You are on page 1of 47

Nederlands Spoedcursus

Les 5

Even oefenen

WB p. 25 nr. 1+2

Je vindt een portefeuille en


belt naar de politie.

Wie is het?

DIT IS BELGI

Dit is Belgi

kopie

10 provincies

Regio

Inwoner

Adjectief

Taal in de
regio

Vlaanderen

de Vlaming

een Vlaamse
krant

het Vlaams
het Nederlands

Brussel

de
Brusselaar

een Brusselse
krant

het Brussels
(dialect)
het Frans

Walloni

de Waal

een Waalse
krant

het Waals
het Frans
het Duits

Mijn land is

Even oefenen
WB p. 28 nr. 1+2
WB p. 29 nr. 4

Kopie
Stel je land voor.

Mijn land is

GRAMMATICA

Woordvolgorde in het Nederlands

TB p. 33

Even oefenen

WB. p. 30 nr.1+2

Maak een zin die begint met het woord op het kaartje.

HERHALINGSOEFENINGEN

Nog even oefenen

WB p. 31-32 nr. 2
WB p. 33 nr. 3

1. Zoek de mensen van je gezin

Niet vergeten!

Donderdag 26/04
Test deel 1

DEEL 2:
HOE GAAT HET ERMEE?

WB p. 37 nr. 1

MAG IK VOORSTELLEN...?

Mag ik voorstellen...?

TB p. 36

woorden

woorden

Het feestje

Informeel

Formeel

Zichzelf voorstellen
[voornaam]

Zichzelf voorstellen.
[voornaam+achternaam]

Dag. Ik ben Paolo.


Dag Paolo. Ik ben Lisa.

Mag ik mij voorstellen?


Ronald Devries.
Aangenaam

Iemand anders voorstellen


[voornaam]

Iemand anders voorstellen.


[voornaam+achternaam]

Dit

is Paolo.
Dag Paolo. Ik ben Lisa.
Hallo.
Hoi.

Dit is meneer Devries.


Mag ik u voorstellen?
Meneer Devries.
Aangenaam

Gelijkheid

Respect

Even oefenen

WB. p. 38 nr. 1

Uitspraak van vocalen en tweeklanken

WB. p. 36 nr. 5+6

Korte vocalen

Lange vocalen

1 letter
Vocaal + consonant (+consonant)
= gesloten syllabe
!! Nooit op het einde van een
woord

2 letters
2 identieke vocalen + consonant
(+consonant)
= gesloten syllabe

Slang
Wel-kom
Kind
Bom
Brus-sel

Maan
Ex-cu-seer
Boom
Na-tuur-lijk
1 letter
vocaal + consonant + vocaal
= open syllabe
ma-nen
Stu-de-ren
Bo-men
Ex-cu-seer
Op het einde van een woord
Auto, collega
zee, mee, thee

Even oefenen

WB. p. 38-39 nr. 1+2

Kopie: dictee

Hoe gaat het ermee?

TB p. 39

Lees de dialoog in duos

Vragen hoe het gaat.


Vraag

Antwoord

Hoe gaat het (ermee)?


Hoe is het (ermee)?

Goed. Dank je/u.


En met jou/u?

Hoe gaat het met je/jou/u?


Hoe is het met je/jou/u?

Goed. Dank je/u.


En met jou/u?

Vragen hoe het gaat

Even oefenen

WB p. 40 nr. 1
WB p. 40 nr. 2+3
WB p. 41 nr. 5

Subject en object

TB p. 41

Subject en object

Subject en object

Subject en object

Subject en object

Subject en object

Subject en object

Subject en object

Subject

Object

Ik ben Jan.

An roept mij.
Met mij (!) gaat het goed.
Het gaat goed met me .

Jij (!) / je bent Jan.

An roept jou (!) / je.


Met jou (!) gaat het goed.
Het gaat goed met je.
An roept u.
Het gaat goed met u.

U bent Jan.
Hij is Jan.

An roept hem.
Het gaat goed met hem.

Wij zijn studenten.

An roept ons.
Het gaat goed met ons.

Jullie zijn studenten.

An roept jullie.
Het gaat goed met jullie.
An roept u.
Het gaat goed met u.

U bent studenten.
Zij (!)/ze zijn studenten.

An roept hen.
Het gaat goed met hen.

Even oefenen

WB p. 42 nr. 1
WB p. 42 nr. 2
WB p. 43 nr. 3

Kijk naar de klasfoto. Hoe gaat het?

You might also like