You are on page 1of 49

Nederlands Spoedcursus

Les 6

Test deel 1

Schrijf je naam n
voornaam op de test.

40 minuten

Niet spieken!

DEEL 2:
HOE GAAT HET ERMEE?

WB p. 37 nr. 1

MAG IK VOORSTELLEN...?

Mag ik voorstellen...?

TB p. 36

woorden

woorden

Het feestje

Informeel

Formeel

Zichzelf voorstellen
[voornaam]

Zichzelf voorstellen.
[voornaam+achternaam]

Dag. Ik ben Paolo.


Dag Paolo. Ik ben Lisa.

Mag ik mij voorstellen?


Ronald Devries.
Aangenaam

Iemand anders voorstellen


[voornaam]

Iemand anders voorstellen.


[voornaam+achternaam]

Dit

is Paolo.
Dag Paolo. Ik ben Lisa.
Hallo.
Hoi.

Dit is meneer Devries.


Mag ik u voorstellen?
Meneer Devries.
Aangenaam

Gelijkheid

Respect

Even oefenen

WB. p. 38 nr. 1

Uitspraak van vocalen en tweeklanken

WB. p. 36 nr. 5+6

Korte vocalen

Lange vocalen

1 letter
Vocaal + consonant (+consonant)
= gesloten syllabe
!! Nooit op het einde van een
woord

2 letters
2 identieke vocalen + consonant
(+consonant)
= gesloten syllabe

Slang
Wel-kom
Kind
Bom
Brus-sel

Maan
Ex-cu-seer
Boom
Na-tuur-lijk
1 letter
vocaal + consonant + vocaal
= open syllabe
ma-nen
Stu-de-ren
Bo-men
Ex-cu-seer
Op het einde van een woord
Auto, collega
zee, mee, thee

Even oefenen

WB. p. 38-39 nr. 1+2

Kopie: dictee

Hoe gaat het ermee?

TB p. 39

Lees de dialoog in duos

Vragen hoe het gaat.


Vraag

Antwoord

Hoe gaat het (ermee)?


Hoe is het (ermee)?

Goed. Dank je/u.


En met jou/u?

Hoe gaat het met je/jou/u?


Hoe is het met je/jou/u?

Goed. Dank je/u.


En met jou/u?

Vragen hoe het gaat

Even oefenen

WB p. 40 nr. 1
WB p. 40 nr. 2+3
WB p. 41 nr. 5

Subject en object

TB p. 41

Subject en object

Subject en object

Subject en object

Subject en object

Subject en object

Subject en object

Subject en object

Subject

Object

Ik ben Jan.

An roept mij.
Met mij (!) gaat het goed.
Het gaat goed met me .

Jij (!) / je bent Jan.

An roept jou (!) / je.


Met jou (!) gaat het goed.
Het gaat goed met je.
An roept u.
Het gaat goed met u.

U bent Jan.
Hij is Jan.

An roept hem.
Het gaat goed met hem.

Wij zijn studenten.

An roept ons.
Het gaat goed met ons.

Jullie zijn studenten.

An roept jullie.
Het gaat goed met jullie.
An roept u.
Het gaat goed met u.

U bent studenten.
Zij (!)/ze zijn studenten.

An roept hen.
Het gaat goed met hen.

Even oefenen

WB p. 42 nr. 1
WB p. 42 nr. 2
WB p. 43 nr. 3

Kijk naar de klasfoto. Hoe gaat het?

Waar gaan we naartoe?

Hoe wordt de klank geschreven?


-

Met 1 letter: links

Met 2 letters: rechts

Het woordaccent
Het woordaccent/ klemtoon is heel belangrijk in het
Nederlands
luider en harder uitspreken
belangrijk om begrepen te worden

Weinig regels: goed luisteren en eventueel memoriseren


[] heeft normaal geen klemtoon
mevrouw, beleefd, vriendelijk, betalen, rustig
[mvrouw, bleeft, vriendlk, btalen, rustg]

Even oefenen
WB p. 41 nr. 4

Waar gaan we naartoe?


Klemtoon in het begin: links
(vb.dochter)
Klemtoon op het einde: rechts
(vb. meneer)

Wat is je adres?

TB p. 42

Wat is je adres?

TB p. 43

Het possessief pronomen

Dit is de krant
van Jan.

Het possessief pronomen

Dit is de krant
van Lies.

Het possessief pronomen

Dit is de krant
van Lies.

Het possessief pronomen

Dit is de krant
van Bart.

Het possessief pronomen

Dit is de krant
van An.

Het possessief pronomen

Dit is de krant
van de
studenten.

Het possessief pronomen

Dit het huis van


de studenten.

Het possessief pronomen

Dit is de krant
van de
studenten.

Het possessief pronomen

Dit is de krant
van de
studenten.

Het possessief pronomen

Dit is de krant
van de
studenten.

Subject

possessief

Ik ben Jan.

Dit is mijn krant.

Jij (!) / je bent Jan.

Dit is jouw krant.


Dit is je krant

U bent Jan.

Dit is uw krant.

Hij is Jan.
Zij is Lies.

Dit is zijn krant.


Dit is haar krant.

Wij zijn studenten.

Dit is onze krant.


Dit is ons huis.

Jullie zijn studenten.

Dit is jullie krant.

U bent studenten.

Dit is uw krant.

Zij (!)/ze zijn studenten.

Dit is hun krant.

Het ons
De onze

Even oefenen

WB p. 44-45 nr. 3
WB p. 45 nr. 4

Welk of welke?

De welke
Welke kinderen zijn van jou?
Welke chocolade wil je?
In welke straat woon je?
Het welk
Welk kind zie je graag?
Welk bier drink je graag?
Op welk nummer woon je?
Welk boek lees je?

Even oefenen
WB p. 44 nr. 1
WB p 44 nr. 2

De getallen
1

11

Elf

Twee

12

Twaalf

Drie

13

Dertien

Vier

14

Veertien

Vijf

15

Vijftien

Zes

16

Zestien

Zeven

17

Zeventien

Acht

18

Achttien

Negen

19

Negentien

10

Tien

20

Twintig

Tot twintig tellen

Verder tellen
20

Twintig

21

Eenentwintig

30

Dertig

32

Tweendertig

40

Veertig

43

Drienveertig

50

Vijftig

54

Vierenvijftig

60

Zestig

65

Vijfenzestig

70

Zeventig

76

zesenzeventig

80

Tachtig

87

Zevenentachtig

90

negentig

98

achtennegentig

Even oefenen

A: Dicteer de cijfers
B: Volg het parcours

Tellen tot 70.


7 x Y = VERSCHRIKKELIJK

You might also like