Ontwerp beleid personeelsaangelegenheden, jan 2001
- Policy plan on good governance of the Island Territory of Saba (1999-2002)
- BC Saba, Ontwerp jaarplan 2003
Sint Eustatius
- Jaarplan bestuurlijke ontwikkeling Sint Eustatius, 2003
- Lijst met ingediende achterstandsprojecten
Land
- Jaarplan bestuurlijke ontwikkeling van het land Nederlandse Antillen, 2003
- Concept gedragscode voor ambtenaren en bestuurders
- Nota over de structuur en het functioneren van de nieuwe Overheid
- Begroting landsoverheid 2003
- Conceptversie ICT plan
- ERNA
- LMA
- LOB
- LOL
- LAR
BASELINE STUDIE
1.1 Kader
Binnen de samenwerkingsrelatie tussen Nederland en de Nederlandse Antillen is in 1999 afge-
sproken om over te gaan tot een programmatische aanpak. In de loop van 2001 zijn hiertoe
programma’s geschreven op de in Nota Toekomst in Samenwerking aangegeven sectoren:
onderwijs, bestuurlijke ontwikkeling en duurzame economische ontwikkeling. Ten aanzien van
het de sector bestuurlijke ontwikkeling heeft dit geresulteerd in een samenwerkingsprogramma
Bestuurlijke Ontwikkeling.
Nadere gedachtenbepalingen hebben geleid tot het idee van een baselinestudie op basis van
nog te ontwikkelen smart-indicatoren.
Deze baselinestudie geeft gedeeltelijk invulling aan bovengenoemde afspraken ten aanzien van
het samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling.
Ter realisering van het programmadoel worden een zestal gebieden onderscheiden. Deze ge-
bieden zijn:
1. Het bestuurlijk apparaat: het versterken van het besef van en garanties voor publieke ver-
antwoordelijkheid met betrekking tot bestuur, beleidsbepaling, besluitvorming en beleids-
uitvoering.
2. Het ambtelijk apparaat: het optimaliseren van het geheel van personele, materiële en orga-
nisatorische middelen ter vervulling van overheidstaken.
3. Controle op het bestuur / checks & balances: het versterken van organen die een be-
langrijke rol spelen bij het controleren van het ambtelijk apparaat en het bestuur.
4. Vertrouwen in de overheid: het bewerkstelligen van een toename van het vertrouwen van
de burger in de overheid.
5. Financiën en begrotingsbeheer: het verder rationaliseren van de verwerving, allocatie, be-
steding en beheer van geldmiddelen.
2 De Opdracht
2.1 Doel
De doelstelling van de opdracht is het selecteren c.q. ontwikkelen van smart-indicatoren, op
basis waarvan een baselinestudie kan worden uitgevoerd ter vaststelling van de beginwaarden
van de indicatoren. In principe hebben de resultaten van de baseline-studie geen gevolgen voor
de in het samenwerkingsprogramma opgenomen subdoelstellingen en deelgebieden. De base-
line dient behalve ter monitoring en evaluatie van het samenwerkingsprogramma, enkel ter
vaststelling van de verschillende beginsituaties en waar mogelijk de internationale benchmar-
king op het gebied van Bestuurlijke Ontwikkeling. Vervolgens biedt het een vertrekpunt voor de
door de entiteiten vast te stellen streefwaarden en realisatie tijdstippen in hun jaarplannen.
2.2 Probleemstelling
Om monitoring en evaluatie van het samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling mo-
gelijk te maken dienen zowel op het niveau van de drie subdoelstellingen van het programma
als de daaruit voortvloeiende geïdentificeerde deelgebieden in het samenwerkingsprogramma,
(op basis van het SMART-model) indicatoren te worden geselecteerd c.q. ontwikkeld. Hiernaast
dienen op basis van nulmeting de beginwaarden ten aanzien van de genoemde indicatoren op
zowel programma- als entiteitniveau te worden vastgesteld en waar mogelijk gebenchmarkt aan
internationaal gehanteerde normen. De indicatoren ten aanzien van de deelgebieden, inclusief
de respectievelijke beginwaarden dienen in nauwe samenspraak met de verschillende entiteiten
als zijnde begunstigden te worden vastgesteld. Immers dienen deze indicatoren en de data uit
de baseline-studies als instrument voor de monitoring en evaluatie van de voortgang van de
eigen bestuurlijke ontwikkeling.
2.2 Resultaat/output
Na uitvoering van de baseline-studie zijn de volgende resultaten bereikt:
1. Indicatoren ten aanzien van de drie subdoelstellingen van het samenwerkings- pro-
gramma Bestuurlijke Ontwikkeling;
2. Indicatoren ten aanzien van de zes deelgebieden van het samenwerkingsprogramma
Bestuurlijke Ontwikkeling;
3. uitkomsten van de nulmeting ten aanzien van de drie subdoelstellingen van het sa-
menwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling;
4. uitkomsten van de nulmeting ten aanzien van de zes deelgebieden van het samenwer-
kingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling op de zes onderscheiden entiteiten;
5. Benchmarking van de resultaten van de nulmeting aan internationaal gehanteerde nor-
men waar mogelijk
3 Expertise
Voor het uitvoeren van de opdracht worden de volgende eisen gesteld aan de consultant:
• aantoonbare ruime ervaring met het uitvoeren van baselinestudies;
• aantoonbare ruime ervaring met het identificeren van indicatoren bij samenwerkingspro-
jecten;
• ruime ervaring met projecten inzake institutionele versterking;
• onafhankelijkheid;
• goede beheersing van de Nederlandse en Engelse taal;
4 Duur en planning
De duur van de opdracht is uiterlijk 2 maanden. De start is voorzien op 24 maart 2003 zodat de
werkzaamheden uiterlijk eind mei 2003 zijn afgerond.
Binnen twee weken zal commentaar op het conceptrapport worden geleverd. Hierbij zal het
commentaar van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de onder-
Twee weken na ontvangst van het commentaar dient de consultant het eindrapport op dezelfde
wijze als het concepteindrapport bij de Directie Bestuurlijke en Constitutionele Zaken, de zes
entiteiten en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in.
De offerte dient te worden ingediend in een gesloten enveloppe met op de buitenkant de ver-
melding: ’Offerte Baseline Studie Programma Bestuurlijke Ontwikkeling’, bij de Directie Bestuur-
lijke en Constitutionele Zaken, Columbustraat 19 D-E-F, uiterlijk op 7 maart 2003 vóór 17.00
uur. De gunning van de offerte zal plaatsvinden binnen 14 dagen na indiening van de offerte.
De afhandeling van de offertes en de gunning zullen geschieden op basis van Nederlands-
Antilliaanse wettelijke voorschriften, waarbij ook de ‘Richtlijnen voor het omgaan met consul-
tants van de Regering van de Nederlandse Antillen(25 april 1997) in acht worden genomen.
8 Achtergronddocumentatie
De documenten die de uitvoerder zal moeten bestuderen in de beginfase van zijn opdracht,
zullen in ieder geval moeten omvatten (tentatieve lijst):
• “Toekomst in Samenwerking. Nederland, Nederlandse Antillen en Aruba”, Directie Konink-
rijksrelaties, Den Haag 1999.
• Gemeenschappelijke verklaring inzake de meerjarige samenwerkingsprogramma’s Bestuur-
lijke Ontwikkeling, Onderwijs, Duurzame Economische Ontwikkeling, Nederlandse Antillen –
Nederland, 2002-2006, 11 december 2001
• Rapport Commissie Wijers, Nieuwe kaders, nieuwe kansen, juni 2002
• Samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling
• Jaarplannen Bestuurlijke Ontwikkeling van de verschillende entiteiten